Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2017, 288 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2017, 288 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 17 maart 2017, nr. WJZ/1163336 (7625), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;
Gelet op de artikelen 13, vijfde lid, 14, derde lid, 15, 29, tweede, vierde en vijfde lid, 30, tweede lid, en 60, vijfde en zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 39, vijfde lid, 40, vierde lid, 41, 72, tweede en vierde lid, 74, tweede lid, en 116, vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES, artikel 7.4.11, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 7.4.13, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 april 2017, No. W05.17.0084/I);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 juni 2017, nr. WJZ/1184734 (7625), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Inrichtingsbesluit WVO wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 26b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vijfde lid, onderdeel d, onder 1°, wordt «management en organisatie» vervangen door: bedrijfseconomie.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Het zevende lid, aanhef en onderdeel a, onder 1°, vindt toepassing onverminderd de mogelijkheid voor de leerling om een in dat onderdeel bedoeld wiskundevak dat het bevoegd gezag aanbiedt, te kiezen als extra vak, met dien verstande dat alleen zijn toegestaan de combinatie van wiskunde A en wiskunde B, en de combinatie van wiskunde B en wiskunde C.
B
Artikel 26c wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid, onderdeel d, onder 1°, wordt «management en organisatie» vervangen door: bedrijfseconomie.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Het zesde lid, aanhef en onderdeel a, onder 1°, vindt toepassing onverminderd de mogelijkheid voor de leerling om een in dat onderdeel bedoeld wiskundevak dat het bevoegd gezag aanbiedt, te kiezen als extra vak, met dien verstande dat alleen is toegestaan de combinatie van wiskunde A en wiskunde B.
Het Inrichtingsbesluit WVO BES wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vijfde lid, onderdeel d, onder 1°, wordt «management en organisatie» vervangen door: bedrijfseconomie.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Het zevende lid, aanhef en onderdeel a, onder 1°, vindt toepassing onverminderd de mogelijkheid voor de leerling om een in dat onderdeel bedoeld wiskundevak dat het bevoegd gezag aanbiedt, te kiezen als extra vak, met dien verstande dat alleen zijn toegestaan de combinatie van wiskunde A en wiskunde B, en de combinatie van wiskunde B en wiskunde C.
B
Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:
1. In artikel 21, vierde lid, onderdeel d, onder 1°, wordt «management en organisatie» vervangen door: bedrijfseconomie.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Het zesde lid, aanhef en onderdeel a, onder 1°, vindt toepassing onverminderd de mogelijkheid voor de leerling om een in dat onderdeel bedoeld wiskundevak dat het bevoegd gezag aanbiedt, te kiezen als extra vak, met dien verstande dat alleen is toegestaan de combinatie van wiskunde A en wiskunde B.
Het Eindexamenbesluit VO wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de begripsbepaling van «deeleindexamen» wordt het gedeelte na «vakken» vervangen door een puntkomma.
2. Na de begripsbepaling van «deeleindexamen» wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende: digitale examinering: het voorbereiden, afnemen en afwikkelen van het centraal examen in één of meer vakken of de rekentoets met gebruikmaking van de daartoe door het College voor toetsen en examens beschikbaar gestelde programmatuur;.
3. In de begripsbepaling van «eindexamen» wordt voor de puntkomma ingevoegd: , alsmede de rekentoets.
4. Na de begripsbepaling van «eindexamen vmbo» wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
ernstige rekenproblemen als bedoeld in artikel 46a, eerste lid;.
5. In de begripsbepaling van «examinator» wordt voor de puntkomma ingevoegd: of de rekentoets.
6. Na de begripsbepaling van «examinator» wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende: «extra vak»: een vak in aanvulling op de vakken die voor een bepaalde kandidaat ten minste samen een eindexamen vormen, welk vak wordt afgesloten met een examen;.
7. In de begripsbepaling van «herkansing» wordt na «het schoolexamen» ingevoegd: , daaronder niet begrepen de gelegenheid om de rekentoets opnieuw af te leggen.
8. De begripsomschrijving van «rekentoets ER» vervalt.
9. In de begripsbepaling van «toets» wordt voor de puntkomma ingevoegd: , met uitzondering van de rekentoets, tenzij anders blijkt.
B
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid wordt «de desbetreffende school» vervangen door: deze instelling.
2. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Het bevoegd gezag van een school voor vmbo kan een kandidaat als bedoeld in het derde lid eveneens in de gelegenheid stellen deeleindexamen af te leggen in een of meer profielvakken of beroepsgerichte keuzevakken van de basisberoepsgerichte leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg of de gemengde leerweg die de school verzorgt, indien de kandidaat voor een van deze leerwegen is ingeschreven aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra.
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Voor toelating tot het afleggen van het eindexamen door kandidaten die niet als leerling van de school voor voortgezet onderwijs zijn ingeschreven, is verschuldigd een bedrag van:
a. € 595 wat het examenjaar 2019 betreft,
b. € 625 wat het examenjaar 2020 betreft,
c. € 655 wat het examenjaar 2021 betreft,
d. € 685 wat het examenjaar 2022 betreft, en
e. € 720 wat het examenjaar 2023 betreft.
4. Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid.
5. Na het vijfde lid wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:
6. Met ingang van het examenjaar 2024 kan het bedrag, genoemd in het vijfde lid, onderdeel e, bij ministeriële regeling worden gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.
6. In het zevende lid (nieuw) vervallen de woorden «het bepaalde in».
C
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «eindexamen» ingevoegd: of deeleindexamen.
2. Aan het tweede lid wordt toegevoegd: De secretaris van het eindexamen is tevens secretaris van de deeleindexamens.
D
In artikel 4, eerste lid, wordt na «eindexamen» ingevoegd: of deeleindexamen.
E
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «eindexamen» ingevoegd: of deeleindexamen.
2. In het vijfde lid, derde volzin, wordt na «eindexamen» ingevoegd: of deeleindexamen.
F
In artikel 7, eerste lid, aanhef, wordt «onderwijssoorten» vervangen door: schoolsoorten en leerwegen.
G
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt de zinsnede «in meer vakken examen afleggen dan in de vakken die ten minste tezamen een eindexamen vormen» vervangen door «in extra vakken examen afleggen» en wordt «dat eindexamen» vervangen door: het eindexamen waarop deze extra vakken een aanvulling zijn.
2. Het derde lid vervalt.
H
In artikel 8a wordt telkens in het opschrift en in de inhoud na «schoolsoort» ingevoegd: of leerweg.
I
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. vrijgesteld van de rekentoets of van het examen in een vak van de theoretische leerweg in het vmbo op grond van een examen vwo, havo, theoretische leerweg of gemengde leerweg vmbo, indien voor de overeenkomstige rekentoets of het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald;.
2. In het eerste lid, onder d, wordt «vwo of havo» vervangen door: vwo, havo of vmbo.
3. In het derde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. In de aanhef wordt «de artikelen 11, 12, 13 en 22 tot en met 25» vervangen door: de artikelen 11, 12, 13, 14, 22, 23, 24, 25 en 26.
b. In onderdeel a wordt «zoals deze» vervangen door: dat.
J
De artikelen 11, eerste lid, 12, eerste lid, en 13, eerste lid, worden gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt na «omvat» telkens ingevoegd: in elk geval.
2. In onderdeel b vervalt telkens de zinsnede «en voor zover nodig wegens de in onderdeel c genoemde normatieve studielast, vakken van het vrije deel genoemd in artikel 26b, zevende lid, van het Inrichtingsbesluit WVO».
K
In artikel 11, tweede lid, wordt «artikel 26e, eerste tot en met vierde lid» vervangen door: artikel 26e, eerste, tweede of vierde lid.
L
In artikel 12, tweede lid, wordt »artikel 26e, eerste tot en met derde lid» vervangen door: artikel 26e, eerste onderscheidenlijk tweede lid.
M
In artikel 13, derde lid, wordt «artikel 26e, eerste lid, respectievelijk zesde of zevende lid» vervangen door: artikel 26e, eerste lid.
N
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 11, eerste lid, 12, eerste lid, of 13, eerste lid, is de kandidaat die op grond van artikel 26e, derde of zesde lid, van het Inrichtingsbesluit WVO voor een vak als daar bedoeld is vrijgesteld van het volgen van onderwijs, bij het eindexamen eveneens vrijgesteld van dat vak.
O
In artikel 22, negende lid, wordt het gedeelte na «bij het eindexamen» vervangen door: vrijgesteld van het vak lichamelijke opvoeding waarvoor vrijstelling is verleend op grond van artikel 26n, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit WVO.
P
In artikel 23, zevende lid, wordt het gedeelte na «bij het eindexamen» vervangen door: vrijgesteld van het vak lichamelijke opvoeding waarvoor vrijstelling is verleend op grond van artikel 26n, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit WVO.
Q
In artikel 24, zevende lid, wordt het gedeelte na «bij het eindexamen» vervangen door: vrijgesteld van het vak lichamelijke opvoeding waarvoor vrijstelling is verleend op grond van artikel 26n, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit WVO.
R
In artikel 25, zevende lid, wordt het gedeelte na «bij het eindexamen» vervangen door: vrijgesteld van het vak lichamelijke opvoeding waarvoor vrijstelling is verleend op grond van artikel 26n, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit WVO.
S
Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 22, eerste lid, 23, eerste lid, 24, eerste lid, of 25, eerste lid, is de kandidaat die op grond van artikel 26n, vierde, vijfde, zesde of zevende lid, van het Inrichtingsbesluit WVO voor een vak als daar bedoeld is vrijgesteld van het volgen van onderwijs, eveneens vrijgesteld van het afleggen van eindexamen in dat vak.
T
Aan artikel 31 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op deeleindexamens.
U
Aan artikel 32, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Bij toepassing van artikel 37, zevende lid, wordt het schoolexamen in het vak waarop de toets betrekking heeft, afgesloten tien werkdagen voor de afname van die toets.
V
In artikel 35, derde lid, wordt de zinsnede «worden het vak culturele en kunstzinnige vorming, de kunstvakken en het vak lichamelijke opvoeding» vervangen door: worden de kunstvakken en het vak lichamelijke opvoeding.
W
Artikel 36, vierde lid, vervalt.
X
Aan artikel 37 worden twee leden toegevoegd, luidende:
7. Het College voor toetsen en examens kan voor een toets een afnameperiode instellen waarbinnen het bevoegd gezag zelf de afnametijdstippen bepaalt. Deze afnameperiode vangt niet eerder aan dan op 1 april van het desbetreffende examenjaar en omvat het eerste en tweede tijdvak van dat examenjaar.
8. Het College voor toetsen en examens kan regels stellen voor de uitvoering van een toets van het centraal examen.
Y
Artikel 37a, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij toepassing van het eerste lid wordt het schoolexamen in dat vak of die vakken afgesloten voordat in dat leerjaar het centraal examen in dat vak of die vakken aanvangt.
Z
Artikel 38, tweede en derde lid, en de aanduiding «1.» voor het eerste lid, vervallen.
AA
Aan artikel 40 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Onder een toets als bedoeld in dit artikel wordt ook de rekentoets begrepen.
BB
Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «Deze stelt het ter hand» vervangen door: De directeur stelt deze documenten ter hand.
2. Het derde lid, tweede volzin, wordt vervangen door: De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichtte correctie. Deze verklaring is medeondertekend door het bevoegd gezag van de school waarbij de gecommitteerde werkzaam is.
3. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. Bij digitale examinering worden de handelingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, digitaal verricht, uitgezonderd de handelingen die betrekking hebben op het proces-verbaal.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «eerste tot en met derde lid» vervangen door: eerste tot en met vierde lid.
CC
Aan artikel 45 worden een vijfde en zesde lid toegevoegd, luidende:
5. Indien het bevoegd gezag op grond van artikel 37, zevende lid, zelf de afnametijdstippen bepaalt, kan de directeur een kandidaat de gelegenheid geven om binnen de afnameperiode die het College voor toetsen en examens daarvoor heeft ingesteld, alsnog de toetsen te voltooien waarvoor hij eerder was verhinderd.
6. Onder een toets als bedoeld in dit artikel wordt ook de rekentoets begrepen.
DD
Aan artikel 46, zevende lid, wordt een volzin lid toegevoegd, luidende: In afwijking van de eerste volzin kan de leerling die na het voorlaatste leerjaar van een leerweg in het vmbo deelneemt aan het laatste leerjaar van een andere leerweg in het vmbo, het cijfer behouden dat in de eerstbedoelde leerweg is behaald voor de rekentoets.
EE
Artikel 48 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «artikel 7.4.6, tweede lid» vervangen door: artikel 7.4.6, derde lid.
2. In het zesde lid wordt na «de artikelen 11, 12, 13, 22, 23, 24 of 25» ingevoegd: , onverminderd de artikelen 14 en 26.
FF
Artikel 50 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «de vakken culturele en kunstzinnige vorming en« vervangen door: het vak.
2. In het tweede lid, aanhef, wordt na «maatschappijleer» ingevoegd: , culturele en kunstzinnige vorming.
GG
Artikel 51, eerste lid, komt te luiden:
1. De kandidaat heeft het recht om voor één vak van het eindexamen waarin hij al centraal examen heeft afgelegd, in het tweede of, indien artikel 45, eerste lid, van toepassing is, derde tijdvak, opnieuw deel te nemen aan het centraal examen of aan het cspe. Bij het eindexamen van de basis- of kaderberoepsgerichte leerweg heeft de kandidaat het recht, bedoeld in de eerste volzin, ook voor het cspe dat door het bevoegd gezag aansluitend aan het eerste tijdvak of in het tweede tijdvak wordt afgenomen. De herkansing van het cspe bestaat uit het opnieuw afleggen van deze toets of van één of meer onderdelen daarvan. De kandidaat heeft het recht, bedoeld in de eerste volzin, alleen indien op grond van artikel 49, vierde lid, of artikel 50, vijfde lid, de eindcijfers zijn bekendgemaakt.
HH
Na artikel 51 wordt onder vernummering van artikel 51a tot artikel 51a1 een artikel ingevoegd, luidende:
Indien een kandidaat gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot het afleggen van eindexamen in een vak op hoger niveau dan het niveau van de schoolsoort of leerweg van inschrijving, stelt de directeur de kandidaat in de gelegenheid in dat vak alsnog het eindexamen af te leggen van die schoolsoort of leerweg.
II
Aan artikel 51a1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Na afloop van een rekentoets wordt het cijfer van de toets schriftelijk aan de kandidaat bekendgemaakt, in voorkomend geval onder vermelding van het aantal nog resterende gelegenheden om de toets af te leggen.
JJ
Artikel 52 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «de beoordeling van de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding» vervangen door: de beoordeling van het vak lichamelijke opvoeding.
2. In het vijfde lid, onderdeel a, onder 2°, wordt «het vak maatschappijleer» vervangen door «de vakken maatschappijleer en culturele en kunstzinnige vorming» en wordt «wordt» vervangen door: worden.
KK
Artikel 52c wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «voorlopige cijferlijst» ingevoegd: met de behaalde eindcijfers, voor zover deze niet op grond van artikel 37a, vijfde lid, zijn vervallen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de kandidaat die het gespreid centraal examen, bedoeld in artikel 59, aflegt.
2. Toegevoegd wordt een vijfde lid, luidende:
5. Aan de voorlopige cijferlijst kunnen geen rechten meer worden ontleend met ingang van het moment waarop aan de kandidaat tevens een cijferlijst als bedoeld in artikel 52, eerste lid, is uitgereikt die ten minste de eindcijfers van de voorlopige cijferlijst omvat.
LL
Na artikel 53, derde lid, wordt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde onderscheidenlijk zesde lid een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. De directeur reikt aan de kandidaat, bedoeld in artikel 2, vierde lid, tweede volzin, die deeleindexamen vmbo aan een school voor voortgezet onderwijs heeft afgelegd, een cijferlijst uit waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing:
a. de leerweg,
b. de cijfers voor het schoolexamen en het centraal examen,
c. het thema en de beoordeling van het profielwerkstuk, en
d. de eindcijfers voor de examenvakken, met inbegrip van het cijfer dat is bepaald op grond van artikel 49, derde of vierde lid.
MM
In artikel 54, derde lid, wordt na «Burgerlijk Wetboek» ingevoegd: of ten gevolge van het verkrijgen van het Nederlanderschap op grond van artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap,.
NN
In artikel 55, tweede lid, onderdeel a, wordt «ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog» vervangen door: ter zake kundige psycholoog, orthopedagoog, neuroloog of psychiater.
OO
In artikel 64 wordt «artikel 52a, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 52a, tweede tot en met vijfde lid.
PP
De artikelen 65 en 65a vervallen.
In artikel 65b wordt «De artikelen in dit hoofdstuk» vervangen door: De artikelen 61 tot en met 64.
Het Eindexamenbesluit VO BES wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. Na de begripsbepaling van «deeleindexamen» wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
het voorbereiden, afnemen en afwikkelen van het centraal examen in één of meer vakken met gebruikmaking van de daartoe door het College voor toetsen en examens beschikbaar gestelde programmatuur;.
2. Na de begripsbepaling van «examinator» wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
een vak in aanvulling op de vakken die voor een bepaalde kandidaat ten minste samen een eindexamen vormen, welk vak wordt afgesloten met een examen;.
B
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid wordt «de desbetreffende school» vervangen door: deze instelling.
2. In het zesde lid vervallen de woorden «het bepaalde in».
C
In artikel 4, eerste lid, wordt na «eindexamen» ingevoegd: of deeleindexamen.
D
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «eindexamen» ingevoegd: of deeleindexamen.
2. In het vijfde lid, derde volzin, wordt na «eindexamen» ingevoegd: of deeleindexamen.
E
In artikel 6, eerste lid, aanhef, wordt «onderwijssoorten» vervangen door: schoolsoorten en leerwegen.
F
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt de zinsnede «in meer vakken examen afleggen dan in de vakken die ten minste tezamen een eindexamen vormen» vervangen door «in extra vakken examen afleggen» en wordt «dat eindexamen» vervangen door: het eindexamen waarop deze extra vakken een aanvulling zijn.
2. Het derde lid vervalt.
G
In artikel 7a wordt telkens in het opschrift en in het artikel na «schoolsoort» ingevoegd: of leerweg.
H
Artikel 8, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. vrijgesteld van het examen in een vak van de theoretische leerweg in het vmbo op grond van een examen vwo, havo, theoretische leerweg of gemengde leerweg vmbo, indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald;.
2. In onderdeel d wordt «vwo of havo» vervangen door: vwo, havo of mavo.
I
De artikelen 11, eerste lid, 12, eerste lid, en 13, eerste lid, worden gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt telkens na «omvat» ingevoegd: in elk geval.
2. In onderdeel b vervalt telkens de zinsnede «en voor zover nodig wegens de in onderdeel c genoemde normatieve studielast, vakken van het vrije deel genoemd in artikel 20, zevende lid, van het Inrichtingsbesluit WVO BES».
J
In artikel 11, tweede lid, wordt «artikel 23, eerste tot en met vierde lid» vervangen door: artikel 23, eerste, tweede of vierde lid.
K
In artikel 12, tweede lid, wordt »artikel 23, eerste tot en met derde lid» vervangen door: artikel 23, eerste onderscheidenlijk tweede lid.
L
In artikel 13, derde lid, wordt «artikel 23, eerste lid, respectievelijk zesde lid» vervangen door: artikel 23, eerste lid.
M
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 11, eerste lid, 12, eerste lid, of 13, eerste lid, is de kandidaat die op grond van artikel 23, derde of zesde lid, van het Inrichtingsbesluit WVO BES is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in een vak als daar bedoeld, eveneens bij het desbetreffende eindexamen vrijgesteld van dat vak.
N
In artikel 14, achtste lid, wordt het gedeelte na «vrijgesteld van de vakken» vervangen door: waarvoor ontheffing is verleend van het volgende van onderwijs in lichamelijke opvoeding op grond van artikel 29, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit WVO BES.
O
In artikel 15, zesde lid, wordt het gedeelte na «vrijgesteld van de vakken» vervangen door: waarvoor ontheffing is verleend van het volgende van onderwijs in lichamelijke opvoeding op grond van artikel 29, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit WVO BES.
P
In artikel 16, vijfde lid, wordt het gedeelte na «vrijgesteld van de vakken» vervangen door: waarvoor ontheffing is verleend van het volgende van onderwijs in lichamelijke opvoeding op grond van artikel 29, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit WVO BES.
Q
In artikel 17, vijfde lid, wordt het gedeelte na «vrijgesteld van de vakken» vervangen door: waarvoor ontheffing is verleend van het volgende van onderwijs in lichamelijke opvoeding op grond van artikel 29, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit WVO BES.
R
Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 14, eerste lid, 15, eerste lid, 16, eerste lid, of 17, eerste lid, is de kandidaat die op grond van artikel 29, vierde, vijfde, zesde of zevende lid, van het Inrichtingsbesluit WVO BES is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in een vak als daar bedoeld, eveneens bij het desbetreffende eindexamen vmbo vrijgesteld van dat vak.
S
Aan artikel 18 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op deeleindexamens.
T
Aan artikel 19, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Bij toepassing van artikel 25, zevende lid, wordt het schoolexamen in het vak waarop de toets betrekking heeft, afgesloten tien werkdagen voor de afname van die toets.
U
In artikel 21, derde lid, wordt de zinsnede «worden het vak culturele en kunstzinnige vorming, de kunstvakken en het vak lichamelijke opvoeding» vervangen door: worden de kunstvakken en het vak lichamelijke opvoeding.
V
Artikel 24, derde lid, vervalt.
W
Aan artikel 25 worden twee leden toegevoegd, luidende:
7. Het College voor toetsen en examens kan voor een toets een afnameperiode instellen waarbinnen het bevoegd gezag zelf de afnametijdstippen bepaalt. Deze afnameperiode vangt niet eerder aan dan op 1 april van het desbetreffende examenjaar en omvat het eerste en tweede tijdvak van dat examenjaar.
8. Het College voor toetsen en examens kan regels stellen voor de uitvoering van een toets van het centraal examen.
X
Artikel 26, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij toepassing van het eerste lid wordt het schoolexamen in dat vak of die vakken afgesloten voordat in dat leerjaar het centraal examen in dat vak of die vakken aanvangt.
Y
Artikel 27, tweede en derde lid, en de aanduiding «1.» voor het eerste lid, vervallen.
Z
Artikel 29 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «Deze stelt het ter hand» vervangen door: De directeur stelt deze documenten ter hand.
2. Het derde lid, tweede volzin, wordt vervangen door: De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichtte correctie. Deze verklaring is medeondertekend door het bevoegd gezag van de school waarbij de gecommitteerde werkzaam is.
3. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. Bij digitale examinering worden de handelingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, digitaal verricht, uitgezonderd de handelingen die betrekking hebben op het proces-verbaal.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «eerste tot en met derde lid» vervangen door: eerste tot en met vierde lid.
AA
Aan artikel 34 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien het bevoegd gezag op grond van artikel 25, zevende lid, zelf de afnametijdstippen bepaalt, kan de directeur een kandidaat de gelegenheid geven om binnen de afnameperiode die het College voor toetsen en examens daarvoor heeft ingesteld, alsnog de toetsen te voltooien waarvoor hij eerder was verhinderd.
BB
Artikel 37a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «de vakken culturele en kunstzinnige vorming en« vervangen door: het vak.
2. In het tweede lid, aanhef, wordt na «maatschappijleer» ingevoegd: , culturele en kunstzinnige vorming.
CC
Artikel 38, eerste lid, komt te luiden:
1. De kandidaat heeft voor één vak van het eindexamen waarin hij reeds centraal examen heeft afgelegd, in het tweede of, indien artikel 34, eerste lid, van toepassing is, derde tijdvak opnieuw deel te nemen aan het centraal examen of aan het cspe. Bij het eindexamen van de basis- of kaderberoepsgerichte leerweg in het vmbo, heeft de kandidaat het recht, bedoeld in de eerste volzin, ook voor het cspe dat door het bevoegd gezag aansluitend aan het eerste of in het tweede tijdvak wordt afgenomen. De herkansing van het cspe bestaat uit het opnieuw afleggen van deze toets of van één of meer onderdelen daarvan. De kandidaat heeft het recht, bedoeld in de eerste volzin, alleen indien op grond van artikel 37, vierde lid, of artikel 37a, vijfde lid, de eindcijfers zijn bekendgemaakt.
DD
Na artikel 38 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien een kandidaat gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot het afleggen van eindexamen in een vak op hoger niveau dan het niveau van de schoolsoort of leerweg van inschrijving, stelt de directeur de kandidaat in de gelegenheid in dat vak alsnog het eindexamen af te leggen van die schoolsoort of leerweg.
EE
Artikel 39 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «de beoordeling van de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding» vervangen door: de beoordeling van het vak lichamelijke opvoeding.
2. In het vijfde lid, onderdeel a, onder 2°, wordt «het vak maatschappijleer» vervangen door «de vakken maatschappijleer en culturele en kunstzinnige vorming» en wordt «wordt» vervangen door: worden.
FF
Artikel 40 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «voorlopige cijferlijst» ingevoegd: met de behaalde eindcijfers, voor zover deze niet op grond van artikel 26, vijfde lid, zijn vervallen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de kandidaat die het gespreid centraal examen, bedoeld in artikel 47, aflegt.
2. Toegevoegd wordt een vijfde lid, luidende:
5. Aan de voorlopige cijferlijst kunnen geen rechten meer worden ontleend met ingang van het moment waarop aan de kandidaat tevens een cijferlijst als bedoeld in artikel 39, eerste lid, is uitgereikt die ten minste de eindcijfers van de voorlopige cijferlijst omvat.
GG
In artikel 43, tweede lid, onderdeel a, wordt «ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog» vervangen door: ter zake kundige psycholoog, orthopedagoog, neuroloog of psychiater.
Het Staatsexamenbesluit VO wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Na de begripsbepaling van «deelstaatsexamen» wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
het voorbereiden, afnemen en afwikkelen van het centraal examen in één of meer vakken of de rekentoets met gebruikmaking van de daartoe door het College voor toetsen en examens beschikbaar gestelde programmatuur;.
2. Na de begripsbepaling van «deelstaatsexamen» wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
ernstige rekenproblemen als bedoeld in artikel 23b, eerste lid;.
3. Na de begripsbepaling van «havo» wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende: herkansing: het opnieuw deelnemen aan een toets van het centraal examen of het college-examen, daaronder niet begrepen de gelegenheid om de rekentoets opnieuw af te leggen;.
4. De begripsomschrijving van «rekentoets ER» vervalt.
B
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid worden vervangen door vier leden, luidende:
1. Voor toelating tot het afleggen van het staatsexamen is verschuldigd een bedrag van:
a. € 595 wat het examenjaar 2019 betreft,
b. € 625 wat het examenjaar 2020 betreft,
c. € 655 wat het examenjaar 2021 betreft,
d. € 685 wat het examenjaar 2022 betreft, en
e. € 720 wat het examenjaar 2023 betreft.
2. Voor toelating tot deelstaatsexamens voor vakken waarin zowel het college-examen als het centraal examen wordt afgelegd, is verschuldigd een bedrag van:
a. € 119 wat het examenjaar 2019 betreft,
b. € 125 wat het examenjaar 2020 betreft,
c. € 131 wat het examenjaar 2021 betreft,
d. € 137 wat het examenjaar 2022 betreft, en
e. € 144 wat het examenjaar 2023 betreft.
2a. Voor toelating tot deelstaatsexamens voor vakken waarin alleen het centraal examen of alleen het college-examen wordt afgelegd, of tot deelstaatsexamens die de rekentoets omvatten, is verschuldigd een bedrag van:
a. € 59 wat het examenjaar 2019 betreft,
b. € 62 wat het examenjaar 2020 betreft,
c. € 65 wat het examenjaar 2021 betreft,
d. € 68 wat het examenjaar 2022 betreft, en
e. € 71 wat het examenjaar 2023 betreft.
2b. Met ingang van het examenjaar 2024 kunnen de bedragen, genoemd in het eerste lid, onderdeel e, tweede lid, onderdeel e, en lid 2a, onderdeel e, bij ministeriële regeling worden gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. Bij deze ministeriële regeling wordt bovendien het bedrag vastgesteld dat per kalenderjaar ten hoogste is verschuldigd voor het afleggen van deelstaatsexamen.
2. In het vierde en vijfde lid wordt «eerste en tweede lid» vervangen door: eerste en tweede lid en lid 2a.
3. Het zevende lid vervalt.
C
In artikel 2a, tweede lid, wordt «of kaderberoepsgerichte» vervangen door: , kaderberoepsgerichte of gemengde.
D
In artikel 8, eerste lid, wordt «de artikelen 11, 12, 13, 22, 23, 24 en 25» vervangen door: de artikelen 11, 12, 13, 14, 22, 23, 24, 25 en 26.
E
In artikel 10, eerste lid, aanhef, wordt «de artikelen 11, 12, 13, 22» vervangen door «de artikelen 11, 12, 13, 14, 22» en wordt «23 tot en met 25» vervangen door: 23 tot en met 26.
F
In artikel 23a, vijfde lid, wordt «24, zevende lid, en 25, zevende lid» vervangen door «24, zesde lid, en 25, zesde lid» en wordt «Examenbesluit» vervangen door: Eindexamenbesluit.
G
Artikel 25, derde lid, wordt vervangen door vier leden, luidende:
3. De uitslag van het staatsexamen wordt, onverminderd de leden 3a tot en met 3c, vastgesteld op grond van de eindcijfers die zijn behaald voor een volledig staatsexamen dat in dat jaar is afgelegd.
3a. In afwijking van het derde lid kan de kandidaat het staatsexamen afleggen door voor de desbetreffende vakken en voor de rekentoets bewijsstukken te overleggen als bedoeld in lid 3c. De kandidaat maakt zijn voornemen daartoe bekend aan het College voor toetsen en examens
3b. Indien de kandidaat deelstaatsexamen aflegt, kan de kandidaat daaraan voorafgaand aan het College kenbaar maken, het volledig staatsexamen te willen afleggen door voor de ontbrekende vakken of voor de ontbrekende rekentoets, in aanvulling op de cijferlijst voor het deelstaatsexamen, aan het College bewijsstukken te overleggen als bedoeld in lid 3c.
3c. De bewijsstukken zijn:
a. eindcijfers van deelstaatsexamens die in dat jaar zijn afgelegd;
b. cijferlijsten als bedoeld in artikel 30 en artikel 31, eerste lid;
c. cijferlijsten van een school voor voortgezet onderwijs;
d. resultatenlijsten of cijferlijsten van instellingen voor educatie en beroepsonderwijs;
e. bewijzen van ontheffing als bedoeld in artikel 11, vierde lid;
f. bewijzen van ontheffing als bedoeld in artikel 10, vierde lid, van het Eindexamenbesluit VO.
H
In artikel 32, derde lid, wordt na «Burgerlijk Wetboek» ingevoegd: of ten gevolge van het verkrijgen van het Nederlanderschap op grond van artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap,.
I
In artikel 33, tweede lid, onderdeel a, wordt «ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog» vervangen door: ter zake kundige psycholoog, orthopedagoog, neuroloog of psychiater.
J
In artikel 43d wordt «artikel 30a, tweede of derde lid» vervangen door: artikel 30a, tweede, derde, vierde of vijfde lid.
K
De artikelen 43e en 43f vervallen.
Het Staatsexamenbesluit VO BES wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Na de begripsbepaling van «deelstaatsexamen» wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende: digitale examinering: het voorbereiden, afnemen en afwikkelen van het centraal examen in één of meer vakken met gebruikmaking van de daartoe door het College voor toetsen en examens beschikbaar gestelde programmatuur;.
2. Na de begripsbepaling van «havo» wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende: «herkansing»: het opnieuw deelnemen aan een toets van het centraal examen of het college-examen;.
B
In artikel 7, eerste lid, wordt «de artikelen 11, 12, 13 en 14» vervangen door: de artikelen 11, 12, 13, 13a, 14 en 17a.
C
Artikel 9, eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Onverminderd vrijstellingen en ontheffingen op grond van de artikelen 11, 12, 13, 13a en 14 en voor zover het betreft de algemene vakken, de artikelen 15, 16, 17 en 17a van het Eindexamenbesluit VO BES, is de kandidaat die staatsexamen aflegt:.
D
Artikel 23, derde lid, wordt vervangen door vier leden, luidende:
3. De uitslag van het staatsexamen wordt, onverminderd de leden 3a tot en met 3c, vastgesteld op grond van de eindcijfers die zijn behaald voor een volledig staatsexamen dat in dat jaar is afgelegd.
3a. In afwijking van het derde lid kan de kandidaat het staatsexamen afleggen door voor de desbetreffende vakken bewijsstukken te overleggen als bedoeld in lid 3c. De kandidaat maakt zijn voornemen daartoe bekend aan het College voor toetsen en examens.
3b. Indien de kandidaat deelstaatsexamen aflegt, kan de kandidaat daaraan voorafgaand aan het College kenbaar maken, het volledig staatsexamen te willen afleggen door voor de ontbrekende vakken, in aanvulling op de cijferlijst voor het deelstaatsexamen, aan het College bewijsstukken te overleggen als bedoeld in lid 3c.
3c. De bewijsstukken zijn:
a. eindcijfers van deelstaatsexamens die in dat jaar zijn afgelegd;
b. cijferlijsten als bedoeld in artikel 28 en artikel 29, eerste lid;
c. cijferlijsten van een school voor voortgezet onderwijs;
d. resultatenlijsten of cijferlijsten van instellingen voor educatie en beroepsonderwijs;
e. bewijzen van ontheffing als bedoeld in artikel 10, vierde lid;
f. bewijzen van ontheffing als bedoeld in artikel 9, vierde lid, van het Eindexamenbesluit VO BES.
E
In artikel 31, tweede lid, onderdeel a, wordt «ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog» vervangen door: ter zake kundige psycholoog, orthopedagoog, neuroloog of psychiater.
1. Een voldoende eindcijfer voor het examen in het vak management en organisatie in het vwo of havo geldt voor de toepassing van het Eindexamenbesluit VO, het Eindexamenbesluit VO BES, het Staatsexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO BES als hetzelfde eindcijfer voor het examen in het vak bedrijfseconomie in het vwo onderscheidenlijk havo, indien dit eindcijfer voor het vak management en organisatie niet langer dan 10 jaar geleden is behaald.
2. Op eindexamenkandidaten die het vak culturele en kunstzinnige vorming hebben afgesloten volgens het examenprogramma zoals luidend tot 1 augustus 2017 zijn met betrekking tot het havo-examen voor dit vak voor de laatste maal in 2019 en met betrekking tot het vwo-examen voor dit vak voor de laatste maal in 2020 in afwijking van het Eindexamenbesluit VO onderscheidenlijk het Eindexamenbesluit VO BES zoals luidend ingevolge dit besluit, van toepassing de regels van die besluiten betreffende de uitslag zoals luidend op de datum voor inwerkingtreding van artikel III onderscheidenlijk artikel IV van dit besluit.
3. Bij de uitslagbepaling volgens artikel 50, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO en artikel 37a, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO BES, heeft tot 1 augustus 2017 het gemiddelde van de eindcijfers ook betrekking op het eindcijfer dat is bepaald voor algemene natuurwetenschappen.
1. De artikelen I tot en met IV en VII treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Artikel III, onderdeel OO, en artikel VII, derde lid, kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. De artikelen V en VI treden in werking met ingang van 1 januari 2018.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 9 juni 2017
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Uitgegeven de derde juli 2017
De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok
De regels in dit besluit gelden ook voor het voortgezet onderwijs (vo) op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel. Het besluit en deze nota van toelichting zijn tot stand gekomen in overeenstemming met mijn ambtgenoot van Economische Zaken.
Dit besluit voorziet in een aantal inhoudelijke en technische wijzigingen van uiteenlopende aard in het Inrichtingsbesluit WVO (IB-VO), het Inrichtingsbesluit WVO BES (IB-BES), het Eindexamenbesluit VO (EB-VO), het Eindexamenbesluit VO BES (EB-BES), het Staatsexamenbesluit VO (SB-VO) en het Staatsexamenbesluit VO BES (SB-BES).
Het gaat daarbij in hoofdzaak om het volgende:
Leerlingen aan vso-scholen leggen op dit moment het vo-eindexamen af door staatsexamen te doen of door als extraneus deel te nemen aan het eindexamen aan een reguliere vo-school. Deze extraneusmogelijkheid bestond alleen voor een volledig vo-eindexamen. Het voorliggende wijzigingsbesluit regelt dat een leerling die voor een vo-opleiding is ingeschreven aan een vso-school, ook in één of meer beroepsgerichte vmbo-vakken examen mag afleggen op een vo-school (deeleindexamens), in plaats van alleen het volledige vmbo-examen, zoals tot op heden het geval was. De leerling is voor die vakken dan ingeschreven als extraneus aan de vo-school. De algemeen vormende vakken worden in dat geval geëxamineerd in een staatsexamen. Het College voor toetsen en examens (hierna: CvTE) is bevoegd om alle behaalde cijfers met elkaar te combineren en te verklaren dat de leerling met een bepaalde combinatie is geslaagd voor het volledige staatsexamen. Is dat het geval, dan wordt een vo-staatsexamendiploma afgegeven. Ruim 400 vso-leerlingen extra kunnen zo jaarlijks alsnog een vmbo-diploma halen.
Scholen bieden leerlingen niet altijd de mogelijkheid om twee wiskundevakken te volgen en hierin examen af te leggen, omdat in het IB-VO en het IB-BES is geregeld dat wiskunde maar één maal onderdeel mag zijn van het profiel (zie de artikelen 26b en 26c van het IB-VO en de artikelen 20 en 21 van het IB-BES). Het feit dat wiskunde als extra vak kan worden gevolgd en dat hierin dus ook examen kan worden afgelegd, wordt in het onderwijsveld onvoldoende onderkend. Met behulp van zo’n extra vak kan zelfs een extra profiel ontstaan. Deze mogelijkheid wordt nu explicieter aangegeven in de regelgeving.
Om in aanmerking te komen voor bijvoorbeeld tijdverlenging bij examens moet de leerling met een niet objectief waarneembare lichamelijke handicap (zie de omschrijving in artikel 55, tweede lid, EB-VO en in artikel 43, tweede lid, EB-BES) een verklaring overleggen van een ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog. Op basis van een verklaring, afgegeven door een neuroloog of psychiater, was het toestaan van een afwijkende manier van examineren niet mogelijk. Dat betekent dat leerlingen met bijvoorbeeld een stoornis in het autistisch spectrum of een aandachttekortstoornis, vastgesteld door een neuroloog of psychiater, ten onrechte geen aanspraak kunnen maken op een afwijkende manier van examineren. Daarom regelt dit besluit dat ook de verklaringen afgegeven door een neuroloog of psychiater aanleiding kunnen zijn voor een afwijking bij de examinering ten behoeve van leerlingen als bedoeld in artikel 55, tweede lid, EB-VO en artikel 43, tweede lid, EB-BES.
Een leerling die een vak op een hoger niveau heeft afgelegd dan het niveau van de schoolsoort/leerweg van inschrijving en die dat vak wil herkansen, mocht dit alleen doen op datzelfde, dus hogere, niveau. Dit volgde uit de definitie van «herkansing» in artikel 1 van het EB-VO en het EB-BES («opnieuw» deelnemen). Dit wijzigingsbesluit regelt dat de leerling die in een vak eindexamen heeft afgelegd op een hoger niveau, alsnog eindexamen in dat vak kan afleggen op het niveau van de schoolsoort of leerweg waarvoor de leerling is ingeschreven (dit is dan geen herkansing). Dat stimuleert het volgen van vakken op een hoger niveau.
Het profieldeel van het vwo-profiel Economie en maatschappij en van het havo-profiel Economie en maatschappij heeft als keuzevak onder meer het vak «management en organisatie». Deze vakbenaming is verouderd en wordt nu vervangen door de benaming «bedrijfseconomie».
Als gevolg van de diverse wijzigingen in het EB-VO en het EB-BES in de afgelopen jaren zijn enkele voorschriften niet meer correct, en moeten ook redactionele verbeteringen worden aangebracht.
In dit besluit is ook meegenomen de toezegging aan de Tweede Kamer dat het vak culturele en kunstzinnige vorming (CKV) vanaf 2018 met een cijfer wordt beoordeeld en onderdeel zal uitmaken van het combinatiecijfer. CKV wordt dan niet meer beoordeeld met de waardering «goed» of «voldoende».
Verder dekken de teksten van de eindexamenbepalingen op een enkel punt nog te weinig de praktijk van digitale examens. Waar nodig is daarom een aanpassing aangebracht.
Het verschuldigde tarief voor toelating tot het eindexamen (voor extraneï), het staatsexamen en het deelstaatsexamen in Europees Nederland moet worden verhoogd. Het is sinds 2004 niet meer aangepast. De verhoging gebeurt geleidelijk, in 5 gelijke stappen, verdeeld over de jaren 2019 tot en met 2023. Het uiteindelijk geldende bedrag van 2023 wordt vervolgens bij ministeriële regeling geïndexeerd aan de hand van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. De bedragen voor de extraneï-examens en die voor de (deel)staatsexamens in Caribisch Nederland worden tot een nader te bepalen tijdstip niet verhoogd.
Dit besluit verduidelijkt de regels over voorlopige cijferlijsten, uitgereikt aan vo-kandidaten die de school verlaten zonder het eindexamen te voltooien:
a. deze kandidaten ontvangen de lijst alleen voor de vakken waarin zij niet doubleerden. Zie het huidige vijfde lid van artikel 37a EB-VO: de resultaten (centraal examen/centrale examens) van de leerling die een bepaald leerjaar met onvoldoende resultaat heeft doorlopen (niet is bevorderd), vervallen;
b. de voorlopige cijferlijst heeft ook betrekking op de eindcijfers van het zogenaamde gespreid eindexamen;
c. aan de voorlopige lijst kunnen geen rechten meer worden ontleend zodra de eindcijfers zijn opgenomen in de cijferlijst die behoort bij het diploma.
In de praktijk blijkt een en ander niet altijd goed te worden doorzien. Daarom wordt dit verduidelijkt.
Hierna worden de afzonderlijke meer inhoudelijke wijzigingen voor zover nodig uitgebreider toegelicht. De meer technische wijzigingen zijn alleen toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.
Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) kunnen op grond van artikel 14 van de WEC onder meer het «uitstroomprofiel vervolgonderwijs» verzorgen. De school voor vso verzorgt dan één of meer van de schoolsoorten vwo, havo, vbo (bb, kb en gl) en mavo (tl) zoals geregeld in de WVO. Op grond van artikel 24 van de WEC kan een deel van het vso-schoolplan worden uitgevoerd door (onder meer) een school voor voortgezet onderwijs. En op grond van artikel 47 van de WEC kan aan leerlingen die vso volgen, gelegenheid worden gegeven, eindexamen af te leggen aan een «school voor regulier onderwijs». Scholen voor vso die daartoe door de Minister zijn aangewezen op grond van artikel 59a WVO, hebben bovendien een examenlicentie vo: zij mogen de reguliere vo-examens afnemen en de reguliere vo-diploma’s uitreiken.
Scholen voor vso kiezen één van de volgende examenmodaliteiten om leerlingen met het profiel uitstroomonderwijs het eindexamen af te laten leggen.
Als een school in het bezit is van een examenlicentie kan zij zelf vo-examens afnemen en vo-diploma’s uitreiken. Er zijn tot nu toe enkele vso-scholen in Nederland die een examenlicentie hebben. Vso-leerlingen volgen dan binnen de eigen schoolomgeving, met de eigen docenten, het onderwijs en leggen het eindexamen af, net als in het reguliere vo.
Leerlingen in het vso kunnen als «extraneus» deelnemen aan het examen op een reguliere vo-school in de buurt. Op basis van een symbiose-overeenkomst volgen deze leerlingen meestal ook een deel van het onderwijsprogramma op die school. Voor hen geldt dan het programma van toetsing en afsluiting (pta) van de reguliere school en zij leggen daar een regulier schoolexamen af.
Voor vso-scholen zonder examenlicentie en zonder symbiosemogelijkheden is er de mogelijkheid om het staatsexamen aan te bieden ter afsluiting van de opleiding. Het CvTE is daartoe bevoegd op grond van artikel 2, zevende lid, onderdeel a, van de Wet College voor toetsen en examens. Dat voorschrift gaat over situaties waarin het niet mogelijk is dat een kandidaat een examen aflegt overeenkomstig de procedures van het eindexamen aan een bekostigde vo-school of conform de procedures van het staatsexamen. De meeste vso-scholen maken gebruik van deze staatsexamenmogelijkheid. Het examen bestaat dan uit twee onderdelen: het centraal schriftelijk examen (cse) en een college-examen. Het cse is identiek aan dat op reguliere vo-scholen en wordt ook op hetzelfde moment afgenomen. Het college-examen bestaat meestal uit een mondeling examen, soms aangevuld met een schriftelijk onderdeel. Dit examen wordt na het cse afgenomen onder auspiciën van het CvTE en vervangt het schoolexamen uit het reguliere onderwijs. Leerlingen op het vso kunnen dus staatsexamen doen of als extraneus deelnemen aan het examen op een reguliere vo-school.
Op dit moment is het juridisch niet mogelijk om deeleindexamens af te leggen aan reguliere vo-scholen: de leerling moet altijd het volledige eindexamen afleggen. Het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) kent wel deeleindexamens.
Er is in het vso behoefte aan meer ruimte voor maatwerk voor het behalen van het vmbo-diploma. Dat maatwerk vraagt om het openen van de mogelijkheid van vo-deeleindexamens voor deze vso-leerlingen. Zij moeten als extraneus (terwijl ze voor die opleiding zijn ingeschreven aan een vso-school) ook in slechts één of enkele vmbo-vakken examen kunnen afleggen op een reguliere vo-school, in plaats van alleen het volledige vmbo-examen. In combinatie met deelstaatsexamens voor avo-vakken kan de vso-leerling zo een volledig eindexamen vmbo bijeensprokkelen. Het CvTE zal de cijferlijsten (voor staatsexamens in avo-vakken en voor deeleindexamens van extraneï) combineren en op basis daarvan vaststellen of de kandidaat is geslaagd voor het vmbo-eindexamen. Het CvTE is op grond van artikel 25 SB-VO bevoegd om alle behaalde cijfers met elkaar te combineren (net als al mogelijk is bij het vavo) om te bepalen of de leerling geslaagd is. Is de leerling inderdaad langs deze weg geslaagd, dan reikt het CvTE een vo-diploma uit. Jaarlijks kunnen ruim 400 vso-leerlingen extra op deze wijze alsnog een diploma halen.
De verruimde regels voor extraneï gelden nadrukkelijk alleen voor deze vso-leerlingen, voor zover zij beroepsgerichte programma’s volgen aan reguliere vo-scholen. Dit wijzigingsbesluit maakt het dus niet structureel mogelijk voor vo-leerlingen om zich voor onderdelen van het vo-eindexamen als extraneus in te schrijven. Op verzoek van de Tweede Kamer vindt op dit moment een onderzoek plaats over het mogelijk maken van deelexamens in het gehele vo. Daarbij moeten ook de (negatieve) gevolgen voor het vavo in beeld worden gebracht.
Ter nadere toelichting op het voorgaande wordt nog het volgende opgemerkt. Tot 2000 waren deeleindexamens in het vbo wél mogelijk. Die mogelijkheid is toen afgeschaft, vanwege de invoering van centrale examens in het vbo. Daardoor kwam onbedoeld een einde aan de mogelijkheid voor vso-leerlingen om in hun eigen tempo en met inachtneming van hun eigen mogelijkheden een regulier vbo-diploma te behalen. De avo-vakken werden destijds op de eigen school geëxamineerd door leden van de staatsexamencommissie, en beroepsgerichte vakken werden geëxamineerd op de vbo-school gelijktijdig met het afnemen van het examen van de leerlingen van die vbo-school. Door het vervallen van deeleindexamens verviel laatstgenoemde optie dus voor de vso-leerlingen. Vso-leerlingen die beroepsonderwijs volgen en vso-leerlingen die alleen avo-vakken volgen, kregen zo een ongelijke positie. De avo-leerlingen konden hun (avo)examen doen via het staatsexamen op de vso-school zelf, de leerlingen beroepsonderwijs moesten hun hele examen doen op de vmbo-school, omdat de staatsexamens geen betrekking hebben op beroepsgerichte vakken. Dit is een ongewenst verschil tussen de examens in het vso. Bovendien levert dit in de praktijk problemen op voor de leerlingen met een beroepsgericht vak. Naast het vso-probleem speelt ook de situatie dat scholen bepaalde vakken niet aanbieden en de leerling voor het volgen van zo’n vak uitbesteden aan een andere vo-school waar de leerling dan ook het examen moet afleggen. Ook dit is een aanleiding om de regels voor extraneï aan te passen.
Het IB-VO en het IB-BES regelen voor het vwo dat het vrije deel van het profiel een wiskundevak mag omvatten maar wel op voorwaarde dat van de vakken wiskunde A, B en C er slechts één kan behoren tot het profiel. Zie artikel 26b, zevende lid, onder a.1°, van het IB-VO en artikel 20, zevende lid, onder a.1°, van het IB-BES. Voor het havo is geregeld dat van de vakken wiskunde A en B er slechts één kan behoren tot het profiel, en dat wiskunde D uitsluitend kan worden gekozen indien ook wiskunde B behoort tot het profiel. Zie artikel 26c, zesde lid, onder a.1° van het IB-VO en artikel 21, zesde lid, onder a.1°, van het IB-BES. Het profieldeel heeft bij voorbeeld in het vwo in alle gevallen als verplicht vak, wiskunde A, B of C. Leerlingen kunnen binnen een profiel wel ruilen tussen wiskunde A, B en C, onder voorwaarden. Maar het profiel, dus inclusief het vrije profieldeel, omvat in alle gevallen niet meer dan één wiskundevak. Wel kan daarnaast de vrije ruimte van de school (dat is de ruimte naast die van het profielenpakket) een ander wiskundevak omvatten dan dat van het profiel. Het gaat dan om een extra vak, bovenop het pakket dat ten minste een eindexamenpakket vormt (zie ook de nu toegevoegde definitie van het begrip «extra vak»).
Laatstbedoelde mogelijkheid binnen de vrije ruimte blijkt in de praktijk niet goed te worden opgepakt: de artikelen 26b en 26c van het IB-VO geven aanleiding tot misvattingen. Het IB-VO regelt blijkbaar niet duidelijk genoeg dat wiskunde als extra vak kan worden gevolgd (en dat daarin dus ook examen kan worden afgelegd) buiten een bepaald profiel. Omdat de bevoegdheid om extra vakken aan te bieden of te kiezen zonder meer al aan de school onderscheidenlijk de leerling toekomt als het gaat om de vrije ruimte naast een bepaald profielenpakket (dat is opgebouwd uit gemeenschappelijk deel, profieldeel en vrij deel), ontbreekt de noodzaak om deze bevoegdheid als zodanig te gaan regelen. Wel is ervoor gekozen om voor alle duidelijkheid te regelen dat de beperkingen voor wiskundevakken die kunnen worden gekozen in het vrije deel van een profiel, los staan van de mogelijkheid voor de leerling om zulke vakken (als het bevoegd gezag ze aanbiedt), toch te kiezen, maar dan als extra vakken buiten het profiel, dus in de vrije ruimte van de school. Dit kan zelfs de vorming van een extra profiel inhouden.
De regering heeft in een brief aan de Vereniging van schooldecanen en loopbaanbegeleiders (VvSL) van 20 mei 2014 al aangegeven dat een vak als extra vak bovenop het examenpakket kan worden aangeboden in de vrije ruimte, buiten het profiel dat de grondslag vormt voor de uitslagbepaling van het examen. Het mogen volgen van een combinatie van wiskunde A en B of wiskunde B en C biedt leerlingen de mogelijkheid tot diplomering in twee of meer profielen. Dat vergroot de doorstroommogelijkheden naar het hoger onderwijs. Voor talentvolle leerlingen is dat een grote wens. Maar andere combinaties van wiskundevakken zijn niet toegestaan: die andere vakken overlappen elkaar teveel. Examinering in zulke overlapsituaties is niet toegestaan, gelet op artikel 8, tweede lid, van het EB-VO en artikel 7, tweede lid, van het EB-BES, waar is geregeld dat de kandidaat in extra vakken eindexamen mag afleggen maar dat die vakken niet overeen mogen komen met vakken die onderdeel zijn van dat eindexamen.
Om als examenkandidaat met een niet objectief waarneembare handicap in aanmerking te komen voor bijvoorbeeld tijdverlenging bij examens moet de leerling een verklaring overleggen van een ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog. Zie artikel 55, tweede lid, van het EB-VO en artikel 43, tweede lid, van het EB-BES. Verklaringen, afgegeven door een neuroloog of psychiater, waren in die artikelen niet als mogelijkheid geregeld. Dat is niet terecht, want ook deze deskundigen kunnen een niet objectief waarneembare handicap vaststellen. Door aan de genoemde artikelen de verklaring van een neuroloog en van een psychiater toe te voegen, wordt hierin voorzien. De regering kiest dus niet voor een open geformuleerde bepaling waarbij in algemene zin sprake is van deskundigen, want daardoor ontstaat ruimte voor verschil van inzicht over wie wel/niet deskundig moet worden geacht. Voorkomen moet ook worden dat scholen worden overstelpt met een grote diversiteit aan verklaringen.
De regering is van oordeel dat van de nu toegevoegde specialismen kan worden verwacht dat zij zich voldoende rekenschap kunnen geven van de mogelijkheden en verantwoordelijkheden in het Nederlandse onderwijs- en examensysteem. Neurologen en psychiaters zijn voldoende in staat om te beoordelen welke handicap in de weg staat aan het op normale wijze afleggen van een examen. Vaak is het zo in de praktijk dat specialisten de scholen er op wijzen dat de leerling geholpen moet worden.
Volgens artikel 51 van het EB-VO en artikel 38 van het EB-BES heeft een leerling recht op één herkansing in het tweede (of bij verhindering derde) tijdvak, maar dan wel op het niveau van het examen in het eerste tijdvak. Zie de definitie van «herkansing» in artikel 1 van de beide Eindexamenbesluiten. Daarin gaat het om het «opnieuw deelnemen» aan een toets. Het woord «opnieuw» geeft aan dat het om dezelfde toets moet gaan als de oorspronkelijke. Dit sluit dus een toets op ander niveau uit van het herkansingsbegrip. Leerlingen die gebruikmaken van de kans om een vak op hoger niveau te volgen en in dat vak eindexamen te doen, hebben hierdoor niet de optie om «terug te vallen» op een herexamen op het oorspronkelijk niveau. Die beperking is onwenselijk in het licht van het bieden van kansen om talenten volledig te ontwikkelen. In het onderwijsveld is de wens geuit, «terug te kunnen vallen» op een herexamen op het oorspronkelijk niveau. Dit stimuleert het volgen van vakken op een hoger niveau. Het voorliggende wijzigingsbesluit voorziet in die terugvalmogelijkheid. De leerling die het eindexamen in een vak als vak op hoger niveau opnieuw wil afleggen, valt wel onder het begrip «herkansing». Maar hij krijgt niet daarnaast nog eens de gelegenheid in een ander vak te herkansen (geen dubbele herkansingsmogelijkheid dus).
Elke school in het voortgezet onderwijs mag leerlingen op een hoger niveau vakken laten volgen. In de praktijk gebeurt dit echter nog beperkt. Scholen noemen de organisatorisch last vaak als reden en kiezen er daarom voor, de leerling op een laat moment op de dag de lessen aan te bieden (het gaat dan om leerlingen die in één of enkele vakken goed zijn). In gesprekken met leerlingen wordt dat laatste als vervelend ervaren. Echter voor veel leerlingen is vooral een belemmering het feit dat bij een slechte score van dat vak op een hoger niveau de herkansing dan ook op dat hogere niveau moet plaatsvinden. Doen ze het vak op het niveau van de schoolsoort van hun inschrijving, dan is de kans op een aantekening cum laude groter. Deze door leerlingen ervaren belemmering is vaak de reden dat zij het vak dan maar niet op een hoger niveau volgen en hierin dus geen examen op dat niveau afleggen. Daarom wordt erin voorzien dat de leerling die in een vak op een hoger niveau eindexamen heeft afgelegd en niet de score behaalt die hij/zij had verwacht, een nieuw examen niet hoeft af te leggen op dat hogere niveau (herkansen) maar alsnog dat eindexamen in dat vak kan afleggen op het niveau van de schoolsoort waarbij de leerling is ingeschreven. Doordat de huidige belemmering wordt weggenomen, zullen naar verwachting meer leerlingen de stap zetten om het examen in een vak af te leggen op een hoger niveau.
CKV wordt voortaan met een cijfer beoordeeld in plaats van met het oordeel «goed» of «voldoende». Om te kunnen slagen voor het eindexamen havo of vwo moest de leerling voor het vak CKV minimaal de beoordeling «voldoende» of «goed» krijgen. De regering vindt het wenselijk om het schoolexamen CKV voortaan af te sluiten met een cijfer dat meetelt in het combinatiecijfer. Hiervoor werd al gepleit door de voormalige Verkenningscommissie Kunstvakken. Ook de Vernieuwings-commissie CKV is hier voorstander van. Dit past bij de hernieuwde kwaliteit van het vak en komt tegemoet aan de leerling, die de waarde van een vak en zijn verrichtingen daarvoor vooral afmeet aan het cijfer en gewicht daarvan. Zie hiervoor ook de toelichting bij de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 juni 2016, nr. VO/997293, houdende wijziging van de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs in verband met de wijziging van het examenprogramma culturele en kunstzinnige vorming havo/vwo:
«Om te kunnen slagen voor het eindexamen moet de kandidaat volgens de nu geldende regeling voor het vak culturele en kunstzinnige vorming de kwalificatie «voldoende» of «goed» hebben behaald. In haar advies beval de Vernieuwingscommissie CKV aan om het vernieuwde schoolexamen voortaan af te sluiten met een eindcijfer dat meetelt in het combinatiecijfer. Hiertoe wordt artikel 50 van het Eindexamenbesluit VO gewijzigd. Deze wijziging van de bepaling van de uitslag van het eindexamen wordt van kracht met ingang van 2019 (havo) of 2020 (vwo), ook als het schoolexamen CKV al in het voorlaatste (havo/vwo) of daaraan voorafgaande schooljaar (vwo) is afgenomen.»
Kandidaten die het programma CKV zoals luidend op 31 juli 2017 hebben gevolgd, kunnen voor het havo-examen CKV nog in 2019, en het vwo-examen CKV nog in 2020 voor de laatste maal de beoordeling «goed» of «voldoende» ontvangen, volgens de oude examenregels. Dit besluit bevat een regeling daarvoor.
Het CvTE kan digitale examens verstrekken. De praktijk laat zien dat bij een aantal centrale examens en toetsen de computer wordt gebruikt. De vo-rekentoets wordt op alle vo-scholen digitaal afgenomen. Binnen vmbo is het flexibele en digitale examensysteem ingeburgerd. Deze toetsen en examens zijn onderdeel van Facet, een examensysteem dat in opdracht van het CvTE is ontwikkeld door DUO. De eind- en staatsexamenbesluiten gaan op een enkel onderdeel nog te exclusief uit van de praktijk van papieren examens en houden onvoldoende rekening met het bestaan van en werken met digitale examens. Daarom bevat het besluit aanpassingen op dit punt.
Dit besluit regelt ook een geleidelijke verhoging van de bedragen voor eindexamens van extraneï en (deel)staatsexamens in Europees Nederland. De bedragen zijn sedert 2004 niet meer verhoogd. Het doen van eind- en (deel)staatsexamen wordt duurder. Het bij de tijd brengen van de bedragen gebeurt niet in één keer, maar stapsgewijs, verdeeld over de examenjaren 2019 tot en met 2023. Het bedrag voor 2023 wordt vervolgens onderworpen aan de jaarlijkse CBS-indicering als maatstaf voor de prijsontwikkeling. De verhouding tussen kosten en inkomsten komt zo weer grotendeels in balans.
De extraneï-tarieven en (deel)staatsexamentarieven voor Caribisch Nederland worden tot een nader te bepalen tijdstip niet verhoogd.
Examenkandidaten kunnen in twee gevallen een cijferlijst met eindcijfers krijgen:
a. wanneer zij het volledig eindexamen hebben afgelegd, en
b. wanneer zij de rekentoets, een centraal examen of een afsluitend schoolexamen in één of meer vakken hebben afgelegd in het voorlaatste of daaraan voorafgaande leerjaar en de school verlaten zonder dat zij het eindexamen hebben voltooid (deze situatie omvat ook het z.g. gespreid centraal examen).
In dat laatste geval is sprake van een voorlopige cijferlijst. Zie artikel 52c van het EB-VO en artikel 40 van het EB-BES. Dit besluit verduidelijkt de regels over de afgifte van cijferlijsten aan vo-kandidaten die de school verlaten zonder het eindexamen te voltooien: zij ontvangen de voorlopige cijferlijst alleen voor de vakken waarin zij niet doubleerden. Door doublering vervallen immers de eindcijfers die zij in het desbetreffende leerjaar hebben behaald. In de praktijk blijkt dit niet altijd goed te worden doorzien.
Is sprake van het afsluiten van het eindexamen, dan wordt een cijferlijst verstrekt met daarop alle behaalde eindcijfers en kunnen aan de voorlopige cijferlijst geen rechten worden ontleend. De voorlopige cijferlijsten kunnen (zie het huidige artikel 48, vierde lid, van het EB-VO) worden ingezet bij de examencommissie van vavo-opleidingen en (zie de meer algemene omschrijving «cijferlijsten» in het huidige artikel 25, derde lid, van het SB-VO) bij het afleggen van staatsexamens. De voorlopige lijsten hebben net als de gewone cijferlijsten een beperkte geldigheidsduur van 10 jaar. Dat volgt uit artikel 48, vijfde lid, van het EB-VO, artikel 36, vijfde lid, van het EB-BES, artikel 25, vierde lid, van het SB-VO en artikel 23, vierde lid, van het SB-BES.
De wijziging die dit besluit aanbrengt, zijn beoordeeld op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Er zijn vanuit deze gezichtspunten geen bedenkingen geuit.
Zie allereerst in paragraaf 8. Ook de overige maatregelen leiden niet tot extra kosten.
Bij de voorbereiding van dit besluit is nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. Daarbij is dit besluit binnen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) beoordeeld op administratieve lasten. OCW voorziet dat aan dit besluit geen administratieve lasten zijn verbonden. Het besluit regelt vooral een verruiming van inhoudelijke mogelijkheden voor examenkandidaten en formuleert een aantal regels op minder complexe wijze.
De inhoudelijke wijzigingen die dit besluit regelt, zijn in goede samenspraak met de VO-Raad, de Inspectie van het onderwijs, Caribisch Nederland, de Examendienst van DUO en het Examenloket tot stand gekomen.
Het ontwerpbesluit is van 23 november 2016 tot 23 december 2016 in openbare internetconsultatie geweest. Doel van de consultatie was: betrokkenen in het onderwijsveld te informeren over regelgeving in voorbereiding en hen de gelegenheid te bieden een reactie te geven op het voorstel, vooral over de vraag of de tekortkomingen en onduidelijkheden in de geldende besluiten zijn verholpen en of nieuwe teksten voldoende duidelijk zijn. Deze consultatie heeft geresulteerd in 4 reacties, waarvan 2 openbare. De reacties zijn in grote lijnen instemmend maar vragen aandacht voor enkele specifieke punten.
Eén reactie luidt zonder meer instemmend. Een andere reactie gaat uitgebreid in op het wel/niet mogen combineren van wiskundevakken en op de toevoeging van artikel 51a aan het EB-VO. De derde reactie staat stil bij de nieuwe vakbenaming «bedrijfseconomie» en bij het invoeringstraject van het besluit. De vierde reactie gaat in op de verklaring van deskundigen voor tijdverlenging bij examens, het extra wiskundevak in de vrije ruimte en het terugvallen op het oorspronkelijk niveau ingeval van eindexamen in een vak op hoger niveau.
De reacties hebben geleid tot aanvulling en verduidelijking van de nota van toelichting.
Gesteld wordt dat ook de combinatie wiskunde A en wiskunde C mogelijk moet zijn. De overlap tussen wiskundevakken zou klein zijn geworden en het zou ten principale mogelijk moeten zijn, alle combinaties van wiskundevakken in één profiel te combineren. De vraag of er wel of geen sprake is van veel overlap tussen A en C blijkt niet eenduidig te worden beantwoord. In de domeinbenamingen zijn er veel overeenkomsten, terwijl de domeinen op inhoud deels van elkaar verschillen. De regering meent dat de overlap substantieel is en is er geen voorstander van dat de twee «makkelijkste» vormen van wiskunde met elkaar kunnen worden gecombineerd. Daarom moeten de combinatiemogelijkheid beperkt blijven tot de combinaties B en A, B en C.
In de reacties wordt opgemerkt dat niet duidelijk is of scholen verplicht zijn het mogen afleggen van een extra wiskundevak in de vrije ruimte in te roosteren als het bevoegd gezag dat vak kán aanbieden binnen de school. In reactie daarop wijst de regering erop dat dit een wijziging van de WVO zou vergen. Zo’n wijziging is vanzelfsprekend niet aan de orde in dit uitvoeringsbesluit. De regering komt overigens op een later moment en in ander verband nog terug op dit onderwerp.
Opgemerkt is dat voor de diverse wiskundevakken sprake kan zijn van een overlappend examenrooster, waardoor een kandidaat het examenrecht niet kan uitoefenen. Ook kan dit recht bij voorbaat al zijn uitgesloten. Opgemerkt is bovendien dat bij sommige vakken waarin eindexamen op een hoger niveau wordt afgelegd, sprake kan zijn van overlap in de tijd met andere vakken van het centraal examen. Bepleit wordt dat de kandidaat toegang kan verkrijgen tot het centraal examen, eventueel op een ander moment, op dezelfde dag. In reactie hierop wordt opgemerkt dat bij samenloop van examenmomenten het centraal examen in een bepaald extra vak in het tweede tijdvak kan worden afgenomen; de school is daarbij aan zet. Eventueel wordt het toch dezelfde dag afgenomen, in een afgeschermde omgeving (vergelijk de praktijk bij staatsexamens buiten Nederland). Dit laatste moet de school overigens wel aan de inspectie melden.
Gevraagd is naar de bedoeling met de toevoeging van artikel 51a (Afleggen examen in vak op oorspronkelijk niveau na examen in zelfde vak op hoger niveau) aan het EB-VO. Betekent dit dat bij voorbeeld een havoleerling die een vak op vwo-niveau wil doen en het CE in het eerste tijdvak onvoldoende scoort, in het tweede tijdvak dit CE op havoniveau over kan doen en daarnaast nog een ander vak kan herkansen/profileren? En als hij nu dit vak op vwo-niveau over wil doen? Telt het dan wel als herkansing en krijgt de leerling dan niet de kans een ander vak te herkansen/herprofileren?
Inderdaad kan men naast het overdoen herkansen. Het overdoen is immers het afleggen van een ander examen dan het eerder afgelegde. Het is daarmee geen herkansing. Wil de leerling een vwo-vak als vak op hoger niveau opnieuw afleggen, dan is dit wel een herkansing en krijgt hij niet daarnaast nog eens de gelegenheid een ander vak te herkansen (geen dubbele herkansingsmogelijkheid dus). De nota van toelichting is op dit punt verduidelijkt.
De omzetting van Management en organisatie in Bedrijfseconomie blijkt inderdaad gevolgen te hebben voor de vakcode. Die wordt anders. Scholen weten al wel sinds een jaar dat de vakbenaming zal wijzigen. DUO zal tijdig voor de invoering van dit besluit de nieuwe vakcode bekendmaken. Het voorgaande geldt overigens niet voor CKV: de vakcode voor CKV wordt niet vervangen.
Voor een vervolgopleiding (in het buitenland) is soms het hebben afgelegd van examen in een bepaalde taal een vereiste voor het kunnen volgen van een vervolgopleiding.
De regering merkt op dat het opnemen op een vo-cijferlijst van ook het cijfer voor een vak waarin deelstaatsexamen is afgelegd, alleen is toegestaan voor kandidaten in het vso. Wel kunnen vo-gediplomeerden aan hun vo-cijferlijst een lijst toevoegen: die van het deelstaatsexamen dat zij hebben afgelegd in een extra vak.
Eén reactie bevat de suggestie om in het kader van het stimuleren van verschillende niveaus één examen te voorzien van bonusvragen, bij voorbeeld een havo-examen met vwo-bonusvragen, of een omzettabel met een havo-norm en een vwo-norm waaruit de cijfers kunnen worden afgelezen. De regering wijst erop dat examenprogramma’s worden vastgesteld per schoolsoort of leerweg. De WVO regelt uitputtend in welke gevallen een leerling een vak van een andere schoolsoort kan volgen (en daarin examen kan afleggen). Het hanteren van een examenmix is daarom in het kader van dit besluit niet aan de orde. Nog los hiervan zijn er ook praktische bezwaren: een dergelijk bonussysteem zou betekenen dat een extra examen op alle niveaus moet worden vormgegeven. Dat zou een grote financiële investering vergen.
Er wordt voor gepleit om ook de verklaring toe te laten van kinderartsen of revalidatieartsen. In reactie hierop merkt de regering op dat het in artikel 55 van het EB-VO en in artikel 43 van het EB-BES gaat om deskundigenverklaringen voor zo genaamde niet zichtbare handicaps. Niet gesteld kan worden dat kinderartsen en revalidatieartsen zonder meer deskundig zijn op het terrein van dergelijke handicaps. Daarom wordt de kring van deskundigen niet met deze artsen uitgebreid.
Opgemerkt is dat de invoeringstijdstippen van het besluit in het ongewisse blijven. Bepleit wordt om duidelijk te maken met ingang van welk examenjaar de diverse wijzigingen effectief worden.
Het gaat om het volgende, met daarbij de reactie van de regering:
1. Verduidelijking van regels, wegnemen van onjuistheden, verbeteren van de uitvoering. Het gaat vooral om meer duidelijkheid over de mogelijkheden om wiskundevakken te combineren in het vwo, en om duidelijker en eenvoudiger regels over voorlopige cijferlijsten en hun inzet. Gesteld wordt in dit verband dat de wijzigingen die betrekking hebben op het combineren van wiskundevakken pas kunnen ingaan met ingang van het examenjaar 2019 (havo) en 2020 (vwo). Dat is niet juist. OCW heeft eerder al bekend gemaakt wat de combinatiemogelijkheden zijn. Het voorliggende besluit legt dit formeel eenduidig vast maar verandert daar materieel niets in.
2. Om een afwijkende wijze van examinering voor leerlingen met een niet-objectief waarneembare lichamelijke handicap te onderbouwen, moeten ook verklaringen van neurologen en psychiaters kunnen meetellen. Deze maatregel kan met ingang van het examenjaar 2018 worden ingevoerd.
3. Leerlingen die een vak op hoger niveau hebben gedaan, moeten kunnen terugvallen op het afleggen van eindexamen op het oorspronkelijke niveau. Dit vergroot hun kansen om talenten volledig te ontwikkelen en stimuleert het volgen van vakken op een hoger niveau. Deze wijziging, die in het belang is van de leerling, hoeft niet (zoals in de desbetreffende reactie wordt gesteld) te wachten tot het examenjaar 2019, maar kan al in het examenjaar 2018 worden ingevoerd.
4. Meer vso-leerlingen moeten in staat worden gesteld, een vmbo-diploma te behalen. De stelling dat ook deze maatregel tot 2019 zou moeten wachten is niet juist: op dit moment wordt al gedoogd dat vso-leerlingen deeleindexamens afleggen.
5. Bereiken dat het vernieuwde schoolexamen CKV voortaan wordt afgesloten met een eindcijfer en dat dit meetelt in het combinatiecijfer. Deze maatregel wordt voor het havo ingevoerd in het examenjaar 2019 en voor het vwo in het examenjaar 2020. Een nieuwe vakcode is hiervoor, zoals gezegd, niet nodig.
6. Actualisering van de verouderde keuzevakbenaming «management en organisatie» in het havo- en vwo-profiel Economie en maatschappij. Gesteld wordt dat het wellicht niet wenselijk is de vaknaam tijdens het examentraject te wijzigen. Maar bij de vaststellen van de desbetreffende eindexamenprogramma’s is de nieuwe naam alvast opgenomen. Zie Stcrt. 2016, nr. 20890. Daarom kan de formalisering al direct ingaan.
7. Indexeren van de financiële bijdrage voor het deelnemen aan eindexamens (als extraneus), en aan (deel)staatsexamens. Deze maatregel kan ingaan met ingang van het examenjaar 2019. Voorzien is in een geleidelijke verhoging van het verschuldigde tarief.
8. In de regels meer rekening houden met ook de digitale vormen van examinering. Opgemerkt wordt dat dit triviaal is en feitelijk te laat komt. Het triviale karakter van de aanpassing wordt ontkend. Dat de wijziging eerder had kunnen worden aangebracht, wordt erkend.
Verder wordt nog het volgende opgemerkt over de tijdstippen van inwerkingtreding.
De wijzigingen van het EB-VO kunnen op hun vroegst per 1 januari 2018 van kracht zijn, vanwege de VVM-termijn van ten minste 2 maanden en de nahangprocedure die eerst doorlopen moet worden. De inwerkingtredingsdatum 1 januari 2018 is op tijd voor het examenjaar 2018. De wijzigingen zijn dan al geruime tijd bekend uit het Staatsblad.
Het programma van toetsing en afsluiting (pta) van elke school moet uiterlijk op 1 oktober 2017 worden vastgesteld, uitgereikt aan de examenkandidaten en opgestuurd naar de inspectie. De wijzigingen per 1 januari 2018 staan geruime tijd voor 1 oktober 2017 in het Staatsblad en zijn dus bekend bij de scholen, ook al zijn ze dan nog niet van kracht.
De nahangprocedure geldt niet voor wijzigingen van het EB-BES. Maar de inwerkingtreding van die wijzigingen zal wel gelijk op gaan met de inwerkingtreding van de wijzigingen van het EB-VO.
Enkele overgangsrechtelijke maatregelen zijn nodig. Voor de tariefverhoging voor extraneusexamens en (deel)staatsexamens geldt verder een trapsgewijze verhoging.
De wijzigingen die dit besluit aanbrengt in het IB-VO, het EB-VO en het SB-VO, zijn voor zover van toepassing op dezelfde wijze doorgevoerd in de overeenkomstige artikelen van de BES-besluiten. Over de gevolgen voor de BES-besluiten:
Caribisch Nederland kent geen vso zoals in Europees Nederland. Daarom gaat het mogelijk maken van deeleindexamens voor (alleen) vso-kandidaten niet gelden in Caribisch Nederland.
Dit besluit expliciteert ook voor Caribisch Nederland dat wiskunde als extra vak kan worden gevolgd en dat hierin dus ook examen kan worden afgelegd. Met behulp van zo’n extra vak kan zelfs sprake zijn van een extra profiel. Deze mogelijkheid wordt nu ook voor Caribisch Nederland explicieter aangegeven in de regelgeving.
Deze wijziging is ook van belang voor Caribisch Nederland. Voor toelichting wordt verwezen naar paragraaf 4.
Dit besluit regelt ook voor Caribisch Nederland dat een leerling die het examen in een vak op een hoger niveau heeft afgelegd dan het niveau van de schoolsoort/leerweg van inschrijving, alsnog eindexamen in dat vak kan afleggen op het niveau van de schoolsoort of leerweg waarvoor de leerling is ingeschreven (dit is dan geen herkansing). Dat stimuleert het volgen van vakken op een hoger niveau.
De benaming van de vakken moet voor Europees Nederland en Caribisch Nederland dezelfde zijn.
Als gevolg van diverse wijzigingen in het EB-VO en het EB-BES in de afgelopen jaren zijn enkele voorschriften niet meer correct en moeten redactionele wijzigingen worden aangebracht. Ook zijn waar nodig teksten verduidelijkt of vereenvoudigd.
Net als voor Europees Nederland gaan sommige teksten van de eind- en staatsexamenbesluiten BES nog te exclusief uit van de praktijk van papieren examens en houden zij niet overal rekening met het bestaan van en werken met digitale examens. Daarom wordt hieraan in dit besluit tegemoetgekomen.
Voor Caribisch Nederland wordt het verschuldigde tarief voor toelating tot de eindexamens (als extraneus), staatsexamens en deelstaatsexamens nu nog niet verhoogd. Daarover wordt op een later moment beslist.
Dit besluit regel ook voor Caribisch Nederland een verduidelijking van de afgifte van voorlopige cijferlijsten aan vo-kandidaten.
Vanuit de scholen op de eilanden van Caribisch Nederland zijn geen commentaren of vragen ontvangen over dit voorstel.
Zie paragraaf 1 voor aanpassing van de vakbenaming «management en organisatie».
Zie voor het nieuwe achtste lid van artikel 26b en het nieuwe zevende lid van artikel 26c de toelichting in paragraaf 3.
De term «extra vak» is in zijn context voldoende duidelijk: het gaat om vakken in aanvulling op de vakken van het profiel dat de leerling heeft gekozen.
Zie de toelichting bij artikel I, onderdelen A en B.
Het begrip «deeleindexamen» was beperkt tot één of meer vakken in het vavo. Voortaan zijn deeleindexamens ook mogelijk bij profielvakken en beroepsgerichte keuzevakken van vmbo-bb, -kb en -gl (uitsluitend waar het gaat om kandidaten als bedoeld in artikel 2, vierde lid, tweede volzin). Vanwege deze verruiming van het begrip «deeleindexamen» is de beperking in artikel 1 tot vavo geschrapt. Wanneer precies sprake kan zijn van een deeleindexamen, blijkt uit artikel 2 van het EB-VO. Voor alle duidelijkheid wordt nog opgemerkt dat het bij artikel 2 van het Besluit samenwerking VO-BVE gaat het om het deels aan een ROC/AOC of andere VO-school volgen van VO. Over het eindexamen is daar niets (afwijkends) geregeld. De toelichting bij het oorspronkelijke artikel 2 (Stb. 2005, 642) vermeldt:
«Hoewel het programma wordt gevolgd onder de verantwoordelijkheid van de VO-school, zullen de schoolexamens voor de onderdelen die het ROC of AOC verzorgt, worden afgenomen niet door de VO-school maar door dat ROC of AOC, als «uitvoerders» voor de VO-school, want een andere oplossing zou niet werkbaar zijn. Maar wel steeds onder de verantwoordelijkheid en regie van de school van inschrijving. Daarom regelt dit besluit geen afwijkingen van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.»
Met andere woorden: artikel 2 laat de verantwoordelijkheid van de VO-school van inschrijving voor de examinering geheel intact. Daarom is hier niet sprake van de situatie dat zulke leerlingen formeel deeleindexamen aan meer dan één instelling afleggen: zij leggen altijd het volledige eindexamen af onder de verantwoordelijkheid van hun school van inschrijving, alleen doen ze dat wat het schoolexamen betreft op verschillende locaties. Die andere instellingen zijn hierbij slechts «uitvoerders» van de school van inschrijving.
Toegevoegd is het begrip «digitale examinering», dat een aantal malen in het EB-VO is ingevoegd. Deze vorm van examinering kan behalve op vakken (zie de definitie van «vakken» in artikel 1: algemene vakken, profielvakken, beroepsgerichte keuzevakken en andere programmaonderdelen) ook betrekking hebben op de rekentoets of de rekentoets ER. Digitale examinering omvat ook de digitale afwikkeling van het afgelegde examen, waaronder de correctie.
In de begripsbepalingen van «eindexamen» en «examinator» is verduidelijkt dat deze begrippen behalve vakken ook de rekentoets omvatten.
Ook is voor alle duidelijkheid een begripsbepaling van «extra vak» ingevoegd. De begripsbepaling maakt duidelijk dat het gaat om vakken in aanvulling op de voorgeschreven vakken die samen ten minste een eindexamen vormen. Zie ook de begripsbepaling van «eindexamen»: een eindexamen «ten minste in het geheel van de voorgeschreven vakken».
Verder is in de begripsbepaling van «herkansing» met zoveel woorden geregeld dat het vaker dan één keer kunnen afleggen van de rekentoets buiten dit begrip valt.
Ook was niet altijd duidelijk of overal waar het besluit de term «rekentoets» noemt, daaronder ook de apart geregelde en apart gedefinieerde «rekentoets ER» valt. Door nu alleen de afkorting «ER» in de begripsbepaling op te nemen en niet meer het begrip «rekentoets ER» zelf, is duidelijk dat waar het besluit het in algemene zin heeft over «rekentoets», daaronder ook altijd de rekentoets ER valt.
In de begripsbepaling van «toets» ten slotte is geregeld dat het daar niet om de rekentoets gaat. De rekentoets is niet hetzelfde als een examentoets. Maar in een aantal gevallen moeten regels over toetsen ook gelden voor de rekentoets. In die gevallenartikelen is dit nu met zoveel woorden geregeld. Het gaat om de artikelen 40 (aanvang van de toets; geheimhouding van opgaven) en 45 (verhindering centraal examen eerste tijdvak) van het EB-VO (het EB-BES kent geen regels over de rekentoets). Om met zulke afwijkingen van de begripsomschrijving rekening te houden, zijn in de begripsbepaling van «toets» de woorden «tenzij anders blijkt» opgenomen (zie daarvoor ook de formulering van de begripsbepaling «school»).
De volzin die aan het vierde lid is toegevoegd, geeft leerlingen in het vso het recht om als extraneus in het reguliere vo deeleindexamen af te leggen in profielvakken en beroepsgerichte keuzevakken in vmbo-bb, -kb en -gl. Zie in dit verband ook de toelichting bij het aangepaste begrip «deeleindexamen» in artikel 1. Profielvakken zijn in dat artikel 1 gedefinieerd als vakken, genoemd in artikel 26h, eerste lid, of 26i, eerste lid, van het IB-VO. Het gaat om de vakken die onderdeel zijn van het profieldeel. Beroepsgerichte keuzevakken zijn in artikel 1 gedefinieerd als vakken als bedoeld in artikel 10b, zevende lid, onderdeel a, of artikel 10d, zevende lid, onderdeel b, van de WVO. Het gaat daarbij om vakken in het vrije deel van elk profiel. De rekentoets is overigens geen profielvak of beroepsgericht keuzevak en valt daarmee buiten de reikwijdte van het begrip «deeleindexamen» in het vmbo zoals dat wordt mogelijk gemaakt door artikel 2. De rekentoets kent geen examens, maar «afnames».
Voor de vermelding van deeleindexamencijfers op een cijferlijst, zie de wijziging van artikel 53 (het nieuwe vierde lid) van het EB-VO en de toelichting daarbij, die ook ingaat op de mogelijke inzet van de cijferlijst voor het bijeensprokkelen van een volledig staatsexamen.
Het nieuwe vijfde en zesde lid regelen het voortaan verschuldigde examenbedrag voor extraneï en de indexering daarvan, bij ministeriële regeling.
De overige wijzigingen zijn juridisch-technisch of redactioneel van aard.
Deze wijziging regelt expliciet dat ook deeleindexamens worden afgenomen door de directeur en de examinatoren van de vo-school, onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, en dat de secretaris van het eindexamen ook secretaris van de deeleindexamens is.
Ook een deeleindexamen voor een vak kan een schoolexamen, een centraal examen of beide omvatten. Daarom is «deeleindexamen» toegevoegd aan artikel 4, eerste lid.
Maatregelen als hier bedoeld moeten ook mogelijk zijn ten aanzien van kandidaten die deeleindexamen afleggen. Daarom is het deeleindexamen toegevoegd aan het eerste en vijfde lid.
Deze wijziging brengt artikel 7 in overeenstemming met de WVO, die de term «schoolsoorten» gebruikt, niet de term «onderwijssoorten». Verder is in het vmbo behalve de schoolsoort van inschrijving ook van belang de leerweg van inschrijving, door de verscheidenheid aan vakkenpakketten. Daarom zijn de woorden «of leerwegen» toegevoegd. Deze tweeslag kent het EB-VO ook al in bijvoorbeeld artikel 51a, vijfde lid.
Nu een begripsbepaling van «extra vak» is toegevoegd, moet om dubbelingen te voorkomen, de zelfstandige omschrijving van «extra vak» in artikel 8 vervallen.
Het derde lid moet ook vervallen. Ten onrechte gaat dat lid ervan uit dat «examen afleggen» in het eerste lid per definitie het afleggen van een volledig eindexamen omvat. Dat is niet zo: examen afleggen is ook mogelijk in losse vakken, zoals in het vavo. Dan zijn het deeleindexamens.
Omdat het bij de inschrijving in het vmbo niet alleen om de schoolsoort gaat maar ook om de leerweg daarbinnen, is de vermelding van «leerweg» toegevoegd. Zie ook de toelichting bij de wijziging van artikel 7.
De eerste wijziging verduidelijkt dat ook een eerder afgelegd examen in het overeenkomstige vak of de overeenkomstige rekentoets van de theoretische leerweg (en dus niet alleen van de gemengde leerweg) of van vwo of havo leidt tot de hier bedoelde vrijstelling.
De tweede wijziging neemt een onlogisch verschil met het Staatsexamenbesluit VO weg: ook Caribische vmbo-resultaten kunnen tot vrijstelling leiden, niet alleen (zoals was geregeld) vwo- en havo-resultaten.
De overige wijzigingen zijn van technisch-redactionele aard.
In overeenstemming met de begripsbepaling van eindexamen in artikel 1 («een examen ten minste in het geheel van de voorgeschreven vakken») en daarmee ook in lijn met de artikelen 22, eerste lid, aanhef, 23, eerste lid, aanhef, 24, eerste lid, aanhef, en 25, eerste lid, aanhef, van het EB-VO is in de aanhef van de artikelen 11, eerste lid, 12, eerste lid, en 13, eerste lid, nu met zoveel woorden geregeld dat het eindexamen ten minste de voorgeschreven vakken omvat. Het eindexamen kan meer vakken omvatten dan de voorgeschreven vakken. Verder zijn nu in het eerste lid, onderdeel b, van de artikelen 11 tot en met 13 geschrapt de inmiddels achterhaalde woorden «en voor zover nodig wegens de in onderdeel c genoemde normatieve studielast, vakken van het vrije deel genoemd in artikel 26b, zevende lid, van het Inrichtingsbesluit WVO
Doordat de vrijstellingen wegens vervangende vakken op hoger niveau en extra vakken nu anders en eenvoudiger worden geregeld (in artikel 14 van het EB-VO), moeten de verwijzingen in de artikelen 11 tot en met 13 EB-VO naar de leden van artikel 26e van het IB-VO die de onderwijsvrijstellingen regelen wegens het hebben gevolgd van een vervangend of extra vak, worden geschrapt.
Deze nieuwe artikelen komen in de plaats van een reeks gedetailleerde, vrij complexe en daardoor niet erg toegankelijke vrijstellingsregels over vakken op hoger niveau die zijn gevolgd als vervangend vak of als extra vak. De ingewikkelde examenvrijstellingsregels, die onderhoudsgevoelig en bewerkelijk zijn, worden nu vervangen door een eenvoudige hoofdregel: wie op grond van de regelgeving een vak op hoger niveau heeft gevolgd als vervangend vak of als extra vak, en het diploma heeft behaald voor de opleiding waarvan dat vak onderdeel is, is bij een volgend eindexamen in het vo vrijgesteld van het eindexamen in dat vak. Deze regels gelden overigens niet voor het vavo, want daarvoor zijn er geen inrichtingsvoorschriften zoals het IB-VO of het IB-BES).
De wijzigingen van de artikelen 22, negende lid, 23, zevende lid, 24, zevende lid, en 25, zevende lid, zijn verbeteringen. Daardoor wordt alsnog rekening gehouden met ontheffingen voor het volgende van onderwijs in lichamelijke opvoeding op grond van artikel 26n, eerste lid, van het IB-VO. De overige inhoud van de genoemde leden is geschrapt omdat het nieuwe artikel 26 die inhoud nu regelt.
Het examenreglement en het pta moeten ook informatie en regels bevatten over de deeleindexamens. Daarom is dit voor alle duidelijkheid als voorschrift toegevoegd aan artikel 31.
Toepassing van artikel 37, zevende lid, maakt een aanvullende regel voor het schoolexamen nodig: omdat het bevoegd gezag zelf op grond van dat zevende lid voor bepaalde toetsen als onderdeel van het centraal examen de afnameperioden kan vaststellen, is er niet meer een vast moment waarop het eerste tijdvak begint en is dus een aangepaste regel nodig. Die regel houdt in dat het schoolexamen in het vak van de toets wordt afgesloten tien werkdagen voor de afname van de toets als onderdeel van het centraal examen.
Deze wijziging regelt dat het vak CKV voortaan met een cijfer wordt beoordeeld in plaats van met het oordeel «voldoende» of «goed». Deze aanpassing geldt overigens niet voor de kunstvakken in het vmbo.
Het vierde lid van artikel 36 moet vervallen omdat er een dubbeling is met artikel 41, derde lid, tweede volzin. Artikel 41 regelt het beoordelingsproces en is daarom de beste plaats om de verklaring van de gecommitteerde te regelen.
Wat het nieuwe zevende lid betreft: bij bepaalde examens is sprake van een afnameperiode die begint vóór de aanvang van het eerste tijdvak (meestal begin april). In die periode bepaalt de school zelf de afnametijdstippen voor de digitale centrale examens. Dit geldt ook voor het herkansen. Het gaat hierbij onder meer om het cspe van het vmbo, en om het centraal praktische examen van tekenen, handvaardigheid en textiele vormgeving in het vwo.
Wat het nieuwe achtste lid betreft: de mogelijkheid voor het CvTE om regels te stellen is nodig voor digitale examens, bij voorbeeld om een mislukte digitale afname ongeldig te verklaren. Voor de papieren centraal schriftelijke examens is deze bepaling niet nodig. Daarom is in het achtste lid gekozen voor de formulering «kan regels stellen», en niet: stelt regels.
In artikel 37a, tweede lid, was geen rekening gehouden met artikel 37, zesde lid. Dat zesde lid regelt dat het CvTE kan bepalen dat een toets wordt afgenomen op een tijdstip dat is gelegen voor de aanvang van het eerste tijdvak. Daarbij gaat het om een toets van het centraal examen. Verder regelt het nieuwe zevende lid van artikel 37 een bijzondere afnameprocedure.
Het nieuwe tweede lid van artikel 37a biedt ruimte voor de flexibele examinering door als aangrijpingspunt te kiezen het moment waarop het centraal examen in een vak (of in vakken) in een bepaald leerjaar aanvangt, en niet het aangrijpingspunt dat het schoolexamen in een vak/in vakken moet zijn afgesloten voordat in algemene zin het eerste tijdvak in een bepaald leerjaar aanvangt. In dat laatste geval zou immers het moment waarop het allereerste vak centraal wordt geëxamineerd, bepalend zijn voor het moment waarop het schoolexamen moet zijn afgesloten.
Het huidige tweede lid van artikel 38 verplicht de directeur tot het inzenden van examengegevens aan de Minister. Het huidige derde lid regelt dat de plicht uit het tweede lid niet geldt voor scholen die al op grond van artikel 103b, tweede lid, van de WVO examengegevens samen met het persoonsgebonden nummer (BSN of onderwijsnummer; zie de definitie in artikel 1 van de WVO) aan de Minister moeten verstrekken. Omdat elk bevoegd gezag van een bekostigde vo-school al op grond van artikel 103b, tweede lid, van de WVO de examengegevens moet verstrekken aan de Minister, is er geen functie meer voor artikel 38, tweede lid. Verder vallen ook aangewezen vo-scholen onder artikel 103b, tweede lid (zie artikel 58, zevende lid, van de WVO). Op grond van artikel 103b, derde lid, van de WVO kunnen bij ministeriële regeling regels worden gegeven over tijdstippen en wijze van verstrekking van o.m. cijfers en uitslagen. Die regels zullen met ingang van het examenjaar 2018 worden aangevuld met regels over het verstrekken van examengegevens.
Zie voor deze toevoeging de toelichting bij de aanvulling van de begripsbepaling van «toets» in artikel III, onderdeel A (artikel 1 EB-VO).
Wat het nieuwe vierde lid betreft: in Facet gebeurt dit digitaal verrichten van de handelingen door een druk op een knop. Het vierde lid regelt dat expliciet, evenals enkele uitzonderingen op de hoofdregel. De overige wijzigingen zijn technisch-redactioneel.
Heeft de school zelf de afnametijdstippen bepaald, dan heeft dat gevolgen voor de verhinderingsregels van artikel 45: het moment om het examen in geval van verhindering alsnog af te leggen is niet per definitie gelegen in het daaropvolgende tijdvak, maar kan ook vallen binnen de afnameperiode van eenzelfde tijdvak, vastgesteld door het bevoegd gezag.
Deze toevoeging aan artikel 46, zevende lid, bevat een af- en opstroomregel voor het afleggen van de rekentoets in de leerwegen van het vmbo. De regel houdt aan dat de leerling die afstroomt of opstroomt naar een andere leerweg en de rekentoets al heeft afgelegd, het cijfer van die toets behoudt in de andere leerweg. De rekentoets is identiek in de 4 leerwegen.
Dit zijn technische wijzigingen, onder meer in verband met de nieuw ingevoegde artikelen 14 en 26.
In artikel 50 wordt voortaan geregeld dat CKV wordt beoordeeld met een cijfer in plaats van met de waardering «voldoende» of «goed». In verband daarmee moet CKV ook worden toegevoegd aan de combinatieregel in het tweede lid van artikel 50, waar de cijfers van vakken worden gemiddeld. Zie verder nog de overgangsbepaling aan het slot van dit besluit.
Bij bepaalde examens regelen de scholen binnen de afnameperiode, ingesteld door het CvTE, niet alleen het inhalen (wegens ziekte), maar ook het herkansen zelf. Maar dat is niet voor alle kandidaten standaard het geval. Daarom is een deel van kandidaten toch aangewezen op het derde tijdvak. De regels daarover zijn inzichtelijker gemaakt door een opsomming. Verder is het artikel juridisch-technisch aangepast aan het feit dat het begrip «herkansing» nu inhoudelijk is omschreven in artikel 1 van het EB-VO. Ook is de tekst begrijpelijker gemaakt door opdeling in afzonderlijke zinnen.
Artikel 51a, vijfde lid, regelt al de mogelijkheid om de rekentoets die op hoger niveau is gemaakt, alsnog te doen op het (lagere) niveau van de schoolsoort of leerweg van inschrijving. Deze regel geldt voortaan ook voor de vakken. Omdat de vakken het hoofdelement zijn van de eindexamens, is de regeling daarover opgenomen vóór die van de rekentoets. En omdat de rekentoets geen vak is, is ervoor gekozen, deze alsnog-regel niet in een gezamenlijk artikel op te nemen voor zowel vakken als rekentoets. Bovendien blijven op die manier de bijzondere regels voor de rekentoets overzichtelijk bijeen in één artikel (artikel 51a1). De nieuwe formulering maakt het mogelijk dat een leerling zowel een herkansing maakt voor vak X als een examen aflegt op het eigen niveau voor vak Y dat hij eerst op hoger niveau heeft afgelegd. Zo ontstaat een extra kans. Deze mogelijkheid wordt overigens niet geboden aan kandidaten die na een mislukt centraal examen op het hogere niveau toch willen herkansen op dat hogere niveau. Het is dus niet zo dat de kandidaat in geval van eindexamen in een vak op hoger niveau altijd recht krijgt op een extra kans. Het is de bedoeling dat het afgesloten schoolexamen op het hogere niveau samen met het centraal examen op het eigen niveau het eindcijfer gaat vormen. Dit is verder aan de school zelf.
Als de school deze SE-cijfers inderdaad overneemt, heeft dat natuurlijk ook gevolgen voor de gegevenslevering aan BRON. In de ministeriële regeling ex artikel 103b WVO zal dit worden uitgewerkt.
De toevoeging aan artikel 51a1 (nieuw) regelt dat na afloop van een rekentoets het cijfer daarvan schriftelijk aan de kandidaat moet worden bekendgemaakt. Aan de kandidaat moet ook worden gemeld welke gelegenheden om de toets af te leggen er nog over zijn gebleven.
Deze wijziging houdt er rekening mee dat de beoordeling van CKV voortaan gebeurt met een cijfer. CKV staat wel apart op de cijferlijst maar telt niet apart mee, want het zit in het combinatiecijfer. Daarom valt die beoordeling voortaan onder het eerste lid, onderdeel a: «de cijfers voor het schoolexamen en de cijfers voor het centraal examen». Het cijfer voor CKV wordt apart vermeld op de cijferlijst, evenals het combinatiecijfer.
De aanpassing van het vijfde lid regelt het niet vermelden van CKV op de vwo-cijferlijst indien voor dat vak in het kader van het vwo-programma een vrijstelling is gegeven omdat de kandidaat in het bezit is van een diploma havo.
Bij de wijzigingen is rekening gehouden met het inwerkingtreden op 1 augustus 2017 van artikel II, onderdeel N, subonderdeel 4, van het besluit van 4 juli 2014 (Stb. 2014, 295).
Het huidige artikel 52c regelt de voorlopige cijferlijst. In alle gevallen waarin sprake is van het afleggen van examen zonder dat het eindexamen aan de school wordt voltooid, wordt deze cijferlijst verstrekt aan de kandidaat die de vo-school voortijdig verlaat. Verduidelijkt is dat dit ook gebeurt voor kandidaten die hun centraal examen gespreid over twee of meer leerjaren afleggen en de school voortijdig verlaten (zie artikel 59 EB-VO voor het gespreid centraal examen).
De zelfstandige betekenis van de voorlopige cijferlijst vervalt indien de eindcijfers uiteindelijk onderdeel zijn van de cijferlijst bij het met goed gevolg afgelegde eindexamen. Dat (al eerder gecommuniceerde) wordt nu met zoveel woorden geregeld, door te bepalen dat aan die voorlopige lijst in dat geval geen rechten meer kunnen worden ontleend.
Zie verder ook de toelichting bij de wijzigingen van artikel 37a: de kandidaat ontvangt de voorlopige cijferlijst alleen voor de vakken waarin hij of zij niet doubleerde. Door doublering vervallen voor de leerling immers van rechtswege de resultaten van het centraal examen in het desbetreffende leerjaar (artikel 37a, vijfde lid).
Ingevoegd in artikel 53 is een nieuw vierde lid voor de kandidaten die aan een vo-school deeleindexamen vmbo hebben gedaan. Dat nieuwe lid regelt naar analogie van artikel 53, eerste lid, dat de kandidaat een cijferlijst krijgt met daarop de cijfers voor het schoolexamen en het centraal examen in de betrokken vakken enz.. Ook worden op de cijferlijst vermeld de eindcijfers voor de examenvakken, met inbegrip van het cijfer, bedoeld in artikel 49, derde of vierde lid (in die leden wordt een gemiddelde van vmbo-examencijfers aangemerkt als eindcijfer). Artikel 52, negende lid, regelt de vermelding van (extra behaalde) deeleindexamencijfers op de cijferlijst. Dat voorschrift gaat ervan uit dat de kandidaat is geslaagd voor een volledig vo-eindexamen en biedt dus geen oplossing voor de cijferlijst voor losse deeleindexamens in het VO. Voor een sluitende regeling hiervan is aansluiting gezocht bij de regels over cijferlijsten voor afgelegde deeleindexamens in het vavo.
De cijferlijst vermeldt niet het cijfer voor de rekentoets: de rekentoets valt buiten het begrip deeleindexamen voor het vmbo zoals dat door dit wijzigingsbesluit is toegevoegd aan artikel 1 van het EB-VO.
De inzet van de cijferlijst van deeleindexamens vmbo (sprokkelen) is alleen mogelijk bij het staatsexamen, niet aan dagscholen, en ook niet bij het vavo, want dat strekt zich niet uit tot het vbo. Zie het huidige artikel 25, derde lid, aanhef en onder c, van het SB-VO, waar is geregeld dat een kandidaat die deelstaatexamen heeft afgelegd, een of meer vo-cijferlijsten kan overleggen om zo te komen tot een volledig afgelegd staatsexamen. De woorden «een of meer cijferlijsten van een school voor voortgezet onderwijs» zijn zo ruim dat ze ook cijferlijsten voor deeleindexamens vmbo omvatten.
Op grond van artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap worden verleend. In het koninklijk besluit waarmee dat gebeurt, wordt ook de naam van de staatsburger officieel vastgesteld. Deze naam kan afwijken van de naam zoals die voordien was geregistreerd, buiten Nederland. Het EB-VO voorziet nu alsnog in de mogelijkheid om ook in deze gevallen een z.g. vervangend opleidingsdocument (VOD) te verstrekken.
Zie hiervoor de toelichting in paragraaf 4.
In artikel 52a van het EB-VO is geregeld onder welke voorwaarden toekenning van het judicium cum laude plaatsvindt. Het tweede lid van dit artikel regelt deze voorwaarden voor havo, het derde lid voor vmbo-tl. Voor de overige leerwegen vmbo zijn deze voorwaarden geregeld in het vierde en vijfde lid van dat artikel. Artikel 64 van het EB-VO (Tijdelijke bepaling rekentoets en judicium cum laude havo en vmbo vanaf schooljaar 2015–2016) regelt dat in afwijking van artikel 52a, tweede en derde lid (eindexamen havo onderscheidenlijk vmbo-tl), het behaalde eindcijfer voor de rekentoets tijdelijk niet wordt betrokken bij de beslissing over het toekennen van dat judicium, namelijk voor de duur van de tijdelijke uitslagregeling voor de rekentoets in de artikelen 61 en 63 van het EB-VO. De tijdelijke regeling in artikel 64 moet echter ook gelden voor de overige leerwegen vmbo, want artikel 61 strekt zich uit over alle leerwegen (artikel 63 betreft het havo). Artikel III, onderdeel OO, lost dit probleem op, door in artikel 64 alsnog ook te verwijzen naar het vierde en vijfde lid van artikel 52a van het EB-VO. Het onderwijsveld was al eerder op de hoogte gesteld van de bedoeling dat ook dat vierde en vijfde lid in beeld zijn. Daarmee hebben de scholen dus rekening kunnen houden.
De artikelen 65 en 65a zijn uitgewerkt en moeten daarom vervallen. Nu dit niet bij afzonderlijk koninklijk besluit gebeurt maar in deze algemene maatregel van bestuur, is artikel 65b aangepast.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan die van artikel 1 van het EB-VO, behalve op de onderdelen die te maken hebben met de rekentoets of rekentoets ER: het EB-BES kent (nu nog) geen rekentoets of rekentoets ER.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan de overeenkomstige wijzigingen die dit besluit aanbrengt in artikel 2, vierde lid, en zevende lid (nieuw), van het EB-VO. Niet overgenomen uit de wijzigingen van artikel 2 van het EB-VO is de aanvulling van het vierde lid met een tweede volzin voor kandidaten, ingeschreven aan een school voor vso, want Caribisch Nederland kent zulke scholen niet. Ook de aanpassing van de examentarieven is niet overgenomen. Daarover wordt zoals gezegd op een later moment beslist.
Deze wijziging is gelijk aan de overeenkomstige wijziging die dit besluit aanbrengt in artikel 4 van het EB-VO. Deeleindexamens kunnen worden afgenomen aan vavo-opleidingen.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan de wijzigingen die dit besluit aanbrengt in artikel 5 van het EB-VO. Niet opgenomen is overigens een wijziging van artikel 3 (zie de aanpassing van artikel 3 van het EB-VO): artikel 3 is beperkt tot scholen voor vo en deze zullen in CN, anders dan de scholen in Europees Nederland, geen deeleindexamen mogen verzorgen.
Deze wijziging is gelijk aan de wijziging die dit besluit aanbrengt in artikel 7 van het EB-VO.
De wijziging van het tweede lid is gelijk aan de wijziging die dit besluit aanbrengt in artikel 8, tweede lid, van het EB-VO.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan de wijzigingen die dit besluit aanbrengt in artikel 8a van het EB-VO.
Deze wijzigingen zijn vergelijkbaar met die in artikel 9 van het EB-VO. De overige technisch-redactionele wijzigingen van artikel 9 EB-VO zijn niet overgenomen omdat de noodzaak daarvoor hier ontbreekt.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan de wijzigingen van het eerste lid van de artikelen 11, 12, en 13 van het EB-VO.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan de wijzigingen van het tweede lid van de artikelen 11 en 12 en van het derde lid van 13 van het EB-VO.
Deze nieuwe artikelen zijn materieel gelijk aan de nieuwe artikelen 14 en 26 van het EB-VO.
Deze wijzigingen zijn materieel gelijk aan die in de artikelen 22 tot en met 25 van het EB-VO.
Deze wijziging is gelijk aan die in artikel 31 van het EB-VO.
Deze wijziging is materieel gelijk aan die in artikel 32 van het EB-VO.
Deze wijziging is gelijk aan die in artikel 35 van het EB-VO.
Deze wijziging is gelijk aan die in artikel 36 van het EB-VO.
Deze wijziging is gelijk aan die in artikel 37 van het EB-VO.
Deze wijziging is gelijk aan die in artikel 37a van het EB-VO.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan die in artikel 38 van het EB-VO.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan die in artikel 41 van het EB-VO.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan die in artikel 45 van het EB-VO.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan die in artikel 50 van het EB-VO.
Deze wijzigingen zijn inhoudelijk gelijk aan die in artikel 51 van het EB-VO.
Dit nieuwe artikel is materieel identiek aan het nieuwe artikel 51a van het EB-VO.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan die in artikel 52 van het EB-VO.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan die in artikel 52c van het EB-VO.
Deze wijzigingen zijn gelijk aan die in artikel 55 van het EB-VO.
Deze aanpassingen zijn deels gelijk aan de overeenkomstige wijzigingen van artikel 1 van het EB-VO. De wijzigingen in dat artikel op het punt van het deeleindexamen zijn hier niet aan de orde. Ook wordt geen begripsbepaling van «extra vak» opgenomen, want dat is niet nodig: artikel 8 van het SB-VO verklaart de regels van het EB-VO over vakken enz. van overeenkomstige toepassing op het staatsexamen.
Deze aanpassingen van artikel 2 SB-VO (zie paragraaf 8 van deze nota van toelichting) zijn afgestemd op de systematiek van het huidige artikel 2, zevende lid, EB-VO: de indexering van het bedrag dat is verschuldigd voor toelating van extraneï tot het eindexamen aan de VO-school. Die indexering is gekoppeld aan de consumentenprijsindex.
Deze wijziging herstelt een omissie.
Door deze wijziging worden de nieuwe artikelen 14 en 26 voor zover dat aan de orde is, van overeenkomstige toepassing verklaard op de staatsexamens. Het gaat daarbij om de regels over vervangende vakken en extra vakken. Die regels zelf zijn materieel nu al van toepassing, want ze waren al opgenomen in de daaraan voorafgaande artikelen.
Ten onrechte verwijst het vijfde lid van artikel 23a (dat gaat over de rekentoets) naar de artikelen van het EB-VO waarin voor het vmbo de vakvrijstellingen zijn geregeld wegens het hebben gevolgd van een vervangend vak/extra vak. Daarom is die verwijzing aangepast.
Artikel 3, tweede lid, van het SB-VO regelt in het tweede lid, aanhef en onder b, dat de kandidaat zich ook voor het staatsexamen kan aanmelden door aan het CvTE bewijsstukken te overleggen van eerder afgelegde examens. De kandidaat kan dus een volledig »papieren» staatsexamen afleggen. Omdat artikel 25 niet goed op dat beginsel is afgestemd en lastig leesbaar blijkt, is het huidige derde lid van artikel 25 nu onderverdeeld in 4 afzonderlijke leden:
a. De hoofdregel dat de kandidaat een volledig staatsexamen aflegt door een examen te ondergaan in alle vakken daarvan (lid 3);
b. De alternatieve regel dat de kandidaat het volledige staatsexamen aflegt door de bewijsstukken te overleggen van eerder afgelegde examens; in dat geval wordt de kandidaat niet geëxamineerd maar toont aan dat dit al eerder is gebeurd en welk resultaat dat heeft gehad (lid 3b);
c. De alternatieve regel dat de kandidaat deelstaatsexamen heeft afgelegd in één of meer vakken en vervolgens het daarmee behaalde resultaat zo aanvult met bewijsstukken van eerdere examens dat sprake is van een volledig staatsexamen (lid 3b);
d. Een lid dat opsomt welke bewijsstukken bij de toepassing van de leden 3, 3a en 3b in beeld kunnen zijn (lid 3c).
Deze wijziging is gelijk aan die in artikel 54 van het EB-VO.
Deze wijziging is gelijk aan die in artikel 55 van het EB-VO.
Deze wijziging herstelt een verkeerde verwijzing.
Deze artikelen zijn uitgewerkt en moeten daarom vervallen.
Deze wijziging is gelijk aan die in artikel 1 van het SB-VO, met uitzondering van de wijziging van het begrip »rekentoets ER»: het SB-BES kent op dit moment nog geen regels over de rekentoets.
Deze wijzigingen zijn materieel gelijk aan die in de artikelen 8 en 10 van het SB-VO, met dien verstande dat de verwijzingen in artikel 9, eerste lid, naar artikelen van het EB-VO nu zijn vervangen door verwijzingen naar de overeenkomstige artikelen van het EB-BES. Deze verwijzing naar de «eigen» BES-regels ligt meer in de rede en is ook in overeenstemming met de aanpak in artikel 7, eerste lid. Verder is bij het opnieuw vaststellen van de aanhef van artikel 9 de ten onrechte gehandhaafde regel geschrapt dat van een school voor voortgezet onderwijs slechts één cijferlijst in beschouwing kan worden genomen. Het overeenkomstige artikel 10, eerste lid, aanhef, kent die beperking ook niet. Beide artikelen hebben nu dus hetzelfde regime. Voor het uiteenlopen van regimes is er inhoudelijk ook geen noodzaak.
Deze wijzigingen zijn materieel gelijk aan die in artikel 25 van het SB-VO.
Deze wijziging is gelijk aan die in artikel 33 van het SB-VO.
Het eerste lid regelt dat het met goed gevolg hebben afgelegd van examen in het vak management en organisatie in vwo of havo gelijkstaat met het met goed gevolg hebben afgelegd van examen in het vak bedrijfseconomie in vwo respectievelijk havo. Dit heeft gevolgen voor vrijstellingen en ontheffingen. De maximale geldigheidsduur van een vrijstelling of ontheffing (10 jaar; zie onder meer artikel 9, tweede lid, van het EB VO) blijft overigens van toepassing. Bepalend daarvoor is het moment waarop het eindcijfer werd vastgesteld. Om misverstanden uit te sluiten, is ook in het overgangsrecht deze 10-jaarsregel opgenomen.
Het tweede lid gaat over CKV. Eindexamenkandidaten die dit vak hebben afgesloten volgens het examenprogramma dat gold tot 1 augustus 2017 krijgen daarvoor voor de laatste maal bij het havo-examen in 2019 en bij het vwo-examen in 2020 een beoordeling (als goed of voldoende).
Het derde lid regelt een reparatie. Per abuis was het niet meer meetellen van algemene natuurwetenschappen in de groep vakken waarvan de eindcijfers samen worden gemiddeld tot één eindcijfer al van kracht geworden per 1 augustus 2014 in plaats van pas per 1 augustus 2017. Deze reparatie moet daarom terugwerken tot en met 1 augustus 2014. Voor het onderwijsveld heeft deze (evidente) fout overigens geen gevolgen gehad.
Voor de wijzigingen van het IB-VO die berusten op artikel 15 WVO, en voor de wijzigingen van het EB-VO die berusten op artikel 29, vierde lid, WVO geldt op grond van artikel 121, tweede lid, WVO een nahangprocedure. De bedoeling is dat de wijzigingen van het EB-VO voor de eerste maal worden toegepast bij de eindexamens in 2018, afgezien van de wijzigingen met betrekking tot het opnemen van CKV in het combinatiecijfer (havo: ingaande 2019; vwo: ingaande 2020) en de verhoogde extraneïtarieven. Een koninklijk besluit zal de inwerkingtreding regelen. Op een enkel onderdeel zal worden voorzien in een reparatie met terugwerkende kracht.
Voor het IB-BES en het EB-BES geldt geen nahangprocedure, maar omdat die wijzigingen nagenoeg identiek zijn aan die van artikel I respectievelijk artikel III, gebeurt ook de inwerkingtreding van het IB-BES en het EB-BES bij koninklijk besluit.
Voor de wijzigingen van de beide Staatsexamenbesluiten geldt geen (voor- of) nahangprocedure. De bedoeling is dat deze wijzigingen per 1 januari 2018 in werking treden en voor het eerst zullen gelden voor de staatsexamens in 2018. Dat laatste is niet het geval voor de verhoogde staatsexamentarieven in Europees Nederland, omdat de tariefwijziging vanwege de vaste verandermomenten en de vereiste invoeringstermijn van ten minste 2 maanden niet per 1 augustus 2017 van kracht kan zijn en dus voor het eerst zal gelden voor het examenjaar 2019.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-288.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.