Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2020, 38286 | Convenanten |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2020, 38286 | Convenanten |
Partijen,
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw I.K. van Engelshoven, en Minister voor Basis en Voortgezet Onderwijs en Media, de heer A. Slob, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordigers van de Staat der Nederlanden, hierna: de ministers;
En
De gemeente Almere, te dezen vertegenwoordigd door de wethouder Jeugd, Onderwijs, Welzijn, Gezond in Almere, mevrouw R. Bosch, hierna: de gemeente;
En
De schoolbesturen, te dezen vertegenwoordigd door de voorzitter van het College van Bestuur van de Almeerse Scholen Groep (ASG), de heer H. Griffioen;
Stichting Prisma Almere
SKO Flevoland en Veluwe
Stichting Almere Speciaal
Almeerse Scholen Groep
CORDEO Scholengroep
hierna: de schoolbesturen;
En
De lerarenopleiding Hogeschool Windesheim, te dezen vertegenwoordigd door de directeur onderwijs Windesheim, de heer H. Moukaddim, hierna: de opleiding;
Overwegen het volgende,
– het personeelstekort in het primair onderwijs is een groeiend probleem;
– het personeelstekort kan alleen worden aangepakt in samenwerking tussen de ministers, schoolbesturen, scholen, lerarenopleidingen en gemeenten;
– de omvang van de tekorten verschilt per regio en neemt vooral snel toe in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Almere (hierna: de G5);
– het streven is om het personeelstekort in de G5 op een uniforme wijze in kaart te brengen;
– om de continuïteit, kwaliteit en kansengelijkheid van het onderwijs te waarborgen zijn extra maatregelen nodig;
– de schoolbesturen in Almere hebben in samenwerking met de gemeente Almere een noodplan opgesteld voor de korte termijn;
– het noodplan wordt ondersteund door de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraden van de schoolbesturen;
– 60% van de schoolbesturen onderschrijft het noodplan. Dat is 95,4% van het aantal scholen en 95,5% van het aantal leerlingen;
– de schoolbesturen hebben in de noodplannen solidariteitsafspraken, zoals het verminderen van het aantal kleine scholen, gemaakt over de aanpak van het personeelstekort en voeren die afspraken uit;
– de schoolbesturen in de G5 hebben een plan opgesteld met maatregelen voor de middellange termijn;
– in het kader van de uitvoering van het noodplan biedt het ministerie via de beleidsregel andere dag- en weekindeling op scholen in de G5 meer ruimte om andere professionals dan bevoegde leraren in te zetten en andere activiteiten aan te bieden binnen de onderwijstijd;
– daarnaast biedt het ministerie via de subsidieregeling zij-instroom PO G5 extra middelen, in aanvulling op de subsidieregeling zij-instroom, zodat er meer financiële ruimte komt voor de opleiding en begeleiding van zij-instromers;
– het ministerie biedt daarnaast financiële middelen voor de uitvoering zoals is afgesproken in dit convenant;
– er wordt een subsidieregeling opgesteld en op basis daarvan vindt de toekenning van de middelen plaats;
– de financiële middelen bedragen minder dan de schoolbesturen en gemeente hebben gevraagd om alle maatregelen uit het noodplan uit te voeren en daarom is een prioritering aangebracht door de schoolbesturen;
– bij de uitvoering van het convenant wordt rekening gehouden met een context van onzekerheid door de impact van het coronavirus op de samenleving en het onderwijs;
– de kennis die wordt opgedaan en de resultaten die worden gerealiseerd met de inzet van deze middelen in de G5 worden ook gedeeld met de rest van het land.
Spreken het volgende af:
In dit convenant (en de daarbij behorende bijlagen) wordt verstaan onder:
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
de vijf gemeenten met de grootste personeelstekorten in het primair onderwijs: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Almere;
plan van bevoegde gezagsorganen en de gemeente betreffende noodmaatregelen lerarentekort genaamd Noodplan Lerarentekort Almere;
de subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5;
de subsidie die de schoolbesturen ontvangen op basis van de subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5;
bijdrage van de schoolbesturen en gemeente in geld of in geld waardeerbaar exclusief reeds verstrekte subsidies door het Ministerie van OCW.
Het doel van dit convenant is om het personeelstekort in het primair onderwijs in Almere tegen te gaan en de continuïteit, kwaliteit en kansengelijkheid in het onderwijs te waarborgen.
De schoolbesturen in Almere nemen de volgende maatregelen:
A. Opzetten gezamenlijk begeleidingsprogramma voor nieuwe talenten binnen het onderwijs (maatregel 2 uit het noodplan).
B. Zorgen voor extra ondersteuning binnen de school (maatregel 5 uit het noodplan)
C. Specifieke scholing en werving van onderwijsassistenten en ander ondersteunend personeel. (maatregel 8 uit het noodplan).
D. Ondersteuning bieden met additionele en/of alternatieve invulling van lessen/dagdelen (maatregel 10 uit het noodplan).
E. Faciliteren van begeleiding van zij-instromers voor scholen (maatregel 1 uit het noodplan, gefinancierd vanuit de € 20.000 subsidie per zij-instromer en de subsidieregeling zij-instroom PO G5).
Daarmee worden de volgende resultaten beoogd:
Maatregel A:
• Door de extra coaching is het uitvalpercentage bij startende leraren jaarlijks kleiner dan 10%.
• Door intensivering van traject 5% minder mobiliteit vanuit Almere naar omliggend gebied ten opzichte van de periode 2018–2020.
Maatregel B:
• Verhoging tevredenheid onder leraren. Om beginwaarden vast te stellen wordt nulmeting gedaan. Uitgangspunt hierbij is om minimaal op niveau te zitten van de benchmark van de doelgroep.
• Lager ziekteverzuim onder leraren. Arbeidsgerelateerd verzuimpercentage op bestuursniveau van maximaal het landelijk gemiddelde van de sector of (indien hoger dan dat) een verlaging van het (arbeidsgerelateerd)verzuimpercentage van gemiddeld 0,2% per jaar. De meldfrequentie ligt op of onder 1,0.
• Door de inzet van extra ondersteuning binnen de scholen neemt de beleefde werkdruk af en het welbevinden binnen de beroepsgroep neemt toe. Om beginwaarden vast te stellen wordt nulmeting gedaan. Uitgangspunt hierbij is om minimaal op niveau te zitten van de benchmark van de doelgroep.
Maatregel C:
• In de komende vier jaar worden tussen de 40 en 60 onderwijsassistenten opgeleid tot leraar-ondersteuner.
• Het minimaliseren van uitval met een percentage onder de 10%.
Maatregel D:
• Structurele vacatureruimte wordt door anders organiseren gereduceerd.
• De kwaliteit van hele curriculum voor de leerlingen wordt versterkt.
• Men wordt op expertise ingezet, wat meer tevredenheid oplevert en minder werkdruk.
Maatregel E:
• Ieder schooljaar starten er 40 zij-instromers met het opleidingstraject.
• Het uitvalpercentage onder zij-instromers is jaarlijks kleiner dan 10%.
1. De ministers kennen financiële middelen toe op basis van de Subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5.
2. Deze financiële middelen worden toegekend bovenop de middelen voor de regionale aanpak van het personeelstekort en de verbetering van de zij-instroom zoals eerder zijn toegezegd door de ministers.
3. De schoolbesturen en gemeente dragen samen minstens een derde cofinanciering bij in het totaal van de subsidiabele kosten. De minimale bedragen staan in de subsidieregeling.
4. De cofinanciering wordt ingezet voor de uitvoering van het noodplan, maar hoeft niet voor dezelfde maatregel/maatregelen te worden ingezet als in artikel 3.1 is benoemd. Almere zet op de maatregelen A, B, C en D zoals genoemd in artikel 3, cofinanciering in.
5. Bij de subsidieaanvraag volgt een begroting met een prijsonderbouwing in de vorm van pxq (p=prijs en q=aantal).
1. De partijen verplichten zich mee te werken aan een monitorings- en evaluatieonderzoek.
2. Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen: (I) een brede kwantitatieve monitor en (II) een aanvullende kwantitatieve en een kwalitatieve zelfevaluatie door de besturen per stad.
3. De brede kwantitatieve monitor wordt centraal georganiseerd door het ministerie. De monitor geeft jaarlijks een beeld van de ontwikkelingen in de tekorten (o.a. ramingen Centerdata en eigen inventarisatie steden), de instroom (o.a. instroom in de opleiding en aantal zij-instromers), behoud (o.a. uitval en ziekteverzuim) en anders werken (o.a. aantal onderwijsondersteunend personeel en aantallen besturen en scholen die gebruik maken van de beleidsregel andere dag- en weekindeling).
4. De zelfevaluatie door de besturen per stad bevat in ieder geval een reflectie op de ontwikkeling van de tekorten in de stad, op de voortgang van de gemaakte afspraken in het convenant en de resultaten in 3.2, hoe tevreden besturen, opleiding en gemeente hiermee zijn en of de gekozen maatregelen worden voortgezet of aanpassing nodig is (voor zowel de maatregelen in 3.1 als 4.4). De zelfevaluaties worden vanaf 2021 jaarlijks uiterlijk 1 oktober opgeleverd.
5. Een onderzoeksbureau biedt op basis van het genoemde in artikel 5.3 en 5.4. en eventueel aanvullend onderzoek uiterlijk 1 september 2022 een tussentijds verslag aan. Op basis hiervan kan de aanpak zoals in dit convenant is afgesproken worden bijgesteld. Het onderzoeksbureau biedt het eindverslag uiterlijk 1 februari 2024 aan partijen aan. Beide verslagen worden openbaar gemaakt.
6. Op basis van de brede monitor en zelfevaluaties kan de inzet van de subsidie jaarlijks worden bijgesteld. Ook kan dan worden ingezet voor de maatregelen 3, 4, 6, 7 en 9 in het noodplan.
7. De kosten van de brede monitor en het onderzoeksbureau worden door het Ministerie van OCW bekostigd. De zelfevaluatie bekostigen de besturen zelf.
1. Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van dit convenant.
2. Partijen treden met elkaar in overleg indien één of meerdere bepalingen van dit convenant onverbindend blijken te zijn. Het convenant wordt zo gewijzigd dat het geen onverbindende bepalingen meer bevat en dat het doel dat met dit convenant wordt beoogd zoveel mogelijk wordt bereikt.
3. Het in het eerste en tweede lid bedoelde overleg vindt plaats binnen drie maanden nadat een partij de wens hiertoe aan de andere partij schriftelijk kenbaar heeft gemaakt.
4. Wijzigingen aan het convenant behoeft de schriftelijke instemming van alle partijen.
5. De wijziging en de verklaring(en) tot instemming worden als bijlage aan het convenant gehecht.
6. Ingeval het overleg niet binnen drie maanden tot overeenstemming leidt, geldt de beëindigingsregeling zoals deze zijn opgenomen in artikel 8 van dit convenant.
1. Elke partij kan het convenant tussentijds met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.
2. Wanneer een partij het convenant tussentijds opzegt, beraden de overige partijen zich over de gevolgen daarvan voor het convenant.
3. Indien een partij opzegt kan dit gevolgen hebben voor de subsidieverlening.
4. In geval van beëindiging van het convenant krachtens opzegging is geen van de partijen jegens een andere partij schadeplichtig.
1. Onverminderd wat in het convenant is vastgelegd, kan elk van de partijen het convenant door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden indien de andere partij in verzuim is, dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.
2. Indien een van de partijen gedurende een bij dit convenant te bepalen periode ten gevolge van overmacht haar verplichtingen op grond van dit convenant niet kan nakomen, heeft de andere partij het recht dit convenant door middel van een aangetekend schrijven met onmiddellijke ingang buiten rechte geheel of gedeeltelijk te ontbinden, zonder dat daardoor enig recht op schadevergoeding zal ontstaan.
3. Ingeval van overmacht gaan partijen niet eerder tot ontbinding over dan nadat een termijn van zes maanden is verstreken, tenzij partijen een andere termijn overeenkomen.
Dit convenant treedt in werking op 1 september 2020 en eindigt op 31 augustus 2024. Partijen treden uiterlijk drie maanden voor laatstgenoemde datum in overleg over voortzetting van dit convenant.
De volgende bij dit convenant behorende bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit convenant:
Noodplan Lerarentekort Almere
Ingeval van strijdigheid tussen het bepaalde in een bijlage en het convenant prevaleert het convenant.
1. Binnen 30 dagen na ondertekening van dit convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.
2. Bij wijzigingen in het convenant vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing.
3. Van toetreden, uittreden, opzeggen of ontbinden wordt melding gemaakt in de Staatscourant.
Aldus overeengekomen en in vijfvoud ondertekend, Den Haag, 9 juli
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
De wethouder Welzijn, Jeugd, Onderwijs, Ouderen en Gezondheid, gemeente Almere R. Bosch
De schoolbesturen H. Griffioen
De lerarenopleiding, H. Moukaddim
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-38286.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.