Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2019, 316 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2019, 316 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 10 juli 2019, nr. WJZ/9177124 (6732), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;
Gelet op de artikelen 8, vierde lid, 12, zesde en zevende lid, 15, zesde lid, 16, derde lid, 17, derde lid, 18, vierde lid, 19, derde lid, 20, zevende lid, 21, vierde lid, 22, derde lid, en 24, tweede lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers, de artikelen 42a, eerste lid, 43, eerste lid, en 70, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 40b, eerste lid, 42, eerste lid, 69, tweede lid, en 120, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 27b, eerste lid, en 106, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 46, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES en de artikelen 65, eerste lid, en 187, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 augustus 2019, nr. W05.19.0211/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 23 september 2019, nr. WJZ/16522975 (6732), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:
het onderricht in de praktijk van het beroep, bedoeld in artikel 7.2.8, eerste lid, WEB of artikel 7.2.7, eerste lid, WEB BES;
centrale eindtoets of andere eindtoets, bedoeld in artikel 9b WPO of artikel 18b WEC;
a. aan een school voor voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs: de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg, bedoeld in artikel 10b, WVO of artikel 18 WVO BES, de gemengde leerweg, bedoeld in artikel 10d, WVO of artikel 29 WVO BES, of de theoretische leerweg, bedoeld in artikel 10 WVO of artikel 16 WVO BES;
b. aan een beroepsopleiding: de beroepsopleidende leerweg of de beroepsbegeleidende leerweg, bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, WEB of artikel 7.2.2, tweede lid, WEB BES, of een andere leerweg als bedoeld in artikel 1.4.1, lid 1a, WEB of artikel 1.4.1, negende lid, WEB BES;
onderwijsdeelnemer aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO of de WEC:
a. die behoort tot de Molukse bevolkingsgroep;
b. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Griekenland, Italië, het voormalige Joegoslavië, Kaapverdië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië of Turkije;
c. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname of een van de Caribische delen van het Koninkrijk;
d. van wie ten minste een van de ouders of voogden als vreemdeling rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder c of d, van de Vreemdelingenwet 2000, of
e. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit een ander niet-Engelstalig land buiten Europa, echter met uitzondering van Indonesië;
opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, WEB of artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, WEB BES;
aanduiding dat een opleiding vavo, beroepsopleiding of opleiding voor hoger onderwijs in voltijd, in deeltijd of, voor zover het een opleiding voor hoger onderwijs betreft, als duale opleiding wordt of is gevolgd;
orthopedagogisch-didactisch centrum als bedoeld in artikel 18a, lid 10a, WPO of artikel 17a, lid 10a, WVO;
rechtspersoon voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel aa, WHW;
samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, eerste lid, WPO of artikel 17a, eerste lid, WVO;
schooladvies, bedoeld in artikel 42, tweede lid, WPO of artikel 43, tweede lid, WEC;
startkwalificatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, LPW.
1. Deze paragraaf is van toepassing op onderwijsdeelnemers die zijn of waren ingeschreven aan een door het Rijk bekostigde onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO, WEC, WVO of WHW, of aan een door het Rijk bekostigde opleiding vavo of beroepsopleiding verzorgd door een onderwijsinstelling als bedoeld in de WEB.
2. Deze paragraaf is van toepassing op onderwijsdeelnemers die zijn of waren ingeschreven aan een niet door het Rijk bekostigde onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO of de WVO, aan een niet door het Rijk bekostigde opleiding vavo of beroepsopleiding, of aan een opleiding verzorgd door een rechtspersoon voor hoger onderwijs, met uitzondering van:
a. artikel 8, vijfde lid, wat betreft een inschrijving aan een niet door het Rijk bekostigde school als bedoeld in artikel 56 WVO;
b. artikel 5, derde lid, onderdelen b tot en met e, wat betreft een inschrijving aan een niet door het Rijk bekostigde opleiding vavo aan een instelling als bedoeld in artikel 1.4a.1 WEB;
c. de artikelen 5, derde lid, onderdelen b, c en e, en 8, zesde lid, onderdelen b en c, wat betreft een inschrijving aan een niet door het Rijk bekostigde beroepsopleiding aan een instelling als bedoeld in artikel 1.4.1 WEB; en
d. de artikelen 5, vierde lid, onderdeel c, en 8, zevende lid, wat betreft een inschrijving aan een rechtspersoon voor hoger onderwijs.
3. Deze paragraaf is van toepassing op onderwijsdeelnemers die zijn of waren ingeschreven aan een door het Rijk bekostigde onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO BES, de WVO BES of de WEB BES, met uitzondering van:
a. artikel 8, eerste lid, onderdelen a, c en d, wat betreft een inschrijving aan een door het Rijk bekostigde onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO BES;
b. artikel 8, vijfde lid, onderdelen b en c, wat betreft een door het Rijk bekostigde onderwijsinstelling als bedoeld in de WVO BES; en
c. de artikelen 5, derde lid, onderdeel e, en 7, vijfde lid, onderdelen d tot en met f, wat betreft een door het Rijk bekostigde beroepsopleiding aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WEB BES.
4. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder een onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WVO mede verstaan een onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een agrarisch opleidingscentrum, voor zover hij voorbereidend beroepsonderwijs volgt.
Het register onderwijsdeelnemers bevat van elke onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling voor zover van toepassing de volgende typen basisgegevens:
a. identificerende gegevens;
b. inschrijvingsgegevens;
c. opleidingsgegevens;
d. resultaatgegevens;
e. overige basisgegevens.
1. De basisgegevens omvatten van elke onderwijsdeelnemer voor zover van toepassing de volgende identificerende gegevens:
a. de geslachtsnaam;
b. de voornamen;
c. het geslacht;
d. het adres;
e. de postcode;
f. de geboortedatum;
g. de overlijdensdatum;
h. de geboorteplaats;
i. het geboorteland;
j. het geboorteland van elk van de ouders;
k. de nationaliteit, waaronder begrepen gegevens waaruit blijkt of de onderwijsdeelnemer op grond van artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000 met een Nederlander wordt gelijkgesteld;
l. het verblijf in en het vertrek uit Nederland; of
m. het verblijfsrecht van de vreemdeling.
2. Indien de identificerende gegevens niet kunnen worden ontleend aan de basisregistratie personen, dan zijn de identificerende gegevens die behoren tot de basisgegevens de gegevens, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid.
1. De basisgegevens omvatten van elke onderwijsdeelnemer de volgende inschrijvingsgegevens:
a. het registratienummer van de onderwijsinstelling of, indien van toepassing, van het onderdeel daarvan waar de onderwijsdeelnemer onderwijs volgt;
b. de datum van inschrijving;
c. de datum van uitschrijving of beëindiging van de inschrijving.
2. Van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WEC omvatten de basisgegevens voorts de volgende inschrijvingsgegevens:
a. de begin- en einddatum van de periode waarvoor de onderwijsdeelnemer toelaatbaar is verklaard tot het speciaal dan wel voortgezet speciaal onderwijs;
b. indien de onderwijsdeelnemer is toegelaten tot het speciaal onderwijs met toepassing van artikel 40, derde lid, tweede volzin, WEC, de indicatie voor het soort verblijf;
c. indien het een inschrijving betreft op een school als bedoeld in de WEC niet zijnde een instelling als bedoeld in de WEC, het registratienummer van het samenwerkingsverband dat de onderwijsdeelnemer toelaatbaar heeft verklaard tot het speciaal dan wel voortgezet speciaal onderwijs en het volgnummer van de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40, tiende en twaalfde lid, WEC.
3. Van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een opleiding vavo of een beroepsopleiding omvatten de basisgegevens voor zover van toepassing voorts de volgende inschrijvingsgegevens:
a. indien de inschrijving betrekking heeft op een beroepsopleiding: de datum van wijziging van de inschrijving;
b. de hoogste vooropleiding;
c. de inschrijvingsvorm;
d. het samenwerkingscollege, bedoeld in artikel 8.6.1 WEB of artikel 8.6.1 WEB BES, waar het onderwijs wordt gevolgd;
e. voor zover de onderwijsinstelling dat wenst, de organisatorische eenheid, bedoeld in artikel 9.1.7, eerste lid, onderdeel c, WEB waarbinnen de onderwijsdeelnemer zijn opleiding vavo of beroepsopleiding volgt;
f. de reden van beëindiging van de inschrijving.
4. Van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WHW omvatten de basisgegevens voorts de volgende inschrijvingsgegevens:
a. de vooropleiding;
b. de inschrijvingsvorm;
c. de reden van beëindiging van de inschrijving.
1. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO of de WPO BES de volgende opleidingsgegevens:
a. de groep;
b. indien van toepassing voor- en vroegschoolse educatie.
2. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WEC voor zover van toepassing de volgende opleidingsgegevens:
a. de soort onderwijs;
b. de onderwijssoort, bedoeld in artikel 2, tweede lid, WEC, dan wel het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, WEC;
c. de groep of het leerjaar;
d. het uitstroomprofiel, bedoeld in artikel 14, eerste lid, WEC;
e. de schoolsoort, bedoeld in artikel 14a WEC;
f. de leerweg van het onderwijs, bedoeld in artikel 14a WEC;
g. het profiel van het onderwijs, bedoeld in artikel 14a WEC.
3. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WVO of de WVO BES voor zover van toepassing de volgende opleidingsgegevens:
a. het leerjaar;
b. de schoolsoort;
c. de leerweg;
d. het profiel.
4. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een opleiding vavo voor zover van toepassing de volgende opleidingsgegevens:
a. de opleidingsvorm;
b. de opleiding;
c. het programma voortgezet algemeen volwassenenonderwijs;
d. het aantal uren per week dat onderwijs wordt gevolgd aan de instelling.
5. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een beroepsopleiding de volgende opleidingsgegevens:
a. de opleidingsvorm;
b. de code, bedoeld in artikel 6.4.1, tweede lid, onderdeel a, WEB, van het opleidingsdomein, het kwalificatiedossier of de kwalificatie waarvoor de onderwijsdeelnemer is ingeschreven, of de kwalificatie, bedoeld in artikel 7.1.3 WEB BES;
c. bij inschrijving voor een opleidingsdomein of een kwalificatiedossier: het niveau, bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, WEB, van de beroepsopleiding;
d. de leerweg.
6. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WHW de volgende opleidingsgegevens:
a. de opleidingsvorm;
b. de opleiding of opleidingen dan wel, voor zover het de Open Universiteit of een rechtspersoon voor hoger onderwijs betreft, de onderwijseenheid of onderwijseenheden waarvoor de onderwijsdeelnemer is ingeschreven;
c. de opleidingsfase.
1. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO voor zover van toepassing de volgende resultaatgegevens:
a. de uitslag van de eindtoets of, indien geen eindtoets is afgelegd, de reden daarvan;
b. het schooladvies;
2. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WEC voor zover van toepassing de volgende resultaatgegevens:
a. wat betreft het speciaal onderwijs:
1°. de uitslag van de eindtoets, het niveau waarop de eindtoets is afgelegd en indien geen eindtoets is afgelegd de reden daarvan; en
2°. het schooladvies.
b. wat betreft het voortgezet speciaal onderwijs, indien examen wordt of is afgelegd ingevolge artikel 14a, eerste lid, onderdeel b, of artikel 14b WEC:
1°. de vakken waarin examen is afgelegd;
2°. de cijfers van het schoolexamen alsmede in voorkomend geval, het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk vwo of havo betrekking heeft of de beoordeling en het thema van het profielwerkstuk vmbo;
3°. de cijfers van het centraal examen;
4°. de rekentoets waarvoor het eindcijfer is vastgesteld met het bijbehorende niveau, alsmede of gebruik is gemaakt van de rekentoets ER;
5°. de eindcijfers;
6°. de uitslag van het eindexamen of deeleindexamen en de datum waarop deze uitslag is bepaald;
7°. het behaalde diploma.
3. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WVO of de WVO BES voor zover van toepassing de volgende resultaatgegevens:
a. de vakken waarin examen is afgelegd;
b. de cijfers van het schoolexamen alsmede in voorkomend geval, het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk vwo of havo betrekking heeft of de beoordeling en het thema van het profielwerkstuk vmbo;
c. de cijfers van het centraal examen;
d. de rekentoets waarvoor het eindcijfer is vastgesteld met het bijbehorende niveau, alsmede of gebruik is gemaakt van de rekentoets ER;
e. de eindcijfers;
f. de uitslag van het eindexamen of deeleindexamen en de datum waarop deze uitslag is bepaald;
g. het behaalde diploma.
4. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een opleiding vavo voor zover van toepassing de volgende resultaatgegevens:
a. de behaalde certificaten en de data waarop de certificaten zijn behaald;
b. de vakken waarin examen is afgelegd;
c. de cijfers van het schoolexamen alsmede in voorkomend geval, het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk vwo of havo betrekking heeft of de beoordeling en het thema van het profielwerkstuk vmbo;
d. de cijfers van het centraal examen;
e. de rekentoets waarvoor het eindcijfer is vastgesteld met het bijbehorende niveau, alsmede of gebruik is gemaakt van de rekentoets ER;
f. de eindcijfers;
g. de uitslag van het eindexamen of het deeleindexamen;
h. het behaalde diploma en de datum waarop het diploma is behaald.
5. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een beroepsopleiding voor zover van toepassing de volgende resultaatgegevens:
a. het uitstroomniveau of het behaalde diploma of certificaat;
b. de datum waarop het diploma of certificaat is behaald;
c. het eindcijfer of de eindcijfers van bij ministeriële regeling aan te wijzen examenonderdelen;
d. de onderdelen van een kwalificatie en de keuzedelen waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 7.2.3, eerste lid, WEB en die met goed gevolg zijn afgesloten;
e. de keuzedelen waarin examen is afgelegd en die met goed gevolg zijn afgesloten alsmede de datum waarop de keuzedelen met goed gevolg zijn afgesloten;
f. de keuzedelen waarin examen is afgelegd en die niet met goed gevolg zijn afgesloten.
6. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WHW voor zover van toepassing de volgende resultaatgegevens:
a. de datum van het afsluitend examen van een bacheloropleiding;
b. de datum van het afsluitend examen van een masteropleiding, een opleiding als bedoeld in artikel 18.15, WHW, of een associate degree-opleiding.
1. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO of de WPO BES voor zover van toepassing de volgende gegevens:
a. de aanduiding dat het betreft een onderwijsdeelnemer met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, indien het betreft een onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven op een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 WPO, dan wel de aanduiding dat het betreft een onderwijsdeelnemer met een niet-Nederlandse culturele achtergrond met uitzondering van onderwijsdeelnemers van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname of een van de Caribische delen van het Koninkrijk, indien het betreft een onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven op een basisschool als bedoeld in artikel 1 WPO;
b. de bekostigingsindicatie;
c. de begin- en einddatum van de periode waarvoor er voor de onderwijsdeelnemer een ontwikkelingsperspectief als bedoeld in artikel 40a WPO is vastgesteld, indien het betreft een onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven op een basisschool als bedoeld in artikel 1 WPO;
d. de begin- en einddatum van de periode waarvoor de onderwijsdeelnemer geplaatst is op een orthopedagogisch-didactisch centrum, en het registratienummer van het orthopedagogisch-didactisch centrum.
2. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WEC voor zover van toepassing de volgende gegevens:
a. de aanduiding dat het betreft een onderwijsdeelnemer met een niet-Nederlandse culturele achtergrond;
b. de bekostigingsindicatie;
c. de bekostigingscategorie, bedoeld in de artikelen 118, tiende lid, en 132, vierde lid, WPO en de artikelen 85b, derde lid, en 89a, derde lid, WVO.
3. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO, de WVO of de WEB, of aan een school als bedoeld in de WEC, en die conform de taakomschrijving, bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onderdeel b, WEC, wordt of is begeleid door een aan een instelling als bedoeld in de WEC verbonden leraar de volgende gegevens:
a. het registratienummer van de instelling waaraan die leraar is verbonden, en
b. de begin- en de einddatum van de periode waarvoor de onderwijsdeelnemer wordt of is begeleid.
4. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO, de WVO of de WEB, of aan een school als bedoeld in de WEC, die wordt of is begeleid door een leraar verbonden aan de school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs «De Waterlelie» te Cruquius of de school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs «De Berkenschutse» te Heeze de volgende gegevens:
a. het registratienummer van de onderwijsinstelling waaraan die leraar is verbonden, en
b. de begin- en de einddatum van de periode waarvoor de onderwijsdeelnemer wordt of is begeleid.
5. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WVO of de WVO BES voor zover van toepassing de volgende gegevens:
a. de aanduiding van de minderheidsgroep en de verblijfsduur in Nederland, voorzover de desbetreffende minderheidsgroep of verblijfsduur als categorie is opgenomen in een ministeriële regeling waarin voorschriften zijn vastgesteld omtrent toekenning van een aanvullende vergoeding voor personeelskosten als bedoeld in artikel 85a, eerste lid, WVO of artikel 155, eerste lid, WVO BES;
b. de begin- en de einddatum van de periode waarvoor er voor de onderwijsdeelnemer, niet zijnde een onderwijsdeelnemer van een school voor praktijkonderwijs, een ontwikkelingsperspectief als bedoeld in artikel 26 WVO is vastgesteld; en
c. de begin- en de einddatum van de periode waarvoor een onderwijsdeelnemer geplaatst is op een orthopedagogisch-didactisch centrum en het registratienummer van het orthopedagogisch-didactisch centrum.
6. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een beroepsopleiding voor zover van toepassing de volgende gegevens:
a. de omvang van de beroepspraktijkvorming, de datum van begin en einde daarvan, de afsluitdatum van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst, het betrokken bedrijf dat of de betrokken organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt en het opleidingsdomein, het kwalificatiedossier, de kwalificatie of het keuzedeel waarop de beroepspraktijkvorming is gebaseerd;
b. het al dan niet hebben van een handicap of chronische ziekte die extra ondersteuning vraagt van de onderwijsinstelling;
c. het al dan niet voor bekostiging in aanmerking komen van de onderwijsdeelnemer of het diploma.
7. De basisgegevens omvatten van de onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WHW gegevens over het al dan niet vrijgesteld zijn van het betalen van collegegeld op grond van de artikelen 7.47a of 7.48, eerste en tweede lid, WHW.
Het register onderwijsdeelnemers bevat als onderdeel van de vrijstellingsgegevens van elke onderwijsdeelnemer van wie op grond van deze paragraaf vrijstellingsgegevens in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen de volgende identificerende gegevens:
a. het geslacht;
b. de postcode;
c. de geboortedatum.
Het register onderwijsdeelnemers bevat van de onderwijsdeelnemer van wie het college van burgemeester en wethouders heeft ingestemd met de aanvraag, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, of 3b, eerste lid, LPW de volgende vrijstellingsgegevens:
a. het gegeven dat het een vervangende leerplicht betreft;
b. de begin- en einddatum van de vervangende leerplicht;
c. of eerder vervangende leerplicht is toegestaan.
Het register onderwijsdeelnemers bevat van de onderwijsdeelnemer voor wie op grond van artikel 5 of 5a LPW een beroep is gedaan op vrijstelling van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als bedoeld in die wet als onderwijsdeelnemer aan een onderwijsinstelling staat ingeschreven de volgende vrijstellingsgegevens:
a. het gegeven dat het een vrijstelling van de leerplicht betreft;
b. de begin- en einddatum van de vrijstelling;
c. of eerder een beroep op vrijstelling van de leerplicht is gedaan.
Het register onderwijsdeelnemers bevat van de onderwijsdeelnemer voor wie door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 15 LPW vrijstelling is verleend van de in artikel 4a LPW opgelegde verplichting de volgende vrijstellingsgegevens:
a. het gegeven dat het een vrijstelling van de leerplicht betreft;
b. de begin- en einddatum van de vrijstelling;
c. of eerder beroep is gedaan op vrijstelling van de leerplicht.
1. Het register onderwijsdeelnemers bevat als onderdeel van de verzuimgegevens van elke onderwijsdeelnemer van wie op grond van deze paragraaf verzuimgegevens in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen, voor zover van toepassing de volgende identificerende gegevens:
a. de geslachtsnaam;
b. de voornamen;
c. het geslacht;
d. het adres;
e. de postcode;
f. de geboortedatum;
g. de overlijdensdatum.
2. Indien het verblijfadres van de onderwijsdeelnemer afwijkt van het adres van de onderwijsdeelnemer zoals dat is opgenomen in de basisregistratie personen, dan bevat het register onderwijsdeelnemers als onderdeel van de verzuimgegevens in afwijking van het eerste lid, onderdelen d en e, het verblijfadres en de postcode daarvan.
Het register onderwijsdeelnemers bevat van de onderwijsdeelnemer, bedoeld in artikel 21a LPW, artikel 8.1.8a WEB, artikel 47b WEC of artikel 28a WVO, voor zover van toepassing de volgende verzuimgegevens:
a. het gegeven of de onderwijsdeelnemer al dan niet beschikt over een startkwalificatie;
b. begindatum verzuim;
c. einddatum verzuim;
d. de vermoedelijke soort verzuim;
e. de vermoedelijke reden van het verzuim;
f. of alle lessen zijn gemist;
g. de door de onderwijsinstelling ondernomen actie;
h. of actie door de gemeente gewenst is, onder vermelding van de prioriteit daarvan, en een toelichting indien geen actie door de gemeente gewenst is;
i. de naam van de leslocatie;
j. naam, functie, telefoonnummer en e-mailadres van de contactpersoon bij de onderwijsinstelling;
k. telefoonnummer of telefoonnummers van de onderwijsdeelnemer of ouder;
l. een specificatie van verzuimdagen en verzuimuren;
m. de status van de melding;
n. indien de melding is afgesloten, de reden daarvoor;
o. indien de melding is afgesloten, een opmerking daarbij;
p. naam, functie, telefoonnummer en e-mailadres van de gemeentelijke contactpersoon.
Het register onderwijsdeelnemers bevat als onderdeel van de diplomagegevens van elke onderwijsdeelnemer van wie op grond van deze paragraaf diplomagegevens in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen, voor zover van toepassing de volgende identificerende gegevens:
a. de geslachtsnaam;
b. de voornamen;
c. het geslacht;
d. de geboortedatum;
e. de overlijdensdatum.
Diplomagegevens kunnen betrekking hebben op:
a. getuigschriften van met goed gevolg afgelegde propedeutische examens van door het Rijk bekostigde opleidingen hoger beroepsonderwijs en met goed gevolg afgelegde afsluitende examens van door het Rijk bekostigde opleidingen hoger onderwijs, met uitzondering van de opleidingen, bedoeld in artikel 7.8a, eerste lid, WHW, en de programma’s, bedoeld in artikel 7.8a, eerste lid, WHW, zoals dat luidde op 31 december 2017, die op of na 1 januari 1996 zijn afgegeven door instellingen als bedoeld in de onderdelen a, b, c en g van de bijlage bij de WHW;
b. getuigschriften van met goed gevolg afgelegde afsluitende examens van door het Rijk bekostigde opleidingen hoger onderwijs die op of na een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip zijn afgegeven door de instelling, bedoeld in onderdeel h van de bijlage bij de WHW;
c. getuigschriften van met goed gevolg afgelegde afsluitende examens van door het Rijk bekostigde opleidingen hoger onderwijs die op of na 1 januari 2010 zijn afgegeven door instellingen als bedoeld in onderdeel i van de bijlage bij de WHW;
d. getuigschriften van met goed gevolg afgelegde examens van niet door het Rijk bekostigde opleidingen als bedoeld in artikel 7.3b WHW die op of na 1 januari 2018 zijn afgegeven door instellingen als bedoeld in de bijlage bij de WHW;
e. getuigschriften van met goed gevolg afgelegde examens van niet door het Rijk bekostigde opleidingen als bedoeld in de artikelen 7.3a en 7.3b WHW die op of na 1 januari 2018 zijn afgegeven door rechtspersonen voor hoger onderwijs;
f. getuigschriften van met goed gevolg afgelegde afsluitende examens van de door het Rijk bekostigde associate degree-opleidingen, bedoeld in artikel 7.8a, eerste lid, WHW en van de door het Rijk bekostigde associate degree-programma’s, bedoeld in artikel 7.8a, eerste lid, WHW zoals dat luidde op 31 december 2017, die op of na 1 januari 2007 zijn afgegeven door instellingen als bedoeld in de onderdelen a, b, c en g, van de bijlage bij de WHW;
g. getuigschriften van met goed gevolg afgelegde afsluitende examens van niet door het Rijk bekostigde associate degree-opleidingen als bedoeld in artikel 7.8a, eerste lid, WHW en van niet door het Rijk bekostigde associate degree-programma’s als bedoeld in artikel 7.8a, eerste lid, WHW zoals dat luidde op 31 december 2017, die op of na 1 januari 2018 zijn afgegeven door rechtspersonen voor hoger onderwijs;
h. diploma’s, resultatenlijsten en certificaten van door het Rijk bekostigde beroepsopleidingen die op of na 1 januari 2007 zijn afgegeven door instellingen als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, WEB;
i. diploma’s en certificaten van niet door het Rijk bekostigde beroepsopleidingen die op of na 1 januari 2012 zijn afgegeven door andere dan in artikel 1.1.1, onderdeel b, WEB bedoelde instellingen of instellingen als bedoeld in die wet ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 1.4.1, eerste lid of lid 1a, WEB;
j. diploma’s, cijferlijsten en certificaten van opleidingen vavo die op of na 1 januari 2007 zijn afgegeven door instellingen als bedoeld in artikel 1.3.1, derde lid, WEB;
k. diploma’s, cijferlijsten en certificaten van niet door het Rijk bekostigde opleidingen vavo die op of na 1 januari 2012 zijn afgegeven door andere dan in artikel 1.1.1, onderdeel b, WEB bedoelde instellingen of instellingen als bedoeld in die wet ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 1.4a.1, eerste lid, WEB;
l. diploma’s en cijferlijsten van onderwijs als bedoeld in artikel 2 WVO, die op of na 1 januari 2006 zijn afgegeven door scholen als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van die wet aan onderwijsdeelnemers die aan de desbetreffende onderwijsinstelling waren ingeschreven;
m. diploma’s en cijferlijsten van onderwijs als bedoeld in artikel 2 WVO die op of na 1 januari 2012 zijn afgegeven door scholen als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van die wet aan onderwijsdeelnemers die aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de WEC waren ingeschreven;
n. diploma’s en cijferlijsten die op of na 1 januari 2012 zijn afgegeven door scholen die zijn aangewezen op grond van artikel 56 WVO;
o. diploma’s en cijferlijsten van onderwijs als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel b, en artikel 14b WEC die op of na 1 augustus 2013 zijn afgegeven door scholen voor voortgezet speciaal onderwijs;
p. diploma’s, cijferlijsten en certificaten van staatsexamens als bedoeld in artikel 60, eerste lid, WVO die op of na 1 januari 2011 zijn afgegeven door het College voor toetsen en examens;
q. diploma’s en certificaten van staatsexamens als bedoeld in artikel 60, tweede lid, WVO die op of na 1 januari 2011 zijn afgegeven door het College voor toetsen en examens;
r. diploma’s voor het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet inburgering die op of na 1 januari 2007 zijn afgegeven.
1. Het register onderwijsdeelnemers bevat van de onderwijsdeelnemer voor wie een waardedocument als bedoeld in artikel 16 is afgegeven de volgende diplomagegevens:
a. het soort waardedocument;
b. de naam van de organisatie die het waardedocument heeft uitgereikt.
2. Voor zover van toepassing bevat het register onderwijsdeelnemers voorts de volgende diplomagegevens:
a. in geval van een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met g: de gegevens, bedoeld in artikel 6, zesde lid, onderdelen b en c, en artikel 7, zesde lid;
b. in geval van een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdelen h of i: de kwalificatie, het onderdeel van de kwalificatie of het keuzedeel en de gegevens, bedoeld in artikel 7, vijfde lid, onderdelen a tot en met e;
c. in geval van een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdelen j of k: de gegevens bedoeld in artikel 7, vierde lid;
d. in geval van een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdelen l, m of n: de gegevens, bedoeld in artikel 6, derde lid, onderdelen b tot en met d, en artikel 7, derde lid;
e. in geval van een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdeel o: de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdelen e tot en met g, en artikel 7, tweede lid, onderdeel b;
f. in geval van een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdeel p: het behaalde diploma of certificaat, de vakken en de rekentoets waarin examen is afgelegd, de cijfers van het college-examen, het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk vwo of havo betrekking heeft, dan wel het thema alsmede de beoordeling van het profielwerkstuk vmbo, de cijfers van het centraal examen, de eindcijfers en de uitslag van het staatsexamen;
g. in geval van een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdeel q: het behaalde diploma of certificaat, het programma en de datum waarop het diploma of certificaat is behaald;
h. in geval van een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdeel r: het behaalde diploma, het niveau, het profiel en de datum waarop het diploma is behaald.
1. Het bestuur van een onderwijsinstelling levert aan Onze Minister met het persoonsgebonden nummer de volgende basisgegevens van elke onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan die onderwijsinstelling:
a. de identificerende gegevens die deel uitmaken van de basisgegevens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen c, e en f;
b. de inschrijvingsgegevens, bedoeld in artikel 5, met uitzondering van het derde lid, onderdeel b, van dat artikel;
c. de opleidingsgegevens, bedoeld in artikel 6;
d. de resultaatgegevens, bedoeld in artikel 7; en
e. de overige basisgegevens, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en vijfde tot en met zevende lid.
2. Indien gegevens over de nationaliteit van de onderwijsdeelnemer als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel k, niet zijn opgenomen in de basisregistratie personen levert het bestuur deze aan Onze Minister.
1. Het bestuur van een instelling als bedoeld in de WEC, levert aan Onze Minister met het persoonsgebonden nummer de volgende basisgegevens van elke onderwijsdeelnemer die wordt of is begeleid door een aan die instelling verbonden leraar:
a. de identificerende gegevens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen c, e en f, en
b. de overige basisgegevens, bedoeld in artikel 8, derde lid.
2. Het bestuur van de school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs «De Waterlelie» te Cruquius of de school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs «De Berkenschutse» te Heeze levert aan Onze Minister met het persoonsgebonden nummer de volgende basisgegevens van elke onderwijsdeelnemer die wordt of is begeleid door een aan die onderwijsinstelling verbonden leraar:
a. de identificerende gegevens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen c, e en f; en
b. de overige basisgegevens bedoeld in artikel 8, vierde lid.
1. Indien het college van burgemeester en wethouders besluit tot instemming met het verzoek, bedoeld in de artikelen 3a, eerste lid, of 3b, eerste lid, LPW, levert het college van burgemeester en wethouders aan Onze Minister:
a. het persoonsgebonden nummer;
b. de postcode; en
c. de vrijstellingsgegevens, bedoeld in artikel 10.
2. Indien voor een onderwijsdeelnemer een beroep op vrijstelling wordt gedaan als bedoeld in artikel 6, eerste lid, LPW, levert het college van burgemeester en wethouders aan Onze Minister:
a. het persoonsgebonden nummer;
b. de postcode; en
c. de vrijstellingsgegevens, bedoeld in artikel 11.
3. Indien het college van burgemeester en wethouders vrijstelling verleent op grond van artikel 15, eerste lid, LPW, levert het college van burgemeester en wethouders aan Onze Minister:
a. het persoonsgebonden nummer;
b. de postcode; en
c. de vrijstellingsgegevens, bedoeld in artikel 12.
4. Indien de onderwijsdeelnemer, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, niet eerder onderwijs binnen Nederland heeft gevolgd, levert het college van burgemeester en wethouders aan Onze Minister tevens de identificerende gegevens, bedoeld in artikel 9.
1. Indien artikel 21a LPW van toepassing is, levert het hoofd aan Onze Minister de verzuimgegevens, bedoeld in artikel 14, onderdelen b tot en met k, met het persoonsgebonden nummer van de onderwijsdeelnemer.
2. Indien artikel 47b WEC, artikel 28a WVO of artikel 8.1.8a WEB van toepassing is, levert het bestuur aan Onze Minister de verzuimgegevens, bedoeld in artikel 14, onderdelen b tot en met k, met het persoonsgebonden nummer van de onderwijsdeelnemer.
3. Indien het verblijfadres van de onderwijsdeelnemer afwijkt van het adres dat van hem is opgenomen in de basisregistratie personen, levert het hoofd of het bestuur aan Onze Minister het verblijfadres en de postcode daarvan.
4. Indien uit het register onderwijsdeelnemers verzuimgegevens als bedoeld in artikel 46 zijn verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders, levert het college van burgemeester en wethouder aan Onze Minister de verzuimgegevens, bedoeld in artikel 14, onderdelen l tot en met p, met het persoonsgebonden nummer van de onderwijsdeelnemer.
1. De organisatie die een waardedocument heeft uitgereikt, levert aan Onze Minister de identificerende gegevens, bedoeld in artikel 15, onderdelen a tot en met d, met het persoonsgebonden nummer van de onderwijsdeelnemer.
2. Indien sprake is van een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met o, levert het bestuur van de onderwijsinstelling die het waardedocument heeft uitgereikt aan Onze Minister de diplomagegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, met het persoonsgebonden nummer van de onderwijsdeelnemer.
3. Indien sprake is van een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdeel p of q, levert het College voor toetsen en examens aan Onze Minister de diplomagegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, en tweede lid, onderdelen f en g, met het persoonsgebonden nummer van de onderwijsdeelnemer.
4. Indien sprake is van een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdeel r, levert Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan Onze Minister de diplomagegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid en tweede lid, onderdeel h, uit het Informatiesysteem inburgering, bedoeld in artikel 47 van de Wet inburgering, met het persoonsgebonden nummer.
1. Voor de bekostiging van onderwijsinstellingen, de planning van onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs, de begrotings- en beleidsvoorbereiding en het toezicht op de naleving van de Wet normering topinkomens, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers, worden aan Onze Minister de basisgegevens, aangeduid in de bijlage verstrekt.
2. Naast de gegevens, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de bekostiging van onderwijsinstellingen aan Onze Minister de leeftijd van de onderwijsdeelnemer op de van belang zijnde peildata verstrekt.
3. Bij de verstrekking wordt het persoonsgebonden nummer vervangen door een ander nummer of een code op een zodanige wijze dat de onderwijsdeelnemer niet geïdentificeerd of identificeerbaar is.
Voor het verkeer met het bestuur over de vaststelling van de bekostiging, daaronder begrepen de motivering van beschikkingen en de behandeling van bezwaar- en beroepschriften, worden aan Onze Minister het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens van onderwijsdeelnemers verstrekt, met dien verstande dat de in de bijlage aangeduide identificerende gegevens alleen worden verstrekt ten aanzien van een onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de daarbij aangeduide wet of wetten.
1. Aan Onze Minister worden ten behoeve van de uitvoering van taken met betrekking tot de verstrekking van studiefinanciering, vouchers en langstudeerderskrediet bij of krachtens de Wet studiefinanciering 2000 het persoonsgebonden nummer, de leeftijd van de onderwijsdeelnemer op de peildatum en de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt van onderwijsdeelnemers.
2. Aan Onze Minister worden ten behoeve van de uitvoering van taken met betrekking tot de verstrekking van studiefinanciering BES en opstarttoelages bij of krachtens de Wet studiefinanciering BES het persoonsgebonden nummer, de leeftijd van de onderwijsdeelnemer op de peildatum en de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt van onderwijsdeelnemers.
3. Aan Onze Minister worden ten behoeve van de uitvoering van taken met betrekking tot de verstrekking van tegemoetkomingen in de onderwijsbijdrage en in de schoolkosten bij of krachtens de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt van onderwijsdeelnemers.
4. Aan Onze Minister worden ten behoeve van de uitvoering van taken met betrekking tot de heffing van les- en cursusgeld bij of krachtens de Les- en cursusgeldwet het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt van onderwijsdeelnemers.
5. Aan Onze Minister worden ten behoeve van de uitvoering van taken met betrekking tot de verstrekking van subsidie bij of krachtens de Wet overige OCW-subsidies het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt van onderwijsdeelnemers.
6. Aan Onze Minister worden ten behoeve van de uitvoering van de taak, bedoeld in de artikelen 45a, tweede lid, WPO, 48a, tweede lid, WEC en 23c, tweede lid, WVO het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt van de onderwijsdeelnemer die is ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO, de WEC of de WVO waaraan blijkens het inspectierapport, bedoeld in artikel 20 WOT, naar het oordeel van de inspectie de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak is, als bedoeld in artikel 10a, eerste of vierde lid, WPO, artikel 19a, WEC, respectievelijk artikel 23a1, eerste of derde lid, WVO.
7. Aan Onze Minister worden ten behoeve van de uitvoering van de taak, bedoeld in de artikelen 51 WPO BES en 49 WVO BES het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt van de onderwijsdeelnemer die is ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO BES of de WVO BES die blijkens het inspectierapport, bedoeld in artikel 20 WOT, naar het oordeel van de inspectie een zeer zwakke school is.
1. Aan de inspectie worden, voor zover dit noodzakelijk is voor het toezicht op het onderwijs door de inspectie, als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers, de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt.
2. Naast de gegevens, bedoeld in het eerste lid, wordt aan de inspectie de leeftijd van de onderwijsdeelnemer op de eerste dag van elk kwartaal verstrekt.
3. Bij de verstrekking wordt het persoonsgebonden nummer vervangen door een ander nummer of een code op een zodanige wijze dat de onderwijsdeelnemer niet geïdentificeerd of identificeerbaar is.
Aan het bestuur van een onderwijsinstelling worden desgevraagd met het persoonsgebonden nummer de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt van:
a. een onderwijsdeelnemer die is of was ingeschreven aan die onderwijsinstelling, voor zover de gegevens betrekking hebben op de periode waarin de onderwijsdeelnemer aan die onderwijsinstelling is of was ingeschreven, en
b. een onderwijsdeelnemer die is ingeschreven aan die onderwijsinstelling, voor zover de gegevens betrekking hebben op de periode waarin die onderwijsdeelnemer aan een andere onderwijsinstelling was ingeschreven.
1. Aan het bestuur van een onderwijsinstelling als bedoeld in de WPO, WPO BES, WEC, WVO of WVO BES kunnen voor de aanmelding, toelating, inschrijving en uitschrijving van onderwijsdeelnemers het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens worden verstrekt.
2. Aan het bestuur van een onderwijsinstelling als bedoeld in de WEB, de WEB BES of de WHW kunnen, voor de aanmelding, toelating en inschrijving van onderwijsdeelnemers, het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens worden verstrekt.
1. Aan het bestuur van de onderwijsinstelling, bedoeld in de WPO, de WEC of de WPO BES, waar de betrokkene als onderwijsdeelnemer was ingeschreven, kunnen ten behoeve van de evaluatie van door die onderwijsinstelling afgegeven schooladviezen het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt worden.
2. Gegevens met betrekking tot het door de onderwijsdeelnemer gevolgde voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs worden slechts aan de in het eerste lid bedoelde onderwijsinstellingen verstrekt voor zover deze gegevens betrekking hebben op de periode waarin de onderwijsdeelnemer is of was ingeschreven in een van de eerste drie leerjaren aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WVO of de WVO BES of aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WEC.
3. Het bestuur bewaart de basisgegevens, bedoeld in het eerste lid, tot vijf jaar na uitschrijving van de onderwijsdeelnemer.
1. Aan het samenwerkingsverband dat een onderwijsdeelnemer toelaatbaar heeft verklaard tot het speciaal dan wel voortgezet speciaal onderwijs worden de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt van die onderwijsdeelnemer.
2. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden slechts verstrekt voor zover ze betrekking hebben op onderwijsdeelnemers die zijn of waren ingeschreven aan een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 of 4 als bedoeld in de WEC.
1. Aan het college van burgemeester en wethouders worden ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 16 LPW, artikel 8.3.2 WEB, artikel 162b WEC en artikel 118h WVO basisgegevens verstrekt van de onderwijsdeelnemer die:
a. woonachtig is in de desbetreffende gemeente of in een gemeente die behoort tot de regio waarvan de desbetreffende gemeente contactgemeente is als bedoeld in artikel 8.3.2, derde lid, WEB, artikel 162b, derde lid, WEC en artikel 118h, derde lid, WVO;
b. ouder dan vier jaar en jonger dan 23 jaar is; en
c. niet in het bezit is van een startkwalificatie.
2. Van de in het eerste lid bedoelde onderwijsdeelnemers worden met het persoonsgebonden nummer de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt.
3. Indien een onderwijsdeelnemer als bedoeld in het eerste lid een startkwalificatie heeft behaald, dan worden de gegevens, bedoeld in het tweede lid nog eenmaal aan burgemeester en wethouders verstrekt.
4. Gegevens die op grond van dit artikel aan het college van burgemeester en wethouders worden verstrekt, kunnen door de Stichting Inlichtingenbureau worden verwerkt. In dat geval zijn de Stichting Inlichtingenbureau en het betrokken college van burgemeester en wethouders gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel 26 van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van persoonsgegevens, bedoeld in dit artikel.
Aan het college van burgemeester en wethouders worden het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens van onderwijsdeelnemers verstrekt, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 64 van de Participatiewet, artikel 45 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 45 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Aan het college van burgemeester en wethouders worden ten behoeve van de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 5 van de Wet publieke gezondheid, het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt van alle onderwijsdeelnemers jonger dan 18 jaar die onderwijs volgen binnen de betreffende gemeente.
1. Aan het CBS worden het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens van alle onderwijsdeelnemers verstrekt.
2. Verstrekking van deze gegevens vindt plaats ten behoeve van:
a. de verstrekking van gegevens door het CBS aan Onze Minister voor de beleidsvoorbereiding door Onze Minister; of
b. de verstrekking van gegevens door het CBS aan het college van burgemeester en wethouders voor de begrotings- en beleidsvoorbereiding inzake de gemeentelijke taken op het gebied van onderwijs.
1. Aan de Sociale verzekeringsbank worden, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet en artikel 47a van de Participatiewet desgevraagd het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens van onderwijsdeelnemers verstrekt.
2. Aan de Sociale verzekeringsbank worden voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 34 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, en de verwerking van gegevens in de verzekerdenadministratie, bedoeld in artikel 35 van die wet, desgevraagd het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt van onderwijsdeelnemers die tijdelijk onderwijs volgen of hebben gevolgd buiten Nederland, of die tijdelijk in Nederland verblijven om aan onderwijs deel te nemen.
Aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen worden, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 30, eerste lid, 30a, eerste en tweede lid, 30b, 30d, eerste lid, en 31 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, desgevraagd het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens van onderwijsdeelnemers verstrekt.
Aan de rijksbelastingdienst worden, voor zover dat nodig is voor de uitvoering van de wetgeving op het gebied van rijksbelastingen zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen desgevraagd het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens van onderwijsdeelnemers, alsmede de onderwijssector waarop deze gegevens betrekking hebben verstrekt.
Aan de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 1.5.1 WEB, worden voor de taken bedoeld in het eerste lid van dat artikel het persoonsgebonden nummer, de in de bijlage aangeduide basisgegevens en de leeftijd van de onderwijsdeelnemer bij aanvang van de beroepspraktijkvorming verstrekt van onderwijsdeelnemers die zijn ingeschreven aan een beroepsopleiding als bedoeld in de WEB.
1. Aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken op grond van de Wet inburgering, desgevraagd het persoonsgebonden nummer en de in de bijlage aangeduide basisgegevens verstrekt van onderwijsdeelnemers.
2. Aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden voor de uitvoering van subsidieregelingen van het Europees Sociaal Fonds desgevraagd het persoonsgebonden nummer verstrekt en gegevens over:
a. de in- en uitschrijving van onderwijsdeelnemers aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of aan de afdeling voortgezet speciaal onderwijs van een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de WEC, die het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel volgen;
b. de in- en uitschrijving van onderwijsdeelnemers aan een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de WVO.
Aan Onze Minister voor Medische Zorg wordt voor de vaststelling van de vereveningscriteria voor de vereveningsbijdrage en de statistische onderbouwing van de aan die criteria verbonden gewichten bij of krachtens de Zorgverzekeringswet, het gegeven of de onderwijsdeelnemer op de peildatum was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WHW verstrekt. Daarbij wordt het persoonsgebonden nummer vervangen door een ander nummer of een code op een zodanige wijze dat de onderwijsdeelnemer niet geïdentificeerd of identificeerbaar is.
Aan het Zorginstituut, bedoeld in artikel 1, onderdeel p, van de Zorgverzekeringswet, wordt voor de toekenning en vaststelling van de vereveningsbijdrage bij of krachtens de Zorgverzekeringswet, het gegeven of de onderwijsdeelnemer op de peildatum was ingeschreven aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WHW verstrekt. Daarbij wordt het persoonsgebonden nummer vervangen door een ander nummer of een code op een zodanige wijze dat de onderwijsdeelnemer niet geïdentificeerd of identificeerbaar is.
1. Ten behoeve van de beleidsvoorbereiding over vrijstelling en vervangende leerplicht wordt aan Onze Minister een overzicht verstrekt van:
a. het aantal jongeren dat een beroep op vrijstelling heeft gedaan;
b. het aantal overige vrijgestelde jongeren;
c. het aantal jongeren waarbij eerder vervangende leerplicht is toegestaan; en
d. het aantal overige jongeren met een vervangende leerplicht.
2. Het overzicht heeft zowel betrekking op de landelijke aantallen jongeren als op de aantallen jongeren per woongemeente.
Aan het college van burgemeester en wethouders worden voor zover dit noodzakelijk is voor het toezicht op de naleving op grond van de LPW het persoonsgebonden nummer en de vrijstellingsgegevens, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 12, verstrekt van de onderwijsdeelnemers die woonachtig zijn in hun gemeente.
Uit het register onderwijsdeelnemers worden aan Onze Minister ten behoeve van de beleidsvoorbereiding over verzuim de verzuimgegevens, bedoeld in artikel 14, onderdelen a tot en met i en l tot en met o, verstrekt.
Aan het hoofd en het bestuur op wie de leveringsverplichting, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers van toepassing is, worden ten behoeve van de uitvoering van wettelijke taken inzake verzuim als bedoeld in artikel 21 van dit besluit het persoonsgebonden nummer en de verzuimgegevens, bedoeld in de artikelen 13 en 14, verstrekt van de betreffende onderwijsdeelnemers.
1. Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar een onderwijsdeelnemer als ingezetene in de basisregistratie personen is ingeschreven worden ten behoeve van de wettelijke taken inzake verzuim, bedoeld in de artikelen 16 LPW, 162b WEC, 118h WVO en 8.3.2 WEB en in artikel 21 van dit besluit het persoonsgebonden nummer en de verzuimgegevens, bedoeld in de artikelen 13 en 14 van die onderwijsdeelnemer verstrekt.
2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid worden aan het college van burgemeester en wethouders verstrekt uiterlijk binnen een werkdag nadat ze in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen.
3. Gegevens die op grond van dit artikel aan het college van burgemeester en wethouders worden verstrekt, kunnen door de Stichting Inlichtingenbureau worden verwerkt. In dat geval zijn de Stichting Inlichtingenbureau en het betrokken college van burgemeester en wethouders gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel 26 van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van persoonsgegevens, bedoeld in dit artikel.
Aan Onze Minister worden voor de begrotings- en beleidsvoorbereiding door Onze Minister de diplomagegevens bedoeld in de artikelen 15, onderdelen c en e, en 17 van alle onderwijsdeelnemers verstrekt. Daarbij wordt het persoonsgebonden nummer vervangen door een ander nummer of een code op een zodanige wijze dat de onderwijsdeelnemer niet geïdentificeerd of identificeerbaar is.
1. Aan Onze Minister worden voor zijn taken met betrekking tot de verstrekking van studiefinanciering, vouchers en langstudeerderskrediet bij of krachtens de Wet studiefinanciering 2000 het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens, bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste en tweede lid, onderdelen a en b, verstrekt.
2. Aan Onze Minister worden voor zijn taken met betrekking tot de verstrekking van studiefinanciering BES en opstarttoelages bij of krachtens de Wet studiefinanciering BES het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens, bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste en tweede lid, onderdelen a en b, verstrekt.
Aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden ten behoeve van de beoordeling of sprake is van een vrijstelling van de inburgeringsplicht, bedoeld in de Wet inburgering het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens, bedoeld in de artikelen 15 en 17 verstrekt van onderwijsdeelnemers.
Aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als beheerder van een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden ten behoeve van de beoordeling van aanvragen om inschrijving in dat register het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens, bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en b, van onderwijsdeelnemers verstrekt.
Aan Onze Minister voor Medische Zorg wordt voor de vaststelling van de vereveningscriteria voor de vereveningsbijdrage en de statistische onderbouwing van de aan die criteria verbonden gewichten bij of krachtens de Zorgverzekeringswet, het gegeven verstrekt of de onderwijsdeelnemer tussen 1 januari 1996 en de peildatum een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met g, heeft behaald. Daarbij wordt het persoonsgebonden nummer vervangen door een ander nummer of een code op een zodanige wijze dat de onderwijsdeelnemer niet geïdentificeerd of identificeerbaar is.
Aan het Zorginstituut, bedoeld in artikel 1, onderdeel p, van de Zorgverzekeringswet, wordt voor de toekenning en vaststelling van de vereveningsbijdrage bij of krachtens de Zorgverzekeringswet, het gegeven verstrekt of de onderwijsdeelnemer tussen 1 januari 1996 en de peildatum een waardedocument als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met g, heeft behaald. Daarbij wordt het persoonsgebonden nummer vervangen door een ander nummer of een code op een zodanige wijze dat de onderwijsdeelnemer niet geïdentificeerd of identificeerbaar is.
1. Aan het hoofd en aan het bestuur van een onderwijsinstelling worden desgevraagd de diplomagegevens verstrekt van een onderwijsdeelnemer die aan die onderwijsinstelling is of was ingeschreven, voor zover die diplomagegevens betrekking hebben op aan die onderwijsinstelling gevolgd onderwijs.
2. Aan het bestuur van een onderwijsinstelling worden desgevraagd de diplomagegevens verstrekt van een onderwijsdeelnemer die een waardedocument heeft behaald bij die onderwijsinstelling, voor zover die diplomagegevens betrekking hebben op door die onderwijsinstelling afgegeven waardedocumenten.
3. Aan het bestuur van een onderwijsinstelling als bedoeld in onderdeel a, b, c, g, h, of i van de bijlage bij de WHW en aan een rechtspersoon voor hoger onderwijs worden voor de aanmelding, inschrijving of examinering van onderwijsdeelnemers de diplomagegevens bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste en tweede lid, onderdelen a tot en met g, verstrekt.
4. Aan het bestuur van een onderwijsinstelling als bedoeld in artikel 1.1.1 of 1.4.1 WEB, voor zover het betreft een beroepsopleiding, worden voor de aanmelding, inschrijving of examinering van onderwijsdeelnemers de diplomagegevens bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste en tweede lid, onderdelen b tot en met f, verstrekt.
5. Aan het bestuur van een onderwijsinstelling als bedoeld in artikel 1.1.1 of 1.4a.1 WEB, voor zover het betreft een opleiding vavo, of aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WVO, de WVO BES of de WEC worden voor de aanmelding, inschrijving of examinering van onderwijsdeelnemers de diplomagegevens bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste en tweede lid, onderdelen c tot en met f, verstrekt.
6. De verstrekking van de diplomagegevens, bedoeld in dit artikel gebeurt met het persoonsgebonden nummer van de onderwijsdeelnemer.
1. Aan het College voor toetsen en examens worden het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens verstrekt van een onderwijsdeelnemer die een waardedocument heeft behaald bij dat college, voor zover die diplomagegevens betrekking hebben op waardedocumenten afgegeven door dat college.
2. Aan het College voor toetsen en examens worden ten behoeve van de aanmelding van onderwijsdeelnemers voor een staatsexamen of ten behoeve van de examinering van die onderwijsdeelnemers desgevraagd het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, en tweede lid, onderdelen c tot en met g, van door die onderwijsdeelnemer behaalde waardedocumenten verstrekt.
1. Aan het CBS worden het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens, bedoeld in de artikelen 15 en 17, van alle onderwijsdeelnemers verstrekt.
2. Verstrekking van deze gegevens vindt plaats ten behoeve van:
a. de verstrekking van gegevens door het CBS aan Onze Minister voor de beleidsvoorbereiding door Onze Minister; of
b. de verstrekking van gegevens door het CBS aan het college van burgemeester en wethouders voor de begrotings- en beleidsvoorbereiding inzake de gemeentelijke taken op het gebied van onderwijs.
Aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen worden voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 30, eerste lid, 30a, eerste en tweede lid, 30b, 30d en 31 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens, bedoeld in de artikelen 15 en 17, van onderwijsdeelnemers verstrekt.
Het Bekostigingsbesluit WVO wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Les- en cursusgeldwet schrijft de directeur, rector of centrale directie van een school een leerling slechts in na een beslissing van het bevoegd gezag tot toelating van de leerling, of indien de leerling tijdelijk op de school wordt geplaatst op grond van artikel 27, lid 2f, van de wet.
2. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «tweede lid».
B
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «en verstrekt de leerling een bewijs van uitschrijving».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de directeur, rector of centrale directie van een school waarop de leerling stond ingeschreven, binnen vier weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht uit het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in de Wet register onderwijsdeelnemers, een melding ontvangt van de inschrijving van de leerling op een andere school of een school voor ander onderwijs, wijzigt de directeur, rector of centrale directie de datum van uitschrijving, bedoeld in het eerste lid, alsnog in de datum van de dag voorafgaande aan de dag van inschrijving op die andere school of die school voor ander onderwijs.
C
Artikel 14a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid en het tweede lid, onderdeel a, wordt «de gegevens, bedoeld in artikel 103b, tweede lid, onderdelen b, c, d, e, h en i, van de wet» vervangen door «de gegevens, bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, 6, derde lid, en 8, vijfde lid, onderdeel a, van het Besluit register onderwijsdeelnemers».
2. In het derde lid wordt «het tweede lid, onder a en c» vervangen door «het tweede lid, onderdelen a en c» en wordt «het tweede lid, onder c» vervangen door «het tweede lid, onderdeel c».
3. In het vierde lid wordt «Het tweede lid, onder c» vervangen door «Het tweede lid, onderdeel c».
Het Bekostigingsbesluit WVO BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De directeur of rector van een school schrijft een leerling slechts in na een beslissing van het bevoegd gezag tot toelating van de leerling.
2. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «tweede lid».
B
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «en verstrekt de leerling een bewijs van uitschrijving».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de directeur of rector van een school waarop de leerling stond ingeschreven, binnen vier weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht uit het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in de Wet register onderwijsdeelnemers, een melding ontvangt van de inschrijving van de leerling op een andere school of een school voor ander onderwijs, wijzigt de directeur of rector de datum van uitschrijving, bedoeld in het eerste lid, alsnog in de datum van de dag voorafgaande aan de dag van inschrijving op die andere school of die school voor ander onderwijs.
Het Besluit bekostiging WEC wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1, in de begripsbepaling van het begrip «leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond», wordt «Suriname, de voormalige Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door: Suriname of een van de Caribische delen van het Koninkrijk.
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De directeur van een school schrijft een leerling slechts in na een beslissing van het bevoegd gezag tot toelating van de leerling, of indien de leerling tijdelijk op de school wordt geplaatst op grond van artikel 40, achtste lid, van de wet.
2. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «tweede lid».
C
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «en verstrekt de leerling een bewijs van uitschrijving».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de directeur van een school op wiens school de leerling staat ingeschreven binnen 4 weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht uit het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in de Wet register onderwijsdeelnemers, een melding ontvangt van de inschrijving van de leerling op een andere school of een school voor ander onderwijs, wijzigt de directeur de datum van uitschrijving, bedoeld in het eerste lid, alsnog in de datum van de dag voorafgaande aan de inschrijving op die andere school of die school voor ander onderwijs.
D
In de artikelen 12a, eerste lid, en 29, eerste lid, wordt «de in artikel 164a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens» vervangen door «de basisgegevens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet register onderwijsdeelnemers», wordt «opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 164b van de wet» vervangen door «opgenomen in het register onderwijsdeelnemers overeenkomstig artikel 14 van die wet» en vervalt «, dan wel de leerlingen van wie opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 58a, vierde lid».
Het Besluit bekostiging WPO wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1, in de begripsbepaling van het begrip «leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond», wordt «Suriname, de voormalige Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door «Suriname of een van de Caribische delen van het Koninkrijk».
B
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De directeur van een school schrijft een leerling slechts in na een beslissing van het bevoegd gezag tot toelating van de leerling, of indien de leerling tijdelijk op de school wordt geplaatst op grond van artikel 40, zevende lid, van de wet.
2. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «tweede lid».
C
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «en verstrekt de leerling een bewijs van uitschrijving».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de directeur van een school op wiens school de leerling stond ingeschreven binnen 4 weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht uit het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in de Wet register onderwijsdeelnemers, een melding ontvangt van de inschrijving van de leerling op een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs, wijzigt de directeur de datum van uitschrijving, bedoeld in het eerste lid, alsnog in de datum van de dag voorafgaande aan de inschrijving op die andere school of die school of instelling voor ander onderwijs.
D
In de artikelen 12a, eerste en tweede lid, en 18, eerste lid, wordt telkens «de in artikel 178a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens» vervangen door «de basisgegevens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet register onderwijsdeelnemers» en wordt «opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 178b van de wet» vervangen door «opgenomen in het register onderwijsdeelnemers overeenkomstig artikel 14 van de Wet register onderwijsdeelnemers».
E
In de artikelen 27, eerste lid, 29, eerste lid, onderdeel b, en 30, tweede lid, wordt telkens «de in artikel 178a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens» vervangen door «de basisgegevens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet register onderwijsdeelnemers» en wordt «opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 178b van de wet» vervangen door «opgenomen in het register onderwijsdeelnemers overeenkomstig artikel 14 van de Wet register onderwijsdeelnemers».
Het Besluit bekostiging WPO BES wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De directeur van een school schrijft een leerling slechts in na een beslissing van het bevoegd gezag tot toelating van de leerling.
2. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «tweede lid».
B
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «en verstrekt de leerling een bewijs van uitschrijving».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de directeur van een school op wiens school de leerling stond ingeschreven binnen 4 weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht uit het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in de Wet register onderwijsdeelnemers, een melding ontvangt van de inschrijving van de leerling op een andere school of een school of instelling voor ander onderwijs, wijzigt de directeur de datum van uitschrijving, bedoeld in het eerste lid, alsnog in de datum van de dag voorafgaande aan de inschrijving op die andere school of die school of instelling voor ander onderwijs.
C
Artikel 12 vervalt.
In artikel 1, onderdelen j en k, van het Besluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl wordt «de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 2.5.5a, tweede lid onderdeel d» vervangen door «de levering, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel c, in samenhang met artikel 6, vijfde lid, onderdeel d, van het Besluit register onderwijsdeelnemers».
Het Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC wordt ingetrokken.
Het Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WVO wordt ingetrokken.
Het Besluit trekkende bevolking WPO wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel A 1, in de begripsbepaling van het begrip «leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, wordt «Suriname, de voormalige Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door «Suriname of een van de Caribische delen van het Koninkrijk».
B
In artikel A 2, tweede lid, wordt «178a tot en met 178e182 tot en met 184a» vervangen door «178a, 178e, 182 tot en met 184a».
C
Na artikel A 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In het Besluit uitwisseling leer- en begeleidingsgegevens wordt na artikel 7 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2, onderdeel f, van het Besluit vbo-groen in een AOC 2016 komt te luiden:
f. de artikelen 2.5.5 en 2.5.5a;.
Het Eindexamenbesluit VO wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 32, vierde lid, vervalt.
B
Artikel 56 vervalt.
C
In artikel 57 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
D
In artikel 59 vervalt het vijfde lid, onder vernummering van het zesde lid tot vijfde lid.
Het Eindexamenbesluit VO BES wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 19, vierde lid, vervalt.
B
Artikel 44 vervalt.
C
Artikel 45, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
D
Artikel 47, vierde lid, vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.
Artikel 17, derde lid, van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal komt te luiden:
3. Het College voor toetsen en examens verstrekt ten behoeve van opneming in het Informatiesysteem Inburgering, bedoeld in artikel 47 van de Wet inburgering, de beheerder daarvan de examenresultaten van de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inburgering.
Het Uitvoeringsbesluit WEB wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1.1.1 vervalt onderdeel c, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.
B
In artikel 2.2.5, eerste en derde lid, wordt «artikel 2.5.5a, tweede lid, onderdelen a, b, c, d, h, i, l, m en n, van de wet» vervangen door «de artikelen 4, eerste lid, onderdelen c, e en f, 5, eerste lid, onderdelen b en c, en derde lid, onderdeel a of c, 6, vijfde lid, 7, vijfde lid, onderdelen a tot en met c, en 8, zesde lid, onderdelen a en c, van het Besluit register onderwijsdeelnemers».
C
In artikel 2a.2.3, eerste en derde lid, wordt «artikel 2.3.6a, tweede lid, onderdelen a, b, c, e, f, g, h en j, van de wet» vervangen door «de artikelen 4, eerste lid, onderdelen c, e en f, 5, eerste lid, en derde lid, onder c, 6, vierde lid, onderdelen b en c, en 7, vierde lid, van het Besluit register onderwijsdeelnemers».
D
In hoofdstuk 4b vervalt paragraaf 3.
E
De artikelen 6.2.1 en 6.2.2 vervallen.
Het Uitvoeringsbesluit WHW wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De begripsbepaling van het begrip «basisregister onderwijs» vervalt.
2. In de begripsbepaling van het begrip «graad» wordt «basisregister onderwijs» vervangen door «register onderwijsdeelnemers».
3. Na de begripsbepaling van het begrip «register» wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
register onderwijsdeelnemers als bedoeld in artikel 4 van de Wet register onderwijsdeelnemers;.
4. In de begripsbepaling van het begrip «student» wordt «basisregister onderwijs» telkens vervangen door «register onderwijsdeelnemers».
B
In de artikelen 2.3, derde, vierde en vijfde lid, 2.3a, eerste lid, 2.4c, eerste lid, onderdeel b, 2.4f, derde en vierde lid, 4.3, zesde lid, 4.8, eerste, tweede en derde lid, 4.8a, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, en 5.2, tweede lid, wordt «basisregister onderwijs» telkens vervangen door «register onderwijsdeelnemers».
Het Besluit register onderwijsdeelnemers wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan de begripsbepaling van het begrip «eindtoets» wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: of, indien van toepassing, de onder verantwoordelijkheid van een school als bedoeld in de WPO BES afgenomen onafhankelijke eindtoets basisonderwijs.
2. Aan de begripsbepaling van het begrip «schooladvies» wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: of het advies omtrent het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs bij het verlaten van de school, zoals opgenomen in het onderwijskundig rapport, bedoeld in artikel 48 WPO BES.
B
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt na «als bedoeld in de WPO» ingevoegd «of de WPO BES».
2. In het vijfde lid, onderdeel d, wordt na «artikel 7.2.3, eerste lid, WEB» ingevoegd «of artikel 7.2.3, eerste lid, WEB BES».
C
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, onderdeel c, vervalt.
2. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt.
3. Het derde lid vervalt.
4. Het vierde lid vervalt.
5. De puntkomma aan het slot van het vijfde lid, onderdeel a, wordt vervangen door een punt.
6. Het vijfde lid, onderdeel b vervalt.
7. Het vijfde lid, onderdeel c vervalt.
D
Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt.
2. Het tweede lid vervalt.
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, voor de verschillende onderwijssectoren en voor het Europese deel van Nederland en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 27 september 2019
Willem-Alexander
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Uitgegeven de veertiende oktober 2019
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Hieronder is met kruisjes aangegeven welke basisgegevens uit de artikelen 4 tot en met 8 van het besluit (in rijen onder elkaar) er voor elk van de verstrekkingen van basisgegevens als bedoeld in de artikelen 23 tot en met 39 van het besluit (in de kolommen) vanuit het register onderwijsdeelnemers (kunnen) worden verstrekt. In de tabel zijn enkele omschrijvingen ingekort, zie de in de rijen en kolommen van de tabel genoemde artikelen, artikelleden en -onderdelen voor een volledige aanduiding van welke gegevens het betreft en voor welke taak de gegevens (kunnen) worden verstrekt.
artikel |
23 |
24 |
25, eerste en tweede lid |
25, derde lid |
25, vierde lid |
25, vijfde lid |
25, zesde en zevende lid |
26 |
27 |
28, eerste lid |
28, tweede lid |
29 |
30 |
31 |
32 |
33 |
34 |
35 |
36 |
37 |
38 |
39, eerste lid |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
ontvanger en doel: |
M.OCW |
M.OCW |
M.OCW |
M.OCW |
M.OCW |
M.OCW |
M.OCW |
IvhO |
bestuur |
bestuur |
bestuur |
bestuur |
samen-werkings-verband |
college B&W |
college B&W |
college B&W |
CBS |
SVB |
UWV |
Belasting-dienst |
SBB |
M.SZW |
|
te verstrekken basisgegevens: |
bekostiging, planning, beleid en toezicht |
verkeer met bestuur over bekostiging |
uitvoering WSF 2000 en WSF BES |
uitvoering WTOS |
uitvoering Les- en cursusgeld-wet |
uitvoering WOOS |
informeren ouders zeer zwak onderwijs |
toezicht onderwijs |
eigen onderwijs-deelnemers |
in- en uitschrijving PO/VO |
in- en uitschrijving MBO/HO |
evaluatie schooladvies |
vsv en jongeren in kwetsbare positie |
Participatiewet e.a. |
Wet publieke gezondheid |
Wet inburgering |
|||||||
Identificerende gegevens |
|||||||||||||||||||||||
4, eerste lid, onderdeel a |
geslachtsnaam |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel b |
voornamen |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel c |
geslacht |
x |
WEB, WEB BES, WHW |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
4, eerste lid, onderdeel d |
adres |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel e |
postcode |
x |
WVO, WEB, WEB BES, WHW |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
4, eerste lid, onderdeel f |
geboortedatum |
– |
WPO, WPO BES, WEC, WVO, WVO BES, WEB, WEB BES |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel g |
overlijdensdatum |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel h |
geboorteplaats |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel i |
geboorteland |
x |
WVO, WVO BES |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
4, eerste lid, onderdeel j |
geboorteland ouders |
x |
WVO, WVO BES |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
4, eerste lid, onderdeel k |
nationaliteit |
x |
WEB, WEB BES, WHW |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel l |
verblijf in en vertrek uit Nederland |
x |
WPO, WPO BES, WEC, WVO, WVO BES |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
4, eerste lid, onderdeel m |
verblijfsrecht vreemdeling |
x |
WEB, WEB BES |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
Inschrijvingsgegevens |
|||||||||||||||||||||||
algemeen |
|||||||||||||||||||||||
5, eerste lid, onderdeel a |
registratienummer onderwijsinstelling |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
5, eerste lid, onderdeel b |
datum inschrijving |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
5, eerste lid, onderdeel c |
datum uitschrijving |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
SO/VSO |
|||||||||||||||||||||||
5, tweede lid, onderdeel a |
begin- en einddatum toelaatbaarheidsverklaring |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
5, tweede lid, onderdeel b |
indicatie soort verblijf |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
5, tweede lid, onderdeel c |
registratienummer samenwerkingsverband |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
Vavo |
|||||||||||||||||||||||
5, derde lid, onderdeel b |
hoogste vooropleiding |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel c |
inschrijvingsvorm |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel d |
samenwerkingscollege |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel e |
organisatorische eenheid |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel f |
reden beëindiging inschrijving |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
Beroepsonderwijs |
|||||||||||||||||||||||
5, derde lid, onderdeel a |
datum wijziging inschrijving |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel b |
hoogste vooropleiding |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel c |
inschrijvingsvorm |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel d |
samenwerkingscollege |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel e |
organisatorische eenheid |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
5, derde lid, onderdeel f |
Reden beëindiging inschrijving |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
HO |
|||||||||||||||||||||||
5, vierde lid, onderdeel a |
vooropleiding |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
5, vierde lid, onderdeel b |
inschrijvingsvorm |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
5, vierde lid, onderdeel c |
reden beëindiging inschrijving |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
Opleidingsgegevens |
|||||||||||||||||||||||
PO |
|||||||||||||||||||||||
6, eerste lid, onderdeel a |
groep |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
6, eerste lid, onderdeel b |
voor- en vroegschoolse educatie |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
SO/VSO |
|||||||||||||||||||||||
6, tweede lid, onderdeel a |
soort onderwijs |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel b |
onderwijssoort |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel c |
groep of leerjaar |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel d |
uitstroomprofiel |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel e |
schoolsoort |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel f |
leerweg |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
6, tweede lid, onderdeel g |
profiel |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
VO |
|||||||||||||||||||||||
6, derde lid, onderdeel a |
leerjaar |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
6, derde lid, onderdeel b |
schoolsoort |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
6, derde lid, onderdeel c |
leerweg |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
6, derde lid, onderdeel d |
profiel |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
Vavo |
|||||||||||||||||||||||
6, vierde lid, onderdeel a |
opleidingsvorm |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
6, vierde lid, onderdeel b |
opleiding |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
6, vierde lid, onderdeel c |
programma vavo |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
6, vierde lid, onderdeel d |
aantal uren onderwijs per week |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
Beroepsonderwijs |
|||||||||||||||||||||||
6, vijfde lid, onderdeel a |
opleidingsvorm |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
6, vijfde lid, onderdeel b |
code opleidingsdomein, kwalificatiedossier of kwalificatie |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
x |
6, vijfde lid, onderdeel c |
niveau van de beroepsopleiding |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
6, vijfde lid, onderdeel d |
leerweg |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
HO |
|||||||||||||||||||||||
6, zesde lid, onderdeel a |
opleidingsvorm |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
6, zesde lid, onderdeel b |
opleiding of onderwijseenheid |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
6, zesde lid, onderdeel c |
opleidingsfase |
x |
x |
x |
x |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
– |
Resultaatgegevens |
|||||||||||||||||||||||
PO |
|||||||||||||||||||||||
7, eerste lid, onderdeel a |
uitslag eindtoets (of reden niet afleggen eindtoets) |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, eerste lid, onderdeel b |
schooladvies |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
SO |
|||||||||||||||||||||||
7, tweede lid, onder a, 1° |
uitslag eindtoets (of reden niet afleggen eindtoets) |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, tweede lid, onder a, 2° |
schooladvies |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
VSO |
|||||||||||||||||||||||
7, tweede lid, onder b, 1° |
vakken waarin examen is afgelegd |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, tweede lid, onder b, 2° |
cijfers schoolexamen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, tweede lid, onder b, 3° |
cijfers centraal examen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, tweede lid, onder b, 4° |
rekentoets |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, tweede lid, onder b, 5° |
eindcijfers |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, tweede lid, onder b, 6° |
uitslag (deel)eindexamen |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
7, tweede lid, onder b, 7° |
behaalde diploma |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
VO |
|||||||||||||||||||||||
7, derde lid, onderdeel a |
vakken waarin examen is afgelegd |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, derde lid, onderdeel b |
cijfers schoolexamen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, derde lid, onderdeel c |
cijfers centraal examen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, derde lid, onderdeel d |
rekentoets |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, derde lid, onderdeel e |
eindcijfers |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, derde lid, onderdeel f |
uitslag (deel)eindexamen |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
7, derde lid, onderdeel g |
behaalde diploma |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
Vavo |
|||||||||||||||||||||||
7, vierde lid, onderdeel a |
behaalde certificaten, data waarop de certificaten zijn behaald |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vierde lid, onderdeel b |
vakken examen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vierde lid, onderdeel c |
cijfers schoolexamen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vierde lid, onderdeel d |
cijfers centraal examen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vierde lid, onderdeel e |
rekentoets |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vierde lid, onderdeel f |
eindcijfers |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vierde lid, onderdeel g |
uitslag (deel)eindexamen |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
7, vierde lid, onderdeel h |
behaalde diploma |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
Beroepsonderwijs |
|||||||||||||||||||||||
7, vijfde lid, onderdeel a |
uitstroomniveau, behaalde diploma of certificaat |
x |
x |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
7, vijfde lid, onderdeel b |
datum diploma of certificaat |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
x |
7, vijfde lid, onderdeel c |
eindcijfer(s) aangewezen examenonderdelen |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
7, vijfde lid, onderdeel d |
onderdelen kwalificatie en keuzedelen waaraan certificaat is verbonden |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
7, vijfde lid, onderdeel e |
keuzedelen die met goed gevolg zijn afgesloten |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
7, vijfde lid, onderdeel f |
keuzedelen die niet met goed gevolg zijn afgesloten |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
HO |
|||||||||||||||||||||||
7, zesde lid, onderdeel a |
datum afsluitend examen bacheloropleiding |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
7, zesde lid, onderdeel b |
datum afsluitend examen masteropleiding |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
x |
– |
– |
x |
Overige basisgegevens |
|||||||||||||||||||||||
PO |
|||||||||||||||||||||||
8, eerste lid, onderdeel a |
niet-Nederlandse culturele achtergrond |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
8, eerste lid, onderdeel b |
bekostigingsindicatie |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
8, eerste lid, onderdeel c |
begin- en einddatum ontwikkelingsperspectief |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
8, eerste lid, onderdeel d |
begin- en einddatum plaatsing opdc en registratienummer opdc |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
SO/VSO |
|||||||||||||||||||||||
8, tweede lid, onderdeel a |
niet-Nederlandse culturele achtergrond |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
8, tweede lid, onderdeel b |
bekostigingsindicatie |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
8, tweede lid, onderdeel c |
bekostigingscategorie |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
Begeleiding door WEC-instelling |
|||||||||||||||||||||||
8, derde lid, onderdeel a |
registratienummer instelling waaraan leraar is verbonden |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
8, derde lid, onderdeel b |
begin- en einddatum periode waarvoor de onderwijsdeelnemer wordt of is begeleid |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
Begeleiding door epilepsieschool |
|||||||||||||||||||||||
8, vierde lid, onderdeel a |
registratienummer school waaraan leraar is verbonden |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
8, vierde lid, onderdeel b |
begin- en einddatum periode waarvoor onderwijsdeelnemer wordt of is begeleid |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
VO |
|||||||||||||||||||||||
8, vijfde lid, onderdeel a |
aanduiding minderheidsgroep en verblijfsduur |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
8, vijfde lid, onderdeel b |
begin- en einddatum ontwikkelingsperspectief |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
8, vijfde lid, onderdeel c |
begin- en einddatum plaatsing opdc en registratienummer opdc |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
Beroepsonderwijs |
|||||||||||||||||||||||
8, zesde lid, onderdeel a |
beroepspraktijkvorming |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
x |
– |
8, zesde lid, onderdeel b |
handicap of chronische ziekte |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
8, zesde lid, onderdeel c |
voor bekostiging in aanmerking komen van deelnemer of diploma |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
x |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
HO |
|||||||||||||||||||||||
8, zevende lid |
vrijstelling betalen collegegeld |
x |
x |
– |
– |
– |
x |
– |
x |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
x |
– |
– |
– |
– |
– |
Dit besluit vervangt samen met de Wet register onderwijsdeelnemers (hierna: de wet) en een ministeriële regeling de oude registerwetgeving inzake onderwijsdeelnemers.1 Het register onderwijsdeelnemers ziet op gegevens die tot nog toe verspreid waren over vier registers, te weten het basisregister onderwijs (BRON), het meldingsregister relatief verzuim, het register vrijstellingen en vervangende leerplicht en het diplomaregister. De bepalingen over deze onderwijsregisters waren tot nu toe verspreid over een groot aantal wetten, algemene maatregelen van bestuur (amvb’s) en ministeriële regelingen. Deze verspreiding maakte de registerwetgeving complex.
Naast ingewikkeld was de registerwetgeving ondoorzichtig. Het was voor onderwijsdeelnemers of ouders bijvoorbeeld moeilijk om inzicht te krijgen in het geheel aan gegevens dat in de registers wordt vastgelegd in de loop van de schoolloopbaan. Er is behoefte aan meer inzicht in de verzameling en het gebruik van gegevens over onderwijsdeelnemers. Hierbij speelt de op 25 mei 2018 van toepassing geworden AVG tevens een rol. De AVG heeft een grotere nadruk gelegd op transparantie en heeft de informatierechten van de betrokkene versterkt.2
In de oude registerwetgeving werd bovendien veel, waaronder ook de gegevenssets en het hergebruik van gegevens door andere overheden, in de formele wet geregeld. Dit had tot resultaat dat de registerwetgeving weinig flexibel was en dat voor de wijzigingen van gegevens die geleverd of verstrekt kunnen worden uit het register al snel een formeel wetstraject nodig was. Dit droeg bovendien niet bij aan het uitgangspunt «eenmalig opvragen, meervoudig gebruik».
Om de transparantie en, op onderdelen, de flexibiliteit van de registerwetgeving te vergroten is daarom besloten alles omtrent de registers inzake onderwijsdeelnemers te regelen in één wet, één algemene maatregel van bestuur en één ministeriële regeling. De wet- en regelgeving inzake het register onderwijsdeelnemers regelt een formele bundeling van de vier onderwijsregisters naar één register: het register onderwijsdeelnemers. Daarbij worden de regels geordend, waarbij in de wet de hoofdlijnen worden vastgesteld. De wet regelt onder meer:
• de doelen voor verstrekking;
• de aanwijzing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) als beheerder en verwerkingsverantwoordelijke;
• en op hoofdlijnen:
– wat voor soort gegevens er in het register zitten;
– wie deze gegevens aanlevert;
– wie de gegevens ontvangt en waarvoor.
De nadere invulling en specificatie van deze materie wordt geregeld in dit besluit. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voert de registerwetgeving uit en beheert het register.
De formele bundeling en ordening van de registerwetgeving is voornamelijk beleidsneutraal. Dit betekent dat alleen de structuur van de registerwetgeving wijzigt. De inhoud van de registerwetgeving verandert niet. Hierop zijn vier uitzonderingen, te weten:
• de gegevenslevering uit de basisregistratie personen (BRP) door DUO aan onderwijsinstellingen in het voortgezet onderwijs (VO), middelbaar beroepsonderwijs (MBO), en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) wordt met één gegeven, te weten de geboorteplaats van de onderwijsdeelnemer, uitgebreid zodat dit gegeven correct op het door de onderwijsinstelling afgegeven diploma wordt vermeld;
• de gegevenslevering door DUO aan scholen in het primair onderwijs (PO) en speciaal onderwijs (SO) wordt uitgebreid ten behoeve van de verbetering van de kwaliteit van schooladviezen;
• de gegevenslevering door DUO aan scholen in het PO, SO, voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en VO wordt uitgebreid ten behoeve van de uitvoering van aanmeldings-, toelatings-, inschrijvings- en uitschrijvingsprocedures, en
• de gegevenslevering door DUO aan gemeenten ten behoeve van ondersteuning van hun wettelijke taak omtrent regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie wordt uitgebreid.
Ten aanzien van deze vier punten wordt de registerwetgeving inhoudelijk aangepast.
Dit besluit regelt in beginsel hetzelfde als de oude registerwetgeving maar beoogt, zoals aangegeven in de inleiding, de transparantie en flexibiliteit van de registerwetgeving te vergroten.
Dit besluit heeft tot doel om de omgang met persoonsgegevens van leerlingen en studenten inzichtelijker te maken. De verwerking van deze persoonsgegevens werd tot nu toe geregeld in de Wet op het onderwijstoezicht (WOT), de Leerplichtwet 1969, de sectorwetten3 en de daarop berustende amvb’s en ministeriële regelingen. Dit besluit kent een onderwijsbrede opzet; het bestrijkt alle onderwijssectoren, van het primair onderwijs tot en met het hoger onderwijs. Door de bundeling van de registerbepalingen wordt het voor onderwijsdeelnemers, ouders en anderen gemakkelijker om zicht te krijgen op alle gegevens die door DUO gedurende de schoolloopbaan worden geregistreerd.
In de tweede plaats is dit besluit, vergeleken met de voorgaande registerwetgeving, aanzienlijk specifieker als het gaat om de vraag welke gegevens voor welke doelen worden gebruikt. Zo bepaalde de WOT wel aan welke derden BRON-gegevens werden verstrekt en voor welke taken dat gebeurde, maar liet die wet veelal in het midden welke gegevens deze derden ontvingen.4 In de desbetreffende bepalingen werd meestal alleen geregeld dat uit BRON «persoonsgegevens» aan de derde konden worden verstrekt. Binnen de overheid is op ruime schaal sprake van ketenbesluitvorming, waarbij persoonsgegevens bij één bestuursorgaan worden geregistreerd en vervolgens door andere bestuursorganen worden benut bij de uitvoering van hun taken. Dat geldt ook voor gegevens over de onderwijsdeelname van leerlingen en studenten, die door DUO worden geregistreerd; deze gegevens kennen onder overheidsorganisaties veel afnemers. Het is dan van belang dat de betrokkene de gegevensuitwisselingen binnen de overheid kan volgen.5 Dit besluit stelt hem daartoe beter in staat dan de voorgaande registerwetgeving.
Waar de onderwijsregisters voorheen grotendeels in de wet in formele zin waren geregeld, wordt de werking van het register onderwijsdeelnemers in aanzienlijke mate bij amvb geregeld. Hierdoor verkrijgt de registerwetgeving de nodige flexibiliteit. Het wordt eenvoudiger om de registerwetgeving aan te passen aan ontwikkelingen op informatie- en gegevensbeschermingsgebied. Zo kunnen aspecten als gegevenssets en hergebruik door andere overheden nu bij amvb worden geregeld. Dit vindt zijn uitwerking in het voorliggende besluit. Met het oog op de privacy van onderwijsdeelnemers zullen aan inhoudelijke wijzigingen van dit besluit data protection impact assessments (DPIA’s) voorafgaan.
Hoofdstuk 1 bevat voor een aantal termen die in dit besluit voorkomen begripsbepalingen. Hoofdstuk 2 specificeert welke gegevens het register bevat, per gegevensset (basisgegevens, vrijstellingsgegevens, verzuimgegevens en diplomagegevens). In hoofdstuk 3 wordt geregeld wie verantwoordelijk is voor de levering van gegevens aan het register, en welke gegevens moeten worden geleverd. Ook deze specificatie geschiedt per gegevensset. Hoofdstuk 4 regelt aan welke organisaties gegevens worden verstrekt, en voor welke doelen dat gebeurt. Hoofdstuk 5 bevat de noodzakelijke wijzigingen van andere amvb’s, het inwerkingtredingsartikel en een artikel dat een citeertitel toekent aan het besluit.
Op vier punten wordt, zoals in paragraaf 1 reeds is aangestipt, de registerwetgeving inhoudelijk gewijzigd.
Ten eerste zal de gegevenslevering uit de BRP door DUO aan onderwijsinstellingen in het VO, MBO, en vavo met één gegeven worden uitgebreid, te weten de geboorteplaats van de onderwijsdeelnemer, zodat dit gegeven correct op het door de onderwijsinstelling afgegeven diploma wordt vermeld.6
In de oude registerwetgeving was er wel een wettelijke grondslag voor DUO om de gegevens «naam» en «geboortedatum» aan onderwijsinstellingen te leveren, maar geen wettelijke grondslag om het gegeven «geboorteplaats» te leveren. Onderwijsinstellingen moesten dit gegeven bij de onderwijsdeelnemer of zijn ouders opvragen.
Om twee redenen is ervoor gekozen om voortaan ook het gegeven «geboorteplaats» door DUO aan onderwijsinstellingen te laten leveren. Ten eerste om de lasten te verlichten voor onderwijsinstellingen en ouders van onderwijsdeelnemers. Onderwijsinstellingen hoeven onderwijsdeelnemer of hun ouders niet meer te vragen om de geboorteplaats of een uittreksel uit de BRP met daarop de vermelding van die geboorteplaats. Ten tweede minimaliseert het gebruikmaken van het geboorteplaatsgegeven uit de BRP het risico op een onjuiste vermelding of spelling van dit gegeven (zie Kamerstukken II 2017/18, 34 878, nr. 3, paragraaf 2.2).
In dit besluit is het gegeven «geboorteplaats» opgenomen in de opsomming van de identificerende gegevens die deel uitmaken van de basisgegevens (artikel 4).
Ten tweede wordt de gegevenslevering door DUO aan scholen in het PO en SO uitgebreid ten behoeve van de verbetering van de kwaliteit van schooladviezen.
Sinds het schooljaar 2014–2015 is het schooladvies voor leerlingen in het PO leidend bij de toelating tot het VO. Daarom is het van groot belang dat leerkrachten die deze adviezen afgeven in staat worden gesteld hun adviezen te evalueren. Dat kan echter alleen wanneer scholen in het PO over voldoende informatie beschikken.
In de nieuwe registerwetgeving worden scholen in staat gesteld de kwaliteit van de (evaluatie van de) advisering te verbeteren. De positie (leerjaar en schoolsoort of leerweg) van individuele oud-leerlingen in het eerste, tweede en derde leerjaar van het VO wordt voortaan via het register onderwijsdeelnemers door DUO geleverd aan scholen voor PO of SO. Wanneer de oud-leerlingen het onderwijs vervolgen in het VSO levert DUO gegevens van het uitstroomprofiel van de eerste drie leerjaren (Kamerstukken II 2017/18, 34 878, nr. 7, Toelichting, onder I). Dit wordt geregeld in artikel 29 en de bijlage.
Daarnaast wordt de gegevenslevering door DUO aan scholen in het PO, V(S)O en VO uitgebreid ten behoeve van de uitvoering van aanmeldings-, toelatings-, inschrijvings- en uitschrijvingsprocedures.
Scholen in het PO, (V)SO en VO zijn verplicht om bij uitschrijving van een leerling een bewijs van uitschrijving te verstrekken. In de praktijk was er echter onduidelijkheid bij scholen over het uitschrijfbewijs (op welk moment dat verzonden moet worden en of een digitale versie ook rechtsgeldig is) en weken de procedures omtrent in- en uitschrijven in de praktijk vaak af van de in de verschillende sectorbesluiten omschreven procedures.
Omdat er hier sprake is van een administratieve last die weggenomen kan worden, is ervoor gekozen om het in- en uitschrijvingsproces te ondersteunen met gegevens uit het register onderwijsdeelnemers. Het fysieke uitschrijfbewijs kan daardoor worden afgeschaft. DUO verstrekt voortaan gegevens uit het register aan PO-, (V)SO- en VO-scholen, ten behoeve van in- en uitschrijvingsprocedures van die scholen (Kamerstukken II 2017/18, 34 878, nr. 7, Toelichting, onder II). In dit besluit is een opsomming van de specifieke gegevens die DUO in dit kader aan de PO-, (V)SO- en VO-scholen mag verstrekken opgenomen. Dit wordt geregeld in artikel 28 en de bijlage.
In verband met het afschaffen van het uitschrijfbewijs worden in dit besluit ook het Bekostigingsbesluit WVO, het Bekostigingsbesluit WVO BES, het Besluit bekostiging WEC, het Besluit bekostiging WPO en het Besluit bekostiging WPO BES aangepast (zie Hoofdstuk 5).
Ten slotte wordt de gegevenslevering door DUO aan gemeenten ten behoeve van ondersteuning voor diens wettelijke taak omtrent regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie uitgebreid. Met de Wet regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie (Stb. 2018, 210) hebben gemeenten (in casu: de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie, hierna RMC) formeel een uitbreiding van hun taak gekregen. Ook is de taak van gemeenten op een aantal punten verduidelijkt. Genoemde wet is op 1 januari 2019 in werking getreden (Stb. 2018, 363). Het uitgangspunt is dat jongeren een startkwalificatie moeten behalen om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Sommige jongeren gedijen echter beter als ze aan het werk zijn. Zij keren soms later terug naar het onderwijs of scholen zichzelf bij via hun werk. De overstap van uitgevallen jongeren van onderwijs naar werk verloopt in veel gevallen niet soepel.
Dit wordt vooral veroorzaakt doordat er niet altijd een overdracht plaatsvindt tussen de school, de leerplicht- of RMC-ambtenaar en de dienst Werk & Inkomen die jongeren daadwerkelijk naar werk begeleidt. De regelgeving hieromtrent bleek echter op punten onduidelijk waardoor deze niet overal op de juiste wijze dan wel per gemeente verschillend werd uitgevoerd. Met de Wet regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie wordt deze onduidelijkheid verholpen. In die wet is expliciet bij de RMC-functie van de gemeenten de taak neergelegd de deelname aan het onderwijs of de arbeidsmarkt te volgen in het geval van álle 18- tot 23-jarigen zonder startkwalificatie alsmede in het geval van de 16- en 17-jarigen uit het praktijkonderwijs (PRO) en het VSO. De RMC-functie dient als centrale functie in de regio die al deze jongeren in beeld heeft. Dankzij deze centrale rol kan de RMC in het netwerk rond jongeren snel de juiste partijen, zoals onderwijsinstellingen, (jeugd)zorg, Dienst Werk & Inkomen, jongerenloketten en werkgevers inschakelen om de jongere te begeleiden naar wat de best passende plek is voor hem of haar.
Met de Wet regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie heeft de RMC dus expliciet de taak erbij gekregen om de deelname aan onderwijs of arbeidsmarkt van PRO/VSO-uitstromers van 16 en 17 jaar (van alle uitstroomprofielen) met of zonder werk te monitoren. Als extra gegeven krijgt RMC alle uitstroomprofielen van de VSO-uitstromers (16–23 jaar) geleverd. Hierdoor is nu de volledige groep jongeren van 16–23 jaar zonder startkwalificatie bij het RMC in beeld.
De gemeente maakt in het kader van de monitoring van kwetsbare jongeren gebruik van verschillende typen gegevens.
• Ten eerste gebruikt de gemeente de gegevens over arbeidsdeelname van alle jongeren zonder startkwalificatie van 16–23 jaar. Deze gegevens zijn afkomstig van SUWI. In de SUWI-wetgeving is hierin voorzien.
• Ten tweede zal de gemeente gebruik maken van gegevens over deelname aan beschut werk en dagbesteding. Deze gegevens worden niet uit landelijke registraties gehaald, maar hier beschikt de gemeente zelf al over.
• Ten derde maakt de gemeente gebruik van de gegevens uit het register onderwijsdeelnemers. De gemeente krijgt zicht op alle drie de VSO-uitstroomprofielen (daar waar het voor de gemeente tot op heden alleen zichtbaar is als iemand uitstroomprofiel vervolgonderwijs heeft).
Dit besluit biedt een grondslag voor het verstrekken van alle benodigde gegevens voor de verruimde RMC-functie. Het gaat om gegevens van PRO/VSO-uitstromers van 16 en 17 jaar. Voor VSO-uitstromers van 16 tot 23 jaar worden ook alle uitstroomprofielen verstrekt, ongeacht of ze nu wel of geen werk hebben. Dit wordt geregeld in artikel 31 in samenhang met de bijlage bij dit besluit. In het verlengde daarvan biedt dit besluit ook een grondslag om ten aanzien van de PRO/VSO-uitstromers gegevens te verstrekken aan het Inlichtingenbureau zodat voor de gehele doelgroep RMC een koppeling gemaakt kan worden met SUWI-gegevens. Voor vsv’ers tussen 18 en 23 jaar bestond deze grondslag al en deze wordt in verband met het uitvoeren van de op grond van bovengenoemde wet aanpaste RMC-functie uitgebreid naar de (oud)PRO’ers en VSO’ers van 16 tot en met 23 jaar (ongeacht of ze wel of geen werk hebben).
Vanwege de verwerking van persoonsgegevens in het register onderwijsdeelnemers zijn in verband met de bescherming van persoonsgegevens een aantal bepalingen relevant.
De Grondwet bepaalt in artikel 10, eerste lid, dat een ieder recht heeft op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen. Ook artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gaat over het recht op bescherming van persoonsgegevens. Volgens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is tot slot geen inmenging in het privéleven van een persoon toegestaan van enig openbaar gezag, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Op 25 mei 2018 is de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) van toepassing geworden. De AVG is een Europese verordening die rechtstreekse werking heeft binnen de Nederlandse rechtsorde. De AVG en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) vervangen de Wet bescherming persoonsgegevens. Voor zover het besluit ziet op Caribisch Nederland is de Wet bescherming persoonsgegevens BES van toepassing.
Met uitzondering van de in paragraaf 2 beschreven onderwerpen wordt er geen andere materie geregeld dan in de oude registerwetgeving van OCW geregeld was. De Minister van OCW is en blijft de beheerder van het register, en moet tevens gezien worden als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG.
DUO verwerkt de gegevens van de onderwijsdeelnemers. Deze gegevensverwerkingen krijgen enkel en alleen een nieuwe wettelijke grondslag. Er is sprake van een bundeling van reeds bestaande regels die zien op de verschillende sectoren. De wijze waarop persoonsgegevens door DUO worden ontvangen, de manier waarop met deze gegevens wordt omgegaan, de beveiliging van en de toegang van medewerkers van DUO tot deze gegevens blijven gelijk.
De inrichting van de databestanden is conform het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR) en voldoet aan de Baseline Informatiebeveiliging Rijksoverheid. Ook het beveiligingsniveau van de gegevens en de gebruikte technologie blijven derhalve in beginsel gelijk.
De verschillende gegevens worden in technische zin dus niet samengebracht. Dat betekent dat er geen toename is van de kans op een (ongeoorloofde) inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
Dit besluit regelt net zoals de wet – met uitzondering van de eerder besproken vier uitbreidingen van gegevensleveringen – geen andere materie dan eerdere registerwetgeving van OCW. Gezien de aard van de bundeling van reeds bestaande registerwetgeving is daarom op dit onderdeel geen data protection impact assessment (DPIA, voorheen privacy impact assessment, PIA) uitgevoerd.
In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 878, nr. 3) bij de wet is aangegeven dat een PIA is uitgevoerd ten aanzien van de verstrekking van de geboorteplaatsgegevens ten behoeve van de vermelding op het diploma. Hieruit blijkt dat de privacy-gevolgen voor de betreffende onderwijsdeelnemers beperkt zijn.
In de nota van wijziging (Kamerstukken II 2017/18, 34 878, nr. 7) is ten aanzien van de uitbreiding van de gegevenslevering ten behoeve van de verbetering van de kwaliteit van schooladviezen en ten behoeve van de aanmeldings-, toelatings-, inschrijvings- en uitschrijvingsprocedures een PIA uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de regelgeving voldoet aan de vereisten van doelbinding en dataminimalisatie. De exacte minimale dataset wordt in het onderhavige besluit vastgesteld. Er zijn geen geschikte alternatieven voorhanden om het beoogde doel te bereiken. Daarom wordt met de nadere uitwerking in dit besluit voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Voor de gegevensverwerking voor de RMC-functie bij de gemeenten is ook een PIA uitgevoerd.
Hieruit blijkt het volgende. Voor de gegevensverwerking die noodzakelijk is voor de RMC-functie bij de gemeenten moet een gemeente voldoen aan de wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust. De verwerkingslocaties bevinden zich uitsluitend in Nederland. Omdat de voorgenomen gegevensverwerking met betrekking tot de verruimde RMC-functie een geringe uitbreiding van de reeds bestaande verwerking voor de RMC-functie betreft, is er sprake van een gering risico voor de privacy van de betrokkenen.
De uitbreiding van de gegevensleveringen voor de ondersteuning van de RMC-functie betreft twee gegevensstromen:
• Bestaande verstrekking van een basisset van DUO aan gemeenten (RMC-levering) voor de taken van de gemeente met betrekking tot de RMC-functie en de uitvoering van de Leerplichtwet, welke de gegevens over in- en uitschrijvingen bevat en nu voor VSO-uitstromers van 16 en 17 jaar wordt uitgebreid tot alle uitstroomprofielen. Voor VSO-uitstromers van 18 tot 23 jaar wordt de verstrekking uitgebreid met gegevens van het uitstroomprofiel dagbesteding en het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel.
• Een aanvulling op de bestaande levering van een subset bestaande uit persoonsgebonden nummer en gemeentecode, die DUO rechtstreeks naar het Inlichtingenbureau stuurt om de gehele doelgroep RMC te laten koppelen met SUWI-gegevens; vsv’ers tussen 18 en 23 jaar en (oud-)PRO’ers en VSO’ers van 16 en 17 jaar.
Een ontwerp van dit besluit is in de periode van 7 januari tot en met 4 februari 2019 opengesteld voor openbare internetconsultatie. Daarop zijn drie reacties ontvangen. Ingrado (de vereniging voor leerplicht en RMC), een mbo-instelling en een consultancybureau hebben inbreng geleverd. In de reacties is onder andere aandacht gevraagd voor de positie van de samenwerkingsverbanden.
Zoals aangegeven in de brief van 25 juni 2018 met de twaalfde voortgangsrapportage passend onderwijs (Kamerstukken II 2017/18, 31 497, nr. 262) wordt onderzocht of en hoe de informatiepositie van samenwerkingsverbanden kan worden verbeterd. Dit kan ook in de registerwetgeving leiden tot aanpassingen, maar er is voor gekozen om dit niet reeds in het voorliggende besluit mee te nemen om niet vooruit te lopen op de uitkomsten van dit onderzoek.
Een ontwerp van het besluit is voorgelegd aan de bevoegde gezagsorganen van de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 8 van deze nota van toelichting.
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is om advies gevraagd over het ontwerp van dit besluit. Daarbij is aangegeven dat het besluit grotendeels een beleidsarme technische omzetting is van reeds bestaande regelgeving en dat het besluit vier meer inhoudelijke wijzigingen bevat, zoals toegelicht in paragraaf 2 van deze nota van toelichting. De AP heeft op 7 maart 2019 advies uitgebracht en heeft daarbij aangegeven geen opmerkingen te hebben over het besluit.
Een ontwerp van dit besluit is in het kader van de voorhangprocedure aan de Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal gestuurd (Kamerstukken II 2018/19, 34 878, nr. 12; Kamerstukken I 2018/19, 34 878, nr. E). De Tweede Kamer heeft het ontwerpbesluit voor kennisgeving aangenomen. Met de Eerste Kamer heeft over de voorhang een schriftelijk overleg plaatsgevonden (Kamerstukken I 2018/19, 34 878, nr. F). Naar aanleiding van de vragen van de Eerste Kamer is de nota van toelichting bij het besluit op één punt verduidelijkt. De artikelsgewijze toelichting op artikel 34 is uitgebreid om het verschil tussen de gegevensverstrekking aan het CBS en de gegevensverstrekking door het CBS te verduidelijken. Van die laatste gegevensstroom maken tot de persoon herleidbare gegevens geen deel uit.
Het onderhavige ontwerpbesluit heeft geen structurele gevolgen voor de Rijksbegroting.
Dit geldt ook voor de verstrekking van gegevens aan scholen in het PO en SO ten behoeve van verbetering van de kwaliteit van schooladviezen, en de verstrekking van gegevens ten behoeve van de uitvoering van aanmeldings-, toelatings-, inschrijvings- en uitschrijvingsprocedures in het PO, (V)SO en VO. Incidentele uitvoeringskosten bij DUO lopen via het programma Doorontwikkelen BRON en daartoe zijn middelen gereserveerd op de rijksbegroting voor een bedrag oplopend tot maximaal € 1,4 miljoen.
De wijzigingen inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie hebben geen financiële gevolgen voor de Rijksbegroting.
Een ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR is ambtelijk akkoord gegaan met de wijze waarop in deze nota van toelichting is ingegaan op de regeldrukeffecten van dit besluit. ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies.
Bedrijven en burgers maken kosten om verplichtingen uit wet- en regelgeving correct na te leven en alle voorschriften op te volgen. Dit noemen we regeldrukkosten. Het gaat hierbij om administratieve lasten en om inhoudelijke nalevingskosten. Aan dit besluit zijn geen inhoudelijke nalevingskosten verbonden. Voor wat betreft de administratieve lasten, wordt hieronder specifiek per onderdeel van het besluit aangegeven of er gevolgen zijn voor die lasten.
Het betreft de enkele herstructurering van de registerwetgeving. Deze heeft geen wijzigingen in de uitwisseling van persoonsgegevens tot gevolg. De informatieverplichtingen van de instellingen veranderen niet. Dit onderdeel van het besluit heeft daarom geen gevolgen voor de administratieve lasten (zie Kamerstukken II 2017/18, 34 878, nr. 3 paragraaf 7.1).
De levering van het geboorteplaatsgegeven door DUO vanuit de BRP verandert de administratieve lasten niet, omdat onderwijsinstellingen het geboorteplaatsgegeven niet registreren in het kader van een informatieverplichting aan de overheid. Dat neemt niet weg dat deze maatregel leidt tot minder administratieve handelingen bij onderwijsinstellingen, ouders en onderwijsdeelnemers (zie Kamerstukken II 2017/18, 34 878, nr. 3, paragraaf 7.2).
Uit onderzoek is gebleken dat vrijwel alle basisscholen administratieve handelingen verrichten om gegevens over oud-leerlingen op te vragen en te verwerken en dat vrijwel alle VO-scholen gevraagd wordt om gegevens over hun leerlingen te verzamelen en te verstrekken. Omdat PO-scholen deze gegevens voortaan geautomatiseerd uit het register onderwijsdeelnemers verstrekt krijgen, worden de administratieve lasten door deze wijziging maximaal beperkt (zie Kamerstukken II 2017/18, 34 878, nr. 7, paragraaf I.4).
Gebleken is dat de afschaffing van het fysieke uitschrijfbewijs bijdraagt aan een aanzienlijke vermindering van de administratieve lasten (zie Kamerstukken II 2017/18, 34 878, nr. 7, paragraaf II.4).
Voortaan worden de gegevens over jongeren afkomstig uit het PRO en VSO door DUO geleverd aan de gemeenten/RMC. De administratieve lasten voor onderwijsinstellingen en gemeenten nemen als gevolg van dit besluit iets af ten opzichte van de huidige situatie.
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de Inspectie van het Onderwijs en de Auditdienst Rijk hebben een ontwerp van dit besluit getoetst op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. DUO geeft aan dat dit besluit uitvoerbaar is. De uitvoeringsanalyse heeft wel uitgewezen dat voor enkele verstrekkingen nog een of meer gegevens ontbraken en dat die daarom moesten worden toegevoegd. Daarop is het besluit aangepast. Daarnaast heeft DUO een aantal opmerkingen van technische aard gemaakt. Deze betroffen onder meer de uitvoeringsgevolgen van het vervangen van het begrip «opleidingsfase» door «aard van de opleiding». Vanwege de benodigde aanpassingen in de processen en systemen van DUO die een wijziging van deze term met zich mee zou brengen, is het begrip «opleidingsfase» gehandhaafd.
In de handhaafbaarheidstoets heeft de inspectie de vraag aan de orde gesteld, waar in de Wet register onderwijsdeelnemers een grondslag is opgenomen voor het gebruik van het register voor het toezicht op de naleving van de Wet normering topinkomens. Deze grondslag is opgenomen in artikel 15, eerste lid, van de wet. Verder heeft de inspectie gevraagd of er gedacht is aan een deugdelijkheidseis met betrekking tot het evalueren van schooladviezen. Naar aanleiding hiervan wordt opgemerkt dat dit besluit een bijdrage levert aan de kwaliteit van de evaluatie van schooladviezen. Met de terugkoppeling van gegevens die bij de evaluatie van schooladviezen gebruikt kunnen worden, wordt de informatiepositie van basisscholen verbeterd. Het introduceren van een verplichting tot het evalueren van schooladviezen gaat een stap verder en vraagt om een afzonderlijke afweging, die buiten het kader van dit besluit valt. Tot slot is de toelichting op artikel 29, waar het de bewaartermijn van vijf jaar voor teruggekoppelde gegevens betreft, verhelderd naar aanleiding van opmerkingen van de inspectie.
In de onderwijswetten voor Caribisch Nederland (WPO BES, WVO BES, WEB BES) is oorspronkelijk ook de aansluiting van de onderwijsinstellingen op het BRON geregeld. De desbetreffende bepalingen zijn echter eerder nooit in werking getreden, in verband met de uitvoerbaarheid daarvan. De wetgeving met betrekking tot de overige registers (register vrijstellingen en vervangende leerplicht, meldingsregister relatief verzuim en diplomaregister) is niet van toepassing in Caribisch Nederland. Dit besluit sluit hierbij aan door alleen de bepalingen over basisgegevens mede van toepassing te laten zijn in Caribisch Nederland.
De maatregelen inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie hebben geen betrekking op Caribisch Nederland. Caribisch Nederland heeft een eigen regeling voor de doelgroep voortijdig schoolverlaters en jongeren in een kwetsbare positie, namelijk de Wet sociale kanstrajecten jongeren BES (WSKJ BES). Die wet is gebaseerd op de voormalige Antilliaanse Landsverordening sociale vormingsplicht en heeft eenzelfde oogmerk als de RMC-functie. Op grond van de WSKJ BES wordt de taak tot doorverwijzing naar onderwijs of arbeidsmarkt die in Europees Nederland wordt verricht binnen de RMC-functie, in Caribisch Nederland verricht door de uitvoeringinstantie van de sociale kanstrajecten van het betreffende eiland. Dit wettelijk regime past bij de kleinschaligheid van de eilanden.
Een ontwerp van dit besluit is ter consultatie voorgelegd aan de bevoegde gezagsorganen van de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland. Dat heeft niet geleid tot opmerkingen op basis waarvan aanpassing in het besluit nodig is gebleken. Wel bleek uit de consultatie nogmaals de noodzaak om de besturen van de scholen goed te (blijven) betrekken bij de invoering van het register onderwijsdeelnemers voordat het ook voor Caribisch Nederland in werking treedt. Wat betreft de inwerkingtredingsbepaling is al rekening gehouden met de mogelijkheid om het register onderwijsdeelnemers voor Caribisch Nederland eventueel later in werking te laten treden. Er is contact tussen het departement en de schoolbesturen om de aansluiting op het register in goede banen te leiden. Het streven daarbij is om het register onderwijsdeelnemers voor Caribisch Nederland gelijktijdig met Europees Nederland in te voeren.
Het gegeven «onderwijsdeelnemer met een niet-Nederlandse culturele achtergrond» wordt enkel geregistreerd ten aanzien van onderwijsdeelnemers als bedoeld in de WPO en de WEC. Het is niet van toepassing op onderwijsdeelnemers als bedoeld in de WPO BES. Inhoudelijk is deze begripsbepaling ongewijzigd, echter is wel «de voormalige Nederlandse Antillen of Aruba» vervangen door: een van de Caribische delen van het Koninkrijk. Hiermee worden zowel de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, als de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten aangeduid.
Een rechtspersoon voor hoger onderwijs verzorgt niet door het Rijk bekostigd hoger onderwijs.
Op grond van artikel 1, onderdeel f, van de Leerplichtwet 1969 is een onderwijsdeelnemer in het bezit van een startkwalificatie als hij een diploma heeft van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, WEB of een diploma havo of vwo als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 WVO.
In artikel 1 van de wet zijn begripsomschrijvingen gegeven van onderwijsdeelnemer en onderwijsinstelling. Deze begrippen hebben een sectoroverstijgende inhoud (ze hebben betrekking op verschillende onderwijssectoren).7 Waar dat nodig is, vindt een precisering plaats in dit besluit.
Als het gaat om basisgegevens, hebben bepalingen over onderwijsdeelnemers en onderwijsinstellingen op grond van artikel 1 van de wet in beginsel betrekking op alle onderwijssectoren, op zowel bekostigde als niet-bekostigde onderwijsinstellingen en op onderwijsdeelnemers uit zowel Europees als Caribisch Nederland, «voor zover niet anders is bepaald». Aan deze mogelijkheid de reikwijdte van bepalingen nader te bepalen wordt in dit besluit invulling gegeven. In de eerste plaats door bepalingen toe te spitsen op specifieke onderwijssectoren, omdat de gegevens een sectorspecifiek karakter hebben. Zo kunnen over onderwijsdeelnemers van onderwijsinstellingen als bedoeld in de WPO of WPO BES gegevens worden vastgelegd over voor- en vroegschoolse educatie (artikel 6, eerste lid) en zijn gegevens over afronding van bachelor- en masteropleidingen aan de orde bij onderwijsdeelnemers van onderwijsinstellingen als bedoeld in de WHW (artikel 7, zesde lid). Dit geldt voor veel basisgegevens. In de tweede plaats geeft ook artikel 2 een nadere invulling aan de bepalingen over basisgegevens. In het tweede lid van artikel 2 wordt geregeld welke bepalingen over basisgegevens niet van toepassing zijn op het niet-bekostigde onderwijs, in het derde lid welke bepalingen over basisgegevens niet van toepassing zijn op Caribisch Nederland. Op grond van het vierde lid van artikel 2, tenslotte, zijn de bepalingen over onderwijsdeelnemers van onderwijsinstellingen in de zin van de WVO ook van toepassing op onderwijsdeelnemers die voorbereidend beroepsonderwijs aan een AOC volgen.
Het tweede lid, onderdeel a, ziet op niet-bekostigde scholen met een examenlicentie om zelf eindexamens voortgezet onderwijs af te mogen nemen.
Op 1 augustus 2017 is artikel I, onderdeel B, van de Wet van 26 oktober 2016 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES met betrekking tot enkele kwaliteitsaspecten in het beroepsonderwijs (Stb. 2016, 417) in werking getreden. Met die wijziging van de WEB is bepaald dat voortaan in BRON ten aanzien van educatie enkel nog gegevens worden opgenomen van opleidingen vavo en niet meer van de overige vormen van educatie.
Dit lid is afgeleid van artikel 1.4a.1, achtste lid, aanhef en onderdeel a, WEB.
Ten aanzien van onderwijsdeelnemers die zijn ingeschreven of ingeschreven zijn geweest aan een niet door het Rijk bekostigde opleiding vavo maken de volgende gegevens geen onderdeel uit van het register onderwijsdeelnemers:
– het zijn van examendeelnemer (de inschrijvingsvorm),
– de organisatorische eenheid waarbinnen de onderwijsdeelnemer zijn opleiding vavo volgt;
Dit onderdeel is afgeleid van artikel 1.4.1, tiende lid, aanhef en onderdeel a, WEB.
Ten aanzien van onderwijsdeelnemers die zijn ingeschreven of ingeschreven zijn geweest aan een beroepsopleiding met diploma-erkenning aan een instelling (niet door het Rijk bekostigde opleidingen voor beroepsonderwijs), maken de volgende gegevens geen onderdeel uit van het register onderwijsdeelnemers:
– het al dan niet hebben van een handicap of chronische ziekte die extra ondersteuning vraagt van de onderwijsinstelling;
– het zijn van examendeelnemer (de inschrijvingsvorm);
– het al dan niet voor bekostiging in aanmerking komen van de deelnemer of het diploma;
– de organisatorische eenheid waarbinnen de onderwijsdeelnemer zijn beroepsopleiding volgt.
Particuliere onderwijsinstellingen die geen financiering ontvangen van de overheid kunnen door de Minister van OCW worden erkend als «rechtspersoon voor hoger onderwijs» en daarmee geaccrediteerde opleidingen aanbieden. Na accreditatie zijn de opleidingen van rechtspersonen voor hoger onderwijs wettelijk erkend. De diploma’s verbonden aan die opleidingen zijn gelijk aan de diploma's van bekostigde instellingen.
Ten aanzien van niet door het Rijk bekostigde onderwijsinstellingen hoeven minder gegevens aan het register onderwijsdeelnemers geleverd te worden dan voor bekostigde opleidingen het geval is. De volgende gegevens hoeven niet geleverd te worden ten aanzien van onderwijsdeelnemers die zijn ingeschreven of ingeschreven zijn geweest aan een niet door het Rijk bekostigde opleiding voor hoger onderwijs:
– de reden van de beëindiging van de inschrijving;
– het al dan niet vrijgesteld zijn van het betalen van collegegeld op grond van de artikelen 7.47a of 7.48, eerste en tweede lid, WHW.
Voor de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland is een deel van de bepalingen in de artikelen 4 tot en met 8 niet van toepassing. In dit lid is bepaald welke gegevens van onderwijsdeelnemers dat betreft.
De WVO is van toepassing op het voorbereidend beroepsonderwijs in de sector landbouw (hierna: vbo-groen) dat wordt verzorgd in een agrarische opleidingscentrum (AOC). AOC’s worden echter als instellingen geregeld in de WEB. Dit leidt ertoe dat op het vbo-groen in een AOC twee wetten van toepassing zijn, met deels overlappende bepalingen. De wetgever heeft de problemen die hier het gevolg van kunnen zijn voorzien en daarom in zowel de WVO als de WEB de mogelijkheid geboden om bij of krachtens amvb bepalingen van die wetten buiten toepassing te verklaren voor vbo-groen in een AOC. In het Besluit vbo-groen in een AOC 2016 is hiervan gebruik gemaakt. Omtrent de registratie in BRON van deelnemers die aan een AOC vbo-groen volgen, is in het Besluit vbo-groen in een AOC 2016 geregeld dat de artikelen 2.5.5a tot en met 2.5.5c WEB niet van toepassing zijn. Dit betekent dat de artikelen inzake BRON uit de WVO (artikelen 103b tot en met 103d) gelden. Met de wet komen echter alle artikelen met betrekking BRON, derhalve ook genoemde WEB- en WVO-artikelen, te vervallen. In het vierde lid wordt geregeld dat ten aanzien van onderwijsdeelnemers die vbo-groen in een AOC volgen, de bepalingen van het voorliggende besluit over onderwijsdeelnemers van VO-onderwijsinstellingen van toepassing zijn.
De basisgegevens zijn verdeeld in verschillende typen gegevens:
a. identificerende gegevens; [«Wie volgt er onderwijs?»]
b. inschrijvingsgegevens; [«Waar wordt dat onderwijs gevolgd?»]
c. opleidingsgegevens; [«Om welk soort onderwijs gaat het?» De vraag naar het «wat?», op groepsniveau]
d. resultaatgegevens; [«Wat?», op individueel niveau. Welke vakken en de behaalde resultaten]
e. overige basisgegevens. [Bijzonderheden van individuele onderwijsdeelnemers en overige beleidsmatig of voor bekostiging relevante gegevens]
Deze gegevens zijn verder uitgewerkt in de artikelen 4 tot en met 8.
Welke gegevens er onder een specifiek type gegevens precies vallen loopt met name voor de opleidingsgegevens, resultaatgegevens en overige gegevens per onderwijssector uiteen.
De gegevens in de artikelen 4 tot en met 8 zijn grotendeels afgeleid van de volgende wetsbepalingen die met de wet naar dit besluit worden overgeheveld:
– wat betreft onderwijsdeelnemers in het primair onderwijs (PO): artikel 178a, tweede lid, WPO en artikel 147, tweede lid, WPO BES;
– wat betreft onderwijsdeelnemers in het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs ((V)SO): artikel 164a, tweede lid, WEC;
– wat betreft onderwijsdeelnemers in het voortgezet onderwijs (VO): artikel 103b, tweede lid, WVO en artikel 179, tweede lid, WVO BES;
– wat betreft onderwijsdeelnemers in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo): artikel 2.3.6a, tweede lid, WEB;
– wat betreft onderwijsdeelnemers in het middelbaar beroepsonderwijs (MBO): artikel 2.5.5a, tweede lid, WEB en artikel 2.3.4, tweede lid, WEB BES;
– wat betreft onderwijsdeelnemers in het hoger onderwijs (HO): artikel 7.52, tweede lid, WHW.
Identificerende gegevens maken deel uit van de basisgegevens. De identificerende gegevens die over een onderwijsdeelnemer worden opgenomen in het register onderwijsdeelnemers worden in beginsel uit de basisregistratie personen (BRP) gehaald. Dat is alleen anders indien de onderwijsdeelnemer niet voorkomt in de BRP.
Ter identificatie van de onderwijsdeelnemer levert de onderwijsinstelling naast het persoonsgebonden nummer ook enkele van de identificerende gegevens mee (geslacht, geboortedatum, postcode en, indien die niet is opgenomen in de BRP, de nationaliteit; zie artikel 18). Indien een onderwijsdeelnemer (leerling, deelnemer, student) niet voorkomt in de BRP, worden in het register onderwijsdeelnemers als onderdeel van de basisgegevens alleen de identificerende gegevens opgenomen die door de onderwijsinstelling aan het register onderwijsdeelnemers worden geleverd (tweede lid).
In dit artikel zijn de basisgegevens opgenomen die samenhangen met de in- en uitschrijving van onderwijsdeelnemers aan een onderwijsinstelling, inclusief de gegevens om die instelling mee te identificeren. Inschrijvingsgegevens zien op de vraag waar een onderwijsdeelnemer onderwijs volgt (instelling, vestiging, locatie) en op de data van in- en uitschrijving bij die instelling.
Onder andere in het kader van het beleid rondom voortijdig schoolverlaten is het van belang om te weten op welke onderwijsinstelling (en op welke leslocatie binnen die onderwijsinstelling) een onderwijsdeelnemer onderwijs volgt. Dit wordt aangeduid met een registratienummer (onderdeel a). Het registratienummer van een onderwijsinstelling staat ook wel bekend als het BRIN-nummer (basisregistratie instellingen).
Onderwijsinstellingen kunnen uit meerdere vestigingen of locaties bestaan (zoals de hoofd- en nevenvestiging van scholen in het funderend onderwijs en de «locatie waar het onderwijs wordt gevolgd» als bedoeld in de WEB). Om de locatie waar het onderwijs wordt gevolgd aan te duiden wordt daarom naast het registratienummer van de onderwijsinstelling als geheel, ook gebruik gemaakt van een registratienummer voor elk «onderdeel van een onderwijsinstelling». Nadere gegevens over de vestigingen en locaties, zoals adresgegevens, kunnen in het register worden vastgelegd voor zover dat bij ministeriële regeling is bepaald. Artikel 8, vierde lid, van de wet biedt de grondslag om gegevens die deel uitmaken van het register bij ministeriële regeling nader te specificeren.
In het PO, (V)SO en VO wordt gesproken van uitschrijving (onderdeel c). In het beroepsonderwijs en HO wordt gesproken van beëindiging van een inschrijving.
De indicatie soort verblijf (onderdeel b) geeft aan of er sprake is van een reguliere inschrijving of van een inschrijving op een residentiële instelling. Een residentiële instelling is een instelling voor gehandicaptenzorg, jeugdhulpverlening, jeugdgezondheidszorg of een justitiële jeugdinrichting.
Artikel 40, derde lid, tweede volzin, WEC ziet op de aanmelding voor toelating tot het speciaal onderwijs van dove en slechthorende kinderen vanaf de leeftijd van 2 jaar.
Omdat voor deelnemers aan opleidingen vavo en beroepsopleidingen nagenoeg de zelfde inschrijvingsgegevens van toepassing zijn, zijn in het derde lid de inschrijvingsgegevens van alle onderwijsdeelnemers als bedoeld in de WEB en de WEB BES samengenomen. Alleen het gegeven «organisatorische eenheid» (onderdeel e) is niet van toepassing voor de WEB BES.
Wat betreft de opleidings- en resultaatgegevens zijn er wel grote verschillen in de gegevens met betrekking tot het vavo respectievelijk beroepsonderwijs. In de artikelen 6 en 7 zijn de gegevens met betrekking tot het vavo en het beroepsonderwijs dan ook (wel) in afzonderlijke artikelleden opgenomen.
Het gegeven «de inschrijvingsvorm» (onderdeel c) komt in de plaats van het oorspronkelijk in de artikelen 2.3.6a, tweede lid, onderdeel j (ten aanzien van het vavo), en 2.5.5a, tweede lid, onderdeel m (ten aanzien van het beroepsonderwijs), WEB, en artikel 2.3.4, tweede lid, onderdeel k, WEB BES, opgenomen gegeven «het zijn van examendeelnemer». Onderwijsdeelnemers aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de WEB of WEB BES kunnen ingeschreven staan als «deelnemer» of als «examendeelnemer». Dat laatste houdt in dat er geen onderwijs wordt gevolgd, maar slechts examen wordt gedaan. De inschrijving als examendeelnemer in het vavo en beroepsonderwijs is vergelijkbaar met de inschrijvingsvorm extraneus in het hoger onderwijs.
Verder is in het derde lid «de reden van uitstromen» (artikel 2.3.6, tweede lid, onderdeel l, en 2.5.5a, tweede lid, onderdeel o, WEB) vervangen door «de reden van het beëindigen van de inschrijving» (onderdeel f) om aan te sluiten bij de terminologie in het eerste lid.
Tot slot is het gegeven «organisatorische eenheid» niet van toepassing binnen de WEB BES.
De inschrijvingsvorm (onderdeel b) heeft betrekking op de vraag of een onderwijsdeelnemer als student dan wel als extraneus (vergelijk in het beroepsonderwijs: het zijn van examendeelnemer) is of was ingeschreven.
De soort onderwijs (onderdeel a) ziet op de vraag of het om speciaal onderwijs (SO) of voortgezet speciaal onderwijs (VSO) gaat. Onderwijssoort (onderdeel b) ziet op de verschillende soorten beperkingen en stoornissen waarop het (V)SO is ingericht (artikel 2, tweede lid, WEC). Deze zijn in artikel 2, vierde lid, WEC ingedeeld in vier clusters. De huidige praktijk is dat met betrekking tot leerlingen in cluster 1 en cluster 2 de onderwijssoort wordt vastgelegd, voor leerlingen in cluster 3 en 4 gebeurt dat niet en wordt alleen het betreffende cluster geregistreerd.
Groep en leerjaar (onderdeel c) zien respectievelijk op het SO en het VSO.
Met het uitstroomprofiel (onderdeel d) van een leerling in het voortgezet speciaal onderwijs wordt bedoeld het uitstroomprofiel vervolgonderwijs, het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of het uitstroomprofiel dagbesteding. Dit betreft geen nieuw gegeven in het register, het was alleen tot nog toe niet expliciet benoemd in artikel 164a, tweede lid, WEC. In het Besluit register onderwijsdeelnemers wordt dit begrip nu wel expliciet benoemd, omdat het (onder andere) van belang is bij de gegevensverstrekking in het kader van de regionale samenwerking op het gebied van voortijdig schoolverlaten.
Het begrip schoolsoort (onderdeel e) ziet op de schoolsoorten binnen het voortgezet onderwijs, ofwel het niveau waarop vso wordt gevolgd: vbo, mavo, havo of vwo.
De leerweg (onderdeel f) is van toepassing indien binnen het uitstroomprofiel vervolgonderwijs de vmbo-onderwijs wordt gevolgd. Het gaat dan om de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte, gemengde of theoretische leerweg. Zie de artikelen 10, 10b en 10d, WVO. Ook het profiel (onderdeel g) is alleen van toepassing indien het uitstroomprofiel vervolgonderwijs wordt gevolgd. Zie voor de verschillende profielen per schoolsoort/leerweg de artikelen 10, derde lid (theoretische leerweg/mavo), 10b, derde lid (basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg), 10d, derde lid (gemengde leerweg), en 12, derde lid (havo en vwo), WVO.
Het praktijkonderwijs kent geen leerjaren, daarom moet er voor het praktijkonderwijs in dat begrip «inschrijvingsjaren» gelezen worden.
Het gegeven opleidingsvorm (vierde lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel a) betreft de vraag of de opleiding vavo dan wel beroepsonderwijs in voltijd of in deeltijd wordt of is gevolgd. Voor onderwijsdeelnemers die geregistreerd staan als examendeelnemer is dit gegeven niet van toepassing. Bij de opleiding (vierde lid, onderdeel b) gaat het erom voor welke VO-schoolsoort de onderwijsdeelnemer wordt opgeleid: het diploma vmbo-TL/mavo, het diploma havo of het diploma vwo. Het programma voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vierde lid, onderdeel c) betreft de vakken die binnen de opleiding vavo gevolgd worden en waarin op de vavo-instelling examen wordt gedaan.
De in het vijfde lid, onderdeel b, bedoelde code is de code waaronder het opleidingsdomein, het kwalificatiedossier of de kwalificatie in het Centraal register beroepsonderwijs (CREBO) staat geregistreerd.
Bij een inschrijving voor een kwalificatie hoeft de onderwijsinstelling het niveau niet te verstrekken, omdat dit gegeven al is af te leiden uit de code van de betreffende kwalificatie. Bij een inschrijving voor een kwalificatiedossier of opleidingsdomein is ook het niveau van belang, omdat daarbij inschrijving op verschillende niveaus mogelijk is.
Beroepsopleidingen zijn ingedeeld in vier niveaus:
«De entreeopleidingen richten zich op de kwalificatie voor het eerste niveau van beroepsuitoefening of voor de entree op de arbeidsmarkt. De basisberoepsopleidingen richten zich op de kwalificatie voor het tweede, de vakopleidingen op de kwalificatie voor het derde en de middenkader- en specialistenopleidingen op de kwalificatie voor het vierde en hoogste niveau van beroepsuitoefening.» (artikel 7.2.2, derde lid, WEB).
Inschrijving voor een kwalificatiedossier is mogelijk op mbo niveau 1, 2, 3 of 4. Inschrijving voor een opleidingsdomein is mogelijk op mbo niveau 2, 3 of 4.
De verschillende opleidingsvormen (onderdeel a) staan genoemd in artikel 7.7, eerste lid, WHW: «Opleidingen aan bekostigde instellingen kunnen voltijds, deeltijds of duaal zijn ingericht en worden alsdan aangeduid als voltijdse, deeltijdse onderscheidenlijk duale opleidingen.» Het gegeven «opleidingsvorm» is niet van toepassing ten aanzien van een onderwijsdeelnemer die staat geregistreerd als extraneus.
Alle erkende opleidingen en onderwijseenheden in het hoger onderwijs worden aangeduid met een CROHO-code. Die code is het gegeven dat wordt bedoeld in onderdeel b.
De opleidingsfase (onderdeel c) kan bijvoorbeeld zijn: associate degree, bachelor, master, propedeuse bachelor, postinitiële master (PIM) of initiële opleiding.
Met de Wet van 11 december 2013 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens in verband met de invoering van een centrale eindtoets, de invoering van een leerling- en onderwijsvolgsysteem en invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten voor speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs) (Stb. 2014, 13) is de grondslag gelegd om de eindtoets en het schooladvies ook in het speciaal onderwijs in te voeren (onderdeel a). Genoemde wet is grotendeels met ingang van 1 augustus 2014 in werking getreden, maar nog niet voor het speciaal onderwijs. Inwerkingtreding wat betreft het speciaal onderwijs is beoogd per 1 augustus 2019. Ook SO-scholen zullen daarna gegevens over de eindtoets en schooladvies aan het register aanleveren.
Artikel 14a, eerste lid, onder b, WEC betreft scholen voor VSO die door de minister op grond van artikel 59a WVO zijn aangewezen om zelf bij hun leerlingen eindexamens af te mogen nemen. Artikel 14b betreft VSO-scholen die hun leerlingen examens laten doen aan een opleiding vavo van het ROC waarmee die VSO-school samenwerkt. In deze beide situaties moeten de resultaatgegevens door de VSO-school aan het register onderwijsdeelnemers geleverd worden (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, in combinatie met artikel 18). Daarnaast zijn er nog VSO-scholen waarvan de leerlingen als extraneus eindexamen aan een reguliere VO-school doen, of die hun leerlingen aan het staatsexamen laten deelnemen. Die scholen geven de behaalde resultaten niet zelf (als onderdeel van de basisgegevens) door aan het register onderwijsdeelnemers. In plaats daarvan worden de resultaatgegevens dan door de VO-school die het eindexamen heeft afgenomen (artikel 16, onderdeel m, in samenhang met artikel 17, tweede lid, onderdeel d) respectievelijk door het CvTE (artikel 16, onderdeel p, in samenhang met artikel 17, tweede lid, onderdeel f) als diplomagegevens aan het register geleverd.
De resultaatgegevens zoals opgenomen in het derde lid zijn afgeleid van artikel 103b, tweede lid, onderdeel g, WVO in combinatie met artikel 56, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO (zie ook de toelichting bij artikel 69).
De vakken waarin examen is gedaan (onderdeel b) omvatten alle vakken die bij het vavo-diploma betrokken worden. Naast de vakken die aan de opleiding vavo zijn gevolgd (artikel 6, vierde lid, onderdeel c) betreft het hier dus ook de vakken waarvoor eerder examen is gedaan (aan een andere onderwijsinstelling) en waarvoor een vrijstelling is behaald.
Artikel 2.3.6a, tweede lid, onderdeel g, WEB is niet in zijn geheel overgenomen in dit besluit (vierde lid, onderdeel h). De verwijzingen naar het uitstroomniveau alsmede, voor zover het Nederlands als tweede taal (NT2) betreft, het startniveau zijn geschrapt omdat die gegevens niet meer van toepassing zijn. Met ingang van 1 januari 2015 worden alleen nog gegevens van het vavo opgenomen in het register en worden geen gegevens meer opgenomen van de overige vormen van educatie. Zie artikel II, onderdeel J, van de Wet van 9 juli 2014 tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (Stb. 2014, 288).
In artikel 7, vijfde lid, onderdeel c, wordt verwezen naar het eindcijfer of de eindcijfers van bij ministeriële regeling aan te wijzen examenonderdelen. Hierbij gaat het om de examenonderdelen Nederlandse taal, rekenen en Engels, die zijn aangewezen in (de bijlage bij artikel 2 van) de Regeling gegevensverstrekking persoonsgebonden nummer BVE 2009. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van het Besluit register onderwijsdeelnemers worden deze examenonderdelen aangewezen in een ministeriële regeling die mede gebaseerd is op artikel 7, vijfde lid, onderdeel c, van dit besluit.
Artikel 7.2.3, eerste lid, WEB, waarnaar wordt verwezen in onderdeel d, ziet op (onderdelen van) kwalificaties en keuzedelen waaraan een certificaat is verbonden.
De bekostigingsindicatie (onderdeel b) is een parameter om te bepalen of een leerling meetelt voor bekostiging (artikel 10 Besluit bekostiging WPO).
Voor leerlingen aan een school voor speciaal basisonderwijs moet gedurende hun gehele inschrijving een ontwikkelingsperspectief worden vastgesteld. De begin- en einddatum van de periode waarvoor er een ontwikkelingsperspectief is vastgesteld (onderdeel c) is dus alleen van belang indien het een leerling van een basisschool betreft. Voor leerlingen van speciale scholen voor basisonderwijs komen begin- en einddatum van de periode waarvoor er voor de leerling een ontwikkelingsperspectief is vastgesteld (als het goed is) overeen met de data van in- en uitschrijving aan de onderwijsinstelling.
De bekostigingscategorie (onderdeel c) staat voor de mate van ondersteuning die de leerling in het (V)SO nodig heeft. Deze kent drie niveaus: hoog, midden of laag. Op basis hiervan wordt de hoogte van de bekostiging bepaald. De samenwerkingsverbanden bepalen zelf in welke categorie een onderwijsdeelnemer valt. DUO verwerkt dit gegeven in de bekostiging van het samenwerkingsverband.
Het derde lid is afgeleid van artikel 164a, lid 2a, WEC. Deze bepaling heeft betrekking op de begeleiding (door leraren verbonden aan een WEC-instelling) van visueel, auditief of communicatief gehandicapte kinderen die onderwijs volgen aan een reguliere school.
Het vierde lid is afgeleid van artikel 164a, lid 2b, WEC en heeft betrekking op de begeleiding van kinderen met epilepsie die onderwijs volgen aan een reguliere school. De scholen genoemd in Artikel XXIVA van de Wet van 11 oktober 2012 (Stb. 2012, 533) zijn de school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs «De Waterlelie» te Cruquius en de school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs «De Berkenschutse» te Heeze. Dit zijn scholen die gespecialiseerd zijn in de begeleiding van kinderen met epilepsie.
Artikel 164a, leden 2a en 2b, WEC zijn afkomstig uit de Wet van 4 februari 2015 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het registreren van leerlingen met een ontwikkelingsperspectief in het basisregister onderwijs (Stb. 2015, 94).
De gegevens zoals opgenomen in dit lid hoeven niet geleverd te worden ten aanzien van leerlingen die ingeschreven staan aan een school als bedoeld in artikel 56 WVO (zie artikel 2, tweede lid, onderdeel a).
De ministeriële regeling waarnaar wordt verwezen in onderdeel a is de Regeling aanvullende bekostiging eerste opvang nieuwkomers vo. Deze regeling is alleen van toepassing in het Europese deel van Nederland. Er in geen parallelle regeling, gebaseerd op artikel 155, eerste lid, WVO BES. Op dit moment is onderdeel a daarmee feitelijk niet van toepassing in Caribisch Nederland. De gegevens in de onderdelen b en c, zijn ook niet van toepassing ten aanzien van het onderwijs in Caribisch Nederland (zie artikel 2, derde lid, onderdeel b).
Er is geen afzonderlijke bepaling opgenomen met betrekking tot het vavo, omdat daarvoor geen overige basisgegevens in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen. Het zesde lid ziet daarom alleen op beroepsopleidingen.
De gegevens in het zesde lid, onderdelen b en c, zijn niet van toepassing ten aanzien van het niet door het Rijk bekostigde beroepsonderwijs.
Het zevende lid is niet van toepassing ten aanzien van onderwijsdeelnemers die zijn ingeschreven of ingeschreven zijn geweest aan een rechtspersoon voor hoger onderwijs. Rechtspersonen voor hoger onderwijs worden immers niet door het Rijk bekostigd, dus is vrijstelling van het betalen van collegegeld (artikel 7.52, tweede lid, onderdeel i, WHW) daar niet van toepassing.
Ten aanzien van de in het register onderwijsdeelnemers opgenomen vrijstellingsgegevens is «onderwijsdeelnemer» in de wet gedefinieerd als: jongere als bedoeld in artikel 5, 5a en 15 LPW.
De identificerende gegevens die deel uitmaken van de in het register onderwijsdeelnemers opgenomen vrijstellingsgegevens zijn afgeleid van hetgeen hierover opgemerkt is in paragraaf 4.2 van de memorie van toelichting bij het voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht (Kamerstukken II, 33 537, nr. 3, p. 9): «Een leerplichtambtenaar moet bij het persoonsgebonden nummer ook de controlegegevens geboortedatum, postcode van de woonplaats en het geslacht van de jongere aangeven, zodat met de gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) gecontroleerd kan worden of het inderdaad om de juiste persoon gaat.» De gegevens «geboortedatum» en «geslacht» worden na voltooiing van de registratie niet gebruikt voor beleidsinformatiedoeleinden.
Dit artikel is afgeleid van artikel 3c, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969 (LPW). Het gegeven dat het een vervangende leerplicht betreft wordt in het register aangeduid met de aanduiding «vervangende leerplicht».
Dit artikel is afgeleid van artikel 6, vijfde lid, LPW. Het gegeven dat het een vrijstelling van de leerplicht betreft wordt in het register aangeduid met de aanduiding «vrijgesteld».
Dit artikel is afgeleid van artikel 15, vierde lid, LPW. Het gegeven dat het een vrijstelling van de leerplicht betreft wordt in het register aangeduid met de aanduiding «vrijgesteld».
De identificerende gegevens die deel uitmaken van de verzuimgegevens zijn afgeleid van artikel 24f, vijftiende lid, WOT. Het in dat lid genoemde «gegeven of betrokkene al dan niet beschikt over een startkwalificatie» is toegevoegd aan artikel 14 (overige verzuimgegevens). Het tweede lid is afgeleid van de bijlage bij het Besluit verzuimmelding.
De overige verzuimgegevens waren tot nog toe vastgesteld in de bijlage bij het Besluit Verzuimmelding. Ten opzichte van dat besluit is als nieuw gegeven opgenomen of de onderwijsdeelnemer beschikt over een startkwalificatie (onderdeel a). Eerder was dit gegeven niet expliciet benoemd, maar het is wel van belang in het kader van de verzuimmelding. Of een onderwijsdeelnemer al dan niet beschikt over een startkwalificatie (onderdeel a) wordt afgeleid uit de basisgegevens die al in het register onderwijsdeelnemers aanwezig zijn (zie ook de toelichting bij artikel 21).
In onderdeel j wordt gesproken van contactgegevens van de contactpersoon bij de onderwijsinstelling. Indien sprake is van een onderwijsinstelling bestaande uit meerdere locaties, dan kan voor de verzuimregistratie ook per locatie van de onderwijsinstelling een verschillende contactpersoon zijn aangewezen.
Op grond van artikel 8, vierde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers is het mogelijk om bij ministeriële regeling een nadere specificatie te geven van de verzuimgegevens. Onder andere de vermoedelijke soort verzuim (onderdeel d) en indien de melding is afgesloten, de reden daarvoor (onderdeel n) zullen nader worden gespecificeerd bij ministeriële regeling. Daarvoor wordt aangesloten bij hetgeen tot nog toe als nadere specificatie van deze gegevens is opgenomen in de bijlage bij het Besluit Verzuimmelding.
Artikel 15 bepaalt welke identificerende gegevens deel uitmaken van de diplomagegevens. De overlijdensdatum is opgenomen als identificerend gegeven dat deel uitmaakt van de diplomagegevens in verband met de bewaartermijn van diplomagegevens (zie artikel 30, zesde lid, van de wet).
Dit artikel is afgeleid van artikel 24n WOT. Het bevat een opsomming van de verschillende soorten waardedocumenten waarvan in het register onderwijsdeelnemers (voorheen het diplomaregister) diplomagegevens worden opgenomen, alsmede vanaf welke datum opname in het register plaatsvindt voor de verschillende soorten waardedocumenten.
Met artikel V, onderdeel E, van de Wet invoering associate degree-opleiding (Stb. 2017, 390) zijn aan artikel 24n van de WOT diverse onderdelen toegevoegd met betrekking tot het in het diplomaregister opnemen van waardedocumenten uit het niet-bekostigd onderwijs (Artikel 24n, onderdelen m tot en met r, WOT). Bij de overheveling van artikel 24n WOT naar artikel 16 van het onderhavige besluit zijn de onderdelen herschikt, zodat de waardedocumenten met betrekking tot het niet door het Rijk bekostigd onderwijs genoemd worden na de overeenkomstige waardedocumenten die zijn behaald in het bekostigde onderwijs. Eenzelfde volgorde is aangehouden in artikel 17 (overige diplomagegevens).
In artikel 16 zien de onderdelen a tot en met g op diverse waardedocumenten op het niveau van het hoger onderwijs. Onderdelen h en i zien op waardedocumenten op het niveau van het beroepsonderwijs: respectievelijk de bekostigde en de niet bekostigde beroepsopleidingen. Onderdelen j tot en met p zien op waardedocumenten op het niveau van het voortgezet onderwijs. Daarnaast staan nog de waardedocumenten voor het staatsexamen NT2 en het inburgeringsexamen in respectievelijk de onderdelen q en r. Hierna wordt met name nader ingegaan op enkele onderdelen die aangepast zijn ten opzichte van het overeenkomstige onderdeel in artikel 24n WOT.
Onderdeel b ziet op getuigschriften afgegeven door de Open Universiteit (de instelling, bedoeld in onderdeel h van de bijlage bij de WHW). Op dit moment worden deze getuigschriften nog niet in het register onderwijsdeelnemers opgenomen. Vanaf welke datum dat wel het geval zal zijn, moet nog (bij koninklijk besluit) worden bepaald.
Artikel 24n, onderdeel k, van de WOT zag op getuigschriften afgegeven door de levensbeschouwelijke universiteiten (instellingen als bedoeld in onderdeel i van de bijlage bij de WHW). Op grond van artikel 3 van het Besluit van 4 oktober 2012 houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 29 september 2011 tot wijziging van onder meer de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de instelling van het diplomaregister hoger onderwijs, beroepsonderwijs, voortgezet (algemeen volwassenen)onderwijs, NT2 en inburgering (Stb. 2011, 497) worden deze getuigschriften met ingang van 1 januari 2010 opgenomen in het diplomaregister (Stb. 2012, 503). In dit besluit is in artikel 16, onderdeel [k] dan ook die datum opgenomen.
Deze onderdelen, die zien op de aansluiting van het onbekostigd hoger onderwijs op het register, zijn afgeleid van respectievelijk de onderdelen m, n en o van artikel 24n WOT. De in die onderdelen bedoelde datum is bij koninklijk besluit vastgesteld op 1 januari 2018 (Zie artikel III van het Besluit van 11 december 2017, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet invoering associate degree-opleiding en van enkele artikelen van de Wet van 8 maart 2017 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op het onderwijstoezicht en het Wetboek van Strafrecht, in verband met het tegengaan van misleidend gebruik van de naam universiteit en hogeschool, het onterecht verlenen en voeren van graden, alsmede het bevorderen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef door rpho’s (Wet bescherming namen en graden hoger onderwijs) (Stb. 2017, 97); Stb. 2017, 491). Die datum is dan ook opgenomen in artikel 16, onderdelen d, e en g, van dit besluit.
Onderdeel m ziet op diploma’s en cijferlijsten van vso-leerlingen die als extraneus examen hebben gedaan aan een school voor voortgezet onderwijs. Op grond van artikel 2 van het Besluit van 4 oktober 2012 houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 29 september 2011 tot wijziging van onder meer de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de instelling van het diplomaregister hoger onderwijs, beroepsonderwijs, voortgezet (algemeen volwassenen)onderwijs, NT2 en inburgering (Stb. 2011, 497) worden deze diploma’s met ingang van 1 januari 2012 opgenomen in het diplomaregister (Stb. 2012, 503).
In artikel 16, onderdeel q, worden nu ook certificaten van staatsexamens Nederlands als tweede taal (NT-2) vermeld. Dat is nieuw ten opzichte van het huidige artikel 24n, onderdeel d, van de WOT, dat alleen spreekt over diploma’s van staatsexamens NT-2. Hiermee wordt een omissie hersteld. De gegevens van deze certificaten worden op dit moment al opgenomen in het diplomaregister.
Diplomagegevens hebben betrekking op waardedocumenten als bedoeld in artikel 16. Met het eerste lid wordt geregistreerd welke onderwijsinstelling een waardedocument heeft afgegeven en om welk type waardedocument het gaat. De overige diplomagegevens zijn verschillend al naar gelang het type onderwijs waar ze betrekking op hebben en zijn verder uitgewerkt in het tweede lid.
Onderdeel a van dit lid ziet op de diplomagegevens die horen bij waardedocumenten als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met g. Dit betreft diplomagegevens met betrekking tot opleidingen en programma’s in het hoger onderwijs, opgenomen in het CROHO. Onderdeel b ziet op de diplomagegevens die horen bij waardedocumenten als bedoeld in artikel 16, onderdelen h en i. Dit betreft diplomagegevens met betrekking tot beroepsopleidingen, opgenomen in het CREBO.
De onderdelen c tot en met f zien op de diplomagegevens die horen bij waardedocumenten als bedoeld in artikel 16, onderdelen j tot en met p en hebben betrekking op verschillende vormen waarin examen op het niveau van het voortgezet onderwijs kan worden afgelegd (vavo-examen, regulier VO-examen, VO-examen aan een school voor (V)SO en staatsexamen VO). Ten aanzien van door het Rijk bekostigde opleidingen vavo en niet door het Rijk bekostigde opleidingen vavo kende de WOT afzonderlijke bepalingen (artikel 24o, tweede lid, onderdelen c en j) Deze zijn nu samengevoegd in één onderdeel (onderdeel c); de diplomagegevens zijn in beide gevallen immers gelijk. Datzelfde geldt voor de diplomagegevens ten aanzien van door het Rijk bekostigd voortgezet onderwijs (artikel 24o, tweede lid, onderdeel f, WOT) en niet door het Rijk bekostigd voortgezet onderwijs (artikel 24o, tweede lid, onderdeel i, WOT). Ook daar zijn de uit de WOT overgehevelde onderdelen samengevoegd (onderdeel d).
Onderdeel g ziet op de diplomagegevens die horen bij diploma’s voor het staatsexamen Nederlands als tweede taal (artikel 16, onderdeel q). Onderdeel h, tot slot, ziet op de diplomagegevens die horen bij het inburgeringsexamen (artikel 16, onderdeel r).
In de meeste gevallen zijn diplomagegevens al als onderdeel van de basisgegevens in het register onderwijsdeelnemers opgenomen. Voor de basisgegevens die tevens diplomagegevens zijn, wordt in dit artikel dan ook zo veel mogelijk verwezen naar de desbetreffende basisgegevens zoals opgenomen in paragraaf 2.1 van dit besluit. Alleen voor de onderdelen f, g en h, van dit lid, kan niet verwezen worden naar gegevens die ook al als basisgegevens in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen. De deelnemers aan een staatsexamen voortgezet onderwijs (onderdeel f), een staatsexamen Nederlands als tweede taal (onderdeel g) en de deelnemers aan een Inburgeringsexamen (onderdeel h) zijn namelijk slechts onderwijsdeelnemer in de zin van de wet voor zover het de diplomagegevens met betrekking tot deze examens betreft. Zij zijn in beginsel niet tevens onderwijsdeelnemer in de zin van de basisgegevens. In die onderdelen staat daarom de overige diplomagegevens uitgeschreven.
Onderdeel f ziet op staatsexamens voortgezet onderwijs. Het staatexamen kan in één of meer vakken afgelegd worden op een van de volgende niveaus:
– vbo, in de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg (alleen de algemene vakken)
– mavo (vmbo-theoretische leerweg)
– havo
– vwo.
Onderdeel g ziet op diploma’s voor het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT-2). Dit staatsexamen kent twee niveaus: programma I en programma II. Programma I toetst of iemand voldoende Nederlands beheerst (op taalniveau B1) voor een baan of beroepsopleiding op mbo-niveau. Programma II toetst of iemand voldoende Nederlands beheerst (op taalniveau B2) om een baan of opleiding op hbo- of universitair niveau te volgen.
Onderdeel h ziet op het diploma voor het inburgeringsexamen. Om te slagen voor het inburgeringsexamen moet iemand de Nederlandse taal op minimaal taalniveau A2 beheersen. Het inburgeringsexamen kent verschillende profielen: «Opvoeding, Gezondheid en Onderwijs», «Werk», «Maatschappelijke Participatie» en «Ondernemerschap».
De onderwijsinstelling waar een onderwijsdeelnemer is ingeschreven levert met het persoonsgebonden nummer ook het geslacht, de geboortedatum en de postcode van de woonplaats van de betreffende onderwijsdeelnemer mee. De overige identificerende gegevens die op grond van artikel 4 deel uitmaken van de basisgegevens, worden vanuit de BRP toegevoegd aan het register onderwijsdeelnemers. De identificerende gegevens die het bestuur op grond van dit artikel moet leveren, dienen slechts ter controle.
In het geval dat een onderwijsdeelnemer niet voorkomt in de BRP, bijvoorbeeld omdat hij nog niet lang in Nederland verblijft, kunnen er ook geen identificerende gegevens van die onderwijsdeelnemer toegevoegd worden aan het register. Dan zijn de door het bestuur geleverde identificerende gegevens dus de enige identificerende gegevens die van die onderwijsdeelnemer in het register onderwijsdeelnemers worden opgenomen.
Het tweede lid is van toepassing op alle onderwijssectoren. De tekst is afgeleid van artikel 178a, zevende lid, WPO, artikel 164a, achtste lid, WEC, artikel 103b, achtste lid, WVO, de artikelen 2.3.6a, vijfde lid, en 2.5.5a, zevende lid, WEB en artikel 7.52, vijfde lid, WHW.
In beginsel levert de onderwijsinstelling waar een onderwijsdeelnemer is ingeschreven de basisgegevens van die onderwijsdeelnemer aan het register onderwijsdeelnemers. De gegevens bedoeld in artikel 8, derde en vierde lid, van dit besluit vormen hierop een uitzondering.
Artikel 8, derde lid, betreft gegevens over de begeleiding van onderwijsdeelnemers met een visuele, auditieve of communicatieve handicap door een leraar verbonden aan een (V)SO-instelling. Artikel 8, vierde lid, betreft gegevens over de begeleiding van onderwijsdeelnemers met epilepsie door een leraar verbonden aan een van de daarin gespecialiseerde scholen (een van de twee epilepsiescholen: «De Waterlelie» in Cruquius en «De Berkenschutse» in Heeze).
Artikel 19, eerste en tweede lid, bepalen dat deze «begeleidingsgegevens» niet door de onderwijsinstelling waar de onderwijsdeelnemer is ingeschreven, maar door de onderwijsinstelling die de begeleiding verzorgt, moeten worden geleverd.
Het eerste lid is afgeleid van artikel 3c, eerste lid, LPW. Dit ziet op de vervangende leerplicht bedoeld in de artikelen 3a en 3b LPW. Het tweede lid is afgeleid van artikel 6, vierde lid, LPW. Dit ziet op de vrijstelling van de leerplicht (vrijstelling van de verplichting tot inschrijving op grond van artikel 5 of 5a LPW). Het derde lid is afgeleid van artikel 15, derde lid, LPW. Dit lid ziet op de levering van gegevens met betrekking tot vrijstellingen wegens het volgen van ander onderwijs.
Het vierde lid is afgeleid van de artikelen 3c, eerste lid, onderdeel e, 6, vierde lid, onderdeel d, en 15, derde lid, onderdeel e, LPW. Indien een jongere niet eerder onderwijs in Nederland heeft gevolgd, dan zijn van die jongere in het register onderwijsdeelnemers nog geen identificerende gegevens bekend. (De jongere die nooit in Nederland onderwijs heeft gevolgd is geen onderwijsdeelnemer wat betreft de basisgegevens, maar wel wat betreft de verzuimgegevens.) In dat geval moet het college van burgemeester en wethouders de identificerende gegevens die deel uitmaken van de vrijstellingsgegevens leveren.
Als wel eerder onderwijs is gevolgd in Nederland, dan zijn de identificerende gegevens van de onderwijsdeelnemer (voor zover die deel uitmaken van de verzuimgegevens) al in het register bekend als onderdeel van de basisgegevens. De identificerende gegevens van de onderwijsdeelnemer hoeven in dat geval niet nogmaals geleverd te worden, omdat ze al bekend zijn.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 12, zevende lid, van de wet. Zoals in dit artikel tot uitdrukking wordt gebracht, is de levering van verzuimgegevens verdeeld over enerzijds het hoofd of het bestuur (afhankelijk van het type verzuim) en anderzijds het college van burgemeester en wethouders. Deze verdeling is mede afgeleid van de bijlage bij het Besluit Verzuimmelding.
De identificerende gegevens die deel uitmaken van de verzuimgegevens (artikel 13) hoeven niet afzonderlijk geleverd te worden. Deze gegevens zijn immers al in het register onderwijsdeelnemers opgenomen als onderdeel van de basisgegevens. Het gegeven of de betrokken onderwijsdeelnemer over een startkwalificatie beschikt (artikel 14, onderdeel a) hoeft ook niet door de onderwijsinstelling geleverd te worden. Dit kan door de minister worden afgeleid uit (basis)gegevens die al in het register onderwijsdeelnemers aanwezig zijn. Afhankelijk van de vraag om welk soort verzuim het gaat, moeten de overige verzuimgegevens geleverd worden door het hoofd, door het bevoegd gezag of door het college van burgemeester en wethouders.
De diplomagegevens van waardedocumenten als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met o, zijn al als onderdeel van de basisgegevens aanwezig in het register onderwijsdeelnemers. Overeenkomstig artikel 12, vierde lid, van de wet hoeft de levering van die gegevens dan dus niet nogmaals geregeld te worden.
Het eerste lid ziet op de levering van identificerende gegevens die deel uitmaken van de diplomagegevens. Het tweede tot en met vierde lid zien op de levering van de overige diplomagegevens.
Alleen de diplomagegevens van waardedocumenten als bedoeld in artikel 16, onderdelen p, q en r, zijn geen basisgegevens. Daarom wordt de levering van die diplomagegevens wel geregeld in dit artikel. Het College voor toetsen en examens (CvTE) respectievelijk de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leveren aan Onze Minister de diplomagegevens van staatsexamens (artikel 17, tweede lid, onderdelen f en g) en inburgeringsdiploma’s (artikel 17, tweede lid, onderdeel h).
Naast de organisaties genoemd in paragraaf 4.1 kan ook de onderwijsdeelnemer zelf basisgegevens uit het register verstrekt krijgen. Dit wordt evenwel niet in dit besluit geregeld. Artikel 15 van de AVG voorziet al in het recht van inzage van de betrokkene.
Dit artikel geeft invulling aan artikel 15, zesde lid, van de wet, in samenhang met het eerste lid van dat artikel. Het is inhoudelijk afgeleid van de Regeling informatievoorziening WPO/WEC, de Regeling informatievoorziening WVO, de Regeling financiën hoger onderwijs en de Regeling gebruik gegevens bron.
Artikel 23 regelt de verstrekking van basisgegevens aan de Minister van OCW ten behoeve van bekostiging, planning HO, begrotings- en beleidsvoorbereiding en toezicht op de naleving van de WNT. De gegevens die aan de minister worden verstrekt voor deze doelen zijn gepseudonimiseerd. Dit betekent dat het persoonsgebonden nummer van onderwijsdeelnemers niet wordt verstrekt; het wordt vervangen door een ander nummer of code. Ook de geslachtsnaam, de voornamen, het adres en de geboortedatum van onderwijsdeelnemers worden niet verstrekt. Dit vloeit reeds voort uit artikel 15, tweede lid, van de wet. Afgezien daarvan worden alle basisgegevens verstrekt aan de minister. Dit komt overeen met de hiervoor genoemde ministeriële regelingen.8
Voor de vaststelling van de bekostiging is vaak de leeftijd van een onderwijsdeelnemer van belang. Daarom wordt aan de minister, in plaats van de geboortedatum van een onderwijsdeelnemer, wel diens leeftijd op de voor de bekostiging van belang zijnde peildata verstrekt (tweede lid). Voor de reguliere bekostiging (in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs) is met name de teldatum 1 oktober van belang.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 15, zesde lid, van de wet, in samenhang met het derde lid van dat artikel. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 3 van het Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC, artikel 7 van het Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WVO en artikel 4b.3.1 van het Uitvoeringsbesluit WEB.
Uitgangspunt is dat de basisgegevens die aan de minister worden verstrekt ten behoeve van de bekostiging van onderwijsinstellingen, niet direct herleidbaar zijn tot individuele onderwijsdeelnemers (zie artikel 15, eerste en tweede lid, van de wet en artikel 23 van dit besluit). Het verstrekken van persoonsgebonden informatie aan de minister is niettemin mogelijk ten behoeve van de communicatie met onderwijsinstellingen over de bekostiging (zie artikel 15, derde lid, van de wet). De mogelijkheid van het verschaffen van persoonsgebonden bekostigingsinformatie aan onderwijsinstellingen is per 1 januari 2014 geïntroduceerd in de onderwijswetgeving.9 Door individualiseerbare bekostigingsinformatie krijgen onderwijsinstellingen makkelijker, sneller en completer inzicht in hun bekostiging en kunnen zij bekostigingsbesluiten (beter) op hun juistheid toetsen. In de uitvoering wordt onderscheid gemaakt tussen het bepalen van de bekostigingsstatus van een onderwijsdeelnemer, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van het persoonsgebonden nummer, en het informeren van de onderwijsinstelling over de bekostigingsstatus, waarbij het persoonsgebonden nummer wel wordt vermeld.
Artikel 24 in combinatie met de bijlage regelt welke basisgegevens samen met het persoonsgebonden nummer aan de minister worden verstrekt voor het verkeer met het bestuur over de bekostiging. Dit verschilt per onderwijssector. De in de bijlage aangeduide gegevens zijn afgeleid van de gegevens die tot nog toe in artikel 3 van het Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC, artikel 7 van het Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WVO en artikel 4b.3.1 van het Uitvoeringsbesluit WEB zijn aangewezen.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 15, zesde lid, van de wet. Het geeft een nadere invulling aan het vijfde lid, van dat artikel. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24e van de WOT, dat luidt: «Uit het basisregister onderwijs kunnen persoonsgegevens worden verstrekt aan Onze Minister en de inspectie voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van hun wettelijke taken.» Ten opzichte van artikel 24e WOT wordt in de wet het gebruik van basisgegevens door de minister specifieker geregeld. De wettelijke taken waarvoor de minister basisgegevens mag gebruiken zijn in artikel 15, vijfde lid, van de wet gespecificeerd. Dit gebeurt met het oog op een transparante omgang met de persoonsgegevens die het ministerie van OCW (DUO) verzamelt. Het betreft:
• uitvoering van de studiefinancieringswetgeving, zowel van Europees als Caribisch Nederland;
• uitvoering van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
• uitvoering van de Les- en cursusgeldwet;
• uitvoering van de Wet overige OCW-subsidies;
• het informeren van ouders indien de inspectie van oordeel is dat het onderwijs op de school waar hun kind is ingeschreven zeer zwak is, en ouders niet door het bevoegd gezag van de school hierover zijn geïnformeerd (artikelen 45a WPO, 48a WEC, 23c WVO, 51 WPO BES en 49 WVO BES).
Artikel 25 van dit besluit in combinatie met de bijlage regelt vervolgens wélke gegevens voor deze taken worden verstrekt aan de minister.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 19, derde lid, van de wet. Het geeft een nadere invulling aan het eerste lid van dat artikel. Het is inhoudelijk afgeleid van de Regeling informatievoorziening WPO/WEC, de Regeling informatievoorziening WVO, de Regeling financiën hoger onderwijs en de Regeling gebruik gegevens bron.
In artikel 26 en de bijlage wordt aangewezen welke gegevens voor het toezicht op het onderwijs aan de inspectie verstrekt kunnen worden. De gegevens die aan de inspectie worden verstrekt voor dit doel zijn gepseudonimiseerd. Dit betekent dat het persoonsgebonden nummer van onderwijsdeelnemers niet wordt verstrekt; het wordt vervangen door een ander nummer of code. Ook de geslachtsnaam, de voornamen, het adres en de geboortedatum van onderwijsdeelnemers worden niet verstrekt. Dit vloeit reeds voort uit artikel 19, tweede lid, van de wet. Afgezien daarvan worden alle basisgegevens verstrekt aan de inspectie. Dit komt overeen met de hiervoor genoemde ministeriële regelingen.10
Dit artikel is gebaseerd op artikel 20, zevende lid, van de wet. Het geeft een nadere invulling aan het eerste lid, in samenhang met het vierde lid, onderdelen a en b, van dat artikel. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24f, eerste lid, WOT.
Op grond van artikel 27 kan het bestuur van een onderwijsinstelling uit het register onderwijsdeelnemers de in de bijlage aangeduide gegevens ontvangen over onderwijsdeelnemers die aan die onderwijsinstelling zijn of waren ingeschreven, voor zover de gegevens op die periode van inschrijving betrekking hebben (artikel 20, vierde lid, onderdeel a, van de wet). Grotendeel gaat het hierbij om gegevens die het bestuur zelf heeft geleverd aan het register op grond van artikel 12 van de wet. Een kleiner deel van de gegevens is niet door het bestuur geleverd, maar is ontleend aan de BRP (dit betreft de identificerende gegevens). Dat betreft onder meer de geboorteplaats van de onderwijsdeelnemer. De geboorteplaats wordt opgenomen op het diploma en is daarmee van belang bij de verstrekking van waardedocumenten door onderwijsinstellingen. Onderwijsinstellingen hoeven door deze gegevensverstrekking uit het register de geboorteplaats niet langer bij de onderwijsdeelnemer zelf op te vragen.11
Op grond van artikel 27 kunnen aan een onderwijsinstelling ook de in de bijlage aangeduide gegevens over een onderwijsdeelnemer worden verstrekt die zien op de eerdere inschrijving van die onderwijsdeelnemer aan een andere onderwijsinstelling. Deze zogenaamde «voorhistorie» wordt alleen verstrekt zolang het gaat om een onderwijsdeelnemer die op dat moment ingeschreven staat aan de onderwijsinstelling (zie artikel 20, vierde lid, onderdeel b, van de wet).
Dit artikel is gebaseerd op artikel 20, zevende lid, van de wet. Het geeft een nadere invulling aan het eerste lid, in samenhang met het vierde lid, onderdeel d, van dat artikel. Het artikel is deels ontleend aan artikel 24f, lid 1a, van de WOT. Dit artikel en de bijlage regelen de verstrekking van gegevens aan onderwijsinstellingen ten behoeve van aanmeldings-, toelatings-, inschrijvings- en uitschrijvingsprocedures. Dit doel is benoemd in artikel 5, tweede lid, onderdeel g, van de wet.
Voor het PO, (V)SO en VO (eerste lid) gaat het hierbij om een nieuwe gegevensverstrekking, die verband houdt met de afschaffing van het papieren bewijs van uitschrijving en het vervallen van meldingen van inschrijving die het bevoegd gezag doet aan de voorgaande school, kortom met de modernisering van het in- en uitschrijfproces in het funderend onderwijs. Zie nader paragraaf 2 van het algemeen deel en de artikelsgewijze toelichting op de artikelen 57 tot en met 61 in deze nota van toelichting. Zie ook de nota van wijziging bij de wet.12
Aan MBO- en HO-onderwijsinstellingen (tweede lid) worden al langer gegevens uit BRON verstrekt voor aanmeldings-, toelatings- en inschrijvingsprocedures, op grond van artikel 24f, lid 1a, WOT.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 20, zevende lid, van de wet. Het geeft een nadere invulling aan het eerste lid, in samenhang met het vierde lid, onderdeel c, van dat artikel.
Het eerste lid, in combinatie met de bijlage, regelt dat PO- en SO-scholen uit het register een beperkt aantal gegevens teruggekoppeld krijgen over oud-leerlingen, ten behoeve van de evaluatie van schooladviezen. Deze wijziging is toegelicht in de nota van wijziging bij de wet (Kamerstukken II 2017/18, 34 878, nr. 7, paragraaf I.4).
Naast enkele identificerende gegevens worden het leerjaar en het niveau van de leerling (schoolsoort, leerweg, uitstroomprofiel VSO) verstrekt. Op deze gegevens is in de toelichting op de nota van wijziging reeds ingegaan. Daarnaast wordt ook het registratienummer van de VO- of VSO-school verstrekt. In de motie-Rog is overwogen dat het zonder deze informatie moeilijker wordt om de kwaliteit van het schooladvies te bepalen.13 Basisscholen kunnen met het registratienummer van de VO-school eventuele verschillen in resultaten zien van leerlingen die naar verschillende scholen voor voortgezet onderwijs gaan. Deze verschillen zijn relevant bij de beoordeling van de kwaliteit van het schooladvies, zo bracht de indiener van de motie naar voren.14 De motie verzoekt de regering bij amvb mogelijk te maken dat ook het administratienummer van de school voor voortgezet onderwijs onderdeel zal uitmaken van de gegevensset die wordt teruggekoppeld. De motie is op 25 september 2018 aangenomen door de Tweede Kamer.
Het tweede lid maakt duidelijk dat het slechts om gegevens over de eerste drie leerjaren van het VO of het VSO kan gaan. Deze beperking is conform artikel 20, vierde lid, onderdeel c, van de wet.
Gegevens met betrekking tot de inschrijving van de onderwijsdeelnemer aan de basisschool, speciale school voor basisonderwijs of school voor speciaal onderwijs, waaronder gegevens met betrekking tot het afgegeven schooladvies, heeft die school zelf al. De onderwijsdeelnemer was daar immers eerder ingeschreven. Dergelijke gegevens kunnen ook op grond van artikel 27 aan de school verstrekt worden.
Het derde lid regelt een bewaartermijn van vijf jaar voor de teruggekoppelde gegevens. Voor deze termijn is gekozen op grond van de volgende overwegingen.
In beginsel geldt voor leerlinggegevens een bewaartermijn van twee jaar vanaf de uitschrijving van de leerling, tenzij de gegevens langer bewaard moeten worden om te voldoen aan een wettelijke bewaarplicht.15 Voor gegevens uit de leerlingenadministratie geldt bijvoorbeeld een langere wettelijke bewaartermijn dan twee jaar, namelijk een bewaartermijn van vijf jaar. Dat is geregeld in artikel 9 van het Besluit bekostiging WPO, artikel 8 van het Besluit bekostiging WEC en artikel 6 van het Bekostigingsbesluit WVO.
De teruggekoppelde gegevens hebben betrekking op de eerste drie leerjaren van het VO of het VSO. Het is nodig dat PO- en SO-scholen nog enige tijd na het verstrijken van deze drie leerjaren kunnen beschikken over de teruggekoppelde gegevens; anders kunnen zij de gegevens immers niet gebruiken om de eerder afgegeven schooladviezen goed te evalueren. Tezelfdertijd dient deze tijd niet langer te zijn dan noodzakelijk voor dit doel. De motie van Kamerlid Van Meenen moet in dit verband ook worden vermeld.16 In deze motie werd de regering opgeroepen om in de algemene maatregel van bestuur de bewaartermijn van leerlinggegevens zo kort mogelijk te maken.
Gelet hierop is gekozen voor een termijn van twee jaar na de periode van drie leerjaren na uitschrijving, oftewel vijf jaar na uitschrijving van de leerling. Hiermee wordt tevens aangesloten bij de bewaartermijn voor gegevens van de leerlingenadministratie.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 24, tweede lid, van de wet. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24f, zeventiende lid, WOT.
Artikel 30 regelt dat bij in- of uitschrijving van een leerling op een (V)SO-school van cluster 3 of 4, het samenwerkingsverband dat de leerling toelaatbaar heeft verklaard tot het (V)SO een aantal gegevens uit het register onderwijsdeelnemers ontvangt. Dit houdt verband met de vermindering van de bekostiging van het samenwerkingsverband met de ondersteuningsbekostiging voor deze (V)SO-leerlingen. Met deze gegevenslevering wordt voor het samenwerkingsverband inzichtelijk, op welke gegevens de bekostiging van het samenwerkingsverband wordt gebaseerd.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 21, eerste lid, van de wet in samenhang met het vierde lid van dat artikel. Het eerste en tweede lid zijn inhoudelijk afgeleid van artikel 24f, derde lid, WOT. Het derde lid is inhoudelijk afgeleid van artikel 24f, vierde lid, WOT.
Artikel 31 ziet op de gegevensverstrekking aan de gemeente in het kader van toezicht op de Leerplichtwet 1969, de bestrijding van voortijdig schoolverlaten en het monitoren van jongeren in een kwetsbare positie. Daarvoor is van belang of op een jongere de kwalificatieplicht van toepassing is. Daarom heeft het eerste lid, onderdeel c het over het bezit van een startkwalificatie.
In artikel 24f, derde lid, onderdeel c, WOT waren gegevens over leerlingen afkomstig uit het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs nog uitgezonderd van de gegevenslevering. Deze uitzondering zat in de aanduiding «en niet behoren tot de jongeren, bedoeld in artikel 4a, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969». Deze uitzondering komt nu te vervallen omdat de gemeente de taak heeft gekregen om ook deze groep kwetsbare jongeren te monitoren (Wet van 15 juni 2018 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie (Stb. 2018, 210)). Dit is nader toegelicht in paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting.
Het vierde lid regelt dat de gegevensverstrekking via de Stichting Inlichtingenbureau kan lopen, en dat de gemeenten en de Stichting Inlichtingenbureau in dat geval aangemerkt moeten worden als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de AVG. De achtergrond hiervan is de volgende.
De Stichting Inlichtingenbureau heeft een ondersteunende en intermediaire rol bij gegevensuitwisseling ten behoeve van gemeentelijke taken op het terrein van de sociale zekerheid (artikel 1, onderdeel m, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 6.6 van de Regeling SUWI). Ook bij de gemeentelijke taken op het terrein van de bestrijding van voortijdig schoolverlaten fungeert de Stichting Inlichtingenbureau al geruime tijd als informatieknooppunt ten dienste van de gemeenten. Met het vierde lid krijgt deze situatie een wettelijke grondslag. Het vierde lid verwijst naar de Stichting Inlichtingenbureau en niet naar het Inlichtingenbureau, bedoeld in artikel 1, onderdeel m, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI). De reden is dat het hier niet gaat om de in artikel 1, onderdeel m, genoemde taak («coördinatie en dienstverlening ten behoeve van de gemeenten bij de verwerking van gegevens, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van taken op het gebied van sociale zekerheid»), maar om een uitbreiding van de taak waarvoor de Stichting Inlichtingenbureau, op grond van artikel 6.6, eerste lid, van de Regeling SUWI is aangewezen, met een andere taak.
Het vierde lid van artikel 31 heeft zijn grondslag in artikel 21 van de Wet register onderwijsdeelnemers, inzake de gegevensverstrekking aan gemeenten. Artikel 21, vierde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers bepaalt dat bij amvb regels kunnen worden gesteld ter uitvoering van het eerste tot en met derde lid van dat artikel.
Verder regelt het vierde lid van artikel 31 de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid van de gemeenten en de Stichting Inlichtingenbureau. Deze is passend gelet op de feitelijke rol die de Stichting speelt bij de verwerking van de gegevens die door het ministerie van OCW worden verstrekt aan gemeenten in het kader van de bestrijding van voortijdig schoolverlaten.
Om de gemeenten en RMC's te ondersteunen bij het uitvoeren van hun taken, biedt de Stichting Inlichtingenbureau over twee doelgroepen een rapportage die laat zien of jongeren er in slagen een inkomen te verwerven zonder startkwalificatie. Met deze informatie kan een gemeente of RMC bekijken of de jongere herplaatst kan worden binnen een onderwijsinstelling, dat er een instelling voor jeugdhulpverlening dient te worden ingeschakeld of dat er een traject richting werk moet worden opgestart. Het achterliggende doel is dat zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie verwerven en indien niet mogelijk duurzaam werken. De doelgroepen waarover door de Stichting Inlichtingenbureau informatie beschikbaar wordt gesteld zijn:
1. jongeren tot 23 jaar die geen startkwalificatie hebben en niet meer op school komen;
2. leerlingen en oud-leerlingen tussen 16 en 23 jaar, afkomstig uit het praktijkonderwijs (pro) en voortgezet speciaal onderwijs (vso), die niet meer op school komen.
De Stichting Inlichtingenbureau toetst op basis van het persoonsgebonden nummer en de onderwijsgegevens van de jongere wat de situatie van een jongere uit de doelgroep is zodat het RMC of de gemeente de betreffende jongeren kunnen benaderen. De Stichting Inlichtingenbureau vergelijkt hierbij de ontvangen onderwijsgegevens met de set gegevens van de gemeentelijke sociale diensten (heeft de jongere al een uitkering?) en het UWV (polisadministratie). Vervolgens stelt de Stichting Inlichtingenbureau op basis van de verzamelde gegevens een rapport beschikbaar voor de betreffende RMC of gemeente met daarin informatie over de vraag of de jongere beschikt over een inkomen dan wel een uitkering en wat de hoogte daarvan is. Met deze informatie kan de gemeente de gewenste aanpak en prioritering bepalen.
De rol van de Stichting Inlichtingenbureau is zodanig dat het de rol van een verwerker in de zin van de AVG overstijgt. De werkzaamheden van de Stichting Inlichtingenbureau hebben een gemeente-overstijgend karakter. Individuele gemeenten kunnen op de gegevensverwerkingen door de Stichting Inlichtingenbureau niet de invloed uitoefenen die past bij de rolverdeling verwerkingsverantwoordelijke-verwerker. Een gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid van gemeenten en Stichting Inlichtingenbureau is daarom passend. De gemeenten en de Stichting zullen hun respectieve verantwoordelijkheden voor de nakoming van verplichtingen op grond van de AVG (bijvoorbeeld de verplichting om informatie te verstrekken aan de betrokkene) dienen vast te leggen in een onderlinge regeling (artikel 26, eerste lid, van de AVG).
Dit artikel is gebaseerd op artikel 21, eerste lid, van de wet in samenhang met het vierde lid van dat artikel. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24f, tweede lid, WOT.
Het artikel regelt de verstrekking van gegevens die de gemeente nodig heeft voor de uitvoering van een aantal wetten op het terrein van de sociale zekerheid (de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen).
De gegevensverstrekking aan het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van de uitvoering van de Participatiewet kan lopen via het Inlichtingenbureau, bedoeld in artikel 1, onderdeel m, van de Wet SUWI. Omdat artikel 64, derde lid, van de Participatiewet hier al de grondslag voor biedt, is er voor gekozen om de rol van het Inlichtingenbureau niet nogmaals expliciet in dit besluit vast te leggen.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 21, eerste lid, van de wet in samenhang met het vierde lid van dat artikel. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24f, twaalfde lid, WOT.
Artikel 33 regelt de verstrekking van gegevens die de gemeente nodig heeft voor de uitvoering van de Wet publieke gezondheid. Het gaat hier om gegevens die nodig zijn voor het onderzoek van schoolartsen van jeugdgezondheidsorganisaties. Ten opzichte van artikel 24f, twaalfde lid, WOT is aan de set gegevens die worden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders het geslacht van de onderwijsdeelnemer toegevoegd. Hiermee wordt een omissie hersteld. Dit gegeven wordt op dit moment reeds verstrekt.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 22, derde lid, van de wet, in samenhang met het eerste lid van dat artikel. Inhoudelijk is het afgeleid van artikel 24f, zevende lid, WOT.
Het CBS heeft tot taak de Minister van OCW en de gemeenten te voorzien van gegevens voor de beleidsvoorbereiding (artikel 5, tweede lid, onderdeel f, van de wet). Voor de uitvoering van deze taak kan het CBS beschikken over alle basisgegevens die zijn opgenomen in het register. Deze gegevens worden door het CBS gebruikt voor statistisch onderzoek. Uitsluitend de resultaten van het statistisch onderzoek worden vervolgens door het CBS verstrekt aan de minister en de gemeente. Het gaat hierbij niet om tot de persoon herleidbare gegevens. Op grond van artikel 37 van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek mogen gegevens door het CBS slechts zodanig openbaar worden gemaakt dat daaraan geen herkenbare gegevens over een afzonderlijke persoon, onderneming, instelling of huishouden kunnen worden ontleend. In artikel 22, tweede lid, van de wet is geregeld dat er door het CBS wel gegevens openbaar mogen worden gemaakt op het niveau van onderwijsinstellingen of opleidingen, mits zij geen gegevens bevatten waardoor een afzonderlijke persoon of een afzonderlijk huishouden kan worden geïdentificeerd.
Er moet dus onderscheid gemaakt worden tussen de gegevensverstrekking aan het CBS, waarbij sprake is van tot de persoon herleidbare gegevens, en de gegevensverstrekking door het CBS, waarbij juist geen sprake is van tot de persoon herleidbare gegevens.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 24, tweede lid, van de wet.
Het eerste lid is inhoudelijk afgeleid van artikel 24f, zesde lid, aanhef en onderdeel a, WOT. Het regelt de verstrekking van gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet en artikel 47a van de Participatiewet door de Sociale verzekeringsbank (SVB). De vermelding van artikel 47a van de Participatiewet, dat betrekking heeft op de verlening van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen, is nieuw ten opzichte van hetgeen voorheen in de WOT was vastgelegd. Het gaat hier echter om een technische wijziging, omdat de Participatiewet al een grondslag bevat voor de verstrekking van gegevens voor deze taak door de Minister van OCW (artikel 47e in samenhang met artikel 64 van de Participatiewet).
Personen die van rechtswege verzekerd zijn voor de volksverzekeringen zijn voor zover die verzekering mede betrekking heeft op de Wet langdurige zorg (Wlz) ook verplicht verzekerd voor de Zorgverzekeringswet. Voor de Algemene ouderdomswet (AOW) zijn de verzekerde tijdvakken relevant voor de hoogte van het ouderdomspensioen.
Op grond van artikel 34, vierde lid, van de Wet SUWI heeft de Sociale verzekeringsbank (SVB) de taak om op verzoek van een verzekerde, een Wlz-uitvoerder, een zorgverzekeraar of andere belanghebbende informatie te verstrekken over de verzekeringsstatus van de verzekerde voor zover deze informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet en verstrekt de SVB op verzoek van een verzekerde informatie over de verzekeringstijdvakken en daarop gebaseerde aanspraak op ouderdomspensioen.
Hiertoe verwerkt de SVB gegevens op grond van artikel 35 van de Wet SUWI in de verzekerdenadministratie, voor de doelen, genoemd in artikel 35, tweede lid, van de Wet SUWI. Als doel voor de gegevensverwerking worden in dat artikellid ook specifiek genoemd: gegevens vast te leggen over verzekerde en niet verzekerde tijdvakken op grond van verplichte of vrijwillige verzekering voor de volksverzekeringen.
Het vaststellen en bijhouden van de verzekerde tijdvakken van verzekering voor de volksverzekeringen is voor bepaalde onderwijsdeelnemers relevant. In artikel 8, eerste lid van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 is bepaald dat tijdelijk buiten Nederland studerenden wel zijn verzekerd als ze een periode uitsluitend niet in Nederland wonen wegens studieredenen indien die periode aansluitend is op het wonen in Nederland (of een andere reden van verzekering). In artikel 20 van dat Besluit is geregeld, dat tijdelijk in Nederland studerenden niet verzekerd zijn indien ze alleen in verband met een studie in Nederland verblijf houden op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd die is verleend onder een beperking verband houdende met een studie. Om vast te stellen of studerenden die tijdelijk in of buiten Nederland aan onderwijs deelnemen niet verzekerd zijn dan wel verzekerd blijven voor de volksverzekeringen en voor welke tijdvakken dat geldt, ontvangt de SVB van OCW (DUO) al gegevens over onderwijsdeelnemers. Dit gebeurt op basis van een grondslag in de Wet SUWI. Artikel 54, derde lid, onderdeel k, van de Wet SUWI bevat een algemene grondslag voor het verstrekken van gegevens en inlichtingen door de Minister van OCW aan de SVB. Voor zover het gaat om de levering van gegevens uit het register onderwijsdeelnemers voor de vaststelling van de verzekeringsstatus van personen, is er nu een specifieke grondslag in artikel 35, tweede lid, en de bijlage bij dit besluit.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 24, tweede lid, van de wet. Inhoudelijk is het afgeleid van artikel 24f, zesde lid, aanhef en onderdeel b, WOT.
Artikel 36 regelt de verstrekking van gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van taken op grond van de Wet SUWI door het UWV.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 24, tweede lid, van de wet. Inhoudelijk is het afgeleid van artikel 24f, negende lid, WOT.
Artikel 37 regelt de verstrekking van gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van wetgeving op het gebied van de rijksbelastingen.
Aan de Belastingdienst wordt een beperkte set gegevens verstrekt: alleen de datum van in- en uitschrijving aan een onderwijsinstelling en de inschrijvingsvorm. Daarnaast wordt verstrekt op welke onderwijssector deze gegevens betrekking hebben. Dat gegeven is niet als zodanig aangewezen in de artikelen 4 tot en met 8 van dit besluit, maar wordt afgeleid van het registratienummer van de onderwijsinstelling.
Dit artikel is gebaseerd op de grondslag in artikel 24, tweede lid, van de wet. Inhoudelijk is het afgeleid van artikel 24f, tiende lid, WOT.
De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB) heeft op grond van 1.5.1 WEB onder meer tot taak om de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming te bevorderen, en zoveel mogelijk zorg te dragen voor de beschikbaarheid van een toereikend aantal bedrijven en organisaties van voldoende kwaliteit die de beroepspraktijkvorming verzorgen. Hiervoor heeft SBB informatie nodig over onder meer de leerbedrijven waarmee praktijkovereenkomsten zijn gesloten en de bezetting van de leerplaatsen. Deze informatie kan worden ontleend aan het register onderwijsdeelnemers. Artikel 38 en de bijlage regelen deze informatievoorziening aan SBB.
De geboortedatum van onderwijsdeelnemers wordt niet verstrekt aan SBB. In plaats daarvan wordt de leeftijd van de onderwijsdeelnemer bij aanvang van de beroepspraktijkvorming verstrekt. Deze wordt afgeleid van de geboortedatum en de (in het register onderwijsdeelnemers opgenomen) datum van het begin van de beroepspraktijkvorming.
Dit lid is gebaseerd op de grondslag in artikel 24, tweede lid, van de wet. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24f, elfde lid, WOT.
Artikel 39 en de bijlage specificeren de basisgegevens die worden verstrekt aan de Minister van SZW voor de uitvoering van taken op grond van de Wet inburgering.
Dit lid is gebaseerd op de grondslag in artikel 24, tweede lid, van de wet. Deze gegevensverstrekking is in de huidige registerwetgeving niet expliciet geregeld. Aan de Minister van SZW worden in verband met de controle van subsidies in het kader van het Europees Sociaal Fonds gegevens verstrekt. Scholen voor praktijkonderwijs en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs kunnen in de huidige ESF-periode (2014–2020) dergelijke subsidies aanvragen voor onderwijsdeelnemers die na het verlaten van de onderwijsinstelling ondersteuning of begeleiding nodig hebben bij de arbeidsintegratie.
In dit besluit wordt bepaald aan welke – niet in de wet zelf genoemde – bestuursorganen gegevens uit het register onderwijsdeelnemers mogen worden verstrekt en voor welke wettelijke taken van deze bestuursorganen deze verstrekking plaatsvindt. Om die reden is ervoor gekozen om de grondslag voor de verstrekking uit het register onderwijsdeelnemers aan de Minister voor Medische Zorg en aan het Zorginstituut Nederland van de persoonsgegevens die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun wettelijke taken in het besluit te expliciteren. De persoonsgegevens die DUO in dit kader aan hen verstrekt zijn: het gepseudonimiseerde persoonsgebonden nummer, inschrijving bij HBO- en/of WO-instelling, en afgestudeerd met een diploma HBO en/of WO (de verstrekking van dit laatste gegeven is geregeld in de artikelen 51 en 52). Een grondslag voor deze verstrekking is ook vastgelegd in de artikelen 88, eerste lid en 89, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet.
Naast de minister (artikel 42) en de gemeente (artikel 43) kunnen ook de onderwijsdeelnemer zelf en (in bepaalde gevallen) het bestuur van een onderwijsinstelling vrijstellingsgegevens krijgen. Dit wordt evenwel niet in dit besluit geregeld. Artikel 15 van de AVG voorziet al in het recht van inzage van de betrokkene. Verder wordt in artikel 15a LPW, dat aan de LPW is toegevoegd met de wet, geregeld dat als een jongere op grond van artikel 5, 5a of 15 van de LPW is vrijgesteld en (toch) is ingeschreven aan een school of instelling, het bevoegd gezag een melding krijgt van de minister dat de jongere is vrijgesteld. Het bevoegd gezag kan de jongere met een vrijstelling vervolgens uitschrijven uit de leerlingenadministratie.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 16, derde lid van de wet. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24k5, derde lid, WOT.
Het artikel regelt dat aan de minister van OCW kwantitatieve gegevens worden verstrekt over vrijstellingen en vervangende leerplicht, ten behoeve van beleidsvoorbereiding op het gebied van vrijstellingen, vervangende leerplicht en voortijdig schoolverlaten. Bij dit overzicht gaat het niet om gegevens over individuele jongeren, maar om geaggregeerde gegevens (zie ook artikel 16, tweede lid, van de wet). In artikel 24k5, derde lid, WOT was geregeld dat het overzicht jaarlijks voor 1 oktober wordt verstrekt aan de minister. Om ruimte te bieden om het overzicht desgewenst ook op andere tijdstippen te verstrekken, is deze termijn niet overgenomen in dit besluit.
Met dit artikel wordt invulling geven aan artikel 21, vierde lid, van de wet, in samenhang met het tweede lid van dat artikel. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24k5, zesde lid, WOT.
Het artikel voorziet erin dat de gemeente (burgemeester en wethouders) de vrijstellingsgegevens ontvangt over jongeren die hun gemeente wonen. De gemeente heeft deze gegevens nodig voor het toezicht op de naleving van de LPW.
Naast de organisaties genoemd in paragraaf 4.3 kan ook de onderwijsdeelnemer zelf verzuimgegevens uit het register verstrekt krijgen. Dit wordt evenwel niet in dit besluit geregeld. Artikel 15 van de AVG voorziet al in het recht van inzage van de betrokkene.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 17, derde lid, van de wet, in samenhang met het eerste lid van dat artikel. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24k, tweede lid, WOT.
Artikel 44 regelt de verstrekking van verzuimgegevens aan de minister voor de beleidsvoorbereiding. Voor dit doel is het niet nodig om gegevens te verstrekken waarmee de onderwijsdeelnemer kan worden geïdentificeerd. De gegevens van artikel 13 worden daarom niet verstrekt. Ook het telefoonnummer van de onderwijsdeelnemer of diens ouder (artikel 14, onderdeel k) wordt om die reden niet verstrekt aan de minister. Daarnaast zijn de contactgegevens van de contactpersoon bij de onderwijsinstelling (artikel 14, onderdeel j) en van de gemeentelijke contactpersoon (artikel 14, onderdeel p) uitgezonderd, omdat deze voor de beleidsvorming niet nodig zijn.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 20, zevende lid, van de wet en geeft een nadere invulling aan het tweede lid van dat artikel.
Het is inhoudelijk afgeleid van de artikelen 21a LPW, 47b WEC, 28a WVO en 8.1.8a WEB. In genoemde artikelen van de LPW, WEC, WVO en WEB is bepaald dat wanneer een onderwijsdeelnemer het onderwijs zonder geldige reden niet meer heeft gevolgd gedurende een bepaalde periode, het hoofd en het bestuur verplicht zijn om dit verzuim te melden aan het register onderwijsdeelnemers. Dan ontstaat de leveringsverplichting van artikel 12, derde lid, van de wet. De gemeente krijgt een melding van het verzuim en levert op zijn beurt gegevens aan het register in het kader van de ondernomen actie.
Voor een effectieve bestrijding van verzuim is het belangrijk dat het hoofd en het bestuur kunnen beschikken over alle verzuimgegevens die over de betreffende onderwijsdeelnemer zijn opgenomen in het register, zowel de gegevens die zij zelf hebben aangeleverd als de gegevens die de gemeente heeft aangeleverd. Daarom bepalen artikel 45 en de bijlage dat het hoofd en het bestuur alle gegevens als bedoeld in de artikelen 13 en 14 ontvangen over onderwijsdeelnemers van wie zij verzuim hebben gemeld.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 21, vierde lid in samenhang met het derde lid, van de wet. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24k, vijfde lid, WOT.
In artikel 12, derde lid, van de wet is als wettelijke taak van het college van burgemeester en wethouders inzake verzuim de levering van verzuimgegevens, voor zover deze niet ook basisgegevens zijn, opgenomen. Het gaat hier om de levering van de gegevens, bedoeld in artikel 14, onderdelen l tot en met p, van dit besluit (zie artikel 21, vierde lid).
Voor een effectieve bestrijding van verzuim is het belangrijk dat de gemeente kan beschikken over alle verzuimgegevens die over de betreffende onderwijsdeelnemer zijn opgenomen in het register, zowel de gegevens die de gemeente zelf heeft aangeleverd als de gegevens die het hoofd of het bestuur van de onderwijsinstelling hebben aangeleverd. Daarom bepalen artikel 46 en de bijlage dat de gemeente alle gegevens als bedoeld in de artikelen 13 en 14 ontvangt over in de gemeente wonende onderwijsdeelnemers van wie verzuim is gemeld.
De verzuimgegevens die door het hoofd of het bestuur aan het register onderwijsdeelnemers worden geleverd, worden binnen een werkdag verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.
Het derde lid regelt dat de gegevensverstrekking via de Stichting Inlichtingenbureau kan lopen, en dat de gemeenten en de Stichting Inlichtingenbureau in dat geval aangemerkt moeten worden als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de AVG. Zie verder hierover de toelichting bij artikel 31, vierde lid.
Naast de organisaties genoemd in paragraaf 4.4, kan ook de onderwijsdeelnemer zelf diplomagegevens uit het register verstrekt krijgen. Dit wordt evenwel niet in dit besluit geregeld. Artikel 15 van de AVG voorziet al in het recht van inzage van de betrokkene. Daarnaast regelt artikel 31 van de wet dat aan de betrokkene desgevraagd een beveiligd elektronisch document met diplomagegevens wordt verstrekt. Ook verstrekking van gegevens aan de betrokkene op papier is mogelijk, als de betrokkene hierom verzoekt (artikel 28, tweede lid, van de wet). Hiervoor kan een vergoeding worden gevraagd (artikel 29, tweede lid, van de wet).
Dit artikel geeft invulling aan artikel 18, vierde lid, van de wet, in samenhang met het eerste lid van dat artikel. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24q, zesde lid, WOT.
Artikel 47 regelt de gegevensverstrekking aan de minister ten behoeve van de begrotings- en beleidsvoorbereiding. Voor dit doel is het niet nodig dat de minister gegevens ontvangt waarmee individuele onderwijsdeelnemers kunnen worden geïdentificeerd. Het persoonsgebonden nummer wordt daarom niet verstrekt. Ook worden de geslachtsnaam, de voornamen en de geboortedatum van onderwijsdeelnemers niet verstrekt (zie ook artikel 18, tweede lid, van de wet).
Dit artikel geeft invulling aan artikel 18, vierde lid, van de wet, in samenhang met het derde lid van dat artikel. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24q, zesde lid, WOT.
Op grond van artikel 48 kunnen diplomagegevens worden verstrekt aan de minister van OCW, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de studiefinancieringswetgeving van Europees en Caribisch Nederland. Het gaat hierbij om diplomagegevens van waardedocumenten behaald in het beroepsonderwijs en HO.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 24, tweede lid, van de wet. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24q, zevende lid, onderdeel b, WOT.
Artikel 49 regelt de verstrekking aan de minister van SZW van diplomagegevens waarmee kan worden beoordeeld of sprake is van een vrijstelling van de inburgeringsplicht.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 24, tweede lid, van de wet. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24q, zevende lid, onderdeel a, WOT.
Op grond van artikel 50 kunnen diplomagegevens worden verstrekt aan de minister van VWS, voor zover dit noodzakelijk is voor de beoordeling van aanvragen tot inschrijving in een register in de zin van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register). Het gaat hierbij om diplomagegevens van waardedocumenten behaald in het MBO en HO.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 20, zevende lid, van de wet en geeft een nadere invulling aan het derde lid van dat artikel. Het is inhoudelijk afgeleid van artikel 24q, tweede tot en met vijfde lid, WOT.
Deze leden regelen de verstrekking van diplomagegevens aan de onderwijsinstelling waar de onderwijsdeelnemer is of was ingeschreven (eerste lid) of waar de onderwijsdeelnemer zijn waardedocument heeft behaald (tweede lid).
Het eerste lid ziet met name op onderwijsinstellingen voor VSO. Zij krijgen inzage in de gegevens van hun leerlingen die examen hebben afgelegd bij een VO-school (als extraneus) of bij het College voor toetsen en examens. De onderwijsinstelling kan deze gegevens nodig hebben voor de medewerking aan de correctie van diplomagegevens op grond van artikel 30 van de wet (tweede lid).
Deze leden regelen de verstrekking van diplomagegevens ten behoeve van aanmelding, inschrijving of examinering van onderwijsdeelnemers.
Het derde lid betreft de verstrekking van diplomagegevens aan HO-instellingen. Zij krijgen diplomagegevens die eerder door de onderwijsdeelnemer zijn behaald op VO-, MBO- of HO-niveau, alsmede gegevens over staatsexamens Nederlands als Tweede Taal.
Het vierde lid ziet op verstrekking van diplomagegevens aan MBO-instellingen (voor zover het beroepsopleidingen betreft). Zij krijgen diplomagegevens die eerder door de onderwijsdeelnemer zijn behaald op VO- of MBO-niveau.
Wat betreft het VO en vavo (vijfde lid) krijgen scholen en instellingen alleen toegang tot eerder op VO-niveau behaalde diplomagegevens.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 24, tweede lid, van de wet. Inhoudelijk is het afgeleid van artikel 24q, derde tot en met vijfde lid, WOT.
Het College voor toetsen en examens heeft na afgifte van een waardedocument inzage in de diplomagegevens van de betreffende onderwijsdeelnemer (eerste lid). Het College kan dit nodig hebben voor de medewerking aan de correctie op grond van artikel 30 van de wet.
Daarnaast kan het College voor toetsen en examens diplomagegevens krijgen in het kader van de aanmelding van onderwijsdeelnemers of ten behoeve van de examinering van onderwijsdeelnemers (tweede lid). Het gaat hierbij om diplomagegevens op VO-niveau en gegevens over diploma’s voor het staatsexamen Nederlands als tweede taal.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 22, derde lid, van de wet, in samenhang met het eerste lid van dat artikel. Inhoudelijk is het afgeleid van artikel 24q, zesde lid, laatste volzin, WOT, in samenhang met artikel 24f, zevende en achtste lid, WOT.
Het CBS heeft tot taak de minister van OCW en de gemeenten te voorzien van gegevens voor de beleidsvoorbereiding. Voor de uitvoering van deze taak kan het CBS beschikken over alle diplomagegevens die zijn opgenomen in het register. Zie ook de artikelsgewijze toelichting op artikel 34.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 24, tweede lid, van de wet.
Artikel 36 van het besluit regelt de verstrekking van basisgegevens aan het UWV. Op grond hiervan kunnen onder meer een aantal gegevens over behaalde diploma’s worden verstrekt die nodig zijn voor uitvoering taken op grond van de Wet SUWI. Gegevens over staatsexamens en inburgeringsexamens maken evenwel geen deel uit van de set basisgegevens, maar zijn wel nodig voor deze taken. Artikel 56 biedt de grondslag om deze diplomagegevens te verstrekken aan het UWV.
Met deze wijzigingen van de Bekostigingsbesluiten wordt beoogd de verplichting voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs tot het verstrekken van een fysiek bewijs van uitschrijving te laten vervallen. Dit uitschrijfbewijs moest door de school bij uitschrijving worden verstrekt aan een leerling. De nieuwe school mocht de leerling alleen inschrijven, nadat het uitschrijfbewijs van de vorige school was overgelegd.
De wijziging van artikel 4 Bekostigingsbesluit WVO (en daarmee corresponderende artikelen in het Bekostigingsbesluit WVO BES, Besluit bekostiging WEC, Besluit bekostiging WPO en Besluit bekostiging WPO BES) laat deze verplichting van het pas door de nieuwe school mogen inschrijven van een leerling na overlegging van een uitschrijfbewijs van deze leerling vervallen. De nieuwe school mag de leerling voortaan inschrijven na een beslissing van het bevoegd gezag tot toelating van de leerling, of als de leerling tijdelijk op de school wordt geplaatst. De verplichting voor de nieuwe school om binnen één week na de inschrijving van een leerling de vorige school daarvan mededeling te doen vervalt eveneens, omdat de vorige school daaromtrent een digitale melding ontvangt uit het register onderwijsdeelnemers.
De wijziging van artikel 5 Bekostigingsbesluit WVO (en daarmee corresponderende artikelen in het Bekostigingsbesluit WVO BES, Besluit bekostiging WEC, Besluit bekostiging WPO en Besluit bekostiging WPO BES) laat de verplichting voor de school om aan de leerling indien deze de school verlaat een uitschrijfbewijs te verstrekken, vervallen. De verplichting voor de school om, indien zij binnen vier weken na de dag waarop de leerling de school voor het laatst heeft bezocht een mededeling ontvangt van de nieuwe school van de inschrijving van de leerling op die nieuwe school, de datum van uitschrijving aan te passen in de datum van de dag voorafgaande aan de dag van inschrijving op de nieuwe school, blijft – zij het in gewijzigde vorm – bestaan. De school ontvangt binnen vier weken namelijk een melding uit het register onderwijsdeelnemers van de inschrijving van de leerling op de nieuwe school. Vanwege deze digitale uitwisseling van gegevens uit het register, behoeft de nieuwe school derhalve zelf geen actie meer te ondernemen richting de vorige school.
De wijziging van de artikelen van de Bekostigingsbesluiten hangt samen met artikel 29 van dit besluit, waarin wordt geregeld dat de scholen in het primair en voortgezet onderwijs voortaan digitaal de gegevens die nodig zijn voor de in- en uitschrijving van leerlingen tussen onderwijsinstellingen uit het register onderwijsdeelnemers kunnen ontvangen. Zie het algemeen deel van de toelichting, paragraaf «Verstrekking van gegevens ten behoeve van de uitvoering van aanmeldings-, toelatings-, inschrijvings- en uitschrijvingsprocedures in het PO, (V)SO en VO».
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat in het wetsvoorstel register onderwijsdeelnemers wijzigingen van de diverse onderwijswetten zijn opgenomen, waarmee de verwijzingen naar het uitschrijfbewijs in die wetten eveneens komen te vervallen.
Overigens zal er een overgangsjaar zijn, waarin eerst ervaring wordt opgedaan met de digitale uitwisseling van gegevens uit het register. Gedurende die periode blijft het fysieke uitschrijfbewijs gehandhaafd. Pas wanneer de digitale uitwisseling van gegevens goed functioneert, zal het fysieke uitschrijfbewijs daadwerkelijk worden afgeschaft.
De begripsbepaling van het begrip «leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond» in deze drie besluiten wordt niet inhoudelijk gewijzigd, maar wordt meer in lijn gebracht met de terminologie in Aanwijzing 3.20 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Door te verwijzen naar de Caribische delen van het Koninkrijk wordt verduidelijkt dat het hier zowel gaat om de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten als om de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Zie verder de toelichting op het begrip «onderwijsdeelnemer met een niet-Nederlandse culturele achtergrond» in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1 (van het Besluit register onderwijsdeelnemers).
De wijzigingen in artikel 12a, eerste lid, en 29, eerste lid, van het Besluit bekostiging WEC betreffen technische aanpassingen van dit besluit aan de wet. In plaats van naar de artikelen 164a en 164b WEC, dient nu verwezen te worden naar de overeenkomstige bepalingen in de wet en het Besluit register onderwijsdeelnemers.
De wijziging van de artikelen 12a en 29 van het Besluit bekostiging WEC heeft zijn grondslag in artikel 70, tweede lid, WEC. Dat houdt in dat op deze wijzigingen een nahangbepaling van toepassing is. Onderdeel D van artikel 59 van het Besluit register onderwijsdeelnemers mag niet eerder in werking treden dan 4 weken nadat het besluit aan de Tweede Kamer is overgelegd.
De onderdelen D en E van artikel 59 betreffen enkele technische aanpassingen naar aanleiding van de wet. In plaats van naar de artikelen 178a en 178b WPO, dient nu verwezen te worden naar de overeenkomstige bepalingen in de wet en het Besluit register onderwijsdeelnemers.
De wijziging van de artikelen 12a en 18 van het Besluit bekostiging WPO (onderdeel D) heeft zijn grondslag in artikel 69, tweede lid, WPO. Dat houdt in dat op deze wijzigingen een zogenaamde nahangbepaling van toepassing is (artikel 69, vierde lid, WPO). Artikel 59, onderdeel D, mag daarom niet eerder in werking treden dan 4 weken nadat het Besluit register onderwijsdeelnemers aan de Tweede Kamer is overgelegd.
De wijzigingen in de artikelen 27, 29 en 30 (onderdeel E) hebben hun grondslag in artikel 120, derde lid, WPO.
Zodra de basisscholen in Caribisch Nederland zijn aangesloten op het register onderwijsdeelnemers kan de verstrekking van gegevens aan de Minister op grond van artikel 12 van het Besluit bekostiging WPO BES komen te vervallen. De levering van basisgegevens verloopt dan immers via artikel 18 van het Besluit register onderwijsdeelnemers.
Met deze wijziging wordt de verwijzing naar het begrip «leerweg» gecorrigeerd.
Het Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC en het Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WVO, alsook paragraaf 3 van hoofdstuk 4b Uitvoeringsbesluit WEB, bepalen welke tot individuele onderwijsdeelnemers herleidbare gegevens de minister van OCW kan gebruiken bij de vaststelling van de bekostiging. Over dit gebruik zijn in deze amvb’s ook nadere bepalingen vastgesteld.17
De gegevens die de minister verstrekt krijgt, zijn nu opgenomen in artikel 24 en de bijlage bij dit besluit. De nadere bepalingen over het gebruik zijn of worden eveneens elders geregeld. De bepaling dat de gegevens uitsluitend worden gebruikt door de daartoe door Onze Minister aangewezen ambtenaren zal worden vervangen door de ministeriële regeling over autorisatie op grond van artikel 7 van de wet. De omschrijving van de onderwijsdeelnemers waarop de gegevens betrekking hebben, volgt uit artikel 24 van dit besluit. De grondslag voor het verstrekken van gegevens door de minister aan de inspectie (ten behoeve van gericht onderzoek door de inspectie) is reeds opgenomen in artikel 14 van de wet. De verduidelijking dat onder «vaststelling van de bekostiging» mede wordt verstaan de motivering van beschikkingen en de behandeling van bezwaar- en beroepschriften is opgenomen in artikel 24 van dit besluit.
Gelet hierop kan het Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC en het Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WVO worden ingetrokken en kan paragraaf 3 van hoofdstuk 4b Uitvoeringsbesluit WEB vervallen.
Artikel 4b.3.1, eerste lid, onderdeel e, van het Uitvoeringsbesluit WEB is met de overheveling naar artikel 24 en de bijlage bij dit besluit komen te vervallen. De bepaling betreffende het al dan niet zijn van risicodeelnemer is al eerder, met artikel I, onderdeel J, onder 3, van de Wet van 7 november 2011 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake de beroepsgerichte kwalificatiestructuur (Stb. 2011, 560) uit de WEB geschrapt. De reden hiervoor was dat deze registratie niet langer van belang is voor het vaststellen van de hoogte van de bekostiging. Met het Besluit van 11 november 2011 tot wijziging van onder meer het Examenbesluit beroepsopleidingen WEB inzake de beroepsgerichte kwalificatiestructuur (Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB) (Stb. 2011, 563) is het Uitvoeringsbesluit WEB technisch aangepast aan genoemde wetswijziging. Bij laatstgenoemde besluit is echter artikel 4b.3.1, eerste lid, van dat besluit over het hoofd gezien. Onderdeel e van dat lid had toen eigenlijk ook moeten vervallen. Deze omissie wordt nu alsnog rechtgezet door artikel 4b.3.1 van het Uitvoeringsbesluit WEB over te hevelen naar dit besluit en daarbij het betreffende onderdeel niet meer op te nemen.
Ook artikel 4b.3.1, eerste lid, onderdeel l, van het Uitvoeringsbesluit WEB komt niet meer terug in dit besluit. Die bepaling zag op het gebruik van het persoonsgebonden nummer ten behoeve van de uitvoering van subsidieregelingen van het Europees Sociaal Fonds in het verkeer met de instelling. Aangezien de ESF-subsidies met betrekking tot het mbo beëindigd en afgehandeld zijn, hoeft de minister voor het verkeer met het bestuur over de bekostiging ook niet meer te beschikken over het gegeven of het persoonsgebonden nummer van een deelnemer is gebruikt in het kader van de uitvoering van subsidieregelingen van het Europees Sociaal Fonds.
Met deze wijziging wordt aangesloten bij Aanwijzing 3.20 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Zie verder de toelichting op het begrip «onderwijsdeelnemer met een niet-Nederlandse culturele achtergrond» in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1 (van het Besluit register onderwijsdeelnemers).
De artikelen 178a, tweede, derde en zevende lid, 178b en 178c, WPO zijn overgeheveld naar de wet (en op grond van die wet deels naar het Besluit register onderwijsdeelnemers). Artikel 178d WPO is al eerder komen te vervallen. De verwijzing naar deze bepalingen in artikel A 2, tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO wordt hierop technisch aangepast. Het nieuwe artikel A 4 verklaart de artikelen uit de wet over de gegevenslevering door en de verstrekking aan onderwijsinstellingen van overeenkomstige toepassing op scholen in de zin van het Besluit trekkende bevolking WPO.
In artikel 29 van dit besluit is een bewaartermijn van vijf jaar na uitschrijving opgenomen voor gegevens over oud-leerlingen die worden teruggekoppeld aan PO- en SO-scholen. Met deze gegevens over de eerste drie leerjaren van het VO en VSO, kunnen de PO- en SO-scholen eerder afgegeven schooladviezen evalueren. In samenhang hiermee wordt in artikel 66 geregeld dat het onderwijskundig rapport, waarin het schooladvies is opgenomen, eveneens gedurende vijf jaar na uitschrijving van de leerling wordt bewaard. Dit wordt vastgelegd in het Besluit uitwisseling leer- en begeleidingsgegevens, waarin nadere voorschriften over het onderwijskundig rapport zijn opgenomen.
Met de wet komen de artikelen 2.5.5b en 2.5.5c WEB te vervallen. In dit artikel wordt de verwijzing in het Besluit vbo-groen in een AOC 2016 naar de betreffende artikelen van de WEB geschrapt.
Artikel 1 van het Besluit Verzuimmelding gaf invulling aan de artikelen 21a, elfde lid, van de Leerplichtwet 1969, 8.1.8a, tiende lid, WEB, 47b, tiende lid, WEC en 28a, tiende lid, WVO voor zover het de in die bepalingen bedoelde nadere bepaling van de wijze van verstrekking van gegevens betreft. Met de wet komen al deze wetsbepalingen te vervallen. De wijze van levering aan en verstrekking van (verzuim)gegevens uit het register is nu opgenomen in artikel 26 van die wet.
Artikel 8, vierde lid, van de wet vormt de nieuwe grondslag voor de nadere specificatie van (onder andere) de verzuimgegevens. De inhoud van het Besluit Verzuimmelding is verder dan ook overgeheveld naar paragraaf 2.3 en 3.3 van het Besluit register onderwijsdeelnemers. Artikel 2 en de gegevens uit de bijlage bij het Besluit Verzuimmelding zijn nu opgenomen in artikel 14 van het Besluit register onderwijsdeelnemers.
Indien een kandidaat ten gevolge van ziekte of een andere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid het schoolexamen in één of meer vakken niet heeft kunnen afsluiten voor de aanvang van het eerste tijdvak, kan het bevoegd gezag hem in de gelegenheid stellen het schoolexamen in dat vak of in die vakken af te sluiten vóór het centraal examen in dat vak of in die vakken, doch na de aanvang van het eerste tijdvak (artikel 32, derde lid, Eindexamenbesluit VO). Indien gebruik is gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid bedoeld in artikel 32, derde lid, verplicht het huidige vierde lid van dat artikel het bevoegd gezag tot het zenden van examengegevens aan de inspectie. Die plicht geldt echter niet voor scholen die al op grond van artikel 103b, tweede lid, WVO, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van de wet, examengegevens samen met het persoonsgebonden nummer aan de Minister moeten verstrekken. Omdat elk bevoegd gezag van een bekostigde VO-school deze gegevens al op grond van artikel 13, eerste lid, van de wet (voorheen op grond van artikel 103b, tweede lid, WVO) moet leveren aan de minister, is er geen functie meer voor artikel 32, vierde lid. Verder vallen ook aangewezen vo-scholen onder artikel 13 van de wet en het Besluit register onderwijsdeelnemers.
Artikel 32, vierde lid, van het Eindexamenbesluit VO is achterhaald en komt daarom te vervallen. Zie verder ook de toelichting op artikel III, onderdeel Z, van het Besluit van 9 juni 2017, houdende wijziging van diverse uitvoeringsbesluiten voor het voortgezet onderwijs in verband met onder meer deeleindexamens vmbo (Stb. 2017, 288) met betrekking tot het vervallen van een soortgelijk geformuleerde bepaling in artikel 38, tweede en derde lid, van het Eindexamenbesluit VO.
Artikel 19 van het Eindexamenbesluit VO BES komt inhoudelijk overeen met artikel 32 van het Eindexamenbesluit VO. Zodra de scholen voor voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland allemaal zijn aangesloten op het register onderwijsdeelnemers kan dus ook artikel 19, vierde lid, van het Eindexamenbesluit VO BES vervallen.
Het eerste lid van artikel 56 van het Eindexamenbesluit VO verplicht de directeur tot het inzenden van examengegevens aan de Minister. Het tweede lid regelt dat de plicht uit het eerste lid niet geldt voor scholen die al op grond van artikel 103b, tweede lid, WVO examengegevens samen met het persoonsgebonden nummer (BSN of onderwijsnummer; zie de definitie in artikel 1 WVO) aan de Minister moeten verstrekken. Omdat elk bevoegd gezag van een vo-school al op grond van artikel 103b, tweede lid, WVO de examengegevens moet verstrekken aan de Minister, is er geen functie meer voor artikel 56, tweede lid, van het Eindexamenbesluit VO.
Artikel 103b, tweede lid, WVO en de vergelijkbare bepalingen uit de andere sectorwetten zijn overgeheveld naar het Besluit register onderwijsdeelnemers (zie de artikelen 3 t/m 8). Daarbij is ook de inhoud van artikel 56, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO geïntegreerd in de resultaatgegevens ten aanzien van onderwijsdeelnemers in het voortgezet onderwijs.18 Artikel 56 van het Eindexamenbesluit VO kan dan ook in zijn geheel komen te vervallen.
Artikel 44 van het Eindexamenbesluit VO BES bevat een bepaling die vergelijkbaar is met artikel 56 van het Eindexamenbesluit VO. Deze kan om dezelfde reden vervallen vanaf het moment waarop de gegevenslevering geheel via het register onderwijsdeelnemers verloopt.
Nu artikel 56, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO vervalt, kunnen ook de verwijzingen elders in dat besluit naar de in dat lid bedoelde opgave van gegevens komen te vervallen. Datzelfde geldt ten aanzien van de verwijzingen in de artikelen 45 en 47 van het Eindexamenbesluit VO BES, naar artikel 34 van dat besluit.
Indien een inburgeringsplichtige het staatsexamen Nederlands als tweede taal heeft afgelegd, dan worden de behaalde resultaten van dat staatsexamen door het College voor toetsen en examens verstrekt aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten behoeve van opname in het Informatiesysteem Inburgering. De tekst van artikel 17, derde lid, van Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal is geactualiseerd. Het gaat in dit artikel ook om resultaten die niet tot een diploma of certificaat hebben geleid.
Op grond van artikel 22, derde lid, van het Besluit register onderwijsdeelnemers levert het College voor toetsen en examens de diplomagegevens van alle staatsexamens Nederlands als tweede taal, dus niet alleen van de staatsexamens die zijn afgenomen door inburgeringsplichtigen, aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Wel gaat het daarbij alleen om de gevallen waarin er met dat staatsexamen een waardedocument is behaald. Als geen diploma of certificaat is behaald, dan is geen sprake van diplomagegevens in de zin van het register onderwijsdeelnemers.
In artikel 1.1.1 van het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) vervalt de begripsbepaling van het begrip «basisregister onderwijs». Het basisregister onderwijs is vervangen door het register onderwijsdeelnemers. Het is evenwel niet nodig om in het Uitvoeringsbesluit WEB een begripsbepaling van register onderwijsdeelnemers op te nemen, omdat er in het besluit nergens meer naar het register wordt verwezen. De bepalingen met betrekking tot het basisregister onderwijs (paragraaf 3 van hoofdstuk 4b: artikelen 4b.3.1 en 4b.3.3 UWEB) worden nu in het onderhavige besluit geregeld en komen daarom in het UWEB te vervallen (zie de toelichting op de artikelen 63, 64 en 72, onderdeel D).
De verwijzingen in de artikelen 2.2.5 en 2a.2.3 worden gecorrigeerd. De gegevens die voorheen in artikelen 2.3.6a, tweede lid, respectievelijk 2.5.5a, tweede lid, WEB opgenomen waren, staan nu in het Besluit register onderwijsdeelnemers. De artikelen 6.2.1 en 6.2.2 UWEB bevatten ook nog een verwijzing naar de gegevens, bedoeld in artikel 2.3.6a, tweede lid, onderdelen a, b, c, e, f, g, h en j, WEB. Aangezien het hier uitgewerkt overgangsrecht betreft voor de bekostigingsjaren 2015 en 2016, kunnen deze artikelen vervallen.
Het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (UWHW) wordt uitsluitend technisch aangepast. De verwijzingen in het UWHW naar het basisregister onderwijs worden vervangen door verwijzingen naar het register onderwijsdeelnemers.
Met de Wet register onderwijsdeelnemers worden de bepalingen met betrekking tot gegevens van onderwijsdeelnemers vanuit de diverse sectorwetten (bijv. artikel 147, tweede lid, WPO BES) overgeheveld naar het Besluit register onderwijsdeelnemers. Enkele van deze bepalingen op wetsniveau (of wijzigingen daarvan) zijn echter nog niet of nog niet geheel in werking getreden. Of er is in de wet vastgelegd dat bepaalde gegevens slechts tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip geleverd hoeven te worden. Voor zover nog van belang zijn deze beide typen bepalingen overgenomen in het besluit. De inwerkingtreding van artikel 74 kan zo nodig bij koninklijk besluit voor elk verschillend (sub)onderdeel van dat artikel op een verschillend moment worden vastgesteld. Zo kan volstaan worden met een koninklijk besluit en is niet telkens een nieuwe wijziging van het besluit nodig om de eerder vastgestelde wijzigingen door te voeren.
Vooralsnog zijn de gegevens met betrekking tot de eindtoets en het schooladvies niet van toepassing in Caribisch Nederland, omdat de verplichte eindtoets daar (nog) niet is ingevoerd. Met de onderdelen A en B, onder 1, wordt mogelijk gemaakt om deze bepalingen op een later moment in werking te laten treden.
Onderdeel B, onder 2, dient in werking te treden op het moment waarop artikel III, onderdeel F, van de Wet van 14 oktober 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd (Stb. 2015, 390) in werking treedt.
Gegevens met betrekking tot het ontwikkelingsperspectief van onderwijsdeelnemers en gegevens over de plaatsing van onderwijsdeelnemers op een orthopedagogisch-didactisch centrum (opdc) hoeven slecht tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip geleverd te worden (dat was voorheen geregeld in artikel 178a, tweede lid, onderdelen k en l, WPO). Door het vervallen van de betreffende onderdelen hierover in het Besluit register onderwijsdeelnemers op te nemen in dit artikel, kan de eis om dergelijke gegevens te verstrekken beëindigd worden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, namelijk het inwerkingtredingsbesluit waarmee deze onderdelen in werking treden.
Het derde en vierde lid van artikel 8 van het Besluit register onderwijsdeelnemers zijn afgeleid van de leden 2a en 2b van artikel 164a WEC. Daarin was bepaald dat de gegevens in die leden slechts tot een bij koninklijke boodschap te bepalen tijdstip aan Onze Minister geleverd hoeven te worden. Door deze wijzigingen in artikel 74, onderdeel C, onder 3 en 4, en onderdeel D, op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking te laten treden kan gevolg worden gegeven aan hetgeen destijds met de wet is beoogd.
De inwerkingtredingsbepaling maakt het mogelijk om artikelen en onderdelen daarvan gefaseerd in werking te laten treden. Ook kunnen bepalingen voor Europees en Caribisch Nederland op verschillende tijdstippen in werking treden en kunnen voor verschillende onderwijssectoren verschillende inwerkingtredingsdata worden bepaald. Dit kan nodig zijn vanwege de uitvoerbaarheid van de bepalingen. Zo zijn scholen in Caribisch Nederland thans nog niet aangesloten op het basisregister onderwijs.
Daarnaast zijn enkele wijzigingen van bepalingen uit de sectorwetten die nu overgeheveld worden naar het Besluit register onderwijsdeelnemers op wetsniveau nog niet in werking getreden op het moment waarop die wetsartikelen op grond van de Wet register onderwijsdeelnemers komen te vervallen. De overeenkomstige onderdelen van het besluit moeten daarom (mogelijk) op een later moment in werking treden dan de overige bepalingen van het besluit. Dergelijke wijzigingen zijn opgenomen in artikel 74 van het besluit. De gespreide inwerkingtreding bij koninklijk besluit voorziet hierin.
Deze nota van toelichting is ondertekend mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
In onderstaande tabel is voor elk artikel van het Besluit register onderwijsdeelnemers opgenomen aan welk artikel(lid) uit de Wet register onderwijsdeelnemers het invulling geeft of op welke wettelijke bepaling het gebaseerd is en van welke bepaling uit een of meer van de sectorwetten (zoals die luidden vóór inwerkingtreding van de wet) of van welke andere bepaling het betreffende artikel is afgeleid.
Artikel: |
Titel/Onderwerp: |
Grondslag in artikel: |
Inhoudelijk afgeleid van artikel: |
---|---|---|---|
Besluit register onderwijsdeelnemers |
Wet register onderwijsdeelnemers (tenzij anders vermeld) |
||
Hoofdstuk 1 |
Algemene bepalingen |
||
1 |
Begripsbepalingen |
– |
– |
Hoofdstuk 2 |
Het register onderwijsdeelnemers |
||
Paragraaf 2.1 |
Basisgegevens |
||
2 |
Reikwijdte |
– |
– |
3 |
In het register opgenomen basisgegevens |
8, vierde lid |
nieuw |
4 |
Identificerende gegevens die deel uitmaken van de basisgegevens |
8, vierde lid |
|
eerste lid, onderdelen a, b, d en g tot en met m |
8, vierde lid |
24c, eerste lid, onderdelen g en h, WOT en 7.52, vijfde lid, WHW |
|
eerste lid, onderdelen c, e en f |
8, vierde lid |
178a, tweede lid, onderdeel a, WPO; 147, tweede lid, onderdeel a, WPO BES; 164a, tweede lid, onderdeel a, lid 2a, onderdeel a, en lid 2b, onderdeel a, WEC; 103b, tweede lid, onderdeel a, WVO; 179, tweede lid, onderdeel a, WVO BES; 2.3.6a, tweede lid, onderdeel a, en 2.5.5a, tweede lid, onderdeel a, WEB; 2.3.4, tweede lid, onderdeel a, WEB BES; 7.52, tweede lid, onderdeel a, WHW |
|
tweede lid |
8, vierde lid |
24c, tweede lid, WOT |
|
5 |
Inschrijvingsgegevens |
||
eerste lid |
Inschrijvingsgegevens (algemeen) |
8, vierde lid |
178a, tweede lid, onderdelen b en i, WPO; 147, tweede lid, onderdelen b en g, WPO BES; 164a, tweede lid, onderdelen b en g, WEC; 103b, tweede lid, onderdelen b en i, WVO; 179, tweede lid, onderdelen b en i, WVO BES; 2.3.6a, tweede lid, onderdelen b en h, en 2.5.5a, tweede lid, onderdelen b en j, WEB; 2.3.4, tweede lid, onderdelen b en i, WEB BES; 7.52, tweede lid, onderdelen g, h (deels) en k, WHW |
tweede lid |
Inschrijvingsgegevens (speciaal onderwijs) |
8, vierde lid |
164a, tweede lid, onderdelen i, j en k, WEC |
derde lid |
Inschrijvingsgegevens (vavo en beroepsonderwijs) |
8, vierde lid |
2.3.6a, tweede lid, onderdelen b, d, j, l, n en o, WEB; 2.5.5a, tweede lid, onderdelen f, m, o, t en u, WEB; 2.3.4, tweede lid, onderdelen f, k, m en n, WEB BES |
vierde lid |
Inschrijvingsgegevens (hoger onderwijs) |
8, vierde lid |
7.52, tweede lid, onderdelen b, c en h (deels), WHW |
6 |
Opleidingsgegevens |
8, vierde lid |
|
eerste lid |
Opleidingsgegevens (PO) |
8, vierde lid |
178a, tweede lid, onderdelen c en f, WPO; 147, tweede lid, onderdelen c en d, WPO BES |
tweede lid |
Opleidingsgegevens ((V)SO) |
8, vierde lid |
164a, tweede lid, onderdelen c, d, e, i, en n, WEC |
derde lid |
Opleidingsgegevens (VO) |
8, vierde lid |
103b, tweede lid, onderdelen c, d en e, WVO; 179, tweede lid, onderdelen c, d en e, WVO BES; |
vierde lid |
Opleidingsgegevens (vavo) |
8, vierde lid |
2.3.6a, tweede lid, onderdelen c, e, i en k, WEB |
vijfde lid |
Opleidingsgegevens (beroepsonderwijs) |
8, vierde lid |
2.5.5a, tweede lid, onderdelen c, d en l, WEB; 2.3.4, tweede lid, onderdelen c, d en j, WEB BES |
zesde lid |
Opleidingsgegevens (HO) |
8, vierde lid |
7.52, tweede lid, onderdelen d, e en f, WHW |
7 |
Resultaatgegevens |
8, vierde lid |
|
eerste lid |
Resultaatgegevens (PO) |
8, vierde lid |
178a, tweede lid, onderdelen g en h, WPO; 147, tweede lid, onderdelen e en f, WPO BES |
tweede lid |
Resultaatgegevens ((V)SO) |
8, vierde lid |
164a, tweede lid, onderdelen k*, l*, o en p, WEC1 |
derde lid |
Resultaatgegevens (VO) |
8, vierde lid |
103b, tweede lid, onderdelen f en g, WVO; 179, tweede lid, onderdelen f en g, WVO BES 56, eerste lid, Eindexamenbesluit VO; 44, eerste lid, Eindexamenbesluit VO BES |
vierde lid |
Resultaatgegevens (vavo) |
8, vierde lid |
2.3.6a, tweede lid, onderdelen f en g, WEB |
vijfde lid |
Resultaatgegevens (beroepsonderwijs) |
8, vierde lid |
2.5.5a, tweede lid, onderdelen h, q, r en s, WEB; 2.3.4, tweede lid, onderdeel g, WEB BES |
zesde lid |
Resultaatgegevens (HO) |
8, vierde lid |
7.52, tweede lid, onderdeel j, WHW |
8 |
Overige basisgegevens |
8, vierde lid |
|
eerste lid |
Overige basisgegevens (PO) |
8, vierde lid |
178a, tweede lid, onderdelen d, e, j, k en l, WPO; 147, tweede lid, onderdeel h, WPO BES |
tweede lid |
Overige basisgegevens ((V)SO) |
8, vierde lid |
164a, tweede lid, onderdelen f, h en m, WEC |
derde lid |
Overige basisgegevens (begeleiding door WEC-instelling) |
8, vierde lid |
164a, lid 2a, WEC |
vierde lid |
Overige basisgegevens (begeleiding door epilepsieschool) |
8, vierde lid |
164a, lid 2b, WEC |
vijfde lid |
Overige basisgegevens (VO) |
8, vierde lid |
103b, tweede lid, onderdelen h, j en k, WVO; 179, tweede lid, onderdeel h, WVO BES |
zesde lid |
Overige basisgegevens (beroepsonderwijs) |
8, vierde lid |
2.5.5a, tweede lid, onderdelen e, i en n, en zesde lid, WEB; 2.3.4, tweede lid, onderdelen h en l, WEB BES; 4b.3.1, eerste lid, onderdeel l, Uitvoeringsbesluit WEB |
zevende lid |
Overige basisgegevens (HO) |
8, vierde lid |
7.52, tweede lid, onderdeel i, WHW |
Paragraaf 2.2 |
Vrijstellingsgegevens |
||
9 |
Identificerende gegevens die deel uitmaken van de vrijstellingsgegevens |
8, vierde lid |
Nieuw, eerder niet expliciet in wetgeving opgenomen. Ontleend aan Kamerstukken II 2012/13, 33 537, nr. 3, p. 8–9. |
10 |
Vrijstellingsgegevens vervangende leerplicht |
8, vierde lid |
3c, tweede lid, LPW |
11 |
Vrijstellingsgegevens bij vrijstelling leerplicht |
8, vierde lid |
6, vijfde lid, LPW |
12 |
Vrijstellingsgegevens bij vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs |
8, vierde lid |
15, vierde lid, LPW |
Paragraaf 2.3 |
Vrijstellingsgegevens |
||
13 |
Identificerende gegevens die deel uitmaken van de verzuimgegevens |
8, vierde lid |
24f, vijftiende lid, WOT |
eerste lid |
8, vierde lid |
24f, vijftiende lid, WOT |
|
tweede lid |
8, vierde lid |
bijlage bij het Besluit Verzuimmelding |
|
14 |
Overige verzuimgegevens |
8, vierde lid |
|
onderdeel a |
Overige verzuimgegevens |
8, vierde lid |
24f, vijftiende lid, WOT |
onderdelen b t/m p |
Overige verzuimgegevens |
8, vierde lid |
bijlage bij het Besluit Verzuimmelding |
Paragraaf 2.4 |
Diplomagegevens |
||
15 |
Identificerende gegevens die deel uitmaken van de diplomagegevens |
8, vierde lid |
24o WOT |
16 |
Waardedocumenten |
24n WOT |
|
onderdeel a |
onderdeel a |
||
onderdeel b |
onderdeel j |
||
onderdeel c |
onderdeel k |
||
onderdeel d |
onderdeel m |
||
onderdeel e |
onderdeel n |
||
onderdeel f |
onderdeel i |
||
onderdeel g |
onderdeel o |
||
onderdeel h |
onderdeel b |
||
onderdeel i |
onderdeel p |
||
onderdeel j |
onderdeel c |
||
onderdeel k |
onderdeel q |
||
onderdeel l |
onderdeel f |
||
onderdeel m |
onderdeel g |
||
onderdeel n |
onderdeel r |
||
onderdeel o |
onderdeel l |
||
onderdeel p |
onderdeel h |
||
onderdeel q |
onderdeel d |
||
onderdeel r |
onderdeel e |
||
17 |
Overige diplomagegevens |
24o WOT |
|
eerste lid |
eerste lid |
||
tweede lid, onderdeel a |
tweede lid, onderdeel a |
||
tweede lid, onderdeel b |
tweede lid, onderdeel b |
||
tweede lid, onderdeel c |
tweede lid, onderdelen c en j |
||
tweede lid, onderdeel d |
tweede lid, onderdelen f en i |
||
tweede lid, onderdeel e |
tweede lid, onderdeel h |
||
tweede lid, onderdeel f |
tweede lid, onderdeel g |
||
tweede lid, onderdeel g |
tweede lid, onderdeel d |
||
tweede lid, onderdeel h |
tweede lid, onderdeel e |
||
Hoofdstuk 3 |
Levering van gegevens aan het register onderwijsdeelnemers |
||
Paragraaf 3.1 |
Levering basisgegevens |
||
18 |
Levering basisgegevens door bestuur |
12, zesde lid |
178a, tweede en zevende lid, WPO; 147, tweede en zevende lid, WPO BES; 164a, tweede en achtste lid, WEC; 103b, tweede en achtste lid, WVO; 179, tweede en achtste lid, WVO BES, 2.3.6a, tweede en vijfde lid, en 2.5.5a, tweede en zevende lid, WEB; 2.3.4, tweede en zevende lid, WEB BES; en 7.52, tweede en vijfde lid, WHW |
19 |
Levering basisgegevens in geval van ambulante begeleiding door een WEC-instelling of epilepsieschool |
12, zesde lid |
164a, lid 2a en 2b, WEC |
Paragraaf 3.2 |
Levering vrijstellingsgegevens |
||
20 |
Levering vrijstellingsgegevens |
||
eerste lid |
12, zesde en zevende lid |
3c, eerste lid, LPW |
|
tweede lid |
12, zesde en zevende lid |
6, vierde lid, LPW |
|
derde lid |
12, zesde en zevende lid |
15, derde lid, LPW |
|
vierde lid |
|||
Paragraaf 3.3 |
Levering verzuimgegevens |
||
21 |
Levering verzuimgegevens |
12, zesde en zevende lid |
21a LPW; 47b WEC; 28a WVO; 8.1.8a WEB; Besluit Verzuimmelding |
Paragraaf 3.4 |
Levering diplomagegevens |
||
22 |
Levering diplomagegevens |
12, zesde en zevende lid |
Nieuw, eerder niet expliciet in wetgeving opgenomen. |
Hoofdstuk 4 |
Verstrekking van gegevens uit het register onderwijsdeelnemers |
||
Paragraaf 4.1 |
Verstrekking basisgegevens |
||
23 |
Verstrekking basisgegevens aan Onze Minister voor de bekostiging van onderwijsinstellingen, de planning van onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs, de begrotings- en beleidsvoorbereiding en het toezicht op de naleving van de Wet normering topinkomens |
15, zesde lid jo. eerste lid |
4, aanhef en onderdeel a, van de Regeling informatievoorziening WPO/WEC; 9, aanhef en onderdeel a, van de Regeling informatievoorziening WVO; en 3, aanhef en onderdeel a, van de Regeling gebruik gegevens bron |
24 |
Verstrekking basisgegevens aan Onze Minister voor het verkeer met het bestuur over de vaststelling van de bekostiging |
15, zesde lid, in samenhang met het derde lid |
3, Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC; 7, Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WVO; 4b.3.1, eerste lid, Uitvoeringsbesluit WEB; 16 Regeling financiën hoger onderwijs |
25 |
Verstrekking basisgegevens aan Onze Minister ten behoeve van de uitvoering van overige wettelijke taken |
15, zesde lid, in samenhang met het vijfde lid (onderdelen a t/m g) |
24e WOT |
26 |
Verstrekking basisgegevens aan de inspectie voor het toezicht op het onderwijs |
19, eerste lid, jo. derde lid |
4, aanhef en onderdeel b, van de Regeling informatievoorziening WPO/WEC; 9, aanhef en onderdeel b, van de Regeling informatievoorziening WVO; en 3, aanhef en onderdeel b, van de Regeling gebruik gegevens bron |
27 |
Verstrekking basisgegevens aan bestuur |
20, zevende lid, in samenhang met het eerste lid en het vierde lid, onderdelen a en b |
24f, eerste lid, WOT |
28 |
Verstrekking basisgegevens aan bestuur in verband met aanmeldings-, toelatings-, inschrijvings- en uitschrijvingsprocedures |
20, zevende lid, in samenhang met het eerste lid en het vierde lid, onderdeel d |
24f, lid 1a, WOT |
29 |
Verstrekking basisgegevens aan het bestuur ten behoeve van de evaluatie van schooladviezen |
20, zevende lid, in samenhang met het eerste lid en het vierde lid, onderdeel c |
nieuw |
30 |
Verstrekking basisgegevens aan samenwerkingsverband |
24, tweede lid, in samenhang met het eerste lid |
24f, zeventiende lid, WOT |
31 |
Verstrekking basisgegevens aan college van burgemeester en wethouders t.b.v. toezicht op naleving LPW en bestrijding voortijdig schoolverlaten |
21, vierde lid, in samenhang met het eerste lid |
24f, derde en vierde lid, WOT |
32 |
Verstrekking basisgegevens aan college van burgemeester en wethouders t.b.v. de uitvoering van onder meer de Participatiewet |
21, vierde lid, in samenhang met het eerste lid |
24f, tweede lid, WOT |
33 |
Verstrekking basisgegevens aan college van burgemeester en wethouders i.v.m. taak Wet publieke gezondheid |
21, vierde lid, in samenhang met het eerste lid |
24f, twaalfde lid, WOT |
34 |
Verstrekking basisgegevens aan het CBS |
22, derde lid, in samenhang met het eerste lid |
24f, zevende lid, WOT |
35 |
Verstrekking basisgegevens aan de Sociale verzekeringsbank |
24, tweede lid, in samenhang met het eerste lid |
24f, zesde lid, aanhef en onderdeel a, WOT; 47e en 64 Participatiewet; 54, derde lid, Wet SUWI |
36 |
Verstrekking basisgegevens aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) |
24, tweede lid, in samenhang met het eerste lid |
24f, zesde lid, aanhef en onderdeel b, WOT |
37 |
Verstrekking basisgegevens aan de Belastingdienst |
24, tweede lid, in samenhang met het eerste lid |
24f, negende lid, WOT |
38 |
Verstrekking basisgegevens aan de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB) |
24, tweede lid, in samenhang met het eerste lid |
24f, tiende lid, WOT |
39 |
Verstrekking basisgegevens aan Onze Minister van SZW |
24, tweede lid, in samenhang met het eerste lid |
|
eerste lid |
taken Wet inburgering |
24f, elfde lid, WOT |
|
tweede lid |
controle ESF |
nieuw |
|
40 |
Verstrekking basisgegevens aan Onze Minister voor Medische Zorg |
24, tweede lid, in samenhang met het eerste lid |
88, eerste lid, Zorgverzekeringswet |
41 |
Verstrekking basisgegevens aan Zorginstituut |
24, tweede lid, in samenhang met het eerste lid |
88, eerste lid, Zorgverzekeringswet |
Paragraaf 4.2 |
Verstrekking vrijstellingsgegevens |
||
42 |
Verstrekking van vrijstellingsgegevens aan Onze Minister |
16, derde lid |
24k5, derde lid, WOT |
43 |
Verstrekking van vrijstellingsgegevens aan burgemeester en wethouders |
21, vierde lid, in samenhang met het tweede lid |
24k5, zesde lid, WOT |
Paragraaf 4.3 |
Verstrekking verzuimgegevens |
||
44 |
Verstrekking van verzuimgegevens aan Onze Minister |
17, derde lid |
24k, tweede lid WOT |
45 |
Verstrekking van verzuimgegevens aan hoofd en bestuur |
24k, vijfde lid, WOT |
|
46 |
Verstrekking van verzuimgegevens aan college van burgemeester en wethouders |
21, vierde lid, in samenhang met het derde lid |
24k, vijfde lid, WOT |
Paragraaf 4.4 |
Verstrekking diplomagegevens |
||
47 |
Verstrekking van diplomagegevens aan Onze Minister voor de begrotings- en beleidsvoorbereiding door Onze Minister |
18, vierde lid, in samenhang met het eerste lid |
24q, zesde lid, WOT |
48 |
Verstrekking van diplomagegevens aan Onze Minister voor wettelijke taken op het gebied van de WSF 2000 en WSF BES |
18, vierde lid, in samenhang met het derde lid |
24q, zesde lid, WOT |
49 |
Verstrekking van diplomagegevens aan Onze Minister van SZW |
24q, zevende lid, onderdeel b, WOT |
|
50 |
Verstrekking van diplomagegevens aan Onze Minister van VWS |
24, tweede lid |
24q, zevende lid, onderdeel a, WOT |
51 |
Verstrekking diplomagegevens aan Onze Minister voor Medische Zorg |
24, tweede lid |
88, eerste lid, Zorgverzekeringswet |
52 |
Verstrekking diplomagegevens aan Zorginstituut |
24, tweede lid |
88, eerste lid, Zorgverzekeringswet |
53 |
Verstrekking van diplomagegevens aan hoofd en bestuur |
20, zevende lid, in samenhang met het derde lid |
24q, tweede t/m vijfde lid, WOT |
54 |
Verstrekking van diplomagegevens aan het College voor toetsen en examens |
24, tweede lid |
24q, derde t/m vijfde lid, WOT |
eerste lid |
|||
tweede lid |
24q, vierde lid en vijfde lid, onderdeel d, WOT |
||
55 |
Verstrekking van diplomagegevens aan CBS |
22, derde lid, in samenhang met het eerste lid |
24q, zesde lid, laatste volzin, WOT |
56 |
Verstrekking van diplomagegevens aan Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen |
24, tweede lid |
24q, zevende lid, onderdeel c, WOT |
57 |
Wijziging Bekostigingsbesluit WVO |
27b, eerste lid, en 106, derde lid, WVO |
|
58 |
Wijziging Bekostigingsbesluit WVO BES |
65, eerste lid, WVO BES |
|
59 |
Wijziging Besluit bekostiging WEC |
42a, eerste lid, WEC |
|
60 |
Wijziging Besluit bekostiging WPO |
40b, eerste lid WPO |
|
61 |
Wijziging Besluit bekostiging WPO BES |
46, eerste lid, WPO BES |
|
62 |
Wijziging Besluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl |
||
63 |
Wijziging Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC |
||
64 |
Wijziging Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WVO |
||
65 |
Wijziging Besluit trekkende bevolking WPO |
||
66 |
Wijziging Besluit uitwisseling leer- en begeleidingsgegevens |
42, eerste lid, WPO en 43, eerste lid, WEC |
|
67 |
Wijziging Besluit vbo-groen in een AOC 2016 |
||
68 |
Wijziging Besluit verzuimmelding |
||
69 |
Wijziging Eindexamenbesluit VO |
||
70 |
Wijziging Eindexamenbesluit VO BES |
||
71 |
Wijziging Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal |
||
72 |
Wijziging Uitvoeringsbesluit WEB |
||
73 |
Wijziging Uitvoeringsbesluit WHW 2008 |
||
74 |
Wijziging Besluit register onderwijsdeelnemers |
||
75 |
Inwerkingtreding |
||
76 |
Citeertitel |
Het betreft hier de onderdelen k en l zoals die zouden komen te luiden met (het nog niet in werking getreden) artikel II, onderdeel H, van de Wet van 11 december 2013 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens in verband met de invoering van een centrale eindtoets, de invoering van een leerling- en onderwijsvolgsysteem en invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten voor speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs) (Stb. 2014, 13).
tekst in WPO |
Besluit register onderwijsdeelnemers |
|
---|---|---|
onderdeel a |
geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats; |
4, eerste lid, onderdelen c, e en f |
onderdeel b |
de datum van in- of uitschrijving; |
5, eerste lid, onderdelen b en c |
onderdeel c |
de groep; |
6, eerste lid, onderdeel a |
onderdeel d |
indien van toepassing het gewicht ten behoeve van de toekenning van aanvullende bekostiging voor personeelskosten voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, indien het betreft een leerling die is ingeschreven op een basisschool; |
n.v.t.1 |
onderdeel e |
indien van toepassing de aanduiding dat het betreft een leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, indien het betreft een leerling die is ingeschreven op een speciale school voor basisonderwijs, dan wel de aanduiding dat het betreft een leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond met uitzondering van leerlingen van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba, indien het betreft een leerling die is ingeschreven op een basisschool; |
8, eerste lid, onderdeel a |
onderdeel f |
indien van toepassing voor- en vroegschoolse educatie; |
6, eerste lid, onderdeel b |
onderdeel g |
indien van toepassing de uitslag van de centrale eindtoets of andere eindtoets, bedoeld in artikel 9b, en indien geen centrale eindtoets of andere eindtoets is afgelegd de reden daarvan; |
7, eerste lid, onderdeel a |
onderdeel h |
het schooladvies, bedoeld in artikel 42, tweede lid; |
7, eerste lid, onderdeel b |
onderdeel i |
het registratienummer van de school of, indien sprake is van een nevenvestiging, het registratienummer daarvan; |
5, eerste lid, onderdeel a |
onderdeel j |
bekostigingsindicatie; en |
8, eerste lid, onderdeel b |
onderdeel k |
tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en indien van toepassing de begin- en de einddatum van de periode waarvoor er voor de leerling van een basisschool een ontwikkelingsperspectief als bedoeld in artikel 40a, is vastgesteld; en |
8, eerste lid, onderdeel c, en 742 |
onderdeel l |
indien van toepassing de begin- en einddatum van de periode waarvoor een leerling geplaatst is op een orthopedagogisch-didactisch centrum als bedoeld in artikel 18a, lid 10a, en het registratienummer van het orthopedagogisch-didactisch centrum. |
8, eerste lid, onderdeel d, en 742 |
Sinds de inwerkingtreding van het Besluit van 27 augustus 2018 tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met het aanpassen van de groeiregeling en van het onderwijsachterstandenbeleid in het primair onderwijs (Stb. 2018, 334) is dit gegeven (gewicht van de leerling) niet meer nodig. Genoemd besluit is op 15 maart 2019 in werking getreden (Stb. 2019, 87). In artikel 7, tweede lid, van de Regeling informatievoorziening WPO/WEC is bepaald dat dit gegeven niet meer geleverd hoeft te worden met ingang van 1 augustus 2019. Om die reden is het gegeven «gewicht van de leerling» niet meer opgenomen in het Besluit register onderwijsdeelnemers.
Met artikel 74, onderdeel C, onder 1 en 2, kan worden bepaald vanaf welk moment dit gegeven niet meer geleverd hoeft te worden.
In onderstaande tabel is uitgegaan van de tekst van artikel 147 WPO BES zoals vastgesteld met artikel 10.13 van de Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba - B (Stb. 2011, 33). Dit artikel is echter nog niet in werking getreden.
tekst in WPO BES (nog niet in werking getreden) |
Besluit register onderwijsdeelnemers |
|
---|---|---|
onderdeel a |
geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats; |
4, eerste lid, onderdelen c, e en f |
onderdeel b |
de datum van in- of uitschrijving; |
5, eerste lid, onderdelen b en c |
onderdeel c |
de groep; |
6, eerste lid, onderdeel a |
onderdeel d |
indien van toepassing voor- en vroegschoolse educatie; |
6, eerste lid, onderdeel b |
onderdeel e |
indien van toepassing de uitslag van een onder verantwoordelijkheid van de school afgenomen onafhankelijke eindtoets basisonderwijs; |
7, eerste lid, onderdeel a, en 741 |
onderdeel f |
het advies omtrent het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs bij het verlaten van de school, zoals opgenomen in het onderwijskundig rapport, bedoeld in artikel 48; |
7, eerste lid, onderdeel b, en 741 |
onderdeel g |
het registratienummer van de school; |
5, eerste lid, onderdeel a |
onderdeel h |
bekostigingsindicatie. |
8, eerste lid, onderdeel b |
Met artikel 74, onderdelen A, onder 1 (uitbreiding begripsbepaling «eindtoets») en 2, (uitbreiding begripsbepaling «schooladvies») en B wordt mogelijk gemaakt om artikel 7, eerste lid, onderdelen a en b, van het besluit voor Caribisch Nederland later in werking te laten treden. Tot die tijd zijn deze onderdelen niet van toepassing in Caribisch Nederland.
tekst in WEC |
Besluit register onderwijsdeelnemers |
|
---|---|---|
tweede lid, onderdeel a |
geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats; |
4, eerste lid, onderdelen c, e en f |
tweede lid, onderdeel b |
de datum van in- of uitschrijving; |
5, eerste lid, onderdelen b en c |
tweede lid, onderdeel c |
de soort onderwijs; |
6, tweede lid, onderdeel a |
tweede lid, onderdeel d |
de schoolsoort; |
6, tweede lid, onderdeel e |
tweede lid, onderdeel e |
het leerjaar of de groep; |
6, tweede lid, onderdeel c |
tweede lid, onderdeel f |
indien van toepassing de aanduiding dat het betreft een leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC; |
8, tweede lid, onderdeel a |
tweede lid, onderdeel g |
het registratienummer van de school of, indien sprake is van een nevenvestiging, het registratienummer daarvan; |
5, eerste lid, onderdeel a |
tweede lid, onderdeel h |
bekostigingsindicatie; |
8, tweede lid, onderdeel b |
tweede lid, onderdeel i |
de onderwijssoort dan wel het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder d; |
6, tweede lid, onderdeel b |
tweede lid, onderdeel j |
indien een leerling is toegelaten met toepassing van artikel 40, derde lid, tweede volzin, de indicatie voor het soort verblijf; |
5, tweede lid, onderdeel b |
tweede lid, onderdeel k |
indien een leerling is ingeschreven op een school niet zijnde een instelling: het registratienummer van het samenwerkingsverband, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs dan wel de Wet op het voortgezet onderwijs, dat de leerling toelaatbaar heeft verklaard tot het speciaal dan wel voortgezet speciaal onderwijs en het volgnummer van de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40, tiende en twaalfde lid; |
5, tweede lid, onderdeel c |
tweede lid, onderdeel l |
de begin- en einddatum van de periode waarvoor de leerling toelaatbaar is verklaard tot het speciaal dan wel voortgezet speciaal onderwijs; en |
5, tweede lid, onderdeel a |
tweede lid, onderdeel m |
de bekostigingscategorie, bedoeld in de artikelen 118, tiende lid, en 132, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs en de artikelen 85b, derde lid, en 89a, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs; |
8, tweede lid, onderdeel c |
tweede lid, onderdeel n |
indien van toepassing de uitslag van de centrale eindtoets of andere eindtoets, bedoeld in artikel 18b, het niveau waarop de centrale eindtoets of andere eindtoets is afgelegd en indien geen centrale eindtoets of andere eindtoets is afgelegd de reden daarvan; en |
7, tweede lid, onderdeel a, onder 1° |
tweede lid, onderdeel o |
het schooladvies, bedoeld in artikel 43, tweede lid |
7, tweede lid, onderdeel a, onder 2° |
tweede lid, onderdeel n |
indien van toepassing de leerweg of het profiel van het onderwijs, bedoeld in artikel 14a; |
6, tweede lid, onderdelen f en g |
tweede lid, onderdeel o |
het behaalde diploma ingevolge artikel 14a, eerste lid, onderdeel b, of artikel 14b; en |
7, tweede lid, onderdeel b, onder 7° |
tweede lid, onderdeel p |
de vakken waarin examen is afgelegd, de cijfers van het schoolexamen en het centraal examen, de eindcijfers, de uitslag van het eindexamen of deeleindexamen ingevolge artikel 14a, eerste lid, onderdeel b, of artikel 14b, en de datum waarop deze uitslag is bepaald. |
7, tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 6° |
lid 2a, onderdeel a |
geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats van de leerling of deelnemer; |
4, eerste lid, onderdelen c, e en f |
lid 2a, onderdeel b |
het registratienummer van de school of instelling waar de leerling respectievelijk de deelnemer is ingeschreven of, indien sprake is van een nevenvestiging, het registratienummer daarvan; en |
8, derde lid, onderdeel a |
lid 2a, onderdeel c |
de begin- en de einddatum van de periode waarvoor de leerling of deelnemer wordt begeleid. |
8, derde lid, onderdeel b |
lid 2b, onderdeel a |
geslacht, geboortedatum, en postcode van de woonplaats van de leerling of deelnemer; |
4, eerste lid, onderdelen c, e en f |
lid 2b, onderdeel b |
het registratienummer van de school of instelling waar de leerling respectievelijk de deelnemer is ingeschreven of, indien sprake is van een nevenvestiging, het registratienummer daarvan; en |
8, vierde lid, onderdeel a |
lid 2b, onderdeel c |
de begin- en de einddatum van de periode waarvoor de leerling of deelnemer wordt begeleid. |
8, vierde lid, onderdeel b |
tekst in WVO |
Besluit register onderwijsdeelnemers |
|
---|---|---|
onderdeel a |
geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats; |
4, eerste lid, onderdelen c, e en f |
onderdeel b |
de datum van in- of uitschrijving; |
5, eerste lid, onderdelen b en c |
onderdeel c |
de soort onderwijs; |
6, derde lid, onderdeel b |
onderdeel d |
indien van toepassing de leerweg of het profiel; |
6, derde lid, onderdelen c en d |
onderdeel e |
het leerjaar; |
6, derde lid, onderdeel a |
onderdeel f |
het behaalde diploma; |
7, derde lid, onderdeel g |
onderdeel g |
de vakken waarin examen is afgelegd, de cijfers van het schoolexamen en het centraal examen, de eindcijfers, de uitslag van het eindexamen of deeleindexamen en de datum waarop deze uitslag is bepaald; |
7, derde lid, onderdelen a tot en met f |
onderdeel h |
indien van toepassing de aanduiding van de minderheidsgroep en de verblijfsduur in Nederland, voorzover de desbetreffende minderheidsgroep of verblijfsduur als categorie is opgenomen in een ministeriële regeling waarin voorschriften zijn vastgesteld omtrent toekenning van een aanvullende vergoeding voor personeelskosten als bedoeld in artikel 85a, eerste lid; |
8, vijfde lid, onderdeel a |
onderdeel i |
het registratienummer van de school of scholengemeenschap dan wel verticale scholengemeenschap of, indien sprake is van een nevenvestiging dan wel tijdelijke nevenvestiging, het registratienummer daarvan; |
5, eerste lid, onderdeel a |
onderdeel j |
tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en indien van toepassing de begin- en de einddatum van de periode waarvoor er voor de leerling, niet zijnde een leerling van een school voor praktijkonderwijs, een ontwikkelingsperspectief als bedoeld in artikel 26, is vastgesteld; en |
8, vijfde lid, onderdeel b, en 741 |
onderdeel k |
tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en indien van toepassing de begin- en de einddatum van de periode waarvoor een leerling geplaatst is op een orthopedagogisch-didactisch centrum als bedoeld in artikel 17a, lid 10a, en het registratienummer van het orthopedagogisch-didactisch centrum. |
8, vijfde lid, onderdeel c, en 741 |
Met artikel 74, onderdeel C, onder 6 en 7, kan de levering van gegevens over het ontwikkelingsperspectief en over plaatsing op een orthopedagogisch-didactisch centrum beëindigd worden op «een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip», namelijk door de betreffende onderdelen van artikel 8, vijfde lid, te laten vervallen op een tijdstip dat in het inwerkingtredingsbesluit wordt vastgesteld.
In onderstaande tabel is uitgegaan van de tekst van artikel 2.3.4 WEB BES zoals vastgesteld met artikel 10.16 van de Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba - B (Stb. 2011, 33). Dit artikel is echter nog niet in werking getreden.
In artikel 179, tweede lid, onderdeel i, WVO BES is een wijziging aangebracht, door artikel II, onderdeel E, van de Wet van 25 mei 2018 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met modernisering van de bepalingen over voorzieningenplanning (Stb. 2018, 156). Deze wijziging is (wel) in werking getreden19 en is verwerkt in onderstaande tekst.
tekst in WVO BES (nog niet in werking getreden) |
Besluit register onderwijsdeelnemers |
|
---|---|---|
onderdeel a |
geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats; |
4, eerste lid, onderdelen c, e en f |
onderdeel b |
de datum van in- of uitschrijving; |
5, eerste lid, onderdelen b en c |
onderdeel c |
de soort onderwijs; |
6, derde lid, onderdeel b |
onderdeel d |
indien van toepassing de leerweg, de sector, de afdeling of het profiel |
6, derde lid, onderdelen c en d |
onderdeel e |
het leerjaar; |
6, derde lid, onderdeel a |
onderdeel f |
het behaalde diploma; |
7, derde lid, onderdeel g |
onderdeel g |
de vakken waarin examen is afgelegd, de cijfers van het schoolexamen en het centraal examen, de eindcijfers en de uitslag van het eindexamen of deeleindexamen; |
7, derde lid, onderdelen a tot en met f |
onderdeel h |
indien van toepassing de aanduiding van de minderheidsgroep en de verblijfsduur in Nederland, voor zover de desbetreffende minderheidsgroep of verblijfsduur als categorie is opgenomen in een ministeriële regeling waarin voorschriften zijn vastgesteld omtrent toekenning van een aanvullende vergoeding voor personeelskosten als bedoeld in artikel 155, eerste lid; en |
8, vijfde lid, onderdeel a |
onderdeel i |
het registratienummer van de school dan wel scholengemeenschap of, indien sprake is van een nevenvestiging, het registratienummer daarvan. |
5, eerste lid, onderdeel a |
tekst in WEB |
Besluit register onderwijsdeelnemers |
|
---|---|---|
onderdeel a |
geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats; |
4, eerste lid, onderdelen c, e en f |
onderdeel b |
de datum van inschrijving of einde inschrijving; |
5, eerste lid, onderdelen b en c |
onderdeel c |
de opleiding; |
6, vierde lid, onderdeel b |
onderdeel d |
de hoogste vooropleiding; |
5, derde lid, onderdeel b |
onderdeel e |
het programma voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vakken); |
6, vierde lid, onderdeel c |
onderdeel f |
de behaalde certificaten en de data waarop de certificaten zijn behaald, alsmede de vakken waarin examen is afgelegd, de cijfers van het schoolexamen en het centraal examen, de eindcijfers en de uitslag van het eindexamen of het deeleindexamen; |
7, vierde lid, onderdelen a tot en met g |
onderdeel g |
het uitstroomniveau of het behaalde diploma en de datum waarop het diploma is behaald alsmede, voor zover het Nederlands als tweede taal (NT2) betreft, het startniveau; |
7, vierde lid, onderdeel h (deels; zie artikelsgewijze toelichting) |
onderdeel h |
het registratienummer van de instelling; |
5, eerste lid, onderdeel a |
onderdeel i |
indien van toepassing het volgen van de opleiding in voltijd of deeltijd; |
6, vierde lid, onderdeel a |
onderdeel j |
indien van toepassing het zijn van examendeelnemer; |
5, derde lid, onderdeel c |
onderdeel k |
het aantal uren per week dat onderwijs wordt gevolgd aan de instelling; |
6, vierde lid, onderdeel d |
onderdeel l |
indien van toepassing de reden van het uitstromen; |
5, derde lid, onderdeel f |
onderdeel m |
de locatie waar het onderwijs wordt gevolgd; |
5, eerste lid, onderdeel a |
onderdeel n |
indien van toepassing het samenwerkingscollege waar het onderwijs wordt gevolgd, en |
5, derde lid, onderdeel d |
onderdeel o |
indien van toepassing op de deelnemer en voor zover de instelling dat wenst een organisatorische eenheid, bedoeld in artikel 9.1.7, eerste lid, onderdeel c, waarbinnen de deelnemer zijn opleiding voortgezet algemeen volwassenonderwijs volgt. |
5, derde lid, onderdeel e |
tekst in WEB |
Besluit register onderwijsdeelnemers |
|
---|---|---|
onderdeel a |
geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats; |
4, eerste lid, onderdelen c, e en f |
onderdeel b |
de datum van inschrijving of van de wijziging of beëindiging daarvan; |
5, eerste lid, onderdelen b en c, en derde lid, onderdeel a |
onderdeel c |
de code, bedoeld in artikel 6.4.1, tweede lid, onder a, van het opleidingsdomein, het kwalificatiedossier of de kwalificatie waarvoor de deelnemer is ingeschreven en bij inschrijving voor een opleidingsdomein of een kwalificatiedossier het niveau, bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, van de beroepsopleiding; |
6, vijfde lid, onderdelen b en c |
onderdeel d |
de leerweg; |
6, vijfde lid, onderdeel d |
onderdeel e |
het al dan niet hebben van een handicap of chronische ziekte die extra ondersteuning vraagt van de instelling; |
8, zesde lid, onderdeel b |
onderdeel f |
de hoogste vooropleiding; |
5, derde lid, onderdeel b |
onderdeel g |
[al eerder vervallen] |
– |
onderdeel h |
het uitstroomniveau of het behaalde diploma of certificaat, de datum waarop het diploma of certificaat is behaald en de cijfers of het eindcijfer van bij ministeriële regeling aan te wijzen examenonderdelen; |
7, vijfde lid, onderdelen a tot en met c |
onderdeel i |
de omvang van beroepspraktijkvorming, de datum van begin en einde daarvan, de afsluitdatum van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst, het betrokken bedrijf dat of de betrokken organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt en het opleidingsdomein, het kwalificatiedossier, de kwalificatie of het keuzedeel waarop de beroepspraktijkvorming is gebaseerd; |
8, zesde lid, onderdeel a |
onderdeel j |
het registratienummer van de instelling; |
5, eerste lid, onderdeel a |
onderdeel k |
[al eerder vervallen] |
– |
onderdeel l |
het volgen van de opleiding in voltijd of deeltijd; |
6, vijfde lid, onderdeel a |
onderdeel m |
indien van toepassing het zijn van examendeelnemer; |
5, derde lid, onderdeel c |
onderdeel n |
het al dan niet voor bekostiging in aanmerking komen van de deelnemer of het diploma; |
8, zesde lid, onderdeel c |
onderdeel o |
indien van toepassing de reden van het uitstromen; |
5, derde lid, onderdeel f |
onderdeel p |
de locatie waar het onderwijs wordt gevolgd; |
5, eerste lid, onderdeel a |
onderdeel q |
de keuzedelen waarin examen is afgelegd en die met goed gevolg zijn afgesloten alsmede de datum waarop de keuzedelen met goed gevolg zijn afgesloten; |
7, vijfde lid, onderdeel e |
onderdeel r |
de keuzedelen waarin examen is afgelegd en die niet met goed gevolg zijn afgesloten, alsmede de datum van de beëindiging van de inschrijving; |
7, vijfde lid, onderdeel f |
onderdeel s |
de onderdelen van een kwalificatie en de keuzedelen waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 7.2.3, eerste lid, en die met goed gevolg zijn afgesloten; |
7, vijfde lid, onderdeel d |
onderdeel t |
indien van toepassing het samenwerkingscollege waar het onderwijs wordt gevolgd, en |
5, derde lid, onderdeel d |
onderdeel u |
indien van toepassing op de deelnemer en voor zover de instelling dat wenst een organisatorische eenheid, bedoeld in artikel 9.1.7, eerste lid, onderdeel c, waarbinnen de deelnemer zijn beroepsopleiding volgt. |
5, derde lid, onderdeel e |
P.M. Met artikel I, onderdeel B, van de Wet van 22 mei 2008 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met invoering van de leerlinggebonden financiering voor deelnemers in het beroepsonderwijs Wet van 22 mei 2008 (Stb. 2008, 202) is destijds beoogd nog drie onderdelen (o, p en q) toe te voegen aan artikel 2.5.5a, tweede lid, WEB. Deze wijziging is echter nooit in werking getreden en dat zal ook niet meer gebeuren, omdat die inmiddels achterhaald is. De betreffende onderdelen worden niet overgeheveld naar het Besluit register onderwijsdeelnemers en zijn dan ook niet opgenomen in bovenstaande tabel.
In onderstaande tabel is uitgegaan van de tekst van artikel 2.3.4 WEB BES zoals vastgesteld met artikel 10.12 van de Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba - B (Stb. 2011, 33). Dit artikel is echter nog niet in werking getreden. Cursief zijn ook de wijzigingen weergegeven zoals het artikel zou komen te luiden na inwerkingtreding van:
– artikel III, onderdeel C, van de Wet van 14 oktober 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd (Stb. 2015, 390), en
– artikel II, onderdeel C, onder 1, van de Wet van 14 februari 2018 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES vanwege met name de wettelijke verankering van het samenwerkingscollege en de instandhouding van unieke beroepsopleidingen (samenwerkingscollege en unieke beroepsopleidingen) (Stb 2018, 50).
tekst in WEB BES [nog niet in werking getreden] |
Besluit register onderwijsdeelnemers |
|
---|---|---|
onderdeel a |
geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats, |
4, eerste lid, onderdelen c, e en f |
onderdeel b |
de datum van inschrijving of einde inschrijving, |
5, eerste lid, onderdelen b en c |
onderdeel c |
de kwalificatie, |
6, vijfde lid, onderdeel b |
onderdeel d |
de leerweg, |
6, vijfde lid, onderdeel d |
onderdeel e |
het al dan niet hebben van een handicap of chronische ziekte die extra ondersteuning vraagt van de instelling, |
8, zesde lid, onderdeel b |
onderdeel f |
de hoogste vooropleiding; |
5, derde lid, onderdeel b |
onderdeel g |
het uitstroomniveau of het behaalde diploma en de datum waarop het diploma is behaald, |
7, vijfde lid, onderdelen a en b |
onderdeel h1 |
de omvang van beroepspraktijkvorming, de datum van begin en einde daarvan, de afsluitdatum van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst en het betrokken bedrijf dat of de betrokken organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt, het betrokken bedrijf dat of de betrokken organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt en het opleidingsdomein, het kwalificatiedossier, de kwalificatie of het keuzedeel waarop de beroepspraktijkvorming is gebaseerd, |
8, zesde lid, onderdeel a |
onderdeel i |
het registratienummer van de instelling, |
5, eerste lid, onderdeel a |
onderdeel j |
het volgen van de opleiding in voltijd of deeltijd, |
6, vijfde lid, onderdeel a |
onderdeel k |
indien van toepassing het zijn van examendeelnemer, |
5, derde lid, onderdeel c |
onderdeel l |
het al dan niet voor bekostiging in aanmerking komen van de deelnemer, en |
8, zesde lid, onderdeel c |
onderdeel m |
indien van toepassing de reden van uitstroom. |
5, derde lid, onderdeel f |
onderdeel n1 |
de keuzedelen waarin examen is afgelegd en die met goed gevolg zijn afgesloten alsmede de datum waarop de keuzedelen met goed gevolg zijn afgesloten, |
7, vijfde lid, onderdeel e |
onderdeel o1 |
de keuzedelen waarin examen is afgelegd en die niet met goed gevolg zijn afgesloten, alsmede de datum van beëindiging van de inschrijving, en |
7, vijfde lid, onderdeel f |
onderdeel p1 |
de onderdelen van een kwalificatie en de keuzedelen waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 7.2.3, eerste lid, en die met goed gevolg zijn afgesloten. |
7, vijfde lid, onderdeel d |
onderdeel n2 |
in voorkomend geval het samenwerkingscollege. |
5, derde lid, onderdeel d |
Zoals gewijzigd (onderdeel h) respectievelijk toegevoegd (onderdelen n, o en p) door artikel III, onderdeel C, onder 2 en onder 5, van de Wet van 14 oktober 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd (Stb. 2015, 390); deze wijzigingen van artikel 2.3.4 WEB BES zijn nog niet in werking getreden.
Zoals toegevoegd door artikel II, onderdeel C, onder 1, van de Wet van 14 februari 2018 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES vanwege met name de wettelijke verankering van het samenwerkingscollege en de instandhouding van unieke beroepsopleidingen (samenwerkingscollege en unieke beroepsopleidingen) (Stb 2018, 50); deze wijziging van artikel 2.3.4, tweede lid, WEB BES is nog niet in werking getreden.
tekst in WHW |
Artikel in Besluit register onderwijsdeelnemers |
|
---|---|---|
onderdeel a |
de geslachtsnaam, voornamen, het geslacht en de geboortedatum van de student of extraneus en de postcode van diens woonplaats; |
4, eerste lid, onderdelen a, b, c, e en f |
onderdeel b |
de vooropleiding; |
5, vierde lid, onderdeel a |
onderdeel c |
de inschrijvingsvorm; |
5, vierde lid, onderdeel b |
onderdeel d |
de opleidingsvorm; |
6, zesde lid, onderdeel a |
onderdeel e |
de opleiding of opleidingen dan wel voor zover het de Open Universiteit betreft de onderwijseenheid of onderwijseenheden waarvoor de student of extraneus is ingeschreven; |
6, zesde lid, onderdeel b |
onderdeel f |
de opleidingsfase; |
6, zesde lid, onderdeel c |
onderdeel g |
het jaar, de maand en de dag van inschrijving; |
5, eerste lid, onderdeel b |
onderdeel h |
het jaar, de maand en de dag van beëindiging van de inschrijving en de reden van de beëindiging van de inschrijving; |
5, eerste lid, onderdeel c, en vierde lid, onderdeel c |
onderdeel i |
het al dan niet vrijgesteld zijn van het betalen van collegegeld op grond van de artikelen 7.47a of 7.48, eerste en tweede lid; |
8, zevende lid |
onderdeel j |
het jaar, de maand en de dag van het afsluitend examen van een bacheloropleiding en, indien van toepassing, van het afsluitend examen van een masteropleiding, een opleiding als bedoeld in artikel 18.15 of een associate degree-opleiding; en |
7, zesde lid, onderdelen a en b |
onderdeel k |
het registratienummer van de instelling. |
5, eerste lid, onderdeel a |
Wet op het onderwijstoezicht (WOT) |
Besluit register onderwijsdeelnemers |
|
---|---|---|
artikel 24n |
Waardedocumenten |
artikel 16 |
onderdeel a |
onderdeel a |
|
onderdeel b |
onderdeel h |
|
onderdeel c |
onderdeel j |
|
onderdeel d |
onderdeel q |
|
onderdeel e |
onderdeel r |
|
onderdeel f |
onderdeel l |
|
onderdeel g |
onderdeel m |
|
onderdeel h |
onderdeel p |
|
onderdeel i |
onderdeel f |
|
onderdeel j |
onderdeel b |
|
onderdeel k |
onderdeel c |
|
onderdeel l |
onderdeel o |
|
onderdeel m |
onderdeel d |
|
onderdeel n |
onderdeel e |
|
onderdeel o |
onderdeel g |
|
onderdeel p |
onderdeel i |
|
onderdeel q |
onderdeel k |
|
onderdeel r |
onderdeel n |
|
artikel 24o |
Overige diplomagegevens |
artikel 17 |
eerste lid |
eerste lid |
|
tweede lid, onderdeel a |
tweede lid, onderdeel a |
|
tweede lid, onderdeel b |
tweede lid, onderdeel b |
|
tweede lid, onderdeel c |
tweede lid, onderdeel c |
|
tweede lid, onderdeel d |
tweede lid, onderdeel g |
|
tweede lid, onderdeel e |
tweede lid, onderdeel h |
|
tweede lid, onderdeel f |
tweede lid, onderdeel d |
|
tweede lid, onderdeel g |
tweede lid, onderdeel f |
|
tweede lid, onderdeel h |
tweede lid, onderdeel e |
|
tweede lid, onderdeel i |
tweede lid, onderdeel d |
|
tweede lid, onderdeel j |
tweede lid, onderdeel c |
Voorstel van wet tot bundeling en aanpassing van regels over de registers met betrekking tot onderwijsdeelnemers (Wet register onderwijsdeelnemers) (Kamerstukken 34 878).
Zo is transparantie volgens artikel 5 AVG een algemeen beginsel dat bij verwerking van persoonsgegevens in acht moet worden genomen.
De Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op de expertisecentra (WEC), de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO), de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), de Wet primair onderwijs BES (WPO BES), de Wet voortgezet onderwijs BES (WVO BES) en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES (WEB BES).
Zie in dit verband tevens het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 31 augustus 2018 over de effecten van de digitalisering voor de rechtsstatelijke verhoudingen (Stcrt. 2018, nr. 50999), met name paragraaf 3.3 (Ketenbesluitvorming).
De voorgeschreven diplomamodellen verplichten onderwijsinstellingen in het VO en MBO om de geboorteplaats van de onderwijsdeelnemer op het diploma te vermelden. Zie de Regeling modellen diploma’s VO en de Regeling modeldiploma mbo.
Op grond van artikel 1 van de wet hangt de inhoud van de begrippen onderwijsdeelnemer en onderwijsinstelling, alsmede van bestuur, af van de gegevensset; zo worden in de sector HO geen verzuimgegevens geregistreerd en in de sector PO geen diplomagegevens. Zie hierover Kamerstukken II 2017/18, 34 878, nr. 3, p. 26–27.
Zie artikel 3 Regeling informatievoorziening WPO/WEC, artikel 3 Regeling informatievoorziening WVO, artikel 16 Regeling financiën hoger onderwijs en artikel 2 Regeling gebruik gegevens bron.
Zie Kamerstukken II 2012/13, 33 472, nr. 14 (wetsvoorstel kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs).
Zie artikel 3 Regeling informatievoorziening WPO/WEC, artikel 3 Regeling informatievoorziening WVO, artikel 16 Regeling financiën hoger onderwijs en artikel 2 Regeling gebruik gegevens bron.
Deze termijn was opgenomen in artikel 19 van het Vrijstellingsbesluit Wbp. Hoewel dat besluit met ingang van 25 mei 2018 is ingetrokken, wordt de termijn van twee jaar nog steeds als richtsnoer gehanteerd. Zie de informatie over leerlingdossiers op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens.
Zie artikelen 4 Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC, 9 Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WVO en 4b.3.3 Uitvoeringsbesluit WEB.
Zie artikel 7, derde lid, van het Besluit register onderwijsdeelnemers. Parallel daaraan ook artikel 7, tweede lid, onderdeel b, (wat betreft het vso) en vierde lid (wat betreft het vavo).
Besluit van 25 juni 2018, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 25 mei 2018 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met modernisering van de bepalingen over voorzieningenplanning (Stb. 2018, 156) (Stb. 2018, 213).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2019-316.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.