Tweede Kamer der Staten-Generaal

36 800 Nota over de toestand van 's rijks financiën

Nr. 2 NOTA OVER DE TOESTAND VAN 'S RIJKS FINANCIËN

Ontvangen 16 september 2025

Vergaderjaar 2025‒2026

1 BUDGETTAIRE KERNGEGEVENS EN EMU-SALDO EN SCHULD

1.1 Budgettaire kerngegevens

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste budgettaire kerngegevens tot en met 2030. Deze cijfers zijn gebaseerd op de begrotingen en op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB). Het kabinet verwacht in 2026 451,4 miljard euro aan inkomsten op te halen via belasting- en premieontvangsten. De geraamde rijksuitgaven bedragen 486,3 miljard euro in 2026.

Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens

(in miljarden euro, tenzij anders aangegeven)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Inkomsten (belastingen en sociale premies)

429,6

451,4

475,3

494,9

514,4

534,3

       

Reguliere netto-uitgaven binnen het uitgavenkader

422,9

449,0

481,3

497,6

515,5

535,8

Overige netto-uitgaven en correcties relevant voor het EMU-saldo

30,8

37,3

24,7

25,0

26,0

28,4

Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo

453,8

486,3

506,0

522,6

541,5

564,3

       

EMU-saldo centrale overheid

‒ 24,1

‒ 34,9

‒ 30,7

‒ 27,8

‒ 27,1

‒ 29,9

EMU-saldo decentrale overheden

‒ 0,7

‒ 0,7

‒ 0,7

‒ 0,7

‒ 0,8

‒ 0,8

       

EMU-saldo collectieve sector

‒ 24,8

‒ 35,5

‒ 31,4

‒ 28,5

‒ 27,9

‒ 30,7

EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)

‒ 2,1%

‒ 2,9%

‒ 2,4%

‒ 2,1%

‒ 2,0%

‒ 2,1%

       

EMU-schuld collectieve sector

533,2

589,7

616,2

649,3

678,5

710,4

EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp)

44,9%

47,8%

48,0%

48,7%

49,1%

49,5%

       

Bruto binnenlands product (bbp)

1.187

1.234

1.283

1.332

1.382

1.436

Het geraamde EMU-tekort van de centrale overheid bedraagt 34,9 miljard euro in 2026 en 29,9 miljard euro in 2030. De decentrale overheden - onder andere de gemeenten, provincies en waterschappen - komen naar verwachting uit op een tekort van 0,7 miljard euro in 2026 en 0,8 miljard euro in 2030. Het EMU-saldo van de overheid als geheel (centrale overheid en decentrale overheden) komt daarmee naar verwachting uit op een tekort van 35,5 miljard euro in 2026 en 30,7 miljard euro in 2030. Dit komt overeen met respectievelijk ‒ 2,9% en ‒ 2,1% van het bbp. De schuld bereikt aan het eind van 2030 een niveau van 49,5% van het bbp.

1.2 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

De visuele samenvatting bij de Miljoenennota biedt een toegankelijk overzicht van de belangrijkste cijfers voor het Miljoenennotajaar 2026. De presentatie in de visuele samenvatting verschilt echter op een aantal punten van de begrotingssystematiek zoals die wordt gehanteerd in de rest van de Miljoenennota en bijlagen. Deze bijlage behandelt de samenhang tussen de cijfers uit de visuele samenvatting en de rest van de Miljoenennota en geeft deze aansluiting weer in tabel 1.2.

De visuele samenvatting gaat uit van een netto-uitgavenbegrip. Dat wil zeggen, de bruto-uitgaven (tabel 2.2) verminderd met de zogenaamde niet-belastingontvangsten (tabel 2.3). Dit zijn ontvangsten die tot de uitgavenkant van de begroting worden gerekend, zoals boete-opbrengsten, leges en gasbaten.

Een ander verschil in presentatie tussen de visuele samenvatting en de Miljoenennota betreft de individuele begrotingsposten. De visuele samenvatting gaat uit van een thematische indeling die niet exact aansluit bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Zo wordt het Btw-compensatiefonds in de visuele samenvatting samengevoegd met het Gemeentefonds en het Provinciefonds, terwijl het begrotingstechnisch wordt verantwoord op de begroting van Financiën.

Tabel 1.2 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

(in miljarden euro)

2026

Bron

Inkomsten

451,4

Tabel 3.1.2.1

   

Uitgaven

  

Sociale zekerheid

124,7

 

H15: Sociale Zaken en Werkgelegenheid

30,5

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

H40: premiegefinancierde uitgaven

93,0

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

H83: koppeling uitkeringen

1,2

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Zorg

119,5

 

H16: Volksgezondheid, Welzijn en Sport

14,0

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

H41: premiegefinancierde uitgaven

105,5

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

54,8

 

H8: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

54,8

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Gemeenten en provincies

56,6

 

H50+H60: Gemeentefonds en accres Gemeentefonds

48,2

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

H51+H61: Provinciefonds en accres Provinciefonds

3,9

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Btw-compensatiefonds

4,5

Hoofdstuk 9B artikel 6

Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingshulp

15,5

 

H5: Buitenlandse Zaken

11,9

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

H17: Buitenlandse Handel en Ontwikkelinghulp

3,5

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Justitie en Veiligheid

16,8

 

H6: Justitie en Veiligheid

16,8

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Defensie

34,5

 

H10: Defensie

21,1

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

H66: Defensiematerieelbegrotingsfonds

13,4

 

Infrastructuur en Waterstaat

14,9

 

H12: Infrastructuur en Waterstaat

3,2

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

H55: Mobiliteitsfonds

10,0

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

H65: Deltafonds

1,8

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Rentelasten

9,5

 

Rentelasten staatsschuld

8,8

Hoofdstuk 9A artikel 11

Rentelasten schatkistbankieren

0,7

Hoofdstuk 9A artikel 12

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

3,0

 

H7:Binnenlandse Zaken

2,7

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

H4: Koninkrijksrelaties

0,2

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

H64: BES-fonds

0,1

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Economische Zaken

2,9

 

H13: Economische Zaken

2,8

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

H70: Nationaal Groeifonds

0,2

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Klimaat en Groene Groei

4,1

 

H23: Klimaat en Groene Groei

3,6

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

H71: Klimaatfonds

0,5

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Asiel en Migratie

8,9

 

H20: Asiel en Migratie

8,9

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

8,8

 

H22: Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

8,8

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Financiën

3,5

 

H9b: Financiën

8,0

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

af: Btw-compensatiefonds

‒ 4,5

Hoofdstuk 9B artikel 6

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

4,2

 

H14: Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

4,2

Tabel 2.5 + saldorelevante uitgaven uit tabel 2.6 bijlagen MN

Overig

4,2

 
   
   

1. Totaal inkomsten

451,4

Tabel 2.1 Budgetaire kerngegevens

2. Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo

486,3

Tabel 2.1 Budgetaire kerngegevens

   

3. EMU-saldo centrale overheid (=1-2)

‒ 34,9

Tabel 2.1 Budgetaire kerngegevens

1.3 EMU-saldo

Tabel 1.3 geeft het EMU-saldo van de collectieve sector weer. Dit EMU-saldo - ook wel overheidssaldo genoemd - is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. De inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid zijn in meer detail te vinden in de bijlagen van deze Miljoenennota. Om tot het EMU-saldo te komen, moeten wel enkele correcties worden toegepast op de inkomsten en uitgaven, want sommige uitgaven tellen niet mee voor het EMU-saldo, terwijl voor andere posten een ander bedrag meetelt voor het EMU-saldo dan in de Rijksbegroting (op kasbasis) is opgenomen.

Tabel 1.3.1 EMU-saldo
 

(in miljoenen euro, min = tekort)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

bron

1

Belasting- en premieontvangsten

429.645

451.427

475.291

494.851

514.383

534.331

Tabel 3.1.2.1

2

Af: Totale netto-uitgaven

506.842

553.243

548.993

577.437

599.208

625.372

Tabel 2.1

3

Af: Niet EMU-saldo relevante uitgaven

‒ 56.643

‒ 69.651

‒ 44.700

‒ 56.275

‒ 58.710

‒ 62.100

Tabel 1.3.3

4

Bij: Kas-transverschillen en overige posten

‒ 3.581

‒ 2.690

‒ 1.689

‒ 1.459

‒ 983

‒ 1.001

Tabel 1.3.4

5

Bij: EMU-saldo decentrale overheden

‒ 653

‒ 679

‒ 705

‒ 733

‒ 760

‒ 790

 

6

EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5)

‒ 24.787

‒ 35.533

‒ 31.397

‒ 28.503

‒ 27.857

‒ 30.732

 

De uitgaven die wel op de Rijksbegroting staan maar niet meetellen voor het EMU-saldo staan vermeld in Tabel 1.3.2. Wat er wel en niet meetelt voor het EMU-saldo is vastgesteld door Eurostat. Financiële transacties, zoals het verstrekken van (studie)leningen of het verkopen van staatsbezit, zijn meestal niet relevant voor het EMU-saldo. Ook de rente die is ontvangen op renteswaps en uit de verkoop ervan tellen niet mee. De rijksbijdrage aan de sociale fondsen is niet relevant voor het EMU-saldo omdat dit een transactie vormt tussen twee onderdelen van de collectieve sector: de uitgave van het Rijk is een ontvangst voor de sociale fondsen. Ook de post kasbeheer is een transactie binnen de collectieve sector. Deze bestaat uit de toe- of afname van het geld dat de deelnemers aan het schatkistbankieren bij het Rijk aanhouden.

Tabel 1.3.2 Uitgaven niet-relevant voor het EMU-saldo

(in miljoenen euro, plus = uitgave)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Verstrekking studieleningen

2.713

2.481

2.104

1.800

1.662

1.626

Aflossing studieleningen

‒ 2.553

‒ 1.751

‒ 2.305

‒ 1.781

‒ 1.793

‒ 1.811

Rijksbijdragen aan de sociale fondsen

49.626

57.711

60.669

63.696

68.091

72.426

Lening TenneT

12.800

11.000

0

0

0

0

Lening EBN

100

7.751

‒ 7.851

0

0

0

Rente sociale fondsen

1.175

1.205

1.614

2.103

2.591

3.120

Kasbeheer

‒ 9.232

‒ 9.512

‒ 11.896

‒ 11.627

‒ 11.432

‒ 12.649

Aan- en verkoop staatsdeelnemingen

2.163

580

377

150

0

0

Diverse leningen

‒ 66

‒ 109

‒ 165

‒ 120

‒ 271

‒ 173

Exportkredietverzekering

91

61

61

61

61

61

Oekraïne

0

0

‒ 37

‒ 39

‒ 38

‒ 37

Overig

‒ 174

234

2.128

2.032

‒ 161

‒ 464

Totaal

56.643

69.651

44.700

56.275

58.710

62.100

Tabel 1.3.3 geeft de posten weer die wel meetellen voor het EMU-saldo, maar die niet, of niet op dezelfde manier in de Rijksbegroting staan. Voor een deel ervan geldt dat voor het EMU-saldo wordt gerekend met de uitgaven en ontvangsten op transactiebasis, terwijl de Rijksbegroting op kasbasis wordt opgesteld. Om tot het EMU-saldo te komen, moet daarom bovenop de uitgave of ontvangst op kasbasis ook nog het kas-transverschil worden meegeteld. Daarnaast is er een aantal posten die niet op de Rijksbegroting staan maar wel meetellen voor het EMU-saldo, zoals bijvoorbeeld het positieve of negatieve saldo van agentschappen en de kosten van zorgverzekeraars (de zgn. zorgbemiddelingskosten).

Tabel 1.3.3 Kas-transverschillen en overige posten

(in miljoenen euro, plus = saldoverbeterend)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

KTV Veilingopbrengsten (UMTS, 4G, 5G)

308

284

284

284

280

60

KTV EU-afdrachten

0

0

0

0

0

0

KTV Publiek private samenwerking (DBFM-contracten)

160

385

588

480

480

480

KTV OV-beschikbaarheidsvergoeding (corona)

‒ 62

0

0

0

0

0

KTV OV-jaarkaart

‒ 30

‒ 970

0

0

0

0

KTV prestatiebeurzen

‒ 1.139

‒ 986

‒ 635

‒ 333

‒ 187

‒ 167

KTV IDA/ Wereldbank

‒ 551

0

0

0

0

0

KTV Rijksbijdragen aan decentrale overheden

2.500

1.000

0

0

0

0

Overige kas-transverschillen

‒ 399

0

0

0

0

0

Mutatie begrotingsreserves

‒ 2.598

‒ 895

‒ 821

‒ 622

‒ 152

‒ 4

EMU-saldo agentschappen en rest centrale overheid

0

0

0

0

0

0

Overig

‒ 121

‒ 481

‒ 126

‒ 163

‒ 257

‒ 218

Subtotaal Rijk

‒ 1.932

‒ 1.663

‒ 709

‒ 354

163

151

       

Eigenrisicodragers WGA/ZW

573

592

611

630

628

626

Zorgbemiddelingskosten

‒ 2.222

‒ 1.619

‒ 1.591

‒ 1.735

‒ 1.774

‒ 1.778

Subtotaal sociale fondsen

‒ 1.649

‒ 1.027

‒ 980

‒ 1.105

‒ 1.146

‒ 1.152

Totaal

‒ 3.581

‒ 2.690

‒ 1.689

‒ 1.459

‒ 983

‒ 1.001

Tabel 1.3.4 geeft een uitsplitsing van het EMU-saldo voor de drie verschillende onderdelen van de collectieve sector. In tabel 1.3.5 en tabel 1.3.6 wordt het EMU-saldo van het Rijk en sociale fondsen nader uitgesplitst.

Tabel 1.3.4 Opbouw EMU-saldo collectieve sector

(in miljoenen euro, min = tekort)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

EMU-saldo Rijk

‒ 33.079

‒ 44.013

‒ 42.368

‒ 39.530

‒ 38.661

‒ 42.407

EMU-saldo sociale fondsen

8.945

9.158

11.676

11.760

11.563

12.465

EMU-saldo decentrale overheden

‒ 653

‒ 679

‒ 705

‒ 733

‒ 760

‒ 790

EMU-saldo collectieve sector

‒ 24.787

‒ 35.533

‒ 31.397

‒ 28.503

‒ 27.857

‒ 30.732

EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)

‒ 2,1

‒ 2,9

‒ 2,4

‒ 2,1

‒ 2,0

‒ 2,1

Tabel 1.3.5 EMU-saldo Rijk

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

bron

Belastingontvangsten

283.820

301.614

312.951

324.739

337.863

350.306

Tabel 3.1.2.1

Netto begrotingsgefinancierde uitgaven

‒ 320.809

‒ 354.699

‒ 337.026

‒ 354.389

‒ 364.716

‒ 379.419

Tabel 1.3.5

Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven

56.643

69.651

44.700

56.275

58.710

62.100

Tabel 1.3.2

Betaalde rijksbijdrage en rente aan sociale fondsen

‒ 50.801

‒ 58.916

‒ 62.283

‒ 65.799

‒ 70.681

‒ 75.546

Tabel 1.3.2

Kas-transverschillen en overige posten Rijk

‒ 1.932

‒ 1.663

‒ 709

‒ 354

163

151

Tabel 1.3.3

EMU-saldo Rijk (centrale overheid)

‒ 33.079

‒ 44.013

‒ 42.368

‒ 39.530

‒ 38.661

‒ 42.407

 
Tabel 1.3.6 EMU-saldo sociale fondsen

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

bron

Premie-ontvangsten

145.825

149.813

162.339

170.113

176.520

184.025

Tabel 3.1.2.1

Ontvangen rijksbijdragen en rente

50.801

58.916

62.283

65.799

70.681

75.546

Tabel 1.5.2

Premiegefinancierde uitgaven

‒ 186.033

‒ 198.544

‒ 211.967

‒ 223.047

‒ 234.492

‒ 245.953

Tabel 2.1

Eigenrisicodragers WGA/ZW

573

592

611

630

628

626

Tabel 1.3.3

Zorgbemiddelingskosten

‒ 2.222

‒ 1.619

‒ 1.591

‒ 1.735

‒ 1.774

‒ 1.778

Tabel 1.3.3

EMU-saldo sociale fondsen

8.945

9.158

11.676

11.760

11.563

12.465

 

Het overheidssaldo komt in 2026 naar verwachting uit op een tekort van 2,9% van het bbp. Tabel 1.3.7 toont hoe dit saldo zich verhoudt tot het saldo dat is geraamd voor het lopende begrotingsjaar 2025.

Tabel 1.3.7 Horizontale toelichting EMU-saldo

(min = tekort)

Miljarden euro

Procenten bbp

EMU-saldo 2025

‒ 24,8

‒ 2,1%

Noemereffect

0,0

0,1%

Uitgaven onder uitgavenkader

‒ 26,0

‒ 2,1%

Niet-kaderrelevante uitgaven

‒ 7,4

‒ 0,6%

Inkomsten

21,8

1,8%

Kastransverschillen

0,3

0,0%

Overig

0,6

0,0%

EMU-saldo 2026

‒ 35,5

‒ 2,9%

Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2025 van afgelopen voorjaar is het saldo voor 2026 met 0,1 procentpunt bbp opwaarts bijgesteld naar ‒ 2,9% bbp en het saldo voor 2025 is met 0,5 procentpunt neerwaarts bijgesteld naar ‒ 2,1%. Dit wordt zichtbaar wanneer de verandering van het saldo niet van jaar op jaar (horizontaal) wordt bekeken, maar als ontwikkeling sinds de Voorjaarsnota (verticaal). Deze verticale ontwikkeling is weergeven in Tabel 1.3.8.

Tabel 1.3.8 Verticale toelichting EMU-saldo

Percentage bbp, - = tekort

2025

2026

2027

2028

2029

2030

EMU-saldo Voorjaarsnota 2025

‒ 2,6%

‒ 3,0%

‒ 2,6%

‒ 2,1%

‒ 1,9%

‒ 2,2%

Belasting- en premieinkomsten

0,1%

‒ 0,1%

0,0%

‒ 0,1%

‒ 0,1%

0,0%

Uitgavenkader

0,2%

0,1%

0,1%

0,0%

0,0%

0,1%

Overig (m.n. KTV DO)

0,2%

0,2%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

EMU-saldo Miljoenennota 2026

‒ 2,1%

‒ 2,9%

‒ 2,4%

‒ 2,1%

‒ 2,0%

‒ 2,1%

       

EMU-schuld Miljoenennota 2026

44,9%

47,8%

48,0%

48,7%

49,1%

49,5%

Tabel 1.3.9 bevat een overzicht van de gerealiseerde EMU-saldi vanaf 2010 en de verwachte EMU-saldi tot en met het jaar 2030, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

Tabel 1.3.9 Historisch overzicht EMU-saldo

(in miljarden euro, min = tekort)

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

EMU-saldo

‒ 34,1

‒ 29,0

‒ 25,2

‒ 19,1

‒ 14,7

‒ 12,8

1,6

Bruto binnenlands product

639,2

650,4

653,0

660,5

671,6

690,0

708,3

EMU-saldo (in procenten bbp)

‒ 5,3

‒ 4,4

‒ 3,8

‒ 2,9

‒ 2,2

‒ 1,8

0,2

        
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

EMU-saldo

10,2

11,8

15,8

‒ 30,3

‒ 20,1

0,0

‒ 3,9

Bruto binnenlands product

738,1

774,0

813,1

796,5

870,6

958,5

1.034,1

EMU-saldo (in procenten bbp)

1,4

1,5

1,9

‒ 3,7

‒ 2,3

0,0

‒ 0,4

        
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

EMU-saldo

‒ 10,6

‒ 24,8

‒ 35,5

‒ 31,4

‒ 28,5

‒ 27,9

‒ 30,7

Bruto binnenlands product

1.134,1

1.187,3

1.234,4

1.282,9

1.332,2

1.382,0

1.436,1

EMU-saldo (in procenten bbp)

‒ 0,9

‒ 2,1

‒ 2,9

‒ 2,4

‒ 2,1

‒ 2,0

‒ 2,1

1.4 EMU-schuld

Tabel 1.4.1 geeft het financieringssaldo van het Rijk weer. Het financieringssaldo is het bedrag dat het Rijk op kasbasis in een jaar tekort komt of juist over heeft. Het financieringssaldo is daarmee dus ook het bedrag dat in een jaar extra moet worden geleend of schulden mee kunnen worden afgelost. Waar het EMU-saldo berekend wordt op transactiebasis, wordt het financieringssaldo berekend op kasbasis. Om tot het financieringssaldo te komen, moet er naast het optellen van de belastingontvangsten en de uitgaven ook nog een aantal correcties worden toegepast. Ten eerste zijn de belastingen zoals die meetellen voor het EMU-saldo berekend op transactiebasis. Om tot de belastingen op kasbasis te komen, moet het kas-transverschil hier dus vanaf worden getrokken. Hetzelfde geldt voor posten op de Rijksbegroting die niet op kasbasis zijn. Allereerst is dat de rente op de staatsschuld: deze staan in de Rijksbegroting op transactiebasis, terwijl voor het financieringssaldo alleen de kasuitgaven meetellen. Ten tweede wordt geld storten in (of opnemen uit) een begrotingsreserve op de begroting gezet als uitgave of ontvangst, terwijl het geld niet daadwerkelijk de schatkist verlaat of binnenkomt. Voor deze post wordt dus ook gecorrigeerd.

Tabel 1.4.1 Financieringssaldo Rijksoverheid

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Belastinginkomsten (kasbasis)

282.222

299.235

311.836

323.361

336.446

348.732

Netto begrotingsgefinancierde uitgaven

‒ 320.809

‒ 354.699

‒ 337.026

‒ 354.389

‒ 364.716

‒ 379.419

Af: kas-transverschil rentelasten

260

‒ 140

‒ 60

‒ 650

‒ 40

‒ 410

Mutatie begrotingsreserves

‒ 2.598

‒ 895

‒ 821

‒ 622

‒ 152

‒ 4

Overbruggingskrediet Fortis/ABN Amro

0

300

150

0

0

0

Financieringssaldo Rijksoverheid

‒ 40.925

‒ 56.199

‒ 25.921

‒ 32.301

‒ 28.462

‒ 31.102

Het financieringssaldo werkt één op één door in de staatsschuld. Voor een financieringstekort moet immers geleend worden, terwijl een overschot gebruikt kan worden om schulden af te lossen. Tabel 1.4.2 geeft de opbouw van de EMU-schuld weer. De EMU-schuld is de schuld van de hele collectieve sector. Dus ook het tekort van decentrale overheden en agentschappen telt mee voor de EMU-schuld.

Tabel 1.4.2 Opbouw EMU-schuld collectieve sector

(in miljoenen euro, min = kasoverschot)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

EMU-schuld begin jaar

491.585

533.163

589.741

616.217

649.250

678.472

Financieringssaldo Rijksoverheid

40.925

56.199

25.921

32.301

28.462

31.102

EMU-saldo decentrale overheden

653

679

705

733

760

790

EMU-saldo rest centrale overheid

0

0

0

0

0

0

Overig

0

‒ 300

‒ 150

0

0

0

EMU-schuld einde jaar

533.163

589.741

616.217

649.250

678.472

710.364

Tabel 1.4.3 toont de ontwikkeling van de EMU-schuld uitgedrukt als percentage van het bbp. Dit wordt de EMU-schuldquote genoemd. Behalve het begrotingstekort of -overschot heeft ook de ontwikkeling van het bbp zelf invloed op de schuldquote. Als het bbp groeit, daalt ceteris paribus de schuldquote. Dit is het noemereffect.

Tabel 1.4.3 Opbouw EMU-schuldquote

(in procenten bbp, plus = toename schuld)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

EMU-schuldquote begin jaar

43,3

44,9

47,8

48,0

48,7

49,1

Noemereffect bbp

‒ 1,9

‒ 1,7

‒ 1,8

‒ 1,8

‒ 1,8

‒ 1,8

Financieringssaldo Rijksoverheid

3,4

4,6

2,0

2,4

2,1

2,2

EMU-saldo decentrale overheden

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

EMU-saldo rest centrale overheid

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Overig

0,0

‒ 0,0

‒ 0,0

0,0

0,0

0,0

EMU-schuldquote einde jaar

44,9

47,8

48,0

48,7

49,1

49,5

De EMU-schuld komt eind 2026 naar verwachting uit op 47,8% van het bbp. Vergeleken met de verwachte EMU-schuld eind 2025 betekent dit per saldo een verhoging van de schuld. Voor deze verhoging zijn verschillende oorzaken. Deze oorzaken zijn uitgesplitst in tabel 1.4.4.

Tabel 1.4.4 Horizontale toelichting EMU-schuld

(plus = toename schuld)

Miljarden euro

Procenten bbp

EMU-schuld ultimo 2025

533,2

44,9%

Noemereffect

 

‒ 1,7%

EMU-saldo

35,2

2,9%

Lening TenneT

11,0

0,9%

Lening EBN

7,8

0,6%

Schatkistbankieren

‒ 0,4

0,0%

Aan- en verkoop staatsdeelnemingen

0,6

0,0%

Studieleningen

0,7

0,1%

Opbrengst/kosten derivaten

0,0

0,0%

Overige kastransverschillen

1,8

0,1%

Overige financiële transacties

‒ 0,1

0,0%

EMU-schuld ultimo 2026

589,7

47,8%

Tabel 1.4.5 toont dat de raming van de verwachte schuld gelijk is gebleven of naar beneden is bijgesteld sinds de Voorjaarsnota 2025. Dit komt voornamelijk door het lagere EMU-saldo en de doorwerking daarvan op de schuld. De verwachte schuld aan het eind van 2026 wordt nu geraamd op 47,8% en de schuldverwachting voor het eind van 2030 bedraagt 49,5% van het bbp.

Tabel 1.4.5 Verticale toelichting EMU-schuld

(in procenten bbp, plus = toename schuld)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

EMU-schuld Voorjaarsnota 2025

45,2%

47,8%

48,7%

49,2%

49,5%

50,0%

Noemereffect door bbp-ontwikkeling

0,3%

0,5%

0,5%

0,7%

0,6%

0,5%

Doorwerking schuld t-1

0,0%

‒ 0,6%

‒ 0,5%

‒ 1,2%

‒ 1,1%

‒ 1,0%

Mutatie EMU-saldo

‒ 0,5%

‒ 0,2%

‒ 0,1%

0,1%

0,1%

‒ 0,1%

Financiële transacties en kastransverschillen

‒ 0,1%

0,2%

‒ 0,6%

0,0%

0,0%

0,0%

Overige mutaties

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

EMU-schuld Miljoenennota 2026

44,9%

47,8%

48,0%

48,7%

49,1%

49,5%

Tabel 1.4.6 geeft een overzicht van de gerealiseerde EMU-schuld vanaf 2010 en de verwachte EMU-schuld tot en met het jaar 2030, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

Tabel 1.4.6 Historisch overzicht EMU-schuld

(in miljarden euro)

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

EMU-schuld

379

402

433

447

456

446

438

Bruto binnenlands product

639

650

653

660

672

690

708

EMU-schuld (in procenten bbp)

58,9

61,2

65,7

67,2

67,2

63,8

60,9

        
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

EMU-schuld

420

406

395

436

450

480

482

Bruto binnenlands product

738

774

813

797

871

959

1.068

EMU-schuld (in procenten bbp)

56,0

51,6

47,7

53,4

50,5

48,4

45,8

        
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

EMU-schuld

492

533

590

616

649

678

710

Bruto binnenlands product

1.134

1.187

1.234

1.283

1.332

1.382

1.436

EMU-schuld (in procenten bbp)

43,7

44,9

47,8

48,0

48,7

49,1

49,5

2 UITGAVEN EN NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Deze bijlage biedt verschillende overzichten van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten van de Rijksoverheid. De overheidsuitgaven kunnen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. In het eerste geval worden uitgaven geboekt in de periode waarin de daadwerkelijke betalingen vanaf de bankrekeningen van het Rijk plaatsvinden. In het tweede geval worden de uitgaven geboekt in de periode waarin de rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Op de departementale begrotingen worden de uitgaven op kasbasis geregistreerd. Het saldo van de overheid (EMU-saldo) wordt echter niet berekend op basis van de uitgaven op kasbasis, maar op transactiebasis. Bij de tabellen hieronder worden de gebruikte begrippen verder toegelicht.

Tabel 2.1 bevat alle netto-uitgaven van de Rijksoverheid. De netto-uitgaven zijn de uitgaven minus de niet-belastingontvangsten. Om de uitgaven te beheersen is er een jaarlijks uitgavenkader. De meeste netto-uitgaven vallen onder dit uitgavenkader. Er zijn echter ook uitgaven en ontvangsten die niet onder het kader vallen. Deze worden de niet-kaderrelevante uitgaven en ontvangsten genoemd.

De uitgaven zijn in tabel 2.1 uitgesplitst in begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden betaald uit de belastingen en zijn de optelling van alle uitgaven en niet-belastingontvangsten op de departementale begrotingen. Dit zijn de uitgaven waarvoor het parlement autorisatie verleent door de begrotingen aan te nemen. Naast de begrotingsgefinancierde uitgaven zijn er ook premiegefinancierde uitgaven. De uitgaven aan zorg en sociale zekerheid worden voor een groot deel gefinancierd uit sociale premies. In het onderste deel van de tabel zijn de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven samengenomen.

Tabel 2.1 Netto-uitgaven naar type en kaderrelevantie

(in miljoenen euro)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

bron

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

320.809

354.699

337.026

354.389

364.716

379.419

Tabel 2.4

Premiegefinancierde netto-uitgaven

186.033

198.544

211.967

223.047

234.492

245.953

Tabel 2.5 & 2.6

Waarvan premiegefinancierde netto-uitgaven Sociale Zekerheid

87.564

93.040

98.195

103.140

108.711

113.890

 

Waarvan premiegefinancierde netto-uitgaven Zorg

98.469

105.503

113.771

119.908

125.780

132.063

 

Totaal netto-uitgaven

506.842

553.243

548.993

577.437

599.208

625.372

 
        

Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenkader

422.947

448.977

481.287

497.644

515.471

535.843

Tabel 2.5

Netto-uitgaven buiten het uitgavenkader

83.895

104.266

67.706

79.793

83.736

89.529

Tabel 2.6

Totaal netto-uitgaven

506.842

553.243

548.993

577.437

599.208

625.372

 

Tabel 2.2 geeft alle uitgaven weer zoals die vermeld zijn in de individuele begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. In die hoofdstukken zelf zijn de uitgaven verdeeld over verschillende beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen, maar in de tabel wordt alleen het totaal per hoofdstuk weergegeven. Deze tabel bevat dus alle geraamde uitgaven waarvoor het parlement goedkeuring geeft door het betreffende begrotingswetvoorstel aan te nemen. Deze uitgaven worden daarom ook wel de begrotingsgefinancierde uitgaven genoemd. Voor vrijwel alle begrotingshoofdstukken geldt dat de genoemde bedragen ook de raming zijn van wat de rijksoverheid op kasbasis denkt te gaan uitgeven. Alleen voor het begrotingshoofdstuk van Nationale Schuld geldt dat die begroting deels op transactiebasis wordt opgesteld. De uitgaven aan het aflossen van de staatsschuld zijn niet in deze tabel opgenomen. Deze zijn opgenomen in bijlage 1 budgetaire kerngegevens.

Tabel 2.2 Uitgaven begrotingen
 

(in miljoenen euro)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

1

De Koning

61

61

61

61

61

61

2A

Staten-Generaal

292

288

274

285

266

265

2B

Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten en de Kiesraad

211

215

212

204

201

204

3

Algemene Zaken

117

111

109

107

104

104

4

Koninkrijksrelaties

270

222

237

180

150

139

5

Buitenlandse Zaken

13.396

16.648

16.589

18.292

18.800

19.327

6

Justitie en Veiligheid

19.126

18.596

18.841

18.793

18.800

18.550

7

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

5.393

4.758

4.426

3.940

3.139

2.763

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

60.271

57.033

59.293

57.237

56.876

56.584

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

11.689

13.612

16.050

17.825

19.943

21.946

9B

Financiën

29.288

23.891

12.651

10.902

10.503

10.580

10

Defensie

14.910

21.415

11.962

11.442

11.538

11.760

12

Infrastructuur en Waterstaat

14.182

3.760

3.938

3.761

3.658

3.738

13

Economische Zaken

3.529

3.321

2.885

2.703

2.555

2.490

14

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

4.330

4.264

4.298

3.722

4.010

3.927

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

61.312

65.707

67.739

69.575

72.818

75.211

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

35.238

39.753

41.687

43.268

45.241

47.196

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

3.617

3.572

3.747

3.803

3.974

4.105

20

Asiel en Migratie

8.536

8.940

5.206

3.322

1.942

1.946

22

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

9.230

9.367

10.160

9.643

9.592

9.408

23

Klimaat en Groene Groei

6.583

13.714

6.992

7.177

6.526

7.264

50

Gemeentefonds

47.612

47.526

46.140

44.562

44.454

44.339

51

Provinciefonds

3.979

3.697

3.631

3.660

3.655

3.458

55

Mobiliteitsfonds

9.773

10.469

10.852

10.683

10.870

10.873

58

Diergezondheidsfonds

36

38

38

38

38

38

60

Accres Gemeentefonds

0

711

2.790

4.867

6.941

9.521

61

Accres Provinciefonds

0

178

353

548

736

940

64

BES-fonds

98

96

97

99

101

104

65

Deltafonds

1.792

1.924

2.218

1.933

1.758

1.801

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

10.481

13.525

13.982

14.718

14.617

13.738

70

Nationaal Groeifonds

0

150

599

1.126

335

685

71

Klimaatfonds

9

480

1.693

2.196

2.592

2.091

80

Prijsbijstelling

0

1.386

2.751

3.429

4.493

5.937

81

Arbeidsvoorwaarden

0

2.785

5.880

8.954

11.540

14.542

83

Koppeling Uitkeringen

0

1.180

2.293

3.399

4.548

5.589

86

Aanvullende Post

‒ 5.907

‒ 2.243

5.206

6.456

4.680

5.964

90

Consolidatie1

‒ 10.473

0

0

0

0

0

 

Totaal

358.981

391.149

385.880

392.912

402.054

417.187

X Noot
1

In deze en volgende tabel betreft dit een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het bruto boeken van bijdragen tussen departementen onderling. Het bruto boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt.

Tabel 2.3 bevat alle niet-belastingontvangsten op de verschillende begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. Het betreft hier alle ontvangsten die geen belasting- of premie-ontvangst zijn. Denk bijvoorbeeld aan het dividend dat uitgekeerd wordt door staatsdeelnemingen, terugbetaalde studieschulden of de opbrengst uit boetes en schikkingen. Ook hier geldt dat alle bedragen op kasbasis zijn, behalve de begroting van Nationale Schuld, die deels op transactiebasis is opgesteld. De ontvangsten vanuit het uitgeven van nieuwe staatschuld zijn niet meegeteld in deze tabel. Deze ontvangsten zijn opgenomen in bijlage 1 budgetaire kerngegevens.

Tabel 2.3 Niet-belastingontvangsten begrotingen
 

(in miljoenen euro)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

1

De Koning

0

0

0

0

0

0

2A

Staten-Generaal

4

4

4

4

4

4

2B

Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten en de Kiesraad

7

7

7

7

7

7

3

Algemene Zaken

9

10

9

9

9

9

4

Koninkrijksrelaties

108

153

147

153

145

318

5

Buitenlandse Zaken

2.571

4.732

1.403

1.448

1.504

1.541

6

Justitie en Veiligheid

1.945

1.844

1.871

1.910

1.947

1.983

7

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

1.869

2.028

1.823

1.617

1.231

968

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

3.343

2.481

3.307

2.689

2.740

2.771

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

12.132

12.450

14.876

14.655

14.500

15.759

9B

Financiën

4.735

4.047

4.339

4.075

4.279

4.328

10

Defensie

299

279

389

148

148

148

12

Infrastructuur en Waterstaat

177

582

1.117

1.120

1.115

1.115

13

Economische Zaken

627

472

251

266

448

239

14

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

244

104

133

146

74

59

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

2.645

2.630

2.648

2.644

2.611

2.515

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

1.045

853

833

866

909

941

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

53

48

45

43

42

42

20

Asiel en Migratie

386

14

14

14

14

14

22

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

746

520

519

533

520

519

23

Klimaat en Groene Groei

4.182

2.338

14.460

5.430

4.371

3.750

55

Mobiliteitsfonds

9.535

482

307

332

307

317

58

Diergezondheidsfonds

54

39

40

38

38

38

65

Deltafonds

1.764

167

145

184

190

193

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

165

155

146

166

154

153

70

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

0

83

Koppeling Uitkeringen

0

10

18

25

32

39

90

Consolidatie

‒ 10.473

0

0

0

0

0

 

Totaal

38.172

36.450

48.853

38.523

37.338

37.768

Tabel 2.4 geeft de netto-uitgaven per begrotingshoofdstuk weer. Dit zijn de uitgaven uit tabel 2.2 minus de niet-belastingontvangsten uit tabel 2.3.

Tabel 2.4 Netto-uitgaven begrotingen
 

(in miljoenen euro)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

1

De Koning

61

60

60

60

60

60

2A

Staten-Generaal

288

284

270

282

262

261

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

204

208

205

197

194

197

3

Algemene Zaken

108

101

100

98

95

95

4

Koninkrijksrelaties

162

69

90

27

5

‒ 178

5

Buitenlandse Zaken

10.825

11.916

15.185

16.844

17.296

17.786

6

Justitie en Veiligheid

17.181

16.753

16.969

16.883

16.853

16.568

7

Binnenlandse Zaken

3.524

2.730

2.603

2.323

1.908

1.795

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

56.928

54.552

55.986

54.548

54.135

53.814

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

‒ 443

1.163

1.174

3.171

5.443

6.187

9B

Financiën

24.553

19.844

8.313

6.828

6.225

6.252

10

Defensie

14.611

21.136

11.574

11.294

11.390

11.612

12

Infrastructuur en Waterstaat

14.005

3.177

2.821

2.641

2.544

2.623

13

Economische Zaken

2.903

2.849

2.634

2.436

2.107

2.252

14

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

4.087

4.160

4.165

3.576

3.937

3.868

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

58.667

63.077

65.091

66.931

70.207

72.696

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

34.193

38.900

40.854

42.402

44.333

46.255

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

3.563

3.524

3.703

3.760

3.932

4.063

20

Asiel en Migratie

8.150

8.926

5.193

3.308

1.928

1.932

22

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

8.483

8.847

9.641

9.110

9.072

8.889

23

Klimaat en Groene Groei

2.400

11.376

‒ 7.468

1.747

2.155

3.513

50

Gemeentefonds

47.612

47.526

46.140

44.562

44.454

44.339

51

Provinciefonds

3.979

3.697

3.631

3.660

3.655

3.458

55

Mobiliteitsfonds

239

9.986

10.545

10.351

10.562

10.556

58

Diergezondheidsfonds

‒ 18

‒ 1

‒ 2

0

0

0

60

Accres Gemeentefonds

0

711

2.790

4.867

6.941

9.521

61

Accres Provinciefonds

0

178

353

548

736

940

64

BES-fonds

98

96

97

99

101

104

65

Deltafonds

28

1.758

2.073

1.749

1.569

1.608

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

10.315

13.371

13.836

14.551

14.463

13.585

70

Nationaal Groeifonds

0

150

599

1.126

335

685

71

Klimaatfonds

9

480

1.693

2.196

2.592

2.091

80

Prijsbijstelling

0

1.386

2.751

3.429

4.493

5.937

81

Arbeidsvoorwaarden

0

2.785

5.880

8.954

11.540

14.542

83

Koppeling Uitkeringen

0

1.170

2.275

3.374

4.515

5.550

86

Aanvullende Post

‒ 5.907

‒ 2.243

5.206

6.456

4.680

5.964

90

Consolidatie

0

0

0

0

0

0

 

Totaal

320.809

354.699

337.026

354.389

364.716

379.419

De tabel 2.5 toont de netto-uitgaven onder het uitgavenkader, uitgesplitst naar begrotingshoofdstuk.

Tabel 2.5 Netto-uitgaven onder het uitgavenkader
 

(in miljoenen euro)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

1

De Koning

61

60

60

60

60

60

2A

Staten-Generaal

288

284

270

282

262

261

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

204

208

205

197

194

197

3

Algemene Zaken

108

101

100

98

95

95

4

Koninkrijksrelaties

122

166

180

123

109

100

5

Buitenlandse Zaken

5.586

6.381

9.635

11.477

11.750

12.047

6

Justitie en Veiligheid

17.168

16.740

16.956

16.870

16.840

16.555

7

Binnenlandse Zaken

3.524

2.730

2.603

2.323

1.908

1.795

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

56.777

53.822

56.187

54.530

54.267

53.999

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

22

24

23

22

22

22

9B

Financiën

11.253

10.405

10.582

9.246

9.006

9.078

10

Defensie

10.611

10.979

11.065

11.294

11.390

11.612

12

Infrastructuur en Waterstaat

14.005

3.716

3.905

3.728

3.626

3.705

13

Economische Zaken

3.120

2.793

2.621

2.453

2.107

2.252

14

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

4.087

4.160

4.165

3.576

3.937

3.868

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

31.363

32.300

32.729

33.373

34.345

34.495

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

6.828

6.659

6.598

6.005

5.631

5.441

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

3.349

3.290

3.689

3.761

3.939

4.070

20

Asiel en Migratie

5.471

6.118

2.388

2.287

1.928

1.932

22

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

8.492

8.879

9.673

9.100

9.062

8.879

23

Klimaat en Groene Groei

3.217

4.868

5.938

6.310

6.109

6.999

40

Sociale Verzekeringen

83.198

88.407

93.231

97.805

103.074

108.039

41

Premiegefinancierde Zorg

98.469

105.503

113.771

119.908

125.780

132.063

50

Gemeentefonds

47.612

47.526

46.140

44.562

44.454

44.339

51

Provinciefonds

3.979

3.697

3.631

3.660

3.655

3.458

55

Mobiliteitsfonds

239

9.986

10.545

10.351

10.562

10.556

60

Accres Gemeentefonds

0

711

2.790

4.867

6.941

9.521

61

Accres Provinciefonds

0

178

353

548

736

940

64

BES-fonds

98

96

97

99

101

104

65

Deltafonds

28

1.758

2.073

1.749

1.569

1.608

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

9.569

12.839

13.380

13.955

14.318

13.545

70

Nationaal Groeifonds

0

150

599

1.126

335

685

71

Klimaatfonds

9

480

1.693

2.196

2.592

2.091

80

Prijsbijstelling

0

1.251

2.503

3.070

4.034

5.379

81

Arbeidsvoorwaarden

0

2.785

5.880

8.954

11.540

14.542

83

Koppeling Uitkeringen

0

1.170

2.275

3.374

4.515

5.550

86

Aanvullende Post

‒ 5.907

‒ 2.243

2.756

4.306

4.680

5.964

90

Consolidatie

0

0

0

0

0

0

 

Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenkader

422.947

448.977

481.287

497.644

515.471

535.843

Tabel 2.6 geeft per begrotingshoofdstuk de netto-uitgaven weer die niet meetellen voor het uitgavenkader. Het gaat hier bijvoorbeeld om uitgaven die niet meetellen in het overheidstekort (EMU-saldo), zoals het verstrekken van leningen, de bijdrage van het Rijk aan de sociale fondsen of de opbrengst van het verkopen van staatsdeelnemingen. Daarnaast zijn er uitgaven die wel EMU-saldorelevant zijn, maar buiten het uitgavenkader zijn geplaatst, zoals de uitgaven aan de zorgtoeslag.

Tabel 2.6 Netto-uitgaven buiten het uitgavenkader
 

(in miljoenen euro)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

4

Koninkrijksrelaties

41

‒ 97

‒ 89

‒ 96

‒ 104

‒ 278

5

Buitenlandse Zaken

5.240

5.535

5.550

5.368

5.546

5.739

6

Justitie en Veiligheid

13

13

13

13

13

13

7

Binnenlandse Zaken

0

0

0

0

0

0

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

152

730

‒ 201

18

‒ 131

‒ 185

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

‒ 465

1.139

1.151

3.149

5.421

6.165

9B

Financiën

13.301

9.439

‒ 2.269

‒ 2.418

‒ 2.781

‒ 2.826

10

Defensie

4.001

10.157

509

0

0

0

12

Infrastructuur en Waterstaat

0

‒ 539

‒ 1.084

‒ 1.087

‒ 1.082

‒ 1.082

13

Economische Zaken

‒ 217

55

13

‒ 17

0

0

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

27.304

30.777

32.362

33.558

35.863

38.201

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

27.365

32.241

34.256

36.397

38.702

40.815

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

214

234

14

‒ 1

‒ 7

‒ 7

20

Asiel en Migratie

2.679

2.808

2.805

1.021

0

0

22

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

‒ 8

‒ 33

‒ 33

10

10

10

23

Klimaat en Groene Groei

‒ 816

6.508

‒ 13.407

‒ 4.564

‒ 3.955

‒ 3.486

40

Sociale Verzekeringen

4.366

4.634

4.964

5.334

5.637

5.851

55

Mobiliteitsfonds

0

0

0

0

0

0

58

Diergezondheidsfonds

‒ 18

‒ 1

‒ 2

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

746

531

456

597

145

40

70

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

0

80

Prijsbijstelling

0

135

248

360

459

558

86

Aanvullende Post

0

0

2.450

2.150

0

0

 

Totaal netto-uitgaven buiten het uitgavenkader

83.895

104.266

67.706

79.793

83.736

89.529

3 DE BELASTING - EN PREMIEONTVANGSTEN

Inleiding

Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belastingen- en premieontvangsten (in het vervolg: ‘de ontvangsten’) gezamenlijk gepresenteerd. Paragraaf 3.1 licht de actuele verwachting toe voor de belastingontvangsten op EMU-basis. De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI). In overeenstemming met de Comptabiliteitswet worden de belastingontvangsten op kasbasis getoond in de tabellen in Paragraaf 3.2. Paragraaf 3.2 bevat bovendien een toelichting op de gehanteerde systematiek voor de ramingen.

3.1 De belasting- en premieontvangsten

3.1.1 Leeswijzer

In paragraaf 3.1.2 wordt de raming van de totale ontvangsten weergegeven. De ontwikkeling in 2025 en 2026 ten opzichte van het jaar ervoor wordt op hoofdlijnen besproken. Vervolgens worden in paragraaf 3.1.3 de ramingen van de ontvangsten van 2025 vergeleken met de stand van de Miljoenennota 2025, waarbij de belangrijkste ramingsbijstellingen worden toegelicht. Paragraaf 3.1.4 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2026 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Paragraaf 3.1.5 gaat over de bijstellingen van het ramingsmodel (‘expert opinion’). Paragraaf 3.1.6 toont als zijlicht de uitkomst van de raming indien een versimpeld, naïef model zou zijn toegepast. Paragraaf 3.1.7 presenteert de meerjarige ontvangstenraming tot en met 2030. Tot slot geeft paragraaf 3.1.8 een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten voor 2025 en 2026. Voor een toelichting op de methodiek achter raming van de belastingen wordt verwezen naar bijlage 3.2 van deze Miljoenennota.

3.1.2 Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2025 en 2026

Het Rijk realiseert in 2025 naar verwachting in totaal 20,7 miljard euro meer ontvangsten dan in 2024. Dit is te zien in tabel 3.2.1. De endogene ontwikkeling draagt positief bij aan de ontvangsten. De endogene ontwikkeling hangt samen met economische ontwikkelingen, zoals stijging van de lonen van werknemers of winsten van bedrijven. Daarnaast leiden beleidsmaatregelen in totaal tot 1,6 miljard euro hogere ontvangsten vergeleken met 2024.

Tabel 3.1.2 Ontwikkeling inkomsten 2024-2030 (in miljarden euro's)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis

314,0

328,0

346,5

361,0

375,5

390,6

405,6

- waarvan belastingen

275,5

283,8

301,6

313,0

324,7

337,9

350,3

- waarvan premies volksverzekeringen

38,5

44,2

44,9

48,0

50,8

52,8

55,3

Premies werknemersverzekeringen (incl. Zvw)

94,9

101,6

104,9

114,3

119,4

123,8

128,7

Totaal

408,9

429,6

451,4

475,3

494,9

514,4

534,3

Mutatie

 

20,7

21,8

23,9

19,6

19,5

19,9

- waarvan endogene groei

 

19,2

18,7

16,6

19,2

17,3

18,7

- waarvan beleid

 

1,6

3,1

7,3

0,4

2,2

1,2

        

Endogene mutatie (in %)

 

4,7%

4,3%

3,7%

4,0%

3,5%

3,6%

Waardeontwikkeling bbp (in %)

 

5,8%

4,0%

3,9%

3,8%

3,7%

 

In 2026 groeien de ontvangsten verder door met 21,8 miljard euro. De beleidsmatige mutatie is 3,1 miljard euro opwaarts. De economische ontwikkelingen hebben in 2026 een opwaarts effect op de ontvangsten met 18,7 miljard euro.

3.1.3 De belasting- en premieontvangsten in 2025

In tabel 3.1.3.1 wordt de nieuwe raming voor 2025 vergeleken met de oorspronkelijke stand van de Miljoenennota 2025. De geactualiseerde raming voor 2025 is gebaseerd op het macro-economisch beeld conform de MEV 2026 van het CPB en de gerealiseerde ontvangsten tot en met juli 2025. Ten opzichte van de Miljoenennota 2025 zijn de geraamde ontvangsten per saldo 4,6 miljard euro hoger. Dit wordt hieronder toegelicht.

Tabel 3.1.3.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2025 (in miljoenen euro's)
 

Miljoenennota 2025

Vermoedelijke uitkomsten 2025

Verschil

Indirecte belastingen

121.619

122.048

429

Invoerrechten

4.101

4.672

571

Omzetbelasting

82.237

82.798

562

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.987

1.463

‒ 523

Accijnzen

12.339

11.499

‒ 839

Overdrachtsbelasting

3.938

4.192

253

Assurantiebelasting

4.098

4.178

80

Motorrijtuigenbelasting

5.047

5.107

61

Belastingen op een milieugrondslag

6.379

6.705

326

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

676

628

‒ 48

Belasting op zware motorrijtuigen

208

204

‒ 5

Bankbelasting

608

601

‒ 7

    

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

202.221

205.651

3.430

Loon- en inkomensheffing

144.160

145.053

893

Dividendbelasting

6.577

7.467

890

Kansspelbelasting

1.267

1.004

‒ 263

Vennootschapsbelasting

46.582

48.498

1.916

Bronbelasting op rente en royalty's

55

23

‒ 32

Schenk- en erfbelasting

3.580

3.606

26

    

Overige belastingontvangsten

354

321

‒ 33

    

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

324.194

328.020

3.825

    

Premies werknemersverzekeringen

100.861

101.625

765

waarvan zorgpremies

59.998

60.637

639

    

Totaal belasting- en premieontvangsten

425.055

429.645

4.590

De verwachte opbrengst uit indirecte belastingen valt 0,4 miljard euro miljoen euro hoger uit. Dit is een beperkte mutatie. Onderliggend is dit het resultaat van verschillende positieve en negatieve ontwikkelingen. Mutaties die hierbij opvallen vanwege hun grote relatieve omvang zijn de invoerrechten, BPM, en de accijnzen. De accijnzen hebben een mutatie van ‒ 0,8 miljard euro, dit komt voornamelijk door de tabaksaccijns. De lagere verkopen van tabak hebben naar waarschijnlijkheid verband met het hogere tarief per 1 april 2024 en andere reguleringen. Dit volgt bijvoorbeeld uit het pakjesraaponderzoek van de Douane, waaruit blijkt dat een groter aandeel sigaretten uit het buitenland komt of namaak is en er daarmee niet in Nederland is veraccijnsd. Daarnaast blijkt uit een gedragseffectenonderzoek van het RIVM dat mensen zijn gestopt met roken of minder zijn gaan roken.1De verwachte opbrengsten uit de BPM in 2025 zijn 0,5 miljard euro lager dan in de Miljoenennota 2025. Vanaf 2025 zijn bestelauto's van ondernemers belast. Dit heeft eind 2024 geleid tot de aanschaf van een groot aantal bestelauto's. Dit anticipatie-effect is groter geweest dan waar in de raming rekening mee is gehouden. Dit leidt in 2025 juist tot minder verkochte bestelauto's en dus lagere opbrengsten uit de BPM. De verwachte opbrengst uit invoerrechten is met ongeveer 0,6 miljard euro verhoogd. Deze hogere verwachting is grotendeels toe te schrijven aan het feit dat ontvangsten in 2024 reeds hoger uitvielen dan geraamd, en dit werkt door in de verwachtingen voor latere jaren.

De verwachte opbrengst uit directe belastingen en premies volksverzekeringen is toegenomen met 3,4 miljard euro. Dit betreft een stapeling van hogere verwachtingen voor de grootste belastingsoorten in deze categorie. De hogere verwachting bij de loon- en inkomensheffing heeft bijna volledig betrekking op de loonheffing, die wordt afgedragen door werkgevers en uitkeringsinstanties. De hogere inkomsten laten zich met name verklaren door een gunstiger ontwikkeling van de werkgelegenheid dan eerder verwacht. Bij de vennootschapsbelasting spelen meerdere factoren een rol. De hogere ontvangsten die leiden tot een opwaartse bijstelling betreffen vooral ontvangsten over belastingjaar 2024: als bedrijven na afloop van een jaar een hogere winst hebben gerealiseerd dan vooraf verwacht, betalen zij een jaar later belasting over het verschil. Dit heeft een positief effect van bijna 3 miljard euro. Daar staat een neerwaarts effect van ongeveer 800 miljoen euro tegenover van de uitspraak van de Hoge Raad over de toepassing van de liquidatieverliesregeling. Ook bij de dividendbelasting zijn de verwachte ontvangsten gestegen. De ontvangsten uit de dividendbelasting zijn bijzonder volatiel en in sterke mate afhankelijk van een klein aantal grote bedrijven, waardoor dergelijke mutaties vaak optreden. Tot slot is bij de kansspelbelasting juist sprake van een lagere verwachting. Dit leidt ertoe dat de geraamde opbrengst in 2025 ongeveer overeenkomt met de gerealiseerde opbrengst in 2024, ondanks een hoger geldend tarief. Onderliggend blijft de ontwikkeling van de opbrengst in de online sector achter. Dit lijkt veroorzaakt door een combinatie van strengere regelgeving en de tariefswijziging.2

Tot slot zijn de verwachte opbrengsten uit de premies werknemersverzekeringen en zorgpremies opwaarts bijgesteld. De voorlopige realisaties van de zorgpremies vallen hoger uit dan bij de begroting verwacht. Dit komt doordat de nominale premie hoger is vastgesteld dan werd verwacht in de begroting en doordat de grondslag waarover IAB wordt afgedragen groter is dan eerder verwacht.

3.1.4 De belasting- en premieontvangsten in 2026

In figuur 4.1.4.1 zijn de geraamde ontvangsten voor 2026 opgenomen.

Figuur 3.1.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2026

Tabel 3.1.4.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de geraamde ontvangsten in 2026. Hierbij wordt per belastingsoort onderscheid gemaakt tussen het effect van fiscale beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de ontvangsten van 2025 naar 2026 en de endogene ontwikkeling. Dat laatste is de ontwikkeling van de ontvangsten die samenhangt met macro-economische ontwikkelingen.

Tabel 3.1.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2026 (in miljoenen euro)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2025

Maatregelen

Endogeen

Endogeen in %

2026

Indirecte belastingen

122.048

1.548

5.158

4,2%

128.754

Invoerrechten

4.672

0

282

6,0%

4.955

Omzetbelasting

82.798

1.146

3.856

4,7%

87.800

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.463

557

‒ 261

‒ 17,8%

1.760

Accijnzen

11.499

‒ 141

127

1,1%

11.485

Overdrachtsbelasting

4.192

271

543

13,0%

5.007

Assurantiebelasting

4.178

0

140

3,3%

4.318

Motorrijtuigenbelasting

5.107

52

335

6,6%

5.494

Belastingen op een milieugrondslag

6.705

‒ 228

139

2,1%

6.617

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

628

0

11

1,7%

639

Belasting op zware motorrijtuigen

204

‒ 109

‒ 16

‒ 7,9%

79

Bankbelasting

601

0

0

0,0%

601

      

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

205.651

3.774

8.029

3,9%

217.454

Loon- en inkomensheffing

145.053

3.049

7.112

4,9%

155.215

Dividendbelasting

7.467

‒ 139

345

4,6%

7.674

Kansspelbelasting

1.004

100

24

2,4%

1.128

Vennootschapsbelasting

48.498

710

448

0,9%

49.656

Bronbelasting op rente en royalty's

23

0

3

12%

26

Schenk- en erfbelasting

3.606

53

97

2,7%

3.756

      

Overige belastingontvangsten

321

‒ 2

11

3,5%

330

      

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

328.020

5.320

13.199

4,0%

346.539

      

Premies werknemersverzekeringen

101.625

‒ 2.207

5.470

5,4%

104.888

waarvan zorgpremies

60.637

‒ 2.719

3.488

5,8%

61.406

      

Totaal belasting- en premieontvangsten

429.645

3.114

18.668

4,3%

451.427

3.1.4.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2026

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten wordt toegelicht aan de hand van de relevante economische indicatoren zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2026. Voor 2026 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een waardeontwikkeling van het bbp van 4,0 procent. De endogene groei van de totale belasting- en premieontvangsten in 2026 bedraagt 4,3 procent.

De endogene groei van de ontvangsten uit de indirecte belastingen in 2026 bedraagt 4,2 procent. De belangrijkste bijdrage hieraan is de verdere groei van de btw, die veruit het grootste budgettaire aandeel heeft in de indirecte belastingen. Opvallende ontwikkelingen zijn zichtbaar in de overdrachtsbelasting (13,0 procent) en de belasting op personenauto's en motorrijwielen (-17,8 procent). Bij de overdrachtsbelasting is dit het resultaat van zowel geraamde toename van de prijzen als een groter transactievolume. Bij de BPM hangt de lage geraamde endogene groei samen met het toenemende aandeel van (laagbelaste) elektrische voertuigen in de grondslag. Dit is deels het gevolg van beleid en deels het gevolg van economische trends, waardoor het effect van beide afzonderlijk lastig te bepalen is. De totale ontwikkeling van de BPM in 2026 is positief. Dit hangt met name samen met de verwachting dat er enige inhaalgroei plaatsvindt ten opzichte van het zeer lage aantal verkochte bestelauto's in 2025.

Bij de directie belastingen en premies volksverzekeringen bedraagt de endogene groei 3,9 procent. De belangrijkste belastingsoort is de loon- en inkomensheffing die met name wordt gedreven door de loongroei en het arbeidsvolume. De vennootschapsbelasting heeft een lichte stijging (0,9 procent). Dit wordt verklaard door hoge ontvangsten in de afgelopen jaren over eerder behaalde winsten. De verwachting is dat dit «overloop-effect» met de tijd kleiner wordt, wat zich vertaalt in een kleine groei 2026. Wel geldt dat de raming van de ontvangst van de vennootschapsbelasting sterk onzeker is, waarbij in de laatste jaren herhaaldelijk sprake is van hoger-dan-verwachte inkomsten.

De ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen – waar ook de zorgpremies onder vallen – nemen endogeen met 5,4 procent toe in 2026. Onderliggend gaat het om een positieve ontwikkeling van de grondslag door met name hogere lonen, net zoals bij de loonheffing.

3.1.4.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten

In 2026 nemen de ontvangsten met 3,1 miljard euro toe als gevolg van beleidsmaatregelen. Tabel 3.1.4.1. toont het effect van de beleidsmaatregelen op de ontvangsten in 2026 per belastingsoort. Enkele opvallende effecten zijn zichtbaar in de omzetbelasting, belasting op milieugrondslag, en de loon-en inkomensheffing. De beleidsmatige toename bij de omzetbelasting wordt verklaard doordat het lage btw-tarief afgeschaft is voor logiesverstrekking. Bij de belasting op milieugrondslag speelt de verhoging van de belastingvermindering in de energiebelasting de belangrijkste rol. Bij de loon- en inkomensheffingen zijn er twee maatregelen die een groot aandeel van de mutatie verklaren. Ten eerste wordt de toepassing van de tabelcorrectiefactor (waarmee schijven en kortingen aangepast worden aan het veranderende prijspeil) beperkt tot 52,8%. Dit leidt tot 1,3 miljard euro hogere ontvangsten in 2026. Daarnaast zijn er beleidswijzigingen in box 3, in het bijzonder wordt in 2026 het forfaitair verondersteld rendement voor overige bezittingen verhoogd, wat leidt tot hogere belastingontvangsten.

Het gepresenteerde beleidseffect in 2026 bestaat zowel uit beleid dat tot stand is gekomen vóór het aantreden van het huidige kabinet en nog een op- of neerwaarts effect heeft op de inkomsten ten opzichte van 2025, als uit beleid van het huidige kabinet dat dateert van voor de Miljoennota 2026, en beleid dat nieuw in deze Miljoenennota. Tabel 3.1.4.2 maakt dit onderscheid expliciet. Hierin wordt de verticale mutatie van het beleid toegelicht. Belangrijkte mutaties die voor het eerst in deze Miljoenennota is verwerkt, zijn de verlenging van de lagere brandstofaccijns met één jaar verlengd tot en met 2026 en de uitspraak van de Hoge Raad over de liquidatieverliesregeling (bij deze uitspraak wordt een positief effect getoond in 2026. Dit is contra-intuïtief. In werkelijkheid is sprake van een incidentele derving in 2025, waardoor in 2026 ten opzichte van 2025 een «plus» resulteert). De Zvw werkt met lastendekkende premies. De lagere ontwikkeling bij de zorgpremies wordt gedreven door de systematiek waarbij een overschot in het zorgverzekeringsfonds wordt verrekend in lagere premies. Omdat eind 2025 een positief fondsvermogen wordt verwacht, is in 2026 sprake van een lagere premieontwikkeling.

Tabel 3.1.4.2 Verticale toelichting beleidsmutaties 2026 (in miljoenen euro)

Maatregelen

Vorige kabinetten

Huidige kabinet tot MN26

Miljoenennota 2026

Totaal

Verlengen tijdelijke verlaging accijnstarieven voor brandstof

0

0

‒ 1.555

‒ 1.555

Overige maatregelen brandstofaccijnzen, BPM en MRB

569

1.445

9

2.023

Inkomensheffing box 3: Onder andere verhoging forfait overige bezittingen

‒ 118

1.426

0

1.308

Overige loon- en inkomensheffing, waaronder beperkt toepassen tabelcorrectiefactor

547

1.134

60

1.741

Afschaffen verlaagd btw-tarief logies (exclusief kamperen)

0

1.110

0

1.110

Vennootschapsbelasting: mutatie uitspraak Hoge Raad liquidatieverliesverrekening 2025

0

0

775

775

Energiebelasting

‒ 200

‒ 190

93

‒ 297

Zorgpremie

326

‒ 633

‒ 2.412

‒ 2.719

Werkgeverspremies (exl. IAB)

‒ 27

339

200

512

Overig

296

60

‒ 140

216

Totaal

1.393

4.691

‒ 2.970

3.114

3.1.5 Bijstellingen van het ramingsmodel

Onderstaande tabel 3.1.5.1 toont het effect dat ramingsbijstellingen (‘expert opinion’) hebben op de hierboven toegelichte ramingen in 2025. Daarbij is expert opinion gedefinieerd als de handmatige bijstellingen van de ramingen op kas- of transactiebasis. Daarnaast kan de raming ook nog beïnvloed worden door aanpassing van de kas-transparameters of in het geval van de raming op EMU-basis via de omvang van het kas/EMU-verschil.

De grote neerwaartse handmatige bijstellingen in de kansspelbelasting, BPM, en loon- en inkomensheffing (vanwege de grote omvang van het belastingmiddel) vallen op. De bijstelling van de kansspelbelasting is gemotiveerd door lager-dan-verwachte realisaties in het eerste helft van 2025. Bij de kansspelbelasting lijkt sprake van gedragseffecten in de online sector als gevolg van (een combinatie van) aangescherpte regelgeving en een hoger belastingtarief. Bij de BPM is de neerwaartse bijstelling met name gemotiveerd door de sterker-dan-verwachte anticipatie eind 2024 op de introductie van belastingheffing per 2025 op de bestelauto's van ondernemers, waardoor in 2025 minder belasting afgedragen wordt. Bij de loon- en inkomensheffing hebben de bijstellingen een grotendeels technische achtergrond ingegeven door beperkingen van de modelmatige ramingsmethodiek. Door de (stapeling van) vele incidentele beleidsontwikkelingen in box 2 en box 3 de laatste jaren, is de ramingsmethodiek (waarbij in jaar t een groeifactor wordt berekend over de geraamde opbrengst in t-1) minder betrouwbaar. Daarom zijn meer dan normaal handmatige bijstellingen nodig om de geraamde opbrengst op een reëel pad uit te laten komen.

Tabel 3.1.5.1 Bijstellingen ramingsmodel 2025
 

Raming 2025

Bijstelling (% van raming)

Indirecte belastingen

122.048

0,2%

Invoerrechten

4.672

6,4%

Omzetbelasting

82.798

0,5%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.463

‒ 34,9%

Accijnzen

11.499

‒ 6,6%

Overdrachtsbelasting

4.192

9,0%

Assurantiebelasting

4.178

3,8%

Motorrijtuigenbelasting

5.107

2,2%

Belastingen op een milieugrondslag

6.705

2,0%

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

628

0,0%

Belasting op zware motorrijtuigen

204

0,0%

Bankbelasting

601

0,0%

   

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

205.651

‒ 2,3%

Loon- en inkomensheffing

145.053

‒ 4,8%

Dividendbelasting

7.467

‒ 12,7%

Kansspelbelasting

1.004

‒ 23,2%

Vennootschapsbelasting

48.498

6,9%

Bronbelasting op rente en royalty's

23

‒ 9%

Schenk- en erfbelasting

3.606

0,0%

   

Overige belastingontvangsten

321

0,0%

   

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

328.020

‒ 1,4%

Omdat voor de raming van 2026 de raming van 2025 – en niet de gerealiseerde ontvangsten – het uitgangspunt vormt, werkt de toegepaste expert opinion uit 2025 één-op-één door naar 2026. Bij een deel van de belastingen loopt de bijstelling in 2026 verder op ten opzichte van 2025, in lijn met de bijstellingen in 2025 op basis van de kasontvangsten. Bij andere belastingen daalt de omvang van de bijstelling juist, bijvoorbeeld omdat de bijstelling in 2025 gemotiveerd is door een incidenteel effect.

Tabel 3.1.5.2 Bijstellingen ramingsmodel 2026
 

Raming 2026

Bijstelling (% van raming)

Indirecte belastingen

128.754

‒ 0,6%

Invoerrechten

4.955

6,1%

Omzetbelasting

87.800

‒ 0,1%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.760

‒ 47,5%

Accijnzen

11.485

‒ 8,5%

Overdrachtsbelasting

5.007

2,2%

Assurantiebelasting

4.318

4,4%

Motorrijtuigenbelasting

5.494

5,1%

Belastingen op een milieugrondslag

6.617

3,5%

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

639

0,0%

Belasting op zware motorrijtuigen

79

0,0%

Bankbelasting

601

0,0%

   

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

217.454

‒ 1,8%

Loon- en inkomensheffing

155.215

‒ 3,3%

Dividendbelasting

7.674

‒ 19,5%

Kansspelbelasting

1.128

‒ 23,3%

Vennootschapsbelasting

49.656

5,9%

Bronbelasting op rente en royalty's

26

‒ 84,0%

Schenk- en erfbelasting

3.756

0,0%

   

Overige belastingontvangsten

330

0,0%

   

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

346.539

‒ 1,4%

3.1.6 Naïeve raming

Eén van de aanbevelingen van de Expertgroep Realistisch Ramen is om de uitkomsten van de raming te toetsen met een vereenvoudigde, naïeve raming. In dit onderdeel wordt deze toets uitgevoerd. De naïeve raming van de belastinginkomsten veronderstelt dat alle belastingontvangsten precies groeien in lijn met de economie, oftewel de groei van het bbp. Daarnaast worden de effecten van vastgestelde beleidsmaatregelen meegenomen in de berekeningen.

De naïeve toets vergelijkt de endogene groei van de belastinginkomsten met de endogene groei in de werkelijk toegepaste inkomstenraming. De toets hanteert een grenswaarde van 0,5%: zolang het verschil tussen de economische groei en de groei van de belastinginkomsten onder deze grens blijft, wordt niet nader geanalyseerd hoe dit verschil ontstaat. Sommige belastinginkomsten reageren immers anders op economische groei. Zo groeien bepaalde belastingsoorten minder snel dan het bbp of hebben ze slechts in beperkte mate een verband met de economische groei. Wanneer de totale belastinginkomsten echter significant sterker of zwakker groeien dan verwacht op basis van de naïeve toets (dat wil zeggen: een verschil groter dan 0,5%), wordt dit verschil in deze paragraaf nader uitgesplitst en onderbouwd totdat het resterende verschil maximaal bovengenoemd percentage bedraagt.

Tabel 3.1.6.1 toont dat de endogene groei van de inkomstenramingen tussen 2025 en 2026 uitkomt op 4,3%. Dit is iets hoger dan de endogene groei die conform de naïeve toets 4,0% bedraagt. Beide groeipercentages zijn gecorrigeerd voor de effecten van beleidsmaatregelen. De naïeve toets komt daarmee bijna overeen met de daadwerkelijk geraamde endogene groei van de belastingontvangsten. In dit geval geeft de naïeve toets daarmee geen aanleiding om de raming nader uit te splitsen of te onderbouwen, boven op de toelichting die reeds in paragraaf 3.1.4 is opgenomen.

Tabel 3.1.6.1 Naïeve raming
 

Verwachting 2025

Maatregelen

Endogeen

Endogeen in %

Raming 2026

Raming belasting- en premientvangsten

429.645

3.114

18.668

4,3%

451.427

Naïeve toets

429.645

3.114

17.028

4,0%

449.787

Verschil

    

1.640

3.1.7 Meerjarige ontvangstenontwikkeling en raming

De ontwikkeling van de ontvangsten voor de periode 2025-2030 is weergegeven in tabel 3.1.6.13. De ramingen voor 2025 en 2026 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht.

Tabel 3.1.6.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2025-2030 op EMU-basis (in miljoenen euro)
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Indirecte belastingen

122.048

128.754

134.462

138.674

142.501

146.949

Invoerrechten

4.672

4.955

5.147

5.340

5.518

5.711

Omzetbelasting

82.798

87.800

91.744

94.842

97.809

101.025

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.463

1.760

1.332

1.271

1.212

1.105

Accijnzen

11.499

11.485

13.034

12.934

12.830

12.793

Overdrachtsbelasting

4.192

5.007

4.779

5.041

5.274

5.490

Assurantiebelasting

4.178

4.318

4.448

4.578

4.706

4.815

Motorrijtuigenbelasting

5.107

5.494

5.580

5.670

5.829

6.338

Belastingen op een milieugrondslag

6.705

6.617

7.117

7.706

7.960

8.301

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

628

639

680

691

760

770

Belasting op zware motorrijtuigen

204

79

1

0

0

0

Bankbelasting

601

601

601

601

601

601

       

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

205.651

217.454

226.176

236.497

247.808

258.334

Loon- en inkomensheffing

145.053

155.215

162.543

170.571

179.467

187.287

Dividendbelasting

7.467

7.674

8.028

8.454

8.858

9.478

Kansspelbelasting

1.004

1.128

1.188

1.237

1.268

1.329

Vennootschapsbelasting

48.498

49.656

50.552

52.281

54.167

56.094

Bronbelasting op rente en royalty's

23

26

7

5

3

0

Schenk- en erfbelasting

3.606

3.756

3.858

3.950

4.045

4.146

       

Overige belastingontvangsten

321

330

328

325

322

321

       

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

328.020

346.539

360.966

375.496

390.630

405.604

       

Premies werknemersverzekeringen

101.625

104.888

114.325

119.355

123.753

128.727

waarvan zorgpremies

60.637

61.406

69.669

73.064

75.750

78.991

       

Totaal belasting- en premieontvangsten

429.645

451.427

475.291

494.851

514.383

534.331

3.1.8 De complete belastingraming 2025-2026 op EMU-basis

Tabel 3.1.7.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten in 2025 en 2026.

Tabel 3.1.7.1 Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2025-2026 op EMU-basis (in miljoenen euro)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2025

Ontwerpbegroting 2026

Indirecte belastingen

122.048

128.754

Invoerrechten

4.672

4.955

Omzetbelasting

82.798

87.800

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.463

1.760

Accijnzen

11.499

11.485

- Accijns van lichte olie

4.538

4.653

- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.204

3.031

- Tabaksaccijns

2.560

2.613

- Alcoholaccijns

382

388

- Bieraccijns

472

463

- Wijnaccijns

343

337

Overdrachtsbelasting

4.192

5.007

Assurantiebelasting

4.178

4.318

Motorrijtuigenbelasting

5.107

5.494

Belastingen op een milieugrondslag

6.705

6.617

- CO2-heffing glastuinbouw

56

67

- Afvalstoffenbelasting

264

270

- Energiebelasting

5.206

4.969

- Waterbelasting

345

423

- Brandstoffenheffingen

1

1

- Vliegbelasting

833

886

- Kolenbelasting

1

0

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

628

639

Belasting op zware motorrijtuigen

204

79

Bankbelasting

601

601

   

Directe belastingen

161.451

172.530

Inkomstenbelasting

11.939

14.792

Loonbelasting

88.914

95.498

Dividendbelasting

7.467

7.674

Kansspelbelasting

1.004

1.128

Vennootschapsbelasting

48.498

49.656

Bronbelasting op rente en royalty's

23

26

Schenk- en erfbelasting

3.606

3.756

   

Overige belastingontvangsten

321

330

waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

247

261

   

Totaal belastingen

283.820

301.614

   

Premie volksverzekeringen

44.200

44.925

Premies werknemersverzekeringen

101.625

104.888

waarvan zorgpremies

60.637

61.406

   

3.2 Toelichting op belastingontvangsten

3.2.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de raming van belasting- en premieontvangsten. De uitkomsten van de raming op EMU-basis zijn reeds gepresenteerd in paragraaf 2.6 en bijlage 3.1 van deze Miljoenennota. Deze bijlage gaat in op de methodiek die ten grondslag ligt aan de raming. Het ramingsmodel, de toegepaste ramingsvergelijkingen en de herijkingen t.o.v. voorgaande jaren, worden uitgebreid toegelicht. Tot slot toont deze paragraaf enkele cijfers over de inkomstenraming in aanvulling op bijlage 3.1, namelijk de ontvangsten van de verschillende belastingsoorten op kasbasis en voor enkele belastingen op transactiebasis.

3.2.2 Het belang van een raming van belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën maakt jaarlijks de rijksbegroting op. De raming van de ontvangsten is hierbij een belangrijke bouwsteen. De geraamde ontvangsten zijn immers noodzakelijk om het te verwachten begrotingssaldo (EMU-saldo) te bepalen. De inkomstenraming is bovendien relevant voor de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat.

De ontvangsten zijn, in tegenstelling tot de meeste overheidsuitgaven, zeer gevoelig voor economische ontwikkelingen. Zo leiden toenemende werkgelegenheid en hogere lonen direct tot meer ontvangsten via de loonheffing. Via hogere consumptieve bestedingen van huishoudens stijgen bovendien de btw-ontvangsten. Dalende winsten in een laagconjunctuur kunnen zelfs tot negatieve kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting leiden (door verliesverrekening). Onder andere deze gevoeligheid voor macro-economische ontwikkelingen is reden voor het kabinet om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting, maar te kiezen voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat de overheidsinkomsten mogen meebewegen met de economische ontwikkeling. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten, en daarmee van het EMU-saldo, niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Andersom maakt dit mogelijk dat bij economische tegenwind het kabinet niet direct hoeft te bezuinigen of lasten hoeft te verzwaren. Dit werkt stabiliserend op de economie. Fiscale beleidsmaatregelen zijn wel begrensd. Met het inkomstenkader houdt het kabinet vast aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over de kabinetsperiode. Dat pad legt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode vast in de Startnota.

Een zo trefzeker mogelijke raming kan ervoor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo zo dicht mogelijk in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het model hangen sterk af van de raming van macro-economische variabelen, die als input voor het model gebruikt worden.

3.2.3 Ramingsmethodiek Ministerie van Financiën

Voor de raming van de ontvangsten gebruikt het ministerie van Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen ten eerste de gerealiseerde ontvangsten van het meest recente volledige jaar, zoals aangeleverd door de Belastingdienst.

Tweede input zijn de ramingen van relevante macro-economische variabelen voor toekomstige jaren, aangeleverd door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting zowel aan de uitgaven- als de inkomstenkant op deze ramingen van het CPB. Daarmee is gegarandeerd dat er niet politiek gestuurd kan worden op de cijfers over de economie.

Als derde beïnvloeden ook wijzigingen in beleid de ontvangsten. Beleidseffecten worden ingeboekt in een database, waarna het effect per belastingsoort wordt meegenomen bij de raming.

Tot slot speelt zogenoemde ‘expert opinion’ een rol. De uitkomsten van het model – de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen – worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten in het lopende jaar, informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifieke informatie. Ook de trefzekerheid van het model in de meest recente jaren wordt daarbij bezien. Voor de raming van de ontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2025 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli bekend en meegewogen in de raming. De inkomsten voor 2025 zijn dus deels gerealiseerd. Voor ramingsjaar 2026 zijn daarentegen nog geen kasgegevens beschikbaar. De geraamde ontvangsten voor 2025 vormen daarom de basis voor de raming van 2026.

Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol heeft gespeeld in recente ramingen, is bij het belastinguitstel voor ondernemers vanwege de coronacrisis. De gerealiseerde kasontvangsten gaven door de mogelijkheid van uitstel van betaling geen zuiver beeld van de werkelijke opgelegde belastingclaim. Middels informatie van de Belastingdienst is per belastingsoort in beeld gebracht in hoeverre er sprake was van corona-uitstel, waardoor de raming hiervoor gecorrigeerd kon worden. In de komende jaren wordt uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst op soortgelijke wijze toegepast om de kasontvangsten te corrigeren voor terugbetalingen van de uitgestelde belasting.

Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de BPM. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergelijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar. Deze informatie wordt naast de modeluitkomst gehouden en indien nodig wordt de modeluitkomst bijgesteld.

3.2.4 Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën raamt de opbrengst per belasting- en premiesoort. Het ramingsmodel houdt hierbij rekening met beleidsmaatregelen en economische ontwikkelingen. Beleidsmatige keuzes beïnvloeden de hoogte van belastingtarieven en de omvang van belastinggrondslagen. De omvang van belastinggrondslagen wordt bovendien beïnvloedt door economische ontwikkelingen, vooral door de stand van de conjunctuur. Zo raamt het CPB dat zowel de huizenprijzen als het aantal verkochte huizen stijgen in 2025 met respectievelijk 8 en 5 procent, wat zich vertaalt in relatief hoge groei van de overdrachtsbelasting. Het ramingsmodel bestaat uit meerdere vergelijkingen: elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort. Deze vergelijkingen zijn econometrisch geschat.

Bovenstaande kan samengevat worden in de volgende vergelijking:

Tt = Tt-1 * (1 + Et) + At

Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t

Tt-1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1

Et = Effect van economische ontwikkeling op ontvangst belastingsoort in jaar t

At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t

De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de veranderingen door beleid en als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming in deze Miljoenennota is daarom de gerealiseerde stand van de ontvangsten in 2024. Het Financieel Jaarverslag Rijk 2024 bevat nadere informatie over de gerealiseerde ontvangsten over 2024. Middels de geraamde beleidsmatige en economische ontwikkelingen komt het ministerie vervolgens tot een raming voor de ontvangsten in 2025. Deze raming geldt vervolgens als startpunt voor de raming van ontvangsten in 2026, die eveneens wordt aangevuld met de beleidsmatige en verwachte economische veranderingen van dat jaar.

Beleidsmatige ontwikkelingenBeleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de ontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel ex ante wordt vastgesteld met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect. Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect is de best mogelijke inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende belastingopbrengst. Mogelijke effecten van het beleid op macro-economische ontwikkelingen spelen hierbij geen rol. Economische ontwikkelingen worden immers apart geraamd: opname hiervan in beleidsramingen zou leiden tot dubbeltelling.

Endogene ontwikkelingDe verdere verandering van de ontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier bijvoorbeeld om hogere belastingopbrengsten door hogere consumptie van huishoudens, of door hogere lonen bij een gunstige economische ontwikkeling. De endogene ontwikkeling van elke belastingsoort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de betreffende belastingsoort. Hierbij maakt het ministerie van Financiën gebruik van de economische raming van het CPB. Bij deze Miljoenennota betreft dit de Macro-economische Verkenning 2026 (MEV 2026).

De relatie tussen een macro-economische variabele en de endogene verandering van de belastingopbrengst is vaak niet één-op-één. Daarom wordt deze relatie vastgesteld op basis van empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. De relatie wordt weergegeven door een coëfficiënt. Onderstaande tabel met ramingsvergelijkingen geeft de verschillende coëfficiënten weer. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. Deze coëfficiënten worden periodiek geëvalueerd en herzien. In 2022 zijn de vergelijkingen van het model opnieuw tegen het licht gehouden en zijn de coëfficiënten herschat. De beschikbaarheid van (specifieke) macro-economische variabelen en de kwaliteit daarvan is een duidelijke randvoorwaarde bij het empirisch schatten van de ramingsvergelijkingen. Zo is bij de BPM en mrb gekozen voor koppeling aan respectievelijk de ontwikkeling van de duurzame consumptie en het bbp in plaats van meer specifieke ‘auto’-gerichte variabelen vanwege de beperkte voorspelkracht van laatstgenoemde variabelen. Begin 2026 zal er een nieuwe periodieke evaluatie en herziening zijn van de coëfficienten.

De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. Omdat de begroting en de verantwoording op EMU-basis – doorgaans de één-maands-verschoven-kas – plaatsvindt, wordt deze raming voor de meeste belastingsoorten gecorrigeerd met het verschil tussen de verwachte kasontvangsten in januari van jaar t en jaar t+1.4

De grootste belastingsoorten – de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing – worden op transactiebasis geraamd in plaats van op kasbasis.5 Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkelijke economische transactie - waaruit de belastingopbrengst voortkomt - zich heeft voorgedaan. Dat maakt een betere raming mogelijk, omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst gerealiseerde kasontvangsten uit in transactiejaren. Door deze systematiek zijn de gerealiseerde belastinginkomsten op transactiebasis pas enkele jaren na afloop van het jaar bekend. Na het maken van de transactiebasisraming vertaalt het ministerie van Financiën deze naar kasontvangsten. Hiertoe maakt het gebruik van kas-transparameters. Deze parameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasjaren. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belastingsoort en op uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.

Tabel 3.2.4.1 Verklarende variabelen ramingsmodel

Afkorting

Variabele

arbvu

Arbeidsvolume

bbpvu

BBP marktprijzen, volumemutatie

bbpwu

BBP marktprijzen, waardemutatie

box2

Waardemutatie grondslag box 2

box3

Waardemutatie grondslag box 3

clpu

Contractloonstijging

hznpu

Huizenverkoop prijsmutatie

hznvu

Huizenverkoop volumemutatie

ihhyptr

Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait

incpu

Incidentele loonstijging

iond

Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers

ivswu

Investeringen in woningen, waardemutatie

oiwu

Overheidsinvesteringen, waardemutatie

pcdvu

Consumptie van duurzame goederen, volumemutatie

pcdwu

Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie

pcndwu

Consumptie exclusief duurzame goederen, waardemutatie

pcvgvu

Consumptie van voeding en genot, volumemutatie

pcwu

Particuliere consumptie, waardemutatie

prpsv

Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie

tcf

Tabelcorrectiefactor

verr

Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen

winstwu

Ontwikkeling grondslag vpb voor verliesverrekening

Tabel 3.2.4.2 Overzicht ramingsvergelijkingen

Belastingsoort

Ramingsvergelijking voor Et

Accijns op lichte oliën

‒ 0,025 + 1,80 * bbpvut + 1 * tcft

Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën

‒ 0,021 + 1,15 * bbpvut + 1 * tcft

Afvalstoffenbelasting

‒ 0,033 + 3,25 * bbpvut + 1 * tcft

Alcoholaccijns

‒ 0,020 + 1 * pcvut

Assurantiebelasting

0,59 * bbpvut

Bankbelasting

0

Belasting zware motorrijtuigen (bzm)

1 * bbpvut

Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm)

‒ 0,066 + 2,78 * pcdvut + 1 * tcft

Bieraccijns

‒ 0,020 + 1 * pcvut

Brandstoffenheffing

1 * bbpwut

Bronbelasting op rente en royalty’s

0

CO2-heffing glastuinbouw

0

Dividendbelasting

‒ 0,084 + 4,95 * bbpwut

Energiebelasting

‒ 0,029 + 0,41 * bbpvut + 1 * tcft

Inkomensheffing

 

- Box 1 ondernemers

1 * iondt

- Box 2

1 * box2t

- Box 3

1 * box3t

- Eigen woning

1 * ihhyptrt

- Inkomensheffing overig

1 * verrt

Kansspelbelasting

1,49 * pcwut

Loonheffing

0,79 * arbvut + 1,67 * clput + 1,26 * incput ‒ 0,70 * tcft ‒ 0,89 * prpsvt

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

0,40 * bbpvut+ 1 * tcft

Omzetbelasting (btw)

0,18 * pcndwut + 0,46 * pcdwut + 0,18 * ivswut + 0,07 * oiwut

Overdrachtsbelasting

1 * hznvut + 1 * hznput

Invoerrechten

1,08 * pcdwut

Schenk- en erfbelasting

0,79 * hznput

Tabaksaccijns

1 * pcvgvut

Vennootschapsbelasting

0,017 + 0,55 * winstwu­t

Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken

0,56 * pcvut

Vliegbelasting

1 * pcvut

Waterbelasting

0,012 + 1 * tcft

Wijnaccijns

‒ 0,020 + 1 * pcvut

Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort wordt de dividendbelasting toegelicht. Deze belasting wordt geraamd op kasbasis. Volgens de bovenstaande vergelijking zijn de geraamde dividendbelasting-ontvangsten afhankelijk van de ontwikkeling van het bbp. De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie: als het CPB een grotere stijging van de nominale waarde van het bbp raamt, dan leidt dit in de ramingen tot hogere ontvangsten van de dividendbelasting. De grootte van de coëfficiënt bedraagt 4,95, wat betekent dat de ontvangsten van de dividendbelasting erg conjunctuurgevoelig zijn. Naast het bbp bevat de ramingsvergelijking van de dividendbelasting ook een constante van ‒ 0,084. Zonder deze constante zouden de ontvangsten explosief stijgen omdat bbp-groei meestal positief is. Door de negatieve constante en de positieve coëfficiënt voor de bbp-ontwikkeling heeft de vergelijking een kantelpunt: de dividendbelasting daalt als de waarde van het bbp minder dan 1,7 procent groeit; bij een hogere groei stijgen de ontvangsten. Stel bijvoorbeeld dat het CPB een bbp-waardestijging van 3,0 procent raamt, dan stijgen de ontvangsten van de dividendbelasting in principe met 6,4 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. Vervolgens worden beleidsmatige ontwikkelingen hierbij opgeteld en wordt voorts deze uitkomst uit het ramingsmodel vergeleken met reeds gerealiseerde kasontvangsten in het lopende jaar, uitvoeringsinformatie, de voorgaande raming en/of andere relevante (sectorspecifieke) informatie. Zo nodig wordt de uitkomst van het model op basis van expert opinion bijgesteld.

3.2.5 De belastingramingen voor 2025 en 2026 op kasbasis

De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de ramingen op kasbasis. Tabel 3.2.5.1 toont de totale ontvangsten op kasbasis voor 2025 en 2026 per belastingsoort. Tabel 3.2.5.2 toont vervolgens de langjarige ontwikkeling van alleen de belastingontvangsten op kasbasis.

Tabel 3.2.5.1 Raming belastingen en premies op kasbasis (in miljoenen euro)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2025

Ontwerpbegroting 2026

Indirecte belastingen

123.729

127.714

Invoerrechten

4.706

4.941

Omzetbelasting

84.044

86.835

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.471

1.779

Accijnzen

11.565

11.524

- Accijns van lichte olie

4.543

4.675

- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.223

3.045

- Tabaksaccijns

2.617

2.618

- Alcoholaccijns

382

383

- Bieraccijns

464

465

- Wijnaccijns

336

337

Overdrachtsbelasting

4.391

4.816

Assurantiebelasting

4.176

4.304

Motorrijtuigenbelasting

5.093

5.487

Belastingen op een milieugrondslag

6.652

6.687

- CO2-heffing glastuinbouw

0

124

- Afvalstoffenbelasting

265

272

- Energiebelasting

5.256

5.038

- Waterbelasting

344

418

- Brandstoffenheffingen

1

1

- Vliegbelasting

786

834

- Kolenbelasting

1

1

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

629

637

Belasting op zware motorrijtuigen

202

105

Verhuurderheffing

0

0

Bankbelasting

601

601

   

Directe belastingen

158.160

171.191

Inkomstenbelasting

9.231

13.412

Loonbelasting

88.691

95.402

Dividendbelasting

7.333

7.607

Kansspelbelasting

1.020

1.160

Vennootschapsbelasting

48.218

49.812

Bronbelasting op rente en royalty's

62

42

Schenk- en erfbelasting

3.606

3.756

Solidariteitsbijdrage

0

0

   

Overige belastingontvangsten

333

330

waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

247

261

   

Totaal belastingen op kasbasis

282.222

299.235

   

Premies volksverzekeringen

44.229

45.021

Premies werknemersverzekeringen

101.260

104.523

   

Aansluiting naar EMU (KTV)

1.934

2.648

   

Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis

429.645

451.427

Tabel 3.2.5.2 Meerjarige belastingontvangsten op kasbasis (in miljarden euro's)
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Belastingontvangsten

282,2

299,2

311,8

323,4

336,4

348,7

Bijzonder uitstel van betaling

De verschillen tussen de verwachte ontvangsten op EMU-basis (uit bijlage 3.1) en kasbasis kunnen gedeeltelijk verklaard worden door het effect van belastinguitstel. Ondernemers hebben gedurende de periode maart 2020-maart 2022 gebruik kunnen maken van de regeling voor bijzonder uitstel van betaling van belastingen naar aanleiding van corona. De uitgestelde belastingclaim wordt op EMU-basis toegerekend aan het belastingjaar waarin deze is ontstaan, maar op kasbasis komt het bedrag pas later binnen. Tabel 3.2.5.3 toont per jaar de EMU-correctie als gevolg van dit uitstel. De belangrijkste aanname bij deze EMU-correctie is dat 3,5 miljard euro van de nog openstaande schuld niet inbaar is (bijvoorbeeld als gevolg van faillissementen).

Tabel 3.2.5.3. EMU-correctie naat belastingjaar n.a.v. corona-gerelateerd uitstel van belasting (in miljarden euro's)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

12,7

2,9

‒ 2,6

‒ 4,0

‒ 3,2

‒ 2,3

‒ 2,4

‒ 1,2

3.2.6 Nadere toelichting ramingen op transactiebasis

Deze paragraaf bevat een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling van de op transactiebasis geraamde belastingsoorten. Dat zijn de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belastingdeel en het premiedeel) en de omzetbelasting. Deze belastingsoorten vormen samen circa tweederde van de totale belasting- en premieontvangsten.

Vennootschapsbelasting

Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. Omstreeks de zomermaanden van het daaropvolgende jaar (t+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats. Dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert.

Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 3.2.6.1 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Deze tabel laat zien dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt bovendien door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over de twee voorgaande jaren. Maar als gevolg van verliesverrekening is de bijdrage van jaar t-3 en ouder over het algemeen negatief.

Tabel 3.2.6.1 Opbrengst en ontwikkeling van de vennootschapsbelasting op kasbasis naar transactiejaar (in miljoenen euro)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Jaar T

23.083

26.864

31.876

33.827

35.768

36.997

Jaar T-1

7.308

11.144

15.590

12.639

13.593

12.510

Jaar T-2

469

330

486

‒ 550

230

611

Jaar T-3

‒ 83

174

19

‒ 622

‒ 808

‒ 204

Jaar T-4 en ouder

‒ 361

‒ 41

‒ 137

‒ 197

‒ 564

‒ 103

Totaal kasopbrengst VPB

30.416

38.471

47.835

45.097

48.218

49.812

Loon- en inkomensheffing

De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In eerste instantie wordt door inhoudingsplichtigen maandelijks loonheffing afgedragen op basis van het loon of de uitkering van de belastingplichtigen. Na het verstrijken van het kalenderjaar dient de belastingplichtige normaal gesproken voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte te doen. Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is, met inachtneming van andere bronnen van inkomen, belastingkortingen en aftrekposten. Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. In deze paragraaf wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, die geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffingsniveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen.

Loonheffing

De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstenpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.

Tabel 3.2.6.2 Ontwikkeling loonheffing op transactiebasis (in miljoenen euro)
 

2024

2025

2026

Opbrengst op transactiebasis

127.091

134.800

143.871

    

Mutatie

 

7.708

9.071

waarvan endogeen

 

10.345

8.171

waarvan beleidsmatig

 

‒ 2.636

900

    

Endogene groei (in %)

 

8,1%

6,1%

Tabel 3.2.6.2 toont de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2025 en 2026. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende aftrekbare premies, de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen en de tabelcorrectiefactor. Onderstaande tabel 3.2.6.3 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro Economische Verkenning 2026 van het CPB.

Tabel 3.2.6.3 Relevante economische indicatoren voor de loonheffing
 

2025

2026

arbeidsvolume in arbeidsuren

1,06%

1,36%

contractloonstijging

4,66%

4,00%

incidentele loonstijging

0,29%

0,29%

tabelcorrectiefactor

1,20%

2,90%

arbeidsinkomensquote marktsector

68,9%

69,6%

Inkomensheffing

De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen worden de ontvangsten daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling. De endogene toename van de inkomensheffing is maar beperkt en in 2026 zelfs negatief. Dit komt onder andere door een toenemend beroep op de hypotheekrenteaftrek. Bij deze tabel geldt als kanttekening dat recente, grote (deels) incidentele effecten in box 2 en box 3 de uitsplitsing naar beleidsmatig en endogeen bemoeilijken.

Tabel 3.2.6.4 Ontwikkeling inkomensheffing op transactiebasis (in miljoenen euro)
 

2024

2025

2026

Opbrengst op transactiebasis

8.955

11.484

11.545

    

Mutatie

 

2.529

61

waarvan endogeen

 

413

‒ 1.304

waarvan beleidsmatig

 

2.116

1.365

Omzetbelasting

De omzetbelasting is verantwoordelijk voor circa een vijfde van de totale ontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze bestedingscategorieën zijn samengevat in tabel 3.2.6.5.

Tabel 3.2.6.5 Raming van de procentuele ontwikkeling van bestedingen in 2025 en 2026
  

2025

2026

particuliere consumptie, waardemutatie

 

4,8%

4,2%

investeringen in woningen, waardemutatie

 

4,9%

8,0%

overheidsinvesteringen, waardemutatie

 

10,6%

6,4%

De ontwikkeling van de btw-ontvangsten op transactiebasis worden toegelicht in tabel 3.2.6.6.

Tabel 3.2.6.6 Raming van de omzetbelasting op transactiebasis (in miljoenen euro)
 

2024

2025

2026

Opbrengst op transactiebasis

80.150

83.609

88.206

    

Mutatie

 

3.460

4.597

waarvan endogeen

 

3.603

3.312

waarvan beleidsmatig

 

‒ 143

1.284

    

Endogene mutatie in procent

 

4,5%

4,0%

4 FISCALE REGELINGEN

4.1 Inleiding

Deze bijlage besteedt aandacht aan fiscale regelingen. Het belastingstelsel kent verschillende soorten fiscale regelingen die de belastinginkomsten verminderen, zoals aftrekposten, vrijstellingen, heffingskortingen en verlaagde tarieven.6 In het belang van transparante Rijksfinanciën worden de budgettaire kosten van fiscale regelingen gemonitord. Ook worden de fiscale regelingen periodiek geëvalueerd op onder andere doeltreffend- en doelmatigheid. De regelingen kosten immers geld in de vorm van lagere belastingontvangsten.

In paragraaf 4.2 wordt bij de definitie van fiscale regelingen stilgestaan. Daarnaast wordt in deze paragraaf ook aangegeven wanneer fiscale regelingen gemonitord worden en welke regelingen dit jaar zijn toegevoegd aan deze bijlage. Paragraaf 4.3 geeft een overzicht van de budgettaire kosten van fiscale regelingen. Opvallende budgettaire ontwikkelingen worden vervolgens nader toegelicht in paragraaf 4.4. Een overzicht van recente beleidsmaatregelen met betrekking tot fiscale regelingen kan gevonden worden in paragraaf 4.5. Paragraaf 4.6 gaat in op evaluatieuitkomsten en de evaluatie- en onderzoeksagenda van fiscale regelingen voor de komende jaren. Tot slot bevat paragraaf 4.7 voor alle fiscale regelingen nadere kwalitatieve informatie.

4.2 Definitie en monitoring van fiscale regelingen

Hieronder wordt allereerst kort toegelicht wat verstaan wordt onder een fiscale regeling. Verder wordt in deze paragraaf een overzicht gegeven van de regelingen die op grond van deze uitgangspunten met ingang van dit jaar zijn opgenomen in deze bijlage.

Net als in de Miljoenennota 2025 wordt gesproken van een fiscale regeling indien een regeling voldoet aan de volgende richtlijnen:

  • De regeling heeft een beoogd beleidsdoel (bijvoorbeeld stimuleren van een bepaalde activiteit), anders dan de algemene doelstelling van het belastingmiddel waar de regeling betrekking op heeft, en;

  • De regeling leidt per saldo tot een beoogde derving van overheidsinkomsten, al dan niet in samenhang bezien met gerelateerde regelingen op hetzelfde terrein.

Dit jaar zijn 12 extra fiscale regelingen opgenomen ten opzichte van vorig jaar (zie tabel 4.2). Met de aanvulling van dit overzicht wordt beoogd een zo compleet mogelijk beeld van fiscale regelingen te geven. Het actueel houden7 en waar nodig uitbreiden van het overzicht blijft een doorlopend proces.

Of een fiscale regeling ook gemonitord wordt, is afhankelijk van een aantal praktische en inhoudelijke criteria. Zo moet een regeling:

  • Een budgettair belang groter dan 5 miljoen euro hebben;

  • Niet volgen uit Europese wetgeving of internationale verdragen;

  • Data beschikbaar zijn voor de raming van de kosten;

  • Niet enkel technisch van aard zijn, bijvoorbeeld ter voorkoming van dubbele belastingheffing, en;

  • Niet enkel ter voorkoming van onevenredige uitvoerings-/ administratieve lasten zijn opgenomen.

In tabel 4.2 wordt voor de extra opgenomen fiscale regelingen vermeld of deze gemonitord worden, en indien dat niet het geval is wat daar de reden voor is. Voorbeelden van regelingen die niet actief gemonitord worden zijn de willekeurige afschrijving zeeschepen (beperkte budgettaire belang), de expatregeling voor uitgezonden werknemers (geen data), en de vrijstelling in de Vpb voor stichtingen en verenigingen met een lage winst (enkel ter vermindering van administratieve lasten).

Tabel 4.2 Overzicht nieuw opgenomen fiscale regelingen in deze Miljoenennota

Naam regeling

Gemonitord?

Toelichting

Persoonsgebonden aftrek

  

Aftrek voor tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten

Nee

Beperkt budgettair belang

(Eigen) woning

  

Verlaagd woningtarief van 8% overdrachtsbelasting

Ja

 

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

  

Doorschuifregeling IB-ondernemers bij inbreng (omzetting) onderneming in een nv of bv

Ja

 

Doorschuiven IB via te conserveren inkomen naar een andere onderneming

Nee

Geen data

Doorschuiven AB bij geruisloze terugkeer uit de BV

Nee

Geen data

Loonbelasting

  

Vrije ruimte werkkostenregeling

Ja

 

Gerichte vrijstelling voor korting op producten uit eigen bedrijf

Ja

 

Gerichte vrijstellingen Werkkostenregeling

Nee

Geen data

Omzetbelasting

  

BTW Vrijstelling componisten, schrijvers en journalisten

Ja

 

BTW Vrijstelling voor uitvaartondernemers

Ja

 

Overdrachtsbelasting (niet woning gerelateerd)

  

OVB vrijstelling bij taakoverdracht

Ja

 

Kansspelbelasting

  

Kleine prijzenvrijstelling/Vrijstelling prijzen onder 449 euro

Ja

 
   

4.3 Overzicht van het budgettaire belang

In 2026 bedraagt het totale budgettaire belang van (gemonitorde) fiscale regelingen naar verwachting circa 188 miljard euro (tabel 4.3.1). De budgettaire omvang van fiscale regelingen groeit in de periode 2021-2026 gemiddeld met circa 4,6% per jaar. De groei wordt in absolute zin voornamelijk gedreven door een stijging van het budgettaire belang van heffingskortingen, fiscale regelingen voor de eigen woning, inkomensvoorzieningen en de omzetbelasting. Uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product bedraagt het budgettaire belang van alle fiscale regelingen gezamelijk 15,2% in 2026.

Tabel 4.3.1 Overzicht totaal budgettair belang fiscale regelingen 2021-2026 (x € miljoen)1
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Gemiddelde % groei ‘21-‘26

Persoonsgebonden aftrek

1.098

909

819

820

794

782

‒ 6,6%

Inkomensvoorzieningen

19.140

20.833

18.479

20.186

23.865

24.975

5,5%

(Eigen) woning

11.501

11.025

12.071

13.731

15.530

16.350

7,3%

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

1.725

1.904

3.084

3.488

3.811

4.144

19,2%

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

15.744

21.401

17.289

17.339

16.552

15.860

0,1%

Loonbelasting

5.649

5.437

6.549

5.620

6.181

6.513

2,9%

Heffingskortingen

56.537

57.726

65.387

72.745

71.891

73.982

5,5%

Belastingen op milieugrondslag

15.238

12.683

15.074

15.890

15.503

14.833

‒ 0,5%

Omzetbelasting

12.045

15.260

15.875

16.391

17.228

16.946

7,1%

Auto

2.913

2.983

3.259

4.245

2.516

2.206

‒ 5,4%

Assurantiebelasting

7.920

7.943

8.603

9.249

9.701

9.817

4,4%

Overdrachtsbelasting (niet woning gerelateerd)

228

236

324

325

342

345

8,6%

Kansspelbelasting

248

259

294

307

361

407

10,4%

Verbruiksbelasting

106

107

108

487

490

493

36,0%

Totaal fiscale regelingen

150.092

158.704

167.216

180.822

184.763

187.652

4,6%

in % bbp

16,8%

16,0%

15,9%

16,1%

15,6%

15,2%

 
        
X Noot
1

Dit overzicht bevat uitsluitend categorieën waarvan ten minste één regeling gemonitord is.

Tabel 4.3.2 geeft inzicht in het budgettaire belang per individuele fiscale regeling van 2021 tot en met 2026 voor de regelingen die gemonitord worden. Het budgettaire belang van een regeling is het verschil in belastingkomsten ten opzichte van de situatie waarin de regeling niet zou bestaan en gedrag van burgers en bedrijven niet wijzigt. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom (vaak) niet direct optelbaar.8 Verder is het van belang op te merken dat bij afschaffing van een regeling voor de budgettaire opbrengst uiteraard wel rekening wordt gehouden met gedragseffecten. Hierdoor kan de opbrengst bij afschaffing afwijken van het budgettaire belang zoals dat vermeld staat in deze bijlage. In het rapport gedragseffecten belastingmaatregelen van het CPB worden de gedragseffecten per regeling toegelicht.

De interpretatie van de gepresenteerde cijfers in tabel 4.3.2 vergt aandacht. Voor de meeste regelingen zijn voor de jaren 2021 en 2022 realisaties beschikbaar op basis van de aangiftegegevens van de Belastingdienst. Deze cijfers geven een vrij zekere inschatting van het budgettaire belang. Voor jaren waarvoor (nog) geen (volledige) informatie beschikbaar is, wordt het budgettaire belang bepaald op basis van trendramingen of aannames. Deze cijfers zijn minder zekere inschattingen van het budgettaire belang. Per regeling wordt in paragraaf 4.7, tabel 4.7.1 bij het kopje ramingsgrond, aangegeven welke jaren realisaties betreffen en welke niet. Indien het geen realisaties zijn wordt in tabel 4.7.1 beschreven waarop de raming in dat geval is gebaseerd.

Ter illustratie, voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek zijn bijvoorbeeld tot en met 2022 aangiftegegevens beschikbaar, waarmee het budgettaire belang kan worden bepaald. De groei van het gebruik van de regeling vanaf 2023 wordt verondersteld gelijk te zijn aan de groei van de investeringen in overige vaste activa zoals geraamd in het Centraal Economisch Plan (CEP) 2025 van het Centraal Planbureau. Op basis van deze aanname worden de ramingen voor 2023 tot en met 2026 gemaakt.

De laatste kolom van tabel 4.3.2 geeft de gemiddelde jaarlijkse procentuele groei weer tussen 2021 en 2026. De ontwikkeling in het budgettaire belang in de regelingen wordt nader toegelicht in paragraaf 4.4. Paragraaf 4.7 geeft per fiscale regeling een beschrijving van de regeling. Op Rijksfinanciën.nl staat een overzicht van alle gemonitorde en niet-gemonitorde fiscale regelingen inclusief beschrijving.

Tabel 4.3.2 Overzicht budgettair belang1 per fiscale regeling 2021-2026 op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)2345
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Gemiddelde % groei ‘21-‘26

Persoonsgebonden aftrek

       

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

205

40

27

17

3

0

‒ 100,0%

Giftenaftrek inkomstenbelasting

529

519

437

446

441

435

‒ 3,8%

Aftrek specifieke zorgkosten

277

292

312

319

314

314

2,5%

Onderhoudsverplichtingen aftrek

263

228

198

188

179

170

‒ 8,3%

Belaste ontvangen alimentatie

‒ 176

‒ 170

‒ 154

‒ 151

‒ 143

‒ 138

‒ 4,8%

Inkomensvoorzieningen

       

Pensioen niet-belaste premie

21.686

22.967

23.863

25.623

27.073

28.655

5,7%

Pensioen belaste uitkering

‒ 12.275

‒ 12.693

‒ 14.264

‒ 15.861

‒ 16.272

‒ 17.424

7,3%

Pensioen vrijstelling box 3

8.906

9.682

7.841

9.358

11.877

12.531

7,1%

Lijfrente premieaftrek

639

689

940

1.004

1.058

1.119

11,8%

Lijfrente belaste uitkering

‒ 365

‒ 382

‒ 491

‒ 550

‒ 569

‒ 614

10,9%

Lijfrente vrijstelling box 3

265

291

270

325

415

441

10,8%

Nettopensioen en nettolijfrente

10

13

15

19

26

29

23,0%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

504

518

548

592

624

649

5,2%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

‒ 422

‒ 425

‒ 450

‒ 480

‒ 506

‒ 529

4,6%

Reisaftrek OV

4

6

6

6

6

6

8,4%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen

18

31

42

44

47

49

22,2%

Middelingsregeling

170

135

160

105

85

63

‒ 18,0%

(Eigen) woning

       

Hypotheekrenteaftrek

8.483

7.619

7.723

8.753

9.999

11.272

5,9%

Aftrek financieringskosten eigen woning

823

715

513

517

522

531

‒ 8,4%

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

32

32

32

34

35

36

2,4%

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

10

8

7

6

5

4

‒ 16,0%

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

535

476

414

388

380

372

‒ 7,0%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

212

212

27

‒ 100,0%

Eigenwoningforfait

‒ 2.782

‒ 2.774

‒ 2.538

‒ 2.693

‒ 2.868

‒ 2.807

0,2%

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

3.598

4.335

5.345

6.010

6.598

5.626

9,4%

OVB Vrijstelling woning starters

584

365

497

663

802

859

8,1%

OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen

6

36

49

54

57

58

57,6%

OVB Verlaagd woningtarief 8% overdrachtsbelasting

398

 

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

       

Vermindering verhuurderheffing

240

539

‒ 100,0%

Kamerverhuurvrijstelling

2

2

5

6

6

7

27,1%

Heffingvrij vermogen/inkomen box 3

513

376

1.771

2.080

2.658

2.722

39,6%

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

808

747

1.076

1.108

993

1.235

8,9%

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

27

27

44

49

50

68

20,3%

Vrijstelling groen beleggen box 3

46

97

72

111

49

60

5,5%

Heffingskorting groen beleggen box 3

31

57

63

77

5

5

‒ 30,6%

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

38

39

33

37

36

38

‒ 0,3%

Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht

20

20

20

20

14

10

‒ 12,9%

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

       

Zelfstandigenaftrek

1.692

1.743

1.343

1.022

645

290

‒ 29,7%

Extra zelfstandigenaftrek starters

110

122

126

129

125

122

2,1%

Meewerkaftrek

7

7

7

7

7

7

0,5%

Stakingsaftrek

17

18

15

15

15

15

‒ 2,1%

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

4

4

4

4

4

4

‒ 0,7%

Willekeurige afschrijving starters

7

7

8

8

8

8

3,3%

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

299

488

519

549

571

585

14,4%

Doorschuifregelingen IB-ondernemers bij overlijden en overdracht naar werknemer of mede-ondernemer

135

155

129

137

144

151

2,3%

Doorschuifregelingen AB-houders bij schenken en overlijden

1.218

1.938

1.509

1.601

978

356

‒ 21,8%

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

731

1.214

1.293

1.351

1.100

1.056

7,6%

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

690

591

643

699

740

771

2,2%

Faciliteit geven uit vennootschap

23

22

26

43

29

30

5,4%

Mkb-winstvrijstelling

2.193

2.475

2.614

2.628

2.527

2.566

3,2%

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

22

23

22

23

25

26

3,8%

Laag vpb-tarief

3.672

5.593

2.760

2.913

2.957

3.019

‒ 3,8%

Innovatiebox

1.958

2.518

2.718

2.694

2.898

2.954

8,6%

Liquidatie- en stakingsverliesregeling

351

840

342

362

376

386

1,9%

Herinvesteringsreserve

346

691

708

709

720

739

16,4%

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

477

500

537

552

563

579

4,0%

Energie-investeringsaftrek (EIA)

198

309

336

243

431

460

18,4%

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

101

206

306

248

189

135

6,0%

VAMIL

18

23

23

21

20

20

2,1%

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

1.377

1.815

1.098

1.171

1.261

1.351

‒ 0,4%

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

8

9

10

11

11

11

8,1%

Bosbouwvrijstelling

103

109

118

126

7,2%

Dividendbelasting dooruitdelingskorting DB

90

90

90

90

90

90

0,0%

Loonbelasting

       

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

1.411

1.297

1.437

1.446

1.682

1.817

5,2%

Afdrachtvermindering zeevaart

104

110

115

117

118

120

2,9%

Vrije ruimte werkkostenregeling

3.028

2.706

3.461

2.438

2.635

2.789

‒ 1,6%

Gerichte vrijstelling voor korting op producten uit eigen bedrijf

210

240

252

262

274

285

6,3%

Expatregeling (voorheen 30%-regeling)

865

1.051

1.249

1.320

1.434

1.461

11,1%

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

31

33

35

37

37

40

5,2%

Heffingskortingen

       

Algemene heffingskorting

24.180

24.346

25.867

28.532

26.453

27.065

2,3%

Arbeidskorting

25.447

26.374

32.110

36.016

36.921

38.107

8,4%

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.819

1.795

1.885

2.014

2.129

2.230

4,2%

Jonggehandicaptenkorting

182

185

198

217

221

226

4,4%

Ouderenkorting

4.360

4.459

4.701

5.269

5.439

5.592

5,1%

Alleenstaande ouderenkorting

549

567

626

698

729

761

6,8%

Belastingen op milieugrondslag

       

EB Verlaagd tarief glastuinbouw

157

112

105

135

114

102

‒ 8,3%

EB Salderingsregeling

385

548

691

664

634

609

9,6%

EB Belastingvermindering per aansluiting

3.990

5.862

4.385

4.684

4.797

4.788

3,7%

EB Stadsverwarmingsregeling

34

37

41

46

42

52

8,7%

EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit

6.509

2.668

6.427

5.600

5.406

4.793

‒ 5,9%

EB Degressieve tariefsstructuur gas

2.844

2.372

2.309

3.138

2.919

2.991

1,0%

EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

30

25

32

30

30

29

‒ 0,3%

EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf)

127

79

83

129

144

142

2,3%

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

118

116

134

157

173

169

7,4%

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

714

507

531

934

876

857

3,7%

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

72

74

47

44

37

30

‒ 16,0%

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

65

66

70

78

79

81

4,4%

Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers

78

92

105

115

116

54

‒ 7,1%

Vrijstelling asbest afvalstoffenbelasting

8

7

7

7

7

6

‒ 4,1%

Vrijstelling baggerspecie afvalstoffenbelasting

107

118

108

128

129

130

3,9%

Omzetbelasting

       

Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

7.134

8.336

9.199

9.427

9.891

10.492

8,0%

Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.585

1.695

1.544

1.621

1.709

1.812

2,7%

Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten

740

987

1.348

1.381

1.456

1.544

15,9%

Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

894

982

1.132

1.170

1.233

1.308

7,9%

Btw Verlaagd tarief Personenvervoer

383

617

658

681

718

762

14,8%

Btw Verlaagd tarief Sierteelt

276

285

299

295

311

330

3,6%

Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking

713

1.268

1.254

1.356

1.429

194

‒ 22,9%

Btw Nultarief zonnepanelen

41

37

37

37

‒ 3,8%

Btw Kleineondernemersregeling

232

275

311

334

356

378

10,3%

BTW Vrijstelling componisten, schrijvers en journalisten

8

8

8

8

8

8

0,3%

BTW Vrijstelling voor uitvaartondernemers

82

81

81

81

81

81

0,0%

Auto

       

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

481

455

353

261

226

204

‒ 15,8%

MRB Korting voor nulemissievoertuigen

133

202

278

415

405

196

8,0%

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

1.005

1.030

1.089

1.196

1.251

1.301

5,3%

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

16

17

17

19

19

20

4,0%

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

42

48

56

64

34

‒ 100,0%

MRB Kwarttarief en halftarief

196

242

231

289

319

208

1,2%

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

50

48

51

55

61

64

5,3%

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

83

91

104

121

145

159

13,8%

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

28

28

30

31

33

34

4,2%

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

12

11

10

9

8

5

‒ 18,0%

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

14

13

19

15

15

15

1,7%

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

29

35

60

71

‒ 100,0%

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

824

763

962

1.700

‒ 100,0%

Assurantiebelasting

       

ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering

6

7

7

7

8

8

6,4%

ASB Vrijstelling levensverzekeringen

2.772

2.604

2.793

3.066

3.066

3.066

2,0%

ASB Vrijstelling ongevallen-, invaliditeits- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

660

690

708

746

774

803

4,0%

ASB Vrijstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW

4.368

4.536

4.998

5.334

5.754

5.838

6,0%

ASB Vrijstelling zeeschepen

17

18

20

21

22

23

6,2%

ASB Vrijstelling transportverzekeringen

58

59

61

63

65

67

2,9%

ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen

39

29

16

12

12

12

‒ 21,0%

Overdrachtsbelasting (niet woning gerelateerd)

       

OVB Vrijstelling cultuurgrond

184

191

258

268

279

290

9,5%

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

22

22

29

30

30

30

6,1%

OVB vrijstelling bij taakoverdracht

22

22

37

27

33

25

2,9%

Kansspelbelasting

       

Kleine prijzenvrijstelling/Vrijstelling prijzen onder 449 euro

248

259

294

307

361

407

10,4%

Verbruiksbelasting

       

Vrijstellingen mineraalwater

167

168

169

0,6%

Vrijstellingen melk

106

107

108

320

322

324

25,0%

X Noot
1

Het budgettaire belang is niet hetzelfde als de opbrengst bij afschaffing van de regeling doordat het budgettaire belang geen rekening houdt met gedragseffecten. Zie de hoofdtekst voor nadere toelichting. Verder is het budgettaire belang van regelingen ook niet direct optelbaar, zie daarvoor ook voetnoot 3.

X Noot
2

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing, [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar (afgerond) nihil.

X Noot
3

Indien een regeling na 2021 is geïntroduceerd, is de gemiddelde jaarlijkse groei gegeven vanaf het jaar dat de regeling bestaat.

X Noot
4

Een negatief budgettair belang heeft altijd betrekking tot een andere fiscale regeling.

X Noot
5

Budgettair belang middelingsregeling en vermindering verhuurderheffing is op kasbasis.

4.4 Opvallende ontwikkelingen in het budgettaire belang

Zoals blijkt uit tabel 4.3.2 is het budgettaire belang van fiscale regelingen volop in beweging. In deze paragraaf splitsen we de ontwikkeling in een regeling uit naar drie categorieën: beleid, bijstelling, en endogeen. In onderstaande toelichting wordt verduidelijkt wat onder iedere categorie wordt verstaan.

Toelichting: UITSPLITsing van Ontwikkelingen

Beleidsmatige ontwikkeling

Het budgettaire belang van een fiscale regeling kan door beleid op twee manieren veranderen. Ten eerste is het mogelijk dat er een aanpassingen aan de regeling zelf wordt gedaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om een maatregel in het Belastingplan 2026 om de heffingskorting voor groen beleggen in box 3 te versoberen en af te schaffen, waardoor het budgettaire belang van deze regeling afneemt. Ten tweede kan ook het algemene tarief worden aangepast wat direct doorwerkt naar het budgettaire belang van een regeling. Zo zorgt een verhoging van het tarief in de afvalstoffenbelasting voor een groter budgettair belang van de vrijstellingen binnen deze belasting.

Voor aanpassingen aan de regelingen zelf wordt voor de beleidsmatige ontwikkeling uitgegaan van het geraamde effect inclusief gedragseffecten. Bij de doorwerking van wijzigingen aan het tarief wordt het effect berekend door het verschil te nemen tussen het budgettaire belang met en zonder de algemene tariefswijziging.

Ontwikkeling door bijstellingen

Naast beleidsmatige ontwikkelingen bestaan ook (technische) bijstellingen. Dat zijn veranderingen in het budgettaire belang doordat de ramingswijze is aangepast. Hieronder valt bijvoorbeeld het gebruik van een andere databron omdat deze verbeterd inzicht geeft in het budgettaire belang van de regeling. Verder vallen hieronder veranderingen in het budgettaire belang doordat er een methodologische verbeterslag is gemaakt en de correctie van eventuele errata. Zo is het budgettaire belang van de vrijgestelde uitkering bij het 25- en 40-jarig diensverband bijgesteld in verband met een methodologische aanpassing.

Wanneer sprake is van een bijstelling wordt zover als mogelijk de reeks van het budgettaire belang teruggelegd. In het eerste jaar waarin een budgettaire raming beschikbaar is met de nieuwe data of methodiek wordt het verschil tussen met het budgettaire belang op basis van de oude data en methodiek als bijstelling opgenomen.

Endogene ontwikkeling

Endogene ontwikkelingen zijn ontwikkelingen die door algemene economische ontwikkelingen gedreven worden. Dat kunnen zowel prijs- als volume ontwikkelingen zijn. Een goed voorbeeld van een volume ontwikkeling is bijvoorbeeld een toename van het aantal nulemissie voertuigen waardoor de korting in de loon- en inkomstenbelasting, de BPM, en de MRB qua budgettair belang groeit. Voorbeelden van een prijsontwikkeling zijn een toename in het budgettaire belang van de 30%-regeling door loonstijgingen of een toename in het budgettaire belang van regelingen in het winstdomein door algemene prijsinflatie.

De endogene ontwikkeling wordt bepaald door de verandering in het budgettaire belang te corrigeren voor de beleidsmatige ontwikkeling en de ontwikkeling vanwege andere (technische) bijstellingen.

Van belang zijn met name grote ontwikkelingen die endogeen zijn. Immers gaat het in beginsel om een ontwikkeling die optreedt zonder dat daar een expliciete, beleidsmatige afweging aan ten grondslag heeft gelegen. Dit is van belang bij fiscale regelingen doordat deze doorgaans geen plafond kennen en er daardoor geen sprake is van automatische correctie. Tabel 4.4.1 licht de 20 regelingen uit die de grootste jaarlijkse endogene ontwikkeling tussen 2021 en 2026 doormaakten. Onder tabel 4.4.1 worden vijf van de sterkste endogene ontwikkelingen uitgelicht. De achtergrond van de ontwikkeling in de regelingen die niet in tabel 4.4.1 worden weergegeven is per regeling te vinden op Rijksfinanciën.nl.

De toename van het budgettaire belang van alle fiscale regelingen in de periode 2021-2026 is met name te verklaren door de endogene toename van bijna 37 miljard euro. In de toelichting onder de tabel worden vijf sterke endogene stijgers voorzien van nadere duiding.

Tabel 4.4.1 Overzicht opvallende fiscale regelingen met sterke endogene groei (of krimp) t.o.v. 2021 (x € miljoen)1234
 

2026 MN2026

Mutatie '21 -'26

w.v. Beleid

w.v. Technische bijstellingen

w.v. Endogeen

Gemiddelde % endogene groei

Heffingvrij vermogen/inkomen box 3

2.722

2.209

74

0

2.135

38,9%

Vrijstelling groen beleggen box 3

60

14

‒ 113

0

127

30,3%

EB Salderingsregeling

609

224

‒ 528

0

752

24,2%

OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen

58

52

41

0

11

23,0%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen

49

31

0

0

31

22,2%

Nettopensioen en nettolijfrente

29

19

3

0

16

20,7%

Herinvesteringsreserve

739

393

11

0

382

16,0%

Btw Verlaagd tarief Personenvervoer

762

379

0

0

379

14,8%

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

159

76

0

0

76

13,8%

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

585

286

32

0

254

13,1%

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

68

41

19

0

22

12,7%

Expatregeling (voorheen 30%-regeling)

1.461

597

‒ 88

0

685

12,4%

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

5.626

2.028

1.527

‒ 2.251

2.752

12,0%

Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten

1.544

804

0

278

527

11,3%

EB Stadsverwarmingsregeling

52

18

7

‒ 13

24

11,2%

MRB Kwarttarief en halftarief

208

12

‒ 122

0

134

11,0%

Btw Kleineondernemersregeling

378

147

0

0

147

10,3%

Liquidatie- en stakingsverliesregeling

386

35

‒ 158

0

193

9,2%

Lijfrente premieaftrek

1.119

480

137

0

343

9,0%

Lijfrente vrijstelling box 3

441

176

45

0

132

8,4%

Overige regelingen

170.595

29.395

‒ 677

2.490

27.582

3,6%

Alle regelingen

187.652

37.417

209

504

36.703

4,5%

X Noot
1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

Bevat mogelijk afrondingsverschillen.

X Noot
3

Indien 2021 geen raming heeft, is uitgegaan van startjaar bij berekening mutatie en endogeen.

X Noot
4

Alleen regelingen zijn meegenomen die in 2026 een groter budgettair belang hebben dan 5 miljoen. Verder zijn alleen regelingenmeegenomen die tussen 2021-2026 een endogene groei hebben van 5 miljoen en hoger. De regelingen die gebudgeteerd zijn (WBSO, EIA, MIA, VAMIL) zijn geomitteerd.

TOELICHTING: vijf sterke endogene stijgers

In deze toelichting staan we stil bij vijf sterke endogene stijgers. Regelingen die in de meest recente Miljoenennota's zijn toegelicht worden hier niet opnieuw uitgelicht. Zo zijn de ontwikkelingen voor de salderingsregeling, vrijstelling voor groen beleggen en de tonnageregeling al in de Miljoenennota 2025 toegelicht. Deze toelichting is ook nog actueel. Hieronder wordt stil gestaan bij vijf sterke stijgers.

Heffingvrij vermogen/inkomen box 3Deze vrijstelling zorgt ervoor dat er geen heffing plaatsvindt over een deel van het vermogen. De gemiste belastinginkomsten hangen sterk samen met het rendement over deze vrijgestelde grondslag. De endogene groei tussen 2021 en 2026 is te verklaren door een sterke stijging van het (fictief) rendement op spaargeld in deze periode.

Schenk- en erfbelasting eenmalige vrijstelling kinderen

Voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar geldt een eenmalig verhoogde vrijstelling van schenkbelasting. De schenkingsvrijstelling eigen woning is afgeschaft. Ouders die hun kind financieel willen ondersteunen bij de aanschaf van een woning zullen voortaan schenken onder de algemene eenmalige schenkingsvrijstelling kinderen, waardoor de kosten van deze regeling sterk toenemen.

Nettopensioen en nettolijfrente

Bij deze oudedagsvoorzieningen voor het inkomen boven de aftoppingsgrens is de waarde van de aanspraak vrijgesteld in box 3. Bij het nettopensioen en de nettolijfrente wordt de premie of inleg betaald uit het netto-inkomen of nettovermogen. De uit de aanspraak op een nettopensioen of nettolijfrente voortvloeiende uitkering wordt niet belast in box 1. De hoge endogene ontwikkeling wordt veroorzaakt door het ingroeipad: de regeling is in 2015 ingevoerd, waardoor de meeste deelnemers nog in de opbouwfase zitten.

Herinvesteringsreserve

Door de herinvesteringsreserve kunnen boekwinsten die ontstaan bij de vervreemding (bijv. bij verkoop) van een bedrijfsmiddel gereserveerd worden in plaats van direct de belastbare winst te verhogen. In recente jaren is een sterke stijging te zien doordat deze boekwinsten op bedrijfsmiddelen zijn toegenomen. Dit houdt onder andere verband met de sterke prijsstijging de afgelopen jaren. Het is de verwachting dat de ontwikkeling in de herinvesteringsreserve de komende jaren weer gelijk zal lopen met de ontwikkeling in de bedrijfsinvesteringen.

MRB kwarttarief- en halftarief

De endogene groei in het mrb-kwarttarief en -halftarief komt door de groei van het aantal kampeerauto’s, die tijdens corona aan populariteit gewonnen hebben voor vakanties. De groei heeft na corona doorgezet.

4.5 Overzicht van beleidsmaatregelen op fiscale regelingen

Tabel 4.5 bevat een overzicht van nieuwe beleidsmaatregelen die specifiek betrekking hebben op fiscale regelingen. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar de memorie van toelichting van het relevante wetsvoorstel.

Tabel 4.5 Overzicht beleidsmaatregelen t.a.v. fiscale regelingen, lastenontwikkeling op transactiebasis in prijzen 2025 (x € miljoen)1
 

2026

2027

2028

structureel

     

Belastingplan 2025 (nota van wijziging en amendementen)

    

Verlagen en afschaffen vrijstelling en heffingskorting groen beleggen

‒ 20

‒ 59

‒ 59

‒ 59

Verhoging plafond periodieke giftenaftrek naar € 1,5 miljoen

8

11

15

19

Niet beperken giftenaftrek Vpb

24

24

24

24

Verlagen budgetten Vamil en MIA (via versobering Millieulijst)

‒ 10

‒ 10

‒ 10

‒ 10

Verlagen budget MIA (via versobering Millieulijst)

‒ 54

‒ 54

‒ 54

‒ 54

Niet afbouwen met AK partner bij uitbetaling AHK aan minstverdienende partner

0

0

102

0

Terugdraaien 30-20-10 regeling

43

98

166

194

Expatregeling (constant forfait van 27%)

0

‒ 109

‒ 134

‒ 143

Verhogen salarisnorm expatregeling

0

‒ 13

‒ 17

‒ 23

Invoeren verlaagd woningtarief overdrachtsbelasting 8%

‒ 49

108

108

108

Verruimen vrije ruimte WKR naar 2% van fiscale loonsom tot € 400.000 per 2025 en 2,16% per 2027

20

59

59

59

     

Pakket Belastingplan 2026 (incl. Voorjaarsnota 2025 en augustusbesluitvorming)

    

Aanpassing heffingsvrijvermogen box 3

‒ 161

‒ 161

0

0

Verhogen tariefkorting MRB emissievrije personenauto's

30

36

44

‒ 1

Afschaffen kwarttarieven MRB voor kermis- of circusexploitanten, werkplaats en werktuigmotorrijtuigen

0

0

0

0

Afschaffen vrijstelling zuiveringsslib afvalstoffenbelasting

0

‒ 1

‒ 1

‒ 1

Aanpassing zuiveldefinitie verbruiksbelasting

0

‒ 41

‒ 41

‒ 41

Terugdraaien afschaffing verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport

1.291

1.291

1.291

1.291

Stakingsaftrek 75% versoberen en afschaffen per 2030

0

‒ 14

‒ 14

‒ 19

Meewerkaftrek 75% versoberen en afschaffen per 2030

0

‒ 5

‒ 5

‒ 7

Verhogen forfait leefkilometers IB aftrek specifieke zorgkosten

1

1

1

1

Invoeren fiscale regeling werknemersopties voor start-ups en scale-ups

0

20

21

25

Verhoging belastingvermindering energiebelasting

100

100

100

100

Stapsgewijs verhogen en afschaffen heffingsplafond leidingwater

‒ 64

‒ 105

‒ 105

‒ 105

Uitstel afschaffen groenregelingen box 3 naar 2028

0

1

0

0

Vervroegen invoering peildatum oldtimerregeling MRB

0

5

0

0

Beperken ETK-regeling

‒ 21

‒ 21

‒ 21

‒ 21

Aanpassen stadsverwarmingsregeling energiebelasting (EB)

7

7

7

7

Verlagen bpm emissievrije bijzondere personenauto's

7

4

4

0

Verlagen bpm emissievrije motorfietsen

2

1

1

0

Verhoging arbeidskorting bij 2e knikpunt met €25 en 3e knikpunt met €27

185

185

185

185

Beperkte toepassing tabelcorrectiefactor - lagere heffingskortingen

‒ 1.032

‒ 1.032

‒ 1.032

‒ 1.032

X Noot
1

[+] = derving, het budgettaire belang van de regeling neemt toe; [–] = opbrengst, het budgettaire belang van de regeling neemt af. In tegenstelling tot het Belastingplan waarin een budgettair derving als een extra last opgenomen wordt hetgeen genoteerd wordt met een [-], worden hier extra budgettaire dervingen met een [+] weergegeven. Dit is gedaan voor de consistentie met Tabel 4.3.2 waarin budgettair belang positief genoteerd wordt.

Om een overzicht te hebben van de hoeveelheid regelingen die zijn afgeschaft en geïntroduceerd is hieronder figuur 4.1 opgenomen die dit over de jaren heen uitzet. Het gaat hierbij om het jaar waarin de maatregelen zijn aangekondigd, niet wanneer deze daadwerkelijk zijn ingevoerd. In 2025 is besloten om een nieuwe fiscale regeling te introduceren: de regeling werknemersopties voor start-ups en scale-ups. Daarnaast is een korting voor de bpm ingevoerd voor bijzondere emissievrije personenauto's en motorfietsen. Daarnaast is in 2025 besloten zes regelingen af te schaffen: de meewerkaftrek, de stakingsaftrek, twee kwarttarieven in de MRB (voor kermis of circusexploitanten en voor werktuigen of werkplaats), de vrijstelling voor zuiveringsslib in de afvalstoffenbelasting en de vrijstelling van belasting op leidingwater voor grootverbruikers. In 2024 zijn drie maatregelen toegevoegd ten opzichte van vorig jaar die door middel van een nota van wijziging of per amendement zijn toegevoegd aan het Belastingplan 2025. Het gaat om het afschaffen van de vrijstelling en heffingskorting groen beleggen in box 3 en het introduceren van een nieuw verlaagd tarief in de overdrachtsbelasting voor woningen van 8% (zie tabel 4.5).

Figuur 4.1 overzicht nieuwe en afgeschafte fiscale regelingen sinds 2000

4.6 Evaluaties van fiscale regelingen

Beleidsevaluaties vormen een belangrijk onderdeel bij de verantwoording van fiscale regelingen. Deze paragraaf besteedt aandacht aan (recent) uitgevoerde evaluaties en de evaluatie- en onderzoeksagenda voor de komende jaren. Paragraaf 4.6.1 geeft een integraal overzicht van de evaluatieuitkomsten van fiscale regelingen en licht de evaluaties toe die sinds de vorige Miljoenennota zijn uitgevoerd. In paragraaf 4.6.2 wordt de evaluatieagenda voor de komende jaren gepresenteerd.

4.6.1 Overzicht uitgevoerde evaluaties en uitkomsten

Op fiscale regelingen is de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek 2022 (RPE2022) van toepassing. Dit betekent dat fiscale regelingen periodiek worden geëvalueerd en moeten voldoen aan de Rijksbrede kwaliteitseisen van evaluatieonderzoek. Verder is bepaald dat naast de reguliere kwaliteitseisen bij de evaluatie van fiscale regelingen het Toetsingskader Fiscale Regelingen (TFR) moet worden doorlopen. In het TFR is opgenomen dat in de evaluatie wordt ingegaan op de reden tot overheidsingrijpen, de instrumentkeuze, en de doeltreffendheid en doelmatigheid van de fiscale regeling. In de begrotingsregels is opgenomen dat de evaluatieverplichting alleen geldt voor fiscale regelingen die actief gemonitord worden (zie tabel 4.3.2). In principe worden fiscale regelingen elke 4-7 jaar geëvalueerd. Hiervan kan worden afgeweken mits goed onderbouwd, bijvoorbeeld als er geen nieuwe informatie te verwachten is.

Op 30 juni 2025 is een ambtelijk rapport over fiscale regelingen gepubliceerd: Kansen voor lagere tarieven en beter beleid - Aanpak fiscale regelingen voor een eenvoudiger en beter belastingstelsel. Het rapport bevat mogelijke beleidsopties voor fiscale regelingen. Dit rapport is een vervolg op het Ambtelijk rapport Aanpak fiscale regelingen uit 2023, waarin 116 regelingen zijn doorgelicht en beoordeeld op vijf criteria: onderbouwing overheidsingrijpen, doeltreffend- en doelmatigheid, doenlijkheid voor de belastingplichtige en de complexiteit voor de uitvoering. Deze uitkomsten zijn geactualiseerd en hieronder weergeven in figuur 4.2.

Figuur 4.2 overzicht beoordelingen fiscale regelingen uit ambtelijk rapport

De beoordelingen op reden van overheidsingrijpen, doeltreffend- en doelmatigheid, en de beleidsopvolging van individuele evaluaties die zijn uitgevoerd in de periode 2021-2026 staan per regeling in tabel 4.6.1 Uitkomsten van evaluaties die zijn uitgevoerd voor 2021 worden toegelicht in het rapport Evaluatiedoorlichting Fiscale Regelingen. Verder is uiteraard de integrale evaluatie van een regeling publiekelijk beschikbaar en de verwijzing daarnaar kan in tabel 4.7.1 gevonden worden. Daarnaast zijn op Rijksfinanciën.nl ook de hyperlinks te vinden naar de individuele evaluaties. Onder de tabel worden de uitkomsten van de 10 evaluaties die sinds de Miljoenennota 2025 zijn afgerond nader toegelicht.

Tabel 4.6.1 Overzicht uitkomsten uitgevoerde evaluaties van fiscale regelingen 2021-20261

Jaar

Evaluatie

Onderbouwing overheidsingrijpen

Doeltreffend

Doelmatig

Beleidsopvolging

2021

Energiebelasting teruggaaf kerken & nonprofit

Discutabel

Onzeker

Onzeker

Vervolgonderzoek

 

Energiebelasting teruggaaf intensieve industrie

Niet onderzocht

Beperkt

Ja

Afgeschaft

 

Energiebelasting vrijstellingen intensieve industrie

Discutabel

Onzeker

Nee

Geen opvolging

 

Energiebelasting stadsverwarmingsregeling

Ja

Ja

Ja

Geen opvolging

 

Energiebelasting inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

Ja

Ja

Nee

Aangepast

 

Energiebelasting verlaagd tarief glastuinbouw

Discutabel

Ja

Onzeker

Afbouw

 

Energiebelasting belastingvermindering

Discutabel

Ja

Nee

Geen opvolging

 

Schenkingsvrijstelling eigenwoning

Nee

Niet of beperkt

Nee

Afgeschaft

2022

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

Discutabel

Ja

Nee

Aangepast

 

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

Discutabel

Ja

Geen uitspraak

Aangepast

 

Doorschuiving stakingswinst

Discutabel

Ja

Geen uitspraak

Geen opvolging

 

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

Discutabel

Waarschijnlijk beperkt

Nee

Afgeschaft

 

BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling diverse voertuigen

Discutabel

Beperkt

Geen uitspraak

Afschaffing teruggave geldtransport, Geen opvolging voor overige

 

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

Nee

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Afgeschaft

 

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

Nee

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Geen opvolging

 

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

Ja

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Geen opvolging

 

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

Discutabel

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Aanpassing

 

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

Nee

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Aanpassing

 

MRB Kwarttarieven

Nee

Onzeker

Nee

Afschaffing / aanpassing

 

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

Ja

Ja

Onzeker

Geen opvolging

 

Afdrachtvermindering zeevaart

Ja

Ja

Onzeker

Geen opvolging

 

Willekeurige afschrijving zeeschepen

Ja

Nee

Nee

Geen opvolging

 

Verlaagd gebruikelijk loon dga's startups

Nee

Nee

Nee

Afgeschaft

 

Aftrek specifieke zorgkosten

Ja

Deels

Beperkt

Vervolgonderzoek

2023

Verlaagde btw-tarief voedingsmiddelen en water

Discutabel

Ja

Nee

Vervolgonderzoek restaurantdiensten

 

Verlaagde btw-tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

Ja

Onzeker

Nee

Vervolgonderzoek

 

Verlaagde btw-tarief culturele goederen en diensten

Ja

Onzeker

Onzeker

Voorgenomen afschaffing is teruggedraaid

 

Verlaagde btw-tarief arbeidsintensieve diensten

Discutabel

Nee

Nee

Vervolgonderzoek isolatiewerkzaamheden

 

Verlaagde btw-tarief personenvervoer

Ja

Onzeker

Nee

Geen opvolging

 

Verlaagde btw-tarief Sierteelt

Nee

Ja

Nee

Geen opvolging

 

Verlaagde btw-tarief Logiesverstrekking

Nee

Ja

Nee

Wordt per 2026 afgeschaft m.u.v. kampeerterreinen

 

Verlaagde btw-tarief agrarische goederen

Nee

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Afgeschaft

 

Energie-investeringsaftrek (EIA)

Ja

Onzeker

Onzeker

Vervolgonderzoek

 

Millieu-investeringsaftrek (MIA) en Vamil

Ja

Ja

Ja

Vervolgonderzoek

 

Onbelaste reiskostenvergoeding

Niet onderzocht

Ja

Grotendeels

Geen opvolging

 

Tusseneveluatie fiscale regelingen voor emissieloze voertuigen

Ja

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Geen opvolging

 

Innovatiebox

Ja

Ja (vest.klimaat)Beperkt (R&D)

Onzeker (vest.klimaat)Nee (R&D)

Geen opvolging

2024

Landbouwvrijstelling

Nee

Nee

Nee

Geen opvolging

 

Reisaftrek OV

Ja

Nee

Nee

Geen opvolging

 

Giftenaftrek inkomstenbelasting

Discutabel

Ja

Nee

Voorgenomen beperking is teruggedraaid, vervolgonderzoek geefsubsidie gepubliceerd in juni 2025

 

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

Discutabel

Nee

Nee

Voorgenomen afschaffing teruggedraaid, vrijstelling geven uit vennootschap is beperkt per 1-1-2025

 

Algemene heffingskorting

Ja

Ja

Onzeker

Vervolgonderzoek stelselherziening

 

Arbeidskorting

Ja

Nee

Nee

Vervolgonderzoek stelselherziening

 

Inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)

Ja

Nee

Nee

Vervolgonderzoek stelselherziening

 

Ouderenkorting

Ja

Onzeker

Ja

Vervolgonderzoek stelselherziening

 

Alleenstaande ouderenkorting

Ja

Onzeker

Ja

Vervolgonderzoek stelselherziening

 

Jonggehandicaptenkorting

Ja

Ja

Ja

Vervolgonderzoek stelselherziening

 

30%-regeling

Ja

Ja

Onzeker

Per 2027 wordt de 30%-regeling aangepast naar een 27%-regeling en gelden er hogere salarisnormen

 

ETK-regeling

Ja

Onzeker

Onzeker

Versobering per 2026

 

Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht

Ja

Nee

Nee

Afgeschaft

 

Meewerkaftrek

Nee

Nee

Nee

stapsgewijs afschaffen vanaf 2027

 

Stakingsaftrek

Nee

Nee

Nee

stapsgewijs afschaffen vanaf 2027

 

Zelfstandigenaftrek

Discutabel

Nee

Onzeker

Geen opvolging

 

Startersaftrek en startersaftrek voor arbeidsongeschikten

Discutabel

Nee

Onzeker

Geen opvolging

 

Willekeurige afschrijving starters

Discutabel

Nee

Onzeker

Geen opvolging

 

OVB vrijstelling woning starters

Ja

Ja

Deels

Geen opvolging

 

OVB verlaagd tarief woning niet-starters

Ja

Deels

Deels

Geen opvolging

 

Vrijstelling van de Brede Weersverzekering in de assurantiebelasting

Ja

Ja

Nee

Geen opvolging

 

Vrijstelling voor de verbranding van zuiveringsslib in de afvalstoffenheffing

Nee

Nee

Nee

Wordt afgeschaft

 

Vrijstelling voor het storten van asbest in de afvalstoffenbelasting

Ja

Ja

Ja

Geen opvolging

 

Vrijstelling voor het storten van baggerspecie in de afvalstoffenbelasting

Ja

Ja

Ja

Geen opvolging

 

Vrijstelling bij 25- en 40-jarig dienstverband in de inkomstenbelasting

Nee

Nee

Nee

Geen opvolging

 

Eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen aan kinderen in de schenkbelasting

Nee

Ja

Nee

Geen opvolging

 

Laag tarief vennootschapsbelasting

Nee

Nee

Nee

Geen opvolging

2025

Fiscale regeling partneralimentatie

Ja

Ja

Ja

Geen opvolging

 

Vrijstelling voor verkoop onder voorwaarden in de overdrachtsbelasting

Ja

Ja

Ja

Geen opvolging

 

Vrijstelling voor het wooninvesteringsfonds in de overdrachtsbelasting

Nee

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Geen opvolging

 

Vrijstelling voor wijkontwikkelings- maatschappijen (WOM) in de overdrachtsbelasting

Ja

Nee

Nee

Vervolgonderzoek

 

Vrijstelling voor taakoverdracht door verenigingen en algemeen nut beogende instellingen in de overdrachtsbelasting

Ja

Nee

Nee

Vervolgonderzoek

 

Vrijstelling voor diensten door lijkbezorgers in de btw

Nee

Ja

Ja

Geen opvolging

 

Vrijstelling voor diensten door schrijvers in de btw

Nee

Ja

Ja

Geen opvolging

 

Vrijstelling voor diensten door journalisten in de btw

Nee

Deels

Deels

Geen opvolging

 

Vrijstelling voor diensten door componisten in de btw

Nee

Nee

Nee

Geen opvolging

 

Vrijstelling voor diensten door cartoonisten in de btw

Nee

Nee

Nee

Geen opvolging

 

Vrijstelling voor voordrachten in de btw

Nee

Nee

Nee

Geen opvolging

 

WBSO

Ja

Ja

Grotendeels (R&D)Deels (vest.klimaat)

Vervolgonderzoek

 

Werkkostenregeling: vrije ruimte

Ja

Deels

Deels

Reactie volgt

 

Werkkostenregeling: Korting op branche-eigen producten

Nee

Deels

Nee

Reactie volgt

 

Werkkostenregeling: overige verplichte vrijstellingen

Ja

Deels

Deels

Reactie volgt

X Noot
1

'Reactie volgt' in de kolom beleidsopvolging geeft aan dat voor de evaluatie van deze regeling nog geen inhoudelijke kabinetsreactie aan de Staten-Generaal is verstuurd.

Toelichting: afgeronde evaluaties sinds de vorige Miljoenennota

Evaluatie afvalstoffenbelasting

Het samenwerkingsverband Ecorys en CE Delft heeft de evaluatie van de afvalstoffenbelasting uitgevoerd. In deze evaluatie zijn drie vrijstellingen binnen de afvalstoffenheffing geëvalueerd. Het gaat om de vrijstelling voor het storten van asbest, de vrijstelling van het storten van baggerspecie en de vrijstelling van het verbranden van zuiveringsslib. Door deze vrijstellingen is het storten van asbest en baggerspecie momenteel vrijgesteld van ASB en is het aanbieden van zuiveringsslib bij een afvalverbrandingsinstallatie ook vrijgesteld van ASB.

Uitkomst(en): Door de onderzoekers wordt geconcludeerd dat de vrijstelling zuiveringsslib niet doeltreffend is, omdat deze niet bijdraagt aan de gestelde milieudoelen. De vrijstellingen voor asbest en baggerspecie zijn beide als doeltreffend en doelmatig beoordeeld.

Aanbeveling(en): De onderzoekers bevelen daarom aan om deze vrijstelling af te schaffen. De onderzoekers doen de aanbeveling om de vrijstelling van het storten van baggerspecie en asbest te behouden en een horizonbepaling op te nemen in de wet.

Evaluatie laag vpb-tarief

In de vennootschapsbelasting (vpb) geldt een verlaagd tarief van 19% voor de eerste € 200.000 winst. Daarboven is het algemene tarief van 25,8% van toepassing. Dit lage tarief is een fiscale regeling met als doel om het mkb te ondersteunen. De regeling is door het CPB geëvalueerd.

Uitkomst(en): De onderzoekers concluderen dat het doel van de regeling niet concreet is en niet is onderbouwd. Voor verschillende mogelijke problemen bij het mkb blijkt een verlaagd tarief in de winstbelasting geen oplossing of zeer ongericht. Het CPB concludeert verder dat het lage Vpb-tarief beperkt doeltreffend is: 25-50% van het mkb wordt niet bereikt door een lager tarief in de winstbelasting, doordat zij geen winst maken. Het lage Vpb-tarief is verder niet doelmatig volgens de onderzoekers. Slechts 40 tot 50% van het budgettaire beslag slaat neer bij de doelgroep (mkb met reële economische activiteiten). De rest slaat neer bij het grootbedrijf en bij beleggings-bv’s. Daarnaast kent het lage vpb-tarief negatieve neveneffecten: het uitlokt fiscaal gedreven gedrag uit en het voordeel slaat met name neer bij vermogenden (top 1% vermogenden ontvangt 25% van het voordeel).

Aanbeveling(en): Het CPB concludeert dat de uitkomst van de evaluatie pleit voor afschaffing van het lage tarief in de Vpb, maar niet noodzakelijkerwijs voor een lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. Het stimuleren van ondernemerschap via beleid kan volgens het CPB veel gerichter, waarbij de precieze doelstelling bepaalt welk instrument het meest geschikt is.

Evaluatie bredeweersverzekering

In opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en het ministerie van Financiën heeft het onderzoeksbureau Ecorys de Subsidieregeling Brede Weersverzekering en de bijbehorende vrijstelling in de assurantiebelasting (ASB) geëvalueerd.

Uitkomst(en): De onderzoekers concluderen dat de ASB vrijstelling niet voldoet aan het Toetsingskader Fiscale Regelingen omdat er niet kan worden aangetoond waarom een fiscale subsidie de voorkeur verdient boven een directe subsidie. De regeling is wel doeltreffend en doelmatig.

Aanbeveling(en): Ecorys adviseert om de om de ASB vrijstelling af te schaffen en de vrijgekomen middelen toe te voegen aan de begroting van het ministerie van LVVN ten behoeve van de subsidieregeling.

Evaluatie vrijstelling loonbelasting bij 25- en 40-jarig dienstverband

Het ministerie van Financiën heeft de diensttijdvrijstelling geëvalueerd. Dit is een uitzondering van het loonbegrip in de Wet op de loonbelasting 1964 voor eenmalige uitkeringen na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 en 40 jaar.

Uitkomst(en): De regeling is beperkt doeltreffend, aangezien slechts een deel van de doelgroep wordt bereikt, maar de werknemer wel netto meer overhoudt door de diensttijdvrijstelling. De regeling is niet doelmatig, omdat hij beschouwd kan worden als een waardeoverdracht van de belastingbetaler naar relatief welvarende werknemers, de arbeidsallocatie kan verstoren en voor bepaalde groepen bevoordelend is. Vanuit breed welvaartsperspectief is het twijfelachtig of het doel van de regeling nog nuttig is. De vrijstelling past minder in de huidige tijd waarin werknemers worden aangemoedigd om lerend en wendbaar te blijven.

Aanbeveling(en): Er zijn in de evaluatie geen concrete aanbevelingen gedaan. Zoals beschreven in de begrotingsregels van dit kabinet geldt als uitgangspunt dat voor een negatief geëvalueerde fiscale regeling moet worden bezien of de regeling wordt afgeschaft, versoberd, hervormd of gemotiveerd gehandhaafd.

Evaluatie eenmalig verhoogde vrijstelling voor giften aan kinderen

Het ministerie van Financiën heeft in samenwerking met de Belastingdienst een evaluatie uitgevoerd van de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstellingen voor kinderen voor een dure studie en voor een vrij te besteden doel.

Uitkomst(en): Uit de evaluatie volgt dat voor beide eenmalige schenkingsvrijstellingen geen noodzaak bestaat. Verder is de schenkingsvrijstelling voor een vrij te besteden doel beoordeeld als beperkt potentieel doelmatig. De schenkingsvrijstelling voor een dure studie is beoordeeld als doelmatig.

Aanbeveling(en): Er zijn in de evaluatie geen concrete aanbevelingen gedaan. Zoals beschreven in de begrotingsregels van dit kabinet geldt als uitgangspunt dat voor een negatief geëvalueerde fiscale regeling moet worden bezien of de regeling wordt afgeschaft, versoberd, hervormd of gemotiveerd gehandhaafd.

Evaluatie van de fiscale partneralimentatie regelingHet ministerie van Financiën heeft de fiscale regeling partneralimentatie geëvalueerd. Aangezien deze aftrekpost nauw samenhangt met de ontvangen alimentatie uit de aangifte inkomstenbelasting, is deze ook meegenomen. Het betreft concreet de aftrekpost ‘betaalde alimentatie- of andere onderhoudsverplichtingen’. Het doel is het tot uiting laten komen van het draagkrachtbeginsel in de inkomstenbelasting.

Uitkomst(en): De regeling is doeltreffend en doelmatig. Het budgettaire beslag van de regeling is relatief klein en wordt ook kleiner doordat de standaardperiode van alimentatie is verlaagd van twaalf naar vijf jaar. De regeling is complex voor belastingplichtigen om na te leven door het bepalen van het woongenot en hypotheekrente, de tussentijdse bijstelling waardoor aangiften gewijzigd moeten worden, benodigde informatie van ex-partner, verwarring met kinderalimentatie, en doorwerking van de regeling op de inkomensafhankelijke heffingskortingen en toeslagen. Ook is de regeling complex en beperkt handhaafbaar voor de Belastingdienst.

Aanbeveling(en): In de evaluatie zijn geen concrete aanbevelingen gedaan.

Evaluatie diverse fiscale regelingen in de OVB

In opdracht van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en het ministerie van Financiën heeft het onderzoeksbureau SEO de fiscale regelingen in de overdrachtsbelasting (ovb) op de woningmarkt geëvalueerd in twee delen. In het eerste deel is de tariefdifferentiatie bekeken. In het tweede deel is stilgestaan bij een aantal OVB-vrijstellingen, namelijk de vrijstelling voor: terugkoop bij Verkoop onder Voorwaarden (VoV), wijkontwikkelmaatschappijen (WOM), het wooninvesteringsfond (WIF) en taakoverdracht tussen ANBI’s en verenigingen.

Uitkomst(en): De tariefdifferentiatie in 2021 is doeltreffend en deels doelmatig bevonden. Geconcludeerd wordt dat de woningmarkt toegankelijker geworden voor starters op plekken waar er veel concurrentie is tussen starters en beleggers. Tegelijkertijd hebben de tariefsverhogingen voor beleggers negatieve neveneffecten, waaronder een negatief effect op nieuwbouw wat de doelmatigheid van de maatregel beperkt. Over de OVB-vrijstellingen wordt geconcludeerd dat de terugkoop VoV doeltreffend en doelmatig is, dat de vrijstelling voor WOM en WIF niet tot nauwelijks worden gebruikt, en dat bij de taakoverdracht tussen ANBI's en verenigingen het begrip «taak» niet helemaal aan bij de invulling van de maatschappelijke taken van woningcorporaties in het woningmarktbeleid, zoals is vastgelegd in de Nationale Prestatieafspraken.

Aanbeveling(en): In de evaluatie wordt aanbevolen om de WIF-vrijstelling af te schaffen en te kijken of de WOM-vrijstelling beter als subsidie vormgegeven kan worden. Bij de vrijstelling voor taakoverdracht wordt aangegeven dat er kan worden gekeken om het taakbegrip verder in te vullen zodat meer overdrachten die bijdragen aan de maatschappelijke taken van ANBI’s hieronder kunnen vallen.

Evaluatie WBSO

In opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Financiën zijn de WBSO en de S&O-aftrek geëvalueerd door het onderzoeksconsortium SEO en Dialogic. De WBSO is een regeling die sinds 1996 recht geeft op afdrachtvermindering in de loonbelasting wanneer een onderneming een S&O-verklaring heeft van RVO. De aftrek voor S&O is een regeling die de WBSO aanvult door ook voor zelfstandigen die een S&O-verklaring van RVO hebben aftrek te geven in de inkomstenbelasting, omdat zij geen loonheffing inhouden.

Uitkomst(en): De WBSO is overwegend doeltreffend en grotendeels doelmatig om extra S&O uitgaven te stimuleren. Uit het onderzoek blijkt dat iedere € 1 afdrachtvermindering tussen 2018-2022 leidt tot ongeveer € 0,81 extra investeringen in R&D. De WBSO is ook doeltreffend in het realiseren van spill-overs. De regeling is grotendeels doelmatig met het oog op beleidsalternatieven en de lage uitvoeringskosten (1,4% van het budget). Voor het bevorderen van het vestigingsklimaat is de regeling doeltreffend en deels doelmatig. Van de regeling maken immers ook veel niet-internationale ondernemingen gebruik en spelen andere factoren een rol.

Aanbeveling(en): De onderzoekers bevelen aan om de doestelling aan te scherpen zodat de functie van de WBSO duidelijker wordt en om te onderzoeken waarom het doelgroepbereik daalt. Daarnaast wordt aangeraden te onderzoeken waarom de WBSO minder R&D-uitgaven lijkt te stimuleren en een incrementele vormgeving te overwegen alsook te overwegen om radicalere innovaties te stimuleren. Tot slot wordt gevraagd aandacht te besteden aan enkele databeperkingen en methodologische uitdagingen, en bij de volgende evaluatie zowel de innovatiebox als de WBSO tezamen te evalueren.

Evaluatie Vrijstellingen in de btw

In opdracht van het ministerie van Financiën heeft het onderzoeksconsortium SEO en Dialogic enkele vrijstellingen in de Wet op de omzetbelasting 1968 (btw) geëvalueerd. Het gaat met name om vrijstellingen die zien op bepaalde diensten door lijkbezorgers, schrijvers, journalisten, componisten en cartoonisten en om voordrachten. De doeltreffend- en doelmatigheid van de vrijstellingen voor diensten door lijkbezorgers, schrijvers en journalisten is gemiddeld tot hoog.

Uitkomst(en): De doeltreffend- en doelmatigheid van de vrijstellingen voor diensten door lijkbezorgers, schrijvers en journalisten is gemiddeld tot hoog. De doeltreffend- en doelmatigheid voor de vrijstelling voor diensten door cartoonisten, componisten en voor voordrachten zijn volgens de onderzoekers laag. De aanbiedingsbrief en het evaluatierapport bevatten een nadere toelichting op deze uitkomsten.

Aanbeveling(en): De onderzoekers geven aan dat zij niet direct aanleiding zien om de vrijstellingen voor diensten door lijkbezorgers, schrijvers en journalisten af te schaffen. Wat betreft de vrijstellingen voor diensten door componisten, cartoonisten en voor voordrachten zien de onderzoekers wel aanleiding om deze af te schaffen.

Evaluatie Werkkostenregeling

In opdracht van het ministerie van Financiën heeft onderzoeksbureau SEO de werkkostenregeling geëvalueerd. De werkkostenregeling (WKR) regelt primair de loonheffingen over vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen die werkgevers toekennen aan hun werknemers. Hierbij geldt als uitgangspunt dat over een vergoeding geen loonheffingen verschuldigd is als het zakelijke karakter van de gerelateerde voorziening overheerst. SEO heeft naast de «WKR als systeem» ook de vrije ruimte en de gerichte vrijstellingen individueel geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid.

Uitkomst(en): SEO concludeert dat de WKR doeltreffend en deels doelmatig is ten aanzien van dit doel. Het belangrijkste aandachtspunt voor doelmatigheid is de complexiteit van de WKR en de daarbij behorende administratieve lasten. Tegelijkertijd stelt SEO ook dat de WKR beter is dan het implementeren van een alternatief systeem. De vrije ruimte en gerichte vrijstellingen worden (deels) doeltreffend en (deels) doelmatig bevonden. Uitzondering hierop is de gerichte vrijstelling voor korting op branche-eigen producten, deze is als deels doeltreffend en niet doelmatig beoordeeld.

Aanbeveling(en): SEO doet 12 concrete aanbevelingen, onder meer om de doelmatigheid te verbeteren. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het afschaffen van de eerste schijf van de vrije ruimte, het toestaan van samenloop tussen de vrijstelling voor reiskosten en thuiswerkkosten en het verhogen van de bekendheid met de WKR via verbeterde informatieverstrekking. Deze aanbevelingen zijn deels administratief van aard, deels een versobering van de WKR en deels een verruiming. Een belangrijke conclusie van SEO is ook dat een wetgever zeer terughoudend moet zijn in het gebruik van de WKR voor het bereiken van aanvullende beleidsdoelstellingen.

4.6.2 Geplande evaluaties 2025-2029

In tabel 4.6.2 wordt een overzicht gegeven van de evaluaties en andere onderzoeken van fiscale regelingen die gepland staan voor de periode 2025-2029. Evaluaties met een asteriks zijn reeds afgerond en gepubliceerd.

De evaluaties van fiscale regelingen zijn ook onderdeel van de Strategische Evaluatieagenda (SEA), welke is terug te vinden in de begrotingsstukken. Voor evaluaties van fiscale regelingen zijn altijd het Ministerie van Financiën, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het belastingstelsel, en het betreffende vakdepartement, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de beleidsdoelen, samen betrokken.

Tabel 4.6.2 Overzicht geplande evaluaties en onderzoeken m.b.t. fiscale regelingen 2025-2029

Jaar

Evaluatie

Ministerie

2025

Evaluatie WBSO*

FIN, EZ

 

Evaluatie btw-vrijstellingen*

FIN, OCW

 

Onderzoek verbeteringen energie-investeringsaftrek (EIA) en millieu-investeringsaftrek (MIA)

FIN, EZ, I&W

 

Onderzoek jaarlijkse vrijstelling schenkbelasting kinderen

FIN

 

Onderzoeken toekomstbestendigheid eigenwoningregeling

FIN, VRO

 

Evaluatie werkkostenregeling*

FIN, EZ, I&W

 

Evaluatie vrijstelling kunstvoorwerpen box 3

FIN, OCW

 

Evaluatie fiscale regelingen voor bos- natuur- en cultuurgronden

FIN, LVVN

 

Monitoring wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteit 2024

FIN, EZ

 

Monitoring fiscale regeling aandelenoptierechten

FIN

 

Vervolgonderzoek vrijstelling in de overdrachtsbelasting voor taakoverdrachten tussen verenigingen en ANBI's

FIN, VRO

 

Vervolgonderzoek vrijstelling in de overdrachtsbelasting voor Wijkontwikkelingsmaatschappij (WOM)

FIN, VRO

 

Evaluatie accijns verlaagd tarief kleine brouwerijen

FIN

2026

Evaluatie generieke investeringsregelingen (KIA en HIR)

FIN, EZ

 

Evaluatie kleineondernemersregeling (KOR)

FIN, EZ

 

Evaluatie verbruiksbelasting

FIN, VWS

 

Evaluatie energiebelasting – deel 1

FIN, KGG, LVVN, VRO

 

Pilot actualisatie doelstellingen fiscale regelingen

FIN

 

Evaluatie btw-vrijstelling financiële diensten

FIN

 

Monitoring verhoging btw-tarief logies

FIN, EZ

2027

Evaluatie eigenwoningregeling

FIN, VRO

 

Tussentijdse evaluatie fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouwsector

FIN, KGG, LVVN

 

Evaluatie energiebelasting - deel 2

FIN, KGG

 

Evaluatie vrijstellingen OVB in de ondernemingssfeer en vrijstellingen van technische aard

FIN, EZ

 

Monitoring opbrengsten afschaffen inputvrijstelling EB voor elektriciteitsopwekking

FIN, KGG

 

Evaluatie kansspelbelasting

FIN, J&V

2028

Evaluatie zeevaartregelingen

FIN, I&W

 

Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding

FIN, I&W

 

Evaluatie fiscale regelingen autobelastingen

FIN, I&W, EZ

 

Evaluatie assurantiebelasting

FIN

 

Evaluatie verhoging btw-tarief logies

FIN, EZ

 

Evaluatie milieu-investeringsaftrek (MIA) en Vamil

FIN, I&W

 

Evaluatie energie-investeringsaftrek (EIA)

FIN, I&W, VRO

 

Tussenevaluatie fiscale stimuleringsmaatregelen EV's

FIN, I&W

2029

Periodieke rapportage fiscale regelingen

FIN

 

Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen

FIN, EZ

 

Evaluatie aftrek specifieke zorgkosten

FIN, VWS

 

Evaluatie verlaagde btw-tarieven

FIN

 

Evaluatie maatregelen giftenaftrek en geven uit vennootschap

FIN, OCW

4.7 Kwalitatieve achtergrond informatie per fiscale regeling

In deze bijlage wordt een kwalitatieve toelichting per fiscale regeling gegeven. Voor elke regeling bevat tabel 4.7.1 een korte beschrijving, het wetsartikel, de doelstelling van de regeling, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft, de meest recente beleidsevaluatie, of een horizonbepaling van toepassing is, en de ramingsgrond die gebruikt is voor de schatting van het budgettaire belang in paragraaf 4.3, indien van toepassing.

Het departement dat bij elke regeling vermeld staat, is het departement dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft. De Staatsecretaris van Financiën en de bewindspersonen van het betreffende departement dragen ieder verantwoordelijkheid voor de regeling en de evaluatie daarvan, vanuit de invalshoek van hun eigen beleidsterrein. Het Ministerie van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wetgeving, de uitvoering van het fiscale beleid en de budgettaire verantwoording. Conform de rijksbegrotingsvoorschriften wordt het budgettaire belang van de fiscale regelingen ook extracomptabel op de departementale begrotingen opgenomen.

4.7 Kwalitatieve achtergrond informatie per fiscale regeling

Tabel 4.7.1 Achtergrond informatie fiscale regelingen 1
  

Persoonsgebonden aftrek

  

Regeling:

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

Beschrijving:

Uitgaven boven een drempelbedrag ter zake van een opleiding of studie voor het verwerven van inkomen uit werk en woning kunnen onder voorwaarden worden afgetrokken tot een maximumbedrag. Als onderdeel van het Belastingplanpakket 2020 is voorgesteld de fiscale aftrek van scholingsuitgaven, conform de daarover gemaakte afspraak in het regeerakkoord af te schaffen. De regeling is inmiddels per 1 januari 2022 afgeschaft. Tegelijkertijd is de vervangende subsidieregeling (de Subsidieregeling STAP-budget) in werking getreden per 1 maart 2022. Op grond van overgangsrecht (artikel 10a.16 Wet IB 2001) kunnen scholingsuitgaven die voor 1 juli 2015 zijn gedaan en die destijds niet tot aftrek leidden omdat recht bestond op een prestatiebeurs, alsnog (forfaitair) in aftrek kunnen worden gebracht als scholingsuitgaven indien in een jaar – na afloop van de diplomatermijn - de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift. Dit overgangsrecht blijft in stand tot dit materieel is uitgewerkt (2031).

Doelstelling:

Vergroten van de Nederlandse kennisinfrastructuur.

Ministerie:

OCW, Artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.

Wetsartikel:

Artikel 10a.16 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven, CPB, 2016. Notitie Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Realisaties t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Giftenaftrek inkomstenbelasting

Beschrijving:

Giften aan onder andere algemeen nut beogende instellingen (ANBI) zijn aftrekbaar. Periodieke giften geschieden op basis van een bij notariële of onderhandse akte vastgelegde verplichting om gedurende ten minste 5 jaren met onzekerheidsvereiste schenkingen te doen. Voor overige giften aan uitsluitend ANBI’s geldt een drempelpercentage en plafondpercentage van het verzamelinkomen. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s. Met ingang van 2023 is de aftrek van periodieke giften beperkt.

Doelstelling:

Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 6.32 ‒ 6.39a van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie giftenaftrek 2016-2021, SEO, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 36 410-IX nr. 42.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Realisaties t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek specifieke zorgkosten

Beschrijving:

Bepaalde zorgkosten mogen worden afgetrokken. Hiervoor komt in aanmerking het deel van de kosten dat uitkomt boven het drempelbedrag en waarvoor geen vergoeding is gekregen van bijvoorbeeld de (aanvullende) zorgverzekering of de bijzondere bijstand. Onder omstandigheden geldt een verhoging van het in aftrek te brengen bedrag.

Doelstelling:

Tegemoetkoming van chronisch zieken en gehandicapten.

Ministerie:

VWS, Artikel 8: Tegemoetkoming specifieke kosten.

Wetsartikel:

Artikel 6.16 ‒ 6.20 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie specifieke zorgkosten, Dialogic & Significant Public, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925-XVI nr. 204.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Realisaties t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Onderhoudsverplichtingen aftrek

Beschrijving:

Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bij de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bij de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers.

Doelstelling:

Het aansluiten bij draagkracht.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 6.3 ‒ 6.7 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Realisaties t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Belaste ontvangen alimentatie

Beschrijving:

Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bij de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bij de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers.

Doelstelling:

Het aansluiten bij draagkracht.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 3.105 en 3.108 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regeling partneralimentatie, FIN, 2025. Kamerstuk 2024-2025, 32140 nr. 229.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Realisaties t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Inkomensvoorzieningen

  

Regeling:

Pensioen niet-belaste premie

Beschrijving:

Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Wetsartikel:

Artikel 18 van de Wet op de loonbelasting 1964

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen.

  

Regeling:

Pensioen belaste uitkering

Beschrijving:

Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Wetsartikel:

Artikel 18 van de Wet op de loonbelasting 1964

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen.

  

Regeling:

Pensioen vrijstelling box 3

Beschrijving:

Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Wetsartikel:

Artikel 18 van de Wet op de loonbelasting 1964

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen.

  

Regeling:

Lijfrente premieaftrek

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Wetsartikel:

Artikel 3.124, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen. Realisaties t/m [t-2].

  

Regeling:

Lijfrente belaste uitkering

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Wetsartikel:

Artikel 3.124, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen. Geen realisaties.

  

Regeling:

Lijfrente vrijstelling box 3

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Wetsartikel:

Artikel 3.124, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen. Bevat geen realisaties.

  

Regeling:

Nettopensioen en nettolijfrente

Beschrijving:

Bij deze oudedagsvoorzieningen voor het inkomen boven de aftoppingsgrens is de waarde van de aanspraak vrijgesteld in box 3. Bij het nettopensioen en de nettolijfrente wordt de premie of inleg betaald uit het netto-inkomen of nettovermogen. De uit de aanspraak op een nettopensioen of nettolijfrente voortvloeiende uitkering wordt niet belast in box 1.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening voor het inkomen boven de aftoppingsgrens.

Ministerie:

SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Wetsartikel:

Artikel 5.17 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente, Willis Towers Watson, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 32 043, nr. 547.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Gegevens AFM voor belegd vermogen in 2018, belastingdienst voor vermogensverdeling en vermogensontwikkeling uit MIMOSI.

  

Regeling:

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1.

Doelstelling:

Het faciliteren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval.

Ministerie:

SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Wetsartikel:

Artikel 3.124, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2] voor premieaftrek en loonontwikkeling uit MIMOSI.

  

Regeling:

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

Beschrijving:

Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1.

Doelstelling:

Het faciliteren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval.

Ministerie:

SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Wetsartikel:

Artikel 3.124, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Bevat geen realisaties. Raming grondslag volgt ontwikkeling premieaftrek.

  

Regeling:

Reisaftrek OV

Beschrijving:

Onder bepaalde voorwaarden mogen belastingplichtigen een forfaitair bedrag aan reiskosten voor per openbaar vervoer afgelegde woon-werkkilometers aftrekken in de inkomstenbelasting. Het forfait wordt verminderd met de ontvangen reiskostenvergoeding.

Doelstelling:

Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer.

Ministerie:

IenW, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Wetsartikel:

Artikel 3.80 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie reisaftrek OV, FIN, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 23 645 nr. 818.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realisaties t/m [t-2].

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen

Beschrijving:

Voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar geldt een eenmalig verhoogde vrijstelling van schenkbelasting. Voorwaarde is dat het kind niet eerder een verhoogde vrijstelling heeft gebruikt voor een schenking van de ouder. Er is geen bestedingsdoel verbonden aan de vrijstelling. De eenmalig verhoogde vrijstelling kan extra worden verhoogd indien het geschonken bedrag is bestemd voor de betaling van kosten van een studie of opleiding, welke kosten aanzienlijk hoger zijn dan gebruikelijk.

Doelstelling:

Ouders de mogelijkheid geven hun kind belastingvrij financiële ondersteuning te geven, bijvoorbeeld hulp bij de aankoop van een eigen woning, de inrichting van een woning, het opzetten van een eigen praktijk e.d. Oorspronkelijk was de vrijstelling gekoppeld aan het huwelijk van het kind maar door een amendement is dit losgekoppeld omdat de beperking bij huwelijk principieel onjuist werd geacht tegenover hen die niet (kunnen) huwen en ook eenmalige steun kunnen gebruiken.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 33 van de Successiewet 1956

Evaluatie:

Evaluatie eenmalig verhoogde schenkingsvrijstellingen kinderen, FIN, 2025. Kamerstuk 2024-2025, 31066 nr. 1447.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op aangiftegegevens. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastinplichtigen zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was geweest. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen. Realisaties t/m [t-2].

  

Regeling:

Middelingsregeling

Beschrijving:

Een belastingplichtige met wisselende jaarinkomens kan op verzoek inkomstenbelasting terugkrijgen door de verschuldigde belasting te herrekenen uitgaande van een gelijkmatige toedeling van het inkomen van drie opeenvolgende kalenderjaren aan die jaren. Teruggaaf wordt alleen verleend voor zover het verschil tussen de geheven belasting over het middelingstijdvak en de herrekende belasting over deze drie jaren meer bedraagt dan het drempelbedrag Als onderdeel van Belastingplan 2023 is de middelingsregeling per 2023 af geschaft. Dit betekent dat 2022-2024 het laatste tijdvak is waarover middeling kan worden toegepast.

Doelstelling:

Beperken van het progressienadeel bij (sterk) wisselende jaarinkomens.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 10a.28 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie middelingsregeling, FIN, 2018. Kamerstukken II 2018-2019, 32 140, nr. 49.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aanslagen inkomstenbelasting t/m [t-1]. Budgettair belang is op kasbasis. Realisaties t/m [t-2].

  

(Eigen) woning

  

Regeling:

Hypotheekrenteaftrek

Beschrijving:

Over eigenwoningschuld betaalde rente is aftrekbaar van het inkomen in box 1 (hypotheekrenteaftrek). De afgelopen jaren is een aantal beperkende maatregelen doorgevoerd: sinds 2013 dienen nieuwe leningen in dertig jaar volledig en minimaal annuïtair afgelost te worden om in aanmerking te komen voor renteaftrek en sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd met 3%-punt per jaar. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.

Doelstelling:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 3.120, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek financieringskosten eigen woning

Beschrijving:

Kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld zijn aftrekbaar van het inkomen in box 1. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd met 3%-punt per jaar. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.

Doelstelling:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 3.120, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

Beschrijving:

Periodieke betalingen op grond van de rechten van erfpacht, opstal en beklemming, met betrekking tot de eigen woning zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.

Doelstelling:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 3.120, eerste lid, onderdeel c, van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

Beschrijving:

Als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning worden voor een periode van vijftien jaar na het tijdstip van vervreemding van een eigen woning mede aangemerkt de renten en kosten van geldleningen voor een restschuld van die vervreemde woning. Van een restschuld is sprake, wanneer bij een vervreemding van een eigen woning in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 de op deze woning betrekking hebbende schuld tot een negatief vervreemdingssaldo heeft geleid. De aftrek voor rente en kosten en geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning betreft een tijdelijke crisismaatregel die afliep in 2017. De gevallen die al gebruik maakten van de regeling voor 2018 kunnen de aftrek nog maximaal vijftien jaar toepassen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.

Doelstelling:

Tijdelijke crisismaatregel ter bevordering van de doorstroming op de woningmarkt.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 3.120 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Beschrijving:

Aan eigenwoningbezitters zonder eigenwoningschuld of met een lage eigenwoningschuld wordt een aftrek toegekend ter hoogte van een deel van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten. De regeling wordt vanaf 2019 in een periode van dertig jaar uitgefaseerd.

Doelstelling:

Bevordering aflossing eigenwoningschuld en lastenverlichting eigenaar-bewoners met geen of een lage eigenwoningschuld.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 3.123a van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

Beschrijving:

Voor schenkingen aan personen tussen de 18 en 40 jaar ten behoeve van de eigen woning geldt een eenmalige vrijstelling van schenkbelasting. De vrijstelling is in 2023 verlaagd en met ingang van 2024 volledig afgeschaft.

Doelstelling:

Verminderen van de eigenwoningschuld van Nederlandse huishoudens en beperken van het percentage onderwaterhypotheken.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Vervallen

Evaluatie:

Evaluatie schenkingsvrijstelling eigen woning, SEO, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 35 518 nr. G.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Raming is gebaseerd op aangiftegegevens. Realisaties t/m [t-3]. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastingplichtigen in dat jaar zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was geweest. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen.

  

Regeling:

Eigenwoningforfait

Beschrijving:

Huishoudens met een eigen woning dienen een percentage van de WOZ-waarde van hun woning bij het belastbaar inkomen in box 1 op te tellen. Dit percentage is afhankelijk van de hoogte van de WOZ-waarde en wordt jaarlijks vastgesteld. Het eigenwoningforfait staat los van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning, die ook in box 1 valt. Deze regeling is de keerzijde van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning.

Doelstelling:

Het doelmatig belasten van het voordeel in natura (het woongenot) van een eigen woning, door een forfaitaire benadering.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 3.112 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste bijtelpost is.

  

Regeling:

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

Beschrijving:

In 2021 is de tariefdifferentiatie in de overdrdachtsbelasting ingevoerd waardoor woningen bestemd voor hoofdbewoning onder een laag tarief vallen en woningen niet bestemd voor hoofdbewoning onder het algemene tarief vallen. Voor niet-starters is het lage overdrachtsbelasting tarief van toepassing. Dit tarief is uitsluitend van toepassing op de verkrijging van woningen.

Doelstelling:

Structureel bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 15, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

Evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012, CPB, 2020. Evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Macro-raming opbrengsten ovb, gegevens van het Kadaster. Realisaties voor 2022 en 2023.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling woning starters

Beschrijving:

Eenmalige vrijstelling voor aankoop van een woning onder de woningwaardegrens door een persoon die meerderjarig is en jonger is dan 35 jaar en de woning zelf gaat bewonen.

Doelstelling:

De positie van starters op de woningmarkt verbeteren ten opzichte van andere kopers.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 15, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Macro-raming opbrengsten ovb, gegevens van het Kadaster. Realisaties voor 2022 en 2023.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen

Beschrijving:

Het terugkopen van een VoV (verkoop onder voorwaarden)-woning van een particulier door een VoV-aanbieder wordt onder specifieke voorwaarden vrijgesteld van overdrachtsbelasting.

Doelstelling:

Het aantrekkelijk houden voor VoV-aanbieders om, ook na invoering van de wet differentiatie overdrachtsbelasting, VoV-woningen met gunstige voorwaarden te verkopen aan koopstarters.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 15, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers van Stichting Opmaat, raming vanaf 2022.

  

Regeling:

Verlaagd woningtarief 8% overdrachtsbelasting

Beschrijving:

Per 2026 kent de overdrachtsbelasting een nieuw tarief van 8%. Dit tarief is van toepassing als de verkrijger de woning niet anders dan tijdelijks als hoofdverblijf gaat gebruiken. Voor verkrijgers die de woning wél anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruiken, blijft het bestaande 2%-tarief voor hoofdbewoners óf de startersvrijstelling van toepassing. Het algemeen tarief van 10,4% geldt per 2026 enkel voor niet-woningen.

Doelstelling:

Het aanbod van huurwoningen vergroten, investeringen in private huurwoningen te stimuleren en het bouwen van meer private huurwoningen te stimuleren.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 14, tweede lid van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Macro-raming opbrengsten ovb, gegevens van het Kadaster.

  

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

  

Regeling:

Vermindering verhuurderheffing

Beschrijving:

Deze regeling is beschikbaar voor belastingplichtigen in het kader van de verhuurderheffing, die onder andere investeren in huurwoningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens. Het bedrag aan heffingsvermindering dat genoemd is in de investeringsverklaring van RVO, wordt van de verhuurderheffing afgetrokken. Het budget is € 698,5 miljoen over de jaren 2014 tot en met 2021. Met ingang van 2019 is een nieuwe heffingsvermindering geïntroduceerd. Het doel hiervan is het stimuleren van de verduurzaming van huurwoningen door verhuurders. Het beschikbare budget voor deze nieuwe heffingsvermindering loopt jaarlijks op met € 26 miljoen tot structureel € 104 miljoen in 2022. Per 2020 is in de verhuurderheffing aanvullend een structurele heffingsvermindering van € 100 miljoen per jaar opgenomen voor nieuwbouw van woningen in regio’s waar de druk op de woningmarkt het grootst is. De verhuurderheffing is per 2023 afgeschaft. Hierdoor vervalt per 2023 ook het recht op heffingsverminderingen.

Doelstelling:

Stimulering van maatschappelijk gewenste investeringen (zoals sloop, renovatie, transformatie en nieuwbouw van huurwoningen).

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Vervallen

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing (bijlage bij de Rapportage verhuurderheffing 2020 en evaluatie heffingsverminderingen), Ecorys, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 34 652 nr. H.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m [t-1]. Realisaties t/m [t-2].

  

Regeling:

Kamerverhuurvrijstelling

Beschrijving:

Indien de inkomsten uit verhuur - anders dan voor korte duur - van woonruimte die geen zelfstandige woning vormt en onderdeel is van het hoofdverblijf van de verhuurder, niet meer bedragen dan een maximumbedrag per jaar, blijft het verhuurde deel van de eigen woning vallen onder de fiscale behandeling van de eigen woning, in plaats van de forfaitaire vermogensrendementsheffing in box 3. Het maximumhuurbedrag wordt jaarlijks op basis van de huurontwikkeling geïndexeerd.

Doelstelling:

Vergroten van het particuliere kameraanbod, met name voor studenten.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 3.114 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Rapport evaluatie kamerverhuurvrijstelling, BZK, 2017. Kamerstukken II 2017-2018, 33 104, nr. 12.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Raming zonder recente gegevensbron. Laatst gebruikte bron betreft cijfers VROM uit 2006 over aantal kamers. Kosten geraamd op basis van inschattingen over aantal kamers en van o.a. gemiddelde WOZ-waarde, EWS, rente, en belasting box 3 in het betreffende belastingjaar.

  

Regeling:

Heffingvrij vermogen/inkomen box 3

Beschrijving:

Een algemene vrijstelling in box 3. Bij een rendementsgrondslag groter dan het heffingvrije vermogen, wordt alleen het voordeel uit het meerdere in de heffing betrokken. Het bedrag aan heffingvrij vermogen wordt jaarlijks geïndexeerd en is per 2023 beleidsmatig verhoogd.

Doelstelling:

Doelmatigheid (vermindering van aantal belastingplichtigen).

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 5.5 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.

  

Regeling:

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

Beschrijving:

In het overgangsrecht van de Wet IB 2001 zijn vrijstellingen voor bepaalde kapitaalverzekeringen, spaarrekeningen en beleggingsrechten opgenomen. Onder voorwaarden geldt een box 1-vrijstelling voor het voordeel (de uitgekeerde rente of het rendement op de premie/inleg) uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW) en beleggingsrecht eigen woning (BEW) waardoor deze niet in box 3 vallen. Per 1 april 2013 is de faciliteit vervallen en voor bestaande contracten ondergebracht in het overgangsrecht. Het kapitaal dan wel de inleg kunnen niet meer worden verhoogd en de looptijd kan niet worden verlengd. Tevens gelden er onder bepaalde voorwaarden vrijstellingen voor andersoortige kapitaalverzekeringen waarvan de inkomsten vrijgesteld waren onder de Wet IB 1964.

Doelstelling:

Eerbiedigen van bestaande rechten op bepaalde vrijstellingen kapitaalsuitkeringen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 10bis.1 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 voor KEW, SEW en BEW. Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AN van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 voor de andersoortige kapitaalverzekeringen waarvan de inkomsten vrijgesteld waren onder de Wet IB 1964.

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Extrapoleren van gegevens van DNB (tot en met 2015) en het Verbond van Verzekeraars (tot en met 2016) over levensverzekeringen. Realisaties t/m [t-7].

  

Regeling:

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

Beschrijving:

Rechten op prestaties uit levensverzekering in verband met het overlijden van de belastingplichtige worden tot een maximumbedrag vrijgesteld van de rendementsgrondslag. De prestaties kunnen de vorm hebben van een kapitaalsuitkering of een uitkering in natura (het verzorgen van de uitvaart van de verzekeringnemer).

Doelstelling:

Sociaal beleid (aangezien sprake is van financiering van een begrafenis of crematie) en doelmatigheid (het voorkomen van administratieve lasten voor polissen met een financieel beperkte omvang).

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 5.10, onderdeel a, van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatierapport Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkeringen bij overlijden in box 3, FIN, 2005. Kamerstukken II 2005-2006, 30 375, nr. 2.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Extrapoleren van gegevens van DNB over overlijdensverzekeringen t/m [t-6]. Realisaties t/m [t-7]

  

Regeling:

Vrijstelling groen beleggen box 3

Beschrijving:

Op grond van deze regeling is een maximumbedrag aan groene beleggingen vrijgesteld van de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing. Beleggers met een fiscale partner hebben gezamenlijk recht op een vrijstelling dubbel dit maximumbedrag. Het bedrag van de vrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd.

Doelstelling:

Kapitaal van particuliere spaarders en beleggers trekken en deze beschikbaar maken voor de financiering van risicovolle projecten die het milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd.

Ministerie:

IenW, Artikel 21: Circulaire Economie.

Wetsartikel:

Artikel 5.13-5.14 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Beleidsevaluatie Regeling groenprojecten 2010-2017: eindrapport, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Voorspellingen obv cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-3] en jaarcijfers RVO voor ontwikking grondslag groene beleggingen.

  

Regeling:

Heffingskorting groen beleggen box 3

Beschrijving:

De heffingskorting voor groene beleggingen sluit aan op de vrijstelling in box 3 voor groene beleggingen. De korting bedraagt van een percentage van het bedrag dat is vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing.

Doelstelling:

Kapitaal van particuliere spaarders en beleggers trekken en deze beschikbaar maken voor de financiering van risicovolle projecten die het milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd.

Ministerie:

IenW, Artikel 21: Circulaire Economie.

Wetsartikel:

Artikel 8.19 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Beleidsevaluatie Regeling groenprojecten 2010-2017: eindrapport, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Voorspellingen obv cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-3] en jaarcijfers RVO voor ontwikking grondslag groene beleggingen.

  

Regeling:

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

Beschrijving:

De Natuurschoonwet 1928 voorziet in fiscale tegemoetkomingen in de schenk- en erfbelasting, overdrachtsbelasting, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en onroerendzaakbelasting aan eigenaren van onroerende zaken als deze eigenaren hun onroerend goed als landgoed in stand houden en daarmee het natuurschoon bevorderen. Er zijn extra faciliteiten indien het landgoed voor het publiek wordt opengesteld.

Doelstelling:

Het natuurschoon en cultureel erfgoed behouden door landgoederen als geheel te bewaren en versnippering tegen te gaan. Stimuleren van particulier natuurbeheer en realisatie van nieuwe natuur en bos door particulieren op landbouwgrond. Openstelling van landgoederen voor het publiek.

Ministerie:

LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Wetsartikel:

Artikel 7-9a van de Natuurschoonwet 1928 en o.a. artikel 5.7, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en artikel 220d, eerste lid, onderdeel d van de Gemeentewet.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928, Ecorys, 2016. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 90.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Aantal gerangschikte landgoederen volgens RVO t/m [t-1]. Geen aangiftecijfers beschikbaar, dus het budgettaire belang wordt voor alle jaren geraamd aan de hand van inschattingen van de Belastingdienst.

  

Regeling:

Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht

Beschrijving:

Op grond van deze regeling kunnen werknemers die gebruikmaken van de 30%-regeling ervoor kiezen om voor de heffing in de inkomstenbelasting voor box 2 en box 3 behandeld te worden als buitenlands belastingplichtige, ondanks dat zij in Nederland wonen. Hierdoor worden in het buitenland gerealiseerde inkomsten uit box2 en box3 niet in de heffing betrokken. Via een amendement op BP2024 is de regeling met ingang van 2025 afgeschaft. Er geldt overgangsrecht tot en met 2026 voor degenen die vóór 1 januari 2024 gebruik maakten van de 30%-regeling.

Doelstelling:

Deze regeling zorgt ervoor dat het Nederlandse fiscale stelsel geen belemmering vormt om in Nederland te komen werken. Dit zal met name aan de orde zijn in de situatie waarin een werknemer over relatief veel vermogen in het buitenland beschikt dan wel vermogensinkomsten in het buitenland heeft.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 2.6 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Box 2- en box 3 inkomsten belastingplichtingen, geraamd met nederlandse belastingplichtigen met vergelijkbare looninkomsten. Reeks bevat geen realisaties.

  

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

  

Regeling:

Zelfstandigenaftrek

Beschrijving:

De zelfstandigenaftrek is een aftrek van een vast bedrag in de IB. Ondernemers hebben recht op de zelfstandigenaftrek als zij voldoen aan het urencriterium. Na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt de zelfstandigenaftrek gehalveerd. Vanaf 2020 wordt de zelfstandigenaftrek stapsgewijs verlaagd.

Doelstelling:

Stimuleren ondernemerschap, steun voor kleine zelfstandigen, het mogelijk maken van investeringen en reserveringen en lastenverlichting voor het MKB

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 3.76 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realisaties t/m [t-2].

  

Regeling:

Extra zelfstandigenaftrek starters

Beschrijving:

Startende ondernemers in de IB die in één of meer van de vijf voorgaande jaren geen ondernemer waren en bij wie in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, hebben recht op een extra zelfstandigenaftrek.

Doelstelling:

Stimuleren ondernemerschap, bevorderen bereidheid lopen startersrisico en stimuleren starten onderneming vanuit arbeidsongeschiktheid.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 3.76, derde lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realisaties t/m [t-2].

  

Regeling:

Meewerkaftrek

Beschrijving:

Indien de partner van een ondernemer in de IB meewerkt in diens onderneming zonder hiervoor een vergoeding te ontvangen, heeft de ondernemer die voldoet aan het urencriterium recht op de meewerkaftrek. De aftrek is afhankelijk van het aantal door de partner gewerkte uren in de onderneming.

Doelstelling:

Fiscaal faciliteren van arbeid in de onderneming van de partner zonder de verplichting tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Stakingsaftrek

Beschrijving:

Bij de staking van een onderneming of een deel ervan is van de behaalde stakingswinst een maximumbedrag vrijgesteld van belastingheffing in de IB. Op de in een kalenderjaar berekende stakingsaftrek wordt de in het verleden genoten stakingsaftrek in mindering gebracht.

Doelstelling:

De stakingsaftrek beoogt een verzachting van belastingheffing te geven over de stakingswinst. De stakingsaftrek is de voortzetting – zij het op een lager niveau – van de stakingsvrijstelling van de Wet IB 1964.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 3.79 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realisaties t/m [t-2].

  

Regeling:

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

Beschrijving:

Ondernemers in de IB die voldoen aan het urencriterium en in het kalenderjaar ten minste 500 uur hebben besteed aan werk dat bij een zogenoemde S&O-verklaring kwalificeert als speur- en ontwikkelingswerk, hebben recht op een vast bedrag als aftrek. Voor starters wordt deze aftrek onder voorwaarden verhoogd.

Doelstelling:

Bevorderen van technologische vernieuwingen.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 3.77 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie WBSO 2011–2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realisaties t/m [t-3].

  

Regeling:

Willekeurige afschrijving starters

Beschrijving:

Startende ondernemers in de IB kunnen op basis van deze regeling willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die zijn aangeschaft in een kalenderjaar waarover voor hen de extra zelfstandigenaftrek starters van toepassing was.

Doelstelling:

Stimuleren ondernemerschap, bevorderen bereidheid lopen startersrisico en bevorderen investeringen

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 3.34 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, de budgettaire kosten zijn gebaseerd op een veronderstelling van het aantal gebruikers en hun investeringen. Realisaties t/m [t-7].

  

Regeling:

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

Beschrijving:

Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van het algemeen systeem van winstbepaling in de IB en Vpb, de winst uit zeescheepvaart op basis van deze regeling forfaitair bepaald. Uitgangspunt hierbij vormt de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. Als voor een schip voor de tonnageregeling wordt gekozen, geldt dit voor een periode van 10 jaar.

Doelstelling:

Versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie

Ministerie:

IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Wetsartikel:

Artikel 3.22-3.24 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 31 409, nr 357.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Tot 2020 raming zonder actuele gegevensbron. Met ingang van 2020: Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang wordt bepaald door verschil in berekende belasting met en zonder de fiscale regeling.

  

Regeling:

Doorschuifregelingen IB-ondernemers bij overlijden en overdracht naar werknemer of mede-ondernemer

Beschrijving:

Artikel 3.62 IB: op verzoek (bij de aangifte van de overleden belastingplichtige) wordt het verkrijgen van een ib-onderneming krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht niet als een vervreemding aangemerkt bij (mede) voortzetten onderneming. Artikel 3.63 Wet IB 2001 maakt het (op verzoek en onder voorwaarden) geruisloos doorschuiven van (een gedeelte van) een onderneming naar een medeondernemer of werknemer mogelijk. De overdracht kan tegen een zakelijke overdrachtsprijs zijn (verkoop) of bijvoorbeeld om niet (schenking).

Doelstelling:

Ondersteunen van de continuïteit van de onderneming, in het kader van liquiditeitsproblemen die kunnen ontstaan als gevolg van de fiscale claim die rust op een bedrijfsoverdracht.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 3.62 en 3.63 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Raming gebaseerd op forfaitaire doorgeschoven belastingclaim uit aangiften schenk- en erfbelasting.

  

Regeling:

Doorschuifregelingen AB-houders bij schenken en overlijden

Beschrijving:

Onder voorwaarden wordt (op verzoek) een overgang krachtens huwelijksvermogensrecht, erfrecht of schenking, van een aanmerkelijk belang niet als vervreemding aangemerkt. De verkrijgingprijs van de aandelen van de overdrager wordt dan doorgeschoven naar de overnemer.

Doelstelling:

Het waarborgen van de continuïteit van de onderneming, doordat op het moment van overgang niet hoeft te worden afgerekend over het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de verkrijgingsprijs van de aandelen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 4.17a en c, en 4.39a en c van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Raming gebaseerd op forfaitaire doorgeschoven belastingclaim uit aangiften schenk- en erfbelasting.

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

Beschrijving:

Voor een geërfde of geschonken onderneming geldt, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, een voorwaardelijke vrijstelling van erfbelasting respectievelijk schenkbelasting voor het ondernemingsvermogen. Indien de geërfde of geschonken onderneming voor een periode van vast aantal jaar wordt voortgezet, wordt de voorwaardelijke vrijstelling definitief. De vrijstelling bedraagt een vast percentage van de going-concernwaarde van de onderneming tot een maximumbedrag. Voor het meerdere geldt een vrijstelling van een lager percentage.

Doelstelling:

Voorkomen dat belastingheffing bij overdracht de continuïteit van bedrijven in gevaar brengt.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 35b van de Successiewet 1956

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Realisaties t/m [t-4]. De raming is gebaseerd op aangiftegegevens. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastinplichtigen zouden moeten betalen als de (gedeeltelijke) vrijstelling niet van toepassing was geweest, verminderd met de verschuldigde belasting onder de (gedeeltelijke) vrijstelling.

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

Beschrijving:

ANBI’s zijn per 2006 geheel vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Voor sociaal belang behartigende instellingen (SBBI’s) is de vrijstelling ingegaan per 2010.

Doelstelling:

Bevorderen van schenken en nalaten aan ANBI’s en SBBI’s.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 32 van de Successiewet 1956

Evaluatie:

Evaluatie van de praktijk rondom ANBI’s en SBBI’s, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34552 nr. N.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Raming gebaseerd op diverse bronnen: cijfers Belastingdienst over giftenaftrek en cijfers uit de studie Geven in Nederland (gebaseerd op jaarverslagen goede doelen). Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastinplichtigen zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was geweest. Realisaties t/m 2005.

  

Regeling:

Faciliteit geven uit vennootschap

Beschrijving:

Giften aan onder andere ANBI's zijn aftrekbaar. De totale aftrek in de Vpb bedraagt een percentage van de winst tot een maximumbedrag. Als de giften aftrekbaar zijn voor de Vpb worden zij tevens niet gezien als uitdeling in box 2. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s.

Doelstelling:

Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 16 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en Artikel 4.13, vierde lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie giftenaftrek 2016-2021, SEO, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 36 410-IX nr. 42.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Gegevens Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m [t-2]. Daarna ontwikkeling grondslag volgens bbp en raming uitbreiding geven uit vennootschap in Belastingplan 2024.

  

Regeling:

Mkb-winstvrijstelling

Beschrijving:

De mkb-winstvrijstelling is een vrijstelling van een deel van de winst voor ondernemers in de IB. De mkb-winstvrijstelling is een percentage van de winst nadat de winst is verminderd met de ondernemersaftrek.

Doelstelling:

Stimuleren ondernemerschap en gelijktrekken effectieve belastingdruk bij IB-ondernemers met bv/DGA's

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 3.79a van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realisaties t/m [t-2].

  

Regeling:

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

Beschrijving:

De terbeschikkingstellingsvrijstelling bedraagt een vast percentage van het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit terbeschikkingstellingswerkzaamheden, te weten het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een verbonden onderneming, werkzaamheid of vennootschap.

Doelstelling:

Het voorkomen van arbitrage tussen de verschillende boxen en een beter evenwicht in fiscale behandeling tussen enerzijds ondernemers en anderzijds houders van een aanmerkelijk belang.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 3.99b van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m [t-2]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realisaties t/m [t-2].

  

Regeling:

Laag vpb-tarief

Beschrijving:

Voor winsten tot een vast maximumbedrag geldt een verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting.

Doelstelling:

Ondersteunen van het MKB

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Evaluatie:

Evaluatierapport CPB van het lage tarief in de vennootschapsbelasting, CPB, 2024. Kamerstuk 2024-2025, 32 140 nr. 220.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m [t-3]. CPB-raming (KMEV) basis voor ramingen.

  

Regeling:

Innovatiebox

Beschrijving:

Op verzoek en onder voorwaarden worden winsten uit zelf-ontwikkelde immateriële activa belast in de vennootschapsbelasting. Het tarief in de innovatiebox is tussen 2017 en 2021 in twee stappen verhoogd van 5% naar 9%. Bij toerekening van winsten aan een immaterieel activum kan gekozen worden voor een forfaitaire regeling voor maximaal 3 jaar. Hierbij wordt van een belastingplichtige met een zelf-ontwikkeld immaterieel activum van een vast percentage van de winst aangemerkt als winsten uit immateriële activa met een maximumbedrag.

Doelstelling:

Primair het bevorderen van het vestigingsklimaat voor innovatieve ondernemingen in Nederland en secundair het stimuleren, aantrekken en behouden van speur- en ontwikkelingswerk.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 12b-12bg van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Evaluatie:

Evaluatie van de Innovatiebox 2010-2019, Dialogic & SEO, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 36 418 nr. 127.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m [t-3].

  

Regeling:

Liquidatie- en stakingsverliesregeling

Beschrijving:

Onder toepassing van de deelnemingsvrijstelling zijn winsten en verliezen die een belastingplichtige behaalt door middel van een deelneming vrijgesteld in de vennootschapsbelasting. De liquidatieverliesregeling vormt een uitzondering hierop op grond waarvan het verlies op een deelneming – onder voorwaarden – toch in aftrek kan worden gebracht als de deelneming wordt ontbonden.

Doelstelling:

Het kunnen verrekenen van verliezen van deelnemingen en op deze wijze bevorderen vestigingsklimaat.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 13d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m [t-3].

  

Regeling:

Herinvesteringsreserve

Beschrijving:

De boekwinst bij vervreemding van een bedrijfsmiddel kan onder voorwaarden worden gereserveerd door middel van de herinvesteringsreserve (HIR). De betreffende boekwinst wordt daardoor niet meteen belast. Om gebruik te maken van de HIR dient de boekwinst te worden aangewend voor een vervangend bedrijfsmiddel binnen 3 jaar na het jaar van vervreemding. Bij aanschaf van het vervangend bedrijfsmiddel wordt de HIR vervolgens in mindering gebracht op de aanschafprijs, hetgeen toekomstige afschrijvingen op het nieuwe bedrijfsmiddel beperkt. Wanneer (een deel van) de HIR niet tijdig wordt aangewend voor een vervangend bedrijfsmiddel, wordt deze (of het restant van de HIR) opgeteld bij de winst.

Doelstelling:

Voorkomen dat belastingheffing bij realisatie van boekwinst op investeringen de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar brengt.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 3.54 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m [t-3]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

  

Regeling:

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Beschrijving:

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek over een gedeelte van het investeringsvolume. De hoogte van de aftrek is afhankelijk van de hoogte van de investering.

Doelstelling:

Bevorderen van investeringen van relatief geringe omvang, die in het algemeen gedaan zullen worden in het midden- en kleinbedrijf.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 3.41 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m [t-3]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realisaties t/m [t-4]. Geraamde endogene groei vanaf 2021 is gelijk aan groei investeringen overige vaste activa volgens de CEP 2023 raming van het CPB.

  

Regeling:

Energie-investeringsaftrek (EIA)

Beschrijving:

De EIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst verleend voor door de Minister van EZK aangewezen investeringen (Energielijst) in nieuwe energiebesparende bedrijfsmiddelen en maatregelen. De EIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen ten behoeve van een doelmatig energiegebruik.

Ministerie:

KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Wetsartikel:

Artikel 3.42 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport evaluatie EIA 2017-2021, SEO & CE Delft, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202, nr. 158.

Horizonbepaling:

Ja, tot 2029.

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m [t-2] en rekenveronderstellingen. Realisties t/m [t-1] daarna budget. Het budget wordt door de politiek vastgesteld, de raming wordt hierop afgestemd.

  

Regeling:

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

Beschrijving:

De MIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst op door de minster van I&W aangewezen milieu-investeringen (Milieulijst). Er zijn drie verschillende categorieën op de Milieulijst, waarbij drie verschillende percentages van het investeringsbedrag in mindering kan worden gebracht op de winst. De MIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Stimulering investeringen in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen

Ministerie:

IenW, Artikel 21: Circulaire Economie.

Wetsartikel:

Artikel 3.42a van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie MIA/Vamil 2017-2021, Witteveen + Bos & CE Delft & KplusV, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202 nr. 159.

Horizonbepaling:

Ja, tot 2029.

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m [t-2] en rekenveronderstellingen. Realisties t/m [t-1] daarna budget. Het budget wordt door de politiek vastgesteld, de raming wordt hierop afgestemd.

  

Regeling:

VAMIL

Beschrijving:

Op basis van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) mag willekeurig worden afgeschreven op door de Minister van IenW aangewezen milieu-investeringen (Milieulijst) tot een vast percentage van de aanschaf- of voortbrengingskosten. Deze regeling in de IB en Vpb leidt voor de belastingplichtige tot een liquiditeits- en rentevoordeel. De VAMIL is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Stimulering investeringen in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen

Ministerie:

IenW, Artikel 21: Circulaire Economie.

Wetsartikel:

Artikel 3.31 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie MIA/Vamil 2017-2021, Witteveen + Bos & CE Delft & KplusV, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202 nr. 159.

Horizonbepaling:

Ja, tot 2029.

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m [t-2] en rekenveronderstellingen. Realisties t/m [t-1] daarna budget. Het budget wordt door de politiek vastgesteld, de raming wordt hierop afgestemd.

  

Regeling:

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

Beschrijving:

Op grond van deze regeling worden voordelen uit een landbouwbedrijf die verband houden met de waardeverandering van de grond, niet tot de fiscale winst (IB en Vpb) gerekend. De regeling is niet van toepassing als de waardeverandering optreedt in het kader van de bedrijfsuitoefening. Een waardestijging van de grond die de gebruikelijke waarde binnen een landbouwbedrijf te boven gaat is belast.

Doelstelling:

Twee typen eigenaren van landbouwgrond (eigenaar die de grond zelf bewerkt en de eigenaar die de grond verpacht) fiscaal gelijk behandelen.

Ministerie:

LVVN, Artikel 21: Land- en tuinbouw.

Wetsartikel:

Artikel 3.12 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie landbouwvrijstelling, SEO, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 36 418 nr. 137.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m [t-3]]. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Realisaties t/m [t-4].

  

Regeling:

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb voorziet in een (gedeeltelijke) vrijstelling voor aangewezen subsidieregelingen ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur (SVNL en SKNL).

Doelstelling:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Ministerie:

LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Wetsartikel:

Artikel 3.13 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Subsidiebedragen provincies SVNL en SKNL tot en met [t-1]. Cijfer [t] en [t+1] is het budget van de regelingen.

  

Regeling:

Dividendbelasting dooruitdelingskorting DB

Beschrijving:

Vennootschappen die aanspraak maken op de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting kunnen ten hoogste 3% van de buitenlandse ingehouden bronbelasting, indien deze minstens 5% bedraagt en niet verrekend kan worden in de vennootschapsbelasting, in mindering brengen op de dividendbelasting bij dooruitdeling. De regeling geldt voor situaties waarbij een belang van ten minste 25% wordt gehouden in een dochtermaatschappij die is gevestigd in een verdragsland of op Aruba, Curaçao, Sint Maarten of op de BES-eilanden.

Doelstelling:

Met de regeling wordt bereikt dat de belastingdruk op deelnemingsdividenden die onder inhouding van bronbelasting worden ontvangen uit verdragslanden wordt verzacht bij dooruitdeling van deze dividenden.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 11 van de Wet op de dividendbelasting 1965

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Raming is gebaseerd op aangiftegegevens van de belastingdient. Hierbij is de gemiddelde dooruitdeling over de afgelopen 10 jaar genomen als ramingsgrond

  

Loonbelasting

  

Regeling:

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

Beschrijving:

De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) is van toepassing op werknemers die direct betrokken zijn bij speur- en ontwikkelingswerk. De afdrachtvermindering bedraagt een vast percentage van het S&O-loon van die werknemers (met een hoger percentage voor starters). Als het S&O-loon meer bedraagt dan een maximumbedrag , is het percentage verlaagd. De WBSO is een gebudgetteerde regeling. Eventuele overschrijdingen of onderuitputtingen van het budget uit [t-1] worden ten laste/bate van het budget in [t+1] gebracht. Vanaf 2016 is het budget van de RDA geïntegreerd in de WBSO.

Doelstelling:

Bevordering van speur- en ontwikkelingswerk in het bedrijfsleven en het vestigingsklimaat voor S&O-bedrijvigheid verbeteren

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 3.77 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie WBSO 2011–2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst uit loonbelastingaangiften over gebruik WBSO t/m [t-2]. Realisaties t/m [t-1], daarna budget.

  

Regeling:

Afdrachtvermindering zeevaart

Beschrijving:

Deze vermindering mag worden toegepast ter zake van het loon van zeevarenden die werken op een Nederlands schip. De vermindering bedraagt een vast percentage van het loon voor zeevarenden die in Nederland of in een ander EU- of EER-land wonen. Voor overige zeevarenden die onderworpen zijn aan de loonbelasting of premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen is er een lager percentage vastgesteld.

Doelstelling:

Zeevaartsector in staat stellen te concurreren op de internationale markt en zeevaartbedrijven aan ons land binden.

Ministerie:

IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Wetsartikel:

Artikel 17-20 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 31 409, nr 357.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte loonbelasting t/m [t-1]. Realisaties t/m [t-1], daarna inschatting obv ontwikkeling kosten in de afgelopen jaren.

  

Regeling:

Vrije ruimte werkkostenregeling

Beschrijving:

Binnen de werkkostenregeling kunnen werkgevers binnen bepaalde grenzen zelf bepalen wat zij onbelast aan werknemers vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen. Daarvoor staat hen de zogenoemde vrije ruimte ter beschikking  De vrije ruimte is een vast percentage van de fiscale loonsom tot een maximumbedrag. Boven dit bedrag is er een verlaagd percentage. Als de vrije ruimte wordt overschreden betaalt de werkgever eindheffing over het meerdere.

Doelstelling:

De doelstelling van de werkkostenregeling in het algemeen is het regelen van loonheffingen over vergoedingen van kosten die de werknemer maakt in het kader van zijn dienstbetrekking en verstrekkingen en terbeschikkingstellingen ter voorkoming hiervan. De vrije ruimte kent daarnaast de volgende doelstellingen: het verminderen van administratieve lasten, het verlagen van de lasten op arbeid en het ondersteunen van het mkb.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964

Evaluatie:

Evaluatie werkkostenregeling 2019-2024: Loont de werkkostenregeling?, SEO, 2025.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst uit loonbelastingaangiften en enquêtegegevens over het gebruik van de vrije ruimte door werkgevers.

  

Regeling:

Gerichte vrijstelling voor korting op producten uit eigen bedrijf

Beschrijving:

Voor korting op producten uit eigen bedrijf geldt onder voorwaarden een gerichte vrijstelling binnen de werkkostenregeling.

Doelstelling:

Administratieve- en uitvoeringslasten van deze kortingen verlagen of vereenvoudigen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964

Evaluatie:

Evaluatie werkkostenregeling 2019-2024: Loont de werkkostenregeling?, SEO, 2025.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Enquêtegegevens werkgevers die gebruikmaken van de WKR

  

Regeling:

Expatregeling (voorheen 30%-regeling)

Beschrijving:

De werkgever mag aan ingekomen en uitgezonden werknemers onder voorwaarden een forfaitaire onbelaste vergoeding geven van maximaal 30% van het loon inclusief die vergoeding. Deze forfaitaire vergoeding komt in de plaats van de mogelijkheid om de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast te vergoeden. Naast deze forfaitaire vergoeding kan de werkgever aan deze werknemers ook de schoolgelden voor internationale scholen onbelast vergoeden of verstrekken. Vanaf 2019 is de maximale looptijd van de 30%-regeling ingekort tot vijf jaar. Voor werknemers die vóór 1 januari 2019 gebruik maakten van de 30%-regeling geldt overgangsrecht tot 1 januari 2021. Vanaf 2024 is de grondslag waarover de 30%-regeling wordt toegepast gemaximeerd op de WNT-norm. Voor degenen die vóór 1 januari 2023 gebruik maakten van de 30%-regeling is er overgangsrecht tot 1 januari 2026.

Doelstelling:

De 30%-regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van ingekomen en uitgezonden werknemers. De regeling heeft als doel: 1) het aantrekken van werknemers uit het buitenland met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is; 2) een bijdrage leveren aan het aantrekkelijk en competitief houden van het Nederlandse vestigingsklimaat; en 3) verminderen van administratieve lasten voor werkgevers en werknemers.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 10ea-10ej van de Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965

Evaluatie:

Evaluatie 30%-regeling, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 84.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m [t-1]. De opbrengst bij afschaffing van de regeling is lager dan het vermelde budgettair belang, aangezien zonder de regeling de werkelijke kosten belastingvrij vergoed kunnen worden. Realisaties t/m [t-1].

  

Regeling:

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

Beschrijving:

De werkgever mag onder voorwaarden maximaal een maandsalaris belastingvrij uitkeren na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en opnieuw na een diensttijd van ten minste 40 jaar.

Doelstelling:

Sociaal beleid (uitkering bij jubilea buiten de heffing te laten).

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de loonbelasting 1964

Evaluatie:

Evaluatie van de diensttijdvrijstelling, FIN, 2025. Kamerstuk 2024-2025, 32 140 nr. 219.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen en CBS-tabellen over banen, leeftijdsklassen en anciënniteit.

  

Heffingskortingen

  

Regeling:

Algemene heffingskorting

Beschrijving:

De algemene heffingskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen. Iedereen heeft recht op de korting, maar de hoogte is inkomensafhankelijk. Vanaf 2025 wordt deze korting afgebouwd met het verzamelinkomen, daarvoor was dat met het inkomen uit werk en woning. Boven een bepaald verzamelinkomen bedraagt de korting nul.

Doelstelling:

Gerichte inkomensondersteuning.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 8.10 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.

  

Regeling:

Arbeidskorting

Beschrijving:

De arbeidskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen voor werkenden. De hoogte van de korting hangt af van de hoogte van het arbeidsinkomen. De korting bedraagt nul vanaf een specifiek arbeidsinkomen.

Doelstelling:

Stimuleren van arbeidsparticipatie, stimuleren van gewerkte uren en gerichte inkomensondersteuning voor werkenden.

Ministerie:

SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 8.11 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.

  

Regeling:

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

Beschrijving:

De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een heffingskorting voor ouders met een arbeidsinkomen boven een bepaalde drempel. Boven de drempel bouwt de korting op met het arbeidsinkomen, tot een bepaald maximum. Een ouder komt in aanmerking als deze een werkende alleenstaande is of de minstverdienende van twee werkende partners, en als deze in het belastingjaar ten minste zes maanden een kind dat aan het begin van het belastingjaar jonger dan 12 jaar oud was, op zijn woonadres heeft staan ingeschreven.

Doelstelling:

Stimuleren van arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen en stimuleren om meer uren te werken.

Ministerie:

SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 8.14a van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.

  

Regeling:

Jonggehandicaptenkorting

Beschrijving:

De jonggehandicaptenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die recht hebben op een uitkering volgens de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong-uitkering) of op ondersteuning bij het vinden van werk volgens de wet Wajong. De korting vervalt als de belastingplichtige ouderenkorting krijgt.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning jonggehandicapten.

Ministerie:

SZW, Artikel 4: Jonggehandicapten.

Wetsartikel:

Artikel 8.16a van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, aangevuld met CBS-data van Statline. MIMOSI wordt gebruikt voor het gemiddelde verzilverde bedrag per individu, het aantal met recht op deze korting volgt uit de CBS-data.

  

Regeling:

Ouderenkorting

Beschrijving:

De ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die op 31 december van het belastingjaar de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De korting bedraag een vast bedrag voor verzamelinkomens tot een maximumbedrag en wordt voor verzamelinkomens daarboven afgebouwd tot € 0.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning ouderen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 8.17 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.

  

Regeling:

Alleenstaande ouderenkorting

Beschrijving:

De alleenstaande ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die een AOW-uitkering voor een alleenstaande ontvangen, of die een AOW-uitkering voor een alleenstaande zouden ontvangen als ze minimaal één jaar verzekerd zouden zijn geweest voor de AOW.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning alleenstaande ouderen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 8.18 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.

  

Belastingen op milieugrondslag

  

Regeling:

EB Verlaagd tarief glastuinbouw

Beschrijving:

Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt in de eerste twee schijven een verlaagd tarief in de energiebelasting.

Doelstelling:

Het voorkomen van een onbedoelde lastenverzwaring voor de relatief kleinschalige energie-intensieve glastuinbouwsector bij de invoering van de energiebelasting, zoals deze met de degressieve tariefstructuur werd bereikt voor de andere energie-intensieve sectoren.

Ministerie:

LVVN, Artikel 21: Land- en tuinbouw.

Wetsartikel:

Artikel 60 van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting. Terugkijken (1996-2019) en vooruitzien (2020-2030), CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m [t-2]. Realisaties t/m [t-2]. Raming op basis van Klimaat en energieverkenning en glastuinbouwmodel van Berenschot Kalavasta

  

Regeling:

EB Salderingsregeling

Beschrijving:

De salderingsregeling in de energiebelasting geldt voor kleinverbruikers die duurzame energie opwekken, bijvoorbeeld met zonnepanelen. Per kalenderjaar wordt de van het net afgenomen elektriciteit weggestreept tegen de teruggeleverde elektriciteit. Voor salderen is de bovengrens het eigen jaarlijkse verbruik. Voor de geproduceerde elektriciteit boven het eigen verbruik ontvangt de kleinverbruiker van zijn energieleverancier een terugleververgoeding. De regeling wordt per 1-1-2027 afgeschaft.

Doelstelling:

Stimuleren van energieopwekking middels zonnepanelen en het in overeenstemming brengen van de toepassing van energiebelasting met de praktijk van terugdraaimeters.

Ministerie:

KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Wetsartikel:

Artikel 64, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

De historische impact van salderen, PwC, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 239, nr. 251.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

CBS realisatiecijfers over saldering bij kleinverbruikers. Realisaties t/m [t-2]. Raming op basis van cijfers PBL over elektriciteitsproductie uit zon-PV.

  

Regeling:

EB Belastingvermindering per aansluiting

Beschrijving:

Per elektriciteitsaansluiting geldt een belastingvermindering. De vermindering geldt alleen voor onroerende zaken met een verblijfsfunctie (zoals een huis of kantoor).

Doelstelling:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan energie en ter compensatie van de invoering van het capaciteitstarief (een vast tarief voor transport van elektriciteit in plaats van een tarief per kWh).

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 63 van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting. Terugkijken (1996-2019) en vooruitzien (2020-2030), CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m [t-2], inclusief teruggaafregeling. Raming op basis van groei aantal woningen van de CBS bevolkingsprognose.

  

Regeling:

EB Stadsverwarmingsregeling

Beschrijving:

De stadsverwarmingsregeling geldt voor installaties voor stadsverwarming die grotendeels gebruik maken van restwarmte. De stadsverwarmingsregeling regelt dat het degressieve tarief in de energiebelasting van toepassing is op het aardgas dat wordt gebruikt voor deze installaties voor stadsverwarming. Zonder de regeling zou dat aardgas worden belast tegen het (hogere) blokverwarmingstarief.

Doelstelling:

Stimuleren van nuttige inzet restwarmte.

Ministerie:

KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Wetsartikel:

Artikel 59, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting. Terugkijken (1996-2019) en vooruitzien (2020-2030), CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Realisatie [t-1] op basis van vekregen RVO data. Raming op basis van Klimaat en Energieverkenning.

  

Regeling:

EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit

Beschrijving:

De energiebelasting op elektriciteit kent een degressieve tariefstructuur met vier verbruiksschijven

Doelstelling:

Het voorkomen van concurrentienadeel bij grootverbruikers in Nederland ten opzichte van grootverbruikers in het buitenland waar veelal vergelijkbare belastingverlagingen gelden.

Ministerie:

KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Wetsartikel:

Artikel 59, eerste lid, onderdeel c, van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m [t-2] van de Belastingdienst en cijfers van het CBS over de uitslitsing per schijf. Prognose op basis van Klimaat en energieverkenning.

  

Regeling:

EB Degressieve tariefsstructuur gas

Beschrijving:

De energiebelasting op gas kent een degressieve tariefstructuur met vier verbruiksschijven

Doelstelling:

Het voorkomen van concurrentienadeel bij grootverbruikers in Nederland ten opzichte van grootverbruikers in het buitenland waar veelal vergelijkbare belastingverlagingen gelden.

Ministerie:

KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Wetsartikel:

Artikel 59, eerste lid, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m [t-2] van de Belastingdienst en cijfers van het CBS over de uitslitsing per schijf. Prognose op basis van Klimaat en energieverkenning.

  

Regeling:

EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

Beschrijving:

Non-profitinstellingen en kerkgebouwen die ten dienste staan van de openbare eredienst of het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, hebben recht op teruggaaf van de helft van de betaalde energiebelasting.

Doelstelling:

Bieden van compensatie aan de beheerders van dergelijke gebouwen, aangezien kerken e.d. weinig betaald personeel hebben en geen vennootschapsbelasting betalen waardoor enig voordeel in de vorm van een terugsluis deze doelgroep niet bereikt.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 69 van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting. Terugkijken (1996-2019) en vooruitzien (2020-2030), CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m [t-1]. Realisaties t/m [t-1]. Raming op basis van KEV prognose aardgas- elektriciteitsgebruik gebouwde omgeving.

  

Regeling:

EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf)

Beschrijving:

Het gebruik van aardgas anders dan als brandstof is niet belast onder de energiebelasting. Gebruikers kunnen hiervoor een vrijstelling vooraf krijgen of een teruggaaf achteraf

Doelstelling:

Scope energiebelasting beperken tot brandstoffen

Ministerie:

KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Wetsartikel:

Artikel 64, vijfde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

CBS realisatiecijfers t/m [t-1]. Omvang constant verondersteld.

  

Regeling:

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

Beschrijving:

Deze post omvat de vrijstelling voor verbruik van aardgas voor metallurgische en mineralogische procedés in de energiebelasting, de vrijstelling voor verbruik van elektriciteit voor metallurgische en elektrolytische processen en chemische reductie in de energiebelasting.

Doelstelling:

Beschermen van internationale concurrentiepositie.

Ministerie:

KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Wetsartikel:

Artikel 64, tweede lid en derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting. Terugkijken (1996-2019) en vooruitzien (2020-2030), CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m [t-2] op basis van cijfers CBS over energieverbruik. Cijfers uit impactanalyses door Trinomics (2023) en CE Delft (2024) gebruikt voor raming 2025 en verder.

  

Regeling:

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

Beschrijving:

Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Doelstelling:

Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Ministerie:

KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Wetsartikel:

Artikel 64, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

Evaluatie van de energiebelasting. Terugkijken (1996-2019) en vooruitzien (2020-2030), CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m [t-2] op basis van cijfers CBS over energieverbruik en gegevens van Trinomics (2023 &2024) gebruikt in het onderzoek naar de impact van afschaffing. Raming van toekomstig verbruik op basis van klimaat en energieverkenning voor industrie, energiesector en overige sectoren. Voor de glastuinbouw wordt gebruik gemaakt van het glastuinbouwmodel van Berenschot Kalavasta.

  

Regeling:

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

Beschrijving:

Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Doelstelling:

Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belasting met energiebelasting.

Ministerie:

KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Wetsartikel:

Artikel 44, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m [t-1] op basis van cijfers CBS over energieverbruik. Lineaire raming naar 0 in 2030 vanwege sluiting kolencentrales.

  

Regeling:

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

Beschrijving:

Voor kolen die duaal (als brandstof én voor een ander doel) worden gebruikt geldt een vrijstelling in de kolenbelasting.

Doelstelling:

Beschermen van internationale concurrentiepositie.

Ministerie:

KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Wetsartikel:

Artikel 44, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Realisatiecijfers t/m [t-3] op basis van cijfers CBS over energieverbruiken impactstudie van Kalavasta naar afschaffing fossiele subsidies. Omvang wordt constant verondersteld.

  

Regeling:

Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers

Beschrijving:

Afnemer van leidingwater betalen door het heffingsplafond geen leidingwaterbelasting over de afname boven een vaste hoeveelheid m3 per aansluiting per jaar.

Doelstelling:

Leidingwaterbelasting laten neerslaan bij kleinverbruikers.

Ministerie:

IenW, Artikel 11: Integraal Waterbeleid.

Wetsartikel:

Artikel 14, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

Verkenning Belasting op leidingwater. Dit betreft een verkenning en geen evaluatie van een fiscale regeling., Sterk Consulting, 2023. Kamerstukken 2022-2023, 27625 nr. 599.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van cijfer van het CBS wordt het verbruik bepaald en dit wordt vermenigvuldigd met het tarief. Reeks bevat geen realisatiecijfers.

  

Regeling:

Vrijstelling asbest afvalstoffenbelasting

Beschrijving:

Het storten van asbest dat is gebruikt als dakbedekking is vrijgesteld van afvalstoffenbelasting. Dit geldt alleen voor afzonderlijk aangeboden en onvermengd asbest dat uitsluitend toegepast is als dakbedekking. Het asbest moet door een gecertifieerd asbestverwijderingsbedrijf zijn gesaneerd én gemeld in het LAVS (Landelijk Asbestvolgsysteem).

Doelstelling:

Het doel van de maatregel is om een vrijstelling van afvalstoffenbelasting op te nemen voor de verwijdering van asbest en asbesthoudende producten afkomstig van asbestdaken. Hiermee wil men het saneringsbeleid ondersteunen en voorkomen dat de hoge kosten van sanering een knelpunt vormen voor eigenaren. Tevens beoogt de maatregel illegale dumping van asbest in de natuur tegen te gaan.

Ministerie:

IenW, Artikel 22: Omgevingsveiligheid en Milieurisico's.

Wetsartikel:

Artikel 29b van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

Evaluatie afvalstoffenbelasting, Ecrorys, 2024. Kamerstuk 2024-2025, 32 813 nr. 1414.

Horizonbepaling:

Ja, tot Q2 2025.

Ramingsgrond:

Op basis van jaarlijkse rapportage van RWS met realisatiecijfers t/m [t-2].

  

Regeling:

Vrijstelling baggerspecie afvalstoffenbelasting

Beschrijving:

Het storten van baggerspecie is vrijgesteld van afvalstoffenbelasting.

Doelstelling:

Doel is om de verwerking ervan te stimuleren zodat daarmee het beslag op schaarse stortruimte alsmede het beslag op schaarse primaire grondstoffen zoveel mogelijk kan worden beperkt.

Ministerie:

IenW, Artikel 22: Omgevingsveiligheid en Milieurisico's.

Wetsartikel:

Artikel 29 van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

Evaluatie afvalstoffenbelasting, Ecrorys, 2024. Kamerstuk 2024-2025, 32 813 nr. 1414.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van jaarlijkse rapportage van RWS met realisatiecijfers t/m [t-2].

  

Omzetbelasting

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor bepaalde leveringen en diensten met betrekking tot water en de levering van voedingsmiddelen (eet- en drinkwaren voor menselijke consumptie, inclusief niet-alcoholhoudende dranken) een verlaagde btw-tarief.

Doelstelling:

Ondersteunen basisbehoefte aan voeding en water en verlagen van de belastingdruk voor minder draagkrachtigen

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor leveringen van geneesmiddelen die voldoen aan de definitie uit de Geneesmiddelenwet, voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen en voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen het lage btw-tarief van 9%. Ook geldt voor specifiek genoemde medische hulpmiddelen een verlaagd btw-tarief.

Doelstelling:

Ondersteunen basisbehoefte aan zorg en verlagen van de belastingdruk voor minder draagkrachtigen

Ministerie:

VWS, Premie gefinancierde zorguitgaven.

Wetsartikel:

Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor leveringen van specifieke culturele goederen of diensten een verlaagde btw-tarief. Het gaat bijvoorbeeld om de (elektronische) levering en uitleen van boeken, tijdschriften, week- en dagbladen en kunstvoorwerpen en toegangverlening tot musea, kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie, circussen, bioscopen, theaters, concerten, e.d.

Doelstelling:

Diversen, waaronder instandhouding van het nationaal kunstbezit, bescherming van kunsthandel, compensatie voor de wijziging in de Arbeidstijdenwet in 1996 en vergrijzing, voorkomen van concurrentieverstoringen, erkenning van maatschappelijke functie van sport, en stimulering van werkgelegenheid in de dagrecreatiesector.

Ministerie:

OCW, Artikel 14: Cultuur.

Wetsartikel:

Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor bepaalde arbeidsintensieve diensten een verlaagd btw-tarief. Het gaat om de diensten van kappers, fietsenmakers, schoenmakers, kleermakers en schoonmakers van woningen. Het verlaagde btw-tarief geldt tevens voor het schilderen, stukadoren, isoleren en behangen van woningen ouder dan twee jaar.

Doelstelling:

Diversen, waaronder bevorderen van werkgelegenheid in de desbetreffende sectoren, aanpakken problemen op de woningmarkt, bestrijding van het zwarte circuit, aanpakken van problemen op de woningmarkten stimuleren reparatie goederen.

Ministerie:

SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.

Wetsartikel:

Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief Personenvervoer

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor leveringen van diensten die betrekking hebben op vervoer van personen een verlaagde tarief. Hieronder valt onder meer het openbaar vervoer en vervoer per taxi.

Doelstelling:

Verlichting van de druk van omzetbelasting voor minder draagkrachtigen en stimuleren en ondersteunen van het openbaar vervoer.

Ministerie:

IenW, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Wetsartikel:

Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief Sierteelt

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor leveringen van sierteeltproducten een verlaagd tarief. Hierbij gaat het onder meer om bloembollen, bloemen en sommige planten en verschillende producten van boomkwekerijen.

Doelstelling:

Bloemen en planten betaalbaarder maken voor lagere inkomens en hogere werkgelegenheid en omzet.

Ministerie:

LVVN, Artikel 21: Land- en tuinbouw.

Wetsartikel:

Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.

  

Regeling:

Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor leveringen van deze diensten een verlaagd tarief.

Doelstelling:

Stimuleren van (internationaal) toerisme en ondersteunen van de sector.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Tabel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m [t-4] definitief, t/m [t-1] voorlopig.

  

Regeling:

Btw Nultarief zonnepanelen

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor de levering en installatie van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking op of in de onmiddelijke nabijheid van woningen het btw-nultarief.

Doelstelling:

Verminderen uitvoeringslast voor zonnepaneeleigenaren en Belastingdienst.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Tabel 2.a.10 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

Kamerbrief monitoring btw-nultarief zonnepanelen, FIN, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 36 418 nr. 142.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers btw-aangifte en aanvullende informatie over installaties van zonnepanelen

  

Regeling:

Btw Kleineondernemersregeling

Beschrijving:

Per 1 januari 2020 is de nieuwe KOR in werking getreden. Deze kent een facultatieve vrijstelling van omzetbelasting bij een omzet van een maximumbedrag. De kleine ondernemers die hiervoor kiezen zijn ontheven van het doen van btw-aangifte en de daarbij horende administratieve verplichtingen.

Doelstelling:

Stimuleren van kleine ondernemers, verminderen van administratieve lasten voor ondernemers en verminderen uitvoeringslasten voor de Belastingdienst.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 25 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

Onderzoeksrapport invoering nieuwe kleineondernemersregeling, FIN, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 033, nr. 9.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst Beheer van Relaties, aanduiding gebruik KOR in de betreffende belastingjaren. Kosten aantal keren aanduiding x geraamde gemiddelde kosten per belastingplichtige.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling componisten, schrijvers en journalisten

Beschrijving:

Vrijgesteld van btw zijn diensten die naar hun aard diensten zijn door een journalist, schrijver of componist.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

OCW, Artikel 14: Cultuur.

Wetsartikel:

Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers uit openbare bronnen, waaronder cijfers uit de jaarverslagen van BumaStemra en de KVB.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling voor uitvaartondernemers

Beschrijving:

De diensten van uitvaartondernemers zijn vrijgesteld van btw. Het gaat hier alleen om diensten die worden verricht na het overlijden van een persoon, niet van een (huis)dier. Het kan bijvoorbeeld gaan om de volgende diensten:het verzorgen en opbaren van de overledene, het verzorgen van de uitvaart, het dragen van de lijkkist, het verzorgen van de begrafenis of crematie (inclusief de asverstrooiing)

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten. Voorkomen belastingheffing op uitgaven die rechtstreeks verband houden met het leed van mensen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers uit openbare bronnen, waaronder het NIBUD en het CBS.

  

Auto

  

Regeling:

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

Beschrijving:

Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor auto’s een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting met een vast percentage van de catalogusprijs. Bij privégebruik van een nulemissieauto van de zaak geldt een korting op deze bijtelling tot 2026.

Doelstelling:

Stimulering van emissievrij rijden.

Ministerie:

IenW, Artikel 14: Wegen en Verkeersveiligheid.

Wetsartikel:

Artikel 13bis, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 3.20, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Data over nieuwverkopen van de RDW tot en met [t-1], cijfers uit de meest recente publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s» van de Stichting BOVAG-RAI. De raming is een PxQ met ontwikkeling op basis van de geraamde ontwikkelingen in SPARK. Realisaties tot en met [t-1].

  

Regeling:

MRB Korting voor nulemissievoertuigen

Beschrijving:

Voor personenauto's met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer geldt in de MRB een korting tot 2030. Voor overige voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer geldt dit tot 2026.

Doelstelling:

Stimuleren van emissievrij rijden.

Ministerie:

IenW, Artikel 14: Wegen en Verkeersveiligheid.

Wetsartikel:

Artikel 23b, eerste lid, en artikel 31, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Evaluatie:

Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t], ramingen met behulp van de geraamde ontwikkelingen in SPARK. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni. Realisatie tot en met [t-1].

  

Regeling:

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

Beschrijving:

Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een verlaagd tarief in de MRB.

Doelstelling:

Stimulering ondernemerschap.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 24b van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t-1]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].

  

Regeling:

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

Beschrijving:

Een verlaagd MRB-tarief is van toepassing op een bestelauto die wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine van het voertuig en voor het gelijktijdig vervoeren van een niet-opvouwbare rolstoel van die persoon.

Doelstelling:

Tegemoetkoming voor gehandicapten.

Ministerie:

VWS, Premie gefinancierde zorguitgaven.

Wetsartikel:

Artikel 24a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t-1]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].

  

Regeling:

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

Beschrijving:

Voor auto’s met een CO2– uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer maar minder dan 50 gram per kilometer geldt een halftarief in de MRB tot 2025, in 2025 geldt een driekwarttarief, vanaf 2026 krijgen deze auto's geen korting meer in de MRB.

Doelstelling:

PHEV's aantrekkelijker maken voor de Nederlandse tweedehands markt

Ministerie:

IenW, Artikel 14: Wegen en Verkeersveiligheid.

Wetsartikel:

Artikel 23b, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Evaluatie:

Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van de geraamde ontwikkelingen in SPARK. Realisatie tot en met [t-1].

  

Regeling:

MRB Kwarttarief en halftarief

Beschrijving:

Voor kampeerauto’s, voertuigen voor particulier paardenvervoer, kermis- en circusvoertuigen, rijdende werktuigen en rijdende werkplaatsen geldt een kwarttarief in de MRB. Het overgrote deel hiervan betreft kampeerauto’s. Voor kampeerauto's geldt vanaf 2026 een halftarief. Voor paardenvervoer vervalt de korting in de MRB vanaf 2026.

Doelstelling:

Ontzien van voertuigen waarmee beperkt gebruik wordt gemaakt van de weg.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 23a. en artikel 30, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].

  

Regeling:

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

Beschrijving:

De MRB-vrijstelling geldt onder voorwaarden voor personenauto’s die zijn bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer.

Doelstelling:

Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en taxivervoer.

Ministerie:

IenW, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Wetsartikel:

Artikel 72, eerste lid, onderdeel n, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t-1]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].

  

Regeling:

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

Beschrijving:

Motorrijtuigen van 40 jaar en ouder zijn vrijgesteld van MRB. Deze vrijstelling geldt vanaf 1 januari 2028 alleen nog voor voertuigen die vóór 1988 zijn gebouwd.

Doelstelling:

Stimulering behoud van mobiel historisch erfgoed.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 72, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t-1]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].

  

Regeling:

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

Beschrijving:

In de BPM en MRB geldt voor diverse voertuigen een vrijstelling of teruggaafregeling. In de MRB betreft dit (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, vuilniswagens, aftrek voor het gewicht van een voor rolstoelinstallatie en voertuigen waar gewoonlijk slechts over een geringe afstand van de weg gebruikt gemaakt wordt. In de BPM betreft het (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, invalidenwagens en vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband.

Doelstelling:

Deze regelingen kennen diverse doelstellingen, waaronder het dienen van het algemeen belang.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 71, eerste lid, en artikel 72, eerste lid, onderdeel a en c-n, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t-1]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].

  

Regeling:

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

Beschrijving:

Voor personen- en bestelauto’s rijdend op benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto’s die op 1 januari 2014 26 jaar of ouder zijn maar nog geen 40 jaar, geldt een kwarttarief van een maximumbedrag onder de voorwaarde dat er in de maanden januari, februari en december niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt.

Doelstelling:

Behouden van cultureel rijdend erfgoed in deze leeftijdsgroep waarmee niet dagelijks gebruik wordt gemaakt van de weg.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 84a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst over juni t/m [t-1]. De raming is een PxQ op basis van de cijfers voor de maand juni met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].

  

Regeling:

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

Beschrijving:

In de BPM en MRB geldt voor diverse voertuigen een vrijstelling of teruggaafregeling. In de MRB betreft dit (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, vuilniswagens, aftrek voor het gewicht van een voor rolstoelinstallatie en voertuigen waar gewoonlijk slechts over een geringe afstand van de weg gebruikt gemaakt wordt. In de BPM betreft het (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, invalidenwagens en vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband.

Doelstelling:

Deze regelingen kennen diverse doelstellingen, waaronder het dienen van het algemeen belang.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15, eerste lid, en artikel 15a, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m [t-1]. De raming is een PxQ met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].

  

Regeling:

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

Beschrijving:

Voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer zijn vrijgesteld van BPM tot 2025.

Doelstelling:

Stimuleren van emissievrij rijden.

Ministerie:

IenW, Artikel 14: Wegen en Verkeersveiligheid.

Wetsartikel:

Artikel 9c van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992

Evaluatie:

Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Data over nieuwverkopen van de RDW tot en met [t-1], cijfers uit de meeste publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s» van de Stichting BOVAG-RAI. De raming is een PxQ met ontwikkeling op basis van de geraamde ontwikkelingen in SPARK. Realisaties tot en met [t-1].

  

Regeling:

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

Beschrijving:

Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt tot 2025 een vrijstelling van BPM.

Doelstelling:

Stimulering ondernemerschap.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 13, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992

Evaluatie:

Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 32 800, nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m juni [t] en cijfers van catalogusprijzen in het wagenpark van de RDW t/m juni [t]. De raming is een PxQ met ontwikkeling op basis van het verleden. Realisatie tot en met [t-1].

  

Assurantiebelasting

  

Regeling:

ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering

Beschrijving:

De brede weersverzekering is een instrument voor agrariërs om weerrisico’s af te dekken. Deze verzekering is met ingang van 2020 vrijgesteld van assurantiebelasting.

Doelstelling:

Met de introductie van de vrijstelling van assurantiebelasting wordt beoogd de deelname van agrariërs aan de brede weersverzekering te stimuleren.

Ministerie:

LVVN, Artikel 21: Land- en tuinbouw.

Wetsartikel:

Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

Evaluatie van de Subsidieregeling Brede Weersverzekering, Ecorys & Wageningen University, 2024. Kamerstukken 2023-2024, 36410-XIV nr. 102.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Expertraming subsidiebenutting voor de premie brede weersverzekering op basis van informatie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

  

Regeling:

ASB Vrijstelling levensverzekeringen

Beschrijving:

Levensverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting .

Doelstelling:

Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter, voorkomen van ontmoediging van sparen en voorkomen moeilijkheden in de uitvoering.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Jaarverslag van het Verbond van Verzekeraars

  

Regeling:

ASB Vrijstelling ongevallen-, invaliditeits- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

Beschrijving:

Ongevallen-, invaliditeits-, en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zijn vrijgesteld van assurantiebelasting.

Doelstelling:

Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter.

Ministerie:

SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Wetsartikel:

Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Rapport over de omvang van de verzekeringsmarkt van het Verbond van Verzekeraars

  

Regeling:

ASB Vrijstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW

Beschrijving:

Ziekte- en ziektekostenverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting.

Doelstelling:

Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter.

Ministerie:

VWS, Premie gefinancierde zorguitgaven.

Wetsartikel:

Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Evaluatierapport assurantiebelasting Dialogic (2020)

  

Regeling:

ASB Vrijstelling zeeschepen

Beschrijving:

Verzekeringen van zeeschepen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting. Het gaat om cascoverzekeringen (het zeeschip zelf, niet de inhoud daarvan) en de risico’s die de reder heeft door het varen van een zeeschip.

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen

Ministerie:

IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Wetsartikel:

Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en jaarcijfers over de moniale premie-volume in de maritieme sector

  

Regeling:

ASB Vrijstelling transportverzekeringen

Beschrijving:

Transportverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting. Dit zijn verzekeringen tegen risico’s van schade als gevolg van vervoer van goederen over zee, land, binnenwateren en door de lucht. Het gaat ook om aansprakelijkheidsverzekeringen van

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen en vermijden dat bestaande handelsgebruiken worden doorbroken als gevolg van de heffing van assurantiebelasting.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en financieel jaarverslag verzekeringsbranche

  

Regeling:

ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen

Beschrijving:

Exportkredietverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting. De vrijstelling geldt voor zowel publieke als private exportkredietverzekeringen.

Doelstelling:

Beschermen van de internationale concurrentiepositie van Nederlandse exporteurs.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van jaarverslagen Atradius en Dutch State business

  

Overdrachtsbelasting

  

Regeling:

OVB Vrijstelling cultuurgrond

Beschrijving:

Vrijgesteld is de verkrijging van cultuurgrond – daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop – die ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. Voorwaarde is dat de exploitatie van de cultuurgrond voor een aaneensluitende periode van tien jaar wordt voortgezet.

Doelstelling:

Landbouwstructuur verbeteren en voorkomen belasten van verplaatsing van land- en tuinbouwbedrijven als gevolg van overheidsingrijpen

Ministerie:

LVVN, Artikel 21: Land- en tuinbouw.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

IBO Agro-, visserij- en voedselketens, Fin, 2015. Kamerstukken II 2014-2015, 30 991, nr 25.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m [t-9]. Vanaf [t-9] raming aan de hand van lange termijn ontwikkeling

  

Regeling:

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

Beschrijving:

Vrijgesteld van overdrachtsbelasting is de verkrijging door een familielid van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan (de continuering) van een onderneming. De regeling vindt slechts toepassing indien de overdragende ondernemer een ouder of grootouder betreft en de onderneming in haar geheel (al dan niet in fasen) wordt voortgezet door het verkrijgende familielid.

Doelstelling:

Versnippering van de onderneming voorkomen en stimuleren bedrijfsopvolging tijdens leven.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2016. Kamerstukken II 2015-2016, 34 302 nr. R.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m [t-9]. Vanaf [t-9] raming aan de hand van lange termijn ontwikkeling

  

Regeling:

OVB vrijstelling taakoverdracht tussen vereniging of ANBI

Beschrijving:

Wanneer sprake is van een taakoverdracht tussen verenigingen of algemeen nut beogende instellingen is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing

Doelstelling:

Het voortzetten van taken die het algemeen nut beogen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15, eerste lid, onderdeel h van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

Evaluatie van vier vrijstellingen in de overdrachtsbelasting, SEO, 2025. Kamerstuk 2024-2025, 36602 nr. 153.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van realisaties [t-2] cijfers Belastingdienst. Raming voor [t-1] en [t] op basis van realisaties uit verleden en WOZ ontwikkeling macro-data van CPB.

  

Kansspelbelasting

  

Regeling:

Kleine prijzenvrijstelling/Vrijstelling prijzen onder 449 euro

Beschrijving:

Loterijen betalen kansspelbelasting over uitgekeerde prijzen. Prijzen tot € 449 zijn volledig vrijgesteld.

Doelstelling:

Kleine prijzen buiten de kansspelbelasting houden en organisatoren van kansspelen niet op zadelen met veel administratieve lasten voor kleine prijzen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 4 van de Wet op de kansspelbelasting

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van jaarverslagen loterijen en KSB aangiften over [t-1]. Schatting over [t] en [t+1] op basis van inkomstenraming kansspelbelasting. Reeks bevat geen realisaties.

  

Verbruiksbelasting

  

Regeling:

Vrijstellingen mineraalwater

Beschrijving:

Over mineraalwater wordt geen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken betaald.

Doelstelling:

Stimuleren gezond gedrag

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 6 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van aangiftecijfers van de belastingdienst kan de omvang geschat worden. Wanneer de vrijstelling wordt ingevoerd is deze informatie niet meer beschikbaar. Reeks bevat geen realisaties.

  

Regeling:

Vrijstellingen melk

Beschrijving:

Over zuivel wordt geen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken betaald

Doelstelling:

Stimuleren gezond gedrag

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 9, derde lid, onderdeel a (;en onderdeel b voor soja), van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Op basis van cijfers van het RIVM kan bepaald worden hoe groot de zuivelconsumptie is. Dit wordt vermenigvuldig met het tarief van de verbruiksbelasting alcoholvrije dranken. Reeks bevat een realisaties.

X Noot
1

Zie de visualisatie met het budgettair belang, achtergrond van de ontwikkeling, en een hyperlink naar het wetsartikel en evaluatie per fiscale regelingen in de Miljoenennota 2025.

Tabel 4.7.2 Kwalitatieve achtergrondinformatie niet-gemonitorde regelingen
  

Persoonsgebonden aftrek

  

Regeling:

Aftrek voor tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten

Beschrijving:

Reis- en verblijfkosten in het weekend of tijdens vakantie van een ernstig gehandicapt persoon van 21 jaar of ouder die meestal in een Wlz-instelling verblijft zijn aftrekbaar. Alleen de kosten die niet worden vergoed door de zorgverzekeraar.

Doelstelling:

Een redelijke tegemoetkoming voor dit type uitgaven te realiseren.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 6.25-6.26 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Inkomensvoorzieningen

  

Regeling:

Onbelaste reiskostenvergoeding

Beschrijving:

Een werkgever mag een onbelaste vergoeding van maximaal 23 eurocent per kilometer geven voor alle zakelijke kilometers die een werknemer aflegt. Woon-werkkilometers tellen ook als zakelijke kilometers. Voor reizen met het openbaar vervoer mag een werkgever de werkelijke kosten onbelast vergoeden. De onbelaste reiskostenvergoeding is onderdeel van de werkkostenregeling.

Doelstelling:

Het voorkomen dat de vergoeding die werknemers ontvangen ter compensatie van gemaakte zakelijke kosten als belastbaar loon wordt aangemerkt.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 31a, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964

Evaluatie:

Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding, CE Delft & Significance, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202, nr. 155.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting kunstkorting

Beschrijving:

De regeling zorgt ervoor dat erfbelasting ook met kunst kan worden betaald. De kwijtschelding van de erfbelasting bedraagt maximaal de waarde van het kunstvoorwerp, vermeerderd met 20%. Alleen kunstwerpen die van nationaal cultuurhistorisch of kunsthistorisch belang zijn komen in aanmerking voor de regeling.

Doelstelling:

Behouden van cultureel belangrijke voorwerpen voor Nederland

Ministerie:

OCW, Artikel 14: Cultuur.

Wetsartikel:

Artikel 67, derde lid, van de Successiewet 1956

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Schenk- en erfbelasting jaarlijkse schenkingsvrijstelling kinderen

Beschrijving:

Ouders kunnen jaarlijks een vast bedrag aan hun kind schenken zonder daar belasting over te hoeven betalen. Deze vrijstelling geldt ongeacht de leeftijd en de burgerlijke staat van het kind.

Doelstelling:

Beperken van administratieve lasten

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 33 van de Successiewet 1956

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

  

Regeling:

Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap box 3

Beschrijving:

Voorwerpen van kunst en wetenschap vallen niet in de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing ook indien deze niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt. Voorwerpen van kunst en wetenschap die hoofdzakelijk ter belegging worden aangehouden, vallen niet onder de vrijstelling om een ongerechtvaardigde bevoordeling ten opzichte van andere beleggingen te voorkomen.

Doelstelling:

Het particuliere kunstbezit en de kunstuitleen van particulieren aan musea in Nederland stimuleren.

Ministerie:

OCW, Artikel 14: Cultuur.

Wetsartikel:

Artikel 5.8 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3

Beschrijving:

Deze regeling bewerkstelligt dat voor de forfaitaire rendementsheffing de volgende bezittingen van de grondslag worden uitgezonderd: bossen, bepaalde natuurterreinen en de volgens de Natuurschoonwet als zodanig aangewezen landgoederen. Gebouwde eigendommen vallen niet onder de vrijstelling.

Doelstelling:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Ministerie:

LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Wetsartikel:

Artikel 5.7, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Koningshuisregeling in inkomstenbelasting

Beschrijving:

De door het koningshuis ontvangen uitkeringen ten laste van het Rijk, alsmede de vermogensbestanddelen welke dienstbaar zijn aan de uitoefening van hun functie, zijn vrijgesteld van persoonlijke belastingen.

Doelstelling:

Voorkomen van belastingheffing op arbeids- en vermogensinkomsten die verband houden met de functie van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis.

Ministerie:

BZK, Artikel 1: Openbaar bestuur en democratie.

Wetsartikel:

Artikel 40 van de Grondwet

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Koningshuisregeling in de schenk- en erfbelasting

Beschrijving:

De vrijstelling houdt in dat wanneer de zogenoemde uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis (te weten de Koning, de toekomstige Koning, de afgetreden Koning en echtgenoten) een schenking doen uit hoofde van hun functie en hoedanigheid deze zijn vrijgesteld van schenkbelasting.

Doelstelling:

Voorkomen van belastingheffing op schenkingen van vermogensbestandsdelen die verband houden met de functie van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis.

Ministerie:

BZK, Artikel 1: Openbaar bestuur en democratie.

Wetsartikel:

Artikel 33, eerste lid, van de Successiewet 1956

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

  

Regeling:

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

Beschrijving:

De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid in de IB is een faciliteit voor startende ondernemers die een arbeidsongeschiktheidsuitkering kunnen krijgen. Deze ondernemers hoeven niet te voldoen aan het normale urencriterium, maar er geldt wel een verlaagd urencriterium. De aftrekpost bedraagt een vast bedrag voor het eerste jaar en wordt lager de jaren daarna. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst.

Doelstelling:

Stimuleren van het starten van een onderneming vanuit een uitkering inzake arbeidsongeschiktheid.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei & SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Wetsartikel:

Artikel 3.78a van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO & Dialogic, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 199.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Willekeurige afschrijving zeeschepen

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb biedt de mogelijkheid om vervroegd af te schrijven op zeeschepen. De regeling kan uitsluitend worden toegepast indien niet wordt gekozen voor de forfaitaire winstbepaling en bedraagt per jaar een maximumpercentage van de af te schrijven aanschaffings- en voortbrengingskosten.

Doelstelling:

Versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie

Ministerie:

IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Wetsartikel:

Artikel 3.34 van de Wet inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 31 409, nr 357.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Doorschuifregeling IB-ondernemers bij inbreng (omzetting) onderneming in een nv of bv

Beschrijving:

De inbreng (omzetting) van de IB-onderneming in een nv of bv kan onder voorwaarden zonder heffing van inkomstenbelasting omdat het dezelfde onderneming en dezelfde (achterliggende) persoon (ondernemer / oprichter/aandeelhouder) betreft, maar na inbreng een andere juridische rechtsvorm heeft. Doordat de stakingswinst kan worden doorgeschoven (geruisloze inbreng), begint de bv of nv met dezelfde boekwaarden als de natuurlijke persoon.

Doelstelling:

De regeling is bedoeld om het mogelijk te maken de rechtsvorm van de onderneming aan te passen zonder – of althans met een minimum aan – fiscale belemmeringen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 3.65 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Doorschuiven IB via te conserveren inkomen naar een andere onderneming

Beschrijving:

De stakende ondernemer gebruikt (op verzoek) zijn stakingswinst (toerekenbaar aan bedrijfsmiddelen en herinvesteringsreserves) om binnen 12 maanden na staking in een andere (eventueel nieuwe) onderneming te herinvesteren.

Doelstelling:

Fiscale belemmering bij de toepassing van de herinvesteringsreserve wegnemen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 3.64 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Doorschuiven AB bij geruisloze terugkeer uit de BV

Beschrijving:

Op verzoek wordt de ab-winst die ontstaat bij ontbinding van een bv om door te gaan als IB-ondernemer onder voorwaarden buiten aanmerking gelaten en omgezet in een terugkeerreserve.

Doelstelling:

De regeling is bedoeld om het mogelijk te maken de rechtsvorm van de onderneming aan te passen zonder – of althans met een minimum aan – fiscale belemmeringen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 4.42a en 3.54a van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Aftrek kenbaar fondswervende activiteiten ANBI's

Beschrijving:

ANBI's en fondswervers komen onder voorwaarden in aanmerking voor aftrek voor kenbaar fondswervende activiteiten. Een ANBI mag de winst die behaald is met kenbaar fondswervende activiteiten aftrekken van de totale winst.

Doelstelling:

Stimulering van fondswerving voor en door goededoelenorganisaties.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 9a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Aftrek fictieve personeelskosten ANBI's

Beschrijving:

Een ANBI of een organisatie die een sociaal belang behartigt (SBBI) komt in aanmerking voor aftrek van fictieve personeelskosten. Fictieve personeelskosten zijn fictieve kosten voor arbeid door vrijwilligers . Deze kosten zijn aftrekbaar op basis van het minimumloon.

Doelstelling:

Ter bevordering van het maatschappelijke belang van vrijwilligers.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 9a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Vrijstelling vpb voor stichtingen en vereningen met lage winst

Beschrijving:

Stichtingen en verenigingen die een onderneming drijven zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting als hun fiscale winst niet meer bedraagt dan een maximumbedrag. Dit betekent dat stichtingen en verenigingen die met kleinschalige commerciële activiteiten de markt betreden zijn vrijgesteld.

Doelstelling:

Doelmatigheid van belastingheffing / beperken administratieve lasten.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 6 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Verhuisvergoeding ondernemer

Beschrijving:

Bij verhuizing in het kader van een onderneming mag de ondernemer de kosten voor het overbrengen van de inboedel vermeerderd met een vast bedrag in aftrek brengen. Dit bedrag betreft kosten van herinrichting, stoffering en overigeverhuiskosten. Het voorkomt discussie over de zakelijkheid van verhuis- en inrichtingskosten en stimuleert arbeidsmobiliteit. Daarnaast zit er een verhuiskostenvergoeding in de WKR voor hetzelfde bedrag.

Doelstelling:

Nader te onderzoeken

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 3.17 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Uitstelfaciliteiten bij verkoop in kader aandelenfusie, juridische splitsing, juridische fusie

Beschrijving:

In de wetgeving zijn diverse faciliteiten opgenomen om zonder belastingheffing te kunnen herstructureren in het kader van een aandelenfusie, bedrijfsfusie, juridische fusie en juridische splitsing. Deze faciliteiten bestaan in de inkomstenbelasting (IB-winst en box 2), vennootschapsbelasting en overdrachtsbelasting. De faciliteiten zijn gebaseerd op de Europese Fusierichtlijn.

Doelstelling:

Voorkomen fiscale belemmeringen bij aandelenfusie, bedrijfsfusie, juridische splitsing of juridische fusie (in overeenstemming met de Europese Fusierichtlijn)

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 3.55-3.57 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Bosbouwvrijstelling

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb houdt in dat voor- en nadelen uit bosbouwbedrijf niet tot de winst worden gerekend. Het staat de belastingplichtige vrij te opteren voor het buiten toepassing laten van de vrijstelling. Toepassing van de facultatieve regeling blijft, indien gebruik wordt gemaakt van de optie, gelden voor een periode van ten minste 10 jaar.

Doelstelling:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Ministerie:

LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Wetsartikel:

Artikel 3.11 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Dividendbelasting vrijstelling inkoop van eigen aandelen

Beschrijving:

De inkoop van eigen aandelen is belast als een opbrengst voor de dividendbelasting, tenzij deze gehouden worden ter tijdelijke belegging. Onder strikte voorwaarden is de inkoop van eigen aandelen door een beursfonds vrijgesteld van dividendbelasting.

Doelstelling:

Voorkomen dat de dividendbelasting drukt op de inhoudingsplichtige en versteviging van de Nederlandse concurrentiepositie.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 4c van de Wet op de dividendbelasting 1965

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Dividendbelasting overige

Beschrijving:

De dividend belasting kent naast de dooruitdelingskorting en de inhoudfaciliteit nog een aantal fiscale regelingen die beogen om bijvoorbeeld administratieve lasten te verminderen of die grotendeels volgen uit EU-richtlijnen.

Doelstelling:

N.v.t.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Diverse artikelen

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Loonbelasting

  

Regeling:

Gerichte vrijstellingen Werkkostenregeling

Beschrijving:

Binnen de werkkostenregeling kunnen werkgevers binnen bepaalde grenzen zelf bepalen wat zij onbelast aan werknemers vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen. Sommige zaken die aan werknemers worden toegekend worden aangemerkt als een gerichte vrijstelling; die kunnen onbelast worden toegekend, maar tellen niet mee in de vrije ruimte.

Doelstelling:

Het overkoepelende doel van de gerichte vrijstellingen is het van loonheffingen vrijgesteld vergoeden van in belangrijke mate zakelijke kosten. Daarnaast kennen de gerichte vrijstellingen een individueel doel per vrijstelling.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964

Evaluatie:

Evaluatie werkkostenregeling 2019-2024: Loont de werkkostenregeling?, SEO, 2025.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Expatregeling (voorheen 30%-regeling): voor uitgezonden werknemers

Beschrijving:

De werkgever mag aan uitgezonden werknemers onder voorwaarden een forfaitaire onbelaste vergoeding geven van maximaal 30% van het loon inclusief die vergoeding. Deze forfaitaire vergoeding komt in de plaats van de mogelijkheid om de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast te vergoeden. Naast deze forfaitaire vergoeding kan de werkgever aan deze werknemers ook de schoolgelden voor internationale scholen onbelast vergoeden of verstrekken. Vanaf 2019 is de maximale looptijd van de 30%-regeling ingekort tot vijf jaar. Voor werknemers die vóór 1 januari 2019 gebruik maakten van de 30%-regeling geldt overgangsrecht tot 1 januari 2021. Vanaf 2024 is de grondslag waarover de 30%-regeling wordt toegepast gemaximeerd op de WNT-norm. Voor degenen die vóór 1 januari 2023 gebruik maakten van de 30%-regeling is er overgangsrecht tot 1 januari 2026.

Doelstelling:

De 30%-regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van uitgezonden werknemers. De regeling heeft als doel: 1) het aantrekken van werknemers uit het buitenland met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is; 2) een bijdrage leveren aan het aantrekkelijk en competitief houden van het Nederlandse vestigingsklimaat; en 3) verminderen van administratieve lasten voor werkgevers en werknemers.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 10e van de Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Vergoeding voor extraterritoriale kosten

Beschrijving:

De werkgever mag aan ingekomen werknemers werkelijke extraterritoriale kosten onbelast vergoeden.

Doelstelling:

De regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van ingekomen werknemers.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Fiscale regeling aandelenoptierechten

Beschrijving:

Wanneer een werknemer loon krijgt in de vorm van aandelenoptierechten vindt heffing in beginsel plaats op het moment waarop de werknemer de aandelenoptie kan verhandelen of als de aandelenoptie wordt vervreemd. De werknemer kan er echter op het moment van uitoefening van de aandelenopties ook voor kiezen om het heffingsmoment te verplaatsen naar het moment dat de aandelenoptie uitgeoefend wordt. De werknemer kan gebruik maken van deze keuzeregeling als de aandelenopties nog niet verhandelbaar zijn op het moment van uitoefening.

Doelstelling:

De doelstelling is om het verstrekken van aandelenoptierechten als beloning aantrekkelijker te maken. Door op een later moment te heffen is het meer aannemelijk dat er voldoende liquide middelen aanwezig zijn om de verschuldigde belastingen te voldoen.

Ministerie:

EZ, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.

Wetsartikel:

Artikel 10a van de Wet op de loonbelasting 1964

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Vrijwilligersregeling

Beschrijving:

De vrijwilligersregeling is bedoeld voor onverplicht en onbetaald werk voor organisaties met een maatschappelijk nut. Met deze regeling wordt voorzien in een ruimhartige forfaitaire kostenvergoedingsregeling op basis waarvan er tot een jaarlijks te indexeren maximumbedrag per jaar en per maand sprake is van een kostenvergoeding en niet van loon en derhalve niet wordt belast.

Doelstelling:

Het beperken van de administratieve lasten van vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 2 van de Wet op de loonbelasting 1964

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Heffingskortingen

  

Regeling:

Algemene heffingskorting

Beschrijving:

De algemene heffingskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen. Iedereen heeft recht op de korting, maar de hoogte is inkomensafhankelijk. Vanaf 2025 wordt deze korting afgebouwd met het verzamelinkomen, daarvoor was dat met het inkomen uit werk en woning. Boven een bepaald verzamelinkomen bedraagt de korting nul.

Doelstelling:

Gerichte inkomensondersteuning.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 8.10 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.

  

Regeling:

Arbeidskorting

Beschrijving:

De arbeidskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen voor werkenden. De hoogte van de korting hangt af van de hoogte van het arbeidsinkomen. De korting bedraagt nul vanaf een specifiek arbeidsinkomen.

Doelstelling:

Stimuleren van arbeidsparticipatie, stimuleren van gewerkte uren en gerichte inkomensondersteuning voor werkenden.

Ministerie:

SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 8.11 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.

  

Regeling:

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

Beschrijving:

De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een heffingskorting voor ouders met een arbeidsinkomen boven een bepaalde drempel. Boven de drempel bouwt de korting op met het arbeidsinkomen, tot een bepaald maximum. Een ouder komt in aanmerking als deze een werkende alleenstaande is of de minstverdienende van twee werkende partners, en als deze in het belastingjaar ten minste zes maanden een kind dat aan het begin van het belastingjaar jonger dan 12 jaar oud was, op zijn woonadres heeft staan ingeschreven.

Doelstelling:

Stimuleren van arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen en stimuleren om meer uren te werken.

Ministerie:

SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 8.14a van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.

  

Regeling:

Jonggehandicaptenkorting

Beschrijving:

De jonggehandicaptenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die recht hebben op een uitkering volgens de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong-uitkering) of op ondersteuning bij het vinden van werk volgens de wet Wajong. De korting vervalt als de belastingplichtige ouderenkorting krijgt.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning jonggehandicapten.

Ministerie:

SZW, Artikel 4: Jonggehandicapten.

Wetsartikel:

Artikel 8.16a van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, aangevuld met CBS-data van Statline. MIMOSI wordt gebruikt voor het gemiddelde verzilverde bedrag per individu, het aantal met recht op deze korting volgt uit de CBS-data.

  

Regeling:

Ouderenkorting

Beschrijving:

De ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die op 31 december van het belastingjaar de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De korting bedraag een vast bedrag voor verzamelinkomens tot een maximumbedrag en wordt voor verzamelinkomens daarboven afgebouwd tot € 0.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning ouderen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 8.17 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.

  

Regeling:

Alleenstaande ouderenkorting

Beschrijving:

De alleenstaande ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die een AOW-uitkering voor een alleenstaande ontvangen, of die een AOW-uitkering voor een alleenstaande zouden ontvangen als ze minimaal één jaar verzekerd zouden zijn geweest voor de AOW.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning alleenstaande ouderen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 8.18 van de Wet Inkomstenbelasting 2001

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie heffingskortingen en tariefstructuur, Centerdata, 2024. Kamerstukken II 2023-2024, 32 140 nr. 185.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op MIMOSI, het microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. Cijfers worden jaarlijks geüpdatet. Cijfers van [t-3] en verder terug in de tijd worden als realisatie beschouwd.

  

Belastingen op milieugrondslag

  

Regeling:

EB teruggaafregeling voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen)

Beschrijving:

Exploitanten van commerciële schepen die aardgas als brandstof gebruiken voor de vaart op communautaire wateren komen in aanmerking voor teruggave van energiebelasting. Deze teruggave is van toepassing op aardgas dat wordt gebruikt als brandstof voor vaartuigen, inclusief die van de visserij, en geldt niet voor particuliere pleziervaartuigen.

Doelstelling:

Internationale concurrentiepositie (verplicht onbelast op basis van de Richtlijn energiebelastingen)

Ministerie:

IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Wetsartikel:

Artikel 70a van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

EB Raffinaderijvrijstelling

Beschrijving:

Restgassen die ontstaan bij raffinaderijen en binnen die raffinaderij worden ingezet voor de vervaardiging van aardgas en minerale oliën zijn vrijgesteld van energiebelasting.

Doelstelling:

Voorkomen dubbele belasting (verplicht onbelast op basis van de Richtlijn energiebelastingen)

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 51 van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

EB vrijstelling voor restgassen die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet

Beschrijving:

In de energiebelasting is een nihiltarief opgenomen voor restgassen de zijn ontstaan op de inrichting waar ze worden verbruikt.

Doelstelling:

Voorkomen dubbele belasting (verplicht onbelast op basis van de Richtlijn energiebelastingen)

Ministerie:

KGG, Artikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..

Wetsartikel:

Artikel 59, vierde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Vrijstelling leidingwaterbelasting voor brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke indien deze gebruikt worden in buitengewone omstandigheden.

Beschrijving:

Over water gebruikt in brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke wordt geen leidingwaterbelasting betaald.

Doelstelling:

Voorkomen van problemen met betrekking tot vaststellen verbruik

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 19 van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Transferpassagiers buiten de grondslag van de vliegbelasting

Beschrijving:

Transferpassagiers betalen geen vliegbelasting op vliegtickets.

Doelstelling:

Bescherming de netwerkconnectiviteit van Nederland en voorkomen van dubbele belastingheffing, omdat transferpassagiers de vliegbelasting 2 keer zouden moeten betalen.

Ministerie:

IenW, Artikel 17: Luchtvaart.

Wetsartikel:

Artikel 73, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Omzetbelasting

  

Regeling:

BTW Nultarief internationaal personenvervoer

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor het vervoer van personen met schepen en luchtvaartuigen als de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland ligt, het nultarief in de btw. Het nultarief geldt ook voor de diensten voor door de passagiers meegenomen bagage, personenauto's en motoren en bij bemiddeling bij de genoemde diensten.

Doelstelling:

Nultarief uit praktische overwegingen, ter voorkoming van administratieve lasten. Het deel van internationale boot- en vliegreizen dat over Nederlands grondgebied gaat is over het algemeen te verwaarlozen.

Ministerie:

IenW, Artikel 17: Luchtvaart & IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Wetsartikel:

Tabel 2.b.3 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling sport

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn de diensten van niet-winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen. Het gaat met name om contributie en lesgelden. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht. Per 2019 is de sportvrijstelling verruimd zodat deze ook van toepassing is op sportgerelateerde prestaties door niet-winstbeogende sportorganisaties aan niet-leden, zoals het ter beschikking stellen van sportaccommodaties.

Doelstelling:

Stimuleren c.q. ondersteunen van sportorganisaties en sportclubs en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

VWS, Artikel 6: Sport en bewegen.

Wetsartikel:

Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling post

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn diensten met betrekking tot de levering van brieven tot een bepaald gewicht, bedoeld in artikel 16 van de Postwet 2009. De vrijstelling geldt alleen voor een verlener van de universele postdienst. Binnen de Europees Unie is een vrijstelling voor openbare postdiensten verplicht.

Doelstelling:

Voorkomen van administratieve lasten en ondersteunen van het algemene belang van openbare nutsvoorzieningen.

Ministerie:

EZ, Artikel 1: Goed functionerende economie en markten.

Wetsartikel:

Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede politieke, godsdienstige, levensbeschouwelijke en liefdadige organisaties

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van instellingen zonder winstoogmerk die handelen in het collectief, maatschappelijk belang van hun leden en verminderen van administratieve lasten

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

BTW Vrijstelling fondswerving

Beschrijving:

Deze regeling voorziet in een vrijstelling voor bijkomstige activiteiten van reeds vrijgestelde organisaties. Het gaat met name om activiteiten die zij ontplooien ter verwerving van de benodigde middelen voor hun vrijgestelde doelstelling. Om te waarborgen dat deze prestaties geen ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen veroorzaken, is de vrijstelling beperkt tot een omzetgrens voor leveringen en diensten.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

BTW Vrijstellingen medische zorg

Beschrijving:

Vrijgesteld van btw zijn medische handelingen die gericht zijn op de persoonlijke gezondheidskundige verzorging van de mens, alsmede voor de zorg verleend door instellingen waar men is opgenomen en de zorg op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten. Ter voorkoming van cumulatie van belasting (verouderd).

Ministerie:

VWS, Premie gefinancierde zorguitgaven.

Wetsartikel:

Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

BTW Vrijstellingen overig

Beschrijving:

Deze categorie «overig» ziet onder andere op de btw-vrijstelling voor verhuur van onroerende zaken, betalingsverkeer, handelingen inzake waardepapieren, beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen.

Doelstelling:

Diversen, bijvoorbeeld om de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag te verhelpen of omdat het elders belast is.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Auto

  

Regeling:

BZM Teruggaaf belasting zware motorrijtuigen bij gecombineerd vervoer (spoor, binnenwateren of zee)

Beschrijving:

Vrachtwagens die zijn betrokken bij het goederenvervoer tussen lidstaten van de Europese Unie waarbij het begin en/of eindvervoer over de weg wordt verricht en voor het overige gebruik wordt gemaakt van het spoor, binnenwateren, of van een zeetraject kunnen om teruggaaf van bzm (Eurovignet) verzoeken. Van belang voor de teruggaaf van het eurovignet is het feit dat er slechts sprake is van gecombineerd vervoer indien voor het traject dat per spoor of over water wordt afgelegd een vervoersalternatief over de weg aanwezig is. Het zogenoemde deep sea vervoer komt niet voor de teruggaaf in aanmerking, het short sea vervoer onder bepaalde voorwaarden wel. Tevens moet aan bepaalde administratieve eisen worden voldaan om de uitvoering door de belastingdienst mogelijk te maken. De terminals (plaatsen van in- of uitlading bij het spoor) die betrokken zijn bij het begin- en/of het eindvervoer dienen aan deze eisen te voldoen anders kan geen teruggaaf van het eurovignet worden verleend. De terminals dienen voorts in Nederland te zijn gelegen.

Doelstelling:

Het handhaven en versterken van de logistieke functie van de Nederlandse economie onder optimale milieutechnische voorwaarden. Met de maatregel is beoogd het marktaandeel van milieuvriendelijke vervoerswijzen in het goederenvervoer te versterken en de efficiency en bereikbaarheid in het wegvervoer te verhogen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 14a van de Wet belasting zware motorrijtuigen

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Accijns

  

Regeling:

Accijns verlaagd tarief kleine brouwerijen

Beschrijving:

Het tarief van de bieraccijns wordt voor kleine brouwerijen is lager dan het algemene tarief .

Doelstelling:

In het belastingstelsel van voor 1992 betaalden kleine brouwerijen relatief veel belasting, het verlaagde tarief was een compensatie hiervoor.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 7, tweede lid, van de Wet op de accijns

Evaluatie:

Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Accijns teruggaaf LPG glastuinbouw

Beschrijving:

Voor het gebruik van LPG in de glastuinbouw geldt een teruggaafregeling in de accijns.

Doelstelling:

Bevorderen ondernemerschap

Ministerie:

LVVN, Artikel 21: Land- en tuinbouw.

Wetsartikel:

Artikel 71e van de Wet op de accijns

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Accijns vrijstelling gebruik van stookolie (met name zeevaart)

Beschrijving:

Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van Richtlijn 2003/96/EG moet voor leveringen van motorbrandstof aan de commerciële zeescheepvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Op grond van een internationaal verdrag, de Akte van Mannheim, moet vrijstelling van accijns ook worden verleend voor motorbrandstof voor de commerciële scheepvaart op de binnenwateren van de verdragslanden.

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor vaartuigen.

Ministerie:

IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Wetsartikel:

Artikel 66, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de accijns

Evaluatie:

Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Accijns vrijstelling gebruik van gasolie (voor binnenvaart)

Beschrijving:

De accijnsvrijstelling voor het gebruik van gasolie in de binnenvaart is een facultatieve vrijstelling in de Richtlijn energiebelastingen. De vrijstelling van accijns voor gasolie is in Nederland gebaseerd op het Gasolieprotocol 1952 bij de Akte van Mannheim. Dit betreft dus het deel wat niet in de Europese Richtlijn energiebelastingen is vastgelegd.

Doelstelling:

N.v.t.

Ministerie:

IenW, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Wetsartikel:

Artikel 66, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de accijns

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Accijns vrijstelling gebruik van kerosine in het internationale luchtverkeer

Beschrijving:

Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn 2003/96/EG en internationale verdragen moet voor motorbrandstof voor de commerciële luchtvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Binnenlandse vluchten kunnen wel worden belast, hetgeen in Nederland in de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2012 ook gebeurde.

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor luchtvaartuigen.

Ministerie:

IenW, Artikel 17: Luchtvaart.

Wetsartikel:

Artikel 66, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns

Evaluatie:

CE Delft Afbouw vrijstelling accijnzen bunkerbrandstoffen, CE Delft, 2023. Kamerstukken 2023-2024, 36432 nr. 3.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Accijns raffinaderijvrijstelling

Beschrijving:

De vrijstelling voor minerale oliën die in de raffinaderij zelf worden geproduceerd en energetisch worden ingezet, is verplicht onder de Richtlijn energiebelastingen. Dit betreft het deel van de vrijstelling voor minerale oliën die extern worden ingekocht en vervolgens direct energetisch in het proces worden ingezet. Dit deel is een facultatieve vrijsteling onder de Richtlijn energiebelastingen en kan dus op nationaal niveau worden afgeschaft.

Doelstelling:

Voorkomen dubbele belasting (verplicht onbelast op basis van de Richtlijn energiebelastingen)

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 2, negende lid, van de Wet op de accijns

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

Accijns vrijstelling tabak, alcohol en motorbrandstof diplomatiek personeel en medewerkers internationale organisaties

Beschrijving:

Diplomatiek en consulair personeel en medewerkers van internationale organisaties (IO’s) genieten in Nederland bepaalde fiscale privileges, waaronder, afhankelijk van de functie van de betreffende functionaris en onder toepassing van quota, vrijstellingen van accijns op tabak, alcohol en motorbrandstof. Waar bepaalde fiscale privileges verplicht door Nederland dienen te worden verleend, geldt dat niet voor deze specifieke vrijstellingen. Dit zijn zogenoemde courtoisieprivileges.

Doelstelling:

Attractiviteit van Nederland als gastland voor diplomatieke missies en IO’s en hun personeel bevorderen.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 69, eerste lid, onderdeel a en b, van de Wet op de accijns

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Assurantiebelasting

  

Regeling:

ASB Vrijstelling werkloosheidsverzekeringen

Beschrijving:

Werkloosheidsverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting.

Doelstelling:

Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter.

Ministerie:

SZW, Artikel 5: Werkloosheid.

Wetsartikel:

Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

ASB Vrijstelling luchtvaartuigen

Beschrijving:

Verzekeringen van luchtvaartuigen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting. Het gaat om cascoverzekeringen (het luchtvaartuig zelf, niet de inhoud daarvan).

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen

Ministerie:

IenW, Artikel 17: Luchtvaart.

Wetsartikel:

Artikel 24 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Overdrachtsbelasting

  

Regeling:

OVB Vrijstelling wijkontwikkelingsmaatschappijen

Beschrijving:

Wijkontwikkelingsmaatschappijen zijn tijdelijke samenwerkingsverbanden ter bevordering van stedelijke herstructurering. Door de vrijstelling kunnen betrokken partijen onder strikte voorwaarden onroerende zaken overdragen aan een WOM en later weer terug geleverd krijgen zonder verschuldigdheid van overdrachtsbelasting.

Doelstelling:

Stimulering van stedelijke herstructurering.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 15, eerste lid, onderdeel o en onderdeel oa, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

Evaluatie WOM-regeling, Companen, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 79.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling wooninvesteringsfondsen

Beschrijving:

Woningcorporaties kunnen ter financiering van stedelijke herstructureringsprojecten woningen verkopen aan het speciaal daarvoor opgerichte Wooninvesteringsfonds. Die verkrijging is onder voorwaarden vrijgesteld.

Doelstelling:

Stimulering van stedelijke herstructurering.

Ministerie:

VRO, Artikel 15: Woningmarkt.

Wetsartikel:

Artikel 15, eerste lid, onderdeel n, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling inrichting landelijk gebied

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn verkrijgingen krachtens de Wet inrichting landelijk gebied. De vrijstelling bevordert de overdracht van de onroerende zaken via kavelruil en herverkaveling doordat de overdracht zonder overdrachtsbelasting kan plaatsvinden. Dit maakt het eenvoudiger om wegen, waterlopen en overige infrastructuur aan te leggen en gronden van eigenaren kunnen zo dichter bij elkaar worden gebracht.

Doelstelling:

Bevorderen structuurverbetering van het landelijk gebied door de aankoop en ruil van gronden te faciliteren.

Ministerie:

LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn verkrijgingen door het Bureau Beheer Landbouwgronden.Vanaf 2019 is het Bureau Beheer Landbouwgronden gestopt met zijn werkzaamheden.

Doelstelling:

Structuurverbetering van het landelijk gebied.

Ministerie:

LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling natuurgrond

Beschrijving:

Vrijgesteld is de verkrijging van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop. De vrijstelling is beperkt tot grond. Voor zover er opstallen aanwezig zijn, is de vrijstelling daarop niet van toepassing. Als voorwaarde voor de vrijstelling geldt dat tot minimaal tien jaar na de verkrijging de natuurgrond nog steeds behouden en ontwikkeld wordt.

Doelstelling:

Bevorderen en behoud van natuurschoon in handen van private partijen.

Ministerie:

LVVN, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB Vrijstelling inbreng of omzetting van een onderneming

Beschrijving:

Als er sprake is van inbreng van onroerende zaken in een maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap of als een onderneming wordt omgezet in een nv of bv is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling verdeling of vereffening vermogen van een onderneming/vennootschap (f)

Beschrijving:

Een verkrijging krachtens verdeling of vereffening van het vermogen van een onderneming/vennootschap is vrijgesteld wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Deze vrijstelling betreft de keerzijde van de vrijstelling voor inbreng of omzetting.

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling verdeling gemeenschap samenwoners

Beschrijving:

Een verkrijging krachtens verdeling van een gemeenschap tussen samenwoners is vrijgesteld mits aan de voorwaarden wordt voldaan.

Doelstelling:

Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling juridische fusie

Beschrijving:

Wanneer sprake is van een juridische fusie is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling bedrijfsfusie

Beschrijving:

Wanneer sprake is van een bedrijfsfusie is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling interne reorganisatie

Beschrijving:

Bij een interne reorganisatie is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling juridische splitsing

Beschrijving:

Bij een juridische splitsing is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.

Doelstelling:

Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling door verkrijger aangebrachte zaken

Beschrijving:

Wanneer een zaak wordt verkregen die is aangebracht door of in opdracht en voor rekening van de verkrijger is de verkrijging van de zaak vrijgesteld, voor zover de waarde van de verkregen onroerende zaak door de verkrijging van de zelf aangebrachte zaak is toegenomen.

Doelstelling:

Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling bodembestanddelen

Beschrijving:

Wanneer bodembestanddelen zoals zand, grind, veen en terpaarde als gevolg van een beding geacht worden niet te zijn geleverd is hierover geen OVB verschuldigd.

Doelstelling:

Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling kabels en leidingen

Beschrijving:

Als een netwerk voor transport van stoffen, energie of informatie wordt verkregen is dit vrijgesteld.

Doelstelling:

Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling publiekrechtelijke lichamen

Beschrijving:

Verkrijging van onroerende zaken door publiekrechtelijke lichamen (o.a. de Staat, provincie, gemeente, waterschap) is vrijgesteld van overdrachtsbelasting.

Doelstelling:

Het afbakenen van de grondslag.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling onderwijs

Beschrijving:

Er geldt in bepaalde gevallen een vrijstelling als een onroerende zaak die bestemd is voor onderwijs wordt verkregen door een onderwijsinstelling.

Doelstelling:

Het afbakenen van de grondslag.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling herstel art.19

Beschrijving:

Op basis van art. 19 WBR kan op verzoek teruggaaf worden verleend als de toestand vóór een verkrijging feitelijk en rechtens wordt hersteld als gevolg van een vervulling van een ontbindende voorwaarde, nietigheid of vernietiging en ontbinding wegens niet-nakoming van een verbintenis. Voor het geval een situatie als bedoeld in art. 19 WBR leidt tot teruglevering, is de verkrijging vrijgesteld.

Doelstelling:

Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling staatsbosbeheer

Beschrijving:

De verkrijging van bepaalde objecten door Staatsbosbeheer is vrijgesteld zolang het niet gaat om bedrijfsondersteunende onroerende zaken.

Doelstelling:

Het afbakenen van de grondslag.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling samenloop omzetbelasting

Beschrijving:

Voorkomt dat er in bepaalde situaties zowel overdrachtsbelasting als omzetbelasting verschuldigd is. Wanneer de levering van het onroerend goed van rechtswege is belast met btw is er geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

Doelstelling:

Het voorkomen van dubbele belastingheffing.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Regeling:

OVB vrijstelling wilsrecht

Beschrijving:

Een verkrijging krachtens erfrecht is geen belastbare verkrijging op grond van artikel 3 lid 1 WBR. Een verkrijging krachtens uitoefening van een wilsrecht als bedoeld in de artikelen 19, 20, 21 en 22 van boek 4 van het Burgerlijk Wetboek is wel een belastbare verkrijging, maar deze is vrijgesteld.

Doelstelling:

Het voorkomen van dubbele belastingheffing.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer

Evaluatie:

N.v.t.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

  

Bankenbelasting

  

Regeling:

Drempelbedrag bankenbelasting

Beschrijving:

De bankenbelasting kent een doelmatigheidsvrijstelling. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de belastbare som, doch niet verder dan tot nihil.

Doelstelling:

Het doel is ten eerste een gelijker speelveld creëren tussen grote en kleine banken. Dat speelveld was in het voordeel van grote banken dankzij schaalvoordelen en goedkopere leningen dankzij de impliciete overheidsgarantie. Het tweede doel is het beperken van de administratieve lasten bij banken en de uitvoeringslasten bij de Belastingdienst.

Ministerie:

Fin, Artikel 1: Belastingen.

Wetsartikel:

Artikel 9 van de Wet bankenbelasting

Evaluatie:

Evaluatie bankenbelasting 2021, FIN, 2021. Kamerstukken II 2021-2022, 32 545, nr. 151.

Horizonbepaling:

N.v.t.

Ramingsgrond:

Geen raming.

Afkortingen

ASB

Assurantiebelasting

BPM

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

BTW

Belasting over de toegevoegde waarde

EB

Energiebelasting

IB

Inkomstenbelasting

LB

Loonbelasting

MIMOSI

Microsimulatiemodel van het Centraal Planbureau (CPB)

MRB

Motorrijtuigenbelasting

OVB

Overdrachtsbelasting

VPB

Vennootschapsbelasting

5 OVERHEIDSBALANS

Inleiding

De onderstaande overheidsbalans geeft inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de socialeverzekeringsinstellingen als geheel. De activa (bezittingen) bestaan uit financiële activa, zoals uitgezette leningen, en niet-financiële activa, zoals wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen van de overheid.

De overheidsbalans is een momentopname van het netto-vermogen van de overheid op een specifieke datum. Het netto-vermogen is het saldo van de bezittingen en schulden van de overheid. Toekomstige verplichtingen en rechten maken geen onderdeel uit van de balans. Daarmee ontbreken dus toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen op de overheidsbalans. De houdbaarheidsstudies van het Centraal Planbureau (CPB) houden daarentegen wel rekening met dergelijke toekomstige posten. Bij deze studies maakt het CPB gebruik van posten van de overheidsbalans.

Overheidsbalans 2021-2024

Tabel 5.1 omvat de overheidsbalans van de jaren 2021 tot en met 2024. Het vermogen van de overheid is het saldo van bezittingen en schulden. Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden. In de periode 2021 ‒ 2024 is het vermogenssaldo toegenomen met 135,5 miljard euro. De stijging in het vermogenssaldo komt voornamelijk door een toename van de waarde van de vaste activa (93,7 miljard euro) en een afname van de uitstaande schuldbewijzen aan de passivazijde (-34,0 miljard euro). Na de tabel volgt een korte toelichting op de verschillende posten op de overheidsbalans. In de Miljoenennota van 2020 is een uitgebreide toelichting op de overheidsbalans gepubliceerd.

Tabel 5.1 Overheidsbalans 2021-20241

Bedragen in miljoenen euro

2021

2022

2023

2024

Activa

 

838.115

943.602

895.587

940.897

 

Niet-financiele activa

548.597

660.298

609.534

638.708

 

Vaste activa

487.761

531.315

555.589

581.480

 

Voorraden

2.782

5.391

5.109

5.225

 

Grond

40.060

41.344

40.050

38.966

 

Olie- en gasreserves

17.994

82.249

8.786

13.037

 

Financiële activa

289.518

283.304

286.053

302.189

 

Chartaal geld en deposito's

15.313

23.324

20.280

16.095

 

Schuldbewijzen

9.770

11.785

9.919

11.564

 

Leningen

60.027

65.311

63.349

78.242

 

Aandelen en overige deelnemingen

111.658

80.618

93.213

106.825

 

Financiële derivaten

2.249

‒ 217

‒ 83

‒ 20

 

Handelskredieten en transitorische posten

90.501

102.483

99.375

89.483

Passiva

 

838.115

943.602

895.587

940.897

 

Financiële passiva

573.528

523.987

533.961

540.811

 

Deposito's

1.979

1.796

1.646

1.247

 

Schuldbewijzen

430.412

383.426

392.925

396.443

 

Leningen

76.229

72.143

73.633

72.616

 

Aandelen en overige deelnemingen

64

65

60

60

 

Handelskredieten en transitorische posten

64.844

66.557

65.697

70.445

 

Vermogenssaldo

264.587

419.615

361.626

400.086

X Noot
1

Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (2025)

Toelichting posten overheidsbalans

Activa (bezittingen)

De activa zijn onder te verdelen in niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa omvatten onder meer gebouwen, grond en minerale reserves. De financiële activa bestaan uit alle financiële bezittingen van de overheid, zoals aandelen in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen.

De niet-financiële activa zijn in de periode 2021-2024 per saldo toegenomen met 90,1 miljard euro. De voornaamste reden hiervoor is dat de post vaste activa is toegenomen met 93,7 miljard euro. Onder de post vaste activa vallen onder andere de gebouwen, vervoermiddelen en grond-, weg- en waterbouwkundige werken die in het bezit zijn van de overheid. Verder is de waarde van de voorraden (grondstoffen, halffabrikaten etc.) gestegen met 2,4 miljard euro. De waarde van grond in bezit van de overheid en de olie- en gasreserves zijn gedaald met respectievelijk 1,1 en 5,0 miljard euro.

De financiële activa zijn per saldo met 12,7 miljard euro toegenomen in de periode 2021-2024. Dit komt voornamelijk doordat het bedrag aan uitgegeven leningen is toegenomen met 18,2 miljard euro. Aandelen en overige deelnemingen in het bezit van de overheid zijn afgenomen met 4,8 miljard euro.

Passiva (schulden)

De passiva bevatten de schulden van de overheid die in het verleden zijn opgebouwd. De overheid gaat deze schulden met name aan ter financiering van overheidstekorten. Tussen 2021 en 2024 zijn de verschillende soorten financiële passiva per saldo in waarde gedaald met 32,7 miljard euro. Deze daling wordt met name veroorzaakt door een afname van de uitstaande schuldbewijzen (-34,0 miljard euro) en leningen (-3,6 miljard euro). De handelskredieten en transitorische posten (overige vorderingen/schulden) zijn toegenomen met 5,6 miljard euro.

6 ACCRES GEMEENTEFONDS EN PROVINCIEFONDS

Uitgangspunten en actualiteit

De ontwikkeling van het Gemeentefonds (GF) en het Provinciefonds (PF) wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (accres). In de Voorjaarsnota 2025 zijn de tranches 2025 definitief vastgesteld. In deze Miljoenennota is een nieuwe accresraming opgenomen voor het jaar 2026 en verder. De voorlopige tranches 2026 zijn bij deze Miljoenennota aan de fondsen toegevoegd en bij Voorjaarsnota 2026 zullen deze tranches definitief worden vastgesteld.

Het accres is gekoppeld aan de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). Het uitgangspunt hierbij is dat het GF en PF meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bbp volgen. De normering is gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. De volumeont­wikkeling van de fondsen is gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor de fondsen minder schommelen. Onder de oude systematiek waren schommelingen door nacalculatie fors. Het prijsdeel volgt de prijsontwikkeling van het bbp van het lopende jaar.

Het gemeente- en provinciefonds volgen vanaf 2024 de ontwikkeling van het bbp. Bij de Voorjaarsnota 2024 is in overleg met de koepels van de medeoverheden besloten om de oploop van de opschalingskorting vanaf 2026 te schrappen in combinatie met het vervroegd invoeren van de bbp-systematiek in 2024. In de bbp-systematiek wordt het normeringspercentage bij de Voorjaarsnota vastgesteld op basis van de CPB-cijfers uit het Centraal Economisch Plan (CEP), conform de rijksbrede prijsindexatie die ook voor de ministeries van toepassing is. Het zorgt ervoor dat het gemeentefonds en provinciefonds meegroeien met de omvang van de economie. Het Rijk gebruikt de cijfers zoals deze in het voorjaar door het CPB worden aangeleverd en past deze voor het lopende jaar niet meer aan om stabiliteit voor gemeentes en provincies te waarborgen. Deze werkwijze wordt rijksbreed toegepast, dus ook voor de ministeries. Gemeenten en provincies worden hierbij niet anders behandeld. Dit is onafhankelijk van de wijze van normering en deed zich ook voor in de oude systematiek waarbij de ontwikkeling van de Rijksbegroting werd gevolgd. Het voordeel van de bbp-systematiek boven de systematiek waarbij de rijksuitgaven werd gevolgd is dat deze systematiek meer stabiel en transparant is en gemeenten en provincies vroeg in het jaar duidelijkheid biedt over de middelen waar zij dat jaar over kunnen beschikken.

De motie-Van der Goot verzoekt de regering te onderzoeken hoe te lage inflatieramingen binnen het gemeentefonds gecorrigeerd kunnen worden, bij voorkeur door nacalculatie. De ontwikkeling van het bbp en de inflatie was de afgelopen jaren door het CPB lastig te ramen, onder andere door de gevolgen van de coronacrisis, de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis (welke hebben geleid tot aanvullende middelen voor o.a. gemeenten en provincies). De bbp-systematiek is ingevoerd per 2024. Gezien de fluctuaties over de tijd is het nu dan ook nog te vroeg om hier conclusies aan te verbinden. De systematiek zal periodiek worden geëvalueerd en dit punt zal bij de volgende evaluatie worden meegenomen.

In de Miljoenennota is het accres voor het jaar 2026 en verder geactualiseerd op basis van de actuele raming van de ontwikkeling van het bbp door het Centraal Planbureau (CPB) (MEV26). In de onderstaande tabel 6.1 zijn de actuele cijfers opgenomen:

Tabel 6.1 Indices
 

2026

2027

2028

2029

2030

Indices CPB bbp MEV 2026

     

Volume bbp (8-jaars gemiddelde)

1,91%

1,76%

1,66%

1,54%

2,17%

Prijs bbp

2,49%

2,53%

2,65%

2,49%

2,36%

Gecombineerde bbp index

4,45%

4,33%

4,35%

4,07%

4,58%

      

Indices CPB bbp CEP 2025

     

Volume bbp (8-jaars gemiddelde)

1,93%

1,82%

1,72%

1,61%

2,28%

Prijs bbp

2,74%

2,52%

2,61%

2,50%

2,50%

Gecombineerde bbp index

4,72%

4,39%

4,37%

4,15%

4,84%

      

Verschil (nieuw-oud)

     

Volume bbp (8-jaars gemiddelde)

‒ 0,02%

‒ 0,06%

‒ 0,1%

‒ 0,07%

‒ 0,11%

Prijs bbp

‒ 0,25%

0,01%

0,04%

‒ 0,01%

‒ 0,14%

Gecombineerde bbp index

‒ 0,27%

‒ 0,06%

‒ 0,02%

‒ 0,08%

‒ 0,26%

Accres Gemeentefonds

Onderstaande tabel 6.2 bevat het accres voor het Gemeentefonds voor 2026 en verder zoals opgenomen in de Miljoenennota 2026 op basis van de bbp cijfers uit de MEV26 van het CPB. Tabel 6.3 bevat het accres voor het Gemeentefonds voor 2026 en verder zoals opgenomen in de Voorjaarsnota 2025 op basis van het CEP25. Tabel 6.4 bevat de mutaties in het accres tussen de stand Voorjaarsnota 2025 en de stand Miljoenennota 2026.

Tabel 6.2 Grondslag en accres Gemeentefonds Miljoenennota 2026

In miljoenen euro

2026

2027

2028

2029

2030

Grondslag Gemeentefonds

41.770

40.506

39.098

39.059

39.012

      

Accres Gemeentefonds

     

tranche 2026 volume bbp

798

774

747

746

745

tranche 2026 prijs bbp

1.060

1.028

992

991

990

tranche 2027 volume bbp

 

745

719

718

717

tranche 2027 prijs bbp

 

1.089

1.051

1.050

1.049

tranche 2028 volume bbp

  

707

707

706

tranche 2028 prijs bbp

  

1.148

1.147

1.145

tranche 2029 volume bbp

   

684

683

tranche 2029 prijs bbp

   

1.123

1.122

tranche 2030 volume bbp

    

1.002

tranche 2030 prijs bbp

    

1.113

Totaal accres

1.858

3.635

5.364

7.166

9.272

Tabel 6.3 Accres Gemeentefonds Voorjaarsnota 2025

In miljoenen euro

2026

2027

2028

2029

2030

tranche 2026 volume bbp

791

781

754

753

752

tranche 2026 prijs bbp

1.145

1.131

1.091

1.090

1.089

tranche 2027 volume bbp

 

772

745

744

743

tranche 2027 prijs bbp

 

1.088

1.050

1.049

1.047

tranche 2028 volume bbp

  

735

734

733

tranche 2028 prijs bbp

  

1.134

1.133

1.131

tranche 2029 volume bbp

   

717

716

tranche 2029 prijs bbp

   

1.131

1.130

tranche 2030 volume bbp

    

1.056

tranche 2030 prijs bbp

    

1.185

Totaal accres

1.936

3.772

5.509

7.351

9.583

Tabel 6.4 Mutatie accres Gemeentefonds sinds Voorjaarsnota 2025

In miljoenen euro

2026

2027

2028

2029

2030

tranche 2026 volume bbp

7

‒ 8

‒ 7

‒ 7

‒ 7

tranche 2026 prijs bbp

‒ 85

‒ 103

‒ 99

‒ 99

‒ 99

tranche 2027 volume bbp

 

‒ 27

‒ 26

‒ 26

‒ 26

tranche 2027 prijs bbp

 

1

1

2

2

tranche 2028 volume bbp

  

‒ 27

‒ 27

‒ 27

tranche 2028 prijs bbp

  

14

14

14

tranche 2029 volume bbp

   

‒ 33

‒ 33

tranche 2029 prijs bbp

   

‒ 8

‒ 8

tranche 2030 volume bbp

    

‒ 54

tranche 2030 prijs bbp

    

‒ 71

Totale mutatie

‒ 78

‒ 136

‒ 145

‒ 185

‒ 310

Accres Provinciefonds

Onderstaande tabel 6.5 bevat het accres voor het Provinciefonds voor 2026 en verder zoals opgenomen in de Miljoenennota 2026 op basis van de actuele bbp cijfers uit de MEV26. Tabel 6.6 bevat het accres voor het Provinciefonds voor 2026 en verder zoals opgenomen in de Voorjaarsnota 2025 op basis van het CEP25. Tabel 6.7 bevat de mutaties in het accres tussen de stand Voorjaarsnota 2025 en de stand Miljoenennota 2026.

Tabel 6.5 Grondslag en accres Provinciefonds Miljoenennota 2026

In miljoenen euro

2026

2027

2028

2029

2030

Grondslag Provinciefonds

3.539

3.476

3.504

3.499

3.310

      

Accres Provinciefonds

     

tranche 2026 volume bbp

68

66

67

67

63

tranche 2026 prijs bbp

90

88

89

89

84

tranche 2027 volume bbp

 

64

64

64

61

tranche 2027 prijs bbp

 

93

94

94

89

tranche 2028 volume bbp

  

63

63

60

tranche 2028 prijs bbp

  

103

103

97

tranche 2029 volume bbp

   

61

58

tranche 2029 prijs bbp

   

101

95

tranche 2030 volume bbp

    

85

tranche 2030 prijs bbp

    

94

Totaal accres

157

312

481

642

787

Tabel 6.6 Accres Provinciefonds Voorjaarsnota 2025

In miljoenen euro

2026

2027

2028

2029

2030

tranche 2026 volume bbp

65

64

64

64

64

tranche 2026 prijs bbp

94

93

93

93

92

tranche 2027 volume bbp

 

64

64

63

63

tranche 2027 prijs bbp

 

90

90

89

89

tranche 2028 volume bbp

  

63

63

62

tranche 2028 prijs bbp

  

97

97

96

tranche 2029 volume bbp

   

61

61

tranche 2029 prijs bbp

   

97

96

tranche 2030 volume bbp

    

90

tranche 2030 prijs bbp

    

101

Totaal accres

160

311

470

627

814

Tabel 6.7 Mutatie accres Provinciefonds sinds Voorjaarsnota

In miljoenen euro

2026

2027

2028

2029

2030

tranche 2026 volume bbp

2

2

3

3

‒ 1

tranche 2026 prijs bbp

‒ 5

‒ 5

‒ 4

‒ 4

‒ 8

tranche 2027 volume bbp

 

0

1

1

‒ 2

tranche 2027 prijs bbp

 

4

5

5

0

tranche 2028 volume bbp

  

1

1

‒ 2

tranche 2028 prijs bbp

  

6

6

1

tranche 2029 volume bbp

   

0

‒ 3

tranche 2029 prijs bbp

   

4

‒ 1

tranche 2030 volume bbp

    

‒ 5

tranche 2030 prijs bbp

    

‒ 6

Totale mutatie

‒ 2

1

11

15

‒ 27

Doorwerking bbp-systematiek op plafond Btw-compensatiefonds

De bijdrage van het Rijk aan het Btw-compensatiefonds (hierna: BCF) is geplafonneerd. Het plafond van het BCF is sinds 2015 gekoppeld aan de accrespercentages van het Gemeentefonds en Provinciefonds.

Het plafond van het BCF wordt daarnaast aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met toevoegingen of onttrekkingen aan het BCF. Hierdoor hebben decentralisaties geen effect op de ruimte onder het plafond van het BCF.

Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeente- en het Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond komt het verschil ten gunste van het Gemeente- en Provinciefonds. Hierdoor zijn het BCF en het Gemeente- en Provinciefonds deels aan elkaar gekoppeld.

Tabel 6.8 geeft de ontwikkeling van het BCF-plafond voor het aandeel gemeentes en provincies weer sinds Voorjaarsnota 2025.

Tabel 6.8 Geraamd plafond BCF
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

BCF Plafond totaal

5.052

5.295

5.484

5.722

5.943

6.390

Plafond aandeel gemeenten VJN25

4.469

4.671

4.865

5.078

5.281

5.627

Taakmutaties

2

19

0

0

0

1

Toevoeging accres sinds voorjaarsnota

0

‒ 12

‒ 17

‒ 20

‒ 27

23

Plafond aandeel gemeenten MN25

4.470

4.678

4.848

5.059

5.254

5.651

Uitputting gemeenten

4.042

4.042

4.042

4.042

4.042

4.042

Ruimte onder plafond gemeenten

428

636

806

1.017

1.212

1.609

       

Plafond aandeel provincies VJN25

572

611

637

664

690

743

Taakmutaties

10

7

0

0

0

0

Toevoeging accres sinds voorjaarsnota

0

‒ 1

‒ 2

‒ 2

‒ 2

‒ 3

Plafond aandeel provincies MN25

582

617

636

663

689

740

Uitputting provincies

440

440

440

440

440

440

Ruimte onder plafond provincies

142

178

196

224

249

300

7 OVERZICHT RISICOREGELINGEN VAN HET RIJK

In de tabellen 7.1 t/m 7.4 wordt een totaaloverzicht gegeven van de verschillende soorten risicoregelingen van het Rijk. Voor details over de specifieke garantieregelingen, achterborgstellingen en leningen wordt verwezen naar de begrotingen van de betreffende vakdepartementen.

Garanties

Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van het Rijk aan een derde partij buiten het Rijk. Hiermee staat de overheid garant voor bepaalde (internationale) financiële verplichtingen, en neemt het de verplichting over als de partij waaraan de garantie is verleend deze niet langer kan nakomen. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

De tabellen 7.1 en 7.2 bevatten alle garantieregelingen van het Rijk aan partijen buiten het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de post «Overig». Het overzicht bevat alle garanties met de stand van het uitstaand risico eind 2024, en de verwachte ontwikkeling voor 2025 en 2026. Ontwikkelingen vanaf 1 september worden meegenomen in het overzicht van risicoregelingen bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2025.

In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting (b), het begrotingsartikel (a) en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat onder het kopje «uitstaande garanties» het bedrag dat daadwerkelijk als voorwaardelijke verplichting is verleend. Onder de uitstaande garanties vallen ook garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2025 en 2026 worden er garanties verleend, maar komen er ook garanties te vervallen. De geraamde toename en afname van de garanties wordt gepresenteerd in de kolommen «Geraamd te verlenen» en «Geraamd te vervallen».

Een garantieregeling van het Rijk kent in principe altijd een maximum, het garantieplafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 7.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij garanties aan internationale organisaties is ervoor gekozen om het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij onder andere de Europese garanties (EFSF, EFSM en ESM) en de garanties aan grote internationale financiële instellingen (IMF en Wereldbank). Bij regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond ook gelijkgesteld aan de uitstaande garanties.

Om de risico’s voor de overheidsfinanciën te beheersen, en een goede afweging tussen verschillende beleidsinstrumenten te bevorderen, wordt een ‘nee-tenzij’-beleid gevoerd ten aanzien van risicoregelingen. Dit beleid is vastgelegd in de begrotingsregels en houdt in dat er terughoudend wordt omgegaan met het aangaan van nieuwe en verruimingen van bestaande regelingen. In sommige gevallen kan het verstandig zijn om nieuwe risico’s aan te gaan, bijvoorbeeld tijdens een acute crisis. Hiervoor is een goede onderbouwing noodzakelijk. Deze controle aan de poort heeft concreet vorm gekregen in het Toetsingskader Risicoregelingen, dat eveneens is vastgelegd in de begrotingsregels. Dit toetsingskader zorgt ervoor dat ook in onzekere tijden een degelijke afweging kan worden blijven gemaakt. Bij consequente toepassing in de toekomst zullen de uitstaande risico’s na een crisis naar verwachting weer afnemen.

Het totaalbedrag aan uitstaande garanties van het Rijk neemt in 2025 naar verwachting netto met 73,2 miljard euro toe. Dit komt met name door een nieuwe garantie voor TenneT (52,0 miljard euro) en de nieuwe Europese SAFE garantie (15,3 miljard euro). Verder stijgen onder andere ook de Next Generation EU (NGEU) en European Stability Mechanism (ESM) garanties met respectievelijk 3,1 en 1,4 miljard euro. De verwachting voor 2026 is dat het totaal aan uitstaande garanties verder toeneemt met 3,0 miljard euro. Het uitstaande risico voor de nationale coronagerelateerde garanties wordt zoals verwacht in 2025 en 2026 verder afgebouwd naar 13,9 miljoen euro eind 2026.

Tabel 7.1 Garantieregelingen van het Rijk (in miljoenen euro)
   

Uitstaande garanties

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Geraamde uitstaande garanties

Jaarplafond

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Geraamde uitstaande garanties

Jaarplafond

Totaalplafond

b

a

Omschrijving

2024

2025

2025

2025

2025

2026

2026

2026

2026

 

V

3

Raad van Europa

287,4

  

287,4

   

287,4

 

287,4

IXB

2

Wet aansprakelijkheid kernongevallen (WAKO)

9.200,0

  

9.200,0

   

9.200,0

 

9.200,0

IXB

3

Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO)

15.401,6

‒ 33,2

 

15.368,4

   

15.368,4

 

15.368,4

IXB

3

TenneT

 

52.000,0

 

52.000,0

   

52.000,0

 

52.000,0

IXB

4

Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)

794,1

‒ 1,7

 

792,4

   

792,4

 

792,4

IXB

4

Bilaterale garantie Macro-financiële bijstand (MFB)

215,4

  

215,4

   

215,4

 

215,4

IXB

4

DNB - deelneming in kapitaal IMF

34.454,2

57,1

 

34.511,3

   

34.511,3

 

34.511,3

IXB

4

Europese Investeringsbank (EIB) - pan Europees Garantiefonds

953,5

  

953,5

   

953,5

 

953,5

IXB

4

European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)

589,1

  

589,1

   

589,1

 

589,1

IXB

4

European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM)

2.690,6

118,9

 

2.809,5

   

2.809,5

 

2.809,5

IXB

4

European Financial Stability Facility (EFSF)

34.154,2

  

34.154,2

   

34.154,2

 

34.154,2

IXB

4

Europese Investeringsbank (EIB)

11.796,0

  

11.796,0

   

11.796,0

 

11.796,0

IXB

4

European Stability Mechanism (ESM)

35.338,9

1.364,0

 

36.702,9

 

1.960,0

 

38.662,9

 

38.662,9

IXB

4

Garantie Wereldbank - IBRD garantie kapitaal

5.825,7

‒ 12,3

 

5.813,4

   

5.813,4

 

5.813,4

IXB

4

Garantie Wereldbank - IBRD garantie Oekraïne

100,0

  

100,0

   

100,0

 

100,0

IXB

4

Headroomgarantie macro-financiële bijstand (MFB)

1.089,2

57,3

 

1.146,5

   

1.146,5

 

1.146,5

IXB

4

Kredieten EU-betalingsbalanssteun (BoP-faciliteit)

3.870,1

204,0

 

4.074,1

   

4.074,1

 

4.074,1

IXB

4

Macro-Financiële Bijstand - Ukraine Loan Cooperation Mechanism (MFB-ULCM)

3.416,0

78,0

 

3.494,0

   

3.494,0

 

3.494,0

IXB

4

Next Generation EU (NGEU)

27.176,2

3.127,2

 

30.303,4

   

30.303,4

 

30.303,4

IXB

4

Oekraïne Faciliteit

1.999,3

102,6

 

2.101,9

   

2.101,9

 

2.101,9

IXB

4

Security Action for Europe (SAFE)

 

15.286,8

 

15.286,8

   

15.286,8

 

15.286,8

IXB

4

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

5.983,9

  

5.983,9

   

5.983,9

 

5.983,9

IXB

5

Exportkredietverzekering

17.540,6

  

17.540,6

10.000,0

  

17.540,6

10.000,0

 

XIII

2

Borgstelling MKB kredieten (BMKB)

1.166,5

758,9

198,9

1.726,5

765,0

758,9

287,1

2.198,3

758,9

 

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

198,9

200,0

65,7

333,2

200,0

200,0

67,9

465,3

200,0

 

XIV

21

Borgstelling Landbouw en Visserijkredieten (BLV)

235,4

14,3

18,9

230,8

85,0

23,1

18,5

235,4

80,0

 

XIV

22

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

208,3

 

18,7

189,6

  

17,6

172,0

 

208,3

XVII

1

Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF)

108,2

50,0

 

158,2

 

50,0

 

208,2

 

675,0

XVI

2&3

Instellingen voor de gezondheidszorg

125,3

1,2

19,8

106,6

 

1,2

16,0

91,8

 

107,8

XVII

1

Garantie Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE)

45,7

55,0

 

100,7

55,0

55,0

 

155,7

55,0

 

XVII

5

Garanties African Development Bank (AfDB)

2.354,9

  

2.354,9

   

2.354,9

 

2.354,9

XVII

5

Garanties Asian Development Bank (AsDB)

1.251,6

  

1.251,6

   

1.251,6

 

1.251,6

XVII

5

Garanties Inter American Development Bank (IDB)

291,4

  

291,4

   

291,4

 

291,4

XXII

2

Herplaatsingsgarantie

24,3

80,0

 

104,3

 

80,0

 

184,3

 

783,0

  

Nationale garanties coronacrisis

44,1

 

19,7

24,4

  

10,5

13,9

 

3.085,0

  

Overig

781,7

261,5

198,2

845,0

30,3

125,7

37,7

933,0

30,3

1.928,5

  

Totaal

219.712,3

73.769,5

539,9

292.941,9

11.135,3

3.253,9

455,4

295.740,4

11.124,2

280.329,6

Tabel 7.2 bevat de uitgaven en ontvangsten gerelateerd aan de door het Rijk verstrekte garanties in 2025 en 2026. Alleen garanties waarop daadwerkelijk uitgaven en ontvangsten worden geraamd staan weergegeven in de tabel. De getoonde uitgaven betreffen schade-uitkeringen en uitvoeringskosten op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies en provisies als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Tabel 7.2 Uitgaven en ontvangen door het Rijk verstrekte garanties (in duizenden euro)
   

Uitgaven

Ontvangsten

Uitgaven

Ontvangsten

b

a

Omschrijving

2025

2025

2026

2026

VI

33

Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS

2.400

 

2.600

 

IXB

1

Garantie procesrisico's

181

 

181

 

IXB

2

Terrorismeschades (NHT)

 

625

 

625

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

 

612

 

612

IXB

3

Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO)

 

1.000

 

1.000

IXB

4

EIB - pan Europees Garantiefonds

41.400

 

26.720

 

IXB

5

Exportkredietverzekering

109.900

140.831

79.900

104.092

IXB

5

Herverzekering leverancierskredieten

6.750

8.000

  

XIII

2

BMKB

39.887

33.000

38.567

33.000

XIII

2

GO

11.745

13.000

11.745

13.000

XIII

2

GO-Corona

5.000

 

5.000

 

XIII

2

Groeifaciliteit

8.000

8.000

8.000

8.000

XIII

2

Maatwerk garanties

1.000

1.000

1.000

1.000

XIII

2

Microkredieten

23.000

   

XIV

21

Borgstelling Landbouw en Visserijkredieten (BLV)

3.000

706

2.000

700

XIV

22

Klimaatfonds groenfonds garantie

 

271

 

235

XVII

1

Garantie DGGF

5.000

7.000

5.000

7.000

XVII

1

Garantie DTIF

10.000

7.000

10.000

7.000

XXII

1

Herplaatsingsgarantie

 

2.000

 

2.000

  

Totaal

267.263

223.045

190.713

178.264

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico’s uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon in de vorm van een stichting. In de begroting van het verantwoordelijke vakdepartement worden achterborgstellingen daarom niet als verplichting opgenomen. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 7.3.

Het risico uit de achterborgstellingen in tabel 7.3 is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen in tabellen 7.1 en 7.2. Dit komt omdat het risico over meerdere partijen wordt gespreid. Per achterborgstelling zijn er verschillende mogelijkheden om eventuele schade te dekken. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij deelnemende woningcorporaties. Op het gecommitteerd obligo doet WSW alleen een beroep wanneer dat noodzakelijk is. Dit is het geval wanneer het bufferkapitaal ontoereikend is om schadebetalingen te kunnen doen. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties en deze middelen lopen via een risicovoorziening op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het fondsvermogen WSW, obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog niet eerder aangesproken.

De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal van de stichting aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op het Rijk. Bij het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen van particulieren als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal. Het Nationale Restauratiefonds (NRF) kent eveneens geen obligoverplichting. Het NRF doet pas een beroep op het Rijk wanneer het eigen vermogen is uitgeput. Dit is over de gehele looptijd nog nooit voorgekomen.

Daarnaast worden bij twee achterborgstellingen de risico’s gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het WEW voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door het Rijk. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door het Rijk gedekt. Bij het WSW wordt de gehele positie evenredig met gemeenten gedeeld.

Tabel 7.3 Achterborgstellingen (in miljoenen euro)
   

Geborgd vermogen

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Geborgd vermogen

Raming bufferkapitaal

Raming obligo

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Geborgd vermogen

Raming bufferkapitaal

Raming obligo

b

a

Omschrijving

2024

2025

2025

2025

2025

2025

2026

2026

2026

2026

2026

VIII

14

Nationaal Restauratie Fonds (NRF)

408,8

31,5

21,5

418,8

82,0

N.v.t.

  

418,8

N.v.t.

N.v.t.

XVI

2

Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ)

5.779,4

 

101,6

5.677,8

224,8

167,7

 

152,0

5.525,8

236,8

163,4

XXII

3

Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

213.900,0

30.500,0

21.944,0

222.456,0

1.790,0

N.v.t.

30.500,0

18.783,0

234.173,0

1.835,0

N.v.t.

XXII

3

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

94.937,0

10.159,8

3.096,9

101.999,9

617,0

2.652,0

9.729,4

2.729,4

108.999,9

663,0

2.834,0

  

Totaal

315.025,2

40.691,3

25.164,0

330.552,4

2.713,8

2.819,7

40.229,4

21.664,4

349.117,4

2.734,8

2.997,4

Leningen

We spreken van een lening als het Rijk middelen verstrekt aan een derde buiten het Rijk met een afgesproken aflossingsschema en marktconforme rente. Is aan een van beide voorwaarden niet voldaan, dan is er sprake van een uitgave. Ook leningen vormen een risico voor het begrotingssaldo, namelijk als de ontvanger van die lening niet in staat blijkt de lening (in zijn geheel) af te lossen of de rentevergoeding te betalen. In dat geval derft het Rijk inkomsten (niet-belastingontvangsten die geraamd zijn). Die derving belast het uitgavenkader. Bij leningen die zijn afgegeven in andere valuta is er ook een wisselkoersrisico voor het Rijk.

Een overzicht van de uitstaande leningen van het Rijk wordt gepresenteerd in Tabel 7.4. Het bedrag aan uitstaande leningen is in 2025 40,3 miljard euro. Dit betekent een daling van 8,2 miljard euro sinds eind 2024. Deze daling wordt met name veroorzaakt door een daling van het uitstaand risico van de lening aan TenneT met 7,5 miljard euro. De Hypothecaire lening WinAir loopt in 2025 af en ook de lening aan Invest-NL ten behoeve van SIF, die een officiële looptijd kent tot en met 2029, kent bij deze Miljoenennota al geen uitstaand risico meer. Met de lening aan de Wereldbank IBRD is er in 2025 ook één nieuwe lening bijgekomen.

Tabel 7.4 Door het Rijk verstrekte leningen (in miljoenen euro)
  

Uitstaand risico

Uitstaand risico

Looptijd

b

Omschrijving

FJR2024

MN2026

 

IV

Liquiditeitssteun Aruba

442,2

419,1

2043

IV

Liquiditeitssteun Curaçao

448,3

431,1

2043

IV

Liquiditeitssteun Sint-Maarten

155,3

140,4

2053

IXB

Lening Griekenland

2.393,1

1.912,3

2040

IXB

Lening TenneT

44.400,0

36.900,0

2042

IXB

Lening Oekraïne

200,0

200,0

2032

IXB

Lening Wereldbank IBRD

 

69,7

n.v.t.

XIII

Invest-NL Capital N.V. SIF

64,8

 

2029

XIII

Corona overbruggingslening (COL-faciliteit) voor start-ups en scale-ups

230,8

105,1

2026

XIII

Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden

138,7

92,4

2028

XIII

Hypothecaire Lening WinAir

‒ 0,4

 

2025

XIII

Steun aan IHC (voorheen Royal IHC)

5,0

5,0

onbepaalde tijd

 

Totaal

48.477,8

40.275,1

 

8 EUROPESE BEGROTINGSREGELS

In het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) hebben lidstaten van de Europese Unie afspraken gemaakt over hun begrotingsbeleid. Het hoofddoel van het SGP is het bevorderen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, ter ondersteuning van stabiliteit en economische groei binnen de Europese Unie.9 Dit is belangrijk om negatieve spillover-effecten tussen lidstaten te voorkomen, vooral vanwege de sterke verwevenheid van de Europese economieën. Het SGP is in 1997 overeengekomen als uitwerking van de afspraken in het Verdrag van Maastricht van 1992 om buitensporige overheidstekorten te vermijden en het economisch beleid van de lidstaten te coördineren. De bekendste normen van het SGP zijn de 60% schuldnorm en de 3% tekortnorm, die een belangrijke rol spelen bij de afspraak om buitensporige overheidstekorten te vermijden. Nadien is het SGP meerdere keren gewijzigd, onder andere om tegemoet te komen aan de wens om rekening te houden met economische omstandigheden en te zorgen dat met name in goede economische tijden voldoende schuldafbouw plaatsvindt voor landen met schulden boven de Europese norm.

Herziening Stabiliteits- en Groeipact

De regels van het SGP zijn in 2024 herzien.10 Op 30 april 2024 zijn de aangepaste regels formeel in werking getreden. De herziening heeft als doel om het begrotingsraamwerk te vereenvoudigen, ambitieuze en realistische schuldafbouw te waarborgen, hervormingen en investeringen te stimuleren en om anticyclisch begrotingsbeleid te bevorderen. Het raamwerk richt zich daarbij op de middellange termijn en op de schuldhoudbaarheidsrisico’s van lidstaten. De werking van het nieuwe raamwerk wordt hieronder verder toegelicht. Verschillende Kamerbrieven11 geven een gedetailleerde beschrijving van de inhoud van het akkoord.

Het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn

Onder het herziene Europees begrotingsraamwerk dienen alle lidstaten een budgettair-structureel plan voor de middellange termijn12 (hierna: ‘plan’) in bij de Europese Commissie (hierna: ‘de Commissie’). Dit plan bevat zowel een meerjarig pad voor de begroting, als investeringen en hervormingen. Onder de nieuwe regels wordt voor de monitoring van de begroting alleen gekeken naar de ontwikkeling van de netto primaire uitgaven (hierna: ‘het uitgavenpad’), gedurende een aanpassingsperiode van in beginsel vier jaar, met de mogelijkheid voor een verlenging naar maximaal zeven jaar. Daarmee zijn meerdere sturingsvariabelen uit het originele raamwerk komen te vervallen, waaronder de middellangetermijndoelstelling voor het structurele begrotingssaldo (de MTO) en de bijbehorende significante afwijkingsprocedure (Significant Deviation Procedure; SDP) en het schuldafbouwcriterium (het criterium dat schuld boven de 60% bbp met 1/20ste per jaar moet afnemen om vast te stellen dat de schuld voldoende snel dalend is).

Het uitgavenpad dat lidstaten opnemen in hun plan moet ervoor zorgen dat de overheidsschuld van lidstaten op de middellange termijn (aanpassingsperiode van 4/5 of, in het geval van additionele investeringen en hervormingen 7 jaar, en de daaropvolgende 10 jaar) op een prudent niveau blijft (onder de 60% bbp) of – indien hoger dan 60% bbp – geloofwaardig daalt. Daarnaast moet het tekort onder de 3% bbp worden gebracht en/of daar blijven op de middellange termijn. De begrotingsinspanning die nodig is om aan deze vereisten te voldoen wordt berekend aan de hand van een zogenoemde schuldhoudbaarheidsanalyse. Bij een ambitieuze set investeringen en hervormingen kunnen lidstaten aanspraak maken op verlenging van de aanpassingsperiode naar maximaal 7 jaar, resulterend in een meer geleidelijke budgettaire aanpassing. Het plan wordt na indiening beoordeeld door de Commissie. De Raad van de Europese Unie (hierna: de Raad) beveelt vervolgens het uitgavenpad aan de lidstaat aan en keurt, in geval van een verlengde aanpassingsperiode, de set hervormingen en investeringen goed. Lidstaten dienen uiterlijk op 30 april van het laatste jaar van het geldende plan bij de Raad en de Commissie een nieuw nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in. Een lidstaat en de Commissie kunnen indien nodig overeenkomen die termijn met een redelijke termijn te verlengen. Als een plan is goedgekeurd en er treedt een nieuw kabinet aan, dan heeft het nieuwe kabinet de mogelijkheid om een aangepast plan in te dienen.

Het uitgavenpad in het plan van de lidstaat wordt uitgedrukt als de maximale groei van de netto primaire overheidsuitgaven. De netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als de nationale overheidsuitgaven gecorrigeerd voor rente-uitgaven, conjuncturele werkloosheidsuitgaven, uitgaven die worden gedekt met middelen uit de EU-begroting, nationale bijdragen aan cofinanciering van Europese subsidieprogramma's, eenmalige en tijdelijke maatregelen en beleidsmatige inkomstenmaatregelen. Omdat het voor lidstaten lastig is om te sturen op rente-uitgaven, wordt voor deze uitgaven gecorrigeerd. Dit betekent dat lidstaten niet hoeven te bezuinigen om aan het uitgavenpad te voldoen als de rentelasten gedurende de aanpassingsperiode stijgen, maar ook niet meer ruimte krijgen voor uitgaven als de rentelasten dalen. Door het uitgavenpad te corrigeren voor conjuncturele werkloosheidsuitgaven is er ruimte om de begrotingsuitgaven mee te laten bewegen met schommelingen van de economische groei, wat helpt om anticyclisch begrotingsbeleid te voeren. Dit anticyclische karakter van de overheidsuitgaven kenmerkt ook het Nederlandse trendmatig begrotingsbeleid. Het corrigeren voor uitgaven die worden bekostigd met inkomsten uit EU-fondsen, nationale bijdragen aan cofinanciering en eenmalige en tijdelijke maatregelen zorgt ervoor dat kosten worden weggelaten die geen of weinig invloed hebben op de structurele begrotingspositie van de lidstaat. Het corrigeren voor beleidsmatige inkomstenmaatregelen zorgt ervoor dat wanneer de inkomsten van de overheid toenemen door structureel de belastingtarieven te verhogen of de belastinggrondslag te verbreden, er ruimte komt voor hogere uitgaven. Wanneer Nederland een plan indient dat niet voldoet aan de vereisten, kan de Raad een passende groei van de netto primaire uitgaven aanbevelen. Het is belangrijk om hierbij te vermelden dat de Europese Unie geen handhavingsmaatregelen kan aanbevelen zolang het begrotingstekort onder de 3% bbp en de schuld onder de 60% bbp blijft.

Lidstaten publiceren jaarlijks een voortgangsrapportage voor de monitoring van de beleidsprioriteiten uit het plan.13 Na het vaststellen van het uitgavenpad voor een lidstaat wordt niet achteraf (ex post) getoetst of de schuld- en tekortreductie die volgen uit de afzonderlijke waarborgen14 worden behaald, maar wordt alleen getoetst of een lidstaat het uitgavenpad niet overschrijdt (boven een bepaalde drempelwaarde) en binnen de 3%-referentiewaarde voor het tekort blijft. Vanaf het voorjaar van 2026 zal de Raad, op aanbeveling van de Commissie, beoordelen of er sprake is van een buitensporig tekort op basis van een (verwachte) overschrijding van het aanbevolen uitgavenpad.15 De jaarlijkse rapportages vervangen het Stabiliteitsprogramma en Nationaal hervormingsprogramma en moeten in beginsel in het voorjaar (uiterlijk 30 april) door lidstaten bij de Commissie worden ingediend. Het kabinet heeft de ambitie om in de jaarlijkse rapportage de voorjaarsbesluitvorming mee te nemen, zoals ook in het voojaar van 2025 is gedaan.

Het Centraal Planbureau (hierna: CPB) maakt als onafhankelijke begrotingsinstelling de macro-economische ramingen. Bij het opstellen van Europese begrotingsstukken baseert Nederland zich naast de macro-economische ramingen ook op de CPB-ramingen van de overheidsfinanciën, zoals gebruikelijk bij het eerdere Stabiliteitsprogramma en de Ontwerpbegroting (Draft Budgetary Plan). De in deze bijlage gebruikte cijfers zijn daarom gebaseerd op de meest recente raming van het CPB: de Macro Economische Verkenning 2026 (MEV).

Ten opzichte van de dit voorjaar verstuurde jaarlijkse voortgangsrapportage op het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn is het beeld van de uitgavengroei gewijzigd: voor 2025 valt deze naar verwachting lager uit, terwijl 2026 juist hoger uitkomt. De belangrijkste oorzaak is dat in de augustusbesluitvorming enkele forse kasschuiven zitten die overheidsuitgaven verschuiven van 2025 naar latere jaren. De uitgavengroei in 2025 blijft met 7,0% echter hoog, tegenover een aanbeveling van de Raad van 3,5%. Dit komt doordat discretionaire inkomstenmaatregelen leiden tot een eenmalig lagere groei in 2024 en een eenmalig hogere groei in 2025. In de periode 2024–2026 ligt de uitgavengroei daarmee gemiddeld gezien boven de aanbeveling van de Raad. Zie tabel 8.1 voor de ramingen van het CPB en de aanbeveling van de Raad.

Tabel 8.1 Ontwikkeling netto primaire uitgaven en aanbeveling Raad
 

2024

2025

2026

 

%g

%g

%g

CPB: Groei van de netto primaire uitgaven per jaar (geraamd CEP)

5,7

7,9

3,4

CPB: Groei van de netto primaire uitgaven per jaar (geraamd MEV)

5,8

7,0

3,9

Aanbeveling van de Raad: Groei van de netto primaire uitgaven per jaar

6,6

3,5

3,3

Bron: CPB

Een kanttekening hierbij is dat de Commissie en het CPB verschillende macro-economische aannames hanteren. De raming van het CPB en de Commissie kunnen daardoor verschillen in de benodigde budgettaire inspanning om het tekort en de schuld tot 2038 onder de Europese referentiewaarden te houden.

De buitensporigtekortprocedure

De referentiewaarden voor de overheidsschuld (60% bbp) en het begrotingstekort (3% bbp) zoals beschreven in het VWEU blijven bestaan. Naast de ongewijzigde referentiewaarden voor het begrotingstekort en de overheidsschuld, blijft ook de verdragsbasis voor het vermijden van buitensporige tekorten op het niveau van het werkingsverdrag ongewijzigd. Deze is vastgelegd in artikel 126 van het VWEU.

Op basis van artikel 126, derde lid, van het VWEU stelt de Commissie een rapport op om te beoordelen of er sprake is van een buitensporig tekort indien: (1) een lidstaat de referentiewaarde voor het tekort (3% bbp) overschrijdt, of (2) wanneer de schuld de referentiewaarde van 60% bbp overschrijdt en de schuld onvoldoende snel daalt. In het herziene raamwerk betekent dit laatste concreet dat de Commissie een onderzoek start wanneer de lidstaat de drempelwaarden overschrijdt voor de afwijking van het uitgavenpad16 dat de Raad aan de lidstaat heeft aanbevolen. Verder onderzoekt de Commissie of de overschrijding van het tekortcriterium beperkt, tijdelijk of exceptioneel is. Daarnaast houdt de Commissie onder andere rekening met economische en budgettaire ontwikkelingen in een lidstaat, of het overheidstekort groter is dan de investeringsuitgaven van de overheid, een toename van de defensie-investeringen, de ontwikkeling en risico’s van de schuldpositie en alle andere relevante factoren.

Indien de Commissie oordeelt dat er sprake is van een buitensporig tekort, kan de Raad op advies van de Commissie een buitensporigtekortprocedure (excessive deficit procedure, EDP) openen. Hierbij ontvangt een lidstaat aanbevelingen over het verbeteren van het begrotingstekort om de overschrijding terug te dringen. Een lidstaat moet binnen zes maanden aantonen effectieve actie te hebben ondernomen. Indien een lidstaat dit onvoldoende doet, kan de Raad op voorstel van de Commissie verdere stappen zetten die uiteindelijk uit kunnen monden in onder andere financiële sancties.

Tabel 8.2 toont dat Nederland in 2025 met een verwacht feitelijk tekort van 1,9% bbp en een geraamde schuld van 44,8% bbp binnen de referentiewaarden voor het tekort (3% bbp) en de schuld (60% bbp) blijft. Ook in 2026 is dit het geval. Deze cijfers zijn gebaseerd op de Macro-Economische Verkenning van het CPB. De Commissie kan geen handhavingsmaatregelen aanbevelen zolang het begrotingstekort en onder de 3% bbp en de schuld onder de 60% bbp blijft.

Tabel 8.2 Ontwikkeling saldo en schuld
 

2024

2025

2026

EMU-saldo

‒ 0,9%

‒ 1,9%

‒ 2,7%

EMU-schuld

43,7%

44,8%

47,9%

Bron: CPB

Wet Houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof)

De Wet Hof geeft sinds 12 december 2013 het benodigde wettelijke instrumentarium voor het bereiken en vasthouden van houdbare overheidsfinanciën. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Hof is dat de basisprincipes van het trendmatig begrotingsbeleid en de verplichtingen die voortvloeien uit het (herziene) SGP zodanig worden geïntegreerd, dat ze goed op elkaar aansluiten en elkaar kunnen versterken. Het herziene SGP dient uiterlijk op 31 december 2025 te worden geïmplementeerd. Op dit moment loopt er een traject om het herziene SGP te implementeren via een wijziging van de Wet Hof.

9 VERTICALE TOELICHTING

De verticale toelichting toont voor ieder begrotinghoofdstuk de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de Voorjaarsnota 2025.

De verticale toelichting bestaat per begroting uit twee tabellen: uitgaven en ontvangsten. De tabellen kunnen uit de volgende posten bestaan:

  • 1. Meevallers

  • 2. Tegenvallers

  • 3. Intensiveringen

  • 4. Ombuigingen

  • 5. Generaal dossier

  • 6. Kasschuiven

  • 7. Overboekingen coalitieakkoord Rutte IV

  • 8. Overboekingen Aanvullende Post

  • 9. Overboekingen met andere begrotingen

  • 10. Kadercorrecties

  • 11. Loonbijstelling

  • 12. Prijsbijstelling

  • 13. Eindejaarsmarge

  • 14. Extrapolatie

  • 15. Desalderingen

  • 16. Technisch

  • 17. Niet-kaderrelevant

De bedragen in de tabellen zijn in miljoenen euro. Door afrondingen kan het totaal afwijken van de som der onderdelen. In de departementale ontwerpbegrotingen wordt een meer gedetailleerde toelichting op de mutaties gegeven.

Algemene Zaken en De Koning

De Koning

I DE KONING: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

61

61

61

61

61

61

       

Technisch

0

0

0

0

0

0

Technisch

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

61

61

61

61

61

61

I DE KONING: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

0

0

0

0

0

0

Uitgaven

Technisch

Deze post bestaat uit de doorverdeling van de loon- en prijsontwikkeling en de eindafrekening 2024 van het Militair Huis naar het ministerie van Defensie. Ook is de nominale bijstelling van de b-component van de uitkeringen van de leden van het Koninklijk Huis verwerkt. Dit betreft structureel 149 duizend euro vanaf 2026. Vanwege afronding staat dit bedrag in de tabel op nul.

Ontvangsten

Er hebben geen wijzigingen plaatsgevonden bij de ontvangsten op de begroting van de Koning sinds Voorjaarsnota 2025.

Algemene Zaken

III ALGEMENE ZAKEN: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

118

111

108

105

104

104

       

Ombuigingen

 

0

    

Amendement van Kent (externe inhuur)

 

0

    
       

Overboekingen met andere begrotingen

0

0

1

2

0

0

Overboekingen met andere begrotingen

0

0

1

2

0

0

       

Technisch

0

0

0

0

0

0

Technisch

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

117

111

109

107

104

104

III ALGEMENE ZAKEN: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

9

10

9

9

9

9

       

Stand Miljoenennota

9

10

9

9

9

9

Uitgaven

Ombuigingen

Amendement Van Kent (externe inhuur)

De dekking voor het amendement Van Kent is gevonden in het incidenteel taakstellend verlagen van de uitgaven aan externe inhuur in 2026. Deze dekking is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van Algemene Zaken is in 2026 incidenteel verlaagd met 183 duizend euro voor het compenseren van medewerkers bij sociaal-ontwikkelbedrijven in 2025.

Overboekingen met andere begrotingen

Deze post bevat enkele overboekingen. Het ministerie van Defensie en het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) dragen tot en met 2028 oplopend tot 569 duizend euro bij aan AZ voor de benodigde groei van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) en de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD). Ook het terugdraaien van de taakstelling op de CTIVD is verwerkt tot en met 2028. Defensie en BZK dragen beiden van 2026 tot en met 2028 oplopend tot 284 duizend euro bij.

Technisch

Deze post betreft een doorverdeling van loon- en prijsbijstelling en een herschikking van personeelsbudget naar de TIB. Vanwege afronding staat dit bedrag in de tabel op nul.

Ontvangsten

Er hebben geen wijzigingen plaatsgevonden bij de ontvangsten op de begroting van AZ sinds Voorjaarsnota 2025.

Buitenlandse Zaken (inclusief BHO)

Buitenlandse Zaken

V BUITENLANDSE ZAKEN: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

13.071

17.460

16.351

17.933

18.453

18.956

       

Intensiveringen

8

     

Nabetaling invoerrechten (TEM)

8

     
       

Ombuigingen

 

‒ 1

    

Amendement van Kent (externe inhuur)

 

‒ 1

    
       

Generaal dossier

300

‒ 885

43

291

282

280

Draft Amending Budget 2 (DAB2)

192

     

Technische aanpassingen

107

77

58

134

137

141

Jaarbegroting 2026

 

‒ 962

‒ 14

‒ 15

‒ 15

‒ 15

NGEU

   

171

159

154

       

Kasschuiven

‒ 8

0

11

 

‒ 3

0

Kasschuif Vredespaleis

3

3

  

‒ 3

‒ 3

Kasschuif huisvesting

‒ 11

‒ 3

11

  

4

       

Overboekingen met andere begrotingen

2

18

6

4

3

2

Overboekingen met andere begrotingen

2

18

6

4

3

2

       

Kadercorrecties

6

‒ 3

0

1

0

‒ 2

Prijsbijstelling

6

‒ 3

0

1

0

‒ 2

       

Technisch

0

0

0

0

0

0

Technisch

0

0

0

0

0

0

       

Niet-kaderrelevant

17

60

177

64

66

90

Actualisatie invoerrechten

108

63

61

64

66

90

Generale bijstelling Oekraïne

‒ 91

‒ 23

117

   

Oekraïne

 

20

    
       

Stand Miljoenennota

13.396

16.648

16.589

18.292

18.800

19.327

V BUITENLANDSE ZAKEN: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

2.507

4.716

1.388

1.432

1.487

1.518

       

Generaal dossier

64

16

15

16

17

22

Terugontvangsten TEM

34

     

Perceptiekostenvergoeding

29

16

15

16

17

22

       

Stand Miljoenennota

2.571

4.732

1.403

1.448

1.504

1.541

Uitgaven

Intensiveringen

Nabetaling invoerrechten (TEM)

Er zijn in 2025 nabetalingen voor de invoerrechten (Traditionele Eigen Middelen; TEM) aan de Europese Unie gedaan van in totaal 10 miljoen euro. Deze middelen zijn na verrekening met de perceptiekostenvergoeding (2 miljoen euro) overgeheveld vanaf de reservering op de Aanvullende Post naar de BZ-begroting.

Ombuigingen

Amendement van Kent (externe inhuur)

De dekking voor het amendement van Kent is gevonden in het incidenteel taakstellend verlagen van de uitgaven aan externe inhuur in 2026. Deze dekking is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van Buitenlandse Zaken is in 2026 incidenteel verlaagd met 0,8 miljoen euro ten behoeve van het compenseren van medewerkers bij sociaal-ontwikkelbedrijven in 2025.

Generaal Dossier

Draft Amending Budget 2 (DAB2)

De bni-afdracht is met 192 miljoen naar boven bijgesteld in 2025 op basis van de Draft Amending Budget 2 (DAB2) van de Europese Commissie. Dit komt doordat het betalingenniveau in 2025 wordt verhoogd door de Commissie en daarmee hoger uitvalt dan in de Nederlandse raming was opgenomen.

Technische Aanpassingen

Dit is het saldo van verschillende mutaties. Jaarlijks worden in het Advisory Committee on Own Resources (ACOR) de grondslagen van de nationale afdrachten en invoerrechten geactualiseerd op basis van de economische ontwikkeling. De btw- en plasticafdrachten liggen lager dan eerder verwacht (circa 50 miljoen euro in 2025 en structureel circa 30 miljoen euro). De Commissie raamt ook lagere invoerrechten als gevolg van ontwikkelingen in de handel. Dit leidt tot een stijging in de bni-afdracht omdat de bni-afdracht de sluitpost van de Europese begroting is. Daarnaast stijgt het Nederlandse bni-aandeel van 5,9% naar 6,4%, wat leidt tot een verdere stijging van de bni-afdracht. In totaal stijgt de raming van de Nederlandse bni-afdracht met circa 125 miljoen euro als gevolg van de nieuwste ACOR-cijfers. Deze cijfers werken ook door in de raming voor de periode na het huidige MFK (vanaf 2028). Daarnaast is de bni afdracht 30 miljoen euro hoger in 2025 en 55 en 70 miljoen lager in 2026 en 2027 vanwege de technische aanpassing van de Europese Commissie.

Jaarbegroting 2026

De raming van de Nederlandse EU-afdrachten is gebaseerd op het maximale MFK-betalingenplafond en de maximale inzet van de speciale instrumenten bij het MFK. In het voorstel voor de EU-jaarbegroting voor 2026 (draft budget 2026 - DB26) wordt net als in 2025 het verwachte betalingenniveau onder de MFK-betalingenplafond voorgesteld. Om een realistisch beeld te schetsen van de te verwachten Nederlandse afdracht aan de Unie is de Nederlandse raming hierop aangepast. Dit leidt vooruitlopend op het uiteindelijke akkoord over de EU-begroting voor 2026 (in november dit jaar) tot een lagere afdracht van 900 miljoen euro in 2026. Ook is op basis van DB26 de bni-afdracht met 15 miljoen euro structureel naar beneden bijgesteld.

NGEU

Ten slotte is de renteontwikkeling voor de verstrekte leningen aan lidstaten voor het coronaherstelfonds (Next Generation EU) in de bni-afdracht verwerkt. Dit heeft effect op de periode na het huidige MFK (van 2028-2058). Dit leidt tot een structurele tegenvaller van 171 miljoen euro in 2028 aflopend naar 154 miljoen euro in 2030.

Kasschuiven

Kasschuif Vredespaleis

Voor noodzakelijk onderhoud en een onderzoek naar de staat van het Vredespaleis vindt een kasschuif vanuit 2029 en 2030 naar 2025 en 2026 op de begroting van Buitenlandse Zaken plaats.

Kasschuif Huisvesting

Middelen in 2025 en 2026 voor huisvesting komen naar verwachting niet geheel tot besteding. Daarom wordt er in totaal 14,4 miljoen euro geschoven naar 2027 en 2030.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboekingen met andere begrotingen

Dit is een som van verschillende kleine mutaties. In 2026 is 10 miljoen euro overgeboekt van de begroting van Binnenlandse Zaken naar de begroting van Buitenlandse Zaken voor de opvolging van de excuses voor het slavernijverleden. Ook is er 1,3 miljoen euro van de begroting van Defensie voor de jaren 2025 tot en met 2028 voor het project «Progress 3.0» overgeheveld naar Buitenlandse Zaken. Daarnaast is er 0,3 miljoen in 2026 overgeheveld van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp ter dekking van het amendement van Kent.

Kadercorrecties

Prijsbijstelling

Naar aanleiding van de MEV-raming van het Centraal Planbureau wordt het HGIS non-ODA-budget bijgesteld op basis van de verwachting van de prijsontwikkeling van het bbp. Het non-ODA deel van het HGIS-budget wordt vanaf 2026 niet meer geïndexeerd met prijs bbp. Hiervoor gaat de reguliere Rijksbrede loon- en prijsbijstellingssystematiek gelden.

Technisch

Technisch

Het betreft technische mutaties die per saldo op 0 sluiten, zoals het doorverdelen van een eerdere taakstelling.

Niet kaderrelevant

Actualisatie invoerrechten

Bij de invoerrechten treedt er gedurende het jaar onbedoeld een saldo-effect op. Dit komt omdat aan de inkomsten- en uitgavenkant van de Rijksbegroting een andere raming wordt gebruikt, respectievelijk de raming van het ministerie van Financiën en de raming van de Europese Commissie. Er wordt drie keer per jaar een actualisatie geboekt op de invoerrechten en de perceptiekostenvergoeding om te corrigeren voor dit saldo-effect.

Generale bijstelling Oekraïne

Internationaal wordt overlegd over wie het gastland wordt voor het agressietribunaal voor Oekraïne. In het voorjaar zijn middelen voor Buitenlandse Zaken vrijgemaakt, zodat Nederland als kandidaat-gastland het tribunaal kan huisvesten. De gesprekken lopen nog, dus deze middelen komen naar verwachting pas in latere jaren tot uitputting. Daarnaast is in de Kamerbrief «Voorstel Jaarbegroting Europese Unie 2026»17de Kamer reeds geïnformeerd over de schuif van Europese middelen voor de Oekraïnereserve. Het effect op de raming van de Nederlandse bni-afdracht is een lagere afdracht van 58,1 miljoen euro in 2025 en een hogere afdracht van 58,1 miljoen euro in 2027. Daarnaast wordt een technische correctie toegepast op de bni-afdracht voor de Europese middelen voor de Oekraïnereserve die tot een verhoging van die raming in 2027 van 3 miljoen leidt.

Oekraïne

Vanuit het niet-militaire steunpakket voor Oekraïne is 20 miljoen euro vrijgemaakt voor humanitaire ontmijning (10 miljoen) accountability (5 miljoen), voor democratie en rechtsstaat (3 miljoen) en herstel cultureel erfgoed (2 miljoen). Deze middelen zijn afkomstig van de BHO begroting.

Ontvangsten

Generaal dossier

Terugontvangsten TEM

Dit betreft de verrekening van het onder voorbehoud betaalde voorschot op invoerrechten van de Lage Waarde Textiel en Schoenen casus. Na een constructieve dialoog met de Europese Commissie krijgt Nederland 34,2 miljoen euro terug. Ook heeft Nederland op nog twee kleinere casussen ongeveer 0,2 miljoen euro terug ontvangen.

Perceptiekostenvergoeding

Nederland ontvangt 25 procent van de bruto af te dragen traditionele eigen middelen (TEM) als perceptiekostenvergoeding voor het innen van de invoerrechten. Vanwege de lager dan verwachte invoerrechten, nemen ook de ontvangsten van de perceptiekostenvergoeding af.

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

XVII BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

3.653

3.607

3.492

3.811

3.977

4.108

       

Intensiveringen

36

48

48

28

26

25

Onderwijs binnen de handelsprogrammering

26

6

6

6

4

3

Wederopbouw Gaza

10

     

Amendementen 1e suppletoire begroting

1

42

42

22

22

22

       

Ombuigingen

‒ 36

‒ 48

‒ 48

‒ 28

‒ 26

‒ 25

Amendementen 1e suppletoire begroting

‒ 1

‒ 42

‒ 42

‒ 22

‒ 22

‒ 22

Wederopbouw Gaza

‒ 10

     

Onderwijs binnen de handelsprogrammering

‒ 26

‒ 6

‒ 6

‒ 6

‒ 4

‒ 3

       

Generaal dossier

‒ 2

‒ 2

 

0

  

Kinderziekenhuis Oekraïne

‒ 2

‒ 2

 

0

  
       

Kasschuiven

‒ 250

 

250

   

Kasschuif asiel

‒ 250

 

250

   
       

Overboekingen met andere begrotingen

240

‒ 16

‒ 14

‒ 13

‒ 3

‒ 2

ODA-toerekening asiel

250

     

Migratiepartnerschappen

‒ 10

‒ 10

‒ 10

‒ 10

  

Technische overboeking

 

‒ 6

‒ 4

‒ 2

‒ 2

‒ 2

Overige overboekingen met andere begrotingen

0

‒ 1

0

0

0

 
       

Technisch

0

0

0

0

0

0

Technisch

0

0

0

0

0

0

       

Niet-kaderrelevant

‒ 24

‒ 16

19

5

  

Kinderziekenhuis Oekraïne

2

2

 

0

  

Doorverdeling niet-militair steunpakket Oekraïne 2025 en 2026

‒ 26

2

19

5

  

Overheveling niet-militair steunpakket Oekraïne 2026 naar BZ

 

‒ 20

    
       

Stand Miljoenennota

3.617

3.572

3.747

3.803

3.974

4.105

XVII BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

53

48

45

43

42

42

       

Stand Miljoenennota

53

48

45

43

42

42

Uitgaven

Intensiveringen

Onderwijs binnen de handelsprogrammering

In het nieuwe beleidskader Ontwikkelingshulp is onderwijs geen zelfstandige beleidsprioriteit meer. Dit betreft de intensivering op artikel 1.3 (Private sector), waarbij de middelen worden ingezet ten behoeve van onderwijsdoeleinden binnen de handelsprogrammering.

Wederopbouw Gaza

Op artikel 4.3 (Veiligheid) staat 20 miljoen euro gereserveerd voor de wederopbouw van Gaza. 10 miljoen euro van deze reservering wordt overgeheveld naar art. 2.2 (Water) ten behoeve van een bijdrage via UNICEF voor het herstel van waterinfrastructuur in de Gazastrook.

Amendementen 1e suppletoire begroting

Dit betreft de verwerking van de amendementen de Korte (36725-XVII-19), Hirsch en de Korte (36725-XVII-20), en Hirsch (36725-XVII-21) op de BHO-begroting.

Ombuigingen

Amendementen 1e suppletoire begroting

Dit betreft de dekking van de amendementen de Korte (36725-XVII-19), Hirsch en de Korte (36725-XVII-20), en Hirsch (36725-XVII-21) op de BHO-begroting.

Wederopbouw Gaza

Dit betreft de dekking uit artikel 4.3 (Veiligheid) voor de beschikbare middelen voor de wederopbouw van Gaza.

Onderwijs binnen de handelsprogrammering

In het nieuwe beleidskader Ontwikkelingshulp is onderwijs geen zelfstandige beleidsprioriteit meer. Dit betreft de overheveling van de middelen op artikel 3.4 (Onderwijs) naar artikel 1.3 (Private sector).

Generaal dossier

Kinderziekenhuis Oekraïne

Er is 4 miljoen euro beschikbaar gesteld vanuit de middelen voor mondiale gezondheid voor een kinderziekenhuis in Lviv (artikel 3.1, Gezondheid). Deze middelen waren al onderdeel van de BHO-begroting en worden hierbij ingezet voor Oekraïne. Oekraïnemiddelen staan in de regel buiten het kader, daarom betreft dit een mutatie waarbij de middelen worden afgeboekt van het reguliere budget.

Kasschuiven

Kasschuif asiel

De bijstelling van het ODA-toerekenbare percentage van de eerstejaars asielopvang van 49% naar 40% leidt tot een meevaller binnen het ODA-budget. Deze middelen worden met deze kasschuif in een ander ritme gezet.

Overboekingen met andere begrotingen

ODA-toerekening asiel

Het ODA-toerekenbare percentage van de eerstejaars asielopvang wordt op basis van realisatiecijfers bijgesteld van 49% naar 40%. Dit leidt tot een overboeking van ODA-middelen van Asiel en Migratie naar de begroting van BHO in 2025 van circa 250 miljoen euro. De ODA-middelen die daarom te veel zijn overgeboekt naar de begroting van AenM worden nu teruggeboekt naar de begroting van BHO.

Migratiepartnerschappen

Bij de Voorjaarsnota heeft het kabinet ODA-budget gealloceerd voor partnerschappen met migratieherkomst- en doorreislanden. Een deel van deze middelen wordt omgelabeld naar non-ODA middelen en overgeheveld naar de begroting van Asiel en Migratie.

Technische overboekingDit is een overboeking van ODA-middelen van BHO naar BZ om te zorgen dat het totale ODA-budget gelijk blijft na een technische aanpassing op de BZ begroting.

Overige overboekingen

Dit betreft onder andere een overboeking van structureel 0,1 miljoen euro naar Buitenlandse Zaken voor het versterken van IMVO met 2 fte’s, 0,2 miljoen euro in 2025 naar Economische Zaken voor een bijdrage aan de monitor Brede Welvaart en 0,3 miljoen euro in 2025 naar Financiën voor de anti-dwangarbeidverordening 2025. De dekking voor het amendement van Kent is gevonden in het incidenteel taakstellend verlagen van de uitgaven aan externe inhuur in 2026. Deze dekking is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp is in 2026 incidenteel verlaagd met 0,3 miljoen euro ten behoeve van het compenseren van medewerkers bij sociaal-ontwikkelbedrijven in 2025. Dit is overgeheveld naar de begroting van Buitenlandse Zaken.

Technisch

Technische mutaties

Dit betreffen technische mutaties om middelen te schuiven tussen decentraal en centraal budget binnen de artikelen.

Niet-kaderrelevant

Kinderziekenhuis Oekraïne

Er is 4 miljoen euro beschikbaar gesteld vanuit de middelen voor mondiale gezondheid voor een kinderziekenhuis in Lviv (artikel 3.1, Gezondheid). Deze middelen waren al onderdeel van de BHO-begroting en worden hierbij ingezet voor Oekraïne. Oekraïnemiddelen staan in de regel buiten het kader, daarom betreft dit een mutatie waarbij de middelen buiten het kader worden geplaatst.

Doorverdeling niet-militair steunpakket Oekraïne 2025 en 2026

Dit betreft de reallocaties van de bij Voorjaarsnota toegekende generale middelen voor niet-militaire steun aan Oekraïne, zodat het op de juiste artikelonderdelen wordt verantwoord. Ook heeft de resterende 50 miljoen euro voor het steunpakket van 2025 een bestemming gekregen. Deze reallocaties leiden op begrotingsniveau niet tot wijzigingen. Daarnaast zijn de middelen ten behoeve van de derde openstelling van het Ukraine Partnership Facility (UPF3) in het juiste ritme gezet.

Overheveling niet-militair steunpakket Oekraïne 2026 naar BZ

Dit betreft een overheveling van 20 miljoen euro naar de begroting van Buitenlandse Zaken, als onderdeel van het niet-militaire steunpakket aan Oekraïne. Deze middelen worden o.a. ingezet voor humanitaire ontmijning en accountability.

Ontvangsten

Er vinden geen ontvangsten mutaties plaats.

Justitie en Veiligheid

VI JUSTITIE EN VEILIGHEID: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

19.102

19.006

19.124

19.028

19.008

18.746

       

Tegenvallers

40

     

Schadeloossstellingen

32

     

Proceskosten CJIB

8

     
       

Intensiveringen

29

30

31

41

41

41

Amendementen middelen gevangeniswezen

25

25

25

   

Resterende loon- en prijsontwikkeling Politie

2

3

4

4

4

4

Uniforme regeling PTSS brandweerlieden

2

2

2

2

2

2

Huisvestingsproblematiek Dienst Justitiële Inrichtingen

   

35

35

35

       

Ombuigingen

 

‒ 8

 

‒ 10

‒ 10

‒ 10

Amendement van Kent (externe inhuur)

 

‒ 8

    

Verlaging middelen ondermijning

   

‒ 10

‒ 10

‒ 10

       

Kasschuiven

‒ 98

‒ 13

19

42

37

12

Kasschuif amendement Ellian

‒ 16

 

12

4

1

 

Kasschuif amendement Sneller

‒ 25

‒ 25

 

25

25

 

Kasschuif ondermijning justitiële jeugdinrichting (JJI) Harreveld

‒ 25

  

10

5

10

Overige kasschuiven

‒ 32

12

8

4

6

2

       

Overboekingen met andere begrotingen

20

3

19

37

36

33

Overboeking rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag

19

     

Overboeking meerkosten oprichting apart ministerie AenM

3

3

3

3

3

3

Overboeking envelop asielwetgeving

1

7

26

44

44

41

Overboeking bewaken en beveiligen Defensie

‒ 6

‒ 13

‒ 13

‒ 13

‒ 13

‒ 13

Overboeking middelen politie tranche II klimaatfonds rijksvastgoed

 

6

    

Overige overboekingen met andere begrotingen

4

0

4

3

2

2

       

Technisch

33

‒ 421

‒ 353

‒ 345

‒ 312

‒ 271

Desalderingen

33

     

Herverkaveling middelen inburgering van JenV naar SZW-begroting

 

‒ 421

‒ 353

‒ 345

‒ 312

‒ 271

Overig technisch

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

19.126

18.596

18.841

18.793

18.800

18.550

VI JUSTITIE EN VEILIGHEID: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

1.838

1.845

1.873

1.911

1.948

1.984

       

Meevallers

72

     

Rechtsbijstand

71

     

Overige meevallers

1

     
       

Ombuigingen

2

2

2

2

2

2

Amendement PTSS brandweerlieden

2

2

2

2

2

2

       

Technisch

33

‒ 3

‒ 3

‒ 3

‒ 3

‒ 3

Desalderingen

33

     

Herverkaveling middelen inburgering van JenV naar SZW-begroting

 

‒ 3

‒ 3

‒ 3

‒ 3

‒ 3

       

Stand Miljoenennota

1.945

1.844

1.871

1.910

1.947

1.983

Uitgaven

Tegenvallers

Schadeloosstellingen

Bij de begrotingsbehandeling 2025 is het amendement Mutluer voor de aanpak van femicide gedekt met het budget voor schadeloosstellingen. Hierdoor wordt het al bestaande tekort, dat op basis van de uitputting tot en met juni en de raming voor de overige maanden wordt verwacht, vergroot. Dit leidt tot een tegenvaller van circa 32 miljoen euro.

Proceskosten CJIB

Op basis van de halfjaarlijkse realisatie van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) is een bedrag van circa 8 miljoen euro aan meerkosten voor proceskostenvergoeding geraamd. Op basis van no cure no pay kunnen bureaus van rechtsbijstandverleners namelijk door particulieren worden ingeschakeld bij bezwaarmaking van verkeersboetes. Dit heeft onder andere geleid tot een toename van de uitkeringen voor vergoedingen van proceskosten.

Intensiveringen

Amendementen middelen gevangeniswezen

Dit betreft de verwerking van het aangenomen amendement Sneller c.s. Dit amendement ziet op het beschikbaar stellen van incidenteel 25 miljoen euro in 2025 tot en met 2027 voor het gevangeniswezen om verdere vervroegde invrijheidsstelling te voorkomen en het aantal zelfmelders terug te dringen.

Resterende loon- en prijsontwikkeling Politie

Met deze mutatie wordt ook de gereserveerde loon- en prijsontwikkeling op de Aanvullende Post over de middelen voor Politie en ketenpartners overgeboekt naar de begroting van Justitie en Veiligheid. Bij Voorjaarsnota 2025 zijn deze middelen al toegevoegd aan de begroting van Justitie en Veiligheid.

Uniforme regeling PTSS brandweerlieden

Dit betreft de verwerking van het aangenomen amendement van de leden Mutluer en Van Nispen. Dit amendement ziet op een systeembijdrage in de uitvoering van een structurele en landelijke uniforme regeling waarmee posttraumatische stressstoornis (PTSS) als beroepsziekte voor brandweerlieden wordt erkend en stelt hiervoor structureel 2 miljoen euro beschikbaar. Het amendement stelt voor om dit te dekken door het verhogen van de ontvangsten van de griffierechten met 2 miljoen euro.

Huisvestingsproblematiek Dienst Justitiële Inrichtingen

Voor huisvestingsproblematiek bij Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) wordt vanaf 2028 25 miljoen euro beschikbaar gesteld en vanaf 2031 structureel 50 miljoen euro uit de middelen voor het Constitutioneel Hof en hervorming Raad van State (RvS). Deze middelen worden ingezet voor de huisvestingsproblematiek van DJI, waaronder de opening van de justitiële jeugdinrichting (JJI) Harreveld. Hiervan wordt incidenteel 30 miljoen euro in de periode 2028 tot en met 2030 gedekt binnen de JenV-begroting (zie post verlaging middelen ondermijning hieronder).

Ombuigingen

Amendement Van Kent (externe inhuur)

De dekking voor het amendement Van Kent is gevonden in het incidenteel taakstellend verlagen van de uitgaven aan externe inhuur in 2026. Deze dekking is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van Justitie en Veiligheid is in 2026 incidenteel verlaagd met circa 8 miljoen euro voor het compenseren van medewerkers bij sociaal-ontwikkelbedrijven in 2025.

Verlaging middelen ondermijning

Deze mutatie betreft de dekking voor de JJI Harreveld en komt uit het ondermijningsbudget in 2025 en is met een kasschuif in het juiste kasritme gezet. Daarnaast wordt 5 miljoen euro in 2029 uit het ondermijningsbudget hiervoor ingezet.

Kasschuiven

Kasschuif amendement Ellian

Bij de begrotingsbehandeling 2025 is via het amendement Ellian 20 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het gevangeniswezen voor het inrichten van licht beveiligde plekken, met als doel de voorraad zelfmelders te verlagen. Via een kasschuif worden de middelen in een realistischer kasritme geplaatst.

Kasschuif amendement Sneller

Via het amendement Sneller c.s. is incidenteel 25 miljoen euro in 2025 tot en met 2027 beschikbaar gesteld voor het gevangeniswezen om vervroegde invrijheidsstelling te voorkomen en het aantal zelfmelders terug te dringen. Via een kasschuif worden de middelen in een realistischer kasritme geplaatst.

Kasschuif ondermijning justitiële jeugdinrichting (JJI) Harreveld

Er wordt 25 miljoen euro uit het ondermijningsbudget in 2025 met een kasschuif naar 2028 tot en met 2030 ingezet voor de dekking van de JJI Harreveld.

Overige kasschuiven

Deze post bevat uitsluitend kasschuiven van onder de 10 miljoen euro.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag

Gedupeerde ouders van de Kinderopvangtoeslagaffaire kunnen, bij verzoeken in het kader van de Herstelregelingen Kinderopvangtoeslag, via de Raad voor Rechtsbijstand adequate en kosteloze rechtsbijstand krijgen. Op basis van de realisatie in 2024 wordt incidenteel 19 miljoen euro van de begroting van Financiën naar de begroting van Justitie en Veiligheid overgeboekt.

Overboeking meerkosten oprichting apart ministerie AenM

Bij Voorjaarsnota 2025 is circa 3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de oprichting van het ministerie van Asiel en Migratie. Aangezien deze middelen benodigd zijn voor de stafdirecties die betaald worden via de begroting van Justitie en Veiligheid, worden deze middelen overgeheveld van de begroting van Asiel en Migratie.

Overboeking envelop asielwetgeving

Met deze overboeking worden middelen vanuit het ministerie van Asiel en Migratie overgeheveld naar de JenV-begroting voor de uitvoering van diverse asielmaatregelen uit het Regeerprogramma, waaronder het Migratiepact, de asielnoodmaatregelenwet en het tweestatusstelsel. De middelen zijn onder meer bestemd voor de Raad voor de rechtspraak en de rechtsbijstand.

Overboeking bewaken en beveiligen Defensie

De middelen worden overgeboekt naar het ministerie van Defensie voor de Koninklijke Marechaussee voor het versterken en vernieuwen van het stelsel Bewaken en Beveiligen. Dit betreft circa 6 miljoen euro in 2025 en vanaf 2026 circa 13 miljoen euro structureel.

Middelen politie tranche II klimaatfonds rijksvastgoed

Voor herinvesteringen, verbouw en vervangende huisvesting van de politie wordt voor 2026 een bedrag van circa 6 miljoen euro overgeboekt uit het klimaatfonds Rijksvastgoed op de begroting van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Deze post betreft een aantal overhevelingen met andere departementen. De grootste hiervan is een overboeking naar de begroting van Economische Zaken van circa 4 miljoen in 2025 voor de kennisopbouw bij de Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) voor JenV-beleid.

Technisch

Desalderingen

Deze post bevat diverse desalderingen. De grootste desaldering betreft een terugvordering van verschillende bijzondere bijdragen aan de politie over het jaar 2024 (circa 32 miljoen euro). Het gaat hierbij om middelen voor diverse projecten die niet tot besteding zijn gekomen vanwege vooral arbeidsmarktproblematiek. Verder gaat het om een afrekening van Justis voor directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving (DGRR) over 2024 (circa 1 miljoen euro). De ontvangsten zijn namelijk binnengekomen bij de andere opdrachtgever, directoraat-generaal Straffen en Beschermen (DGSenB). Tot slot betreft het een bijstelling van de begroting van Justis om aan te sluiten bij het Jaarplan van Justis waarbij geen rekening is gehouden met toekenningen die buiten dit jaarplan gefinancierd werden. Dit wordt gecorrigeerd en gedekt door een hogere raming van ontvangen leges.

Herverkaveling middelen inburgering van JenV naar SZW-begroting

Dit betreft de herverkaveling van de middelen voor inburgering van de JenV-begroting naar de SZW-begroting.

Overig technisch

Deze post bestaat uit enkele technische mutaties en betreft veelal correcties en herschikkingen van budgetten binnen de JenV-begroting.

Ontvangsten

Meevallers

Rechtsbijstand

De normen met betrekking tot de liquiditeit en de egalisatiereserve van de Raad voor Rechtsbijstand worden overschreden. Deze overschrijding van circa 71 miljoen euro wordt conform afspraken teruggestort naar het ministerie van JenV.

Overige meevallers

Dit betreft een meevaller van kleiner dan 1 miljoen euro bij de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) door een lagere subsidievaststelling over 2024.

Ombuigingen

Amendement PTSS brandweerlieden

Dit betreft de verwerking van het aangenomen amendement van de leden Mutluer en Van Nispen. Dit amendement ziet op een systeembijdrage in de uitvoering van een structurele en landelijke uniforme regeling waarmee posttraumatische stressstoornis (PTSS) als beroepsziekte voor brandweerlieden wordt erkend en stelt hiervoor structureel 2 miljoen euro beschikbaar. De dekking uit het amendement is het verhogen van de ontvangsten van de griffierechten met 2 miljoen euro.

Technisch

Desalderingen

Zie de gelijknamige post bij uitgaven.

Herverkaveling middelen inburgering van JenV naar SZW-begroting

Zie de gelijknamige post bij uitgaven.

Asiel en Migratie

XX ASIEL EN MIGRATIE: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

8.967

8.912

3.583

2.070

1.853

1.853

       

Intensiveringen

2

2

2

2

2

2

Resterende loon- en prijsontwikkeling stelpost Asiel

2

2

2

2

2

2

       

Kasschuiven

‒ 526

  

263

132

132

Kasschuif COA

‒ 526

  

263

132

132

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 271

27

‒ 15

‒ 34

‒ 44

‒ 41

Overboeking migratie partnerschappen

10

10

10

10

  

Overboeking envelop asielwetgeving

‒ 1

‒ 7

‒ 26

‒ 44

‒ 44

‒ 41

Overboeking meerkosten oprichting apart ministerie AenM

‒ 3

‒ 3

‒ 3

‒ 3

‒ 3

‒ 3

Overboeking Spreidingswet naar Provinciefonds

‒ 13

     

Overboeking Spreidingswet naar Gemeentefonds

‒ 15

     

Overboeking eerstejaars asielopvang naar BHO

‒ 250

     

Overboeking asielzoekers vanuit tranche II klimaatfonds rijksvastgoed

 

22

    

Overige overboekingen met andere begrotingen

1

4

3

2

2

2

       

Technisch

364

0

0

0

0

0

Desalderingen

364

     

Overig technisch

0

0

0

0

0

0

       

Niet-kaderrelevant

  

1.637

1.021

  

Overheveling middelen reservering ontheemden uit Oekraïne

  

1.637

1.021

  
       

Stand Miljoenennota

8.536

8.940

5.206

3.322

1.942

1.946

XX ASIEL EN MIGRATIE: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

22

14

14

14

14

14

       

Technisch

364

     

Desalderingen

364

     
       

Stand Miljoenennota

386

14

14

14

14

14

Uitgaven

Intensiveringen

Resterende loon- en prijsontwikkeling Stelpost asiel

Met deze mutatie wordt ook de gereserveerde loon- en prijsontwikkeling op de Aanvullende Post over de stelpost asiel toegevoegd aan de begroting van Asiel en Migratie. Bij Voorjaarsnota 2025 is de stelpost asiel al toegevoegd aan de begroting van Asiel en Migratie voor asielwetgeving.

Kasschuiven

Kasschuif COA

Een meevaller van 526 miljoen euro wordt met een kasschuif naar 2028 tot en met 2030 ingezet voor asielopvang bij het COA in die jaren. Dit betreft naast afrekeningen over 2024 met de asielorganisaties (zie de post desalderingen hieronder), ook de loon- en prijsontwikkeling (LPO) van het NIDOS (circa 22 miljoen euro) en het COA (circa 62 miljoen euro) en de meevaller bij de wetsvoorstellen asiel in 2025 (circa 84 miljoen euro).

Overboekingen met andere begrotingen

Migratie partnerschappen

Onder coördinatie van de taskforce Internationale Migratie wordt voor het bevorderen van terugkeer en tegengaan van irreguliere migratie tot en met 2028 jaarlijks 10 miljoen euro overgeheveld van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Overboeking envelop asielwetgeving

Met deze overboeking worden middelen vanuit het ministerie van Asiel en Migratie overgeheveld naar de JenV-begroting voor de uitvoering van diverse asielmaatregelen uit het Regeerprogramma, waaronder het Migratiepact, de asielnoodmaatregelenwet en het tweestatusstelsel. De middelen zijn onder meer bestemd voor de Raad voor de rechtspraak en de rechtsbijstand.

Overboeking meerkosten oprichting apart ministerie AenM

Bij Voorjaarsnota 2025 is circa 3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de oprichting van het ministerie van Asiel en Migratie. Aangezien deze middelen benodigd zijn voor de stafdirecties die betaald worden via de begroting van Justitie en Veiligheid, worden deze middelen overgeheveld van de begroting van Asiel en Migratie.

Overboeking Spreidingswet naar Provinciefonds

Provincies hebben met de Spreidingswet een wettelijke taak in de opvang van asielzoekers. Zij krijgen hiervoor compensatie vanuit het Provinciefonds. Het gaat om een overboeking naar het Provinciefonds van 13 miljoen euro in 2025.

Overboeking Spreidingswet naar Gemeentefonds

Gemeenten hebben met de Spreidingswet een wettelijke taak in de opvang van asielzoekers. Zij krijgen hiervoor compensatie vanuit het Gemeentefonds. Het gaat om een overboeking naar het Gemeentefonds van 15 miljoen euro in 2025.

Overboeking eerstejaars asielopvang naar BHO

Het ODA-toerekenbare percentage van de eerstejaars asielopvang wordt op basis van realisatiecijfers bijgesteld van 49% naar 40%. Dit leidt tot een overboeking van AenM naar de BHO-begroting in 2025 van circa 250 miljoen euro.

Overboeking asielzoekers vanuit tranche II klimaatfonds Rijksvastgoed

Voor herinvesteringen, verbouw en vervangende huisvesting van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) wordt voor 2026 een bedrag van circa 22 miljoen euro overgeboekt uit het klimaatfonds Rijksvastgoed op de begroting van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Deze post betreft een aantal overhevelingen met andere begrotingen. De grootste hiervan is een overboeking naar het Gemeentefonds van circa 3 miljoen euro in 2025 voor de aanpak van overlast door asielzoekers.

Technisch

Desalderingen

Deze post betreft een desaldering conform het geldende convenant tussen Eurostar en het Rijk. In 2024 is de betaling van Eurostar overgemaakt aan Defensie/Koninklijke Marechaussee. Door vertraging in de ontvangst van de betaling over het factuurjaar 2024, zijn de middelen pas recent beschikbaar gekomen en worden deze in 2025 ingezet voor de Versterking Grenstoezicht. Ook is bij het COA (circa 282 miljoen euro, waarvan circa 241 miljoen euro crisisnoodopvang), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) (circa 15 miljoen euro) en het NIDOS (circa 61 miljoen euro) sprake van een aantal afrekeningen over 2024. Middels een kasschuif worden deze middelen verplaatst naar latere jaren voor asielopvang door het COA (zie ook de post kasschuif COA hierboven).

Overig technisch

Deze post bestaat uit enkele technische mutaties en betreft veelal correcties en herschikkingen van budgetten binnen de AenM-begroting.

Niet-kaderrelevant

Overheveling middelen reservering ontheemden uit Oekraïne

De Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) voor Oekraïense ontheemden is inmiddels verlengd tot en met 4 maart 2027. Hierdoor worden de middelen naar de AenM-begroting overgeheveld die, in afwachting van deze verlenging, bij Voorjaarsnota 2025 voor 2027 en 2028 op de Aanvullende Post zijn gereserveerd.

Ontvangsten

Technisch

Desalderingen

Zie de gelijknamige post bij uitgaven.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inclusief Staten-Generaal en Hoge Colleges van Staat

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

5.438

4.813

4.398

3.885

3.122

2.851

       

Intensiveringen

100

110

129

127

100

45

Vervroegde verkiezingen

64

     

Overboekingen PEGA

36

67

82

87

59

22

Overboeking LPO voor NPG

0

1

0

1

1

1

Overboeking Groninger Huis

  

15

15

15

 

Overboeking Risicoreservering schade en versterken

 

42

32

24

25

22

       

Ombuigingen

‒ 34

‒ 4

 

‒ 50

‒ 50

‒ 50

Vervroegde verkiezingen

‒ 34

     

Dekking Amendement Sneller

   

‒ 25

‒ 25

‒ 25

Dekking Amendement Van Kent

 

‒ 4

    

Middelen constitutionele toetsing, constitutioneel hof en RvS

   

‒ 25

‒ 25

‒ 25

       

Kasschuiven

‒ 78

‒ 5

‒ 18

56

43

2

Groningen

‒ 72

‒ 9

‒ 8

51

38

0

Overige kasschuiven

‒ 6

4

‒ 9

5

5

1

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 146

‒ 156

‒ 84

‒ 79

‒ 78

‒ 86

Staf en Beleid Groningen

6

10

10

9

9

9

Slavernijverleden

‒ 1

‒ 10

    

Sociale Agenda Groningen

‒ 28

‒ 62

    

Bijdrage AI-faciliteit

‒ 60

     

Vervroegde verkiezingen

‒ 61

     

Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed

 

‒ 8

‒ 8

‒ 8

‒ 8

‒ 8

Omzetting IDO SPUK naar DU

 

‒ 15

‒ 15

‒ 15

‒ 15

‒ 15

Overboeking apparaatsbudget van BZK naar VRO

 

‒ 71

‒ 69

‒ 68

‒ 67

‒ 67

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 2

0

‒ 1

3

4

‒ 4

       

Technisch

112

1

1

1

1

1

Desaldering reisdocumentenstelsel RvIG

37

     

Desaldering RIS

34

     

Desaldering OBF

28

     

Overige desalderingen

14

1

1

1

1

1

Overig technisch

1

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

5.393

4.758

4.426

3.940

3.139

2.763

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

1.757

2.027

1.823

1.616

1.230

967

       

Technisch

112

1

1

1

1

1

Desaldering reisdocumentenstelsel RvIG

37

     

Desaldering RIS

34

     

Desaldering OBF

28

     

Overige desalderingen

14

1

1

1

1

1

Overig technisch

1

     
       

Stand Miljoenennota

1.869

2.028

1.823

1.617

1.231

968

Uitgaven

Intensiveringen

Vervroegde verkiezingen

Voor het organiseren van de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen wordt eenmalig 64 miljoen euro beschikbaar gesteld. Hiervan wordt 34 miljoen euro herschikt binnen de begroting van BZK en wordt 30 miljoen euro generaal toegevoegd aan de BZK-begroting. De middelen zijn voor 60 miljoen euro bestemd voor gemeenten, daarbovenop voor 1,1 miljoen euro specifiek voor de gemeente Den Haag voor de kiesgerechtigden die stemmen vanuit het buitenland, voor 78 duizend euro voor de BES-eilanden en 2,6 miljoen euro blijft op de begroting van BZK voor extra kosten voor het ministerie die BZK maakt voor het organiseren van de verkiezingen.

Overboekingen PEGA

Er wordt voor circa 353 miljoen euro tot en met 2030 vanaf de Aanvullende Post overgeheveld naar de BZK-begroting voor het uitvoeren van maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd naar aanleiding van het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (PEGA). Het betreft middelen voor de uitvoering van maatregelen door gemeenten, maatwerk in het tegengaan van onuitlegbare verschillen en verduurzaming bij versterking.

Overboeking LPO voor NPG

Dit betreft een opvraag van de loon- en prijsontwikkeling (LPO) voor het Nationaal Programma Groningen (NPG).

Overboeking Groninger Huis

Met deze overboeking van de Aanvullende Post (AP) wordt 45 miljoen euro naar de begroting van BZK overgeheveld voor de sloop- en nieuwbouw van een aantal woningen in Appingedam van de woningcorporatie Groninger Huis. Deze huizen kampten met tal van problemen, zoals vocht en schimmel, onder andere door gebrekkige versterking. Het betreft middelen voor de uitvoering van de PEGA maatregelen.

Overboeking Risicoreservering schade en versterken

Bij Voorjaarsnota 2025 zijn de ramingen voor schade en versterken Groningen bijgesteld op basis van de laatste inzichten van de uitvoerders Instituut Mijnbouw Groningen en Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Omdat bij Miljoenennota nog een beperkte bijstelling voor versterken werd verwacht, zijn hier destijds middelen op de AP voor gereserveerd. Met deze opvraag van 145 miljoen euro, wordt een bijstelling voor de uitvoeringskosten van de NCG gedaan.

Ombuigingen

Vervroegde verkiezingen

Voor het organiseren van de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen wordt in 2025 eenmalig 34 miljoen euro herschikt.

Dekking Amendement Sneller

In het amendement Sneller wordt cumulatief 75 miljoen euro in 2026 beschikbaar gesteld voor het gevangeniswezen. De dekking voor dit amendement wordt gevonden in de middelen gereserveerd voor een constitutioneel hof onder artikel 12 op de begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Onder dit artikel was voor de periode vanaf 2028 jaarlijks 50 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een constitutioneel hof en de verzelfstandiging van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Dekking Amendement Van Kent

De dekking voor het amendement Van Kent is gevonden in het incidenteel taakstellend verlagen van de uitgaven aan externe inhuur in 2026. Deze dekking is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van BZK is in 2026 incidenteel verlaagd met 4 miljoen euro ten behoeve van het compenseren van medewerkers bij sociaal-ontwikkelbedrijven in 2025. Circa 1 miljoen euro van deze taakstelling is overgeboekt naar het ministerie van VRO.

Middelen constitutionele toetsing, constitutioneel hof en RvS

Dit betreft een overboeking van 25 miljoen euro voor de jaren 2028-2030 en 50 miljoen euro structureel vanaf 2031 vanuit de enveloppe Goed Bestuur voor wat betreft de middelen die gereserveerd zijn voor constitutionele toetsing door de rechter, het oprichten van een constitutioneel hof en verzelfstandiging Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (RvS) naar het ministerie van Justitie en Veiligheid voor het versterken van het gevangeniswezen.

Kasschuiven

Groningen

Er hebben een aantal kasschuiven op het Groningendossier plaatsgevonden uit de jaren 2025, 2026 en 2027 naar latere jaren. Onder andere voor een aantal PEGA-maatregelen, zoals vergoeding voor eigen tijd en leefbaarheid en wijkontwikkeling. Daarnaast wordt er voor diverse versterkingsprojecten uit de bestuurlijke afspraken uit 2025 en 2026 ca. 29 miljoen euro naar latere jaren geschoven. Tot slot is o.b.v. uitvoeringsinformatie van de NCG over de eerste maanden van 2025 duidelijk dat voor een aantal budgetten minder gerealiseerd zal worden in 2025. Daarom wordt er circa 10 miljoen euro van 2025 naar 2026 geschoven.

Overige kasschuiven

Naast de kasschuiven voor Groningen vinden er nog meer kasschuiven plaats. Zo wordt ca. 2 miljoen euro uit 2026 en 4 miljoen euro uit 2027 aan HLA  goed bestuur middelen naar latere jaren doorgeschoven en wordt 3 miljoen euro van 2025 naar 2026 geschoven voor P-Direkt.

Overboekingen met andere begrotingen

Staf en Beleid Groningen

Het kabinet heeft besloten dat het dossier Groningen bij BZK ondergebracht wordt. Middels een overboeking van 53 miljoen cumulatief in 2025 tot en met 2030 worden de personeelskosten voor staf en beleid ten behoeve van Groningen overgeheveld van EZ naar het P-budget van BZK.

Slavernijverleden

Dit betreft een overboeking van 1 miljoen in 2025 en 10 miljoen in 2026. Vanuit de middelen voor het slavernijverledenfonds is 67 miljoen gereserveerd voor Suriname. BZ ontvangt uit het fonds nu de budgetten voor 2025 en 2026.

Sociale Agenda Groningen

Vanaf de begroting van het ministerie van BZK worden voor 2025 en 2026 respectievelijk 28 miljoen euro en 62 miljoen euro via het Gemeentefonds overgeheveld naar de gemeente Groningen voor de uitvoering van de Sociale Agenda, aangekondigd in Nij Begun. De Sociale Agenda bestaat uit 16 maatregelen die ten goede komen aan de leefbaarheid, onderwijskwaliteit, armoedebestrijding, gezondheid en arbeidsparticipatie van inwoners. De gemeente Groningen is, zoals afgesproken in een door de regio opgesteld convenant, tot het moment dat er een definitieve uitvoeringsstructuur staat als budgethouder verantwoordelijk voor de verdeling van de middelen die nu worden overgeheveld.

Bijdrage AI-faciliteit

Met deze overboeking van 60 miljoen euro wordt de bijdrage van de regio vanuit de Economische Agenda, onderdeel van de maatregelen uit Nij Begun, overgeheveld naar de begroting van Economische Zaken voor de aanvraag van cofinanciering bij European High Performance Computing (EuroHPC) voor de oprichting van een Artificial Intelligence (AI)-fabriek.

Vervroegde verkiezingen

Voor het organiseren van de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen wordt eenmalig 61 miljoen euro overgeboekt naar het Gemeentefonds en BES-fonds. Naar het Gemeentefonds wordt 60 miljoen euro overgeheveld voor de kosten die gemeentes maken voor het organiseren van verkiezingen en daarbovenop 1,1 miljoen euro specifiek naar de gemeente Den Haag voor de kiesgerechtigden die stemmen vanuit het buitenland. 78 duizend euro wordt overgeheveld naar de begroting van het BES-fonds.

Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed

Dit betreft een structurele overboeking van 8 miljoen euro naar de OCW-begroting voor de versterking van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (I-OE) voor 2026 en verder.

Omzetting IDO SPUK naar DU

Dit betreft een overboeking van het ministerie van BZK van 15 miljoen euro vanaf 2026. Het gaat om een bijdrage voor gemeenten voor het uitvoeren van laagdrempelige informatiepunten digitale overheid (IDO). Deze overboeking is het gevolg van de omzetting van een specifieke uitkering naar een decentralisatie-uitkering (DU).

Overboeking apparaatsbudget van BZK naar VRO

De ministeries van VRO en van BZK maken gebruik van één werkorganisatie, deze is onder het ministerie van BZK gepositioneerd. Vanaf 2026 wordt het beleidsdeel van de apparaatskosten op de begroting van het ministerie van VRO verantwoord. Het betreft de directe loonkosten van de beleidsdirecties van het ministerie van VRO, de kosten van externe inhuur, de kosten van de Landsadvocaat en de volledige kosten van de kasdiensten Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB) en Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW). De indirecte kosten voor bijvoorbeeld belastingen, reisbewegingen en de bedrijfsvoering blijven vooralsnog op de begroting van het ministerie van BZK staan. Deze overboeking betreft circa 365 miljoen euro cumulatief tot en met 2030.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft enkele overige overboekingen met andere begrotingen.

Technisch

Desaldering reisdocumentenstelsel RvIG

Binnen het reisdocumentenstelsel dat in beheer is bij RvIG is er een positief saldo van circa 37 miljoen ontstaan vanuit de leges-inkomsten. Dit saldo is ontstaan omdat er meer paspoorten en identiteitskaarten zijn uitgegeven dan verwacht gedurende de coronapandemie, tegelijkertijd waren de uitgaven lager door vertragingen. Dit saldo wordt teruggestort in een nog op te richten bestemmingsfonds bij RvIG. Het saldo wordt binnen het reisdocumentenstel ingezet voor o.a. het inzetten van live enrollment, dat is het vervangen van de papieren pasfoto door een digitale gezichtsopname.

Desaldering RIS

Jaarlijks wordt op basis van de jaarplanraming de uitgaven- en ontvangstenbudgetten van De Rijksinkoopsamenwerking (RIS) ingevoerd. Hier staan dus voor eenzelfde bedrag ontvangsten tegenover. De uitgaven hebben betrekking op de te leveren dienstverlening in 2025 die door de afnemers aan RIS zullen worden vergoed.

Desaldering OBF

Jaarlijks wordt op basis van de jaarplanraming de uitgaven- en ontvangstenbudgetten van de Organisatie voor Bedrijfsvoering en Financiën (OBF) ingevoerd. Hier staan dus voor eenzelfde bedrag ontvangsten tegenover. De uitgaven hebben betrekking op de te leveren dienstverlening in 2025 die door de afnemers aan OBF zullen worden vergoed.

Overige desalderingen

Dit betreft diverse desalderingen.

Overig technisch

Dit betreft enkele technische wijzigingen.

Ontvangsten

Technisch

Desaldering reisdocumentenstelsel RvIG

Binnen het reisdocumentenstelsel dat in beheer is bij RvIG is er een positief saldo van circa 37 miljoen ontstaan vanuit de leges-inkomsten. Dit saldo is ontstaan omdat er meer paspoorten en identiteitskaarten zijn uitgegeven dan verwacht gedurende de coronapandemie, tegelijkertijd waren de uitgaven lager door vertragingen. Dit saldo wordt teruggestort in een nog op te richten bestemmingsfonds bij RvIG. Het saldo wordt binnen het reisdocumentenstel ingezet voor o.a. het inzetten van live enrollment, dat is het vervangen van de papieren pasfoto door een digitale gezichtsopname.

Desaldering RIS

Jaarlijks wordt op basis van de jaarplanraming de uitgaven- en ontvangstenbudgetten van De Rijksinkoopsamenwerking (RIS) ingevoerd. Hier staan dus voor eenzelfde bedrag ontvangsten tegenover. De uitgaven hebben betrekking op de te leveren dienstverlening in 2025 die door de afnemers aan RIS zullen worden vergoed.

Desaldering OBF

Jaarlijks wordt op basis van de jaarplanraming de uitgaven- en ontvangstenbudgetten van de Organisatie voor Bedrijfsvoering en Financiën (OBF) ingevoerd. Hier staan dus voor eenzelfde bedrag ontvangsten tegenover. De ontvangsten hebben betrekking op de te leveren dienstverlening in 2025 die door de afnemers aan OBF zullen worden vergoed.

Overige desalderingen

Dit betreft diverse desalderingen.

Overig technisch

Dit betreft enkele technische wijzigingen.

Staten-Generaal

IIA STATEN-GENERAAL: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

294

287

274

285

266

265

       

Kasschuiven

‒ 2

2

    

Aanschaf ICT hardware

‒ 2

2

    
       

Overboekingen met andere begrotingen

0

     

Overboekingen met andere begrotingen

0

     
       

Technisch

0

0

0

0

0

0

Technisch

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

292

288

274

285

266

265

IIA STATEN-GENERAAL: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

4

4

4

4

4

4

       

Stand Miljoenennota

4

4

4

4

4

4

Uitgaven

Kasschuiven

Aanschaf ICT hardware

In verband met lange wachttijden bij de ICT-leverancier voor de aanschaf van hardware t.b.v. diverse werkomgevingen worden de middelen doorgeschoven naar 2026.

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft onder andere overboekingen naar de begrotingen van Financiën en BZK m.b.t. de Hogere Colleges van Staat.

Technisch

Dit betreft doorverdeling van loon- en prijsbijstelling.

Ontvangsten

Er zijn geen mutaties in de ontvangsten geweest sinds de Voorjaarsnota.

Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

IIB HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINETTEN: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

211

209

207

199

196

199

       

Intensiveringen

 

5

5

5

5

5

Uitbreiding mandaat Kiesraad: Kiesautoriteit

 

5

5

5

5

5

       

Kasschuiven

0

0

    

Kasschuiven

0

0

    
       

Overboekingen met andere begrotingen

0

1

1

   

Overboeking Groningenbudget Ombudsman

 

1

1

   

Overige overboekingen met andere begrotingen

0

     
       

Technisch

0

0

0

0

0

0

Technisch

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

211

215

212

204

201

204

IIB HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINETTEN: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

7

7

7

7

7

7

       

Stand Miljoenennota

7

7

7

7

7

7

Uitgaven

Intensiveringen

Uitbreiding mandaat Kiesraad: Kiesautoriteit

Vanaf 2026 zijn middelen (per jaar 5 miljoen structureel) gereserveerd voor de uitbouw van de Kiesraad tot Kiesautoriteit. Dit is een uitwerking van het in het HLA vastgelegde doel om de onafhankelijkheid van de Kiesraad te verstevigen en het mandaat uit te breiden tot een kiesautoriteit, ter bevordering van de betrouwbaarheid en robuustheid van het verkiezingsproces.

Kasschuiven

Dit betreft een enkele kasschuif van 2025 naar 2026 van 0,4 miljoen euro voor ICT-uitgaven bij de Nationale Ombudsman.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking Groningenbudget Ombudsman

In 2022 heeft de Nationale ombudsman de taken overgenomen van de Onafhankelijk Raadsman Groningen (OR). Daarvoor ontving de Nationale ombudsman van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een bijdrage van 500 duizend per jaar. De opdracht is verlengd en deze overboeking betreft de middelen voor 2026 en 2027.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft enkele overboekingen met andere begrotingen.

Technisch

Dit betreft technische reallocaties, waaronder de doorverdeling van de loon- en prijsbijstelling.

Ontvangsten

Er zijn geen mutaties in de ontvangsten geweest sinds de Voorjaarsnota.

Koninkrijksrelaties

IV KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

190

219

238

180

149

139

       

Kasschuiven

‒ 7

5

1

0

1

 

Onderhoud onderwijshuisvesting Curaçao

‒ 5

5

    

Overige kasschuiven

‒ 3

0

1

0

1

 
       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 4

‒ 2

‒ 2

   

Afdracht JenV aan SSO CN

3

     

Grenstoezicht

‒ 5

     

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 3

‒ 2

‒ 2

   
       

Technisch

1

0

0

0

0

0

Technisch

1

0

0

0

0

0

       

Niet-kaderrelevant

91

     

Leningen Curaçao en Sint Maarten

91

     
       

Stand Miljoenennota

270

222

237

180

150

139

IV KONINKRIJKSRELATIES: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

207

224

148

239

303

303

       

Technisch

1

     

Technisch

1

     
       

Niet-kaderrelevant

‒ 100

‒ 71

‒ 1

‒ 86

‒ 158

15

Raming aflossing uitstaande leningen Aruba, Curaçao en Sint Maarten

7

‒ 71

‒ 1

‒ 86

‒ 158

15

Herfinanciering leningen Curaçao en Sint Maarten

‒ 107

     
       

Stand Miljoenennota

108

153

147

153

145

318

Uitgaven

Kasschuiven

Onderhoud onderwijshuisvesting Curaçao

Het onderhoud aan scholen op Curaçao is onderdeel van de Landspakketten voor Curaçao. Een deel van de uitvoering zal nog doorlopen in 2026, waardoor 4,5 miljoen euro via een kasschuif van 2025 naar 2026 wordt doorgeschoven.

Overige kasschuiven

Hieronder vallen meerdere kasschuiven die cumulatief 3 miljoen euro doorschuiven naar latere jaren, waaronder 1 miljoen euro aan WaU-middelen.

Overboekingen met andere begrotingen

Afdracht JenV aan SSO CN

Dit betreft een overboeking van 3 miljoen euro in 2025 van het ministerie van JenV. Dit betreft een bijdrage aan de dienstverlening van Shared Service Organisatie Caribisch Nederland (SSO-CN)

Grenstoezicht

Dit betreft een overboeking van 4,5 miljoen euro in 2025 naar het ministerie van Financien. Er worden middelen overgeheveld naar Financiën ter bekostiging van Douane Nederland binnen het protocol Versterking Grenstoezicht.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft verschillende overboekingen met andere begrotingen.

Technisch

Dit betreft een technische reallocatie van middelen en een desaldering, waar hetzelfde bedrag aan ontvangsten tegenover staan.

Niet-kaderrelevant

Leningen Curaçao en Sint Maarten

Nederland verstrekt op basis van de in de Rijkswet financieel toezicht opgenomen zogenaamde lopende inschrijving, twee leningen aan Curaçao en Sint Maarten voor respectievelijk 75 en 15 miljoen euro ter financiering van investeringen.

Ontvangsten

Technisch

Dit betreft een technische reallocatie van middelen en een desaldering, waar hetzelfde bedrag aan uitgaven tegenover staan.

Niet-kaderrelevant

Raming aflossing leningen Aruba, Curaçao en Sint Maarten

Jaarlijks worden de aflossingen  op de liquiditeitsleningen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten geherwaardeerd tegen de actuele wisselkoers

Herfinanciering leningen Curaçao en Sint Maarten

In oktober 2025 lopen twee leningen af die in het kader van de schuldsanering in 2010 aan Curaçao en Sint Maarten zijn verstrekt. Het College financieel toezicht adviseert deze leningen (deels) te herfinancieren. Het voornemen tot herfinanciering is opgenomen in een Nota van Wijziging op de 1e suppletoire begroting. Dit kan maximaal leiden tot 107 miljoen euro minder ontvangsten in 2025 dan eerder geraamd.

BES-fonds

BES-FONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

97

96

97

99

101

104

       

Overboekingen met andere begrotingen

1

     

Overboekingen met andere begrotingen

1

     
       

Stand Miljoenennota

98

96

97

99

101

104

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft twee overboekingen. Een overboeking vanwege een verschil dat is ontstaan door rekensystematiek. Het gaat om een incidentele dekking vanwege toezeggingen richting de BES eilanden op basis waarvan zij hun begrotingen hebben opgesteld. De andere overboeking betreft een bijdrage voor het organiseren van de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen. Beide mutaties zijn een overboeking met de begroting van het ministerie van BZK.

Ontvangsten

Er zijn geen mutaties in de ontvangsten geweest sinds de Voorjaarsnota.

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

XXII VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

9.181

10.077

9.920

9.204

8.871

8.778

       

Intensiveringen

56

‒ 736

112

180

561

494

Terugdraaien huurbevriezing

135

381

492

492

492

492

Niet doorgaan boodschappenbonus

‒ 83

‒ 917

    

Doelgroepflexibele Regeling

  

23

89

67

 

Landelijke werking Fonds Duurzaam Funderingsherstel (FDF)

 

20

    

Niet doorgaan investering sociale huur

 

‒ 270

‒ 405

‒ 405

  

Voorfinanciering Social Climate Fund

 

47

    

Overige intensiveringen

5

3

3

4

3

2

       

Ombuigingen

‒ 29

‒ 59

‒ 61

‒ 2

‒ 2

‒ 2

Doelgroepflexibele Regeling

‒ 29

‒ 12

‒ 59

   

Dekking Social Climate Fund

 

‒ 47

    

Overige ombuigingen

 

0

‒ 2

‒ 2

‒ 2

‒ 2

       

Kasschuiven

‒ 81

0

33

24

12

12

SVVE

9

 

‒ 5

‒ 5

  

Aanpak funderingsschade

‒ 9

 

3

6

  

SAH vastrecht

‒ 13

1

1

1

1

8

Woningbouwimpuls

‒ 40

 

15

15

10

 

Overige kasschuiven

‒ 28

‒ 1

19

6

1

4

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 21

81

152

233

146

123

ISDE (Nij Begun maatregel 29)

2

2

24

24

24

24

Klimaatfonds

0

30

61

144

57

30

Overboeking apparaatsbudget van BZK naar VRO

 

85

82

80

80

80

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 23

‒ 35

‒ 14

‒ 14

‒ 14

‒ 11

       

Technisch

123

3

3

3

3

3

Desaldering ontvangsten NHG

91

     

Desaldering subsidie aardgasvrije huurwoningen

10

     

Overig technisch

21

3

3

3

3

3

       

Stand Miljoenennota

9.230

9.367

10.160

9.643

9.592

9.408

XXII VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

623

517

516

530

517

516

       

Technisch

123

3

3

3

3

3

Desaldering ontvangsten NHG

91

     

Desaldering subsidie aardgasvrije huurwoningen

10

     

Overig technisch

21

3

3

3

3

3

       

Stand Miljoenennota

746

520

519

533

520

519

Uitgaven

Intensiveringen

Terugdraaien huurbevriezing

Het wetsvoorstel om de huren te bevriezen in 2025 en 2026 is niet ingediend naar aanleiding van het advies van de Raad van State, de politieke ontwikkelingen en om rust en voortgang te brengen in de volkshuisvesting. Dit werkt door in hogere uitgaven voor de huurtoeslag (492 miljoen euro structureel).

Niet doorgaan boodschappenbonus

De incidentele verhoging in 2026 van de huurtoeslag met 1 miljard euro, de zogenaamde boodschappenbonus, vindt geen doorgang meer. Omdat de huurtoeslag voor januari 2026 in december 2025 wordt uitgekeerd, werkt dit zowel in 2025 (83,3 miljoen euro) als 2026 (916,7 miljoen euro) door.

Doelgroepflexibele Regeling

Om versneld tot (opstart)woningen te komen voor kwetsbare doelgroepen, waaronder spoedzoekers, ontheemden en vergunninghouders, wordt de Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen (SFT) uitgebreid. Gemeenten ontvangen in totaal 20.000 euro per nieuw te realiseren woning, waaronder een component voor sociaal beheer. Van de woningen moet 30% bestemd zijn voor statushouders en of ontheemden uit Oekraïne. Hiervoor wordt aanvullend € 79 miljoen euro beschikbaar gesteld, bovenop reeds beschikbare € 100 miljoen in de SFT (cumulatief € 179 miljoen).

Landelijke werking Fonds Duurzaam Funderingsherstel (FDF)

Het Fonds Duurzaam Funderingsherstel (FDF) krijgt landelijke werking. Stichting Volkshuisvesting Nederland ontvangt hiervoor in 2026 een bijdrage van 20 miljoen euro. Dit geld komt van de Aanvullende Post (AP).

Niet doorgaan investering sociale huur

Doordat het wetsvoorstel voor de huurbevriezing is vervallen zijn ook de gereserveerde middelen (270 miljoen euro voor 2026 en 405 miljoen voor 2027 en 2028) voor investeringen in sociale huur ter compensatie van de terugvallende huurinkomsten door de huurbevriezing komen te vervallen.

Voorfinanciering Social Climate Fund

Er wordt 47,16 miljoen euro toegevoegd aan het budget voor het Warmtefonds voor 2026. Hiermee worden onder andere middelen voorgefinancierd die bij het Social Climate Fund (SCF) zijn aangevraagd om mensen zonder leenruimte een lening te kunnen bieden. Voorfinanciering is nodig, omdat de budgetten uit het Social Climate Fund telkens na voltooiing van de activiteiten worden uitgekeerd. Door deze reallocatie is er naar verwachting voldoende budget tot en met augustus 2026. Bij voorjaarsbesluitvorming wordt bezien hoe het voorfinancieren van SCF-middelen over de gehele periode geregeld wordt.

Overige intensiveringen

Dit betreft de toedeling van de Loon- en Prijsontwikkeling (LPO) tranche 2025 (cumulatief tot en met 2030 circa 13 miljoen euro) voor de verduurzaming in Groningen en Noord-Drenthe en de toedeling van de LPO tranche 2025 voor het verplicht percentage recyclaat en bouwmaterialen (cumulatief tot en met 2030 circa 0,9 miljoen euro). Dit budget wordt overgeboekt vanuit de gereserveerde middelen op de Aanvullende Post. Ook betreft dit de oplossing voor de keteneffecten bij nabetalingen (cumulatief 4,8 miljoen euro tot en met 2030). Nabetalingen over uitkeringen kunnen leiden tot een piekinkomen in het jaar van de nabetaling. Dit piekinkomen kan zorgen voor lagere inkomensafhankelijke inkomensondersteuning en (hogere) terugvorderingen. Om deze ongewenste keteneffecten te verhelpen, worden nabetalingen vanaf 2028 niet langer meegenomen in het toetsingsinkomen. Dit zorgt voor hogere uitkeringslasten. Deze mutatie betreft de effecten op de huurtoeslag.

Ombuigingen

Doelgroepflexibele Regeling

Voor de doelgroepflexibele regeling wordt Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen uitgebreid en wordt een deel van de bestaande middelen (100 miljoen cumulatief) in het juiste kasritme geplaatst. 

Dekking Social Climate Fund

Ten behoeve van de voorfinanciering van middelen voor het Social Climate Fund (47 miljoen euro) bij het Nationaal Warmtefonds wordt dit bedrag overgeheveld vanuit de regeling DUMAVA (duurzaam maatschappelijk vastgoed). Bij de voorjaarsbesluitvorming wordt bezien of (een deel van) het budget terug kan vloeien naar DUMAVA in 2026.

Overige ombuigingen

Dit betreft de dekking voor de oplossing voor de keteneffecten bij nabetalingen bij de huurtoeslag (cumulatief 8,2 miljoen euro tot en met 2030).

Kasschuiven

SVVE

De subsidieaanvragen voor de subsidieregeling verduurzaming voor VVE's trekken aan. Op basis van de aanvragen tot nu en de prognose van RVO is meer kasbudget nodig. Deze kasschuif haalt middelen uit latere jaren naar voren (circa 9,3 miljoen euro) om in de extra vraag naar deze subsidie te kunnen voorzien.

Aanpak funderingsschade

Het kabinet heeft voor deze kabinetsperiode in totaal 56 miljoen euro vrijgemaakt voor de nationale aanpak funderingsproblematiek. Deze middelen zijn evenredig verdeeld over de periode 2025-2028. Omdat de nationale aanpak stapsgewijs steeds verder wordt uitgebouwd, en het bijvoorbeeld tijd kost om afspraken te maken voor gebiedsgerichte ondersteuning, is het ritme van de kasmiddelen op de begroting niet passend bij de voorziene uitgaven. Deze kasschuif (circa 9,3 miljoen euro) zet de middelen daarom in een realistischer ritme.

SAH vastrecht

De subsidie voor vastrecht warmtenetten is opengesteld en het gehele budget is aangevraagd. Bij aanvraag wordt 50% subsidie toegekend. Het budget wordt op basis van de uitfinanciering en vaststelling in het juiste kasritme gezet (circa 13 miljoen euro).

Woningbouwimpuls

Dit betreft een schuif van de kas- en verplichtingenruimte om een deel van de Woningbouwimpuls (WBI)-middelen (40 miljoen euro) in 2025 in een realistischer ritme te zetten.

Overige kasschuiven

Deze post bevat nog een aantal kasschuiven, waaronder een kasschuif voor de stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) van 8,6 miljoen euro. Eind 2024 is de regeling aangepast met ook de mogelijkheid van subsidie voor vastrecht warmtenetten. Er is meer subsidie aangevraagd ten opzichte van de raming en tevens is het volume van de aanvragen groter. Hiervoor wordt kasbudget naar voren gehaald. Ook vindt er een kasschuif plaats voor het amendement-Rooderkerk (36600 XXII, nr. 60) van circa 8,4 miljoen euro. Voor dit amendement is € 10 mln. beschikbaar gesteld voor niet-commerciële organisaties om lokale initiatieven, zoals coachings- en fixingsaanpak (FIXbrigades) in te zetten voor huishoudens die te maken hebben met energiearmoede. Dit heeft geleid tot een programma met een looptijd van vier jaar. Het budget wordt op basis van de subsidieaanvragen voor Actienetwerk Energiehulp en uitfinanciering in het juiste kasritme gezet.

Overboekingen met andere begrotingen

ISDE (Nij Begun maatregel 29)

Voor maatregel 29 van Nij Begun wordt isolatiebudget van ISDE (investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing) beschikbaar gesteld, in totaal 127,5 miljoen euro voor de jaren 2025-2030. Een deel van het overeengekomen budget is reeds eerder overgeheveld vanuit het ministerie van KGG, nu gebeurt dat voor het resterende deel (circa 98 miljoen euro).

Klimaatfonds

Dit betreft diverse overboekingen van Klimaatfondsmiddelen van en naar andere begrotingen. Zo worden er middelen vanuit VRO overgemaakt naar diverse departementen ten behoeve van de verduurzaming van Rijksvastgoed, bijvoorbeeld naar het ministerie van Asiel en Migratie voor een bijdrage van circa 22 miljoen euro aan de verduurzaming van de rijksgebouwen van het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA).

Overboeking apparaatsbudget van BZK naar VRO

De ministeries van VRO en van BZK maken gebruik van één werkorganisatie, deze is onder het ministerie van BZK gepositioneerd. Vanaf 2026 wordt het beleidsdeel van de apparaatskosten op de begroting van het ministerie van VRO verantwoord. Het betreft de directe loonkosten van de beleidsdirecties van het ministerie van VRO, de kosten van externe inhuur, de kosten van de Landsadvocaat en de volledige kosten van de kasdiensten Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB) en Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW). De indirecte kosten voor bijvoorbeeld belastingen, reisbewegingen en de bedrijfsvoering blijven vooralsnog op de begroting van het ministerie van BZK staan. Deze overboeking betreft circa 365 miljoen euro cumulatief tot en met 2030.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Deze post betreft tientallen kleinere overboekingen van en naar andere begrotingen, waaronder een overboeking van BZK naar VRO voor het Nationale Programma Lokale Warmtetransitie (cumulatief circa 20,5 miljoen euro tot en met 2030).

Technisch

Desaldering ontvangsten NHG

Jaarlijks betaalt de Stichting Waarborgfonds Eigenwoning (WEW) voor de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) een achterborgvergoeding (van 0,3%) aan de Staat. Deze mutatie zorgt ervoor dat de ontvangsten worden geraamd en deze kunnen worden doorgestort naar de risicovoorziening.(circa 91,5 miljoen euro).

Desaldering subsidie aardgasvrije huurwoningen

De subsidieregeling aardgasvrije huurwoningen is eind 2024 aangepast zodat de subsidie nu ook kan worden aangevraagd voor vastrecht warmtenetten. Een groot aantal aanvragers heeft daardoor een nieuwe aanvraag ingediend. Van deze dubbele aanvragers worden de reeds aangevraagde subsidies verrekend met de nieuwe aanvraag. De terugontvangsten worden gedesaldeerd en voor deze aanvragers ingezet (circa 10 miljoen euro).

Overig technisch

Deze post betreft technische reallocaties van middelen en diverse desalderingen. Er is een desaldering voor aardgasvrije proeftuinen van circa 5 miljoen euro. Een aantal aardgasvrije proeftuinen zijn vastgesteld en afgerekend. De terugontvangsten worden gedesaldeerd voor aanvullende aanvragen van aardgasvrije wijken. Daarnaast is er een desaldering van circa 5 miljoen euro voor de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen (RHA). Een deel van de projecten die een aanvraag hebben gedaan voldoet niet meer aan de eisen van de RHA. Deze middelen zijn vanuit een aantal gemeenten teruggevorderd en worden gedesaldeerd en toegevoegd aan het budget voor de RHA 2025.

Ontvangsten

Technisch

Desaldering ontvangsten NHG

Jaarlijks betaalt de Stichting Waarborgfonds Eigenwoning (WEW) voor de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) een achterborgvergoeding (van 0,3%) aan de Staat. Deze mutatie zorgt ervoor dat de ontvangsten worden geraamd en deze kunnen worden doorgestort naar de risicovoorziening.(circa 91,5 miljoen euro).

Desaldering subsidie aardgasvrije huurwoningen

De subsidieregeling aardgasvrije huurwoningen is eind 2024 aangepast zodat de subsidie nu ook kan worden aangevraagd voor vastrecht warmtenetten. Een groot aantal aanvragers heeft daardoor een nieuwe aanvraag ingediend. Van deze dubbele aanvragers worden de reeds aangevraagde subsidies verrekend met de nieuwe aanvraag. De terugontvangsten worden gedesaldeerd en voor deze aanvragers ingezet (circa 10 miljoen euro).

Overig technisch

Deze post betreft technische reallocaties van middelen en diverse desalderingen. Er is een desaldering voor aardgasvrije proeftuinen van circa 5 miljoen euro. Een aantal aardgasvrije proeftuinen zijn vastgesteld en afgerekend. De terugontvangsten worden gedesaldeerd voor aanvullende aanvragen van aardgasvrije wijken. Daarnaast is er een desaldering van circa 5 miljoen euro voor de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen (RHA). Een deel van de projecten die een aanvraag hebben gedaan voldoet niet meer aan de eisen van de RHA. Deze middelen zijn teruggevorderd en worden gedesaldeerd en toegevoegd aan het budget voor de RHA 2025.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

60.323

56.936

58.994

56.878

56.650

56.328

       

Meevallers

0

0

‒ 3

‒ 1

‒ 1

‒ 1

Meevaller ZMS

0

0

‒ 3

‒ 1

‒ 1

‒ 1

       

Intensiveringen

2

0

91

178

178

179

Wetsvoorstel studiefinanciering CN

2

0

1

1

1

1

Terugdraaien afschaffen onderwijskansenregeling

  

90

177

177

177

Overige intensiveringen

0

0

0

0

0

1

       

Ombuigingen

‒ 2

‒ 2

‒ 1

‒ 1

‒ 1

‒ 1

Dekking wetsvoorstel Studiefinanciering CN

‒ 2

0

‒ 1

‒ 1

‒ 1

‒ 1

Amendement van Kent (externe inhuur)

 

‒ 2

    
       

Kasschuiven

‒ 66

0

52

34

‒ 47

27

Kasschuif NGF Ontwikkelkracht

‒ 4

‒ 14

0

18

  

Kasschuif NGF CIIIC

‒ 14

‒ 5

20

0

0

0

Kasschuif NGF LLO-Katalysator

‒ 23

14

6

3

1

 

Kasschuif NGF Biotech Booster

 

‒ 14

1

2

0

12

Kasschuif NGF Npuls

 

8

23

13

‒ 45

 

Overige kasschuiven

‒ 24

12

2

‒ 2

‒ 3

15

       

Overboekingen met andere begrotingen

0

88

150

136

84

41

Uitvoeringskosten DUS-I

‒ 4

‒ 17

    

Nationaal Groeifonds

 

98

142

130

77

34

Stelselversterking Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed

 

8

8

8

8

8

Overige overboekingen met andere begrotingen

3

‒ 1

‒ 1

‒ 2

‒ 1

0

       

Technisch

14

11

11

11

11

11

Desalderingen

14

11

11

11

11

11

Overig technisch

0

0

0

0

0

0

       

Niet-kaderrelevant

   

2

2

1

Niet-kaderrelevant

   

2

2

1

       

Stand Miljoenennota

60.271

57.033

59.293

57.237

56.876

56.584

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

3.314

2.470

3.297

2.679

2.730

2.760

       

Meevallers

14

     

Suppletieregeling coronasteun Fonds Podiumkunsten

13

     

Overige meevallers

1

     
       

Technisch

14

11

11

11

11

11

Desalderingen

14

11

11

11

11

11

       

Stand Miljoenennota

3.343

2.481

3.307

2.689

2.740

2.771

Uitgaven

Meevallers

Meevaller ZMS

Binnen het Nationaal Groeifondsproject Big Chemistry voor Zelfdenkende Moleculaire Systemen (ZMS) is in 2024 beschikt in een onjuist bevoorschottingsritme. Via het ontvangstenbudget worden deze middelen teruggevorderd.

Intensiveringen

Wetsvoorstel studiefinanciering CN

De normbedragen en de uitwonende beurs voor de studiefinanciering in Caribisch Nederland (CN) worden aangepast.

Terugdraaien afschaffen onderwijskansenregeling

De onderwijskansenregeling geeft extra geld aan scholen in het voortgezet onderwijs met veel leerlingen met risico op leerachterstanden. Met deze middelen kunnen scholen gerichte ondersteuning bieden om onderwijsachterstanden tegen te gaan. In de Voorjaarsnota 2025 was opgenomen dat deze regeling wordt afgeschaft. Dit voorstel wordt teruggedraaid.

Overige intensiveringen

Dit betreft een intensivering voor diversiteit en inclusie in de Beethovenregio (cumulatief 0,8 miljoen euro), waaronder de instroom van meer vrouwen en andere doelgroepen in de techniek. Daarnaast wordt er geïntensiveerd (0,7 mln.) om ongewenste keteneffecten op de aanvullende beurs in de studiefinanciering te verhelpen.

Ombuigingen

Dekking wetsvoorstel Studiefinanciering CN

Ter dekking van de aanpassing van de normbedragen en uitwonende beurs voor de studiefinanciering in Caribisch Nederland (CN) wordt omgebogen op het opdrachtenbudget van artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneducatie, de compensatie voor loon- en prijsontwikkeling van artikel 4 en de lumpsum bekostiging van artikelen 4 Beroepsonderwijs en volwasseneducatie, 6 en 7 Hoger onderwijs.

Amendement Van Kent (externe inhuur)

De dekking voor het amendement Van Kent is gevonden in het incidenteel taakstellend verlagen van de uitgaven aan externe inhuur in 2026. Deze dekking is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van OCW is in 2026 incidenteel verlaagd met 1,9 miljoen euro ten behoeve van het compenseren van medewerkers bij sociaal-ontwikkelbedrijven in 2025.

Kasschuiven

Kasschuif NGF Ontwikkelkracht

Het programma Ontwikkelkracht investeert in het lerend vermogen van het onderwijs door te bouwen aan een stevige kennisinfrastructuur voor het funderend onderwijs. Vanwege vertraging in de opstartfase in 2022 worden de middelen voor dit Nationaal Groeifonds (NGF) project in het juiste ritme gezet waarmee het aansluit op de uitvoering van het programma.

Kasschuif NGF CIIIC

De Creative Industries Immersive Impact Coalition (CIIIC) is er om makers, onderzoekers, bedrijven en overheden te ondersteunen om hun kansen in Immersive experiences (IX) optimaal te benutten. In de opstartfase heeft het project vertraging opgelopen. Daarom is het nodig het kasritme aan te passen.

Kasschuif NGF LLO-Katalysator

Het doel van de nationale Leven Lang Ontwikkeling (LLO)-katalysator is een impuls te geven aan de ontwikkeling van bij-, op- en omscholingsaanbod. Met deze kasschuif worden de uitgaven van de reeds aangegane verplichtingen in het juiste ritme gezet.

Kasschuif NGF Biotech Booster

Biotech Booster is een verbond van kennisinstellingen en bedrijven om kennis over biotechnologie beter om te zetten in bedrijvigheid en toepassingen. Op basis van de tweede subsidieronde is duidelijk geworden in welke jaren de toegekende projecten uitgevoerd zullen worden. Met deze kasschuif sluit het kasritme daarop aan.

Kasschuif NGF Npuls

Npuls is een samenwerkingsprogramma van het (publieke) mbo-, hbo en wo-onderwijs in Nederland, en de IT-coöperatie SURF. Door het programma kunnen zij de kwaliteit van het onderwijs verbeteren, de wendbaarheid en toegankelijkheid van het onderwijs(aanbod) vergroten en de digitale vaardigheden van studenten en docenten verbeteren. Met deze kasschuif wordt een door de NGF-commissie gevraagde versnelling in het programma mogelijk gemaakt.

Overige kasschuiven

Dit zijn kasschuiven op de budgetten voor onder andere de NGF-projecten Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting, Impuls Open Leermateriaal (IOL), Techkwadraat en Zelfdenkende Moleculaire Systemen (ZMS). Daarnaast gaat het om kasschuiven op de budgetten voor het Delta Climate Center, DUO en de Raad voor de rechtspraak en diverse kleinere kasschuiven.

Overboekingen met andere begrotingen

Uitvoeringskosten DUS-I

Dit betreft een overboeking van OCW naar VWS voor de uitvoeringskosten van DUS-I in 2025 en 2026.

Nationaal Groeifonds

Dit betreffen overboekingen voor de tweede tranche NGF projecten Ontwikkelkracht (cumulatief 82 miljoen euro), Npuls (cumulatief 245 miljoen euro) en Biotech Booster (cumulatief 196 miljoen euro).

Stelselversterking Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed

Dit betreft een overboeking van BZK naar OCW voor de versterking van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreffen meerdere kleine overboekingen tussen OCW en verschillende departementen, onder andere voor de uitvoering van het programma generieke projectportfolio (5 miljoen euro) van BZK en de aanvraag van cofinanciering bij European High Performance Computing (EuroHPC) voor de oprichting van een AI-fabriek aan EZ (cumulatief 4 miljoen euro).

Technisch

Desalderingen

De grootste mutatie betreft een desaldering op artikel 14 Cultuur van 11 miljoen euro. Subsidies voor monumenteninstandhouding worden gemiddeld na zeven jaar definitief vastgesteld. De vaststelling is doorgaans lager dan de toegekende bedragen. Hierdoor ontstaat budgettaire ruimte. Deze ruimte wordt via deze desaldering ingezet voor de Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (SIM).

Overig technisch

Hieronder vallen technische mutaties en interne overboekingen. Deze maatregelen hebben geen effect op totaalniveau op de begroting.

Niet-kaderrelevant

Oplossing keteneffecten bij nabetalingen in studiefinanciering

Nabetalingen over uitkeringen kunnen leiden tot een piekinkomen in het jaar van de nabetaling. Dit piekinkomen kan zorgen voor lagere inkomensafhankelijke inkomensondersteuning en (hogere) terugvorderingen. Om deze ongewenste keteneffecten te verhelpen, worden nabetalingen vanaf 2028 niet langer meegenomen in het toetsingsinkomen. Dit zorgt voor hogere uitkeringslasten op verschillende regelingen binnen de Rijksbegroting. Deze mutatie betreft de effecten op de aanvullende beurs in de studiefinanciering.

Ontvangsten

Meevallers

Suppletieregeling coronasteun Fonds Podiumkunsten

Van de middelen die aan het Fonds Podiumkunsten zijn verstrekt met de vierde suppletieregeling voor coronasteun is een bedrag onbenut gebleven. Dit bedrag is nu terugbetaald.

Overige meevallers

Er is een incidentele extra afrekening in 2025 op de ontvangsten van artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie voor de specifieke uitkering (SPUK) Educatie.

Technisch

Desalderingen

Dit betreft hoofdzakelijk een desaldering op artikel 14 Cultuur vanwege een lagere vaststelling van de subsidie voor monumenteninstandhouding.

Financiën (inclusief Nationale Schuld)

Financiën

IX FINANCIEN: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

30.776

29.201

11.952

10.695

10.448

10.322

       

Intensiveringen

38

0

0

0

0

0

Vertragingsrente TEM

28

     

Aanvullende Post opvraag Box 3

10

     

Overige intensiveringen

0

0

0

0

0

0

       

Ombuigingen

 

‒ 11

    

Amendement van Kent (externe inhuur)

 

‒ 11

    
       

Kasschuiven

‒ 217

9

201

6

0

0

Kasschuif FSV/MSNP

‒ 15

 

15

   

Kasschuiven Toeslagen Herstel

‒ 180

10

170

   

Overige kasschuiven

‒ 22

0

16

6

0

0

       

Overboekingen met andere begrotingen

12

47

8

5

5

4

Overboekingen BCF

12

26

1

0

0

0

Overige overboekingen met andere begrotingen

0

22

7

4

4

4

       

Technisch

282

231

230

232

233

234

Bijstelling Btw-compensatiefonds

205

202

226

227

229

229

Desalderingen

77

29

4

4

4

4

Overig technisch

0

0

0

0

0

0

       

Niet-kaderrelevant

‒ 1.604

‒ 5.587

259

‒ 35

‒ 183

21

Schade-uitkering ekv

43

13

13

13

13

13

Belasting- en invorderingsrente

‒ 3

91

139

‒ 6

‒ 4

0

ESM-kapitaalsleutel

‒ 253

253

    

Kasschuif lening TenneT

‒ 1.400

1.400

    

Schuif middelen Invest-NL naar Invest International

 

150

100

‒ 50

‒ 200

 

Vrijval lening TenneT

 

‒ 7.500

    

Overig niet-kaderrelevant

9

6

8

8

8

8

       

Stand Miljoenennota

29.288

23.891

12.651

10.902

10.503

10.580

IX FINANCIEN: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

3.913

4.037

4.520

4.464

4.662

4.695

       

Meevallers

20

     

Meevaller boetes en schikkingen

20

     
       

Generaal dossier

23

     

Dividenden staatsdeelnemingen

23

     
       

Technisch

77

29

4

4

4

4

Desalderingen

77

29

4

4

4

4

       

Niet-kaderrelevant

702

‒ 19

‒ 186

‒ 394

‒ 388

‒ 371

Verkoop aandelen ABN AMRO

901

     

Belasting- en invorderingsrente

‒ 14

‒ 57

‒ 52

‒ 18

‒ 12

5

Renteontvangsten lening TenneT

‒ 44

‒ 135

‒ 274

‒ 279

‒ 279

‒ 279

Dividenden financiële staatsdeelnemingen

‒ 150

‒ 46

‒ 103

‒ 105

‒ 105

‒ 105

Ontvangsten CBAM

 

211

237

   

Overig niet-kaderrelevant

8

8

8

8

8

8

       

Stand Miljoenennota

4.735

4.047

4.339

4.075

4.279

4.328

Uitgaven

Intensiveringen

Vertragingsrente TEM

Er zijn nabetalingen gedaan over de Traditionele Eigen Middelen (TEM) aan de Europese Commissie. De corresponderende vertragingsrente op de nabetalingen bedraagt circa 28 miljoen euro.

Aanvullende Post opvraag Box 3

Dit betreft een toevoeging van 10 miljoen euro op de begroting vanaf de Aanvullende Post (AP) voor uitvoeringskosten van de Belastingdienst voor het rechtsherstel van Box 3.

Overige intensiveringen

Dit betreft meerdere beperkte intensiveringen waaronder de loon- en prijsontwikkeling (lpo) overheveling vanaf de AP voor de Belangenbehartiger.

Ombuigingen

Amendement van Kent (externe inhuur)

De dekking voor het amendement van Kent is gevonden in het incidenteel taakstellend verlagen van de uitgaven aan externe inhuur in 2026. Deze dekking is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van Financiën is in 2026 incidenteel verlaagd met 11 miljoen euro ten behoeve van het compenseren van medewerkers bij sociaal-ontwikkelbedrijven in 2025.

Kasschuiven

Kasschuif FSV/MSNP

Er vindt een kasschuif van 15 miljoen euro plaats om verwachte problematiek in  het kader van Fraude Signalering Voorziening (FSV) en de hieraan gerelateerde Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) en Risico Analyse Model (RAM) - dossiers doorgang te kunnen laten vinden.

Kasschuiven Toeslagen Herstel

Per saldo wordt circa 180 miljoen euro voor Toeslagen Herstel verschoven van 2025 naar 2026 en 2027. Om de verwachte declaraties vanuit gemeenten ten behoeve van de brede hulp aan toeslagengedupeerden in 2025 te kunnen voldoen worden middelen naar voren gehaald, voor de uitvoering van de routes voor aanvullende schade worden middelen naar latere jaren geschoven omdat het moment van uitvoering later valt dan eerder verondersteld.

Overige kasschuiven

Dit betreft meerdere beperkte kasschuiven binnen Dienst Toeslagen en de Belastingdienst.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboekingen BCF

Dit betreft verschillende overboekingen van andere begrotingen naar het Btw-compensatiefonds (BCF).

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft verschillende overboekingen met andere begrotingen.

Technisch

Bijstelling Btw-compensatiefonds

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het BCF op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, betalingen van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Desalderingen

Dit betreft een totaal van meerdere desalderingen waaronder een bijstelling op de exportkredietverzekeringen (ekv) premies. Hiertegenover staan evenredige ontvangsten.

Overig technisch

Dit betreft enkele technische mutaties die per saldo op nul sluiten.

Niet-kaderrelevant

Schade-uitkering ekv

De raming voor de niet-definitieve schades ekv wordt in 2025 opwaarts bijgesteld met 43 miljoen euro. Omdat de ekv een vraaggestuurd instrument is kan de uiteindelijke stand van de niet-definitieve schades afwijken van de ramingen. Gezien ook in voorgaande jaren de realisatie hoger was dan geraamd, wordt ook de meerjarenraming van de niet-definitieve schades opwaarts bijgesteld met structureel 13 miljoen euro.

Belasting- en invorderingsrente

De raming van de belasting- en invorderingsrente wordt geactualiseerd naar aanleiding van de nieuwe raming van de korte rente uit de Macro Economische Verkenning (MEV) van CPB. Verder is verwerkt dat bij het rechtsherstel box 3, naar aanleiding van de Hoge Raad uitspraken, conform huidige wetgeving in bepaalde situaties ook belastingrente vergoed zal moet worden. Daarnaast is beleid over de belasting- en invorderingsrente uit de augustusbesluitvorming meegenomen.

ESM-kapitaalsleutel

De toetreding van Kroatië tot het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) startte het proces om de ESM-kapitaalsleutel te herzien. Nederland heeft toentertijd de aanvullende kapitaalstorting voor 2025 begroot om, indien nodig, voorafgaand aan de uiterlijke wijziging van de kapitaalsleutel op 1 januari 2026 de storting te kunnen doen. De verwachting is dat betaling van de aanvullende storting pas in 2026 nodig zal zijn, daarom wordt de reservering van 253 miljoen euro van 2025 naar 2026 geschoven.

Kasschuif lening TenneT

Een bedrag van 1,4 miljard euro van de leningsfaciliteit van 2025 wordt doorgeschoven naar 2026 omdat een aantal investeringsuitgaven is verschoven in de tijd. Deze kasschuif is niet relevant voor het EMU-saldo.

Schuif middelen Invest-NL naar Invest International

Om de continuïteit van de activiteiten van Invest International op de korte termijn te waarborgen wordt 150 miljoen euro in 2026 en 100 miljoen euro in 2027 beschikbaar gesteld aan Invest International. Deze middelen zijn afkomstig van de begrotingsmiddelen voor Invest-NL uit 2028 en 2029. Dit is niet relevant voor het EMU-saldo.

Vrijval lening TenneT

Met de garantie voor TenneT is inmiddels een structurele oplossing geïmplementeerd voor de financiering van TenneT Nederland. Daarmee vervalt het eerder geraamde deel van de lening dat nodig was voor TenneT Nederland in 2026 van 7,5 miljard euro.

Overig niet-kaderrelevant

Dit betreft enkele niet-kaderrelevante mutaties waaronder een bijstelling op de schadeloosstelling SNS REAAL Holding (SRH) en een bijstelling binnen de ekv die per saldo met de ontvangsten op nul sluit.

Ontvangsten

Meevallers

Meevaller boetes en schikkingen

De realisatie van de boetontvangsten is hoger dan verwacht, om deze reden wordt de raming met 20 miljoen euro bijgesteld.

Generaal dossier

Dividenden staatsdeelnemingen

De dividendraming van de niet-financiële staatsdeelnemingen wordt aangepast als gevolg van de huidige marktomstandigheden.

Technisch

Desalderingen

Dit betreft een totaal van meerdere desalderingen waaronder een bijstelling op de ekv premies. Hiertegenover staan evenredige uitgaven.

Niet-kaderrelevant

Verkoop aandelen ABN AMRO

De Staat bouwt, via NL Financial Investments (NLFI), haar belang in ABN AMRO af. De verwachte ontvangsten nemen met 901 miljoen euro toe als gevolg van de verkoop van aandelen ABN AMRO door de Staat.

Belasting- en invorderingsrente

De raming van de belasting- en invorderingsrente wordt geactualiseerd naar aanleiding van de nieuwe raming van de korte rente uit de MEV van CPB. Verder is verwerkt dat bij het rechtsherstel box 3, naar aanleiding van de Hoge Raad uitspraken, conform huidige wetgeving in bepaalde situaties ook belastingrente vergoed zal moet worden. Daarnaast is beleid over de belasting- en invorderingsrente uit de augustusbesluitvorming meegenomen.

Renteontvangsten lening TenneT

Omdat voor TenneT Nederland de instellingsgarantie is geïmplementeerd wordt de reservering voor de lening voor TenneT neerwaarts bijgesteld. Doordat er minder wordt geleend, worden de renteontvangsten ook naar beneden bijgesteld met structureel 279 miljoen euro.

Dividenden financiële staatsdeelnemingen

De dividendraming wordt aangepast naar de meest recente informatie over het verwachte dividend van de financiële staatsdeelnemingen. In samenhang met de afbouw van het belang van de Staat in ABN, wordt vanaf 2026 het dividend met 46 miljoen euro naar beneden bijgesteld en voor de jaren erna zijn de dividenden structureel met ongeveer 105 miljoen euro naar beneden bijgesteld. De opbrengsten (verkoop tot dat moment en rente-effect op de staatsschuld) worden voor het lopende jaar verwerkt bij de Najaarsnota 2025.

Ontvangsten CBAM

Het CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism) betreft een instrument geïntroduceerd door de Europese Commissie voor koolstofcorrectie aan de Europese buitengrens. Vanaf 1 januari 2026 moeten toegelaten importeurs een prijs gaan betalen voor de CO2 die is uitgestoten bij de productie van de geïmporteerde CBAM-goederen.

Overig niet-kaderrelevant

Dit betreft enkele niet-kaderrelevante mutaties waaronder een bijstelling binnen de ekv die per saldo met de uitgaven op nul sluit.

Nationale Schuld

IXA NATIONALE SCHULD: UITGAVEN

IXA Nationale Schuld (Transactiebasis): Uitgaven

      

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

32.243

43.238

49.864

50.997

51.732

50.969

       

Overboekingen met andere begrotingen

1

1

0

0

0

0

Overboekingen met andere begrotingen

1

1

0

0

0

0

       

Niet-kaderrelevant

‒ 606

‒ 791

‒ 947

‒ 787

‒ 641

2.425

Aflossing vaste schuld

‒ 2

‒ 3

‒ 3

‒ 2

‒ 1

2.713

Rente vaste schuld

‒ 135

5

‒ 179

‒ 230

‒ 211

‒ 178

Rentelasten kasbeheer

‒ 163

‒ 412

‒ 420

‒ 304

‒ 240

‒ 34

Rente vlottende schuld

‒ 306

‒ 381

‒ 345

‒ 251

‒ 189

‒ 76

       

Stand Miljoenennota

31.638

42.447

48.918

50.210

51.091

53.394

IXA NATIONALE SCHULD: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

81.515

97.735

85.756

81.444

76.563

79.005

       

Niet-kaderrelevant

‒ 8.521

49

‒ 11.943

‒ 2.103

‒ 2.454

‒ 696

Ontvangen aflossingen

21

6

6

4

1

‒ 1

Mutaties in rekening courant en deposito

‒ 1.207

‒ 1.057

‒ 2.208

‒ 2.517

‒ 2.996

‒ 2.986

Mutatie vlottende schuld

‒ 7.340

     

Uitgifte vaste schuld

 

1.099

‒ 9.741

410

541

2.290

Overig niet-kaderrelevant

6

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

72.995

97.784

73.814

79.341

74.109

78.309

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft meerdere beperkte overboekingen vanuit Financiën (9B), onder andere voor de prijsbijstelling.

Niet-kaderrelevant

Aflossing vaste schuld

De geraamde aflossing van de vaste schuld neemt van 2025 tot en met 2029 licht af vanwege de gewijzigde raming van de dollarkoers door het Centraal Planbureau (CPB). De geraamde aflossing van de vaste schuld neemt in 2030 toe met 2,7 miljard euro vanwege de uitgifte van nieuwe schuld die in dat jaar afloopt.

Rente vaste schuld

De raming van de rente over de vaste schuld neemt in 2025 af met 135 miljoen euro omdat de geraamde schulduitgifte later in het jaar plaatsvindt dan eerder geraamd. In de jaren 2027 tot en met 2030 neemt de geraamde rente op de vaste schuld af met in totaal 798 miljoen euro vanwege een daling van het geraamde kastekort.

Rentelasten kasbeheer

De geraamde rentelasten van het kasbeheer dalen van 2025 tot en met 2030 met in totaal 1,6 miljard euro als gevolg van een lagere raming van de korte rente door het CPB en een nieuwe raming van de mutaties in rekeningen-courant en deposito’s van de sociale fondsen.

Rente vlottende schuld

De raming van de rente over de vlottende schuld neemt van 2025 tot en met 2030 af met in totaal 1,5 miljard euro vanwege een daling van het geraamde kastekort en een gewijzigde raming van de korte rente door het CPB.

Ontvangsten

Niet-kaderrelevant

Ontvangen aflossingen

Op basis van de actuele standen wordt de raming van de ontvangen aflossingen van agentschappen, RWT’s en derden van 2025 tot en met 2029 naar boven en in 2030 naar beneden bijgesteld.

Mutatie in rekening-courant en deposito

De raming van de mutaties van de standen van de rekeningen-courant en deposito’s van de deelnemers van schatkistbankieren wijzigt als gevolg van een nieuwe raming van deze mutaties voor de sociale fondsen.

Mutatie vlottende schuld

De geraamde mutatie van de vlottende schuld is in 2025 met 7,3 miljard euro naar beneden bijgesteld vanwege een daling van het geraamde kastekort in dit jaar. Wijzigingen in de financieringsbehoefte in het lopende jaar worden zo veel mogelijk opgevangen op de geldmarkt.

Uitgifte vaste schuld

De geraamde uitgifte van vaste schuld is in 2026 toegenomen met 1,1 miljard euro en in 2027 afgenomen met 9,7 miljard euro vanwege een gewijzigde raming van het kassaldo voor deze jaren. Ook in 2028 en 2029 neemt de uitgifte van vaste schuld hierdoor toe. In 2030 wordt er daarnaast meer uitgifte van vaste schuld geraamd vanwege de uitgifte van vaste schuld die in dat jaar moet worden afgelost.

Overig niet-kaderrelevant

Deze post bestaat uit diverse niet-kaderrelevante mutaties die onder de ondergrens vallen.

Defensie (inclusief Defensiematerieelbegrotingsfonds)

Defensie

X DEFENSIE: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

 

*** CONCEPT ***

     

Stand Voorjaarsnota

15.155

13.271

12.620

11.845

11.941

12.055

       

Kasschuiven

‒ 114

    

114

Kasschuif NFE

‒ 114

    

114

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 133

‒ 6

‒ 32

‒ 28

‒ 28

‒ 34

Overboekingen met Defensiematerieelbegrotingsfonds

‒ 135

‒ 19

‒ 46

‒ 42

‒ 42

‒ 49

Ontvlechting Defensie uit HGIS

 

0

0

0

0

0

Overige overboekingen met andere begrotingen

3

14

14

14

14

14

       

Kadercorrecties

  

‒ 375

‒ 375

‒ 375

‒ 375

Vrijval begrotingsgefinancierde militaire pensioenen

  

‒ 375

‒ 375

‒ 375

‒ 375

       

Technisch

1

0

0

0

0

0

Desalderingen

1

     

Overig technisch

0

0

0

0

0

0

       

Niet-kaderrelevant

0

8.150

‒ 250

0

0

0

Affinanciering Begrotingsgefinancierde militaire pensioenen

 

8.150

    

Oekraïnesteun uit eigen voorraad

  

‒ 250

   

Overig niet-kaderrelevant

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

14.910

21.415

11.962

11.442

11.538

11.760

X DEFENSIE: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

 

*** CONCEPT ***

     

Stand Voorjaarsnota

297

279

388

148

148

148

       

Technisch

2

0

0

0

0

0

Desalderingen

1

     

Overig technisch

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

299

279

389

148

148

148

Uitgaven

Kasschuiven

Kasschuif NFE

Dit betreft een kasschuif ten behoeve van het Nationaal Fonds Ereschuld (NFE). Voor NFE heeft een belastingteruggave plaatsgevonden in 2025. Het overschot dat hierdoor in 2025 ontstond, is daarom met een kasschuif doorgeschoven naar 2030 als reservering voor de in latere jaren te verwachten uit te keren schadevergoedingen.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboekingen met Defensiematerieelbegrotingsfonds

Er zijn diverse herschikkingen gedaan tussen de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF). Zo worden er middelen overgeheveld voor het instandhouden van infrastructuur en vastgoed (incidenteel 82 miljoen euro in 2025) en voor het onbemande verkenningsvliegtuig MQ-9 Reaper (63 miljoen euro structureel).

Ontvlechting Defensie uit HGIS

Deze post bestaat uit boekingen om de Defensiebegroting uit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) te halen per 2026, conform afspraken uit de Voorjaarsnota 2025.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft onder andere bijdrages van Infrastructuur & Waterstaat (2,5 miljoen euro), Financiën (5 miljoen euro), Justitie & Veiligheid (1,83 miljoen) en Klimaat & Groene Groei (2,5 miljoen) voor extra handhavingsvaartuigen. Justitie & Veiligheid hevelt tevens 12 miljoen structureel over voor bewaken en beveiligen. Ook wordt in 2025 1 miljoen overgeheveld naar Infrastructuur & Waterstaat voor luchtruimvoorziening.

Kadercorrecties

Vrijval begrotingsgefinancierde militaire pensioenen

De eenmalige affinanciering van de begrotingsgefinancierde militaire pensioenen leidt vanaf 2027 tot vrijval ter hoogte van jaarlijks 375 miljoen euro van de langjarige reeks die hiervoor beschikbaar is op de Defensiebegroting. Deze vrijvallende reeks wordt extracomptabel toegerekend aan de NAVO-toerekenbare uitgaven, waardoor geen verslechtering optreedt in de NAVO-norm. De eenmalige affinanciering wordt niet toegerekend aan de NAVO-norm.

Technisch

Desalderingen

Er vinden desalderingen plaats op het MENENS-project (methanol aangedreven scheepvaart) die op nul sluiten.

Overig technisch

Er worden diverse herschikkingen gedaan tussen financiële instrumenten op verschillende artikelen. Dit leidt tot 1,2 miljoen aan extra uitgaven in 2025 en 0,2 miljoen structureel in 2028-2030.

Niet-kaderrelevant

Affinanciering begrotingsgefinancierde militaire pensioenen

De begrotingsgefinancierde militaire pensioenen op de Defensiebegroting, opgebouwd vóór 1 juni 2001, dienen conform de Wet toekomst pensioenen te worden omgezet naar kapitaaldekking. Hiervoor is bij Voorjaarsnota 2023 een reservering getroffen op de Aanvullende Post bij Financiën. Deze reservering in 2026 bedraagt, na herijking bij Voorjaarsnota 2025, 8,15 miljard euro en is nu overgeheveld naar de Defensiebegroting. De uiteindelijke hoogte van de reservering is afhankelijk van onder andere de rentetermijnstructuur en de dekkingsgraad van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP).

Oekraïnesteun uit eigen voorraad

Ter compensatie van geleverd materieel uit eigen voorraad aan Oekraïne is 250 miljoen euro overgeheveld vanaf de Defensiebegroting naar het DMF. Door deze compensatie kan het geleverde materieel worden vervangen.

Overig niet-kaderrelevant

Dit betreft een beperkt aantal boekingen dat per saldo op nul sluit.

Ontvangsten

Technisch

Desalderingen

Er vinden desalderingen plaats op het MENENS-project (methanol aangedreven scheepvaart) die op nul sluiten.

Overig technisch

Er zijn ontvangsten door bijdrages van Algemene Zaken voor het Militair Huis.

Defensiematerieelbegrotingsfonds

DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS: UITGAVEN (2025-2030)

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

10.617

13.427

13.857

14.681

14.570

13.709

       

Intensiveringen

      

Langjarige aanvulling 2%

      
       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 167

9

30

24

23

29

Overboekingen met Defensiebegroting

135

19

46

42

42

49

Overboekingen met Economische Zaken (defensie-industrie)

‒ 32

‒ 4

‒ 9

‒ 10

‒ 14

‒ 15

Overboeking met Economische Zaken (bedrijfscasus)

‒ 270

     

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 1

‒ 6

‒ 7

‒ 8

‒ 5

‒ 5

       

Technisch

‒ 8

10

0

0

0

0

Bijstelling programmering Defensie-investeringen

‒ 453

‒ 316

1.143

‒ 57

119

167

Aanpassing over-/onderprogrammering

453

316

‒ 1.143

57

‒ 119

‒ 167

Desalderingen

‒ 8

10

    
       

Niet-kaderrelevant

38

79

96

12

24

 

Bijstelling kasritme Oekraïnesteun

38

79

‒ 154

12

24

 

Compensatie Oekraïnesteun uit eigen vooraad

  

250

   

Overig niet-kaderrelevant

0

     
       

Stand Miljoenennota

10.481

13.525

13.982

14.718

14.617

13.738

DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS: UITGAVEN (2031-2040)

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

2035

2036

2037

2038

2039

2040

           

Stand Voorjaarsnota

13.688

13.644

13.660

13.222

13.304

13.329

13.303

13.200

13.186

13.186

           

Intensiveringen

59

98

356

620

726

737

765

870

818

908

Langjarige aanvulling 2%

59

98

356

620

726

737

765

870

818

908

           

Overboekingen met andere begrotingen

42

43

44

44

44

44

44

44

44

44

Overboekingen met Defensiebegroting

48

48

50

50

50

50

50

50

50

50

Overboekingen met Economische Zaken (defensie-industrie)

          

Overboeking met Economische Zaken (bedrijfscasus)

          

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 5

‒ 5

‒ 5

‒ 5

‒ 5

‒ 5

‒ 5

‒ 5

‒ 5

‒ 5

           

Technisch

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Bijstelling programmering Defensie-investeringen

1.085

‒ 91

‒ 562

‒ 829

‒ 7

‒ 20

32

11

‒ 28

‒ 152

Aanpassing over-/onderprogrammering

‒ 1.085

91

562

829

7

20

‒ 32

‒ 11

28

152

Desalderingen

          
           

Niet-kaderrelevant

          

Bijstelling kasritme Oekraïnesteun

          

Compensatie Oekraïnesteun uit eigen vooraad

          

Overig niet-kaderrelevant

          
           

Stand Miljoenennota

13.790

13.784

14.060

13.886

14.074

14.111

14.112

14.114

14.048

14.138

DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS: ONTVANGSTEN (2025-2030)

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

173

145

146

166

154

153

       

Technisch

‒ 8

10

    

Desalderingen

‒ 8

10

    
       

Stand Miljoenennota

165

155

146

166

154

153

DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS: ONTVANGSTEN (2031-2040)

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

2035

2036

2037

2038

2039

2040

           

Stand Voorjaarsnota

144

145

137

138

138

138

138

137

137

137

           

Technisch

          

Desalderingen

          
           

Stand Miljoenennota

144

145

137

138

138

138

138

137

137

137

Uitgaven

Intensiveringen

Langjarige aanvulling 2%

In de Voorjaarsnota 2025 (bijlage 5)18 zijn afspraken opgenomen die zijn gemaakt over de systematiek waarmee de Defensiebegroting wordt bijgesteld op basis van de NAVO-norm van 2% van het BBP. Met deze reeks wordt de Defensiebegroting langjarig (vanaf 2030) in lijn gebracht met deze afspraken. Deze middelen zijn overgeheveld van de Aanvullende Post naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF).

Overboekingen met andere begrotingen

Overboekingen met Defensiebegroting

Er zijn diverse overboekingen gedaan tussen de Defensiebegroting en het DMF. Zo worden er middelen overgeheveld voor het instandhouden van infrastructuur en vastgoed (incidenteel 82 miljoen euro in 2025), en voor de exploitatie van de MQ-9 Reaper drone (63 miljoen euro structureel).

Overboekingen met Economische Zaken (defensie-industrie)

Er zijn middelen overgeheveld naar Economische Zaken (30 miljoen euro) voor de aanvraag van cofinanciering bij European High Performance Computing (EuroHPC) voor de oprichting van een AI-fabriek. Tevens zijn middelen overgeheveld naar Economische Zaken voor TNO (20 miljoen euro), de Seed Capital regeling (24,5 miljoen euro) en de Thematische Technology Transfer regeling (10 miljoen euro).

Overboeking met Economische Zaken (bedrijfscasus)

Dit betreft een incidentele suppletoire begroting ten behoeve van een bedrijfscasus. De informatie over deze bedrijfscasus is vertrouwelijk. Beide Kamers zijn middels een vertrouwelijke brief van deze casus op de hoogte gebracht.

Overboekingen met andere begrotingen

Er zijn middelen ontvangen van Justitie & Veiligheid voor bewaken en beveiligen (0,56 miljoen euro structureel). Daarnaast zijn er middelen overgeheveld naar Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de Algemene Beveiligingseisen Rijksoverheid (6 miljoen euro structureel) en naar Buitenlandse Zaken voor een onderzoeksprogramma voor toekomstig buitenlandbeleid (1,25 miljoen euro structureel).

Technisch

Bijstelling programmering Defensie-investeringen

In deze begroting zijn de ramingen aangepast op de programmering die Defensie aanhoudt in de Defensie lifecycle periode van 2025-2040. Vanwege de verslechterde veiligheidssituatie worden investeringsprojecten waar mogelijk versneld. De investeringsplannen die niet tot realisatie komen, worden doorgeschoven naar een later begrotingsjaar. Middels het Defensieprojectenoverzicht (DPO) biedt Defensie de voortgang op investeringsprojecten.

Aanpassing over-/onderprogrammering

Er wordt gebruik gemaakt van het begrotingsinstrument overprogrammering met een limiet van 30% in ieder begrotingsjaar. Voor 2026 en 2027 is de limiet verhoogd naar 40%. Dit betekent dat er meer plannen in de eerste jaren staan dan past binnen het beschikbare budget die jaren. Door met deze overprogrammering te werken wordt zoveel als mogelijk getracht te voorkomen dat vertragingen bij individuele projecten leiden tot onderrealisatie van het totale beschikbare budget. Als gevolg van de bijstelling van de programmering van de Defensie-investeringen is ook de over-/onderprogrammering gewijzigd. Per saldo leidt de bijstelling van de programmering en de over-/onderprogrammering niet tot kas-effecten.

Desalderingen

Er vinden desalderingen plaats bij het Commando Materieel & IT (COMMIT) voor royalties die bij dit defensieonderdeel worden ontvangen (10 miljoen euro), en bij de Koninklijke Marine voor ontvangsten die voortkomen uit instandhoudingswerkzaamheden (10 miljoen euro). Daarnaast zijn er ontvangsten voor het project Counter-Unmanned Aircraft System (2,4 miljoen euro). Tegenover de uitgaven staan evenredige ontvangsten.

Niet-kaderrelevant

Bijstelling kasritme Oekraïnesteun uit eigen voorraad

De middelen op het DMF voor de vervanging van aan Oekraïne geleverde eigen voorraad, wordt in een kasritme geplaatst dat aansluit bij het moment waarop de vervanging gerealiseerd wordt.

Compensatie Oekraïnesteun uit eigen vooraad

Ter compensatie van geleverd materieel uit eigen voorraad aan Oekraïne is 250 miljoen euro overgeheveld vanaf de Defensiebegroting naar het DMF. Door deze compensatie kan het geleverde materieel worden vervangen.

Overig niet-kaderrelevant

Dit betreft een interne herschikking tussen detailniveaus die per saldo op nul sluiten.

Ontvangsten

Technisch

Desalderingen

Er vinden desalderingen plaats bij het Commando Materieel & IT (COMMIT) voor royalties die bij dit defensieonderdeel worden ontvangen (10 miljoen euro), en bij de Koninklijke Marine voor ontvangsten die voortkomen uit instandhoudingswerkzaamheden (10 miljoen euro). Daarnaast zijn er ontvangsten voor het project Counter-Unmanned Aircraft System (2,4 miljoen euro). Tegenover de uitgaven staan evenredige ontvangsten.

Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds)

Infrastructuur en Waterstaat

XII INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

14.196

14.420

17.602

15.820

15.671

15.758

       

Intensiveringen

3

117

8

5

7

 

Overheveling LPO Mobiliteitspakket

3

3

4

5

7

 

Bijdrage zonnepanelen gemeente Haarlemmermeer

 

3

4

   

Uitstellen korting BDU regionaal OV naar 2027

 

110

    

Overige intensiveringen

0

1

    
       

Ombuigingen

 

‒ 8

‒ 4

   

Amendement Kent

 

‒ 4

    

Bijdrage zonnepanelen gemeente Haarlemmermeer

 

‒ 3

‒ 4

   
       

Kasschuiven

‒ 52

‒ 5

‒ 56

‒ 16

54

75

Kasschuif Walstroom

5

 

‒ 12

‒ 18

25

1

Kasschuif POLS

‒ 4

1

3

   

Kasschuif Agentschapsbijdrage Rijksvastgoedbedrijf

‒ 8

2

2

2

2

1

Kasschuif NGF UPPWATER

‒ 9

9

0

0

  

Kasschuif KF Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit

  

‒ 18

‒ 9

‒ 10

37

Kasschuif KF Waterstof Binnenvaart Schepen

 

‒ 20

‒ 34

‒ 1

19

36

Overige kasschuiven

‒ 34

3

3

10

18

‒ 1

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 26

‒ 23

30

26

46

43

Dempen korting BDU regionaal vervoer 2027

  

37

   

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 26

‒ 23

‒ 7

26

46

43

       

Technisch

60

‒ 10.743

‒ 13.641

‒ 12.074

‒ 12.119

‒ 12.138

Mutaties met Mobiliteitsfonds

137

162

161

186

214

237

Mutaties met Deltafonds

24

36

35

31

30

32

Opheffen voedingsartikel

 

‒ 11.747

‒ 12.646

‒ 12.085

‒ 12.131

‒ 12.151

Terugdraaien fasering infrastructuur

 

1.000

‒ 1.000

   

Overig technisch

‒ 101

‒ 194

‒ 192

‒ 207

‒ 232

‒ 256

       

Stand Miljoenennota

14.182

3.760

3.938

3.761

3.658

3.738

XII INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

111

581

1.116

1.117

1.112

1.112

       

Kasschuiven

0

0

0

0

  

Kasschuiven

0

0

0

0

  
       

Technisch

66

1

2

3

3

3

Technisch

66

1

2

3

3

3

       

Stand Miljoenennota

177

582

1.117

1.120

1.115

1.115

Uitgaven

Intensiveringen

Overheveling LPO Mobiliteitspakket

Dit betreft een overboeking van de Loon- en Prijsbijstellingsmiddelen van de Aanvullende Post-middelen 'Mobiliteitspakket'.

Bijdrage zonnepanelen gemeente Haarlemmermeer

IenW maakt via een decentralisatie-uitkering (DU) circa 7 miljoen euro in 2026 en 2027 naar de gemeente Haarlemmermeer over om de problematiek rondom de schittering van het zonnepanelenveld bij Schiphol op te lossen. De zonnepanelen worden van een minder reflecterende folie voorzien. Dekking komt vanuit artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid.

Uitstellen korting BDU regionaal OV naar 2027

In het hoofdlijnenakkoord (HLA) is besloten tot een korting van 10% op specifieke uitkeringen. De korting op de Brede Doeluitkering (BDU) in 2026 wordt met een jaar uitgesteld.

Overige intensiveringen

Op de Aanvullende Post staan nog resterende LPO-middelen voor de maatregel verplicht percentage recyclaat in bouwmaterialen opgevraagd. Deze worden nu opgevraagd en overgeboekt. Het betreft 0,3 miljoen euro in 2025 en 0,5 miljoen euro in 2026.

Ombuigingen

Amendement van Kent

De dekking voor het amendement Van Kent is gevonden in het incidenteel taakstellend verlagen van de uitgaven aan externe inhuur in 2026. Deze dekking is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van IenW is in 2026 incidenteel verlaagd met 4 miljoen euro ten behoeve van het compenseren van medewerkers bij sociaal-ontwikkelbedrijven in 2025.

Bijdrage zonnepanelen gemeente Haarlemmermeer

IenW maakt via een decentralisatie-uitkering (DU) circa 7 miljoen euro naar de gemeente Haarlemmermeer over om de problematiek rondom de schittering van het zonnepanelenveld bij Schiphol op te lossen. De zonnepanelen worden van een minder reflecterende folie voorzien. Dekking komt vanuit artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid.

Kasschuiven

Kasschuif Walstroom

Dit betreft een aanvullende kasschuif voor de tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen. Volgens de input van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is meer budget nodig om de volledige bevoorschotting in 2025 te kunnen betalen. Naar aanleiding van nieuwe informatie van de RVO is er nog een bijstelling van het verwachte kasritme gekomen. Daarom is er ook budget uit 2027 en 2028 (25 miljoen euro) naar 2029 geschoven.

Kasschuif POLS

Voor het Programma Omgeving Luchthaven Schiphol (POLS) zijn de middelen in het juist ritme gezet. Een aantal opdrachten binnen dit programma lopen vertragingen op, welke worden veroorzaakt door vertragingen in politieke besluitvorming en juridische procedures.

Kasschuif Agentschapsbijdrage Rijksvastgoedbedrijf

Dit betreft een kasschuif op artikel 14 voor de agenschapsbijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Er wordt 8 miljoen euro vanuit 2025 verdeeld over de jaren 2026 t/m 2030. In eerste instantie werd er een aanname gedaan dat het RVB dit in één keer op zou vragen. Dit blijkt niet zo te zijn, de kas is in overeenstemming met het RVB in het goede ritme gezet.

Kasschuif NGF UPPWATER

Dit betreft een kasschuif van 2025 naar 2026 voor de het project NGF UPPWATER. Vanwege de lange doorlooptijden bij een drietal subsidieregelingen worden de kasmiddelen naar achteren geschoven.

Kasschuif Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit

Met deze kasschuif wordt voor de subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit het budget in lijn gebracht met de nog open te stellen regeling. IenW schuift in totaal 37 miljoen euro uit de jaren 2027 t/m 2029 naar 2030.

Kasschuif KF Waterstof Binnenvaart Schepen

Dit betreft een kasschuif voor de klimaatfondsmiddelen voor Waterstof Binnenvaart Schepen. Het gaat om de subsidieregelingen. De regeling heeft vertraging opgelopen.

Overige Kasschuiven

IenW verwerkt diverse kasschuiven op de begroting. Hiebij worden er voornamelijk middelen uit 2025 geschoven naar latere jaren (2028 en 2029).

Overboekingen met andere begrotingen

Dempen korting BDU regionaal vervoer 2027

De BDU korting in 2027 wordt gedempt door deze in gelijke delen te verdelen tussen IenW, de vervoersregio's en de reiziger. IenW draagt 36,6 miljoen euro bij, gedekt vanuit de investeringsruimte op het Mobiliteitsfonds.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft onder andere een overboeking naar het Gemeentefonds en een overboeking naar het Provinciefonds van cumulatief circa 25 miljoen euro voor de Meerjarenagenda Versterking Omgevingsveiligheid (MVO).

Daarnaast vindt er een overboeking plaats van het ministerie van KGG naar het ministerie van IenW in het kader van kernenergie. Doordat er extra kerncentrales worden gebouwd zijn extra incidentele middelen nodig voor het onderzoeksprogramma eindberging radioactief afval. Het gaat hierbij om cumulatief 3 miljoen euro in 2026 en 2027, 10 miljoen euro in 2028 en in 2029 en 2030 25 miljoen euro per jaar. Ook is er een incidentele overboeking gedaan van KGG naar IenW ten behoeve van de kennisopbouw stralingsbescherming. Dit gaat om totaal 14 miljoen euro incidenteel, waarvan 10 miljoen euro in 2029 en 2030.

Verder vindt er nog een aantal kleinere overboekingen plaats van en naar de IenW begroting.

Technisch

Mutaties met Mobiliteitsfonds

Conform de Comptabiliteitswet worden de financiële middelen van de beleidsbegroting overgeheveld naar het Mobiliteitsfonds. De aanpassingen van deze middelen worden verder toegelicht in de Verticale Toelichting van het Mobiliteitsfonds.

Mutaties met Deltafonds

Conform de Comptabiliteitswet worden de financiële middelen van de beleidsbegroting overgeheveld naar het Deltafonds. De aanpassingen van deze middelen worden verder toegelicht in de Verticale Toelichting van het Deltafonds.

Opheffen voedingsartikel

Vanaf 2026 wordt het Mobiliteitsfonds en Deltafonds direct gefinancierd vanuit de schatkist en worden overhevelingen van andere departementen rechtstreeks aan de betreffende artikelen op het Mobiliteitsfonds en Deltafonds toegevoegd. Hierdoor wordt de administratieve last verminderd en wordt de verdeling van middelen tussen de beleidsbegroting HXII en het Mobiliteitsfonds en Deltafonds beter inzichtelijk gemaakt. Met het vervallen van artikel 19 op het Mobiliteitsfonds en artikel 6 op het Deltafonds komt ook de bijlage "Voeding van het Deltafonds en begrotingsstaat per artikelonderdeel te vervallen".

Terugdraaien fasering infrastructuur

Met de eerste suppletoire begroting 2025 was door het kabinet besloten tot een kasschuif van 1 miljard euro van 2026 naar 2027 op de investeringsfondsen (Mobiliteitsfonds en Deltafonds). Deze was tijdelijk op artikel 99 geplaatst en zou met de ontwerpbegroting 2026 worden doorvertaald naar het Mobiliteitsfonds en Deltafonds. Het kabinet heeft nu besloten deze kasschuif terug te draaien.

Overig technisch

Deze post bevat overige herschikkingen.

Ontvangsten

Kasschuiven

Dit betreft een beperkte kasschuif op de ontvangsten voor Lelystad.

Technisch

Deze post bevat overige herschikkingen.

Mobiliteitsfonds

MOBILITEITSFONDS: UITGAVEN (2025-2030)

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

9.768

10.186

10.750

10.518

10.757

10.718

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 2

1

‒ 24

22

9

22

Dekking dempen korting BDU regionaal vervoer 2027

  

‒ 37

   

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 2

1

12

22

9

22

       

Technisch

8

282

126

143

104

132

Technisch

8

282

126

143

104

132

       
MOBILITEITSFONDS: UITGAVEN (2031-2039)

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

2035

2036

2037

2038

2039

          

Stand Voorjaarsnota

9.589

9.601

9.296

9.004

8.957

8.753

8.662

8.621

8.632

          

Overboekingen met andere begrotingen

28

24

24

24

24

24

24

24

24

Dekking dempen korting BDU regionaal vervoer 2027

         

Overige overboekingen met andere begrotingen

28

24

24

24

24

24

24

24

24

          

Technisch

166

315

418

535

579

580

583

583

395

Technisch

166

315

418

535

579

580

583

583

395

          
MOBILITEITSFONDS: ONTVANGSTEN (2025-2030)

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

9.768

10.186

10.750

10.518

10.757

10.718

       

Technisch

6

‒ 9.704

‒ 10.443

‒ 10.185

‒ 10.450

‒ 10.401

Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat

137

162

161

186

214

237

Opheffen voedingsartikel

 

‒ 9.989

‒ 10.573

‒ 10.336

‒ 10.562

‒ 10.543

Overig technisch

‒ 131

124

‒ 32

‒ 36

‒ 101

‒ 95

       

Stand Miljoenennota

9.773

482

307

332

307

317

MOBILITEITSFONDS: ONTVANGSTEN (2031-2039)

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

2035

2036

2037

2038

2039

          

Stand Voorjaarsnota

9.589

9.601

9.296

9.004

8.957

8.753

8.662

8.621

8.632

          

Technisch

‒ 9.232

‒ 9.230

‒ 8.953

‒ 8.732

‒ 8.668

‒ 8.478

‒ 8.386

‒ 8.343

‒ 8.102

Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat

232

328

374

482

524

509

558

557

149

Opheffen voedingsartikel

‒ 9.413

‒ 9.544

‒ 9.370

‒ 9.266

‒ 9.246

‒ 9.058

‒ 8.968

‒ 8.925

‒ 8.497

Overig technisch

‒ 51

‒ 14

44

52

54

71

24

25

246

          

Stand Miljoenennota

357

371

343

272

289

275

276

278

530

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

Dekking dempen korting BDU regionaal vervoer 2027

De BDU korting in 2027 wordt gedempt door deze in gelijke delen te verdelen tussen IenW, de vervoersregio's en de reiziger. IenW draagt 36,6 miljoen euro bij, gedekt vanuit de investeringsruimte op het Mobiliteitsfonds.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft hoofdzakelijk een overboeking van het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) naar het Mobiliteitsfonds voor de bijdrage aan de elektrische Emergency Response Towing Vessels (ERTV's). Hieraan dragen KGG en IenW ieder de helft bij. In het voorjaar heeft KGG 79,3 miljoen euro structureel toegezegd voor inpassingskosten Wind op Zee (WoZ). Hiervan was 11 miljoen euro structureel bedoeld voor de ERTV's. Deze 11 miljoen wordt nu overgeboekt naar de begroting van IenW. Naast de 11 miljoen euro is aanvullend nog eens 13,5 miljoen euro overgeheveld voor 2026, 10 miljoen euro in 2027 en 13 miljoen euro structureel in de jaren 2030 t/m 2056 (totaal 374,5 miljoen euro). Dankzij deze overboekingen kan volgend jaar worden overgegaan tot aanbesteding. Verder vinden er een aantal kleinere overboekingen plaats van en naar het Mobiliteitsfonds.

Technisch

Deze post bevat overige herschikkingen.

Ontvangsten

Technisch

Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat

Hieronder vallen de ontvangsten die via het voedingsartikel van IenW op het Mobiliteitsfonds landen. Hierbij gaat het om overboekingen vanuit andere departementen maar ook de doorverdeling van de loon- en prijsbijstelling.

Opheffen Voedingsartikel

Vanaf 2026 wordt het Mobiliteitsfonds direct gefinancierd vanuit de schatkist en worden overhevelingen van andere departementen rechtstreeks aan de betreffende artikelen op het Mobiliteitsfonds toegevoegd. Hierdoor wordt de administratieve last verminderd en wordt de verdeling van middelen tussen de beleidsbegroting HXII en het Mobiliteitsdfonds beter inzichtelijk gemaakt. Met het vervallen van artikel 19 op het Mobiliteitsfonds komt ook de bijlage "Voeding van het Deltafonds en begrotingsstaat per artikelonderdeel te vervallen".

Overig technisch

Deze post bevat overige herschikkingen.

Deltafonds

DELTAFONDS: UITGAVEN (2025-2030)

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

1.745

1.875

2.196

1.897

1.722

1.778

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 4

‒ 2

‒ 1

‒ 1

‒ 1

0

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 4

‒ 2

‒ 1

‒ 1

‒ 1

0

       

Technisch

51

51

23

37

37

24

Technisch

51

51

23

37

37

24

       

Stand Miljoenennota

1.792

1.924

2.218

1.933

1.758

1.801

DELTAFONDS: UITGAVEN (2031-2039)

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

2035

2036

2037

2038

2039

          

Stand Voorjaarsnota

1.892

1.893

1.878

1.880

1.930

1.984

1.971

1.962

1.927

          

Overboekingen met andere begrotingen

         

Overboekingen met andere begrotingen

         
          

Technisch

36

36

38

35

39

41

38

39

33

Technisch

36

36

38

35

39

41

38

39

33

          

Stand Miljoenennota

1.928

1.929

1.915

1.915

1.969

2.025

2.009

2.002

1.960

DELTAFONDS: ONTVANGSTEN (2025-2030)

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

1.745

1.875

2.196

1.897

1.722

1.778

       

Technisch

47

‒ 1.708

‒ 2.051

‒ 1.713

‒ 1.532

‒ 1.585

Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat

24

36

35

31

30

32

Opheffen voedingsartikel

 

‒ 1.758

‒ 2.073

‒ 1.749

‒ 1.569

‒ 1.608

Overig technisch

23

14

‒ 13

5

7

‒ 8

       

Stand Miljoenennota

1.792

167

145

184

190

193

DELTAFONDS: ONTVANGSTEN (2031-2039)

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

2035

2036

2037

2038

2039

          

Stand Voorjaarsnota

1.892

1.893

1.878

1.880

1.930

1.984

1.971

1.962

1.927

          

Technisch

‒ 1.679

‒ 1.678

‒ 1.678

‒ 1.656

‒ 1.731

‒ 1.779

‒ 1.777

‒ 1.767

‒ 1.737

Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat

31

31

32

32

33

34

34

34

33

Opheffen voedingsartikel

‒ 1.714

‒ 1.713

‒ 1.716

‒ 1.691

‒ 1.771

‒ 1.820

‒ 1.815

‒ 1.806

‒ 1.770

Overig technisch

4

4

5

3

6

7

4

6

0

          

Stand Miljoenennota

214

215

199

224

198

204

194

196

190

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

IenW doet onder andere een terugbetaling van 2,8 miljoen euro in 2025 naar KGG van budget dat is ontvangen voor beheertaken voor Net op Zee voor de Routekaart 2040. Voor 2025 vinden hier geen werkzaamheden meer plaats. Daarnaast vindt er een overboeking naar VWS plaats voor een ZonMW project naar waterkwaliteit van 1,3 miljoen euro in 2025. Verder vinden er een aantal kleinere overboekingen plaats van en naar het Deltafonds.

Technisch

Deze post bevat overige herschikkingen.

Ontvangsten

Technisch

Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat

Hieronder vallen de ontvangsten die via het voedingsartikel van IenW op het Deltafonds landen. Hierbij gaat het om overboekingen vanuit andere departementen maar ook de doorverdeling van de loon- en prijsbijstelling.

Opheffen voedingsartikel

Vanaf 2026 wordt het Deltafonds direct gefinancierd vanuit de schatkist en worden overhevelingen van andere departementen rechtstreeks aan de betreffende artikelen op het Deltafonds toegevoegd. Hierdoor wordt de administratieve last verminderd en wordt de verdeling van middelen tussen de beleidsbegroting HXII en het Deltafonds beter inzichtelijk gemaakt. Met het vervallen van artikel 6 op het Deltafonds komt ook de bijlage "Voeding van het Deltafonds en begrotingsstaat per artikelonderdeel te vervallen".

Overig technisch

Deze post bevat overige herschikkingen.

Economische Zaken en Nationaal Groeifonds

Economische Zaken

XIII ECONOMISCHE ZAKEN: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

3.405

3.038

2.757

2.577

2.407

2.291

       

Meevallers

‒ 42

‒ 10

    

Meevallers

‒ 42

‒ 10

    
       

Intensiveringen

 

0

30

40

40

40

IPCEI AST

 

0

30

40

40

40

       

Ombuigingen

 

‒ 5

‒ 8

‒ 8

‒ 8

‒ 8

Ombuigingen

 

‒ 5

‒ 8

‒ 8

‒ 8

‒ 8

       

Kasschuiven

‒ 232

‒ 36

‒ 2

6

59

111

Kasschuiven Nationaal Groeifonds

‒ 8

‒ 60

‒ 31

‒ 11

47

64

Kasschuiven Toekomstfonds

‒ 54

‒ 39

0

‒ 4

‒ 7

10

Kasschuif AI-fabriek

‒ 99

38

7

6

12

36

Overige kasschuiven

‒ 72

26

22

16

7

1

       

Overboekingen met andere begrotingen

391

122

96

75

47

47

Bijdrage Defensie bedrijfssteun

270

     

Bijdrage AI-fabriek

92

3

1

2

1

 

Herverkaveling apparaatskosten Groningen

‒ 6

‒ 10

‒ 10

‒ 9

‒ 9

‒ 9

Omzettingen NGF-projecten

 

103

72

35

14

 

Overige overboekingen met andere begrotingen

35

27

32

47

41

56

       

Technisch

8

11

12

12

9

9

Desalderingen

8

11

12

12

9

9

Overig technisch

0

0

0

0

0

0

       

Niet-kaderrelevant

 

200

    

ETCI 2.0

 

200

    
       

Stand Miljoenennota

3.529

3.321

2.885

2.703

2.555

2.490

XIII ECONOMISCHE ZAKEN: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

410

471

240

253

438

230

       

Ombuigingen

200

     

Verlagen risicovoorzieningen corona

200

     
       

Kasschuiven

10

‒ 10

    

Kasschuiven Toekomstfonds

10

‒ 10

    
       

Technisch

7

11

11

13

10

9

Desalderingen

8

11

12

12

9

9

Overig technisch

‒ 2

0

0

1

1

0

       

Stand Miljoenennota

627

472

251

266

448

239

Uitgaven

Meevallers

Voor de Garantie Ondernemersfinanciering (GO) Corona worden de verwachte uitgaven naar beneden bijgesteld. Dit levert een meevaller op van cumulatief 20 miljoen euro. Daarnaast worden er voor een aantal Nationaal Groeifonds (NGF) projecten middelen afgeboekt die in 2025 niet meer tot besteding komen.

Ombuigingen

De dekking voor het amendement van Kent is gevonden in het incidenteel taakstellend verlagen van de uitgaven aan externe inhuur in 2026. Deze dekking is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van EZ is hiervoor in 2026 verlaagd met 4,7 miljoen euro. Er wordt daarnaast 30 miljoen euro omgebogen op het artikel van het Toekomstfonds, om in te zetten voor een bijdrage aan het IPCEI AST.

Intensiveringen

IPCEI AST

Het kabinet draagt 230 miljoen eurobij aan het Important Project of Common European Interest (IPCEI) Advanced Semiconductor Technologies (AST), waarmee wordt beoogd een nieuw ecosysteem van hoog-innovatieve halfgeleidertoepassingen te ontwikkelen. Dit wordt gedekt uit de vrijgevallen NGF-middelen voor SolarNL (200 miljoen euro) en het Toekomstfonds (30 miljoen euro).

Kasschuiven

Kasschuiven Nationaal Groeifonds

Voor een aantal NGF-projecten op de EZ-begroting worden de middelen in het juiste ritme gezet zodat deze aansluit bij de financieringsbehoefte van de consortia.

Kasschuiven Toekomstfonds

Het Toekomstfonds bestaat uit verschillende regelingen om het bedrijfsleven te ondersteunen door subsidies, leningen en garanties. De uitputting van deze regeling is afhankelijk van de behoefte in de markt. Elk jaar worden de ramingen van het Toekomstfonds daarom herijkt. Met deze herijking wordt beter aangesloten bij de verwachte uitbetalingen van de regelingen en de uitvoering daarvan.

Kasschuif AI-fabriek

De nationale bijdrage ter oprichting van een AI-fabriek wordt in een ander ritme gezet om aan te sluiten bij de uitvoering. Dit betreft de voorbereiding en aanbesteding van onder meer een supercomputer, dataopslag en een AI-kenniscentrum.

Overige kasschuiven

Op de begroting van EZ worden nog een aantal kleinere kasschuiven verwerkt. Zo is er voor Faciliteiten Toegepast Onderzoek (FTO) van TNO een kleinere liquiditeitsbehoefte voor de korte termijn dan rekening mee is gehouden in de ramingen. Op basis van de laatste uitvoeringsinformatie wordt daarom 11,2 miljoen euro naar latere jaren geschoven

Overboekingen met andere begrotingen

Bijdrage Defensie bedrijfssteun

Dit betreft een ISB ten behoeve van een bedrijfscasus. De informatie over deze bedrijfscasus is vertrouwelijk. Beide Kamers zijn middels een vertrouwelijke brief van deze casus op de hoogte gebracht.

Bijdrage AI-fabriek

Er zijn middelen overgeheveld van de begrotingen van de ministeries van BZK (Nij Begun, 60 miljoen euro), Defensie (30 miljoen euro), OCW (4 miljoen euro), LVVN (2 miljoen euro) en VWS (2 miljoen euro) voor de nationale bijdrage ter oprichting van een AI-fabriek. In aanvulling op de nationale bijdrage van 70 miljoen euro heeft het kabinet een aanvraag voor cofinanciering van 70 miljoen euro ingediend bij het European High Performance Computing (EuroHPC).

Herverkaveling apparaatskosten Groningen

Vanwege de overheveling van de schadeafhandeling en versterkingsoperatie in Groningen naar BZK worden de bijbehorende apparaatsbudgetten die nog op de EZ-begroting stonden overgeheveld naar de BZK-begroting.

Omzettingen NGF-projecten

Voor de twee NGF-projecten Oncode Accelerator (123 miljoen euro) en PhotonDeltaNL (100,8 miljoen euro) worden middelen die definitief zijn toegekend, overgeheveld van de NGF-begroting naar de EZ-begroting.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er zijn verschillende overboekingen met andere begrotingen. Zo wordt er onder andere 4,3 miljoen euro overgeheveld naar de begroting van BZK voor de uitvoering van de taken uit de Cyberbeveiligingsweet (NIS2). Daarnaast ontvangt EZ middelen vanuit KGG voor het Rijswijk Centre for Sustainable Geo-energy (RCSG) en het onderzoeksprogramma Waterstof op Zee.

Technisch

Desalderingen 

Onder deze post vallen gelijktijdige aanpassingen van ontvangsten en uitgaven binnen de begroting van EZ. Zo wordt de ophoging van de retributies van de ACM aan de ontvangstenkant ook verwerkt in de raming aan de uitgavenkant.

Niet kaderrelevant

ETCI 2.0

Er vindt een bijdrage aan het European Tech Champions Initiative (ETCI) 2.0 plaats. Dit Europese fonds is een vervolg op ETCI 1.0 en investeert in technische scale-ups, met als doel het Europese vestigingsklimaat te versterken. Deze bijdrage is niet relevant voor het EMU-saldo.

Ontvangsten

Meevallers

Verlagen risicoverzieningen corona

Er worden middelen afgeboekt vanuit de risicoreserves van de Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C), Borgstelling MKB-kredieten Corona (BMKB-C) en het Kleine Krediet Corona (KKC), vanwege het sluiten van de coronaregelingen en het afnemen van het uitstaande risico.

Kasschuiven

Kasschuiven Toekomstfonds

Het Toekomstfonds bestaat uit verschillende regelingen om het bedrijfsleven te ondersteunen door subsidies, leningen en garanties. De uitputting van deze regelingen is afhankelijk van de behoefte in de markt. Elk jaar worden de ramingen van het Toekomstfonds daarom herijkt. Met deze kasschuif wordt beter aangesloten bij het verwachte ritme van terugontvangsten uit eerder verstrekte leningen aan de ROMs.

Technisch

Desalderingen

Onder deze post vallen gelijktijdige aanpassingen van ontvangsten en uitgaven binnen de begroting van EZ. Zo wordt de ophoging van de retributies van de ACM aan de ontvangstenkant ook verwerkt in de raming aan de uitgavenkant.

Overig technisch

De middelen van verschillende regelingen binnen het Toekomstfonds worden herijkt. Zo wordt bijvoorbeeld de ontvangstenraming voor het Innovatiekrediet (IK) en Fundamenteel Toegepast Onderzoek (FTO) naar beneden bijgesteld.

Nationaal Groeifonds

NATIONAAL GROEIFONDS: UITGAVEN 2025-2030

L Nationaal Groeifonds: Uitgaven

      

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

0

483

851

1.296

428

775

       

Ombuigingen

 

‒ 39

‒ 48

‒ 30

‒ 16

‒ 57

Inzet middelen SolarNL

 

‒ 39

‒ 48

‒ 30

‒ 16

‒ 57

       

Kasschuiven

 

‒ 52

12

25

15

 
       

Overboekingen met andere begrotingen

 

‒ 242

‒ 215

‒ 165

‒ 91

‒ 34

       

Stand Miljoenennota

0

150

599

1.126

335

685

NATIONAAL GROEIFONDS: UITGAVEN 2031-2034

L Nationaal Groeifonds: Uitgaven

    

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

     

Stand Voorjaarsnota

688

180

16

12

     

Ombuigingen

‒ 9

‒ 1

  

Inzet middelen SolarNL

‒ 9

‒ 1

  
     

Kasschuiven

    
     

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 37

‒ 4

‒ 2

 
     

Stand Miljoenennota

642

176

14

12

Uitgaven

Ombuigingen

Inzet middelen SolarNL

De adviescommissie heeft naar aanleiding van het omzettingsverzoek van SolarNL negatief geadviseerd over het omzetten van de voor dit project bestemde voorwaardelijk toegekende NGF-middelen. Het kabinet heeft besloten om het advies van de adviescommissie over te nemen en de middelen ten hoogte van 277 miljoen euro vrij te laten vallen. In overleg met de Adviescommissie NGF heeft het Kabinet besloten om 200 miljoen euro van de vrijval over te hevelen naar de EZ-begroting ten behoeve van de IPCEI-AST. De overige 77 miljoen euro blijft behouden binnen het NGF zelf.

Kasschuiven

Voor de projecten Groenvermogen en Opschaling van publiek-private samenwerking in beroepsonderwijs (PPS) worden middelen naar achter geschoven zodat deze beter aansluiten bij het verwachte moment van uitfinanciering.

Overboekingen met andere begrotingen

Voor de projecten Biotech Booster, Digital United Training Concepts for Healthcare (DUTCH), Npuls, Oncode Accelerator, Ontwikkelkracht en PhotonDeltaNL heeft de adviescommissie positief geadviseerd over definitieve omzettingen. Hierdoor wordt aan zes projecten in totaal 780,9 miljoen euro uit het Nationaal Groeifonds definitief toegekend.

Klimaat en Groene Groei (inclusief Klimaatfonds)

Klimaat en Groene Groei

XXIII KLIMAAT EN GROENE GROEI: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

6.833

6.084

6.132

6.562

6.132

7.059

       

Tegenvallers

2

2

    

Tegenvallers

2

2

    
       

Intensiveringen

 

10

16

19

19

134

Schadeafhandeling mijnbouwschade Limburg

 

5

10

5

5

5

Subsidies elektriciteitsnet Curaçao en Aruba

     

116

Uitvoeringskosten Nederlandse Emissieautoriteit

 

4

5

13

13

13

Overige intensiveringen

 

0

1

1

1

1

       

Ombuigingen

 

‒ 20

‒ 20

‒ 20

‒ 20

‒ 20

Dekking ontvangstenderving Wind op Zee Zeevonk

 

‒ 20

‒ 20

‒ 20

‒ 20

‒ 20

       

Generaal dossier

 

19

‒ 36

‒ 10

  

Verliesverrekening ontvangsten Mijnbouwwet

 

19

‒ 36

‒ 10

  
       

Kasschuiven

‒ 382

208

202

4

‒ 141

‒ 165

Subsidies elektriciteitsnet Aruba en Curaçao

27

49

26

14

 

‒ 116

NGF-project NieuweWarmteNu!

‒ 29

‒ 4

4

‒ 5

3

31

Capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid

‒ 38

12

12

8

6

 

Opschalingsinstrument waterstof

‒ 66

‒ 12

‒ 28

  

107

Investeringen verduurzaming industrie

‒ 155

63

78

‒ 28

‒ 38

‒ 13

Kasschuif uitbreiding vultaak EBN gasopslagen 2026-2027

  

275

‒ 92

‒ 92

‒ 92

Reservering Wind op Zee

  

‒ 169

105

‒ 23

‒ 94

Overige kasschuiven

‒ 121

100

5

1

3

12

       

Overboekingen met andere begrotingen

15

‒ 339

606

531

444

163

Toekenningen uit Klimaatfonds Pakket voor Groene Groei

183

210

627

416

354

282

Toekenningen uit Klimaatfonds Miljoenennota 2026

16

120

272

186

123

168

Bijdrage KGG aan maatregel 29 Nij Begun

‒ 2

‒ 2

‒ 24

‒ 24

‒ 24

‒ 24

Terugboekingen naar Klimaatfonds Miljoenennota 2026

‒ 135

 

‒ 77

   

Overhevelingen uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

 

‒ 722

    

Terugboekingen naar Klimaatfonds Pakket voor Groene Groei

 

‒ 69

‒ 11

‒ 27

‒ 11

‒ 197

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 48

124

‒ 182

‒ 21

2

‒ 66

       

Technisch

29

0

92

92

92

92

Uitbreiding vultaak EBN gasopslag vulseizoen 2026-2027

  

92

92

92

92

Overig technisch

29

0

0

0

0

0

       

Niet-kaderrelevant

86

7.751

    

Lening EBN vultaak gasopslagen

100

7.751

    

Overig niet-kaderrelevant

‒ 14

     
       

Stand Miljoenennota

6.583

13.714

6.992

7.177

6.526

7.264

XXIII KLIMAAT EN GROENE GROEI: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

4.416

3.027

6.444

5.235

3.881

3.329

       

Tegenvallers

‒ 5

     

Tegenvallers

‒ 5

     
       

Intensiveringen

 

‒ 20

‒ 20

‒ 20

‒ 20

‒ 20

Ontvangstenderving Wind op Zee Zeevonk

 

‒ 20

‒ 20

‒ 20

‒ 20

‒ 20

       

Generaal dossier

‒ 270

‒ 590

‒ 140

17

‒ 3

‒ 3

Gasbaten

‒ 270

‒ 590

‒ 140

17

‒ 3

‒ 3

       

Technisch

29

 

92

92

92

92

Uitbreiding vultaak EBN gasopslagen vulseizoen 2026-2027

  

92

92

92

92

Overig technisch

29

     
       

Niet-kaderrelevant

13

‒ 79

8.084

106

421

352

Bijstelling CO2-heffing industrie

23

12

    

Bijstelling ETS-ontvangsten

‒ 10

‒ 30

‒ 80

‒ 90

‒ 100

‒ 50

ETS2 opt-in glastuinbouw

  

350

250

250

200

Kadercorrectie afboeken opbrengsten CO2-heffing industrie

 

‒ 61

‒ 88

‒ 125

  

Terugbetaling lening EBN vultaak gasopslagen

  

7.851

   

Verhoging CO2-heffing AVI's

  

55

75

275

206

Overig niet-kaderrelevant

  

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

       

Stand Miljoenennota

4.182

2.338

14.460

5.430

4.371

3.750

Uitgaven

Tegenvallers

De uitvoeringskosten van de Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen (TTB) vallen hoger uit dan eerder geraamd. Er is meer inzet van de Belastingdienst nodig voor het nacontroletraject, omdat bedrijven minder dan verwacht gebruik maken van een deskundige derde. Dit leidt tot enige vertraging in de vaststelling, waardoor de werkzaamheden deels doorlopen naar 2026.

Intensiveringen

Schadeafhandeling mijnbouwschade Limburg

Voor de instelling van de tijdelijke organisatie van het Instituut Mijnbouwschade Limburg (IML) wordt 30 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post. Het IML krijgt als taak om de tegemoetkomingsregeling voor particuliere woningeneigenaren die getroffen zijn door mijnbouwschade uit te voeren, zodat zij hulp kunnen krijgen bij het herstel van schade.

Subsidies elektriciteitsnet Aruba en Curaçao

Voor de uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet op Aruba en Curaçao wordt 116 miljoen euro overgeheveld vanaf de Aanvullende Post. De middelen zijn randvoorwaardelijk voor het reduceren van CO2.

Uitvoeringskosten Nederlandse Emissieautoriteit

Vanwege aflopende budgetten van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) wordt er 48 miljoen euro van de Aanvullende Post ingezet voor de uitvoeringskosten van de NEa in de periode 2026 t/m 2030. De uitvoeringskosten in de periode 2031 t/m 2043 worden gedekt uit de inkomsten van de ETS2 opt-in (het Europese handelssysteem voor CO2-emissie).

Overige intensiveringen

Dit betreft resterende loon- en prijsbijstelling die wordt overgeheveld van de Aanvullende Post.

Ombuigingen

Dekking ontvangstenderving Wind op Zee Zeevonk

Vanwege veranderde marktomstandigheden bij de uitrol van Wind op Zee is een nieuwe overeenkomst gesloten met het consortium Zeevonk over de realisatie van een nieuw windpark. Hierbij is het financiële bod dat Zeevonk aan de Staat betaalt verlaagd. Dit leidt tot een ontvangstenderving van 100 miljoen euro binnen de meerjarenperiode (zie ontvangsten). Binnen de meerjarenperiode wordt dit gedekt door een bijstelling op de middelen voor Demo 1 (waterstof).

Generaal dossier

Verliesverrekening ontvangsten Mijnbouwwet

Op grond van de Mijnbouwwet is verliesverrekening mogelijk voor het winstaandeel dat mijnbouwbedrijven moeten afdragen aan de Staat. Omdat de verwachte winsten neerwaarts zijn bijgesteld vindt de verliesverrekening eerder plaats.

Kasschuiven

Subsidies elektriciteitsnet Aruba en Curaçao

De middelen voor de uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet op Aruba en Curaçao worden in het juiste ritme gezet, zodat dit jaar al gestart kan worden met de verduurzamingsprojecten op de eilanden.

NGF-project NieuweWarmteNu!

Voor het Nationaal Groeifonds (NGF) project NieuweWarmteNu! worden de middelen naar latere jaren geschoven, omdat er vertraging is opgetreden bij verschillende deelprojecten.

Capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid

Dit betreft een kasschuif op de middelen voor de regeling Capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid. Conform voorstel van onder andere de Vereniging Nederlandse Gemeenten worden middelen uit 2026 geschoven naar latere jaren. De middelen komen ten goede van de regio’s van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur.

Opschalingsinstrument waterstof

Vanwege vertraging in de uitrol van het waterstofnetwerk op land is de verwachting dat de eerste volumes via het H2 global instrumentarium later zullen aanlanden dan 2027. De middelen worden daarom naar 2030 geschoven. Daarnaast is er vertraging in de uitwerking van een waterstofregeling. Deze middelen worden daarom ook naar 2030 geschoven. Vanwege langere looptijd van de beoordeling bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is de uitgavenprognose voor de subsidie opschaling waterstof naar beneden bijgesteld in 2025. Uitgaven zullen daarom in 2026 plaatsvinden.

Investeringen verduurzaming industrie

In deze reeks zitten de kasschuiven voor de overgehevelde Klimaatfondsmiddelen die bestemd zijn voor verduurzaming van de industrie. Zo wordt er voor de Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI) 65 miljoen euro uit 2025 naar latere jaren geschoven. Deze schuif dient ertoe om de resterende middelen zo te alloceren dat er nog twee publicaties kunnen plaatsvinden in 2025 en 2026 en uitfinanciering kan plaatsvinden in het ritme van de regeling zoals voorzien. Voor de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) wordt 84 miljoen euro uit 2025 naar latere jaren geschoven. De openstelling van de NIKI zal dusdanig laat in 2025 plaatsvinden dat RVO mogelijk niet meer kan beschikken in het lopende jaar. Hierdoor zullen er in 2025 geen kasvoorschotten en verplichtingen meer worden verleend en wordt de raming hierop aangepast.

Uitbreiding vultaak EBN gasopslagen vulseizoen 2026-2027

Voor het behalen van de Europese en nationale vuldoelstellingen voor de gasopslagen wordt de vultaak voor EBN voor het vulseizoen 2026-2027 uitgebreid naar de gasopslagen Norg en Grijpskerk. Hiervoor is aanvullend 367 miljoen euro gereserveerd. De uitbreiding van de vultaak wordt gefinancierd met een opslag op de transporttarieven van GasUnie in 2027 t/m 2030. De ontvangsten van deze heffing worden met een desaldering ingezet voor de benodigde subsidie en vervolgens in het juiste kasritme gezet. Wanneer de uitbreiding in de vultaak niet leidt tot nettokosten, wordt de bijbehorende heffing in de toekomst verlaagd.

Reservering Wind op Zee

Om de reservering van de middelen voor de subsidiëring van 2 gigawatt voor Wind op Zee in het juiste ritme te zetten wordt er cumulatief 181 miljoen euro naar latere jaren geschoven (t/m 2040).

Overige kasschuiven

Deze post bevat diverse kleinere kasschuiven. Zo worden bijvoorbeeld de middelen voor maatwerkfinanciering voor de bedrijven Nobian en AnQore naar achter geschoven, zodat deze aansluiten bij het verwachte moment van uitfinanciering.

Overboekingen met andere begrotingen

Toekenningen uit Klimaatfonds Pakket voor Groene Groei

Bij het Pakket voor Groene Groei is er 2,6 miljard euro overgeheveld vanuit het Klimaatfonds, waarvan ruim 2,2 miljard euro naar de begroting van KGG. Het grootste deel wordt overgeheveld vanuit het perceel Gebouwde omgeving, namelijk voor het Nationaal Isolatieprogramma (793 miljoen euro) en de stimulering van hybride warmtepompen (369 miljoen euro). Andere grote toekenningen zijn voor de verlenging van de Indirecte Kostencompensatie (IKC) ETS in 2025 t/m 2027 (497 miljoen euro) en de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) (213 miljoen euro). De verwerking van het Pakket voor Groene Groei is gebeurd via een Nota van Wijziging bij de 1e suppletoire begrotingen van de betreffende departementen en het Klimaatfonds.

Toekenningen uit Klimaatfonds Miljoenennota 2026

Er is ten opzichte van de 1e suppletoire begroting voor 2,1 miljard euro euro uit het Klimaatfonds overgeheveld. Enkele grotere overhevelingen zijn onder andere 1,1 miljard euro ten behoeve van prioritaire dekking voor diverse problematiek Wind op Zee en de verlenging van de Indirecte kostencompensatie ETS (IKC ETS) in 2028. Ook wordt er 197 miljoen euro voor gebiedsinvesteringen bij projecten aan de hoogspanningsinfrastructuur (naar de begroting van KGG) overgeheveld. Daarnaast is er 40 miljoen euro overgeheveld naar de begroting van KGG voor uitvoeringskosten op het gebeid van kernenergie, en 81 miljoen euro naar IenW (ook voor het RIVM en de ANVS). Voor de maatwerkafspraken met de bedrijven Cosun en AnQore en steun aan een andere bedrijf is er in totaal 136 miljoen euro overgeheveld. Tevens worden middelen overgeheveld voor een subsidie aan GasUnie voor het warmtetransportnet WarmtelinQ (195 miljoen euro) en worden middelen overgeheveld om een garantieregeling voor de aanleg van warmtenetten uit te werken (175 miljoen euro).

Bijdrage KGG aan maatregel 29 Nij Begun

Het kabinet heeft besloten dat een deel van het budget van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) overgeheveld wordt naar de VRO-begroting voor maatregel 29 uit de kabinetsreactie op de Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen (‘Nij Begun’). Maatregel 29 is de verduurzaming van het aardbevingsgebied in Groningen en Noord-Drenthe. Bij de Voorjaarsnota 2025 is hiervoor al 17 miljoen euro in 2025 en 23 miljoen euro in 2026 overgeboekt van KGG naar VRO. Bij Miljoenennota wordt het resterende bedrag van 98 miljoen euro overgeboekt.

Terugboekingen naar Klimaatfonds Miljoenennota 2026

Conform afspraken zoals vastgelegd bij de Tijdelijke wet Klimaatfonds, worden overtollige middelen die uit het Klimaatfonds zijn overgeheveld, teruggestort in het fonds. In totaal gaat het om 486 miljoen euro. De grootste terugboeking betreft middelen die bedoeld waren voor een demonstratieproject elektrolyse offshore (274 miljoen euro), omdat dit project niet doorgaat. Daarnaast is er voor 77 miljoen euro omgebogen op de middelen voor de regeling Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI). Dit is teruggestort in het Klimaatfonds. Deze middelen zijn ingezet voor andere maatregelen binnen het perceel Verduurzaming industrie van het Klimaatfonds. De uitvoeringskosten hiervoor zijn niet meer benodigd. Voor het jaar 2025 is er vanaf de begroting van KGG 135 miljoen euro aan onderuitputting teruggestort in het Klimaatfonds. Dit bedrag is daar gelijk afgeboekt als meevaller. Dit houdt in dat deze middelen meelopen in de eindejaarsmarge en worden teruggestort in het fonds bij de Voorjaarsnota 2026. Op deze manier lopen deze middelen weer mee in het algemene proces van de fondsbesluitvorming, en kunnen ze weer ten goede komen aan maatregelen op het gebied van klimaat en energie.

Overhevelingen uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken om Specifieke Uitkeringen over te hevelen naar het Gemeentefonds en Provinciefonds. Voor de regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid (CDOKE) wordt er in 2026 694 miljoen euro overgeheveld naar het Gemeentefonds en Provinciefonds. Ook wordt er 10 miljoen euro in het Provinciefonds gestort voor netcongestie. Ten slotte wordt er 19 miljoen euro in het Btw-compensatiefonds gestort.

Terugboekingen naar Klimaatfonds Pakket voor Groene Groei

Conform afspraken zoals vastgelegd bij de Tijdelijke wet Klimaatfonds, worden overtollige middelen die uit het Klimaatfonds zijn overgeheveld, teruggestort in het fonds. Dergelijke terugstortingen waren ook onderdeel van het Pakket voor Groene Groei. De verwerking hiervan is dus ook gebeurd met de Nota van Wijziging bij de 1e suppletoire begrotingen van KGG en het Klimaatfonds. Vanuit de begroting van KGG is 180 miljoen euro teruggestort in het fonds afkomstig uit de Warmtenetten investeringssubsidie (WIS), als gevolg van een update van de raming. Daarnaast bleek 16 miljoen euro niet nodig voor de maatwerkafspraak met Nobian en is 63 miljoen euro oorspronkelijk bedoeld voor de maatregel ‘batterijverplichting zonneparken’ teruggestort, waardoor deze konden worden benut voor de nieuwe maatregel ‘industrial demand side response’.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft onder andere de overheveling van een deel van de loon- en prijsbijstelling naar de begroting van Economische Zaken. Deze middelen worden ingezet ter dekking van KGG-problematiek waarvan de budgetten op de EZ-begroting staan, vooral apparaatsuitgaven. Ook worden er middelen overgeheveld naar het Provinciefonds voor de versterking van de uitvoeringscapaciteit voor vergunningverlening door omgevingsdiensten aan de bedrijven die onderdeel zijn van de maatwerkaanpak verduurzaming industrie.

Technisch

Uitbreiding vultaak EBN gasopslagen vulseizoen 2026-2027

De uitbreiding van de vultaak wordt gefinancierd met een opslag op de transporttarieven van GasUnie in 2027 t/m 2030. De ontvangsten van deze heffing worden met een desaldering ingezet voor de benodigde subsidie en vervolgens in het juiste kasritme gezet.

Overig technisch

Dit betreft onder andere een desaldering waarbij de resterende middelen van de opdracht voor 2024 voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland zijn terugontvangen en zijn ingezet voor de bekostiging van de opdracht voor 2025.

Niet-kaderrelevant

Lening EBN vultaak gasopslagen

EBN ontvangt een lening voor de vultaak van de gasopslagen. De lening is bedoeld voor de aankoop van gas en voor aanvullende zekerheidsstortingen wanneer de gasprijs snel oploopt. De lening wordt terugbetaald in 2027 (zie ontvangsten).

Ontvangsten

Tegenvallers

In 2025 staat een ontvangst van 5 miljoen euro geraamd voor het NGF-project GroenvermogenNL. Dit bedrag is echter al in 2024 ontvangen, waardoor de raming nu naar beneden wordt bijgesteld.

Intensiveringen

Ontvangstenderving Wind op Zee Zeevonk

Vanwege veranderde marktomstandigheden bij de uitrol van wind op zee is een nieuwe overeenkomst gesloten met het consortium Zeevonk over de realisatie van een nieuw windpark. Hierbij is het financiële bod dat Zeevonk aan de Staat betaalt verlaagd. Dit leidt tot een ontvangstenderving.

Generaal dossier

Gasbaten

De gasbaten bestaan uit de dividenduitkering van EBN en ontvangsten op basis van Mijnbouwwet. Ten opzichte van de raming bij Voorjaarsnota 2025 is het dividend van EBN vanaf 2026 volledig afgeboekt. Als gevolg van de verslechtering van de financiële resultaten door een (in 2025 en 2026) lagere gasprijs en door hogere kosten, zal EBN de komende jaren naar verwachting geen dividend uitkeren. De resultaten van EBN worden als voorspeller gebruikt voor de te verwachten ontvangsten uit de Mijnbouwwet. In lijn met de verwachtingen van EBN zijn de ontvangsten naar beneden bijgesteld.

Technisch

Uitbreiding vultaak EBN gasopslagen vulseizoen 2026-2027

De uitbreiding van de vultaak wordt gefinancierd met een opslag op de transporttarieven van GasUnie in 2027 t/m 2030. De ontvangsten van deze heffing worden met een desaldering ingezet voor de benodigde subsidie en vervolgens in het juiste kasritme gezet.

Overig technisch

Dit betreft onder andere een desaldering waarbij de resterende middelen van de opdracht voor 2024 voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland zijn terugontvangen en zijn ingezet voor de bekostiging van de opdracht voor 2025.

Niet-kaderrelevant

Bijstelling ETS-ontvangsten

Vanwege een daling van de verwachte prijzen van de rechten onder het Europese handelssysteem voor CO2-emissie (EU ETS) worden de ETS-opbrengsten neerwaarts bijgesteld.

ETS2 opt-in glastuinbouw

In het Pakket voor Groene Groei heeft het kabinet besloten tot invoering van de ETS2 opt-in glastuinbouw (het Europese handelssysteem voor CO2-emissie). Vanaf de start van het ETS2-systeem in 2027 levert dit aanvullende ETS2-inkomsten op. Deze inkomsten zijn bij Miljoenennota 2026 verwerkt in het inkomstenkader.

Kadercorrectie afboeken opbrengsten CO2-heffing industrie

Het kabinet heeft besloten tot een aanpassing van de CO2-heffing voor de industrie per 1 januari 2026. Dit leidt tot lagere ontvangsten van cumulatief 274 miljoen euro in de periode 2026 t/m 2028, omdat de CO2-heffing t/m 2028 in de begroting was verwerkt. De terugsluis van de opbrengsten van de CO2-heffing wordt eveneens afgeboekt (zie uitgaven Klimaatfonds), waardoor er geen saldo-effect is.

Bijstelling CO2-heffing industrie

Het kabinet heeft besloten tot een aanpassing van de CO2-heffing voor de industrie per 1 januari 2026. De verwachte inkomsten – voor en na de aanpassing – zijn daarom opnieuw geraamd op basis van de laatste ontwikkelingen van de CO2-emissies en de laatste ramingen van het Planbureau voor de Leefomgeving.

Verhoging CO2-heffing AVI's

Het kabinet heeft besloten tot het verhogen van de CO2-heffing voor de afvalverbrandingsinstallaties (AVI's) waardoor de verwachte opbrengsten stijgen. Omdat deze heffing ingaat vanaf 2027, leidt deze verhoging tot extra ontvangsten vanaf 2027.

Klimaatfonds

KLIMAATFONDS: UITGAVEN (2025-2030)

M Klimaatfonds: Uitgaven

      

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

214

1.185

3.292

3.003

2.820

2.165

       

Meevallers

‒ 139

     

Meevallers

‒ 139

     
       

Ombuigingen

 

‒ 61

‒ 239

‒ 295

  

Kadercorrectie afboeken terugsluis CO2-heffing industrie

 

‒ 61

‒ 88

‒ 125

  

Kadercorrecties Pakket voor Groene Groei

  

‒ 151

‒ 170

  
       

Kasschuiven

‒ 25

‒ 189

‒ 618

285

386

244

Kasschuiven

‒ 25

‒ 189

‒ 618

285

386

244

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 41

‒ 455

‒ 743

‒ 797

‒ 614

‒ 318

Terugboekingen Klimaatfonds Miljoenennota 2026

143

12

225

46

28

61

Terugboekingen naar Klimaatfonds Pakket voor Groene Groei

16

98

31

30

13

198

Toekenningen perceel Kernenergie

‒ 1

‒ 11

‒ 13

‒ 21

‒ 37

‒ 36

Toekenningen perceel Verduurzaming industrie en innovatie mkb

‒ 15

‒ 58

‒ 45

‒ 18

  

Toekenningen vanuit Klimaatfonds Pakket voor Groene Groei

‒ 184

‒ 263

‒ 713

‒ 593

‒ 438

‒ 336

Toekenningen perceel CO2-vrije gascentrales

     

‒ 83

Toekenningen perceel Energie-infrastructuur

 

‒ 227

‒ 50

‒ 116

‒ 93

‒ 57

Toekenningen perceel Vroege fase opschaling

 

‒ 7

‒ 180

‒ 125

‒ 87

‒ 66

       

Technisch

 

0

0

0

0

 

Technisch

 

0

0

0

0

 
       

Stand Miljoenennota

9

480

1.693

2.196

2.592

2.091

KLIMAATFONDS: UITGAVEN (2031-2035)

M Klimaatfonds: Uitgaven

     

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

2035

      

Stand Voorjaarsnota

2.077

2.536

2.627

2.667

3.354

      

Meevallers

     

Meevallers

     
      

Ombuigingen

     

Kadercorrectie afboeken terugsluis CO2-heffing industrie

     

Kadercorrecties Pakket voor Groene Groei

     
      

Kasschuiven

117

20

12

23

‒ 254

Kasschuiven

117

20

12

23

‒ 254

      

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 173

‒ 120

‒ 97

‒ 94

‒ 512

Terugboekingen Klimaatfonds Miljoenennota 2026

     

Terugboekingen naar Klimaatfonds Pakket voor Groene Groei

     

Toekenningen perceel Kernenergie

‒ 2

    

Toekenningen perceel Verduurzaming industrie en innovatie mkb

     

Toekenningen vanuit Klimaatfonds Pakket voor Groene Groei

‒ 40

‒ 16

‒ 11

‒ 8

‒ 101

Toekenningen perceel CO2-vrije gascentrales

‒ 83

‒ 83

‒ 83

‒ 83

‒ 365

Toekenningen perceel Energie-infrastructuur

‒ 18

‒ 18

   

Toekenningen perceel Vroege fase opschaling

‒ 30

‒ 3

‒ 3

‒ 3

‒ 46

      

Technisch

     

Technisch

     
      

Stand Miljoenennota

2.021

2.437

2.542

2.596

2.588

Uitgaven

Meevallers

Voor het jaar 2025 is 139 miljoen euro aan onderuitputting afgeboekt. Dit bedrag is eerst vanaf de betreffende begrotingen teruggestort in het fonds (zie post Terugboekingen naar Klimaatfonds Miljoenennota 2026) en daarna afgeboekt van de fondsbegroting. Dit houdt in dat deze middelen meelopen met de eindejaarsmarge en worden teruggestort in het fonds bij de Voorjaarsnota 2026. Op deze manier lopen deze middelen weer mee in het algemene proces van de fondsbesluitvorming, en kunnen ze weer ten goede komen aan maatregelen op het gebied van klimaat en energie. De 139 miljoen euro is opgebouwd uit meerdere kleinere bedragen die zijn teruggestort. De grootste betreft een terugstorting uit de regeling IPCEI waterstof golf 4 (Important Project of Common European Interest) van 63 miljoen euro. Daarnaast heeft er ook onderuitputting plaatsgevonden op onder andere IPCEI waterstof golf 2 (17 miljoen euro), de subsidie voor elektrolyse onshore (20 miljoen euro) en de Warmtenetten investeringssubsidie (WIS; 15 miljoen euro).

Ombuigingen

Kadercorrecties Pakket voor Groene Groei

In het Pakket Groene Groei heeft het kabinet aangekondigd vanaf 2027 de zakelijke markt voor personenauto’s te normeren. Dit betekent dat alle auto’s die vanaf dat moment door een werkgever ook voor privégebruik ter beschikking worden gesteld aan de werknemer, volledig emissievrij zijn. Daarnaast wordt de gewichtscorrectie in de motorrijtuigenbelasting verhoogd van 25% naar 30% voor volledig elektrische personenauto’s in 2026 t/m 2028. Beide maatregelen leiden tot budgettaire derving aan de inkomstenkant. De dekking van deze maatregelen is deels afkomstig uit het Klimaatfonds en is via een kadercorrectie van het Klimaatfonds afgeboekt. Ten slotte wordt een deel van het schrappen van de circulaire plastic-heffing gedekt uit de terugsluis van de opbrengsten van de CO2-heffing voor de afvalverbrandingsinstallaties. Deze terugsluis naar het Klimaatfonds is tevens afgeboekt als kadercorrectie. De ombuigingen zijn via een Nota van Wijziging verwerkt in de 1e suppletoire begroting van het Klimaatfonds.

Kadercorrectie afboeken terugsluis CO2-heffing industrie

Het kabinet heeft besloten tot een aanpassing van de CO2-heffing voor de industrie per 1 januari 2026 (zie ontvangsten Klimaat en Groene Groei). De bijbehorende terugsluis van 274 miljoen euro in de periode 2026 t/m 2028 wordt daarom afgeboekt van het Klimaatfonds.

Kasschuiven

Dit betreft de totale kasschuif op de begroting van het Klimaatfonds. Deze is opgebouwd uit verschillende onderliggende kasschuiven per perceel. Kasschuiven op het Klimaatfonds vinden plaats om ervoor te zorgen dat de beoogde maatregelen die uit het Klimaatfonds zullen worden bekostigd, in het juiste kasritme kunnen worden overgeheveld naar departementale begrotingen. Op basis van de meest recente informatie ten aanzien van de maatregelen die zijn gereserveerd of voorwaardelijke zijn toegekend, worden de kasritmes geüpdatet. Het overgrote deel van deze kasschuif vindt plaats op de percelen Energie-infrastructuur, Vroege fase opschaling, en Verduurzaming industrie.

Overboekingen met andere begrotingen

Terugboekingen naar Klimaatfonds Miljoenennota 2026

Conform afspraken zoals vastgelegd bij de Tijdelijke wet Klimaatfonds, worden overtollige middelen die uit het Klimaatfonds zijn overgeheveld, teruggestort in het fonds. De grootste terugboeking betreft een bedrag van 274 miljoen euro van de begroting van KGG. Dit gaat om middelen die bedoeld waren voor een demonstratieproject elektrolyse offshore. Dit project wordt gepauzeerd. Daarnaast is er 77 miljoen euro omgebogen op de middelen voor de regeling Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI). Dit bedrag is teruggestort in het Klimaatfonds. Deze middelen zijn ingezet voor andere maatregelen binnen het perceel Verduurzaming industrie van het Klimaatfonds. Verder gaat het om enkele kleinere bedragen, bijvoorbeeld 11 miljoen euro vanaf de begroting van IenW vanwege het schrappen van het emissielabel voor de binnenvaart. De uitvoeringskosten hiervoor zijn niet meer benodigd. Tenslotte is er voor het jaar 2025 139 miljoen euro aan onderuitputting teruggestort in het fonds. Dit bedrag is daarna gelijk als meevaller afgeboekt van de fondsbegroting. Zie hierboven ook de toelichting bij de post Meevallers.

Terugboekingen naar Klimaatfonds Pakket voor Groene Groei

Conform afspraken zoals vastgelegd bij de Tijdelijke wet Klimaatfonds, worden overtollige middelen die uit het Klimaatfonds zijn overgeheveld, teruggestort in het fonds. Bij het Pakket voor Groene Groei is er 328 miljoen euro teruggeboekt naar het Klimaatfonds. Dit betreft onder andere middelen van de Warmtenetten investeringssubsidie (180 miljoen euro in 2030 van de begroting van KGG), de plastic hubs (70 miljoen euro van de begroting van IenW) en de batterijverplichting voor zonneparken (63 miljoen euro van de begroting van KGG). Deze middelen lopen mee in de toekomstige besluitvorming over de toekenningen uit het Klimaatfonds. De terugboekingen zijn via een Nota van Wijziging verwerkt in de 1e suppletoire begrotingen van de betreffende departementen en het Klimaatfonds.

Toekenningen perceel Kernenergie

Er zijn middelen overgeheveld uit het fonds naar de begroting van KGG (40 miljoen euro) voor uitvoeringskosten bij KGG en medeoverheden gerelateerd aan de (voorbereidingen op de) uitbreiding van kernenergie in Nederland.

Toekenningen perceel Verduurzaming industrie en innovatie mkb

De middelen voor de maatwerkafspraken met de bedrijven Cosun (75 miljoen euro) en AnQore (46 miljoen euro) worden overgeboekt naar de KGG-begroting. Ook is 15 miljoen euro overgeboekt voor een bedrijfscasus.

Toekenningen vanuit Klimaatfonds Pakket voor Groene Groei

Bij het Pakket voor Groene Groei is er 2,6 miljard euro overgeheveld vanuit het Klimaatfonds. Het grootste deel wordt overgeheveld vanuit het perceel Gebouwde omgeving, namelijk voor het Nationaal Isolatieprogramma (793 miljoen euro), de stimulering van hybride warmtepompen (369 miljoen euro), verduurzaming van maatschappelijk vastgoed (175 miljoen euro) en de continuering van het Nationaal Warmtefonds (135 miljoen euro). Andere grote toekenningen zijn voor de verlenging van de Indirecte Kostencompensatie (IKC) ETS in 2025 t/m 2027 (497 miljoen euro) en de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) (213 miljoen euro). De toekenningen zijn via een Nota van Wijziging toegevoegd aan de 1e suppletoire begrotingen van de betreffende departementen en afgeboekt van het Klimaatfonds.

Toekenning perceel CO2-vrije gascentrales

Vanuit het perceel CO2-vrije gascentrales wordt 780 miljoen euro naar de begroting van KGG overgeheveld ten behoeve van prioritaire dekking voor diverse problematiek Wind op Zee en de verlenging van de Indirecte kostencompensatie ETS (IKC ETS) in 2028. Hiermee is het perceel volledig leeggeboekt.

Toekenningen perceel Energie-infrastructuur

Er is 197 miljoen euro overgeheveld naar de begroting van KGG in het kader van gebiedsinvesteringen. Deze middelen worden beschikbaar gesteld aan gemeenten die te maken hebben met de aanleg van hoogspanningsinfrastructuur. Verder is ook 175 miljoen euro naar de begroting van KGG overgeheveld om een garantieregeling voor warmtenetten te ontwikkelen. Tot slot is 195 miljoen overgeheveld naar de KGG-begroting vanwege een financiële tegenvaller bij de aanleg van WarmtelinQ.

Toekenningen perceel Vroege fase opschaling

Er worden enkele overhevelingen gedaan uit het perceel Vroege fase opschaling. De grootste daarvan is een overheveling van 318 miljoen euro naar de begroting van KGG ten behoeve van prioritaire dekking voor diverse problematiek Wind op Zee en de verlenging van de Indirecte kostencompensatie ETS (IKC ETS) in 2028. Dit gaat om middelen die bedoeld waren voor een demonstratieproject elektrolyse offshore. Dit project gaat niet door. Ook wordt er 212 miljoen euro overgeheveld naar de begroting van KGG, waarmee een volgende subsidietender voor de productie van waterstof (elektrolyse onshore 500-1.000 megawatt) kan worden opengezet.

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (inclusief Diergezondheidsfonds)

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

XIV LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

4.764

3.920

2.730

2.096

1.928

1.795

       

Intensiveringen

24

355

1.288

1.559

2.012

2.126

Amendement Koekkoek

1

2

6

5

5

4

Amendement Kostic

1

1

1

1

1

 

Startpakket AP Agrarische sector

0

108

769

682

78

40

Agrarische sector en Agrarisch Natuurbeheer (nominaal onverdeeld)

  

107

468

1.528

1.690

Alternatieve maatregel rode diesel

  

146

146

146

146

Startpakket AP ANB

 

236

251

248

248

231

Overige intensiveringen

22

9

8

9

7

15

       

Ombuigingen

‒ 50

‒ 9

‒ 8

‒ 9

‒ 7

‒ 15

Amendement Kostic

‒ 5

     

Amendement Koekkoek

‒ 24

     

Amendement Van Kent

 

‒ 1

    

Overige ombuigingen

‒ 22

‒ 9

‒ 8

‒ 9

‒ 7

‒ 15

       

Kasschuiven

‒ 418

‒ 12

272

67

73

17

Kasschuif nationale grondbank

‒ 20

 

20

   

Kasschuif Lbv, Lbv-plus en Lbv kleinere sectoren

‒ 32

‒ 88

117

3

  

Kasschuif extensiveringsregeling

‒ 206

21

76

76

33

 

Overige kasschuiven

‒ 159

54

59

‒ 11

40

17

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 40

8

12

6

2

3

Herijkingstekort ANB

‒ 22

     

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 18

8

12

6

2

3

       

Technisch

51

4

3

3

1

1

Veluwe en de Peel (inzet middelen)

 

111

111

378

  

Veluwe en de Peel (nominaal onverdeeld)

 

‒ 111

‒ 111

‒ 378

  

Overig technisch

51

4

3

3

1

1

       

Stand Miljoenennota

4.330

4.264

4.298

3.722

4.010

3.927

XIV LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

193

113

130

143

60

58

       

Kasschuiven

 

‒ 12

  

12

 

Kasschuiven

 

‒ 12

  

12

 
       

Technisch

51

4

3

3

1

1

Technisch

51

4

3

3

1

1

       

Stand Miljoenennota

244

104

133

146

74

59

Uitgaven

Intensiveringen

Amendement Koekkoek

Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota 2025 aangekondigd dat de structurele financiering voor het programma Nationale Parken vanaf 2026 wordt stopgezet. Dit amendement19 draait de voorgenomen ombuiging van 23,7 miljoen euro terug. Het betreft de jaren 2026-2030; voor 2026 gaat het om 1,8 miljoen euro, voor 2027 om 6 miljoen euro en voor de jaren 2028, 2029 en 2030 gaat het om 5,3 miljoen euro per jaar.

Amendement Kostić

Dit amendement20 maakt middelen vrij om een bijdrage te leveren aan Spreekbuis Wildopvang en Dierenambulances, met een jaarlijkse financiering van 0,9 miljoen euro voor de periode 2025-2029.

Startpakket AP Agrarische sector

Deze intensivering is met een nota van wijziging21 al verwerkt met de eerste suppletoire begroting van LVVN. Er wordt budget overgeheveld vanuit de enveloppe agrarische sector op de AP naar de begroting van LVVN. De Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel heeft op 25 april ingestemd met een eerste pakket maatregelen22. Hierbij zijn incidentele middelen vrijgemaakt voor vrijwillige beëindiging, doelsturing, extensivering melkvee, en natuurherstel. Dit is over de periode 2025-2030 cumulatief 1,6 miljard euro.

Agrarische sector en Agrarisch Natuurbeheer (nominaal onverdeeld)

Voor de stikstofaanpak stelt het kabinet in aanvulling op het Startpakket 2,6 miljard euro incidenteel en circa 300 miljoen euro structureel ter beschikking. Met deze mutatie wordt vrijwel het volledige budget op de Aanvullende Post dat beschikbaar is voor de agrarische sector en agrarisch natuurbeheer overgeheveld naar het nominaal onverdeeld artikel (artikel 51). Over de invulling van deze middelen wordt de Kamer apart door het kabinet geïnformeerd.

Alternatieve maatregel rode diesel

Voor investeringen in het landbouwbeleid is 146 miljoen euro structureel op de LVVN-begroting ter beschikking gesteld als alternatief voor de rode dieselmaatregel uit het Hoofdlijnenakkoord. Het gaat daarbij om middelen voor robotisering en digitalisering (137 miljoen euro tot en met 2030), de regeling verduurzaming landbouwvoertuigen (16,6 miljoen euro tot en met 2030), klimaatadaptatie en bodem (51,2 miljoen euro tot en met 2030), het Nationaal Groenfonds (136 miljoen euro tot en met 2030), het programma BoerenPerspectief en Taboer (37,5 miljoen euro tot en met 2030) en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (206 miljoen euro tot en met 2030).

Startpakket AP ANB

Deze intensivering is met een nota van wijziging al verwerkt met de eerste suppletoire begroting van LVVN. Er wordt budget overgeheveld vanuit de enveloppe agrarisch natuurbeheer (ANB) op de AP naar de begroting van LVVN. De Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel heeft op 25 april ingestemd met een eerste pakket maatregelen. Hiervoor is 212,5 miljoen euro structureel overgemaakt voor agrarisch natuurbeheer en natuurmonitoring.

Overige intensiveringen

Dit betreft een aantal overige intensiveringen, waaronder een pilot met Artificial Intelligence ten behoeve van bedrijfsvoering (6,1 miljoen euro in 2025).

Ombuigingen

Amendement Kostić

Dit amendement maakt middelen vrij om een bijdrage te leveren aan Spreekbuis Wildopvang en Dierenambulances, met een jaarlijkse financiering van 0,9 miljoen euro voor de periode 2025-2029. Hiervoor wordt 4,5 miljoen euro omgebogen op het Lbv-budget.

Amendement Koekkoek

Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota 2025 aangekondigd dat de structurele financiering voor het programma Nationale Parken vanaf 2026 wordt stopgezet. Dit amendement draait de voorgenomen ombuiging van 23,7 miljoen euro terug. Hiervoor wordt 23,7 miljoen euro omgebogen op het Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv)-budget.

Amendement van Kent

De dekking voor het amendement van Kent23 op de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gevonden in het incidenteel taakstellend verlagen van de uitgaven aan externe inhuur in 2026. Deze dekking is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van LVVN is in 2026 incidenteel verlaagd met 0,6 miljoen euro ten behoeve van het compenseren van medewerkers bij sociaal-ontwikkelbedrijven in 2025.

Overige ombuigingen

Dit betreft een aantal overige ombuigingen, waaronder ombuigingen op het Nationaal Kennisprogramma Stikstof (NKS) (4,3 miljoen euro), budget voor doelsturing waterkwaliteit (2 miljoen euro) en verscheidene kleine ombuigingen ten behoeve van bedrijfsvoering (samen met de ministeries EZ en KGG).

Kasschuiven

Kasschuif nationale grondbank

De uitvoering van grondaankopen door de Grondbank is vertraagd. Aankooptrajecten hebben veelal een doorlooptijd van minimaal zes maanden. Het bedrag van 20 miljoen euro dat in 2025 niet wordt uitgegeven wordt naar verwachting in 2027 benut. Voor 2026 staan voldoende middelen op de begroting.

Kasschuif Lbv, Lbv-plus en Lbv kleinere sectoren

Het ritme van de uitbetaling van de middelen voor de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties, Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties Plus en Beëindigingsregeling kleinere veehouderijsectoren zijn afhankelijk van de aanvragen tot uitbetalingen door de deelnemers van de regeling. Deze schuif zet de middelen in het ritme van de meest recente raming van het moment van uitgave van de middelen.

Kasschuif extensiveringsregeling

Door vertraging van de openstelling van de regeling zullen er dit jaar geen uitbetalingen meer plaatsvinden. De middelen voor 2025 (206 miljoen euro) worden daarom naar 2026 tot en met 2029 doorgeschoven.

Overige kasschuiven

Deze post betreft overige kasschuiven ter waarde van 170 miljoen euro. Het gaat hierbij om kasschuiven voor onder andere de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) (23 miljoen euro), ANB (15 miljoen euro) en het Groeifonds (13 miljoen euro).

Overboekingen met andere begrotingen

Herijkingstekort ANB

Met deze overboeking van 22 miljoen euro in 2025 naar het Provinciefonds wordt een financiële impuls aan de subsidie Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) gegeven, waarmee het tekort bij uitbetaling voor beheerjaar 2024 wordt gedekt.

Overige overboekingen

Deze post betreft een aantal overboekingen, waaronder overboekingen naar het Provinciefonds voor de aanpak van de wolf (4,5 miljoen euro), voor de aanpak invasieve exoten (2,2 miljoen euro) en Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL)-monitoring (1,3 miljoen euro).

Technisch

Veluwe en de Peel (inzet middelen)

Deze mutatie betreft het overhevelen van budget voor de stikstofaanpak in de Veluwe en de Peel van nominaal verdeeld artikel (artikel 51) naar de betreffende beleidsartikelen. Met deze mutatie wordt het budget op de beleidsartikelen opgeboekt en kunnen de middelen worden ingezet.

Veluwe en de Peel (nominaal onverdeeld)

Deze mutatie betreft het overhevelen van budget voor de stikstofaanpak in de Veluwe en de Peel van nominaal onverdeeld artikel (artikel 51) naar de betreffende beleidsartikelen. Met deze mutatie wordt het budget van artikel 51 afgeboekt.

Overig technisch

Dit betreft een aantal technische mutaties, voornamelijk desalderingen. In 2025 is het incidenteel hoger, het gaat hier onder andere om een afrekening van de RVO (23,4 miljoen euro) en een financiële correctie vanwege de onjuiste subsidieverstrekking aan FresQ (20,7 miljoen euro).

Ontvangsten

Kasschuiven

Dit betreft een kasschuif van 12 miljoen euro uit 2026 die naar 2029 wordt geschoven.

Technisch

Dit betreft een aantal technische mutaties, voornamelijk desalderingen. In 2025 is het incidenteel hoger, het gaat hier onder andere om een afrekening van de RVO (23,4 miljoen euro) en een financiële correctie vanwege de onjuiste subsidieverstrekking aan FresQ (20,7 miljoen euro).

Diergezondheidsfonds

DIERGEZONDHEIDSFONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

36

37

37

38

38

38

       

Niet-kaderrelevant

 

1

1

1

0

0

Niet-kaderrelevant

 

1

1

1

0

0

       

Stand Miljoenennota

36

38

38

38

38

38

DIERGEZONDHEIDSFONDS: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

78

36

37

38

38

38

       

Niet-kaderrelevant

 

4

3

1

0

0

Niet-kaderrelevant

 

4

3

1

0

0

       

Stand Miljoenennota

78

39

40

38

38

38

Uitgaven

Niet-kaderrelevant

Deze post is een verzamelpost en bevat onder andere een verlaging van de geraamde subsidies voor bewaking, verhoging van geraamde opdrachten en technische correcties.

Ontvangsten

Niet-kaderrelevant

Deze post is een verzamelpost en bevat onder meer bijstellingen van de ontvangsten van de sector.

Sociale Zekerheid

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

60.106

64.244

66.451

67.838

71.286

73.734

       

Tegenvallers

0

0

0

2

2

3

Tegenvallers

0

0

0

2

2

3

       

Meevallers

‒ 34

‒ 26

2

‒ 21

‒ 34

‒ 57

Wet op het Kindgebonden Budget (WKB)

‒ 15

‒ 20

6

1

2

‒ 14

Kinderopvangtoeslag (KOT)

‒ 19

‒ 5

‒ 4

‒ 22

‒ 36

‒ 43

Overige meevallers

0

‒ 1

0

0

0

0

       

Ombuigingen

 

‒ 1

‒ 5

‒ 5

‒ 6

‒ 8

Ombuigingen

 

‒ 1

‒ 5

‒ 5

‒ 6

‒ 8

       

Intensiveringen

40

86

98

20

‒ 74

1

Amendement Van Kent t.b.v. werk-ontwikkelbedrijven

40

     

Amendement Grinwis/Ceder t.b.v. Tijdelijk Noodfonds Energie

0

 

50

   

Besparingsverlies Werkloosheidswet (WW)

   

‒ 19

‒ 93

‒ 7

Compensatie inkomens sociaal-ontwikkelbedrijven

 

25

24

23

  

Energiefonds 2026

 

60

    

Overige intensiveringen

0

2

24

17

19

8

       

Kasschuiven

‒ 5

‒ 10

68

35

‒ 75

‒ 15

Kasschuif ingroeipad kinderopvang

‒ 1

‒ 9

67

35

‒ 77

‒ 16

Overige kasschuiven

‒ 4

‒ 1

1

1

2

0

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 84

‒ 208

‒ 118

‒ 52

‒ 62

‒ 62

Overboeking terugdraaien niet-indexeren maximum uurprijzen

10

‒ 114

‒ 48

‒ 26

‒ 25

‒ 25

Overboeking juridische ondersteuning arbeidsmigranten

‒ 3

‒ 6

‒ 7

‒ 7

‒ 7

‒ 7

Overboeking uitvoeringskosten opheffen handhavingsmoratorium

‒ 8

‒ 7

‒ 7

‒ 4

‒ 3

‒ 3

Overboeking rijksbijdrage beschut werk

‒ 34

‒ 37

‒ 39

   

Overboeking implementatie Participatiewet in balans

‒ 36

‒ 15

‒ 4

‒ 1

‒ 1

‒ 1

Overboeking sociale agenda Groningen

 

‒ 10

‒ 6

‒ 6

‒ 7

 

Overboeking versterking arbeidsmarktregio's

    

‒ 9

‒ 9

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 13

‒ 19

‒ 8

‒ 9

‒ 10

‒ 17

       

Kadercorrecties

7

6

‒ 7

1

3

37

Niet-beleidsmatige mutaties bijstand

7

6

‒ 7

1

3

37

       

Technisch

1.264

1.708

1.676

1.714

1.746

1.710

Verdelen nominale ontwikkeling

1.265

1.287

1.329

1.377

1.443

1.444

Desalderingen

‒ 1

2

2

4

4

4

Herverkaveling inburgering

 

421

353

345

312

271

Uitsplitsing ingroeipadmiddelen KOT tussen uitgaven en ontvangsten

 

‒ 2

‒ 7

‒ 13

‒ 14

‒ 9

       

Niet-kaderrelevant

18

‒ 93

‒ 427

43

31

‒ 134

Rijksbijdragen

18

‒ 93

‒ 427

43

31

‒ 134

       

Stand Miljoenennota

61.312

65.707

67.739

69.575

72.818

75.211

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

2.525

2.497

2.517

2.525

2.496

2.391

       

Tegenvallers

6

8

2

‒ 12

‒ 19

‒ 21

Wet op het Kindgebonden Budget (WKB)

6

8

2

‒ 12

‒ 19

‒ 21

       

Meevallers

3

8

13

16

15

10

Kinderopvangtoeslag (KOT)

3

8

13

16

15

10

       

Technisch

3

7

1

‒ 2

‒ 3

2

Verdelen nominale ontwikkeling

4

4

4

4

4

4

Desalderingen

‒ 1

2

2

4

4

4

Herverkaveling inburgering

 

3

3

3

3

3

Uitsplitsing ingroeipadmiddelen KOT tussen uitgaven en ontvangsten

 

‒ 2

‒ 7

‒ 13

‒ 14

‒ 9

       

Niet-kaderrelevant

109

111

115

117

121

132

Werkgeversbijdrage kinderopvang

109

111

115

117

121

132

       

Stand Miljoenennota

2.645

2.630

2.648

2.644

2.611

2.515

Uitgaven

Tegenvallers

Tegenvallers

Onder deze post vallen meerdere tegenvallers van beperkte budgettaire omvang. Hieronder valt een tegenvaller op de Toeslagenwet (TW), die volgt uit een bijstelling op basis van de cMEV raming van het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB verwacht een stijging van de werkloze beroepsbevolking, waardoor het verwachte aantal TW-aanvullingen stijgt.

Meevallers

Wet op het Kindgebonden Budget (WKB)

De verwachte uitgaven aan het kindgebonden budget (WKB) worden structureel naar beneden bijgesteld. Onderliggend spelen er daarbij verschillende tegengestelde effecten. Enerzijds stijgen de structurele uitgaven aan WKB namelijk op basis van de cMEV-raming. Dit komt onder meer doordat de prognose voor de tabelcorrectiefactor (de relevante indexatiefactor voor de WKB) door het CPB naar boven is bijgesteld, waardoor de afbouwgrens voor paren en de vermogensgrenzen meerjarig hoger uitkomen dan eerder verwacht, met hogere WKB-uitgaven tot gevolg. Anderzijds is er een technische correctie gedaan vanwege de bij Voorjaarsnota genomen maatregelen op het kindgebonden budget (het inrichten van een extra knikpunt en het verlagen van de vermogensgrenzen), omdat er nog geen onderscheid was gemaakt tussen nabetalingen en terugontvangsten. Dit leidt tot minder uitgaven aan WKB. Per saldo leiden de bijstellingen tot lagere uitgaven aan het kindgebonden budget in 2030.

Kinderopvangtoeslag (KOT)

De uitgaven aan de kinderopvangtoeslag worden naar beneden bijgesteld op basis van twee ontwikkelingen. Ten eerste komt de werkloze beroepsbevolking op basis van de cMEV-raming van het CPB hoger uit dan eerder werd verwacht. Dit leidt tot minder gebruik van kinderopvang en als gevolg daarvan ook tot lagere uitgaven aan de kinderopvangtoeslag. Daarnaast vindt er een correctie plaats op de jaarlijkse indexatie. Bij het op prijsniveau 2025 brengen van de uitgaven aan de kinderopvangtoeslag was er nog geen rekening mee gehouden dat de nabetalingen over de periode tot en met 2024 niet meestijgen. Dit wordt nu gecorrigeerd, met lagere uitgaven als gevolg.

Overige meevallers

Deze post betreft correcties op de loon- en prijsbijstelling van de SPUK inburgering en van de SPUK Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Er bleken minder middelen nodig voor indexatie dan eerder verwacht.

Ombuigingen

Ombuigingen

Deze post bevat de verwerking van de dekking van het amendement Van Kent ten behoeve van medewerkers van sociaal-ontwikkelbedrijven. Dit amendement betreft het taakstellend verlagen van het budget voor externe inhuur bij alle departementen. Voor de begroting SZW betekent dit in 2026 een ombuiging van 503 duizend euro.

Intensiveringen

Amendement Van Kent t.b.v. werk-ontwikkelbedrijven

Conform het amendement Van Kent wordt in 2025 40 miljoen euro toegevoegd aan de SZW-begroting ten behoeve van het compenseren van medewerkers van sociaal-ontwikkelbedrijven voor inkomensverlies als gevolg van een combinatie van fiscale maatregelen en de reguliere indexatie van de inkomstenbelasting.

Amendement Grinwis / Ceder t.b.v. Tijdelijk Noodfonds Energie

Bij VJN is amendement Grinwis aangenomen om in 2025 50 miljoen euro extra beschikbaar te stellen voor het Tijdelijk Noodfonds Energie (TNE). Door de publiek-private constructie is aanvullende financiering vanuit het Rijk niet mogelijk, omdat de benodigde aanvullende private financiering niet beschikbaar is. Deze middelen worden nu naar 2027 geschoven om ze toe te kunnen voegen aan de middelen voor een publiek energiefonds zoals beoogd binnen het Social Climate Fund.

Besparingsverlies Werkloosheidswet (WW)

In de begroting is een besparingsverlies als gevolg van een jaar uitstel van de WW-duurverkorting verwerkt omdat de ingangsdatum 2027 niet uitvoerbaar is voor het UWV. Op hoofdstuk 15, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, levert dit een besparing op door lagere uitgaven op de Toeslagenwet, Wet inkomensvoorziening oudere werklozen en bijstand. Op hoofdstuk 40, Sociale Verzekeringen, zijn er hogere uitgaven op de WW en de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten. Per saldo vallen de uitgaven met circa 384 miljoen euro hoger uit.

Compensatie inkomens sociaal-ontwikkelbedrijven

Deze maatregel maakt geld vrij voor de compensatie aan medewerkers van sociaal ontwikkelbedrijven in de jaren 2026 t/m 2028. Eerder is bij VJN het amendement Van Kent (SP) aangenomen, waarbij voor 2025 geld is vrijgemaakt om medewerkers van sociaal ontwikkelbedrijven te compenseren voor inkomensverlies als gevolg van een combinatie van fiscale maatregelen en de reguliere indexatie van de inkomstenbelasting. De middelen worden verstrekt via het gemeentefonds. Het is vervolgens aan gemeenten om dit ten goede te laten komen aan de medewerkers van de sociaal-ontwikkelbedrijven.

Energiefonds 2026

Er wordt voor 2026 60 miljoen euro overgeheveld naar de SZW-begroting vanaf de Aanvullende Post, voor het nieuw op te richten publieke energiefonds. Dit is onderdeel van de cofinanciering van het nieuw op te richten publieke energiefonds zoals opgenomen in de Nederlandse aanvraag voor het Social Climate Fund.

Overige intensiveringen

Deze post betreft een bijstelling van het kasritme voor de invulling van de apparaatstaakstelling uit het HLA. De invulling van de taakstelling in 2029 en 2030 is groter dan benodigd, deze middelen worden daarom gebruikt om de resterende taakstelling voor 2028 te dekken. Ook worden er middelen in 2025 en 2026 beschikbaar gesteld voor SZW voor externe inhuur in het kader van het Herstel- en Veerkrachtplan.

Kasschuiven

Kasschuif ingroeipad kinderopvang

Op de begroting van SZW zijn middelen gereserveerd om geleidelijk toe te groeien naar de nieuwe financiering voor de kinderopvang en voor de invoering daarvan per 2029. Om deze middelen in het juiste kasritme te plaatsen wordt een deel van het budget herverdeeld over de jaren 2025 tot en met 2030.

Overige kasschuiven

Deze betreft verschillende kasschuiven van beperkte budgettaire omvang. Zo wordt voor 10 miljoen euro uit 2026 naar 2025 geschoven voor de MDIEU-regeling voor uitgaven die in 2025 al worden verwacht. Ook is er een kasschuif naar aanleiding van de herijking van de uitvoeringstoetsen van Vbar en Flex. Door vertraging worden er in eerdere jaren minder uitgaven verwacht, maar in latere jaren juist meer dan eerder werd voorzien.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking terugdraaien niet-indexeren maximum uurprijzen

Bij Voorjaarsnota is besloten het niet-indexeren van de maximum uurprijzen in 2026 voor de kinderopvang terug te draaien. Deze overboeking met het hoofdstuk Koppeling Uitkeringen van de SZW-begroting zorgt voor de verdeling van de budgettaire gevolgen van het terugdraaien over de verschillende hoofdstukken van de SZW-begroting.

Overboeking juridische ondersteuning arbeidsmigranten

Ten behoeve van de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten, worden middelen overgeboekt naar het ministerie van Justitie en Veiligheid voor de juridische ondersteuning van arbeidsmigranten. Deze middelen worden onder andere gebruikt voor ondersteuning van het Juridisch Loket bij het bieden van advies en ondersteuning aan arbeidsmigranten.

Overboeking uitvoeringskosten opheffen handhavingsmoratorium

Per 1 januari 2025 is het Handhavingsmoratorium op schijnzelfstandigheid opgeheven. Met deze overboeking worden middelen voor de uitvoeringskosten die met dit besluit samenhangen overgeboekt naar de begroting van Financiën ten behoeve van de Belastingdienst.

Overboeking rijksbijdrage beschut werk

Bij de Voorjaarsnota is besloten tot een ophoging van de rijksbijdrage beschut werk aan het Gemeentefonds voor de forfaitaire loonkostensub­ sidie beschut werk. Om dit toe te kunnen voegen aan het budget voor bijstand en loonkostensubsidies (SPUK) is een wetswijziging met beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2028. Tot die tijd zullen de extra middelen via de rijksbijdrage beschut werk aan gemeenten toegekend worden. Dit gebeurt met deze overboeking.

Overboeking implementatie Participatiewet in balans

Voor de implementatie van het wetsvoorstel Participatiewet in balans, worden door gemeenten implementatiekosten gemaakt. Met deze overboeking worden hiervoor middelen overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Overboeking sociale agenda Groningen

In de kabinetsreactie op de parlementaire enquête aardgaswinning, is de ontwikkeling van een sociale agenda aangekondigd. Met deze overboeking wordt de bijdrage van SZW aan deze sociale agenda overgeboekt naar de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Overboeking versterking arbeidsmarktregio's

Met deze overboeking worden middelen overgeboekt naar het Gemeentefonds ter ondersteuning van arbeidsmarktregio’s. Binnen de arbeidsmarktregio’s werken gemeenten, UWV en sociale partners samen aan dienstverlening gericht op werkgevers en werkzoekenden.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Onder deze post vallen meerdere overboekingen van beperkte budgettaire omvang naar andere begrotingen. Hieronder valt een overboeking naar de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het programma Innovatieve Arbozorg van cumulatief circa 11 miljoen euro. Met dit programma wordt gewerkt aan preventie van werkgerelateerde ongevallen. Ook worden er middelen overgeboekt naar de begroting van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor het thema financiële educatie binnen de specifieke uitkering (SPUK) Kansrijke Wijk. Met deze SPUK worden middelen beschikbaar gesteld om in specifieke gebieden de leefbaarheid en veiligheid te verbeteren.

Kadercorrecties

Niet-beleidsmatige mutaties bijstand

Op basis van uitvoeringsinformatie van gemeenten en de recente economische raming van het CPB is het macrobudget bijgesteld. Op basis van de uitvoeringsinformatie wordt het macrobudget opwaarts bijgesteld met 5 miljoen euro in 2025, dit loopt op tot 7 miljoen euro in 2030. De geraamde werkloze beroepsbevolking zorgt voor een opwaartse bijstelling van 2 miljoen euro in 2025. In 2027 leidt dit tot een neerwaartse bijstelling van 12 miljoen euro en in 2030 gaat het om een opwaartse bijstelling van 30 miljoen euro. Per saldo leiden deze effecten tot hogere uitgaven vanaf 2025, met een tijdelijke daling in 2027, waarna dit richting 2030 weer oploopt. Voor deze mutatie wordt het uitgavenplafond gecorrigeerd.

Technisch

Verdelen nominale ontwikkeling

De uitkeringshoogte van de regelingen op de SZW-begroting wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutaties worden deze regelingen overgezet naar prijspeil 2025.

Desalderingen

Deze post betreft een gelijktijdige bijstelling van uitgaven en ontvangsten op het apparaatsbudget.

Herverkaveling inburgering

Deze post betreft een reeks boekingen voor het terugboeken van inburgering van Justitie en Veiligheid naar de begroting van SZW.

Uitsplitsing ingroeipadmiddelen KOT tussen uitgaven en ontvangsten

Op de SZW-begroting zijn middelen gereserveerd om geleidelijk toe te groeien naar het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang. De middelen waren bij Voorjaarsnota nog niet volledig uitgesplitst naar uitgaven en ontvangsten. Met deze mutatie wordt dit alsnog gedaan.

Niet-kaderrelevant  

Rijksbijdragen        

Deze post bestaat uit verschillende mutaties van rijksbijdragen aan sociale fondsen. De uitgaven aan de Bijdrage in de Kosten van Kortingen (BIKK) AOW zijn meerjarig naar beneden bijgesteld, voornamelijk omdat het aandeel van de volksverzekeringen in de heffingskortingen is gedaald. De geraamde bijdrage aan het AOW Ouderdomsfonds veranderd voornamelijk doordat de geraamde premie-inkomsten zijn bijgesteld. In 2028 en 2029 zorgt dit voor een hogere rijksbijdrage, in de andere jaren wordt de rijksbijdrage nu iets lager geraamd.

Ontvangsten

Tegenvallers

Wet op het Kindgebonden Budget (WKB)

De verwachte terugontvangsten van het kindgebonden budget worden per saldo naar beneden bijgesteld. Dit heeft voornamelijk te maken met de technische verwerking van de bij Voorjaarsnota genomen maatregelen op het kindgebonden budget (het inrichten van een extra knikpunt en het verlagen van de vermogensgrenzen). Omdat er structureel minder uitgaven aan de WKB zijn, worden er structureel ook minder terugontvangsten verwacht. De verwerking van de cMEV-raming van het CPB leidt juist tot iets hogere verwachte terugontvangsten. Per saldo worden de verwachte terugontvangsten in 2030 naar beneden bijgesteld.

Meevallers

Kinderopvangtoeslag (KOT)

De verwachte terugontvangsten van de kinderopvangtoeslag worden per saldo naar boven bijgesteld. Dit betreft voornamelijk een correctie op de toegepaste indexatie. Bij de indexatie voor 2025 zijn de ontvangsten nog niet op prijsniveau 2025 gebracht. Dit wordt nu gecorrigeerd. Als gevolg van het nieuwe prijspeil komen de ontvangsten over de toeslagjaren 2025 en verder hoger uit. De verwerking van de cMEV-raming van het CPB leidt juist tot iets lagere verwachte terugontvangsten. Per saldo worden de geraamde terugontvangsten naar boven bijgesteld.

Technisch

Verdelen nominale ontwikkeling

De uitkeringshoogte van de regelingen op de SZW-begroting wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutaties worden deze regelingen overgezet naar prijspeil 2025.

Desalderingen

Deze post betreft een gelijktijdige bijstelling van uitgaven en ontvangsten op het apparaatsbudget.

Herverkaveling inburgering

Deze post betreft een reeks boekingen voor het terugboeken van inburgering van Justitie en Veiligheid naar de begroting van SZW.

Uitsplitsing ingroeipadmiddelen KOT tussen uitgaven en ontvangsten

Op de SZW-begroting zijn middelen gereserveerd om geleidelijk toe te groeien naar het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang. De middelen waren bij Voorjaarsnota nog niet volledig uitgesplitst naar uitgaven en ontvangsten. Met deze mutatie wordt dit alsnog gedaan.

Niet-kaderrelevant

Werkgeversbijdrage kinderopvang

Werkgevers dragen bij aan de kosten van de kinderopvangtoeslag. De werkgeversbijdrage kinderopvang is een vast percentage van de totale loonsom. De totale loonsom is naar boven bijgesteld naar aanleiding van de MEV-raming van het CPB. Dit leidt tot hogere ontvangsten op de werkgeversbijdrage kinderopvang.

Sociale Verzekeringen

SOCIALE VERZEKERINGEN: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

83.503

88.901

93.655

97.993

102.994

108.158

       

Tegenvallers

6

11

17

17

20

41

Ziektewet (ZW)

6

9

12

4

5

22

Uitvoeringskosten UWV

 

2

5

13

15

19

       

Ombuigingen

 

‒ 21

‒ 45

‒ 34

‒ 28

‒ 21

Uitstel re-integratie 2de spoor

  

‒ 2

‒ 12

‒ 28

‒ 21

Werkloosheidswet (WW) beëindigen op eigen initiatief

 

‒ 21

‒ 43

‒ 22

  
       

Intensiveringen

0

‒ 3

9

140

383

19

Besparingsverlies Werkloosheidswet (WW)

 

‒ 5

5

134

369

 

Vervroegen invoeren re-integratieverslagtoets (RIV-toets)

  

2

6

14

19

Overige intensiveringen

0

2

2

0

0

0

       

Kasschuiven

‒ 72

‒ 19

91

   

Kasschuiven herstelactie dagloon

‒ 28

‒ 3

32

   

Kasschuiven loonloze tijdvakken

‒ 40

‒ 18

58

   

Overige kasschuiven

‒ 4

3

2

   
       

Overboekingen met andere begrotingen

5

2

2

5

10

15

Overboekingen met andere begrotingen

5

2

2

5

10

15

       

Kadercorrecties

14

‒ 173

‒ 195

31

59

190

Werkloosheidswet (WW)

14

3

11

90

152

191

Nominale ontwikkeling

 

‒ 176

‒ 206

‒ 60

‒ 93

0

       

Niet-kaderrelevant

4.366

4.634

4.964

5.334

5.637

5.851

Premies betaald over uitkeringen op de SZW-begroting

4.376

4.607

4.920

5.267

5.516

5.807

Bijstelling premies betaald over uitkeringen op de SZW-begroting

‒ 10

27

44

67

121

43

       

Stand Miljoenennota

87.822

93.331

98.498

103.485

109.076

114.253

SOCIALE VERZEKERINGEN: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

259

290

302

346

364

363

       

Stand Miljoenennota

259

291

303

346

364

363

Uitgaven

Tegenvallers

Ziektewet (ZW)

De verwachte uitgaven aan de Ziektewet (ZW) zijn naar boven bijgesteld. Uit de cMEV-raming van het CPB blijkt dat de werkzame beroepsbevolking de komende jaren toeneemt. Hierdoor wordt met name een hoger beroep op de ZW door zieke zwangeren verwacht. Dit leidt tot hogere ZW-uitgaven.

Uitvoeringskosten UWV

De verwachte uitvoeringskosten voor het UWV zijn meerjarig naar boven bijgesteld op basis van de cMEV-raming. Dit is voornamelijk het gevolg van een stijging van het aantal verwachte aanvragen in de WW. 

Ombuigingen

Uitstel re-integratie 2de spoor

De maatregel bestaat uit het uitstellen van het wetsvoorstel re-integratie tweede spoor met twee jaar naar 1 januari 2030.  Dit wetsvoorstel wordt uitgesteld gelet op de toenemende achterstanden bij het sociaal-medisch beoordelen (SMB) en de extra uitvoeringscapaciteit die dit wetsvoorstel van UWV vraagt.

Werkloosheidswet (WW) beëindigen op eigen initiatief

Met deze buitenwettelijke maatregel wordt het tijdelijk makkelijker gemaakt voor WW-gerechtigden om op eigen verzoek door UWV de WW-uitkering te laten beëindigen. Er vindt dan tijdelijk geen beoordeling meer plaats door UWV op de geldende voorwaarden voor het stopzetten van een WW-uitkering. Dit zorgt voor lagere uitkeringslasten WW van cumulatief 86 miljoen euro. De vrijgekomen uitvoeringscapaciteit wordt ingezet om UWV zo goed mogelijk in staat te stellen de hersteloperatie WIA-dagloon uit te voeren. Dit is onderdeel van een aantal maatregelen die tijdelijk ingevoerd worden, waarmee UWV capaciteit bespaart die kan worden ingezet voor de hersteloperatie.

Intensiveringen

Besparingsverlies Werkloosheidswet (WW)

In de begroting is een besparingsverlies als gevolg van een jaar uitstel van de WW-duurverkorting verwerkt omdat de ingangsdatum 2027 niet uitvoerbaar is voor het UWV. Op hoofdstuk 15, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, levert dit een besparing op door lagere uitgaven op de Toeslagenwet, Wet inkomensvoorziening oudere werklozen en bijstand. Op hoofdstuk 40, Sociale Verzekeringen, zijn er hogere uitgaven op de WW en de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten. Per saldo vallen de uitgaven met circa 384 miljoen euro hoger uit.

Vervroegen invoeren re-integratieverslagtoets (RIV-toets)

De meest recente prognoses wijzen op een nog groter oplopende achterstand bij het sociaal medisch beoordelen (SMB). Daarom gaat het wetsvoorstel RIV-toets vanaf de ingangsdatum (1-1-2028) gelden voor alle ziekmeldingen i.p.v. alleen voor personen die vanaf dan hun eerste ziektedag hebben. Het wetsvoorstel gaat nog steeds in op 1 januari 2028, maar heeft de facto 2 jaar eerder effect. Gelet op de oplopende achterstanden start SZW een verkenning naar taakherschikking binnen de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling bij UWV.

Overige intensiveringen

Deze post betreft enkele kleinere intensiveringen van cumulatief 4 miljoen euro om de uitvoering bij het UWV te ontlasten.

Kasschuiven

Kasschuiven loonloze tijdvakken

De herstelactie voor loonloze tijdvakken is vertraagd. Daarom schuiven er middelen van 2025 naar 2026, en vanaf 2026 naar 2027.

Kasschuiven herstelactie dagloon

De herstelactie WIA-dagloon is vertraagd. Daarom schuiven er middelen van 2025 naar 2026, en vanaf 2026 naar 2027.

Overige kasschuiven

Deze post betreft verschillende kasschuiven van beperkte budgettaire omvang. Zo wordt er voor 2,5 miljoen euro voor implementatiekosten geschoven uit 2025 naar 2026 voor het wetsvoorstel proactieve dienstverlening vanwege vertraging. Ook wordt er voor 1,6 miljoen euro geschoven van 2025 naar 2027 voor de herstelactie WIA-indexatie vanwege uitstel van de nabetalingen.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboekingen met andere begrotingen

Onder deze post vallen meerdere overboekingen met andere begrotingen van beperkte budgettaire omvang. Hieronder vallen meerdere overboekingen binnen de SZW-begroting van het hoofdstuk Sociale Zaken & Werkgelegenheid naar het hoofdstuk Sociale Verzekeringen. Deze overboekingen worden onder andere gedaan voor de opvolging van aanbevelingen uit de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (Octas). Voor deze opvolging is bij Voorjaarsnota 2025 een reservering gemaakt, die voor de concrete uitvoering wordt doorverdeeld binnen de SZW-begroting.

Kadercorrecties

Werkloosheidswet (WW)

Op basis van de cMEV raming van het CPB is de raming van de uitgaven aan de Werkloosheidswet (WW) naar boven bijgesteld. Het aantal WW-uitkeringen is naar verwachting hoger dan eerder verwacht, omdat het CPB een hogere werkloze beroepsbevolking raamt dan eerder. In de begrotingsregels is bepaald dat het uitgavenkader wordt aangepast voor mutaties in de WW-uitgaven die niet het gevolg zijn van beleidsmatige keuzes.

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte wettelijke indexatie van de uitkeringsregelingen aan de hand van loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de MEV raming van het CPB. Dit leidt per saldo tot lagere verwachte uitgaven dan verwacht bij Voorjaarsnota 2025.

Niet-kaderrelevant

Premies betaald over uitkeringen op de SZW-begroting

Deze post betreft het toevoegen van de over bepaalde uitkeringen betaalde werkgeverspremies aan de SZW-begroting. Tot nu toe werden de door UWV en SVB over uitkeringen betaalde werkgeverspremies niet zichtbaar gemaakt op de SZW-begroting. Dat kwam omdat deze premies werden gezien als onderlinge betalingen tussen de verschillende sociale fondsen. Omdat de betaalde premies voor de overheid zowel een uitgave als een ontvangst zijn werden deze eerder niet apart zichtbaar gemaakt. Tegenwoordig classificeert het CBS deze betalingen wel als een losse uitgave en een losse ontvangst. Op de Rijksbegroting volgen we deze indeling. Daardoor stijgen dus zowel de collectieve uitgaven (op het premiegefinancierde deel van de SZW-begroting) als de collectieve inkomsten (via de premies voor de werknemersverzekeringen). Deze boekingen zijn niet relevant voor het uitgavenkader omdat tegenover deze betalingen even grote ontvangsten staan.

Bijstelling premies betaald over uitkeringen op de SZW-begroting

De raming van de over uitkeringen betaalde werkgeverpremies is geactualiseerd voor de doorwerking van de uitgaven die in het kader van de augustusbesluitvorming zijn gedaan en voor de MEV-raming van het CPB.

Ontvangsten

Er zijn geen mutaties in de ontvangsten geweest sinds de Voorjaarsnota.

Koppeling Uitkeringen

KOPPELING UITKERINGEN: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

1.256

2.354

3.567

4.687

5.825

6.859

       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 10

114

48

26

25

25

Overboeking terugdraaien niet-indexeren maximum uurprijzen

‒ 10

114

48

26

25

25

       

Kadercorrecties

19

‒ 1

6

63

141

149

Nominale ontwikkeling

19

‒ 1

6

63

141

149

       

Technisch

‒ 1.265

‒ 1.287

‒ 1.329

‒ 1.377

‒ 1.443

‒ 1.444

Verdelen nominale ontwikkeling

‒ 1.265

‒ 1.287

‒ 1.329

‒ 1.377

‒ 1.443

‒ 1.444

       

Stand Miljoenennota

0

1.180

2.293

3.399

4.548

5.589

KOPPELING UITKERINGEN: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

4

12

22

29

36

44

       

Kadercorrecties

 

1

0

0

0

‒ 1

Nominale ontwikkeling

 

1

0

0

0

‒ 1

       

Technisch

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

Verdelen nominale ontwikkeling

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

       

Stand Miljoenennota

0

10

18

25

32

39

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking terugdraaien niet-indexeren maximum uurprijzen

Ten behoeve van de technische verwerking van de bij Voorjaarsnota genomen maatregel om het niet-indexeren van de maximum uurprijzen in 2026 voor de kinderopvang terug te draaien, worden de budgettaire gevolgen van deze maatregel verdeeld tussen verschillende hoofdstukken van de SZW-begroting. Deze overboeking met het hoofdstuk Sociale Zaken & Werkgelegenheid van de SZW-begroting dient hiertoe.

Kadercorrecties

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen aan de hand van loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de MEV raming van het CPB. Dit leidt per saldo tot hogere verwachte uitgaven dan verwacht bij Voorjaarsnota 2025.

Technisch

Verdelen nominale ontwikkeling

De uitkeringshoogte van de regelingen op de SZW-begroting wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutaties worden deze regelingen overgezet naar prijspeil 2025.

Ontvangsten

Kadercorrecties

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte wettelijke indexatie van de uitkeringsregelingen aan de hand van loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de MEV raming van het CPB. Dit leidt per saldo tot lagere verwachte uitgaven dan verwacht bij Voorjaarsnota 2025.

Technisch

Verdelen nominale ontwikkeling

De uitkeringshoogte van de regelingen op de SZW-begroting wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutaties worden deze regelingen overgezet naar prijspeil 2025.

Zorg

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

36.781

40.042

41.690

43.080

45.554

48.298

       

Meevallers

‒ 29

     

Covid middelen

‒ 11

     

Overige meevallers

‒ 19

     
       

Tegenvallers

18

8

0

0

0

0

Regeling FLO/VUT

13

8

    

Overige tegenvallers

4

0

0

0

0

0

       

Intensiveringen

17

234

537

705

770

732

AZWA: Aanpak zorgfraude

  

10

20

25

50

AZWA: Gordelroosvaccinatie

 

2

47

47

47

53

AZWA: Opleiden

 

53

83

129

185

185

AZWA: Overige intensiveringen

 

20

51

62

24

39

AZWA: Sociaal domein basisfunctionaliteiten

 

20

133

204

263

168

AZWA: Sociaal domein basisinfrastructuur

 

30

103

128

154

173

HLO: Bijdrage envelop ouderenzorg

 

39

    

HLO: investeren in beweging naar de voorkant

 

34

50

50

50

50

HLO: uitvoeringskosten

 

5

10

10

10

10

Overhevelingen Aanvullende Post

 

6

24

1

  

Weerbare zorg

  

2

33

  

Overige intensiveringen

17

25

24

20

12

4

       

Ombuigingen

‒ 2

‒ 52

‒ 143

‒ 233

‒ 224

‒ 221

AZWA: SPUK IZA

  

‒ 135

‒ 135

‒ 135

‒ 135

AZWA: Stagefonds

   

‒ 60

‒ 78

‒ 78

HLO: Bijdrage envelop ouderenzorg

 

‒ 39

    

Intergenerationeel wonen

 

‒ 5

‒ 6

‒ 12

‒ 11

‒ 8

Weerbare zorg

   

‒ 25

  

Overige ombuigingen

‒ 2

‒ 8

‒ 2

‒ 1

  
       

Kasschuiven

‒ 246

‒ 123

253

141

‒ 14

‒ 11

Pallas

65

‒ 65

    

LPO tranche 2025

‒ 49

47

23

‒ 12

‒ 2

‒ 7

Groninger zorgakkoord

‒ 50

 

31

19

  

Zorggeschikte woningen

‒ 50

 

25

25

  

Gegevensuitwisseling

‒ 96

2

24

70

  

AZWA: Stagefonds

 

‒ 53

53

   

AZWA: Zorggeschikte woningen

 

‒ 50

25

25

  

Overige kasschuiven

‒ 65

‒ 3

71

13

‒ 12

‒ 3

       

Overboekingen met andere begrotingen

11

92

36

18

17

17

Correctieboeking kinderopvang pleegouders

11

11

11

1

1

1

Correctieboeking hervormingsagenda

 

23

24

22

22

22

NGF project DUTCH

 

33

1

   

Wet integrale suïcidepreventie

 

‒ 10

‒ 10

‒ 10

‒ 10

‒ 10

Overige overboekingen met andere begrotingen

1

36

10

6

5

4

       

Technisch

‒ 16

58

8

8

8

8

Behoud middelen Backpay regeling

‒ 50

50

    

Overig technisch

34

8

8

8

8

8

       

Niet-kaderrelevant

‒ 1.296

‒ 506

‒ 693

‒ 452

‒ 870

‒ 1.627

BIKK Wlz

25

‒ 67

‒ 114

‒ 102

‒ 101

‒ 108

Zorgtoeslag

‒ 321

‒ 304

‒ 281

‒ 254

‒ 350

‒ 572

Rijksbijdrage Wlz

‒ 1.000

‒ 50

‒ 250

‒ 50

‒ 350

‒ 850

Oplossing keteneffecten bij nabetalingen

 

‒ 1

‒ 6

‒ 5

‒ 4

‒ 4

Rijksbijdrage 18-

 

‒ 83

‒ 42

‒ 40

‒ 66

‒ 94

Overig niet-kaderrelevant

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

35.238

39.753

41.687

43.268

45.241

47.196

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

1.053

900

868

892

932

971

       

Technisch

34

8

8

8

8

8

Technisch

34

8

8

8

8

8

       

Niet-kaderrelevant

‒ 42

‒ 54

‒ 42

‒ 34

‒ 32

‒ 38

Zorgtoeslag

‒ 42

‒ 54

‒ 42

‒ 34

‒ 32

‒ 38

       

Stand Miljoenennota

1.045

853

833

866

909

941

Uitgaven

Meevallers

Covid middelen

Bij de middelen voor de aanschaf van covidvaccins en de landelijke coördinatie van covidvaccinaties door GGD GHOR doet zich onderbesteding voor. Er valt 11,0 miljoen euro vrij.

Overige meevallers

De overige meevallers tellen op tot 18,5 miljoen euro. Dit betreft onder andere 3,5 miljoen euro door uitstel van de ingangsdatum van de Wet integrale suïcidepreventie, 3,1 miljoen euro op de subsidieregeling bonus zorgprofessionals covid-19 door lagere uitvoeringskosten en minder aanvragen dan verwacht en 3,0 miljoen euro op de bijdragen aan gemeenten in het kader van de Wet versterking regie volkshuisvesting.

Tegenvallers

Regeling FLO/VUT

De nabetalingen voor de regeling Functioneel leeftijdsontslag/Vervroegde uittreding (FLO/VUT) vallen hoger uit door de onverwachte uittreding van ambulancepersoneel. Om aan de nabetalingsverplichtingen te kunnen voldoen wordt het budget incidenteel opgehoogd met 13,4 miljoen euro in 2025 en 7,8 miljoen euro in 2026.

Overige tegenvallers

De overige tegenvallers tellen op tot 4,3 miljoen euro, waarvan onder andere 2,0 miljoen euro op uitgaven voor inzet van de Landsadvocaat en 1,2 miljoen euro door een vertraging van het digitaliseringsproject VITA waardoor reeds ingeboekte besparingen niet worden behaald.

Intensiveringen

AZWA: Aanpak zorgfraude

Er wordt extra budget beschikbaar gesteld voor afspraken in het AZWA gericht op het voorkomen, stoppen en bestraffen van zorgfraude (50,0 miljoen euro structureel). Hiermee wordt onder andere geïnvesteerd in substantiële capaciteit voor extern toezicht, uitvoering en opsporing.

AZWA: Gordelroosvaccinatie

Op grond van het AZWA wordt er 2,0 miljoen euro in 2026, 47,0 miljoen euro in 2027 t/m 2029, 53,0 miljoen euro in 2030 t/m 2039 en vanaf 2040 structureel 39,0 miljoen euro per jaar gereserveerd voor het vaccinatieprogramma tegen Gordelroos.

AZWA: Opleiden

Op grond van het AZWA wordt structureel 185,0 miljoen euro gereserveerd voor opleiden zorg en welzijnsbreed, waarvan het merendeel wordt besteed buiten het ziekenhuis.

AZWA: Overige intensiveringen

In het AZWA zijn diverse overige intensiveringen afgesproken, dit betreft onder andere:

  • Binnen het al bestaande bevolkingsonderzoek borstkanker wordt additionele MRI-screening mogelijk gemaakt voor de ongeveer 160.000 vrouwen met zeer dicht borstweefsel (16,6 miljoen euro structureel).

  • Daarnaast gaat binnen het al bestaande bevolkingsonderzoek borstkanker gebruik worden gemaakt van kunstmatige intelligentie om de beoordeling van mammografiebeelden te verbeteren en efficiënter te maken (5,0 miljoen euro structureel).

  • Richtlijnen voor zorgprofessionals worden geactualiseerd zodat ze bijdragen aan de transitiedoelen van het AZWA, waaronder het leveren van toegankelijke en passende zorg (10,0 miljoen euro structureel).

  • De bestaande aanvullende seksuele gezondheidszorg wordt geïntensiveerd, zodat soa-transmissieketens worden doorbroken en soa’s (waaronder hiv) zoveel mogelijk worden voorkomen (7,0 miljoen euro structureel).

AZWA: Sociaal domein basisfunctionaliteiten

Op grond van het AZWA worden middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten voor basisfunctionaliteiten ter versterking van de samenwerking tussen partijen op het snijvlak van (eerstelijns)zorgdomein en het sociaal domein. Voor een aantal basisfunctionaliteiten is afgesproken deze structureel beschikbaar te stellen (133,0 miljoen euro in 2030 oplopend naar 173,0 miljoen euro structureel vanaf 2031). Voor een ander deel zijn deze incidenteel beschikbaar gesteld, gekoppeld aan een ontwikkelagenda (cumulatief 394,0 miljoen euro binnen de meerjarenperiode). Bij voldoende bewijslast voor een besparing in het (eerstelijns)zorgdomein en een kabinetsbesluit kunnen per maatregel middelen ook structureel beschikbaar worden gesteld.

AZWA: Sociaal domein basisinfrastructuur

Op grond van het AZWA worden middelen aan gemeenten beschikbaar gesteld voor een basisinfrastructuur in de regio, ter inbedding van de afgesproken basisfunctionaliteiten op het snijvlak van (eerstelijns)zorg en het sociaal domein (173,0 miljoen euro in 2030 oplopend naar 198,0 miljoen euro structureel vanaf 2031).

HLO: Bijdrage envelop ouderenzorg

Ter dekking van intensiveringen in de Wlz afgesproken in het HLO worden er middelen overgeheveld vanuit de envelop investeren in betere ouderenzorg op de Aanvullende Post (39,0 miljoen euro in 2026). Dit betreft de overheveling vanaf de Aanvullende Post naar de VWS begroting.

HLO: investeren in beweging naar de voorkant

Als onderdeel van het HLO, komt een financiële impuls beschikbaar voor het structureel versterken van de ‘beweging naar de voorkant’ (34,0 miljoen euro in 2026 en 50,0 miljoen euro structureel vanaf 2027). Het gaat dan bijvoorbeeld om een gelijkgericht ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers, respijtzorg en reablement.

HLO: uitvoeringskosten

Voor de uitvoeringskosten van het HLO is een bedrag gereserveerd van 5,0 miljoen euro in 2026 en 10,0 miljoen euro structureel vanaf 2027.

Overhevelingen Aanvullende Post

Er vinden enkele overhevelingen plaats vanaf de Aanvullende Post naar de VWS-begroting. Dit betreft onder andere cumulatief 14,3 miljoen euro in 2026 en 2027 vanuit de middelen voor gegevensuitwisseling voor Nictiz en 1,3 miljoen euro in 2028 vanuit de middelen voor passende zorg voor commissies ter beoordeling van geneesmiddelen.

Weerbare zorg

Resterende niet-juridisch verplichte middelen van het voormalige programma Pandemische Paraatheid worden eerst kasgeschoven naar 2028 en daarna ingezet voor enkele programma’s gerelateerd aan Weerbare zorg. Dit betreft de intensivering van 2,4 miljoen euro in 2027 en 33,3 miljoen euro in 2028.

Overige intensiveringen

Er zijn diverse overige intensiveringen. Dit betreft onder andere intensiveringen van structureel 8,3 miljoen euro voor de implementatie van twee Europese richtlijnen (Invoering van de Europese gehandicaptenkaart en de richtlijn Geweld tegen vrouwen), een intensivering van 1,6 miljoen euro in 2025 en 3,7 miljoen in euro in 2027 voor de aanschaf en distributie van jodiumtabletten en een intensivering van incidenteel 3,0 miljoen euro in 2026 op de aanvullende seksuele gezondheidszorgregeling van de GGD-en.

Ombuigingen

AZWA: SPUK IZA

De middelen die op grond van het Integraal Zorgakkoord (IZA) tot en met 2026 via de Specifieke uitkering IZA-doelen (SPUK IZA) aan gemeenten beschikbaar worden gesteld, worden met ingang van 2027 ingezet voor de bekostiging van afspraken in het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA), zoals basisinfrastructuur en basisfunctionaliteiten in het sociaal domein (-135,0 miljoen euro structureel).

AZWA: Stagefonds

Het Stagefonds wordt stopgezet na het collegejaar 2026-2027. Het resterend budget wordt ingezet voor de AZWA-afspraken, zoals bekostiging van opleiden buiten het ziekenhuis (-78,0 miljoen euro structureel).

HLO: Bijdrage envelop ouderenzorg

Ter dekking van intensiveringen in de Wlz afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg (HLO) worden er middelen overgeheveld vanuit de envelop investeren in betere ouderenzorg op de Aanvullende Post (-39,0 miljoen euro in 2026). Dit betreft de extensivering van de overgehevelde middelen ter dekking van de intensiveringen in het HLO.

Intergenerationeel wonen

De subsidieregeling intergenerationeel wonen wordt gedeeltelijk afgebouwd (-8,0 miljoen euro structureel).

Weerbare zorg

Resterende niet-juridisch verplichte middelen van het voormalige programma Pandemische Paraatheid worden eerst kasgeschoven naar 2028 en daar ingezet voor enkele programma’s gerelateerd aan weerbare zorg. Dit betreft de extensivering van ‒ 25,3 miljoen euro in 2028.

Overige ombuigingen

Er zijn diverse overige incidentele ombuigingen. Dit betreft onder andere de boeking van vier amendementen op de 1e suppletoire begroting van VWS, waaronder het amendement Van Kent en Lahlah waarmee ‒ 2,5 miljoen euro in 2026 wordt gekort op het budget voor externe inhuur. Ook wordt er ‒ 2,0 miljoen euro geëxtensiveerd in 2026 op de opleidingsplaatsen voor forensisch artsen en ‒ 1,0 miljoen euro in 2026 op de campagne voor condoomgebruik.

Kasschuiven

Pallas

De uitgaven voor Pallas worden in een ander kasritme geplaatst om aan te sluiten bij de kapitaalbehoefte van het project.

LPO tranche 2025

Middels deze kasschuif wordt de resterende LPO van tranche 2025 uit het voorjaar in het juiste ritme gezet.

Groninger zorgakkoord

De middelen voor zorgvastgoed in Groningen worden in een kasritme geplaatst op basis van actuele verwachtingen over de aanvragen en uitvoering van activiteiten. Dit leidt tot een kasschuif van 50,0 miljoen euro vanuit 2025 naar 2027 en 2028.

Zorggeschikte woningen

De bevoorschotting van de subsidieregeling zorggeschikte woningen vindt pas plaats nadat de omgevingsvergunning definitief is geworden. Dit maakt dat er een grote tijdsspanne kan zitten tussen de aanvraag van de subsidie en de uitbetaling daarvan. Middels deze kasschuif wordt het beschikbare budget voor zorggeschikte woningen in het verwachte uitgavenritme gezet. De kasschuif wordt in twee delen verwerkt. Dit deel van de kasschuif is aanvullend verwerkt, bovenop de kasschuif van dit budget die meeloopt in het financieel beeld van het AZWA.

Gegevensuitwisseling

De aanpak voor verbetering van gegevensuitwisseling in de zorg loopt op enkele onderdelen vertraging op. Het gaat met name om programma's voor generieke functies, de Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO), en het landelijk dekkend netwerk. Om deze programma's in latere jaren uit te voeren wordt 96,3 miljoen euro uit 2025 verplaatst naar een nieuw kasritme.

AZWA: Stagefonds

Middels deze kasschuif wordt het beschikbaar budget uit de afbouw van het Stagefonds in het verwachte uitgavenritme gezet voor de inzet voor afspraken in het AZWA.

AZWA: Zorggeschikte woningen

De bevoorschotting van de subsidieregeling zorggeschikte woningen vindt pas plaats nadat de omgevingsvergunning definitief is geworden. Dit maakt dat er een grote tijdsspanne kan zitten tussen de aanvraag van de subsidie en de uitbetaling daarvan. Middels deze kasschuif wordt het beschikbare budget voor zorggeschikte woningen in het verwachte uitgavenritme gezet. De kasschuif wordt in twee delen verwerkt. Dit deel van de kasschuif Zorggeschikte woningen loopt mee in het financieel beeld van het AZWA.

Overige kasschuiven

Er zijn diverse overige kasschuiven op de VWS begroting. Dit betreft onder andere een kasschuif van 27,1 miljoen euro uit latere jaren naar 2026 en 2027 om in deze jaren opbouw van een noodvoorraad kritieke geneesmiddelen te financieren uit structureel budget voor beschikbaarheid van geneesmiddelen, een kasschuif om de beschikbare middelen voor de transformatie open residentiële jeugdzorg in het verwachte uitgavenritme te zetten (-16,4 miljoen euro uit 2025 naar 2026 en 2027) en een kasschuif van niet-juridisch verplichte middelen van het voormalige programma Pandemische Paraatheid (16,0 miljoen euro uit 2026 naar 2028).

Overboekingen met andere begrotingen

Correctieboeking kinderopvang pleegouders

Bij Voorjaarsnota 2025 zijn er middelen overgeheveld naar het gemeentefonds ten behoeve van de kosten die pleegouders maken voor de kinderopvang van pleegkinderen. Inmiddels is besloten deze middelen niet via het gemeentefonds, maar via de VWS-begroting beschikbaar te stellen. Dit betreft een correctieboeking naar de VWS-begroting voor de jaren 2025 tot en met 2027 van 10,7 miljoen euro per jaar en 0,6 miljoen euro per jaar structureel vanaf 2028.

Correctieboeking hervormingsagenda

Bij het overboeken van de resterende middelen voor de Hervormingsagenda Jeugd naar het Gemeentefonds zijn per abuis de investeringsmiddelen en het uitvoeringsbudget Hervormingsagenda ook overgeboekt. Middels deze correctieboeking worden de middelen, conform bestuurlijke afspraken, overgeheveld naar de VWS-begroting. Het bedrag varieert van € 23,0 miljoen euro in 2026 tot € 22,0 miljoen euro structureel.

NGF project DUTCH

Het project DUTCH krijgt 34,0 miljoen euro toegekend van de voorwaardelijk beschikbare middelen uit het Nationaal Groeifonds (NGF). Dit is overgeheveld naar de VWS-begroting.

Wet integrale suïcidepreventie

Er wordt vanaf 2026 structureel 10,0 miljoen euro naar het gemeentefonds overgemaakt voor de uitvoering van de wet integrale suïcidepreventie.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er zijn diverse overige overboekingen met andere begrotingen optellend tot 25,7 miljoen euro van andere begrotingen naar de VWS begroting in 2026 en ‒ 5,8 miljoen euro structureel van de VWS begroting naar andere begrotingen. Dit betreft onder andere een overheveling van 14,4 miljoen euro in 2026 van de EZ begroting naar de VWS begroting voor de ontwikkeling van een nieuwe datafaciliteit door het RIVM, een overheveling van IZA transformatiemiddelen uit het premiegefinancierd kader zorg naar de VWS begroting van cumulatief 18,0 miljoen euro en een overheveling van incidenteel ‒ 13,3 miljoen euro in 2026 naar het gemeentefonds voor de decentrale uitkering voor de regeling heroïnebehandeling.

Technisch

Behoud middelen Backpay regeling

In de Voorjaarsnota 2025 is een eenmalige reservering van 50,0 miljoen euro getroffen ten behoeve van de backpay voor weduwen van voormalig KNIL-militairen en ambtenaren in Nederlands-Indië. Met deze mutatie wordt gewaarborgd dat deze middelen behouden blijven, aangezien het niet haalbaar is om de regeling in 2025 al op te zetten.

Overig technisch

Dit betreft de overige technische mutaties binnen de begroting van VWS. De hogere uitgaven vallen weg tegen de hogere ontvangsten. De overige technische mutaties zijn daarmee per saldo nul.

Niet-kaderrelevant

BIKK Wlz

De Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) is bijgesteld op basis van de meest recente raming van het CPB.

Rijksbijdrage Wlz

De Rijksbijdrage Wlz is bijgesteld op basis van de meest recente raming van het CPB.

Zorgtoeslag

De Zorgtoeslag is bijgesteld op basis van de meest recente raming van het CPB.

Oplossing keteneffecten bij nabetalingen

Nabetalingen over uitkeringen kunnen leiden tot een piekinkomen in het jaar van de nabetaling. Dit piekinkomen kan zorgen voor lagere inkomensafhankelijke inkomensondersteuning en (hogere) terugvorderingen. Om deze ongewenste keteneffecten te verhelpen, worden nabetalingen vanaf 2028 niet langer meegenomen in het toetsingsinkomen. Dit zorgt voor hogere uitkeringslasten. Deze mutatie betreft de effecten op de Zorgtoeslag.

Rijksbijdrage 18-

De Rijksbijdrage 18- is bijgesteld op basis van de meest recente raming van het CPB.

Overig niet-kaderrelevant

De Rijksbijdragen zijn verplaatst van de artikelen 2 en 3 naar artikel 8 zodat alle niet-kader relevante rijksbijdragen op één begrotingsartikel staan. Daarnaast is er een herschikking geweest van de Oekraïne budgetten. Dit betreft beide budgetneutrale mutaties binnen de VWS-begroting.

Ontvangsten

Technisch

Dit betreft de overige technische mutaties binnen de begroting van VWS. De hogere uitgaven vallen weg tegen de hogere ontvangsten. De overige technische mutaties zijn daarmee per saldo nul.

Niet-kaderrelevant

Zorgtoeslag

De Zorgtoeslag is bijgesteld op basis van de meest recente raming van het CPB.

Zorg

ZORG: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

 

*** CONCEPT ***

     

Stand Voorjaarsnota

106.164

111.806

119.098

125.357

132.343

140.073

       

Meevallers

‒ 1.770

‒ 93

‒ 256

‒ 252

‒ 268

‒ 334

Voorwaardelijke toelating

‒ 8

     

Actualisatie Wlz buiten kader

‒ 57

‒ 10

‒ 10

‒ 10

‒ 10

‒ 10

Actualisatie Wlz-kader

‒ 711

‒ 83

‒ 106

‒ 102

‒ 119

‒ 184

Actualisatie Zvw

‒ 994

     

AZWA: Actualisatie wijkverpleging

  

‒ 140

‒ 140

‒ 140

‒ 140

       

Intensiveringen

7

657

1.092

1.269

487

451

AZWA: Overheveling AP transformatiemiddelen

  

314

628

  

AZWA: overige intensiveringen

  

150

150

105

105

HLO: Overheveling AP envelop ouderenzorg

 

242

229

148

41

 

HLO: overige intensiveringen

  

60

60

60

50

HLO: verzachting tariefmaatregelen

 

242

243

242

245

264

Overige overhevelingen AP envelop ouderenzorg

  

69

8

8

8

Wlz behandeling

 

88

    

Wlz meerjarig contracteren (motie Dobbe/Westerveld)

 

65

    

Overige intensiveringen

7

20

27

33

29

24

       

Ombuigingen

‒ 3

‒ 459

‒ 1.106

‒ 1.227

‒ 867

‒ 846

AZWA: dekking vanuit remgeld eigen risico

  

‒ 583

‒ 601

‒ 230

‒ 230

AZWA: overige dekking

 

‒ 125

‒ 119

‒ 205

‒ 221

‒ 191

HLO: bijdrage vanuit envelop ouderenzorg

 

‒ 242

‒ 229

‒ 148

‒ 41

 

HLO: overige dekking

  

‒ 143

‒ 230

‒ 348

‒ 402

Overige inzet envelop ouderenzorg

 

‒ 65

‒ 4

‒ 8

‒ 8

‒ 8

Overige ombuigingen

‒ 3

‒ 27

‒ 28

‒ 36

‒ 20

‒ 16

       

Kasschuiven

33

123

‒ 143

‒ 108

94

 

AZWA: Transformatiemiddelen

 

103

‒ 78

‒ 116

91

 

Kasschuif envelop ouderenzorg (motie Dobbe/Westerveld)

 

65

‒ 65

   

Overige kasschuiven

33

‒ 45

1

8

3

 
       

Overboekingen met andere begrotingen

‒ 5

‒ 42

‒ 30

‒ 29

‒ 29

‒ 29

Overboekingen naar Gemeentefonds

 

‒ 27

‒ 27

‒ 27

‒ 27

‒ 27

Overige overboekingen met andere begrotingen

‒ 5

‒ 15

‒ 3

‒ 2

‒ 2

‒ 2

       

Kadercorrecties

0

‒ 287

‒ 429

‒ 501

‒ 1.247

‒ 2.334

Actualisatie Zvw

0

‒ 139

‒ 139

‒ 139

‒ 139

‒ 139

Actualisatie loon- en prijsbijstelling o.b.v. MEV

 

‒ 54

‒ 165

‒ 174

‒ 196

‒ 189

Verwerking MLT 2027-2030

 

‒ 94

‒ 124

‒ 188

‒ 913

‒ 2.007

       

Technisch

0

0

0

0

0

0

Technisch

0

0

0

0

0

0

       

Stand Miljoenennota

104.424

111.706

118.227

124.509

130.512

136.980

ZORG: ONTVANGSTEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

 

*** CONCEPT ***

     

Stand Voorjaarsnota

5.935

6.193

4.454

4.608

4.748

4.940

       

Meevallers

20

21

21

19

17

15

Actualisatie eigen bijdrage Wlz

20

21

21

19

17

15

       

Intensiveringen

  

‒ 9

‒ 18

‒ 26

‒ 30

HLO: Derving eigen bijdrage Wlz

  

‒ 9

‒ 16

‒ 24

‒ 28

Oplossing keteneffecten bij nabetalingen

   

‒ 2

‒ 2

‒ 2

       

Kadercorrecties

0

‒ 11

‒ 10

‒ 7

‒ 7

‒ 8

Verwerking MLT 2027-2030

0

2

‒ 2

2

1

0

Doorwerking Zvw-uitgaven op eigen risico

 

‒ 13

‒ 9

‒ 9

‒ 8

‒ 8

       

Stand Miljoenennota

5.955

6.203

4.455

4.602

4.732

4.917

Uitgaven

Meevallers

Voorwaardelijke toelating

De verwachte uitgaven aan de regeling Voorwaardelijke toelating worden bijgesteld (-8 miljoen euro) omdat het geneesmiddel Nusinersen in 2025 niet instroomt in de regeling.

Actualisatie Wlz buiten kader

De geraamde uitgaven voor onderdelen van de Wlz die buiten het Wlz-kader vallen, zijn geactualiseerd op basis van recente gegevens van het Zorginstituut en de NZa (-10 miljoen euro structureel).

Actualisatie Wlz-kader

Het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz) is geactualiseerd op basis van de julibrief van de NZa.  Deze bijstellingen resulteren in een totale meevaller van incidenteel 711 miljoen euro en structureel 184 miljoen euro. 

Actualisatie Zvw

De geraamde uitgaven binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw) zijn geactualiseerd op basis van de meest recente uitvoeringsinformatie van het Zorginstituut en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Deze bijstellingen resulteren in een totale meevaller van 994 miljoen euro in 2025. In de akkoordsectoren vonden onderschrijdingen plaats in de wijkverpleging (-407 miljoen euro), de medisch-specialistische zorg (-206 miljoen euro), de huisartsenzorg (-126 miljoen euro) en de multidisciplinaire zorgverlening (-40 miljoen euro) en was er een overschrijding in de GGZ (84 miljoen euro). De niet-akkoordsectoren lieten een per saldo meevaller zien van 300 miljoen euro, met als grootste bijstellingen de grensoverschrijdende zorg (-74 miljoen euro), de tandheelkundige zorg (-51 miljoen euro) en de apotheekzorg (-47 miljoen euro).

AZWA: actualisatie wijkverpleging

In het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) is afgesproken vanaf 2027 140 miljoen euro onderschrijding in de wijkverpleging structureel te verwerken.  

Intensiveringen

AZWA: Overheveling AP transformatiemiddelen

De transformatiemiddelen in 2027 en 2028 zijn met de begroting 2025 tijdelijk op de Aanvullende Post geplaatst. Op basis van het onderhandelaarsakkoord AZWA komen deze middelen weer beschikbaar op de VWS-begroting (942 miljoen euro).

AZWA: overige intensiveringen

In het AZWA is afgesproken om structureel 70 miljoen euro beschikbaar te stellen voor regionale eerstelijnssamenwerkingsverbanden (RESV’s). Ook blijven er voor IC-opschaling middelen beschikbaar die buiten het MSZ-kader gereserveerd worden (structureel 35 miljoen euro). Daarnaast is voor medische preventie in de jaren 2027 en 2028 45 miljoen euro per jaar gereserveerd voor de ontwikkelagenda met medische preventiemaatregelen.

HLO: Overheveling AP envelop ouderenzorg

Ter behoeve van het HLO wordt er in totaal 660 miljoen euro overgeheveld vanuit de envelop ouderenzorg op de Aanvullende Post.

HLO: overige intensiveringen

Vanuit het HLO wordt een bedrag van 50 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld als dekking voor de afspraken die binnen het AZWA worden gemaakt over opleiden buiten het ziekenhuis. In de periode 2027-2029 komt daarnaast een bedrag van 40 miljoen euro per jaar beschikbaar voor regiobudgetten HLO. Zorgkantoren zetten deze in om de brede transformatie die wordt voorzien in het kader van HLO te ondersteunen.

HLO: Verzachting tariefmaatregelen

De tariefmaatregelen in de Wlz worden verzacht met bedragen tussen de 242 miljoen euro en 264 miljoen euro in de periode 2026-2030 en met 250 miljoen euro structureel vanaf 2031, zoals afgesproken in het HLO.

Wlz behandeling

De voorhang van de tariefmaatregel Wlz-behandeling (gehandicaptenzorg) is controversieel verklaard. De tariefkorting kan daarom in 2026 geen doorgang vinden. Dit leidt tot een besparingsverlies van 88 miljoen euro in 2026.

Wlz meerjarig contracteren (motie Dobbe/Westerveld)

De aangenomen motie Dobbe en Westerveld vraagt om het incidenteel terugdraaien van de tariefmaatregel meerjarig contracteren in de gehandicaptenzorg (ghz) en de langdurige ggz (ggz-w). Het terugdraaien van de tariefmaatregel kost 65 miljoen euro in 2026.

Overige intensiveringen

Voor het opnemen van twee doelgroepen in de aanspraak op gespecialiseerde langdurige zorg (traject «laag volume hoog complex» (LVHC)) wordt 11 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld. Ook wordt er structureel 12 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor vrouwenopvang en incidenteel 6,8 miljoen euro in 2025 voor Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL).

Ombuigingen

AZWA: dekking vanuit remgeld eigen risico

Op grond van het AZWA wordt structureel 230 miljoen euro van het eigen risico remgeldeffect ingezet voor investeringen in het sociaal domein, medische preventie en opleiden. Incidenteel wordt er in zowel 2027 als 2028 400 miljoen euro van het remgeld ingezet voor de doorbraakmiddelen. Deze worden op de Aanvullende Post geplaatst.

AZWA: overige dekking

De AZWA-afspraken worden beleidsmatig gedekt vanuit verschillende bronnen. Zo zijn afspraken gemaakt over de groeipaden van de betreffende sectoren in combinatie met het inzetten van de resterende gereserveerde groeiruimte (structureel € 105 miljoen) om de afspraken uit het AZWA te financieren. Ook worden er middelen vanuit het Hoodlijnenakkoord Ouderenzorg (HLO) beschikbaar gesteld voor de AZWA-afspraken over opleiden buiten het ziekenhuis (structureel 50 miljoen euro), worden de resterende middelen voor Meer tijd voor de Patiënt (31 miljoen euro structureel) ingezet en wordt er structureel 5 miljoen euro overgeheveld naar de VWS-begroting om AI in te zetten bij bevolkingsonderzoeken naar borstkanker. Daarnaast wordt een deel van de AZWA-afspraken incidenteel gefinancierd vanuit de Integraal Zorgakkoord (IZA)-transformatiemiddelen (346 miljoen euro).

HLO: bijdrage vanuit envelop ouderenzorg

Ter dekking van intensiveringen in het HLO wordt er in totaal 660 miljoen euro overgeheveld vanuit de envelop investeren in betere ouderenzorg op de Aanvullende Post.

HLO: overige dekking

In het HLO is afgesproken dat 'thuis als het kan’ en ‘zorg op maat´ het uitgangpunt worden bij Wlz-ouderenzorg. Dat geldt, vooruitlopend op de wetswijziging per 2028, ook voor de zorginkoop in 2027. Dit levert een besparing op die oploopt van 129 miljoen euro in 2027 tot 388 miljoen euro structureel vanaf 2030. Rekening houdend met lagere eigen bijdragen gaat het netto om 120 miljoen euro in 2027, oplopend tot 360 miljoen euro in 2030. Daarnaast worden de tijdelijke transitiemiddelen (14 miljoen euro per jaar in de periode 2027-2030) voor de versnelde opschaling van digitale zorg in de Wlz ingezet ter verzachting van de tariefmaatregelen in de Wlz.

Overige inzet envelop ouderenzorg

Er wordt 65 miljoen euro uit de envelop ouderenzorg op de Aanvullende Post ingezet voor het uitvoeren van de motie Dobbe Westerveld. Daarnaast wordt er structureel 8 miljoen euro uit dezelfde envelop ingezet voor het toevoegen van twee doelgroepen in de aanspraak op gespecialiseerde langdurige zorg (traject «laag volume hoog complex» (LVHC).

Overige ombuigingen

Dit betreft diverse kleinere extensiveringen ter dekking van intensiveringen op de begroting van VWS. Er wordt onder andere een deel van de resterende middelen voor pandemische paraatheid in de Zvw (cumulatief 30,8 miljoen euro) ingezet ter dekking voor weerbare zorg.

Kasschuiven

AZWA: transformatiemiddelen

Om de afspraken uit het AZWA mogelijk te maken zijn de transformatiemiddelen in een passend ritme gezet.

Kasschuif envelop ouderenzorg

De middelen uit de envelop ouderenzorg zijn pas vanaf 2027 beschikbaar. De motie Dobbe Westerveld vraagt om het incidenteel terugdraaien van een tariefmaatregel in 2026. Om uitvoering te kunnen geven aan de motie heeft er een kasschuif van 65 miljoen euro van 2027 naar 2026 plaatsgevonden.

Overige kasschuiven

Binnen de nog beschikbare middelen voor pandemische paraatheid wordt er vanuit 2026 8,4 miljoen euro kasgeschoven naar 2028 en 3,4 miljoen euro naar 2029. Daarnaast vindt er een schuif plaats van 0,5 miljoen vanuit 2025 naar 2027 vanwege het uitstel van de pilot antimicrobiële resistentie (AMR).

Overboekingen met andere begrotingen

Overboekingen naar Gemeentefonds

De volumegroei voor beschermd wonen (14,9 miljoen euro structureel) en de middelen voor vrouwenopvang (12 miljoen euro structureel) worden overgeheveld naar het Gemeentefonds.  

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er vinden meerdere overhevelingen plaats vanuit de premiegefinancierde middelen naar de begrotingsgefinancierde middelen.

Kadercorrecties

Actualisatie Zvw

De geraamde uitgaven binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw) zijn geactualiseerd op basis van de meest recente informatie van het Zorginstituut en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Dit betreft de meerjarige bijstellingen voor de niet-akkoord sectoren vanaf 2026 (-139 miljoen euro structureel). Conform de begrotingsregels wordt deze budgettaire ruimte binnen de Zvw ingezet voor lastenverlichting. Hiervoor wordt het uitgavenkader gecorrigeerd.

Actualisatie loon- en prijsbijstelling o.b.v. MEV

De raming van de loon-en prijsontwikkeling in de zorg (Zvw, Wlz en de Wmo) is aangepast op basis van actuele macro-economische inzichten van de Macro Economische Verkenning 2026 (MEV). Daarnaast is de jaarlijkse technische aanpassing van de grondslag verwerkt. De grondslag is verlegd naar de stand van de ontwerpbegroting 2026.

Verwerking MLT 2027-2030

De ramingen voor loon-, prijs- en volumeontwikkelingen zijn vanaf 2025 geactualiseerd op basis van de recente middellange-termijnverkenning (MLT) 2027-2030 van het CPB.

Technisch

Technisch

Er zijn enkele budgetneutrale schuiven verwerkt binnen de premiegefinancierde middelen. 

Ontvangsten

Meevallers

Actualisatie eigen bijdrage Wlz

De geraamde ontvangsten voor de eigen bijdrage Wlz zijn geactualiseerd op basis van recente gegevens van het Zorginstituut. De ontvangsten vallen 15 miljoen euro structureel hoger uit.

Intensiveringen

HLO: Derving eigen bijdrage

Als gevolg van de maatregel vereenvoudiging van leveringsvormen voor zorg thuis uit het HLO wordt de raming van de eigen bijdrage in de Wlz met structureel 28 miljoen euro verlaagd.

Oplossing keteneffecten bij nabetalingen

Nabetalingen over uitkeringen kunnen leiden tot een piekinkomen in het jaar van de nabetaling. Dit piekinkomen kan zorgen voor lagere inkomensafhankelijke inkomensondersteuning en (hogere) terugvorderingen. Om deze ongewenste keteneffecten te verhelpen, worden nabetalingen vanaf 2028 niet langer meegenomen in het toetsingsinkomen. Dit zorgt voor hogere uitkeringslasten. Deze mutatie van structureel ‒ 2 miljoen euro betreft de effecten op de eigen bijdrage Wlz.

Kadercorrecties

Verwerking MLT 2027-2030

De raming van het eigen risico Zvw en de eigen bijdragen Wlz is aangepast op basis van de technische verwerking van de middellange termijnverkenning (MLT) 2027-2030 van het CPB.

Doorwerking Zvw-uitgaven op eigen risico

De raming voor het eigen risico is geactualiseerd op basis van de actualisatie van de Zvw-uitgaven.

Gemeentefonds en Provinciefonds (inclusief accres)

Gemeentefonds

GEMEENTEFONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

46.256

44.842

44.265

42.784

42.673

42.560

       

Intensiveringen

728

     

Jeugdzorg

728

     
       

Overboekingen met andere begrotingen

628

2.684

1.875

1.778

1.781

1.779

Ruimte onder plafond BCF

428

     

Vervroegde verkiezingen

61

     

Implementatie Participatiewet in Balans

36

15

4

1

1

1

Verhoging begeleidingsbudget beschut werk

34

37

39

   

Sociale Agenda Groningen

28

62

    

Spreidingswet

15

     

Correctie kinderopvang pleegouders

‒ 11

‒ 11

‒ 11

‒ 1

‒ 1

‒ 1

Accres tranche 2026

 

1.858

1.802

1.739

1.737

1.735

Capaciteit medeoverheden voor klimaat- en energiebeleid

 

666

    

Correctie middelen Hervormingsagenda Jeugd

 

‒ 23

‒ 24

‒ 22

‒ 22

‒ 22

Informatiepunten Digitale Overheid

 

15

15

15

15

15

Regeling heroïnebehandeling

 

13

    

Volume indexatie beschermd wonen

 

15

15

15

15

15

Vrouwenopvang

 

12

12

12

12

12

Wet Integrale Suïcidepreventie

 

10

10

10

10

10

Overige overboekingen met andere begrotingen

35

14

13

9

13

13

       

Stand Miljoenennota

47.612

47.526

46.140

44.562

44.454

44.339

Uitgaven

Intensiveringen

Jeugdzorg

Naar aanleiding van de eerdere afspraken in het voorjaar met de VNG heeft het kabinet besloten tot compensatie van de incidentele tekorten 2023 en 2024 in de jeugdzorg. Gemeenten ontvangen in totaal 728 miljoen euro van het Rijk die ze kunnen inzetten ter ondersteuning van de transformatie van de jeugdhulp conform de afspraken in de Hervormingsagenda. Het gaat dan om het versterken van de sociale basis en stevige lokale teams, met tevens aandacht voor het verbeteren van kind- en gezinsbescherming en de bredere integrale aanpak sociaal domein.

Overboekingen met andere begrotingen

Ruimte onder plafond BCF

Dit betreft de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond van het Btw-compensatiefonds (BCF) over 2025. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres en het BCF.

Vervroegde verkiezingen

Naar het Gemeentefonds wordt 60 miljoen euro overgeheveld van het ministerie van BZK voor de kosten die gemeenten maken voor het organiseren van verkiezingen en daarbovenop 1,1 miljoen euro specifiek naar de gemeente Den Haag voor de kiesgerechtigden die stemmen vanuit het buitenland.

Implementatie Participatiewet in Balans

Voor de implementatie van het wetsvoorstel Participatiewet in balans, worden door gemeenten implementatiekosten gemaakt. Dit wordt toegevoegd aan het Gemeentefonds. Het gaat om een overboeking van 36 miljoen euro in 2025, 15 miljoen euro in 2026 aflopend tot 1 miljoen euro structureel vanaf 2028 van het ministerie van SZW.

Verhoging begeleidingsbudget beschut werk

In de Voorjaarsnota is besloten tot een ophoging van de rijksbijdrage beschut werk aan het Gemeentefonds. Dit vraagt een wetswijziging die waarschijnlijk per 1 januari 2028 inwerking zal treden. Vanaf de inwerkingtreding zullen de extra middelen via het budget voor bijstand en loonkostensubsidies (SPUK) toegekend worden aan gemeenten. Tot die tijd zullen de extra middelen via de rijksbijdrage beschut werk aan gemeenten toegekend worden. Het gaat om een overboeking van 34 miljoen euro in 2025 oplopend tot 39 miljoen euro in 2027 van het ministerie van SZW.

Sociale Agenda Groningen

Vanaf de begroting van het ministerie van BZK worden voor 2025 en 2026 respectievelijk 28 miljoen euro en 62 miljoen euro via het Gemeentefonds overgeheveld naar de gemeente Groningen voor de uitvoering van de Sociale Agenda, aangekondigd in Nij Begun. De Sociale Agenda bestaat uit 16 maatregelen die ten goede komen aan de leefbaarheid, onderwijskwaliteit, armoedebestrijding, gezondheid en arbeidsparticipatie van inwoners. De gemeente Groningen is, zoals afgesproken in een door de regio opgesteld convenant, tot het moment dat er een definitieve uitvoeringsstructuur staat als budgethouder verantwoordelijk voor de verdeling van de middelen die nu worden overgeheveld.

Spreidingswet

Gemeenten hebben met de Spreidingswet een wettelijke taak in de opvang van asielzoekers. Zij krijgen hiervoor compensatie vanuit het Gemeentefonds. Het gaat om een overboeking van het ministerie van AenM van 15 miljoen euro in 2025.

Correctie kinderopvang pleegouders

Dit betreft een overboeking naar het ministerie van VWS voor de jaren 2025 tot en met 2027 van 11 miljoen euro per jaar en 1 miljoen euro per jaar structureel vanaf 2028. Het gaat om een correctieboeking voor middelen voor het vergoeden van kinderopvangkosten en bijzondere kosten pleegouders. Deze middelen blijven beschikbaar voor kinderopvang pleegouders, maar deze middelen worden in plaats van via gemeenten via VWS ingezet.

Accres tranche 2026

Op basis van de geactualiseerde bbp-cijfers wordt de accrestranche 2026 overgeheveld naar het gemeentefonds. Dit betreft het volumedeel en het prijsdeel.

Capaciteit medeoverheden voor klimaat- en energiebeleid

Met de regeling Capaciteit Decentrale Overheden voor Klimaat- en Energiebeleid (CDOKE) kunnen provincies bemensing en capaciteit bekostigen voor de uitvoering van klimaat- en energiebeleid. Het gaat om een overboeking van 666 miljoen euro in 2026 van het ministerie van KGG. Deze overboeking is het gevolg van de omzetting van een specifieke uitkering naar een decentralisatie-uitkering. De CDOKE-middelen zijn ook beschikbaar na 2026, maar de uitkeringsvorm na 2026 is nog niet bepaald.

Correctie middelen Hervormingsagenda Jeugd

Dit betreft een overboeking van 23 miljoen euro en 24 miljoen euro in 2026 en 2027 en 22 miljoen euro structureel vanaf 2028 naar het ministerie van VWS. Dit betreft een correctieboeking van nog niet ontvangen investeringsmiddelen en uitvoeringsbudget Hervormingsagenda Jeugd, zoals afgesproken in bestuurlijke afspraken.

Informatiepunten Digitale Overheid (IDO)

Dit betreft een overboeking van het ministerie van BZK van 15 miljoen euro vanaf 2026. Het gaat om een bijdrage voor gemeenten voor het inrichten van laagdrempelige IDO dienstverlening. Deze overboeking is het gevolg van de omzetting van een specifieke uitkering naar een decentralisatie-uitkering.

Regeling heroïnebehandeling

Dit zijn middelen voor de uitvoering van heroïnebehandelingen door gemeenten. Het gaat om een overboeking van 13 miljoen euro in 2026 van het ministerie van VWS. Deze overboeking is het gevolg van de omzetting van een specifieke uitkering naar een decentralisatie-uitkering.

Wet Integrale Suïcidepreventie

Dit betreft een overboeking van 10 miljoen euro per jaar structureel vanaf 2026. Het betreft middelen voor gemeenten om te komen tot een aanpak voor suïcidepreventie in het kader van de Wet Integrale Suïcidepreventie.

Volume indexatie beschermd wonen

Dit betreft een bijdrage van VWS voor de volumegroei van de integratie-uitkering beschermd wonen. Het gaat om 15 miljoen euro structureel vanaf 2026.

Vrouwenopvang

Met deze bijdrage van VWS wordt het budget voor de decentralisatie uitkering vrouwenopvang structureel verhoogt met 12 miljoen euro vanaf 2026.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Naast de hiervoor genoemde overboekingen zijn er diverse overboekingen vanuit andere begrotingshoofdstukken naar de begroting van het Gemeentefonds van in totaal 35 miljoen euro in 2025 aflopend tot 13 miljoen euro in 2030 structureel. Dit gaat onder andere om een overboeking van het ministerie van SZW van 9 miljoen euro vanaf 2029 ter versterking van arbeidsmarktregio's, een overboeking van het ministerie van VWS van 7 miljoen euro in 2025 voor de aanpak van dakloze EU burgers en een overboeking van het ministerie van VWS van 5 miljoen euro in 2025 voor de intensivering van wijkgerichte vaccinatieaanpak.

Provinciefonds

PROVINCIEFONDS: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

3.779

3.382

3.338

3.334

3.331

3.310

       

Intensiveringen

 

107

132

165

165

 

Motorrijtuigenbelasting

 

107

132

165

165

 
       

Overboekingen met andere begrotingen

200

207

161

161

159

147

Ruimte onder plafond BCF

142

     

Agrarisch natuur- en landschapsbeheer

22

     

Spreidingswet

13

     

Landelijke Agenda Wolf

5

     

Versterking vergunningverlening maatwerkaanpak

4

10

4

4

4

 

Accres tranche 2026

 

157

155

156

156

147

Capaciteit medeoverheden voor klimaat- en energiebeleid

 

37

    

Overige overboekingen met andere begrotingen

15

3

2

2

  
       

Stand Miljoenennota

3.979

3.697

3.631

3.660

3.655

3.458

Uitgaven

Intensiveringen

Motorrijtuigenbelasting

Dit betreft een overboeking van 107 miljoen euro in 2026 oplopend tot 165 miljoen euro in 2029 in de Aanvullende Post. De gewichtscorrectie in de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor volledig elektrische personenauto’s is 30% voor de periode 2026 ‒ 2028. Elektrische personenauto’s zijn in de regel zwaarder en de gewichtscorrectie zorgt ervoor zodat fossiele en elektrische personenauto’s komende jaren gelijk worden belast. In 2029 bedraagt de correctie 25%. De tariefkorting in de motorrijtuigenbelasting werkt ook door in de provinciale opcenten. De provincies zullen voor de lagere inkomsten uit de provinciale opcenten in de periode 2026 ‒ 2029 worden gecompenseerd via het Provinciefonds. Dit gaat om cumulatief 569 miljoen euro tot en met 2029.

Overboekingen met andere begrotingen

Ruimte onder plafond BCF

Dit betreft de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond van het Btw-compensatiefonds (BCF) over 2025. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres en het BCF.

Agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Met deze overboeking van 22 miljoen euro in 2025 wordt een extra financiële impuls aan het Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) gegeven, waarmee het tekort bij uitbetaling voor beheerjaar 2024 wordt gedekt.

Landelijke Agenda Wolf

Deze decentralisatie-uitkering betreft een eerste tranche aan middelen die naar het provinciefonds overgeboekt worden om de uitvoering van de Landelijke Agenda Wolf te ondersteunen. Het gaat om een bedrag van 4,5 miljoen euro in 2025 afkomstig van het ministerie van LVVN.

Spreidingswet

Om de provinciale regietafels (PRT's) te versterken in hun nieuwe taak, ten aanzien van de verdeling van de opvangplekken in het kader van de Spreidingswet, ontvangen de provincies een bijdrage via het Provinciefonds. Het gaat om een overboeking van het ministerie van AenM van 13 miljoen euro in 2025.

Versterking vergunningverlening maatwerkaanpak

Dit betreft een overboeking van 4 miljoen euro in 2025, 10 miljoen euro in 2026 en 4 miljoen euro ieder jaar van 2027 tot en met 2029. Deze dienen te versterking van de uitvoeringscapaciteit voor vergunningverlening door omgevingsdiensten aan de bedrijven die deel zijn van maatwerkaanpak verduurzaming industrie.

Accres tranche 2026

Op basis van de geactualiseerde bbp-cijfers wordt de accrestranche 2026 overgeheveld naar het gemeentefonds. Dit betreft het volumedeel en het prijsdeel.

Capaciteit medeoverheden voor klimaat- en energiebeleid

Met de regeling Capaciteit Decentrale Overheden voor Klimaat- en Energiebeleid (CDOKE) kunnen provincies bemensing en capaciteit bekostigen voor de uitvoering van klimaat- en energiebeleid. Het gaat om een overboeking van 37 miljoen euro in 2026 van het ministerie van KGG. Deze overboeking is het gevolg omzetting van een specifieke uitkering naar een decentralisatie-uitkering. De CDOKE-middelen zijn ook beschikbaar na 2026, maar de uitkeringsvorm na 2026 is nog niet bepaald.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het totaal van diverse overboekingen vanuit andere begrotingshoofdstukken naar de begroting van het Provinciefonds van in totaal 15 miljoen euro in 2025 en 2 miljoen euro per jaar van 2026 tot en met 2028. De overboekingen hadden allen een waarde van minder dan 3 miljoen euro per jaar.

Accres Gemeentefonds

ACCRES GEMEENTEFONDS: UITGAVEN

Accres Gemeentefonds: Uitgaven

      

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

653

2.870

4.973

7.000

9.121

11.774

       

Generaal dossier

 

6

‒ 39

‒ 69

‒ 107

‒ 140

Bijstelling volume accres

 

6

‒ 39

‒ 69

‒ 107

‒ 140

       

Overboekingen met andere begrotingen

 

‒ 1.858

‒ 1.802

‒ 1.739

‒ 1.737

‒ 1.735

Overboeking tranche 2026

 

‒ 1.858

‒ 1.802

‒ 1.739

‒ 1.737

‒ 1.735

       

Kadercorrecties

 

‒ 96

‒ 114

‒ 96

‒ 106

‒ 147

Bijstelling prijs accres

 

‒ 96

‒ 114

‒ 96

‒ 106

‒ 147

       

Technisch

‒ 653

‒ 211

‒ 229

‒ 230

‒ 231

‒ 231

Bijstelling en afrekening BCF

‒ 653

‒ 211

‒ 229

‒ 230

‒ 231

‒ 231

       

Stand Miljoenennota

0

711

2.790

4.867

6.941

9.521

Uitgaven

Generaal dossier

Bijstelling volume accres

Het accres is bijgesteld op basis van de bbp-cijfers uit de MEV-ramingen van het CPB. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds en betreffen het volume deel. Zie bijlage 7: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking tranche 2026

Op basis van de geactualiseerde bbp-ontwikkeling wordt accrestranche 2026 overgeheveld naar het Gemeentefonds. In het voorjaar wordt de tranche 2026 definitief.

Kadercorrecties

Bijstelling prijs accres

Het accres is bijgesteld op basis van de bbp-cijfers uit de MEV-ramingen van het CPB. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds en betreffen het prijs deel. Zie bijlage 7: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling.

Technisch

Bijstelling en afrekening BCF

Het BCF kent jaarlijks een plafond. Wanneer er aan het eind van het jaar minder gedeclareerd is dan het vastgestelde plafond, dan wordt het restant naar rato toegevoegd (dan wel onttrokken in het geval van een overschrijding) aan het provinciefonds en gemeentefonds. Dit betreft de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond. Tevens is de reservering voor de ramingsbijstelling van het Btw-compensatiefonds gewijzigd op basis van cijfers van de Belastingdienst.

Accres Provinciefonds

ACCRES PROVINCIEFONDS: UITGAVEN

Accres Provinciefonds: Uitgaven

      

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

122

329

506

692

877

1.115

       

Generaal dossier

 

2

2

4

3

‒ 14

Bijstelling volume accres

 

2

2

4

3

‒ 14

       

Overboekingen met andere begrotingen

 

‒ 157

‒ 155

‒ 156

‒ 156

‒ 147

Overboeking tranche 2026

 

‒ 157

‒ 155

‒ 156

‒ 156

‒ 147

       

Kadercorrecties

 

‒ 6

‒ 2

6

10

‒ 16

Bijstelling prijs accres

 

‒ 6

‒ 2

6

10

‒ 16

       

Technisch

‒ 122

9

3

3

2

2

Bijstelling en afrekening BCF

‒ 122

9

3

3

2

2

       

Stand Miljoenennota

0

178

353

548

736

940

Uitgaven

Generaal dossier

Bijstelling volume accres

Het accres is bijgesteld op basis van de bbp-cijfers uit de MEV-ramingen van het CPB. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds en betreffen het volume deel. Zie bijlage 7: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking tranche 2026

Op basis van de geactualiseerde bbp-ontwikkeling wordt accrestranche 2026 overgeheveld naar het Provinciefonds. In het voorjaar wordt de tranche 2026 definitief.

Kadercorrecties

Bijstelling prijs accres

Het accres is bijgesteld op basis van de bbp-cijfers uit de MEV-ramingen van het CPB. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds en betreffen het prijs deel. Zie bijlage 7: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling.

Technisch

Bijstelling en afrekening BCF

Het BCF kent jaarlijks een plafond. Wanneer er aan het eind van het jaar minder gedeclareerd is dan het vastgestelde plafond, dan wordt het restant naar rato toegevoegd (dan wel onttrokken in het geval van een overschrijding) aan het provinciefonds en gemeentefonds. Dit betreft de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond. Tevens is de reservering voor de ramingsbijstelling van het Btw-compensatiefonds gewijzigd op basis van cijfers van de Belastingdienst.

Prijsbijstelling

PRIJSBIJSTELLING: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

       

Stand Voorjaarsnota

0

1.471

2.801

3.853

4.928

6.423

       

Ombuigingen

   

‒ 380

‒ 380

‒ 380

Inhouden prijsbijstelling tranche 2026

   

‒ 380

‒ 380

‒ 380

       

Kadercorrecties

0

‒ 85

‒ 50

‒ 44

‒ 55

‒ 106

       

Stand Miljoenennota

0

1.386

2.751

3.429

4.493

5.937

Uitgaven

Ombuigingen

Inhouden prijsbijstelling tranche 2026

Dit deel van de prijsbijsteling tranche 2026 (circa 30%) wordt vanaf 2028 ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Kadercorrecties

De prijsontwikkeling is neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota. Deze bijstelling volgt uit de macro-economische prijsontwikkelingen uit de meest recente raming van het Centraal Planbureau. Dit leidt tot lagere verwachte uitgaven voor de prijsbijstelling.

Arbeidsvoorwaarden

ARBEIDSVOORWAARDEN: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

0

2.765

5.961

8.959

11.678

14.701

       

Ombuigingen

    

‒ 124

‒ 131

Inhouden restant ILO tranche 2029

    

‒ 124

‒ 131

       

Kadercorrecties

 

20

‒ 81

‒ 4

‒ 15

‒ 27

Loonontwikkeling

 

20

‒ 81

‒ 4

‒ 15

‒ 27

       

Stand Miljoenennota

0

2.785

5.880

8.954

11.540

14.542

Uitgaven

Ombuigingen

Inhouden Restant ILO tranche 2029

In de Voorjaarsnota 2025 is een deel van de incidentele loonontwikkeling (ILO) tranche 2029 gekort. Het restant van de tranche 2029 wordt nu ingezet ter dekking van structurele problematiek elders op de Rijksbegroting.

Kadercorrecties

Loonontwikkeling

De loonontwikkeling is bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2025. Deze bijstelling volgt uit de (concept) Macro Economische Verkenning ((c)MEV) van het Centraal Planbureau voor de ontwikkeling in de lonen en de sociale werkgeverslasten.

Aanvullende Post

AANVULLENDE POST: UITGAVEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand Voorjaarsnota

‒ 6.650

6.865

8.585

9.551

7.023

8.272

       

Meevallers

‒ 45

0

   

‒ 1

Meevallers

‒ 45

0

   

‒ 1

       

Ombuigingen

  

‒ 150

‒ 150

‒ 150

‒ 195

Gedeeltelijke vrijval niet-bestede middelen Envelop ouderenzorg

  

‒ 150

‒ 150

‒ 150

‒ 150

Vrijval niet-bestede middelen Werk aan Uitvoering vanaf 2030

     

‒ 45

       

Kasschuiven

‒ 147

‒ 4

65

158

‒ 101

‒ 79

Kasschuif Lelylijn

‒ 10

‒ 6

6

‒ 7

‒ 10

‒ 81

Kasschuif PEGA

‒ 20

‒ 1

18

3

  

Kasschuif digitale veiligheid

‒ 78

78

    

Kasschuif Envelop ouderenzorg

   

91

‒ 91

 

Kasschuif reservering uitvoeringskosten kinderopvang

 

‒ 35

 

35

  

Overige kasschuiven

‒ 40

‒ 40

41

36

0

2

       

Overboekingen Aanvullende Post

‒ 95

‒ 953

‒ 1.654

‒ 2.111

‒ 2.202

‒ 2.166

PEGA

‒ 36

‒ 67

‒ 82

‒ 87

‒ 59

‒ 22

AZWA: Doorbraakmiddelen

  

400

400

  

AZWA: Transformatiemiddelen

  

‒ 314

‒ 628

  

Agrarische sector en Agrarisch Natuurbeheer

  

‒ 107

‒ 468

‒ 1.528

‒ 1.690

Compensatie derving MRB provincies

 

‒ 107

‒ 132

‒ 165

‒ 165

 

Energiefonds 2026

 

‒ 60

    

Envelop ouderenzorg

 

‒ 281

‒ 294

‒ 148

‒ 41

 

Funderingsherstel

 

‒ 20

    

Groningen Huis

  

‒ 15

‒ 15

‒ 15

 

Risicoreservering schade en versterken

 

‒ 42

‒ 32

‒ 24

‒ 25

‒ 22

Stikstof

 

‒ 343

‒ 1.021

‒ 930

‒ 326

‒ 271

Subsidies elektriciteitsnet Aruba en Curaçao

     

‒ 116

Overig

‒ 59

‒ 33

‒ 58

‒ 45

‒ 43

‒ 44

       

Kadercorrecties

  

‒ 3

29

110

133

Mobiliteitspakket

  

‒ 34

‒ 55

  

Wet werkelijk rendement box 3

  

31

84

110

133

       

In=uittaakstelling

1.030

     

Invulling in=uit-taakstelling

1.080

     

Amendement Grinwis Tijdelijk Noodfonds Energie

‒ 50

     
       

Technisch

0

0

0

0

0

0

Technisch

0

0

0

0

0

0

       

Niet-kaderrelevant

 

‒ 8.150

‒ 1.637

‒ 1.021

  

Affinanciering begrotingsgefinancierde militaire pensioenen

 

‒ 8.150

    

Overheveling opvang ontheemden uit Oekraïne

  

‒ 1.637

‒ 1.021

  
       

Stand Miljoenennota

‒ 5.907

‒ 2.243

5.206

6.456

4.680

5.964

Uitgaven

Meevallers

Meevallers

Dit betreft onder andere onderuitputting op de middelen voor het klimaatakkoorden (20 miljoen euro) en huisvesting van de Algemene Rekenkamer (circa 7 miljoen euro). Deze middelen zijn niet meer nodig en vallen daarom vrij.

Ombuigingen

Gedeeltelijke vrijval niet-bestede middelen Envelop ouderenzorg

In het Hoofdlijnenakkoord is vanaf 2027 structureel 600 miljoen euro gereserveerd in de envelop ouderenzorg. De beoogde investeringen zijn niet gespecificeerd. Een deel van de envelop wordt ingezet voor de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord ouderenzorg (HLO). Een deel van de envelop ouderenzorg wordt ingezet ter dekking van structurele problematiek. De overige middelen op de Aanvullende Post blijven bestemd voor ouderenzorg (zorggeschikte woning met ontmoeting en verbinding).

Vrijval niet-bestede middelen Werk aan Uitvoering vanaf 2030

De Werk aan Uitvoering (WaU)-middelen zijn afkomstig van Kabinet Rutte-III en zijn bedoeld voor verbetering publieke dienstverlening (o.a. ICT en verbetering uitvoeringsorganisaties). Voor dit programma resteren middelen op de Aanvullende Post, die onderverdeeld zijn over verschillende departementen maar nog niet zijn toegekend. Deze middelen worden ingezet ter dekking van structurele problematiek.

Kasschuiven

Kasschuif Lelylijn

Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota 2025 besloten om een deel van de gereserveerde middelen voor de Lelylijn in te zetten voor andere doelen (Nedersaksenlijn, Flessenhals Meppel, Sluis Kornwerderzand en de N36). De overgebleven middelen op de Aanvullende Post (656 miljoen euro) zijn in een realistisch ritme gezet.

Kasschuif PEGA

In totaal wordt circa 21 miljoen euro van de middelen die zijn gereserveerd naar aanleiding van de kabinetsreactie op de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (PEGA) uit 2025 en 2026 naar de jaren 2027 en 2028 geschoven om aan te sluiten bij de verwachte opvragen de komende jaren.

Kasschuif digitale veiligheid

Voor digitale veiligheid komt 78 miljoen euro van de reservering niet meer tot besteding in 2025. Deze middelen worden doorgeschoven naar 2026, omdat de middelen wel behouden dienen te blijven.

Kasschuif Envelop ouderenzorg                                  

Om de afspraken uit het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) mogelijk te maken is een kasschuif over de jaren heen nodig.

Kasschuif reservering uitvoeringskosten kinderopvang

Een deel van de reservering voor de uitvoeringskosten van het nieuwe kinderopvangstelsel, wordt middels een kasschuif van 2026 naar 2028 geschoven. Op deze manier past de reservering beter bij het verwachte bestedingsritme.

Overige kasschuiven                                             

Een tweetal kasschuiven zijn doorgevoerd om reserveringen in het juiste bestedingsritme te plaatsen.

Overboekingen Aanvullende Post

PEGA

Voor het uitvoeren van maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd naar aanleiding van het eindrapport van PEGA wordt circa 353 miljoen euro tot en met 2030 overgeheveld naar de begroting van BZK. Het betreft middelen voor de uitvoering van maatregelen door gemeenten, maatwerk in het tegengaan van onuitlegbare verschillen en verduurzaming bij versterking.

AZWA: doorbraakmiddelen                                       

De doorbraakmiddelen uit het AZWA worden gereserveerd op de Aanvullende Post.

AZWA: Transformatiemiddelen

De transformatiemiddelen in 2027 en 2028 zijn met de begroting 2025 tijdelijk op de Aanvullende Post geplaatst. Op basis van het onderhandelaarsakkoord AZWA komen deze middelen weer beschikbaar op de begroting van VWS.

Agrarische sector en Agrarisch Natuurbeheer

De middelen voor agrarische sector en agrarisch natuurbeheer worden overgeheveld naar het artikel nominaal onverdeeld op de LVVN-begroting. Dit gebeurt in hetzelfde kas- en verplichtingenritme als de middelen op de Aanvullende Post staan.

Compensatie derving MRB provincies                    

Dit betreft een overboeking naar het Provinciefonds van 107 miljoen euro in 2026 oplopend tot 165 miljoen euro in 2029. De gewichtscorrectie in de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor volledig elektrische personenauto’s is 30% voor de periode 2026 ‒ 2028. Elektrische personenauto’s zijn in de regel zwaarder en de gewichtscorrectie zorgt ervoor zodat fossiele en elektrische personenauto’s komende jaren gelijk worden belast. In 2029 bedraagt de correctie 25%. De tariefkorting in de motorrijtuigenbelasting werkt ook door in de provinciale opcenten. De provincies worden voor de lagere inkomsten uit de provinciale opcenten in de periode 2026 ‒ 2029 gecompenseerd via het Provinciefonds. Dit gaat om cumulatief 569 miljoen euro.

Energiefonds 2026                                                  

Er wordt 60 miljoen euro in 2026 overgeheveld naar de begroting van SZW voor uitvoering van het tijdelijke energiefonds. Met het tijdelijke energiefonds worden huishoudens ondersteund die hun energierekening niet kunnen betalen.

Envelop ouderenzorg                                  

In het Regeerprogramma is vanaf 2027 een bedrag van 600 miljoen euro per jaar gereserveerd voor betere ouderenzorg, bijvoorbeeld zorg-/verpleegplekken. In de periode 2027-2029 wordt vanuit de envelop voor betere ouderenzorg een bedrag van cumulatief 699 miljoen euro ingezet voor de afspraken uit het HLO. Onderdeel van het akkoord is dat deze middelen voor een bedrag van 281 miljoen euro als dekking zijn verschoven naar 2026 en een deel van de middelen over 2026-2029 wordt overgeheveld naar de begroting van VWS. Daarnaast wordt 65 miljoen euro in 2027 overgeheveld ter dekking van de aangenomen motie Dobbe/Westerveld die vraagt om het incidenteel terugdraaien van de tariefmaatregel meerjarig contracteren in de gehandicaptenzorg (ghz) en de langdurige ggz (ggz-w).

Funderingsherstel

Het Fonds Duurzaam Funderingsherstel (FDF) krijgt landelijke werking. Via de begroting van VRO ontvangt Stichting Volkshuisvesting Nederland hiervoor in 2026 een bijdrage van 20 miljoen euro.

Groninger Huis                                              

Met deze overboeking wordt 45 miljoen euro naar de begroting van BZK overgeheveld voor de sloop- en nieuwbouw van 88 woningen in Appingedam van de woningcorporatie Groninger Huis. Deze huizen kampten met tal van problemen, zoals vocht en schimmel, onder andere door gebrekkige versterking. Het betreft middelen voor de uitvoering van de PEGA maatregelen.

Risicoreservering schade en versterken   

In de Voorjaarsnota 2025 zijn de ramingen voor schade en versterken Groningen bijgesteld op basis van de laatste inzichten van de uitvoerders Instituut Mijnbouw Groningen en Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Destijds zijn middelen op de Aanvullende Post gereserveerd, omdat bij Miljoenennota nog een beperkte bijstelling voor versterken werd verwacht. Met deze overboeking van 145 miljoen euro wordt een bijstelling voor de uitvoeringskosten van de NCG gedaan.

Stikstof                                                              

Deze intensivering is met een nota van wijziging al verwerkt met de eerste suppletoire begroting van LVVN. Er wordt budget overgeheveld vanuit de envelop agrarische sector op de Aanvullende Post naar de begroting van LVVN. De Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel heeft op 25 april ingestemd met een eerste pakket maatregelen. Hierbij zijn incidentele middelen vrijgemaakt voor vrijwillige beëindiging, doelstruring, extensivering melkvee, en natuurherstel. Dit is incidenteel cumulatief 1,6 miljard euro van 2025 tot en met 2030. Daarnaast is structurele 212,5 miljoen euro vrijgemaakt voor agrarisch natuurbeheer en natuurmonitoring.

Subsidies elektriciteitsnet Aruba en Curaçao                            

Voor de uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet in Aruba en Curaçao wordt 116 miljoen euro overgeheveld naar de begroting van KGG.

Overige overboekingen Aanvullende Post                                   

Dit betreft overige overboekingen naar departementale begrotingen.

Kadercorrecties

Mobiliteitspakket

Een deel van de derving aan de lastenkant als gevolg van de normering lease-markt wordt gedekt met vrijgevallen middelen op de Aanvullende Post.

Wet werkelijk rendement box 3                                  

Deze reeks bevat de uitvoeringskosten voor de Wet Werkelijk Rendement (box 3). De kosten voor het nieuwe stelsel worden gedekt vanuit het tarief van box 3.

In=uit-taakstelling

Invulling in=uit-taakstelling

De in=uit-taakstelling 2025 wordt met 1,1 miljard euro ingevuld bij de Miljoenennota 2026. Zie ook paragraaf 2.8.3.

Amendement Grinwis Tijdelijk Noodfonds Energie                                 

Het amendement Grinwis c.s. intensiveert 50 miljoen euro in de begroting van SZW ten behoeve van het Tijdelijk Noodfonds Energie. Dekking hiervoor wordt door de indieners gehaald uit het inboeken van extra aanvullende onderuitputting. Met de verhoging van de aanvullende onderuitputting op de Aanvullende Post, wordt de dekking van dit amendement verwerkt in de begroting.

Niet-kaderrelevant

Affinanciering Begrotingsgefinancierde militaire pensioenen

De begrotingsgefinancierde militaire pensioenen op de Defensiebegroting, opgebouwd vóór 1 juni 2001, dienen conform de Wet toekomst pensioenen te worden omgezet naar kapitaaldekking. Hiervoor is bij Voorjaarsnota 2023 een reservering getroffen op de Aanvullende Post bij Financiën. Deze reservering bedraagt, na herijking bij Voorjaarsnota 2025, 8,15 miljard euro in 2026 en wordt nu overgeheveld naar de begroting van Defensie. De uiteindelijke hoogte van de reservering is afhankelijk van onder andere de rentetermijnstructuur en de dekkingsgraad van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP).

Overheveling opvang ontheemden uit Oekraïne

De Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) voor Oekraïense ontheemden is verlengd tot en met 4 maart 2027. De middelen in 2027 en 2028 die in afwachting van deze verlenging op de Aanvullende Post waren gereserveerd, worden nu overgeheveld naar de begroting van AenM.

10 HORIZONTALE TOELICHTING

De horizontale toelichting geeft voor elk begrotingshoofdstuk een toelichting op het verloop van de uitgaven en de ontvangsten over de meerjarenperiode (2025-2030). Deze toelichting is op totaalniveau en per artikel. Voor de begrotingsfondsen wordt ook het verloop van de uitgaven en ontvangsten na 2030 toegelicht.

De bedragen in de tabellen zijn in miljoenen euro. Door afrondingen kan het totaal afwijken van de som der onderdelen.

Algemene Zaken en De Koning

De Koning

I DE KONING

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

61

61

61

61

61

61

Totaal ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

1

Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

      
 

Uitgaven

12

13

13

13

13

13

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

2

Functionele uitgaven van de Koning

      
 

Uitgaven

40

40

40

40

40

40

 

Ontvangsten

      
        

3

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

      
 

Uitgaven

9

8

8

8

8

8

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De uitgaven op de begroting van De Koning blijven relatief stabiel tussen 2025 en 2030.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

Op dit artikel staan de uitkeringen aan de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis.

Er zijn ontvangsten geraamd omdat de Prinses van Oranje heeft besloten dat zij tot het einde van haar studie de a-component (inkomensdeel) terugstort. De terugstorting van de a-component ter hoogte van 345 duizend euro blijft daarom begroot. Vanwege afronding staat dit bedrag in de tabel op nul.

Artikel 2. Functionele uitgaven van de Koning

Op dit artikel staan de functionele uitgaven van de Koning, waaronder de uitgaven aan personeel en materieel en overige specifieke uitgaven, zoals de inzet van luchtvaartuigen. Over de jaren heen blijven de uitgaven stabiel.

Artikel 3. Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen.

Op dit artikel staan de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen, zoals de uitgaven voor voorlichting, het Militaire Huis en het Kabinet van de Koning. Over de jaren heen blijven de uitgaven stabiel.

Algemene Zaken

III ALGEMENE ZAKEN

III Algemene Zaken

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

117

111

109

107

104

104

Totaal ontvangsten

9

10

9

9

9

9

        

1

Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

      
 

Uitgaven

109

103

101

99

97

97

 

Ontvangsten

6

6

6

6

6

6

        

2

Kabinet van de Koning

      
 

Uitgaven

3

3

3

3

3

3

 

Ontvangsten

3

3

3

3

3

3

        

3

Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

      
 

Uitgaven

5

5

5

5

4

4

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De begroting van Algemene Zaken is in eerdere jaren hoger vanwege het verwerken van de apparaatstaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord en aflopende uitgaven met betrekking tot de tijdelijke huisvesting.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Op dit artikel staan onder andere bijdragen voor de Dienst Publiek en Communicatie (DPC), de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) en de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB). De begrotingsstand is hoger in eerdere jaren. Dit komt voornamelijk door extra uitgaven voor tijdelijke huisvesting van het ministerie. In 2025 is dit ongeveer 10 miljoen euro. Ook heeft de taakstelling op het apparaat uit het hoofdlijnenakkoord een klein aflopend effect op het horizontale beeld. De ontvangsten blijven stabiel.

Artikel 2. Kabinet van de Koning

Op dit artikel staan uitgaven voor het Kabinet van de Koning. Zij zorgt voor de ambtelijke ondersteuning van de Koning bij de uitoefening van zijn staatsrechtelijke taken en fungeert als schakel tussen Koning en ministers. Over de jaren heen blijven de uitgaven stabiel.

Artikel 3. Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

Op dit artikel staan uitgaven voor de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) en een afdeling klachtenafhandeling. De CTIVD toetst zowel het handelen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) als de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) aan de juridische kaders voor deze diensten. De afdeling klachtenbehandeling onderzoekt en behandelt klachten en meldingen over het vermoeden van een misstand. Over de jaren heen blijven de uitgaven relatief stabiel.

Buitenlandse Zaken (inclusief Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp)

Buitenlandse Zaken

V BUITENLANDSE ZAKEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

13.396

16.648

16.589

18.292

18.800

19.327

Totaal ontvangsten

      
        

1

Versterkte internationale rechtsorde

      
 

Uitgaven

128

128

118

112

112

112

 

Ontvangsten

      
        

2

Veiligheid en stabiliteit

      
 

Uitgaven

373

340

323

260

266

266

 

Ontvangsten

1

1

1

1

1

1

        

3

Effectieve Europese samenwerking

      
 

Uitgaven

11.764

15.054

15.004

16.827

17.311

17.810

 

Ontvangsten

2.390

4.162

1.287

1.335

1.380

1.428

        

4

Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden

      
 

Uitgaven

53

58

40

35

34

34

 

Ontvangsten

91

87

87

83

82

82

        

6

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

11

9

79

63

99

135

 

Ontvangsten

      
        

7

Apparaat

      
 

Uitgaven

1.068

1.059

1.026

994

978

970

 

Ontvangsten

88

481

29

29

41

29

Algemeen

De begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) bestaat uit HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking) uitgaven en ontvangsten en uit afdrachten aan de Europese Unie. De HGIS-uitgaven bestaan uit Official Development Assistance (ODA) uitgaven en non-ODA-uitgaven en staan verspreid over meerdere begrotingen, voornamelijk op die van BZ en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO). Deze tabel wordt getoond in lopende prijzen, waardoor er een oploop in de begroting zit (in tegenstelling tot de meeste begrotingen, die in constante prijzen getoond worden).

Toelichting per artikel

Artikel 1. Versterkte internationale rechtsorde

Dit artikel ziet toe op het bevorderen van een goed functionerende internationale rechtsorde. De daling in de omvang van dit artikel wordt veroorzaakt door de afname van het budget voor de bescherming en bevordering van mensenrechten vanwege de verwerking van de ombuigingen uit het Hoofdlijnenakkoord.

Artikel 2. Veiligheid en stabiliteit

Op dit artikel worden de uitgaven die bijdragen aan vrede, veiligheid en stabiliteit verantwoord. Ook staan op dit artikel de budgetten voor steun aan Oekraïne voor accountability en gastlandschap, niet-militaire veiligheidssteun, wederopbouw en humanitaire hulp. De daling van de omvang van het artikel komt door de verlaging van het budget voor de Matra en Shiraka programma's. Het steunpakket voor Oekraïne is toegevoegd aan de begroting in de jaren 2025 en 2026.

Artikel 3. Effectieve Europese samenwerking

De meerjarige ontwikkeling van het artikel Effectieve Europese samenwerking wordt bepaald door de doorwerking van de jaarlijkse nominale ontwikkeling van de EU-begroting in de Nederlandse afdrachten aan de EU en ontvangsten van de EU en nemen toe met circa 6 miljard euro. De EU-afdrachten zijn geactualiseerd op basis van de Advisory Committee on Own Resources (ACOR) cijfers, de Draft Amending Budget 2 (DAB2), de MEV en de jaarlijkse technische aanpassing van de Europese Commissie. Op basis van de verwachte onderuitputting in de jaarbegroting 2026 van de Europese Commissie worden de EU-afdrachten in dat jaar naar beneden bijgesteld met 0,9 miljard euro. De raming van de afdrachten na het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK; 2021-2027) is gebaseerd op de verwachte economische ontwikkeling en een inschatting van de omvang van het MFK na 2027. Hierin zijn onder andere vanaf 2028 de terug- en rentebetalingen voor het coronaherstelfonds Next Generation EU (NGEU) in de raming van de Nederlandse EU-afdrachten opgenomen. Als laatste maakt Nederland aanspraak op 1,2 miljard euro in 2025 en 2,9 miljard euro in 2026 uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit. Dit zorgt voor hogere ontvangsten op de BZ-begroting in deze jaren.

Artikel 4. Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden

Op dit artikel worden de uitgaven en ontvangsten ten aanzien van de verlening van consulaire diensten aan Nederlanders, evenals het verstrekken van reisdocumenten aan Nederlanders, verantwoord. De geleidelijke afname van de uitgaven n.a.v. de taakstelling uit het Hoofdlijnenakkoord komt door de verlaging van het budget voor internationaal cultuurbeleid en de programma's voor het uitdragen van Nederlandse waarden en belangen. Ook worden de middelen voor consulaire informatiesystemen vanaf de ontwerpbegroting 2026 verantwoord op het apparaatsartikel. Daarnaast is er in 2026 incidenteel budget van 10 miljoen beschikbaar voor slavernijverleden, wat het budget in dat jaar verhoogt. De ontvangsten van dit artikel lopen geleidelijk af door de lager geraamde ontvangsten voor consulaire dienstverlening aan vreemdelingen.

Artikel 6. Nog onverdeeld

De budgettaire ruimte op dit artikel betreft een HGIS-reservering voor de loon- en prijsindexatie en voor onvoorziene uitgaven. De HGIS non-ODA uitgaven volgen de geraamde prijsontwikkeling van het bruto binnenlands product (BBP). Daarom neemt het budget op dit onderdeel toe. Het non-ODA deel van het HGIS-budget wordt vanaf 2026 niet meer geïndexeerd met prijs bbp. Hiervoor gaat de reguliere Rijksbrede loon- en prijsbijstellingssystematiek gelden.

Artikel 7. Apparaat

De uitgaven op dit artikel nemen af vanwege de apparaatstaakstelling uit het Hoofdlijnenakkoord. De ontvangsten op dit artikel zijn incidenteel hoger in 2026 door de verwachte verkoop van vastgoed in het buitenland in dat jaar. Deze middelen worden ingezet om te investeren in vastgoed ten behoeve van een aantal specifieke vastgoedprojecten.

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

XVII BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

3.617

3.572

3.747

3.803

3.974

4.105

Totaal ontvangsten

53

48

45

43

42

42

        

1

Duurzame economische ontwikkeling,handel en investeringen

      
 

Uitgaven

547

607

606

610

648

647

 

Ontvangsten

14

14

14

14

14

14

        

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

      
 

Uitgaven

921

875

862

962

1.042

1.042

 

Ontvangsten

      
        

3

Sociale vooruitgang

      
 

Uitgaven

668

548

528

554

590

590

 

Ontvangsten

      
        

4

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

      
 

Uitgaven

970

1.090

1.089

1.116

1.229

1.229

 

Ontvangsten

      
        

5

Multilaterale samenwerking en overige inzet

      
 

Uitgaven

510

452

663

562

464

596

 

Ontvangsten

39

34

31

29

28

28

Algemeen

De begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) bestaat uit Official Development Assistance (ODA) uitgaven en non-ODA-uitgaven. Deze tabel wordt getoond in lopende prijzen, waardoor er een oploop een de begroting zit (in tegenstelling tot de meeste begrotingen, die in constante prijzen getoond worden). Bij Voorjaarsnota 2025 hebben er herschikkingen van budget plaatsgevonden conform de beleidsprioriteiten uit de Kamerbrief Ontwikkelingshulp (36180-133) met effect op de horizontale ontwikkeling van artikelen.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

De uitgaven van artikel 1 zijn gericht op het versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland, het verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid en het bevorderen van toekomstbestendige groei wereldwijd. De uitgaven op dit artikel stijgen door de oploop van het budget voor het versterken van de private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Artikel 2. Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

Op dit artikel staan de uitgaven aan voedselzekerheid, water en klimaat. De budgetten voor de onderdelen voedselzekerheid en waterbeheer laten een oploop zien. Tegelijkertijd wordt er gedurende de komende jaren minder budget beschikbaar gesteld voor het onderdeel klimaat.

Artikel 3. Sociale vooruitgang

Dit artikel ziet toe op uitgaven die bijdragen aan het bevorderen van gelijkheid en inclusieve ontwikkeling van mensen in ontwikkelingslanden. De uitgaven van dit artikel dalen vanwege de lagere bijdragen aan internationale organisaties die focussen op mondiale gezondheid en seksuele reproductieve gezondheid en de rechten die hiermee samenhangen. Daarnaast worden de programma's en budgetten voor vrouwenrechten en gendergelijkheid en onderwijs uitgefaseerd.

Artikel 4. Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

De uitgaven van dit artikel hebben betrekking op het voorkomen en terugdringen van gewelddadig conflict en het bevorderen van vreedzame en rechtvaardige samenlevingen. Daarnaast is het budget bestemd voor migratiesamenwerking en opvang in de regio en het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd. De uitgaven lopen met name op vanwege de stijging in de budgetten voor opvang in de regio en migratiesamenwerking, en veiligheid en stabiliteit.

Artikel 5. Multilaterale samenwerking en overige inzet

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord die betrekking hebben op multilaterale samenwerking, overig armoedebeleid en de steun aan Oekraïne in 2025 en 2026. Ook zijn schommelingen in de ODA-budgetten als gevolg van de ontwikkeling van het bruto nationaal inkomen (BNI) tot en met de Voorjaarsnota op dit begrotingsartikel verwerkt. Dit budget wordt ook ingezet om aanpassingen als gevolg van de toerekening van de kosten van eerstejaarsasielopvang te verwerken.

Justitie en Veiligheid

Justitie en Veiligheid

VI JUSTITIE EN VEILIGHEID

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

19.126

18.596

18.841

18.793

18.800

18.550

Totaal ontvangsten

1.945

1.844

1.871

1.910

1.947

1.983

        

31

Politie

      
 

Uitgaven

8.923

8.844

8.822

8.782

8.780

8.776

 

Ontvangsten

38

7

7

1

1

1

        

32

Rechtspleging en rechtsbijstand

      
 

Uitgaven

2.492

2.461

2.458

2.458

2.449

2.428

 

Ontvangsten

268

206

209

211

212

212

        

33

Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

      
 

Uitgaven

1.545

1.584

1.627

1.597

1.619

1.480

 

Ontvangsten

1.390

1.480

1.504

1.545

1.581

1.616

        

34

Straffen en beschermen

      
 

Uitgaven

4.514

4.598

4.738

4.792

4.804

4.721

 

Ontvangsten

164

139

140

141

141

141

        

36

Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid

      
 

Uitgaven

523

534

565

571

575

578

 

Ontvangsten

2

2

2

2

2

2

        

37

Migratie

      
 

Uitgaven

0

0

    
 

Ontvangsten

      
        

38

Inburgering

      
 

Uitgaven

527

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

72

0

0

0

0

0

        

91

Apparaat kerndepartement

      
 

Uitgaven

570

522

516

500

481

479

 

Ontvangsten

10

11

11

11

11

11

        

92

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

28

50

112

88

89

84

 

Ontvangsten

      
        

93

Geheim

      
 

Uitgaven

4

4

4

4

4

4

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De begroting van Justitie en Veiligheid is in de eerdere jaren iets hoger dan in 2030. Dit verschil wordt vooral verklaard door de apparaatstaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord. De grootste uitgavenposten binnen deze begroting betreffen de financiering van de politie, de Dienst Justitiële Inrichtingen, de Raad voor de rechtspraak en de toevoegingen aan de rechtsbijstand.

Toelichting per artikel

Artikel 31. Politie

De begrotingsstand voor politie kent een redelijk stabiel verloop. De hogere stand in 2025 wordt veroorzaakt door de arbeidsvoorwaardenmiddelen die in 2025 aan de begroting zijn toegevoegd. De ontvangsten zijn in 2025 voornamelijk hoger door een desaldering voor de niet bestede bijzondere bijdrage voor ondermijning.

Artikel 32. Rechtspleging en rechtsbijstand

De begrotingsstand voor rechtspleging en rechtsbijstand is in eerdere jaren hoger vanwege een daling in de hoeveelheid verwachte toevoegingen rechtsbijstand. Dit is deels vanwege de door het kabinet voorziene beperking van de asielinstroom.

Artikel 33. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

De begrotingsstand voor veiligheid en criminaliteitsbestijding kent een relatief stabiel verloop. De oploop van 2026 naar 2027 wordt veroorzaakt door een kasschuif bij middelen voor ondermijning door o.a. vertraging bij het Beslaginformatiesysteem (BIS). De ontvangsten op het Boete en Transactie-dossier lopen gedurende de meerjarenperiode op. Dit wordt o.a. veroorzaakt doordat er relatief meer boetes worden uitgedeeld waarvoor een hoger boetebedrag geldt.

Artikel 34. Straffen en beschermen 

De oploop in de begrotingsstand voor straffen en beschermen wordt vooral veroorzaakt doordat het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) een stijgende capaciteitsbehoefte laat zien, onder andere voor de Justitiële Jeugd Inrichtingen en Klinische plaatsen overige Forensische zorg. De ontvangsten zijn in 2025 hoger door de afroming van het eigen vermogen DJI (23 miljoen euro) en Justis (7 miljoen euro).

Artikel 36. Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid

De oploop van 2026 en 2027 wordt verklaard door de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor weerbaarheid (70 miljoen euro structureel vanaf 2027) zoals voor het opzetten van noodsteunpunten. De ontvangstenreeks laat een constant verloop zien.

Artikel 37. Migratie

De middelen voor migratie zijn vanaf 2025 overgeheveld naar de begroting van Asiel en Migratie.

Artikel 38. Inburgering

De middelen voor inburgering zijn vanaf 2026 overgeheveld naar de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 91. Apparaatsuitgaven kerndepartement

De afloop van dit artikel wordt veroorzaakt door de apparaatstaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord. Het relatief grote verschil tussen 2025 en 2026 hangt samen met het jaarlijks toekennen van het budget van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) (ruim 55 miljoen euro) op artikel 91 vanaf artikel 36. Dit gebeurt pas na goedkeuring van het jaarplan van het NCSC door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV).

Artikel 92. Nog onverdeeld

Artikel 92 is een doorverdeelartikel. De oploop van het budget op dit artikel in de latere jaren wordt o.a. veroorzaakt door de middelen die voor sociale advocatuur op dit artikel beschikbaar zijn gesteld. 

Artikel 93. Geheim

De uitgaven op artikel 93 zijn tussen 2025 en 2030 stabiel.

Asiel en Migratie

XX ASIEL EN MIGRATIE

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

8.536

8.940

5.206

3.322

1.942

1.946

Totaal ontvangsten

386

14

14

14

14

14

        

37

Asiel en Migratie

      
 

Uitgaven

8.501

8.866

5.137

3.279

1.905

1.905

 

Ontvangsten

386

14

14

14

14

14

        

91

Apparaat kerndepartement

      
 

Uitgaven

33

33

33

26

19

19

 

Ontvangsten

      
        

92

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

2

41

36

17

18

22

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De begroting van Asiel en Migratie daalt met ongeveer 7 miljard euro tussen 2025 en 2030. Dit komt onder andere doordat er incidenteel budget beschikbaar is voor de opvang van Oekraïense ontheemden op basis van de Europese beschermingsrichtlijn en er sprake is van een aflopende begroting voor regulier asiel.

Artikel 37. Migratie

Dit beleidsartikel daalt met ongeveer 7 miljard euro tussen 2025 en 2030. Dit komt ten eerste doordat bij Voorjaarsnota 2025 tot en met 2026 incidenteel budget beschikbaar gesteld is voor de meerkosten van crisisnoodopvang. Ten tweede is het effect van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) verwerkt tot en met 2026. Daarnaast heeft het kabinet in het hoofdlijnenakkoord de al aflopende uitgaven aan asiel met aanvullend structureel circa 1 miljard euro verlaagd, gekoppeld aan een maatregelenpakket om de asielinstroom fors te verlagen. Bij Voorjaarsnota 2025 heeft het kabinet structureel 374 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om asielaanvragen te kunnen blijven afhandelen. Ten derde komt deze daling doordat middelen voor de opvang van Oekraïense ontheemden gekoppeld zijn aan de tijdelijke duur van de Europese beschermingsrichtlijn.

Artikel 91. Apparaatsuitgaven kerndepartement

De afloop van dit artikel wordt veroorzaakt door de apparaatstaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord. Daarnaast wordt de afloop veroorzaakt doordat het apparaatsbudget voor de opvang van Oekraïense ontheemden gekoppeld is aan de tijdelijke duur van de Europese beschermingsrichtlijn.

Artikel 92. Nog onverdeeld

Artikel 92 is een doorverdeelartikel. Het verloop op dit artikel wordt mede verklaard door de gedeeltelijke doorverdeling van de envelop asielwetgeving. Met deze doorverdeling zijn middelen vanaf dit artikel naar de AenM-begroting en de JenV-begroting overgeheveld voor de uitvoering van diverse asielmaatregelen, waaronder het Migratiepact, de wet Terugkeer en Vreemdelingenbewaring, de asielnoodmaatregelenwet en het tweestatusstelsel.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inclusief BES-fonds, Staten-Generaal en Hoge Colleges van Staat

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

5.393

4.758

4.426

3.940

3.139

2.763

Totaal ontvangsten

1.869

2.028

1.823

1.617

1.231

968

        

1

Openbaar bestuur en democratie

      
 

Uitgaven

109

175

193

164

158

152

 

Ontvangsten

16

25

25

25

25

25

        

2

Nationale veiligheid

      
 

Uitgaven

538

544

611

600

601

601

 

Ontvangsten

17

17

17

17

17

17

        

6

Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

      
 

Uitgaven

609

540

529

620

614

611

 

Ontvangsten

51

11

11

11

11

11

        

7

Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

      
 

Uitgaven

100

94

103

99

98

98

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

11

Centraal apparaat

      
 

Uitgaven

1.141

849

802

718

682

632

 

Ontvangsten

382

147

184

186

146

121

        

12

Algemeen

      
 

Uitgaven

65

43

52

43

3

3

 

Ontvangsten

2

     
        

13

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      
        

14

Slavernijverleden: fonds en herdenkingscomité

      
 

Uitgaven

11

21

64

25

10

8

 

Ontvangsten

      
        

15

Een veilig Groningen met perspectief

      
 

Uitgaven

2.819

2.491

2.071

1.671

974

659

 

Ontvangsten

1.400

1.827

1.586

1.378

1.032

794

Algemeen

De uitgaven op de begroting van BZK kennen een daling gedurende de meerjarenperiode. Dit wordt grotendeels verklaard door de uitgaven aan het artikel 15. Een veilig Groningen met perspectief. Deze zijn in 2025 goed voor meer dan de helft van de uitgaven van de BZK-begroting, maar lopen daarna af tot ruim een kwart. Ook de uitgaven aan het centrale apparaat, het op één na grootste artikel, lopen gedurende de meerjarige periode af.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie

Op dit artikel staan middelen voor het versterken van een slagvaardig en betrouwbaar openbaar bestuur en een democratisch bestel. De uitgaven zijn toegenomen door de doorverdeling van de envelop Goed Bestuur en Versterking Rechtsstaat uit het Hoofdlijnenakkoord. De middelen op artikel 1 afkomstig uit deze envelop kennen een piek in 2027 en lopen vervolgens iets af.

Artikel 2. Nationale veiligheid

De uitgaven aan de AIVD zijn gestegen doordat de middelen uit de envelop veiligheid uit het Hoofdlijnenakkoord, die nog op het artikel onverdeeld op de JenV-begroting stonden, zijn doorverdeeld naar de BZK begroting.

Artikel 6. Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

Dit betreffen uitgaven op digitaal terrein en dienen ter bevordering van een hoogwaardige, toegankelijke en betrouwbare digitale overheidsdienstverlening. De uitgaven op dit artikel kennen een oploop in 2028 doordat de middelen voor de hoogwaardige dienstverlening één overheid (circa 100 miljoen euro) ten behoeve van gemeenten, vanaf dat jaar nog op de BZK-begroting staan.

Artikel 7. Werkgevers-en bedrijfsvoeringsbeleid

Artikel 7 kent voornamelijk (structurele) opdrachtenbudgetten die als doel hebben de bedrijfsvoering, informatiehuishouding en het werkgeverschap van het Rijk te verbeteren. BZK heeft op deze onderwerpen een coördinerende en/of regisserende rol. De uitgaven op artikel 7 blijven nagenoeg gelijk over de meerjarenperiode.

Artikel 11. Centraal Apparaat

De uitgaven op het apparaatsartikel op de BZK-begroting financieren het personeel, materieel en externe inhuur van de ministeries van BZK. Dit artikel kent voor een deel incidenteel budget, waardoor de uitgaven aflopen. Daarnaast zijn de uitgaven in 2026 lager dan 2025 omdat de beleidsdirecties van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening vanaf 2026 zijn overgegaan naar het gesplitste departement.

Artikel 12. Algemeen

De incidentele uitgaven op dit artikel zijn voor een groot deel toe te schrijven aan de kwijtschelding van publieke schulden. Daar is nog bijna 200 miljoen euro cumulatief voor gereserveerd tot en met 2028. Dit verklaart de daling in de beschikbare middelen vanaf 2029.

Artikel 13. Nog onverdeeld

Na doorverdeling van de enveloppe goed bestuur en sterke rechtsstaat van het Hoofdlijnenakkoord, voor het constitutioneel hof (en de Kiesraad) staan er geen middelen meer op Artikel 13.

Artikel 14. Slavernijverleden: fonds en herdenkingscomité

In 2023 is het begrotingsartikel 14 voor het slavernijverleden in het leven geroepen. Dit betreft de bijdragen van diverse departementen ter financiering van een pakket maatregelen in het kader van het slavernijverleden. In de begeleidende kabinetsreactie op het rapport van de Dialooggroep slavernijverleden heeft het kabinet incidenteel 200 miljoen euro beschikbaar gemaakt, die ten goede komt aan verschillende maatregelen en maatschappelijke initiatieven. De middelen voor het Caribisch deel van het Koninkrijk (66 miljoen euro) zijn overgeboekt naar Koninkrijksrelaties. Daarnaast zijn ook een groot deel van de middelen van de beleidsinitiatieven in Europees Nederland overgeboekt naar andere begrotingen. De middelen die zijn bestemd voor Suriname (66 miljoen euro) staan grotendeels nog wel op de BZK-begroting. Voor het jaarlijks herdenken maakt het kabinet 8 miljoen euro structureel vrij.

Artikel 15. Een veilig Groningen met perspectief

De uitgaven op artikel 15 bestaan uit de betalingen van schadevergoedingen en de versterkingsoperatie voor gedupeerden van aardbevingen door gaswinning, de bijdragen aan RVO en het IMG voor de uitvoering van de schadeafhandeling en de uitgaven voor het bieden van perspectief voor de regio. De schadevergoedingen en daarbij behorende uitvoeringskosten worden betaald door BZK en een jaar later doorbelast aan de NAM. Deze posten zijn daarom ook aan de ontvangstenkant van de BZK-begroting opgenomen, maar lopen niet gelijk met de uitgaven. Naar aanleiding van de kabinetsreactie op de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen zullen ook in de komende jaren middelen worden toegevoegd aan de BZK-begroting, die op dit moment nog op de Aanvullende Post van Financiën staan. Dit verklaart deels de aflopende reeks. Daarnaast is de planning dat de versterkingsoperatie in 2030-2032 wordt afgerond.

Staten-Generaal

IIA STATEN-GENERAAL

IIA Staten-Generaal

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

292

288

274

285

266

265

Totaal ontvangsten

4

4

4

4

4

4

        

1

Wetgeving en controle Eerste Kamer

      
 

Uitgaven

29

28

27

27

25

25

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

2

Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer

      
 

Uitgaven

46

45

44

51

46

45

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

3

Wetgeving en controle Tweede Kamer

      
 

Uitgaven

215

210

200

206

194

194

 

Ontvangsten

4

4

4

4

4

4

        

4

Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

      
 

Uitgaven

3

5

2

2

2

2

 

Ontvangsten

      
        

10

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De uitgaven op de begroting van de Staten-Generaal lopen iets af omdat beide Kamers additionele uitgaven doen aan het eigen apparaat in de eerste jaren. Dit betreffen naast structurele uitgaven, ook incidentele uitgaven aan onder meer ICT en veiligheid, zoals vervangingsinvesteringen.

Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

IIB HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINETTEN

IIB Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten en de Kiesraad

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

211

215

212

204

201

204

Totaal ontvangsten

7

7

7

7

7

7

        

1

Raad van State

      
 

Uitgaven

100

107

98

99

99

99

 

Ontvangsten

2

2

2

2

2

2

        

2

Algemene Rekenkamer

      
 

Uitgaven

51

50

58

48

47

47

 

Ontvangsten

1

1

1

1

1

1

        

3

De Nationale ombudsman

      
 

Uitgaven

31

32

31

31

31

31

 

Ontvangsten

4

4

4

4

4

4

        

4

Kanselarij der Nederlandse Orden

      
 

Uitgaven

7

6

6

6

6

6

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

6

Kabinet van de Gouverneur van Aruba

      
 

Uitgaven

3

2

2

2

2

2

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

7

Kabinet van de Gouverneur van Curaçao

      
 

Uitgaven

4

4

4

4

4

4

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

8

Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten

      
 

Uitgaven

3

3

3

3

3

3

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

        

9

Kiesraad

      
 

Uitgaven

12

12

10

11

10

12

 

Ontvangsten

      
        

10

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De begroting van de Hoge Colleges van Staat blijft over de jaren vrij stabiel. De uitgaven de van de Raad van State lopen vlak, er zijn middelen toegevoegd voor het aannemen van extra personeel, mede door de uitkomsten van de herijking normtijden Algemene- en Omgevingskamer. De extra uitgaven in 2026 zijn te verklaren door een verhoging van de uitgaven voor de Vreemdelingenkamer, gezien het aantal zaken dat de Raad van State zal afdoen voor de behandeling van Hoger Beroep Vreemdelingen. In 2027 heeft de Algemene Rekenkamer extra middelen beschikbaar voor de tijdelijke huisvesting en geplande terugverhuizing.

Koninkrijksrelaties

IV KONINKRIJKSRELATIES

IV Koninkrijksrelaties

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

270

222

237

180

150

139

Totaal ontvangsten

108

153

147

153

145

318

        

1

Versterken rechtsstaat

      
 

Uitgaven

18

69

70

95

95

96

 

Ontvangsten

      
        

2

Slavernijverleden

      
 

Uitgaven

8

23

17

10

9

0

 

Ontvangsten

      
        

4

Bevorderen sociaaleconomische structuur

      
 

Uitgaven

81

66

86

20

8

8

 

Ontvangsten

1

     
        

5

Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen

      
 

Uitgaven

119

29

29

29

11

10

 

Ontvangsten

106

153

147

153

145

318

        

6

Apparaat

      
 

Uitgaven

40

35

34

25

25

24

 

Ontvangsten

2

     
        

7

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

4

0

0

1

1

1

 

Ontvangsten

      
        

8

Wederopbouw Bovenwindse Eilanden

      
 

Uitgaven

1

0

1

   
 

Ontvangsten

      

Algemeen

De begroting van Koninkrijksrelaties neemt na 2027 structureel af. Deze afname wordt met name verklaard doordat de meerjarige middelen voor het Slavernijverleden en de Tijdelijke Werkorganisatie aflopen. De ontvangsten nemen over het algemeen juist toe, vanwege de aflossings- en rentereeksen van leningen die op artikel 5 verantwoord worden.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Versterken rechtsstaat

De uitgaven in 2025 liggen lager dan in latere jaren, aangezien een groot deel van de middelen op dit artikel jaarlijks overgeboekt worden naar de begrotingen van Justitie en Veiligheid (Recherche en rechterlijke macht), Defensie (Grensbewaking) en Financiën (Douane). De budgetten voor 2026 en verder moeten grotendeels nog worden overgeboekt, met uitzondering van het Recherchesamenwerkingsteam (RST), waar het budget tot en met 2027 is overgeheveld. Dit verklaart ook mede de hogere uitgaven in 2028 en verder.

Artikel 2. Slavernijverleden

In 2024 is dit artikel toegevoegd aan de begroting van Koninkrijksrelaties om de uitgaven te verantwoorden van het herdenken van het slavernijverleden in het Caribische deel van het Koninkrijk. Deze middelen kennen een piek in 2026.

Artikel 4. Bevorderen sociaaleconomische structuur

In 2023 zijn de Landspakketten zoals eind 2020 met Curaçao, Aruba en Sint Maarten overeengekomen, bekrachtigd met de Onderlinge Regeling. Ter ondersteuning van de Landspakketten heeft de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) middelen beschikbaar in een kasritme van ca. 35 miljoen euro per jaar tot en met 2027. Dit verklaart de afname na 2028. Door een aantal kasschuiven varieert het budget per jaar.

Artikel 5. Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen

Tot en met 2028 zijn de uitgaven jaarlijks gelijk; er zijn voor die jaren geen nieuwe leningen aan de landen voorzien. Vanaf 2029 is er een afname in de uitgaven, omdat de rente en aflossingen van de schuldpapieren die Nederland heeft overgenomen van de voormalige Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten, aflopen. Na 2030 zal de schuldsanering voltooid zijn. Ook worden de meerjarige aflossings- en rente ontvangsten van de uitstaande leningen (zoals de liquiditeits- en kapitaalleningen) van de landen op de begroting van Koninkrijksrelaties verantwoord.

Artikel 6. Apparaat

Voor de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) zijn tot en met 2027 middelen beschikbaar gesteld. Door het aflopen van TWO worden vanaf 2028 lagere apparaatsuitgaven geraamd.

Artikel 7. Nog onverdeeld

Op het artikel worden de eindejaarsmarge en de LPO middelen ontvangen en verder doorverdeeld over het begrotingshoofdstuk. Dit resulteert in verschillende standen per jaar.

Artikel 8. Wederopbouw Bovenwindse eilanden

Bij Tweede Suppletoire begroting 2017 is naar aanleiding van de orkanen Irma en Maria artikel 8 aangemaakt voor Noodhulp en Wederopbouw Bovenwindse Eilanden. In 2025 en 2027 staan hier nog de resterende middelen van op de begroting

BES-fonds

BES-FONDS

H BES-fonds

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

98

96

97

99

101

104

Totaal ontvangsten

      
        

1

BES-fonds

      
 

Uitgaven

98

96

97

99

101

104

 

Ontvangsten

      

Algemeen

Via het BES-fonds krijgen de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) met de vrije uitkering middelen toebedeeld om hun publieke taken uit te voeren. Deze middelen worden uitgekeerd in Amerikaanse Dollar, waardoor bijstellingen plaatsvinden op basis van wisselkoers-schommelingen. Sinds 2024 geldt voor het BES-fonds een nieuw indexatie-systematiek op basis van BBP-cijfers, i.p.v. loon- en prijsontwikkeling, hierdoor schommelt de begroting per jaar in omvang.  Ook worden er door departementen incidentele middelen overgeheveld naar het BES-fonds.

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

9.230

9.367

10.160

9.643

9.592

9.408

Totaal ontvangsten

746

520

519

533

520

519

        

1

Woningmarkt

      
 

Uitgaven

6.831

7.701

8.466

8.143

8.232

8.228

 

Ontvangsten

563

411

412

425

420

419

        

2

Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

      
 

Uitgaven

1.676

1.087

1.201

1.007

804

636

 

Ontvangsten

18

0

0

0

0

0

        

3

Ruimtelijke ordening en Omgevingswet

      
 

Uitgaven

477

264

183

173

157

154

 

Ontvangsten

11

4

4

4

4

4

        

4

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

      
 

Uitgaven

207

215

215

228

309

301

 

Ontvangsten

154

106

104

104

96

96

        

11

Centraal apparaat

      
 

Uitgaven

0

89

84

81

80

80

 

Ontvangsten

      
        

12

Algemeen

      
 

Uitgaven

34

11

11

11

10

10

 

Ontvangsten

      
        

13

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

4

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De begroting van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is vanaf 2025 ontstaan door de herverkaveling vanuit Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De uitgaven op de begroting blijven vrijwel gelijk gedurende de meerjarenperiode. De uitgaven op het artikel woningmarkt stijgen, maar de uitgaven aan de energietransitie en ruimtelijke ordening dalen juist.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Woningmarkt

De uitgaven op het artikel woningmarkt lopen sterk op na 2025. Dit heeft twee oorzaken: de incidentele woningbouwmiddelen en (voornamelijk) de structurele oploop van de huurtoeslag. De besteding van de woningbouwmiddelen vindt nog plaats in 2026 tot en met 2032, met een piek in 2027 die hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door uitkeringen aan de grootschalige woningbouwlocaties. Daarnaast nemen de uitgaven aan de huurtoeslag toe. In 2026 bedragen de geprognosticeerde uitgaven aan de huurtoeslag 5,9 miljard euro. Voor 2030 is 7,4 miljard euro begroot. Deze stijging zit voor een groot deel in de verwachte huur- en volumeontwikkeling. De structurele middelen op artikel 1 betreffen vrijwel volledig huurtoeslag. Voor woningbouw zijn enkele miljoenen beschikbaar in uitvoeringskosten, zoals opdrachten en bijdragen aan het RVO voor de afwikkeling van regelingen en subsidies.

Artikel 2. Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

De uitgaven op dit artikel zien een piek in 2025 en een afname in de latere jaren, mede vanwege incidentele overboekingen vanaf de Aanvullende Post (verduurzaming Groningen) en het Klimaatfonds. Een groot deel van de budgetten op dit artikel zijn afkomstig van het Klimaatfonds, waardoor de uitgaven op dit artikel voornamelijk incidenteel zijn en aflopen na 2030.

Artikel 3. Ruimtelijke Ordening en omgevingswet

Bij de voorjaarsnota zijn (deels structureel) middelen beschikbaar gesteld voor o.a. beheer en ontwikkeling t.b.v. de Nationale Geo-Informatie Infrastructuur en beheer, uitbouw en problematiek bij LVBB (Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen). De omgevingswet is op 1 januari 2024 in werking getreden wat betekent dat het programma Aan de Slag in de loop van 2025 in de lijnorganisatie wordt opgenomen.

Artikel 4. Uitvoering Rijksvastgoedbedrijf

Vanaf 2029 nemen de uitgaven op dit artikel sterk toe wegens de renovatie van het Binnenhof. Vanaf dat jaar staat er een verhoogde gebruiksvergoeding voor de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat op de begroting van VRO. 

Artikel 11. Centraal Apparaat

De ministeries van VRO en van BZK maken gebruik van één werkorganisatie, deze is onder het ministerie van BZK gepositioneerd. In lijn met de besluitvorming over dat model wordt vanaf 2026 het beleidsdeel van de apparaatskosten op de begroting van het ministerie van VRO verantwoord. Het betreft de directe loonkosten van de beleidsdirecties van het ministerie van VRO, de kosten van externe inhuur, de kosten van de Landsadvocaat en de volledige kosten van de kasdiensten Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB) en Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW). De indirecte kosten voor bijvoorbeeld belastingen, reisbewegingen en de bedrijfsvoering blijven vooralsnog op de begroting van het ministerie van BZK staan. Voor een adequate verantwoording van alle apparaatskosten zullen er gedurende het jaar overboekingen plaatsvinden tussen de apparaatsartikelen van beide begrotingshoofdstukken.

Artikel 12. Algemeen

Dit betreffen geraamde uitgaven aan vennootschapsbelasting, die samenhangen met artikel 4 (Uitvoering rijksvastgoedbeleid).

Artikel 13. Nog onverdeeld

In 2025 staat nog ca. 4 miljoen euro op de begrotingspost ‘Nog onverdeeld’. Dit is een deel nog te besteden loon- en prijsbijstelling. Na 2025 staan er geen middelen meer op dit artikel.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

60.271

57.033

59.293

57.237

56.876

56.584

Totaal ontvangsten

3.343

2.481

3.307

2.689

2.740

2.771

        

1

Primair onderwijs

      
 

Uitgaven

17.024

16.665

16.918

16.809

16.817

16.728

 

Ontvangsten

35

9

9

9

9

9

        

3

Voortgezet onderwijs

      
 

Uitgaven

12.375

12.146

12.212

11.975

11.867

11.803

 

Ontvangsten

11

7

7

7

7

7

        

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

      
 

Uitgaven

6.172

6.137

6.189

6.118

6.102

6.086

 

Ontvangsten

6

5

5

5

5

5

        

6+7

Hoger onderwijs

      
 

Uitgaven

12.137

11.963

11.700

11.512

11.346

11.344

 

Ontvangsten

1

0

0

0

0

0

        

9

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

      
 

Uitgaven

409

437

447

446

446

445

 

Ontvangsten

7

7

7

7

7

7

        

11+12+13

Studiefinanciering

      
 

Uitgaven

7.076

4.708

6.931

5.591

5.512

5.484

 

Ontvangsten

3.086

2.275

3.101

2.484

2.534

2.565

        

14

Cultuur

      
 

Uitgaven

1.465

1.418

1.486

1.435

1.423

1.412

 

Ontvangsten

25

11

11

11

11

11

        

15

Media

      
 

Uitgaven

1.300

1.307

1.147

1.151

1.167

1.191

 

Ontvangsten

165

166

166

166

166

166

        

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

      
 

Uitgaven

1.802

1.779

1.777

1.755

1.741

1.640

 

Ontvangsten

7

0

0

0

0

0

        

95

Apparaatskosten

      
 

Uitgaven

460

423

436

388

395

394

 

Ontvangsten

1

1

0

0

0

0

        

8+25+91

Overige artikelen (8, 25, 91)

      
 

Uitgaven

51

50

50

59

59

59

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

Algemeen

De begroting van OCW daalt tussen 2025 en 2030 met bijna 3,7 miljard euro. Per saldo is voor ongeveer 1 miljard euro geëxtensiveerd op de OCW begroting sinds de start van het kabinet Schoof. Daarnaast is de daling van de uitgaven aan onderwijs te verklaren door een verwachte daling van de leerlingen- en studentenaantallen. De incidentele stijging in 2025 en 2027 ontstaat onder andere door de tegemoetkoming voor studenten die geen recht hebben gehad op een basisbeurs uit het Hoofdlijnenakkoord.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Primair onderwijs

De uitgaven aan het primair onderwijs (po) dalen met ongeveer 300 miljoen euro in de periode 2025-2030. Circa 150 mln. euro van de daling wordt verklaard door een verwachte daling van de leerlingenaantallen.  Daarnaast is er per saldo voor ongeveer 120 miljoen euro geëxtensiveerd op artikel 1 sinds de start van het kabinet Schoof. Het betreft de korting op de subsidieregeling School en Omgeving, 10 procent korting op het gemeentelijke onderwijsachterstanden budget en de generieke taakstelling op subsidies. Daarnaast is er geïntensiveerd op het budget voor schoolmaaltijden.

Artikel 3. Voortgezet onderwijs

De uitgaven aan het voortgezet onderwijs (vo) dalen met ongeveer 570 miljoen euro in de periode 2025-2030. Circa 290 mln. euro van de daling wordt verklaard door een verwachte daling van de leerlingenaantallen. Per saldo is voor ongeveer 230 miljoen euro geëxtensiveerd op artikel 3 sinds de start van het kabinet Schoof. Het betreft de generieke taalstelling op subsidies, de korting op maatschappelijke diensttijd, het afschaffen van de subsidieregeling brede brugklassen en de korting op de subsidieregeling School en Omgeving.  Daarnaast is het afschaffen van de onderwijskansenregeling teruggedraaid en is er geïntensiveerd op het budget voor schoolmaaltijden.

Artikel 4. Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

De uitgaven aan het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie dalen met ruim 80 miljoen euro in de periode 2025-2030. Per saldo is voor ongeveer 66 miljoen euro geëxtensiveerd op artikel 4 sinds de start van het kabinet Schoof. Dit betreft kortingen op specifieke uitkeringen (SPUK) en subsidies, waaronder het regionaal programma voortijdig schoolverlaten en volwasseneneducatie en het Regionaal Investeringsfonds (RIF).

Artikel 6 en 7. Hoger onderwijs

De uitgaven in het hoger onderwijs (ho) dalen met bijna 800 miljoen euro in de periode 2025-2030. Per saldo is voor ongeveer 350 miljoen euro geëxtensiveerd op artikel 6 en 7 sinds de start van het kabinet Schoof, waaronder het verminderen van het aantal internationale studenten. Daarnaast is de daling van de uitgaven te verklaren door een verwachte daling van de studentenaantallen.

Artikel 9. Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

De uitgaven voor arbeidsmarkt en personeelsbeleid stijgen naar circa 445 miljoen euro in 2030. Dit komt hoofdzakelijk door extra middelen voor de aanpak van het lerarentekort.

Artikel 11, 12 en 13. Studiefinanciering

De uitgaven voor studiefinanciering dalen met ongeveer 1,6 miljard euro in de periode 2025-2030. De daling van de uitgaven is voornamelijk te verklaren door een verwachte daling van de studentenaantallen. De incidenteel hogere uitgaven in 2025 en 2027 zijn onder meer het gevolg van de incidentele tegemoetkoming voor studenten die geen recht hebben gehad op een basisbeurs en een kasschuif OV van 2026 naar 2025.

Artikel 14. Cultuur

De uitgaven aan cultuur blijven nagenoeg constant in de periode 2025-2030. De uitgaven zijn jaarlijks rond de 1,4 miljard euro.

Artikel 15. Media

Vanaf 2027 dalen de uitgaven aan media tot circa 1,2 miljard euro. Per saldo is voor ongeveer 160 miljoen euro geëxtensiveerd op artikel 15 sinds de start van het kabinet Schoof. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de korting op de rijksmediabijdrage van de landelijke publieke omroep.

Artikel 16. Onderzoek en wetenschapsbeleid

De uitgaven voor Onderzoek en wetenschapsbeleid dalen met ongeveer 160 miljoen euro in de periode 2025-2030. Dit komt onder meer door enkele ombuigingen op het Fonds Onderzoek en Wetenschap en het aflopen van de subsidieregeling matching Horizon Europe.

Artikel 95. Apparaat

De apparaatsuitgaven dalen met ruim 60 miljoen euro in de periode 2025-2030. Dit komt hoofdzakelijk door de rijksbrede taakstelling op apparaat.

Artikelen 8, 25, 91. Overige artikelen

De post Overig is een optelling van artikel 8 ‘Internationaal beleid’, artikel 25 ‘Emancipatie’ en artikel 91 ‘Onverdeeld’. Gezamenlijk bedragen de uitgaven aan deze artikelen 51 miljoen euro in 2025 en 59 miljoen euro in 2030.

Financiën (inclusief Nationale Schuld)

Financiën

IX FINANCIEN

IXB Financiën

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

29.288

23.891

12.651

10.902

10.503

10.580

Totaal ontvangsten

4.735

4.047

4.339

4.075

4.279

4.328

        

1

Belastingen

      
 

Uitgaven

3.989

3.884

3.848

3.643

3.621

3.621

 

Ontvangsten

1.758

1.605

1.545

1.454

1.465

1.489

        

2

Financiële markten

      
 

Uitgaven

34

33

29

28

28

28

 

Ontvangsten

11

10

8

8

8

8

        

3

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

      
 

Uitgaven

16.383

11.690

487

260

110

110

 

Ontvangsten

2.642

1.954

2.245

2.306

2.358

2.389

        

4

Internationale financiële betrekkingen

      
 

Uitgaven

739

324

480

208

371

460

 

Ontvangsten

58

53

92

96

254

248

        

5

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

      
 

Uitgaven

241

174

173

173

173

173

 

Ontvangsten

177

132

130

127

112

112

        

6

BTW-Compensatiefonds

      
 

Uitgaven

4.482

4.482

4.482

4.482

4.482

4.482

 

Ontvangsten

      
        

8

Apparaat

      
 

Uitgaven

475

427

416

400

396

396

 

Ontvangsten

64

60

60

61

59

59

        

9

Douane

      
 

Uitgaven

894

890

875

875

867

866

 

Ontvangsten

23

234

259

23

23

23

        

10

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

23

31

68

70

66

54

 

Ontvangsten

      
        

13

Toeslagen

      
 

Uitgaven

2.028

1.956

1.795

763

390

390

 

Ontvangsten

0

     

Algemeen

De uitgaven van Financiën bestaan voornamelijk uit de apparaatskosten voor de Belastingdienst, Toeslagen en de Douane, de hersteloperatie Toeslagen, de uitgaven vanuit het Btw-compensatiefonds en de lening aan TenneT (2025 en 2026). De ontvangsten komen op verschillende artikelen binnen. Dit betreft rente en boetes van belastingen, dividenden van staatsdeelnemingen en aflossingen van internationale leningen. De begroting van Financiën kent een dalend verloop. Dit komt met name door de lening aan TenneT en doordat Toeslagen Herstel een tijdelijk karakter heeft.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Belastingen

Deze post ziet op de uitvoeringskosten en de niet-belastingontvangsten van de Belastingdienst. Er zit een lichte daling in deze post. De uitgaven zijn de eerste jaren hoger in verband met de werkzaamheden die onderdelen van de Belastingdienst voor Toeslagen Herstel uitvoeren.

Artikel 2. Financiële Markten

Op dit artikel staan de middelen voor beleid en regelgeving voor een stabiele en integere werking van de financiële markten. In 2025 en 2026 zijn de uitgaven beperkt hoger door de schadeloosstelling SNS REAAL Holding (SRH). Daarna keert de begroting van het artikel terug naar de gebruikelijke omvang.

Artikel 3. Financieringsactiviteit Publiek-private sector

In 2025 en 2026 zijn er incidenteel hogere uitgaven door de lening aan TenneT. Vanaf 2027 is een dalende trend in de uitgaven zichtbaar doordat de lening aan TenneT eindigt. In 2025 zijn de ontvangsten incidenteel hoger door de verkoop van aandelen ABN AMRO. Vanaf 2027 zijn de ontvangsten hoger door de renteontvangsten van de lening aan TenneT en de premieontvangsten van de garantie aan TenneT.

Artikel 4. Internationale Financiële Betrekkingen

De fluctuaties bij de uitgaven ontstaan voornamelijk door wisselende bijdragen aan de Wereldbank. In 2025 tot en met 2028 zijn er lagere ontvangsten door vervroegde aflossingen op de lening aan Griekenland. In de ontvangsten zit een stijgend verloop doordat Oekraïne vanaf 2027 start met het aflossen van de lening.

Artikel 5. Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Fluctuaties komen voort uit schade-uitkeringen en schaderestituties en is staand beleid.

Artikel 6. Btw-compensatiefonds

De uitgaven aan het Btw-compensatiefonds (BCF) zijn stabiel begroot. Een onder- of overschrijding bij het BCF komt namelijk ten laste of ten gunste van het gemeente- en provinciefonds.

Artikel 8. Apparaat

Dit betreft de ontwikkeling van de apparaatskosten van het departement. De afname wordt verklaard door de apparaatstaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord.

Artikel 9. Douane

In 2025 zijn er incidenteel hogere uitgaven door de bijdragen van vertragingsrente aan de Europese Unie. Vanaf 2025 is er een dalende trend in de kosten voor personeel.

Artikel 10. Nog onverdeeld

Op dit artikel staan onder andere middelen gereserveerd voor de uitvoeringskosten van fiscale wet- en regelgeving door Belastingdienst, Toeslagen en Douane en onvoorziene tegenvallers.

Artikel 13. Toeslagen

Deze post ziet op het aandeel van het ministerie van Financiën in de middelen voor Toeslagen Herstel en de uitvoeringskosten van Dienst Toeslagen. Er is een dalende trend waar te nemen in de jaarlijks begrote kosten. Dit komt doordat Toeslagen Herstel een tijdelijk karakter heeft waarbij het herstel zo snel mogelijk plaatsvindt. Een deel van de gereserveerde middelen staat nog niet op de departementale begrotingen maar op de Aanvullende Post. De middelen voor Toeslagen Herstel lopen tot en met 2028, daarna keert de begroting van het artikel terug naar de gebruikelijke omvang.

Nationale Schuld

IXA NATIONALE SCHULD

IXA Nationale Schuld (Transactiebasis)

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

31.638

42.447

48.918

50.210

51.091

53.394

Totaal ontvangsten

72.995

97.784

73.814

79.341

74.109

78.309

        

11

Financiering staatsschuld

      
 

Uitgaven

26.687

37.622

43.587

44.273

44.580

46.278

 

Ontvangsten

60.893

85.354

58.949

64.696

59.619

62.560

        

12

Kasbeheer

      
 

Uitgaven

4.951

4.826

5.331

5.938

6.511

7.117

 

Ontvangsten

12.102

12.430

14.865

14.645

14.490

15.749

Algemeen

De uitgaven en ontvangsten van de Nationale Schuld hebben betrekking op de extern gefinancierde staatsschuld en het schatkistbankieren van de deelnemende instellingen. De uitgaven bestaan uit de rentelasten en aflossingen van vaste en vlottende schuld. De hoogte van de aflossingen van de bestaande schuld ligt vast als gevolg van eerder gemaakte keuzes ten aanzien van de schuldfinanciering. De schommelingen in de ontvangsten zijn vooral het gevolg van schommelingen in de financieringsbehoefte van het Rijk en mutaties in rekeningen-courant van de deelnemers aan het schatkistbankieren. De financieringsbehoefte bepaalt de uitgifte van vaste en vlottende schuld.

Toelichting per artikel

Artikel 11. Financiering staatsschuld

Dit artikel heeft betrekking op de extern gefinancierde staatsschuld. De uitgaven bestaan voornamelijk uit de aflossing van vaste schuld, de rentelasten en eventueel de mutatie van de vlottende schuld. Het aflossingspatroon van de vaste schuld zorgt voor grote verschillen van jaar tot jaar. In 2025 zijn de uitgaven bijvoorbeeld lager omdat er in dat jaar op slechts één moment een langlopende lening afgelost wordt in plaats van de gebruikelijke twee. De ontvangsten bestaan voornamelijk uit de uitgifte van vaste schuld en eventueel de mutatie van de vlottende schuld. Met de uitgifte van vaste en vlottende schuld wordt voorzien in de jaarlijkse financieringsbehoefte. De jaarlijkse financieringsbehoefte bestaat uit de aflossingen van de vaste schuld, de stand van de vlottende schuld aan het einde van het vorige jaar en het geraamde kastekort.

Artikel 12. Kasbeheer

Op dit artikel staan de geldstromen die betrekking hebben op het schatkistbankieren van de deelnemende instellingen. De uitgaven bestaan enerzijds uit de rentevergoeding over de saldi die in de schatkist worden aangehouden door baten-lastendiensten, rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s), decentrale overheden en sociale fondsen. Anderzijds bestaan de uitgaven uit verstrekte leningen en, in sommige jaren, uit een afname van het rekening-couranttegoed van de deelnemers aan het schatkistbankieren. De ontvangsten bestaan uit rentebaten, aflossingen op leningen en, in sommige jaren, uit een toename van het rekening-couranttegoed van de deelnemers aan het schatkistbankieren. De schommelingen van de ontvangsten op dit artikel worden met name veroorzaakt door mutaties in de rekening-courant van de sociale fondsen.

Defensie (inclusief Defensiematerieelbegrotingsfonds)

Defensie

X DEFENSIE

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

14.910

21.415

11.962

11.442

11.538

11.760

Totaal ontvangsten

299

279

389

148

148

148

        

1

Inzet

      
 

Uitgaven

4.378

2.350

965

213

213

220

 

Ontvangsten

152

134

243

2

2

2

        

2

Koninklijke Marine

      
 

Uitgaven

1.285

1.272

1.283

1.292

1.302

1.303

 

Ontvangsten

12

12

12

12

12

12

        

3

Koninklijke Landmacht

      
 

Uitgaven

2.144

2.147

2.181

2.206

2.243

2.244

 

Ontvangsten

8

8

8

8

8

8

        

4

Koninklijke Luchtmacht

      
 

Uitgaven

1.030

1.022

1.059

1.063

1.044

1.044

 

Ontvangsten

12

12

12

12

12

12

        

5

Koninklijke Marechaussee

      
 

Uitgaven

841

809

831

893

917

920

 

Ontvangsten

4

4

4

4

4

4

        

7

Commando Materieel en IT

      
 

Uitgaven

1.012

904

919

926

923

918

 

Ontvangsten

26

26

26

26

26

26

        

8

Defensie Ondersteuningscommando

      
 

Uitgaven

1.872

1.835

1.866

1.863

1.854

1.970

 

Ontvangsten

74

73

73

73

73

73

        

9

Algemeen

      
 

Uitgaven

268

281

285

283

298

335

 

Ontvangsten

2

2

2

2

2

2

        

10

Apparaat kerndepartement

      
 

Uitgaven

1.961

10.253

1.722

1.712

1.697

1.683

 

Ontvangsten

8

8

8

8

8

8

        

11

Geheim

      
 

Uitgaven

25

20

21

21

21

21

 

Ontvangsten

      
        

12

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

93

522

830

969

1.027

1.101

 

Ontvangsten

      

Algemeen

Bij het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is de Defensiebegroting in lijn gebracht met de NAVO-norm (2% van het bbp). Deze middelen zijn bij Miljoenennota 2025 toegevoegd aan de Defensiebegroting. Op basis van de Defensienota 2024 is bepaald hoe deze middelen worden verdeeld. Het totale Defensiebudget in 2026 is 2,2% van het bbp (inclusief militaire Oekraïnesteun). Exclusief Oekraïnesteun is het percentage 2,0% bbp. Tussen 2031-2040 is het totale Defensiebudget stabiel, omdat de volume- en prijsontwikkelingen niet budgettair verwerkt worden buiten de meerjarenperiode. Daarbij geldt dat de afspraken van de NAVO-top in Den Haag nog niet budgettair verwerkt zijn, omdat het demissionair kabinet de beslissingen over het ingroeipad, dekking en de invulling van de middelen aan het volgende kabinet laat.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Inzet

Een groot deel van de uitgaven in 2025, 2026 en 2027 betreft militaire steun aan Oekraïne. In 2025 is vanuit de Defensiebegroting 4 miljard euro aan steun voorzien, in 2026 2 miljard en in 2027 0,5 miljard. De niet-Oekraïne uitgaven, waaronder bijdragen aan internationale organisaties, blijven binnen Artikel 1 in de jaren 2025-2030 op een constant niveau. De begrote ontvangsten komen voornamelijk voort uit samenwerkingen rondom Oekraïnesteun.

Artikel 2. Koninklijke Marine

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Marine verantwoord, met als meest omvangrijke uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven voor de Marine stijgen geleidelijk vanwege de beoogde uitbreiding van het personeelsbestand. De overige uitgaven op dit artikel betreffen middelen voor de kustwacht, gereedstelling en materiële exploitatie.

Artikel 3. Koninklijke Landmacht

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Landmacht verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven voor de Landmacht stijgen geleidelijk vanwege de beoogde uitbreiding van het personeelsbestand.

Artikel 4. Koninklijke Luchtmacht

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Luchtmacht verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven voor de Luchtmacht stijgen geleidelijk vanwege de beoogde uitbreiding van het personeelsbestand.

Artikel 5. Koninklijke Marechaussee

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Marechaussee verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven voor de Marechaussee stijgen geleidelijk vanwege de beoogde uitbreiding van het personeelsbestand en ten behoeve van grensbewaking. De overige uitgaven op dit artikel betreffen middelen voor gereedstelling en materiële exploitatie.

Artikel 7. Commando Materieel en IT

Het Commando Materieel en IT (COMMIT) zorgt voor de verwerving van materieel en de beschikbaarstelling van IT-middelen, brandstof, munitie, kleding en uitrusting aan de Defensieonderdelen. De hogere incidentele inhuurbehoefte binnen het IT-domein, onder andere als gevolg van vertragingen bij IT-programma’s, is gefinancierd tot en met 2025. Vanaf 2026 daalt het budget voor externe inhuur en ligt het weer op het normale structurele niveau.

Artikel 8. Defensie Ondersteuningscommando

Het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) ondersteunt de krijgsmacht door te zorgen voor personele diensten, zoals werving en opleidingen, maar ook vastgoed, catering, beveiliging, bewaking, facilitaire zaken, gezondheidszorg, logistiek en transport. Het budget voor schadevergoedingen is in 2025 hoger, omdat er nog dossiers uit het verleden worden afgehandeld.

Artikel 9. Algemeen

Op dit artikel wordt de begroting van algemene Defensietaken verantwoord, zoals subsidies, schadevergoedingen en kennisopbouw. In de komende jaren loopt de contributie aan de NAVO op. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 10. Apparaat kerndepartement

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven van het kerndepartement verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. In 2026 is een incidentele verhoging van de uitgaven ter hoogte van 8,15 miljard euro zichtbaar vanwege het beschikbaar stellen van budget ter behoeve van de affinanciering van de begrotingsgefinancierde militaire pensioenen die zijn opgebouwd vóór 1 juni 2001. In de jaren daarna is de stand lager omdat het budget voor uitkeringen (pensioenen en wachtgelden) is verlaagd met 375 miljoen euro. De langjarige reeks die beschikbaar is voor pensioenuitkeringen vanaf de begroting is komen te vervallen.

Artikel 11. Geheim

De inhoud van dit artikel is geheim en wordt via daarvoor geschikte kanalen met de Kamer gedeeld, volgens provisies van de CW.

Artikel 12. Nog onverdeeld

Op dit artikel staat onder andere het restsaldo van de nog niet uitgekeerde middelen van de meerjarige loon- en prijsbijstellingen. Daarnaast staat op dit artikel nog een deel van de middelen die bij het HLA zijn toegevoegd aan de Defensiebegrotingen, maar op een later moment een bestemming krijgen.

Defensiematerieelbegrotingsfonds

DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

10.442

13.446

14.137

14.706

14.592

13.738

Totaal ontvangsten

165

155

146

166

154

153

        

1

Defensiebreed Materieel

      
 

Uitgaven

1.457

2.476

2.184

2.195

2.718

2.856

 

Ontvangsten

88

86

86

104

91

90

        

2

Maritiem Materieel

      
 

Uitgaven

1.592

2.298

2.018

2.429

2.174

2.382

 

Ontvangsten

22

20

10

10

10

10

        

3

Land Materieel

      
 

Uitgaven

2.300

2.629

3.463

3.241

3.598

2.713

 

Ontvangsten

3

3

3

3

3

3

        

4

Lucht Materieel

      
 

Uitgaven

2.058

2.606

2.976

2.916

2.340

2.330

 

Ontvangsten

12

10

11

13

13

14

        

5

Infrastructuur en Vastgoed

      
 

Uitgaven

1.373

1.528

1.771

1.977

1.728

1.284

 

Ontvangsten

24

20

20

20

20

20

        

6

IT

      
 

Uitgaven

1.662

1.910

1.633

1.441

1.377

1.436

 

Ontvangsten

17

17

17

17

17

17

        

8

Overige Uitgaven en Ontvangsten

      
 

Uitgaven

0

0

90

507

657

737

 

Ontvangsten

      
DEFENSIEMATERIEELBEGROTINGSFONDS

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

2035

2036

2037

2038

2039

2040

Totaal uitgaven

13.790

13.784

14.060

13.886

14.074

14.111

14.112

14.114

14.048

14.138

Totaal ontvangsten

144

145

137

138

138

138

138

137

137

137

            

1

Defensiebreed Materieel

          
 

Uitgaven

2.511

2.775

2.866

2.599

2.565

2.548

2.681

2.393

2.316

2.329

 

Ontvangsten

87

87

87

87

87

87

87

87

87

87

            

2

Maritiem Materieel

          
 

Uitgaven

2.863

2.971

3.243

2.690

2.392

1.920

1.824

2.648

1.690

1.697

 

Ontvangsten

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

            

3

Land Materieel

          
 

Uitgaven

2.550

1.976

1.807

2.142

2.269

3.070

2.876

1.920

2.477

2.497

 

Ontvangsten

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

            

4

Lucht Materieel

          
 

Uitgaven

1.921

2.091

2.176

2.142

2.007

2.142

2.150

2.356

2.520

2.529

 

Ontvangsten

8

8

1

1

1

1

1

1

1

1

            

5

Infrastructuur en Vastgoed

          
 

Uitgaven

1.669

1.437

1.541

1.549

1.365

1.596

1.334

1.375

1.447

1.448

 

Ontvangsten

20

20

20

20

20

20

20

20

20

20

            

6

IT

          
 

Uitgaven

1.540

1.754

1.692

1.804

1.588

1.635

1.516

1.666

1.783

1.940

 

Ontvangsten

17

17

17

17

17

17

17

17

17

17

            

8

Overige Uitgaven en Ontvangsten

          
 

Uitgaven

737

781

737

961

1.889

1.200

1.730

1.757

1.815

1.698

 

Ontvangsten

          

Algemeen

De begroting van het Defensiematerieelbegrotingsfonds betreft voornamelijk materieelinvesteringen. In de begroting zijn de materieelinvesteringen verwerkt van het Defensie Lifecycle Plan 25.1. Bij het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is de Defensiebegroting in lijn gebracht met de NAVO-norm (2% van het bbp). Deze middelen zijn bij Miljoenennota 2025 toegevoegd aan de Defensiebegroting. Op basis van de Defensienota 2024 is bepaald hoe deze middelen worden verdeeld.

Het totale Defensiebudget bedraagt in 2026 2,2% van het bbp (inclusief militaire Oekraïnesteun). Exclusief Oekraïnesteun is het percentage 2,0% bbp. Tussen 2031-2040 is het totale Defensiebudget stabiel, omdat de volume- en prijsontwikkelingen niet budgettair verwerkt worden buiten de meerjarenperiode. Daarbij geldt dat de afspraken van de NAVO-top in Den Haag nog niet budgettair verwerkt zijn, omdat het demissionair kabinet de beslissingen over het ingroeipad, dekking en de invulling van de middelen aan het volgende kabinet laat.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Defensiebreed Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het Defensiebreed materieel verantwoord. Materieel dat door alle operationele commando's wordt ingezet en niet specifiek gericht is op maritiem, land- of luchtoptreden, wordt begroot binnen het artikel Defensiebreed Materieel. Hieronder vallen bijvoorbeeld kleding en de aanschaf van generieke munitiesoorten. Daarnaast vallen de uitgaven aan kennis, innovatie en duurzaamheid onder dit artikel. Met name de uitgaven voor verwerving op dit artikel stijgen vanwege de extra toebedeelde middelen aan Defensie. Voor artikel 1 worden de extra middelen de komende jaren onder andere ingezet voor het versterken van de geneeskundige keten, drones en extra munitie.

Artikel 2. Maritiem Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het maritieme materieel verantwoord, zoals fregatten en onderzeeboten. Voor artikel 2 worden de extra middelen de komende jaren onder andere ingezet voor de aanschaf van twee extra Anti-Submarine Warfare fregatten (ASWF) om de operationele beschikbaarheid te verbeteren en worden de LC-fregatten voorzien van nieuwe bewapening.

Artikel 3. Land Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het landmaterieel verantwoord, zoals Patriot-lanceersystemen en pantservoertuigen. De versterking van de gevechtskracht op land is een prioritaire NAVO-doelstelling voor Nederland. Voor artikel 3 worden de extra middelen de komende jaren onder andere ingezet voorhet versterken van de Heavy Infantry Brigade met een tankbataljon.

Artikel 4. Lucht Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het luchtmaterieel verantwoord, zoals helikopters en vliegtuigen. Voor artikel 4 worden de extra middelen de komende jaren onder andere ingezet voor de aanschaf van extra F-35-toestellen om de operationele beschikbaarheid te verbeteren. Daarnaast investeert Defensie in de bewapening en de communicatie- en zelfverdedigingssystemen van de vliegtuigen en helikopters.

Artikel 5. Infrastructuur en Vastgoed

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het Defensievastgoed verantwoord. Voor artikel 5 worden de extra middelen de komende jaren onder andere ingezet voor het faciliteren van de groeiende Defensieorganisatie.

Artikel 6. IT

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het IT-domein verantwoord, zoals bijvoorbeeld op de projecten Grensverleggende IT (GrIT) en Foxtrot. Voor artikel 6 worden de extra middelen de komende jaren onder andere ingezet voor het faciliteren van de groeiende Defensieorganisatie.

Artikel 8. Overige Uitgaven en Ontvangsten

De uitgaven op dit artikel betreffen nog niet uitgedeelde prijsbijstellingen over 2024. Daarnaast heeft het kabinet in het HLA structureel 2,4 miljard toegevoegd aan de Defensiebegrotingen. In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. Hierdoor zijn de defensie-uitgaven bijgesteld op basis van prijs- en volumeontwikkelingen van het bbp. Deze bijstellingen zijn geboekt op het DMF en het aandeel dat wordt besteed om de prijsontwikkeling op de Defensiebegroting te ondervangen wordt daar naartoe overgeheveld. Verder wordt een deel van de middelen op een later moment verdeeld naar de beleidsartikelen, in afwachting van nadere uitwerking.

Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds)

Infrastructuur en Waterstaat

XII INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

XII Infrastructuur en Waterstaat

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

14.182

3.760

3.938

3.761

3.658

3.738

Totaal ontvangsten

177

582

1.117

1.120

1.115

1.115

        

11

Integraal waterbeleid

      
 

Uitgaven

82

100

81

60

64

55

 

Ontvangsten

0

     
        

13

Bodem en Ondergrond

      
 

Uitgaven

136

120

113

114

109

136

 

Ontvangsten

      
        

14

Wegen en verkeersveiligheid

      
 

Uitgaven

414

400

469

394

268

290

 

Ontvangsten

10

6

6

6

6

6

        

15

Vrachtwagenheffing

      
 

Uitgaven

 

374

645

668

729

729

 

Ontvangsten

 

539

1.084

1.087

1.082

1.082

        

16

Openbaar vervoer en spoor

      
 

Uitgaven

185

33

27

26

24

24

 

Ontvangsten

115

     
        

17

Luchtvaart

      
 

Uitgaven

83

125

133

103

65

73

 

Ontvangsten

17

13

2

1

1

1

        

18

Scheepvaart en havens

      
 

Uitgaven

179

158

150

143

151

185

 

Ontvangsten

6

     
        

19

Internationaal Beleid

      
 

Uitgaven

12

11

11

11

11

11

 

Ontvangsten

1

1

1

1

1

1

        

20

Lucht en geluid

      
 

Uitgaven

72

61

59

57

58

57

 

Ontvangsten

1

1

1

1

1

1

        

21

Circulaire Economie

      
 

Uitgaven

86

70

71

63

53

54

 

Ontvangsten

2

     
        

22

Omgevingsveiligheid en milieurisico's

      
 

Uitgaven

80

98

99

108

129

129

 

Ontvangsten

1

0

0

0

0

0

        

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

      
 

Uitgaven

78

83

77

74

70

64

 

Ontvangsten

      
        

24

Handhaving en toezicht

      
 

Uitgaven

238

231

230

229

230

229

 

Ontvangsten

16

17

17

18

18

18

        

25

Brede doeluitkering

      
 

Uitgaven

1.320

1.296

1.223

1.186

1.186

1.186

 

Ontvangsten

      
        

26

Bijdrage investeringsfondsen

      
 

Uitgaven

10.589

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      
        

97

Algemeen departement

      
 

Uitgaven

69

57

53

55

53

53

 

Ontvangsten

3

1

1

1

1

1

        

98

Apparaatsuitgaven Kerndepartement

      
 

Uitgaven

559

542

497

469

460

463

 

Ontvangsten

5

5

5

5

5

5

        

99

Nog Onverdeeld

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      

Algemeen

In deze Miljoenennota is, in navolging van de fondsen van het ministerie van Defensie (het Defensiematerieelbegrotingsfonds) en het ministerie van Economische Zaken (het Nationaal Groeifonds), ook voor de fondsen van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds) het voedingsartikel afgeschaft. Voorheen werden de bijdragen aan het Mobiliteitsfonds en Deltafonds via een apart voedingsartikel van de beleidsbegroting naar de fondsen overgeboekt. Nu worden de bijdragen direct aan de fondsen toegevoegd. Hiermee worden de administratieve processen rondom de fondsen vereenvoudigd. Ook komt dit de transparantie van de financiele verslaglegging van het fonds ten goede. Het huidige unieke karakter van begrotingsfondsen zoals bepaald in de Comptabiliteitswet blijft overeind.

Door de afschaffing van het voedingsartikel vallen de bijdragen aan de fondsen per 2026 weg uit het totaal van de beleidsbegroting. Hierdoor is een forse daling zichtbaar in het beschikbare budget van de beleidsbegroting: van circa 14,2 miljard euro in 2025 naar circa 3,7 miljard euro in 2026. Het budget in de beleidsbegroting blijft zonder deze bijdrage vrij constant in de periode 2025 tot en met 2030. In 2025 is een budget beschikbaar van circa 3,6 miljard euro en in 2030 circa 3,7 miljard euro.

Toelichting per artikel

Artikel 11. Integraal waterbeleid

De budgetten voor integraal waterbeleid dalen van 82 miljoen euro in 2025 naar 55 miljoen euro in 2030. De piek in 2025 is ontstaan door een nieuwe subsidieverlening vanuit het Nationaal Groeifonds (NGF) waarmee het Groeiprogramma Water Technologie wordt ondersteund. Vanaf 2025 lopen verschillende budgetten af wat het verschil tussen 2025 en 2030 verklaart. Het gaat hierbij onder andere om de subsidie voor ruimtelijke adaptatie, en verschillende NGF-middelen voor bijvoorbeeld het project NL2120 en het groeiplan Watertechnologie.

Artikel 13. Bodem en ondergrond

Vanaf 2025 tot 2029 lopen de bedragen beperkt af vanwege onder meer een aflopende subsidieregeling voor Caribisch Nederland en aflopende subsidies ten behoeve van saneringsmaatregelen voor bedrijven.

Artikel 14. Wegen en verkeersveiligheid

De budgetten voor slimme en duurzame mobiliteit liggen in 2025 hoger door met name de reservering Klimaatakkoord en het stimuleringspakket vrachtwagenheffing 2024-2025. De budgetten lopen vervolgens af of houden op. De bijdragen voor de stimuleringsregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP) en de stimuleringsregeling Emissieloze bedrijfsauto’s (SEBA) lopen ook over de tijd af. Door kasschuiven van met name subsidiemiddelen op het artikelonderdeel slimme en duurzame mobiliteit van 2025 naar latere jaren ontstaat in 2027 een piek in de hoeveelheid beschikbare budgetten.

Artikel 15. Vrachtwagenheffing

Deze reeks betreft de uitgaven van de vrachtwagenheffing en bestaat uit de exploitatiekosten, de personeelskosten, netto-opbrengsten en invoeringskosten. De uitgaven aan de vrachtwagenheffing belasten het uitgavenkader, maar worden opgehaald binnen de transportsector via de vrachtwagenheffing die valt onder het inkomstenkader.

Artikel 16. Openbaar vervoer en spoor

De uitgaven en ontvangsten na 2025 lopen af doordat de laatste afwikkelingen van het maatregelenpakket OVS (Openbaar vervoer en spoor) eindigen. Dit pakket was bedoeld om het openbaar vervoer (OV) op peil te houden tijdens corona. Het hogere uitgavenbudget in 2025 hangt ook samen met de incidentele demping van de NS tarieven in 2025 ter hoogte van 42 miljoen euro en met de afwikkeling van enkele openstaande financiële verplichtingen tussen IenW en NS uit de vorige concessieperiode. Daarnaast is via de IenW-begroting circa 65 miljoen euro aan generale middelen ontvangen voor de Beschikbaarheidsvergoeding OV (BVOV), naar aanleiding van de recente vaststellingen.

Artikel 17. Luchtvaart

De neerwaartse trend in het budget vanaf 2028 op dit artikel hangt samen met het aflopen van subsidies. Voor het NGF-project Luchtvaart in transitie loopt na 2026 het budget fors af, van 86 miljoen in 2026 naar 19 miljoen in 2030. Hiernaast loopt na 2027 het project Geluidsisolatie Schiphol fase 4 (GIS-4) af.

Artikel 18. Scheepvaart en havens

Vanwege de afbouw van subsidies voor verduurzaming van de binnenvaart en de uitrol van walstroom voor zeevaart nemen de uitgaven op dit artikel geleidelijk af. In 2030 lopen de uitgaven weer iets op, onder meer door hogere uitgaven aan het NGF-project Maritiem Masterplan en het project Verduurzaming Binnenvaart van het Klimaatfonds (KF).

Artikel 19. Internationaal Beleid

Vanuit dit artikel worden uitgaven aan internationale coördinatie en samenwerking gedaan. De uitgaven blijven stabiel.

Artikel 20. Lucht en geluid

Het budget op dit artikel heeft een piek in 2025 door de hogere bijdragen van het Rijk aan medeoverheden (provincies en gemeenten) voor uitvoering van saneringsmaatregelen (ruim 30 miljoen euro). In 2026 en 2027 neemt het budget af ten opzichte van 2025. Vanaf 2027 en verder blijft het budget stabiel.

Artikel 21. Circulaire economie

De uitgaven voor circulaire economie nemen na 2025 af. Dit komt voornamelijk omdat de beschikbare subsidiemiddelen vanuit het Klimaatfonds voor het bevorderen van circulair doen en gedrag, de plasticsnorm en de continuering van de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) tijdelijk zijn.

Artikel 22. Omgevingsveiligheid en milieurisico's

De uitgaven op dit artikel nemen toe: van 98 miljoen euro in 2026 tot 129 miljoen euro in 2030. De stijging van de uitgaven komt met name door toegenomen opdrachten in het kader van omgevingsveiligheid, asbest en het stelsel van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH). Daarnaast zijn er diverse opdrachten die nu op artikel 22 verantwoord worden en voorheen door de Autoriteit Nuclaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in opdracht werd gegeven. Dit zijn opdrachten ten behoeve van de Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH), de communicatiecampagne asbest en de toegenomen uitvoeringskosten van het RIVM omtrent het radionuclidenlab.

Artikel 23. Meteorologie, seismologie en aardobservatie

De uitgaven aan de agentschapsbijdragen aan het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) voor meteorologie, seismologie en aardobservatie zijn redelijk stabiel.

Artikel 24. Handhaving en toezicht

De uitgaven van de Inspectie Leefomgeving en Transport dalen tussen 2025 en 2026 licht door lagere materiele uitgaven aan onder andere ICT en de bijdrage aan Shared Service Organisaties (SSO). Het budget blijft daarna vrijwel constant tot en met 2030.

Artikel 25. Brede doeluitkering

Jaarlijks wordt een beschikking verstrekt voor de Brede Doeluitkering (BDU) aan de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Deze beschikking wordt berekend op basis van de in de Wet BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. De bijdrage aan de samenwerkingsverbanden Vervoerregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag is vanaf 2028 circa 1,1 miljard euro. In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is namelijk afgesproken dat de specifieke uitkeringen, waaronder de BDU, vanaf 2026 worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10 procent.

De korting op de BDU in 2026 wordt met een jaar uitgesteld. In 2027 wordt de korting gedempt door deze in gelijke delen te verdelen tussen IenW, de vervoersregio's en de reiziger. IenW draagt 36,6 miljoen euro bij, gedekt vanuit de investeringsruimte op het Mobiliteitsfonds.

Artikel 26. Bijdrage investeringsfondsen

Dit is het artikel op de begroting van IenW van waaruit het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds worden gevoed. Dit voedingsartikel is vanaf deze begroting afgeschaft. De ontvangsten en uitgaven vinden voortaan gelijk plaats op het fonds zelf, en deze lopen niet meer via dit voedingsartikel. Hierdoor lopen de uitgaven op het voedingsartikel vanaf 2026 terug naar nul.

Artikel 97. Algemeen departement

De departementsuitgaven zijn in 2025 hoger door de extra exploitatiekosten voor het regeringsvliegtuig. Tussen 2025 en 2029 dalen de uitgaven, waarna het constant blijft op 53 miljoen euro.

Artikel 98. Apparaatsuitgaven kerndepartement

Het apparaatsbudget daalt de komende jaren van 559 miljoen euro naar 463 miljoen euro. Dit komt met name door lagere uitgaven aan externe inhuur, maar ook aan eigen personeel en is een gevolg van de apparaatstaakstelling van het kabinet Schoof. Deze taakstelling wordt met een infaseerpad van 5 procent budgetkorting per jaar in 2025 t/m 2028 en 2 procent in 2029 naar een totaal van 22 procent gebracht.

Artikel 99. Nog onverdeeld

Dit betreft een administratief artikel, wat betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan.

Mobiliteitsfonds

MOBILITEITSFONDS

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

9.773

10.469

10.852

10.683

10.870

10.873

Totaal ontvangsten

9.773

482

307

332

307

317

        

11

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

      
 

Uitgaven

23

287

674

614

1.020

1.772

 

Ontvangsten

    

0

 
        

12

Hoofdwegennet

      
 

Uitgaven

4.023

4.439

4.662

4.638

4.361

3.944

 

Ontvangsten

118

93

84

73

77

68

        

13

Spoorwegen

      
 

Uitgaven

3.183

3.176

3.035

2.949

2.918

2.805

 

Ontvangsten

284

301

150

153

150

163

        

14

Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's

      
 

Uitgaven

571

427

200

231

176

197

 

Ontvangsten

0

     
        

15

Hoofdvaarwegennet

      
 

Uitgaven

1.412

1.547

1.560

1.579

1.597

1.563

 

Ontvangsten

24

4

3

15

9

10

        

17

Megaprojecten Verkeer en Vervoer

      
 

Uitgaven

560

591

721

671

798

591

 

Ontvangsten

99

84

70

91

71

76

        

18

Overige uitgaven en ontvangsten

      
 

Uitgaven

1

1

1

1

  
 

Ontvangsten

239

     
        

19

Ontvangsten

      
 

Uitgaven

      
 

Ontvangsten

9.009

0

0

0

0

0

MOBILITEITSFONDS

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

2035

2036

2037

2038

2039

Totaal uitgaven

9.783

9.939

9.737

9.562

9.559

9.357

9.268

9.227

9.051

Totaal ontvangsten

357

371

343

272

289

275

276

278

530

           

11

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

         
 

Uitgaven

1.439

1.276

1.137

1.414

1.220

1.176

1.467

1.023

1.841

 

Ontvangsten

         
           

12

Hoofdwegennet

         
 

Uitgaven

3.701

3.582

3.382

3.481

3.753

3.616

3.444

3.571

3.135

 

Ontvangsten

110

157

115

103

105

107

109

111

287

           

13

Spoorwegen

         
 

Uitgaven

2.536

2.641

2.655

2.487

2.432

2.360

2.523

2.734

2.510

 

Ontvangsten

166

168

170

166

184

167

167

167

243

           

14

Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's

         
 

Uitgaven

219

218

149

70

60

77

   
 

Ontvangsten

         
           

15

Hoofdvaarwegennet

         
 

Uitgaven

1.453

1.667

1.706

1.502

1.558

1.641

1.563

1.511

1.493

 

Ontvangsten

1

0

0

0

0

0

0

0

0

           

17

Megaprojecten Verkeer en Vervoer

         
 

Uitgaven

434

556

707

609

536

487

272

388

70

 

Ontvangsten

80

45

58

2

     
           

18

Overige uitgaven en ontvangsten

         
 

Uitgaven

         
 

Ontvangsten

         
           

19

Ontvangsten

         
 

Uitgaven

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Algemeen

De begroting van het Mobiliteitsfonds groeit van circa 9,8 miljard euro in 2025 naar circa 10,9 miljard euro in 2030. Deze stijging komt onder andere door aanvullende incidentele investeringen voor de ontsluiting van woningbouw (denk hierbij aan het project de Oude Lijn) en 1,5 miljard euro (structureel) voor beheer en onderhoud (instandhouding) van het Nederlandse spoor -en wegnetwerk. Vanaf 2031 daalt de begroting van circa 9,7 miljard euro naar circa 9 miljard euro in 2039. Dit komt onder andere vanwege het aflopen van budgetten voor de ontsluiting van woningbouw. Daarnaast staan de resterende middelen voor de Lelylijn (circa 656 miljoen euro cumulatief) nog op de Aanvullende Post.

Toelichting per artikel

Artikel 11. Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

Dit artikel bevat alle (plan)flexibele budgetten die zijn gereserveerd voor het verbeteren van bereikbaarheid en risico's bij lopende projecten. Specifiek gaat het om budgetten voor verkenningen en reserveringen. Het budget stijgt van circa 23 miljoen euro in 2024 naar 1,8 miljard euro in 2030. De forse toename in uitgaven is te verklaren door het feit dat deze budgetten bedoeld zijn voor nog te plannen projecten. Zodra projecten concreet zijn gepland, wordt het budget overgeheveld naar artikel 12 van het Mobiliteitsfonds. Verschillende nieuwe projecten zijn niet concreet gepland. Het beschikbare budget in de investeringsruimte is volledig voor risicoreserveringen en tegenvallers gereserveerd. Ook de 2,5 miljard euro voor de ontsluiting van nieuwe woningbouw uit het hoofdlijnenakkoord staat gereserveerd op dit artikel.

Artikel 12. Hoofdwegennet

De fluctuaties over de jaren hangen samen met de planning van de uitgaven van diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen). De reeks loopt vanaf 2030 af omdat een deel van de beschikbare middelen voor het Hoofdwegennet zich in de verkenningsfase bevinden en daarom op artikel 11 staan.

Artikel 13. Spoorwegen

De fluctuaties over de jaren hangen samen met de planning van de uitgaven van diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerking). De reeks loopt vanaf 2031 onder andere af omdat een deel van de beschikbare middelen voor nieuwe aanleg zich in de verkenningsfase bevindt en daarom op artikel 11 staan zoals het project de Oude Lijn (circa 1,2 miljard euro). Daarnaast staat op de Aanvullende Post circa 656 miljoen euro nog bestemd voor de Lelylijn.

Artikel 14. Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's

De uitgaven op dit artikel hangen samen met projecten die regionale overheden aanleggen. Na 2025 daalt het budget om vanaf 2028 rond de 200 miljoen euro te blijven. De daling vanaf 2025 hangt samen met de aflopende incidentele budgetten voor woningbouw op korte termijn voor bovenplanse infrastructuur. De incidentele middelen voor de mobiliteitspakketten kennen een langere looptijd en zorgen voor meer uitgaven vanaf 2028 en een piek in de periode 2030 ‒ 2032. Na 2032 loopt ook dit budget af. De afname van middelen wordt ook verklaard omdat de 2,5 miljard euro voor de ontsluiting van woningbouw uit het hoofdlijnenakkoord nog gereserveerd staat op artikel 11 van de begroting van het Mobiliteitsfonds.

Artikel 15. Hoofdvaarwegennet

De uitgaven stijgen tussen 2025 en 2029 licht, en dalen vervolgens licht in 2030 en 2031. In 2032 en 2033 is er een korte piek en vanaf 2034 nemen de uitgaven weer af. Er is een piek in 2032 en 2033 vanwege de reservering voor de maatregelen scheepvaartveiligheid als gevolg van Wind op Zee. De afname van middelen vanaf 2034 wordt verklaard omdat de middelen voor de instandhouding van het vaarwegennet gereserveerd staan op artikel 11 van de begroting van het Mobiliteitsfonds.

Artikel 17. Megaprojecten verkeer en vervoer

Onder dit artikel vallen de projecten Project Mainportontwikkeling Rotterdam, European Rail Traffic Management System (ERTMS), Zuidasdok en het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). De hogere uitgaven van 721 miljoen euro in 2027, 671 miljoen euro in 2028 en 798 miljoen euro in 2028 hangen voornamelijk samen met de aanleg van ERTMS. Daarnaast stijgen op dit artikel de uitgaven jaarlijks aan het project Zuidasdok en aan de planning, studies, en aanleg van het programma Hoogfrequent Spoor (PHS).

Artikel 18. Overige uitgaven en ontvangsten

De incidentele uitgaven in 2025 hangen samen met de afroming van het surplus aan eigen vermogen van Rijkswaterstaat.

Artikel 19. Ontvangsten

Dit artikel bestaat uit de voeding van het Mobiliteitsfonds vanuit de begroting van IenW (hoofdstuk XII). Door de afschaffing van het voedingsartikel gaat het ontvangen bedrag vanaf 2026 terug naar nul.

Deltafonds

DELTAFONDS

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

1.792

1.924

2.218

1.933

1.758

1.801

Totaal ontvangsten

1.792

167

145

184

190

193

        

1

Investeren in waterveiligheid

      
 

Uitgaven

645

613

683

632

480

616

 

Ontvangsten

183

166

145

184

190

193

        

2

Investeren in zoetwatervoorziening

      
 

Uitgaven

54

58

58

46

3

0

 

Ontvangsten

0

     
        

3

Beheer, Onderhoud en vernieuwing

      
 

Uitgaven

423

487

473

513

520

457

 

Ontvangsten

      
        

4

Experimenteren cf. art. III Deltawet

      
 

Uitgaven

118

90

87

61

62

61

 

Ontvangsten

      
        

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

      
 

Uitgaven

414

421

446

497

482

559

 

Ontvangsten

28

     
        

6

Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII

      
 

Uitgaven

      
 

Ontvangsten

1.580

0

0

0

0

0

        

7

Investeren in Waterkwaliteit

      
 

Uitgaven

137

254

472

184

212

108

 

Ontvangsten

1

0

    
DELTAFONDS

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

2035

2036

2037

2038

2039

Totaal uitgaven

1.928

1.929

1.915

1.915

1.969

2.025

2.009

2.002

1.960

Totaal ontvangsten

214

215

199

224

198

204

194

196

190

           

1

Investeren in waterveiligheid

         
 

Uitgaven

471

490

541

451

518

576

745

759

504

 

Ontvangsten

214

215

199

224

198

204

194

196

190

           

2

Investeren in zoetwatervoorziening

         
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

         
           

3

Beheer, Onderhoud en vernieuwing

         
 

Uitgaven

571

668

642

666

674

675

680

680

631

 

Ontvangsten

         
           

4

Experimenteren cf. art. III Deltawet

         
 

Uitgaven

60

60

63

63

60

59

56

35

53

 

Ontvangsten

         
           

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

         
 

Uitgaven

772

643

614

719

716

714

527

527

772

 

Ontvangsten

         
           

6

Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII

         
 

Uitgaven

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

           

7

Investeren in Waterkwaliteit

         
 

Uitgaven

55

68

55

15

1

1

1

0

0

 

Ontvangsten

         

Algemeen

De begroting van het Deltafonds fluctueert door de jaren tussen de circa 1,8 miljard euro (2025), circa 2,2 miljard euro (2027) en weer circa 1,8 miljard euro in 2030. De fluctuatie wordt onder andere verklaard door de planning van diverse aanlegprojecten, een piek in kosten voor beheer en onderhoud in 2028 en 2029 en de uitvoering van maatregelen in 2027 ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water. Dit wordt uitgebreider beschreven in de toelichting per artikel.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Investeren in waterveiligheid

Het verloop van de jaarlijkse uitgaven en ontvangsten hangt samen met de planning van de diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verken­ningen en planuitwerkingen). De daling in 2029 wordt onder andere veroorzaakt door een lagere programmering van het Hoogwaterbescher­ mingsprogramma in dat specifieke jaar.

Artikel 2. Investeren in zoetwatervoorziening

Op dit artikel worden de uitgaven op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. Vanaf 2029 lopen de uitgaven aan het Deltaplan Zoetwater fase 2 fors terug, wat de daling op dit artikel verklaart.

Artikel 3. Beheer, onderhoud en vernieuwing

De budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging van het Nederlandse hoofdwatersysteem zijn redelijk constant. In 2028 en 2029 liggen de uitgaven hoger ten opzichte van de eerdere jaren. Dit komt doordat in deze jaren het zwaartepunt van enkele renovatieprojecten wordt verwacht, zoals de renovatie van de Krammersluizen.

Artikel 4. Experimenteren cf. art. III Deltawet

Op dit artikel worden de uitgaven voortvloeiend uit het DBFM-contract voor het project Afsluitdijk verantwoord. De hoogte van de uitgaven fluctueert afhankelijk van mijlpaalbetalingen, en toont komende jaren een daling tot een constant niveau in 2028 en latere jaren.

Artikel 5. Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

Het beschikbare bedrag stijgt van 414 miljoen euro in 2025 naar circa 559 miljoen euro in 2030. Deze budgetten zijn gereserveerd voor onder andere de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW).

Artikel 6. Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII

Dit artikel betreft de voeding van het Deltafonds vanuit de begroting van IenW (hoofdstuk XII). Door de afschaffing van het voedingsartikel gaat het ontvangen bedrag vanaf 2026 terug naar nul.

Artikel 7. Investeren in waterkwaliteit

Op dit artikel worden maatregelen op gebied van waterkwaliteit ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) verantwoord. De fluctuatie in de budgetten hangt samen met de uitgaven voor de tweede en derde tranche van de KRW, hier is in 2027 een piek zichtbaar. In 2027 is de uiterste deadline om de gestelde doelen voor de KRW te halen, hierdoor lopen de middelen na dat jaar ook af.

Economische Zaken en Nationaal Groeifonds

Economische Zaken

XIII ECONOMISCHE ZAKEN

XIII Economische Zaken

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

3.529

3.321

2.885

2.703

2.555

2.490

Totaal ontvangsten

627

472

251

266

448

239

        

1

Goed functionerende economie en markten

      
 

Uitgaven

450

482

432

414

408

431

 

Ontvangsten

44

45

46

47

48

48

        

2

Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

      
 

Uitgaven

2.182

1.792

1.583

1.519

1.334

1.389

 

Ontvangsten

473

226

137

150

122

121

        

3

Toekomstfonds

      
 

Uitgaven

325

500

355

276

349

210

 

Ontvangsten

60

168

35

36

247

39

        

40

Apparaat

      
 

Uitgaven

573

548

515

493

465

460

 

Ontvangsten

50

34

33

34

31

30

        

41

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De uitgaven op de begroting van het ministerie van Economische Zaken (EZ) dalen van 3,5 miljard euro in 2025 naar 2,5 miljard euro in 2030. Deze forse daling wordt onder andere veroorzaakt door het aflopen van incidentele subsidies die onder meer gefinancierd zijn uit het Nationaal Groeifonds (NGF). Ook lopen een aantal budgetten uit het Toekomstfonds af richting 2030 en dalen de uitgaven aan het apparaat van EZ in de komende jaren.

Artikel 1. Goed functionerende economie en markten

De uitgaven op dit artikel hebben met name betrekking op de bijdrage aan agentschappen (Rijksinspectie Digitale Infrastructuur en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) en bijdrage aan zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak (met name Centraal Bureau voor de Statistiek). Daarnaast staan er op dit artikel ook middelen voor verschillende projecten uit het NGF. De uitgaven op dit artikel laten een daling zien vanaf 2025. Dit is vooral het gevolg van de incidentele uitgaven aan EZ-projecten van het NGF in 2025-2030. De ontvangsten hebben onder meer betrekking op boetes die worden opgelegd door bijvoorbeeld de ACM in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid.

Artikel 2. Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

De uitgaven op dit artikel zijn bestemd voor onder andere bijdrage aan ZBO’s/RWT’s (zoals ‘De Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek’ (TNO) en de Kamer van Koophandel), (inter)nationale organisaties (zoals de Privaat-Publieke Samenwerkingen-toeslag en de European Space Agency) en subsidies ter stimulering van innovatie en ondernemen (waaronder verschillende projecten uit het NGF). De uitgaven op dit artikel laten een daling zien tussen 2025 en 2029. Dat wordt veroorzaakt door het aflopen van de subsidie voor verschillende NGF-projecten. De ontvangsten zijn grotendeels afkomstig uit terugontvangsten van de Rijksoctrooiwet, de Borgstelling MKB-kredieten en de Garantie Ondernemingsfinanciering.

Artikel 3.Toekomstfonds

De uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit leningen (en terugontvangsten) die gericht zijn op financiering voor bedrijven en onderzoek. De uitgaven laten een daling zien tussen 2025 en 2030. Dit wordt veroorzaakt door het aflopen van verschillende budgetten. De uitgaven zijn in een realistisch kasritme gezet dat aansluit bij de verwachte vraag naar leningen en bij de uitvoering daarvan. Op de ontvangsten is een verhoging te zien in 2026 en 2029. Dat komt doordat de corona-overbruggingsleningen, die door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) worden beheerd, deels in tranches en deels in het laatste jaar van de looptijd (2026) worden afgelost. Ook worden de ontvangsten van verschillende leningen in het laatste jaar verwacht van de looptijd van deze leningen (2029).

Artikel 40. Apparaat

De uitgaven op dit artikel hebben betrekking op de personele en materiële uitgaven van de kerndepartement Economische Zaken en Klimaat en Groene Groei en enkele uitvoerende diensten. Deze uitgaven kennen een dalend verloop vanwege de taakstelling op het Rijksapparaat uit het Hoofdlijnenakkoord en aflopende personeelsbudgetten.

Artikel 41. Nog onverdeeld

Op het onverdeeld artikel staan momenteel geen middelen. Hierop wordt bijvoorbeeld bij de Voorjaarsnota de loon- en prijsbijstelling op uitgekeerd om daarna door te verdelen.

Nationaal Groeifonds

L NATIONAAL GROEIFONDS 2025-2030

L Nationaal Groeifonds

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

0

150

599

1.126

335

685

Totaal ontvangsten

      
        

1

Kennisontwikkeling

      
 

Uitgaven

0

15

272

518

126

298

 

Ontvangsten

      
        

2

Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

      
 

Uitgaven

0

135

327

609

209

387

 

Ontvangsten

      
L NATIONAAL GROEIFONDS 2031-2034

L Nationaal Groeifonds

    

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

Totaal uitgaven

642

176

14

12

Totaal ontvangsten

    
      

1

Kennisontwikkeling

    
 

Uitgaven

293

9

6

4

 

Ontvangsten

    
      

2

Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

    
 

Uitgaven

348

167

8

8

 

Ontvangsten

    

Algemeen

De middelen op het Nationaal Groeifonds (NGF) zijn bestemd voor de uitvoering van projecten die in de eerste t/m derde ronde een voorwaardelijke toekenning of reservering hebben gekregen en in latere jaren mogelijk een definitieve toekenning ontvangen. De middelen staan geraamd in het ritme waarin de consortia verwachten hun investeringen te doen. Richting 2034 dalen de uitgaven, omdat meer middelen dan naar verwachting zijn overgeheveld naar de departementale begrotingen.

Artikel 1. Kennisontwikkeling

Op dit artikel staan middelen voor onder andere de projecten Nationale LLO Katalysator (225 miljoen euro) en Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting (359 miljoen euro). Het doel van de LLO Katalysator is werkende onderwijs- en leermechanismen te vinden om organisaties en professionals te laten aansluiten op een snel veranderende samenleving en arbeidsmarkt. Het Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting richt zich op de vraag hoe sneller en kostenefficiënter kwalitatief betere schoolgebouwen kunnen worden gerealiseerd. De middelen voor deze projecten staan geraamd in het ritme waarin de consortia verwachten hun investeringen te doen.

Artikel 2. Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

Op dit artikel staan middelen voor onder andere de projecten Groenvermogen (192 miljoen euro) en Holomicrobioom (140 miljoen euro). GroenvermogenNL richt zich op de versnelling van een goed werkende markt voor industrieel gebruik van groene waterstof en de totstandkoming van een waterstofmaakindustrie in Nederland. Met de oprichting van het Holomicrobioom Instituut (HMB) ontstaat een publiek-privaat samenwerkingsverband dat het groeiende microbioom-onderzoek in Nederland zal bundelen. Het instituut richt zich op het in kaart brengen van interacties binnen en tussen microbiomen in domeinen die tot nu toe grotendeels los van elkaar opereren: mens, dier, plant, bodem en water.

Klimaat en Groene Groei (inclusief Klimaatfonds)

Klimaat en Groene Groei

XXIII KLIMAAT EN GROENE GROEI

XXIII Klimaat en Groene Groei

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

6.583

13.714

6.992

7.177

6.526

7.264

Totaal ontvangsten

4.182

2.344

14.460

5.430

4.371

3.750

        

31

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

      
 

Uitgaven

6.583

13.714

6.992

7.177

6.526

7.264

 

Ontvangsten

4.182

2.344

14.460

5.430

4.371

3.750

        

70

Apparaat

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      
        

71

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De uitgaven op de KGG-begroting dalen van 13,7 miljard euro in 2026 naar 7,3 miljard euro in 2030. De hoge uitgaven in 2026 worden verklaard door het beschikbaar stellen van een leenfaciliteit aan Energie Beheer Nederland (EBN) voor het vullen van de gasopslagen van 7,7 miljard euro. De terugbetaling van deze lening leidt tot hogere ontvangsten in 2027. De grootste regeling op de KGG-begroting is de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) en haar voorgangers. Verder worden er relatief grote uitgaven geraamd voor de opschalingsinstrumenten waterstof, de Investeringssubsidie Duurzame Energie en energiebesparing (ISDE) en de uitvoeringskosten klimaat van medeoverheden. Vanuit het Klimaatfonds staat er in 2026 2,5 miljard euro op de begroting van KGG. Dit blijft relatief stabiel over de jaren heen (2,4 miljard euro in 2030). De middelen uit het Klimaatfonds lopen grotendeels af na 2030, dit is nu nog niet zichtbaar in de begroting. Het Klimaatfonds heeft een apart begrotingshoofdstuk dat loopt t/m 2035.

Toelichting per artikel

Artikel 31. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

De uitgaven op de KGG-begroting dalen van 13,7 miljard euro in 2026 naar 7,3 miljard euro in 2030. Naast de genoemde lening zijn enkele grote regelingen op de KGG-begroting die het verloop van de verwachte uitgaven bepalen. De oploop in de totale uitgaven komt vooral door de SDE++ en haar voorgangers, waarvan de uitgaven oplopen van 1,7 miljard euro in 2026 naar 2,8 miljard euro in 2030. Dit wordt veroorzaakt door de relatief hoge openstellingsbudgetten in 2023, 2024 en 2025, die tot hogere kasuitgaven leiden richting het einde van de meerjarenperiode. Daarnaast leiden de geraamde energieprijzen in de komende jaren tot hogere kasuitgaven in 2030 ten opzichte van 2025. De middelen voor de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) stijgen van 58 miljoen euro in 2026 naar 952 miljoen euro in 2030. Ten slotte staat er vanaf 2027 een bijdrage aan Energie Beheer Nederland (EBN) op de begroting voor de kosten van de schadeafhandeling en versterkingsoperatie in Groningen.

Tegenover stijgende budgetten staan ook enkele budgetten die dalen richting 2030. Zo dalen de geraamde uitgaven voor de ISDE van 509 miljoen euro in 2026 naar 347 miljoen euro in 2030. Het grootste deel van deze middelen is afkomstig uit het Klimaatfonds en loopt af na 2030. De uitgaven voor IPCEI waterstof (Important Projects of Common European Interest) lopen af van 244 miljoen euro in 2026 naar 3 miljoen euro in 2030. Ook dit is afkomstig uit het Klimaatfonds. De uitgaven voor de uitvoeringskosten klimaat bij medeoverheden zijn voor 2026 overgeheveld naar het Gemeentefonds en Provinciefonds, maar voor de jaren daarna nog niet.

De ontvangsten stijgen van 3,0 miljard euro in 2026 naar 6,7 miljard euro in 2027 en dalen vervolgens naar 3,5 miljard euro in 2030. De stijging wordt vooral verklaard door de uitbreiding van het Europese emissiehandelssysteem voor CO2 (ETS2) in 2027. Tegenover deze stijging staat een daling van de geplande onttrekkingen uit de begrotingsreserve Duurzame energie en klimaattransitie van 1,1 miljard euro in 2026 naar 4 miljoen in 2030.

Artikel 70. Apparaat

De uitgaven op dit artikel hebben betrekking op personele en materiële uitgaven. Deze uitgaven staan nu nog volledig op de EZ-begroting. Het deel dat bij het ministerie van KGG behoort, wordt op een later moment overgeheveld naar de KGG-begroting.

Artikel 71. Onverdeeld

Op het onverdeeld artikel staan momenteel geen middelen.

Klimaatfonds

M KLIMAATFONDS 2025-2030

M Klimaatfonds

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

9

480

1.693

2.196

2.592

2.091

Totaal ontvangsten

      
        

1

Kernenergie

      
 

Uitgaven

0

0

161

659

1.084

1.247

 

Ontvangsten

      
        

2

CO2-neutrale gascentrales

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      
        

3

Energie-infrastructuur

      
 

Uitgaven

0

38

334

331

487

221

 

Ontvangsten

      
        

4

Vroege fase opschaling

      
 

Uitgaven

9

55

576

870

606

389

 

Ontvangsten

      
        

5

Verduurzaming industrie

      
 

Uitgaven

0

312

553

336

415

235

 

Ontvangsten

      
        

6

Verduurzaming gebouwde omgeving

      
 

Uitgaven

0

76

69

0

0

0

 

Ontvangsten

      
        

7

Onverdeeld

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      
M KLIMAATFONDS 2031-2035

M Klimaatfonds

     

In miljoenen euro

2031

2032

2033

2034

2035

Totaal uitgaven

2.021

2.437

2.542

2.596

2.588

Totaal ontvangsten

     
       

1

Kernenergie

     
 

Uitgaven

1.540

2.042

2.192

2.292

2.292

 

Ontvangsten

     
       

2

CO2-neutrale gascentrales

     
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

     
       

3

Energie-infrastructuur

     
 

Uitgaven

19

14

5

5

5

 

Ontvangsten

     
       

4

Vroege fase opschaling

     
 

Uitgaven

267

240

219

188

167

 

Ontvangsten

     
       

5

Verduurzaming industrie

     
 

Uitgaven

195

140

125

110

124

 

Ontvangsten

     
       

6

Verduurzaming gebouwde omgeving

     
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

     
       

7

Onverdeeld

     
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

     

Algemeen

De begroting van het Klimaatfonds toont de middelen in het Klimaatfonds die nog niet zijn overgeheveld naar departementale begrotingen. Bij Miljoenennota 2026 gaat dit om een totaalbedrag van 21,2 miljard euro t/m 2035. Het Klimaatfonds is ingedeeld in zeven percelen, voor elk perceel bestaat een artikel op de begroting. In het Klimaatfonds staan middelen die gekoppeld zijn aan maatregelen die voorwaardelijk zijn toegekend of gereserveerd. Daarnaast staan er middelen die nog niet zijn toebedeeld aan maatregelen. Het kasritme van de middelen in het Klimaatfonds is gebaseerd op het verwachte kasritme van de onderliggende maatregelen. Het Klimaatfonds heeft geen ontvangsten.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Kernenergie

Binnen dit perceel is 13,5 miljard euro beschikbaar voor de opschaling van kernenergie in Nederland en daaraan gerelateerde randvoorwaardelijke zaken. De middelen staan in het fonds in de jaren 2027 t/m 2035. Aangezien de bouw van nieuwe kerncentrales naar verwachting pas over enkele jaren van start gaat, staat het merendeel van de middelen (ruim 10 miljard euro) na 2030.

Artikel 2. CO2-vrije gascentrales

Binnen zijn geen middelen meer beschikbaar.

Artikel 3. Energie-infrastructuur

Binnen dit perceel is 1,4 miljard euro beschikbaar voor investeringen in de energie-infrastructuur. Het merendeel van deze middelen staat in de periode t/m 2030. Dit betreft onder andere voorwaardelijke toekenningen voor de Nationale Deelneming Warmte (224 miljoen euro) en de deelname van Energiebeheer Nederland (EBN) in de infrastructuur voor CO2-opslag (639 miljoen euro). In 2029 staat een reservering van 158 miljoen euro voor de onderwegpas als cofinanciering voor een plan uit het Sociaal Klimaatplan. Dit verklaart het relatief hoge bedrag in dat jaar. Deze reserveringen moeten nog nader worden uitgewerkt. 

Artikel 4. Vroege fase opschaling

Binnen het perceel Vroege fase opschaling is 3,6 miljard euro beschikbaar. Hiervan is onder andere 1,9 miljard euro voorwaardelijk toegekend aan productiesubsidies van waterstof, het zwaartepunt van deze reeks staat in de jaren 2027 t/m 2029. Ook is er 662 miljoen euro voorwaardelijk toegekend aan vraagsubsidies voor waterstof, het grootste deel van deze reservering staat in de jaren 2031 t/m 2035.

Artikel 5. Verduurzaming industrie

Binnen het perceel Verduurzaming industrie en innovatie mkb is 2,5 miljard euro beschikbaar. Hiervan is 698 miljoen gereserveerd voor de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI), deze reservering staat bijna volledig in de periode 2031 t/m 2035. In de periode t/m 2030 is er 649 miljoen euro gereserveerd voor maatwerkafspraken met bedrijven die veel CO2 uitstoten en 662 miljoen euro voor een regeling die bijdraagt aan het CO2-opslagproject Aramis.

Artikel 6. Verduurzaming gebouwde omgeving

Binnen het perceel Verduurzaming gebouwde omgeving resteert 145 miljoen euro in de jaren 2026 en 2027 voor een voorwaardelijke toekenning voor de ophoging van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE).

Artikel 7. Onverdeeld

Op het onverdeeld artikel staan momenteel geen middelen.

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (inclusief Diergezondheidsfonds)

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

XIV LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR

XIV Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

4.330

4.264

4.298

3.722

4.010

3.927

Totaal ontvangsten

244

104

133

146

74

59

        

21

Land- en tuinbouw

      
 

Uitgaven

2.010

1.736

1.792

889

554

410

 

Ontvangsten

65

59

91

107

36

24

        

22

Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

      
 

Uitgaven

930

1.248

1.062

1.159

719

692

 

Ontvangsten

115

30

28

25

25

23

        

23

Kennis en innovatie

      
 

Uitgaven

396

381

395

372

389

345

 

Ontvangsten

10

7

7

7

7

7

        

24

Uitvoering en toezicht

      
 

Uitgaven

728

625

627

576

563

559

 

Ontvangsten

47

     
        

50

Apparaat

      
 

Uitgaven

260

263

252

242

236

226

 

Ontvangsten

6

8

7

7

5

4

        

51

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

5

11

170

485

1.549

1.695

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De omvang van de begroting van LVVN is relatief stabiel. In 2026 is de omvang van de totale uitgaven circa 4,3 miljard euro en in 2030 circa 3,9 miljard euro. Tot en met 2028 staat het grootste deel van de middelen op de beleidsartikelen (artikelen 21, 22 en 23). In 2029 en 2030 staat een relatief groot deel van de totale begroting op het «nog onverdeeld» artikel (artikel 51). Per saldo blijft over de jaren de omvang van de begroting daarmee redelijk stabiel.

Toelichting per artikel

Artikel 21. Land- en tuinbouw

Voor land- en tuinbouw is het budget in 2025 tot en met 2027 incidenteel hoger vanwege onder andere de uitkoopregelingen Lbv-plus (cumulatief 1,8 miljard euro) en Lbv (1,1 miljard euro). Daarnaast verhoogt de Vrijwillige beëindigingsregeling, die nog in ontwikkeling is, incidenteel de uitgaven in 2026 tot en met 2028 (cumulatief 750 miljoen euro). De ontvangsten zijn in 2027 en 2028 hoger in verband met de verwachte ontvangsten uit de Nationale Grondbank.

Artikel 22. Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

Het budget voor natuur, visserij en gebiedsgericht werken is in de jaren 2025 tot en met 2028 hoger dan daarna. Dit wordt grotendeels verklaard door aflopende budgetten van de koploperprojecten en budget om de problematiek bij PAS-melders op te lossen. De ontvangsten zijn in 2025 incidenteel hoger (115 miljoen euro totaal) vanwege een ontvangst uit een niet uitgeputte SPUK.

Artikel 23. Kennis en innovatie

Het budget voor kennis en innovatie daalt van 381 miljoen euro in 2026 naar 345 miljoen euro in 2030. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan budgetten voor projecten onder het Nationaal Groeifonds die grotendeels in 2029 eindigen. De ontvangsten blijven in de periode 2026 tot en met 2030 ongeveer gelijk.

Artikel 24. Uitvoering en toezicht

Het budget voor uitvoering en toezicht blijft redelijk stabiel in de periode 2026-2030. Het betreft voornamelijk bijdragen aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De daling is vooral toe te schrijven aan het afnemende budget voor RVO. De daling van 728 miljoen euro in 2025 naar 625 miljoen euro in 2026 is ook voornamelijk toe te schrijven aan afnemend budget voor de RVO. Er vinden geen ontvangsten plaats op artikel 24, behalve in 2025. Dit betreft een desaldering ten behoeve van de RVO.

Artikel 50. Apparaat

De apparaatsbudgetten lopen met 37 miljoen euro af in de periode 2026 tot en met 2030, van 263 miljoen euro naar 226 miljoen euro. Dit wordt verklaard door het aflopen van budget uit de voormalige Transitiefondsmiddelen en het terugdraaien van de groei van het apparaat van de Rijksoverheid. De ontvangsten in de periode 2025 tot en met 2030 nemen af van 8 naar 4 miljoen euro.

Artikel 51. Nog onverdeeld

Het budget op artikel 51 stijgt van 11 miljoen euro in 2026 naar circa 1,7 miljard euro in 2030. Deze toename is toe te schrijven aan de overboeking van het budget dat gereserveerd stond op de Aanvullende Post van Financiën voor agrarisch natuurbeheer en de agrarische sector. Dit budget is vrijwel volledig overgeheveld van de Aanvullende Post naar artikel 51 op de LVVN-begroting. Het overige budget op dit artikel betreft loonbijstelling, en middelen gereserveerd voor kosten, o.a. op het gebied van ICT.

Diergezondheidsfonds

DIERGEZONDHEIDSFONDS

F Diergezondheidsfonds

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

36

38

38

38

38

38

Totaal ontvangsten

78

39

40

38

38

38

        

1

Bewaking en bestrijding van dierziekten

      
 

Uitgaven

36

38

38

38

38

38

 

Ontvangsten

78

39

40

38

38

38

Algemeen

Het Diergezondheidsfonds heeft één artikel. Op het Diergezondheidsfonds vinden de mutaties plaats voor de bewaking en bestrijding van dierziekten. Het budget van het Fonds blijft stabiel in de jaren 2026-2030.

Sociale Zekerheid

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

61.312

65.707

67.739

69.575

72.818

75.211

Totaal ontvangsten

2.645

2.630

2.648

2.644

2.611

2.515

        

1

Arbeidsmarkt

      
 

Uitgaven

676

587

552

395

346

334

 

Ontvangsten

18

18

18

18

18

18

        

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
 

Uitgaven

9.085

9.256

9.356

9.479

9.658

9.877

 

Ontvangsten

68

55

40

14

9

9

        

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

12

13

6

3

1

1

 

Ontvangsten

      
        

4

Jonggehandicapten

      
 

Uitgaven

4.810

4.851

4.831

4.876

4.912

4.954

 

Ontvangsten

20

     
        

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

122

99

95

97

99

77

 

Ontvangsten

2

     
        

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

29

41

53

61

64

65

 

Ontvangsten

3

     
        

7

Kinderopvang

      
 

Uitgaven

5.850

6.214

6.983

7.629

8.570

8.509

 

Ontvangsten

2.086

2.113

2.146

2.182

2.163

2.073

        

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

65

67

70

74

78

82

 

Ontvangsten

2

     
        

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

3

3

3

3

3

3

 

Ontvangsten

      
        

10

Tegemoetkoming ouders

      
 

Uitgaven

10.061

9.929

9.639

9.530

9.427

9.351

 

Ontvangsten

342

336

335

322

312

306

        

11

Uitvoering

      
 

Uitgaven

727

724

704

696

694

695

 

Ontvangsten

      
        

12

Rijksbijdragen

      
 

Uitgaven

29.154

32.633

34.210

35.387

37.696

40.046

 

Ontvangsten

      
        

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

      
 

Uitgaven

60

486

406

394

358

306

 

Ontvangsten

 

3

3

3

3

3

        

96

Apparaat Kerndepartement

      
 

Uitgaven

649

636

608

589

584

584

 

Ontvangsten

104

106

106

106

106

106

        

99

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

10

168

222

362

326

325

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De stijging van de uitgaven op begrotingshoofdstuk 15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt voornamelijk verklaard door de toenemende uitgaven aan onder andere kinderopvangtoeslag en de rijksbijdragen. De uitgaven aan de kinderopvangtoeslag nemen tussen 2025 en 2030 toe met circa 2,7 miljard euro. Dit kom onder andere door de voorgenomen invoering van het nieuwe financieringsstelsel. Deze gaat in 2029 in, maar in de jaren voorafgaand hieraan worden er al hogere uitgaven voorzien vanwege een ingroeipad. Ook nemen de rijksbijdragen tussen 2025 en 2030 toe met circa 10,8 miljard euro. Dit komt vooral door de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds; deze rijksbijdragen vullen de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds aan. Gezien de uitgaven aan de AOW toenemen en de premieinkomsten hierbij achterblijven, is een steeds grotere begrotingsgefinancierde rijksbijdrage vereist.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Arbeidsmarkt                                             

De voornaamste uitgaven op het begrotingsartikel zijn de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU), waar budget voor beschikbaar is tot 2028, en de loonkostenvoordelen, waarvoor structureel budget beschikbaar is. In 2025 is er nog budget voor de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging werkgelegenheid (NOW), waardoor de totale uitgaven na 2025 dalen. De ontvangsten vanaf 2025 bestaan voornamelijk uit de geschatte boeteontvangsten van de NLA.                        

Artikel 2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Het grootste gedeelte van dit begrotingsartikel bestaat uit het macrobudget Participatiewetuitkeringen, zijnde de bijstand, loonkostensubsidie, inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) en bijstand voor zelfstandig ondernemers (Bbz-levensonderhoud). Over de periode 2025 t/m 2030 stijgt het macrobudget met circa 0,8 miljard euro. Dit is met name het gevolg van de verwachte oploop van de werkloze beroepsbevolking, zoals geraamd door het CPB. Daarnaast is er door de invoering van de Participatiewet nog een beleidsmatige oploop van de uitgaven die vallen onder dit artikel, vanwege instroom die nog wordt verwacht. Er is nog altijd sprake van een ingroei van de doelgroep van de Participatiewet. De uitgaven aan de AIO (Aanvullende inkomensvoorziening ouderen) nemen in deze periode toe met circa 80 miljoen euro, de voornaamste verklaring hiervoor is het toenemende volume. Deze toename in AIO-gerechtigde huishoudens van jaar op jaar is vooral te verklaren doordat de instroom groter is dan de uitstroom. De instroomtrend in de AIO gaat grotendeels gelijk op met instroomtrend van de AOW. Door de vergrijzing zullen er tot en met 2040 jaarlijks meer mensen de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Hierdoor zullen er ook meer mensen aanspraak maken op de AIO.

Artikel 3. Arbeidsongeschiktheid                                

De begrotingsgefinancierde middelen op dit artikel bestaan uit de ongevallenverzekering Caribisch Nederland en uit de regeling Individuele Plaatsing en Steun (IPS) waarmee mensen met een psychische aandoening worden ondersteund bij re-integratie naar de arbeidsmarkt. De daling die zichtbaar is op artikel Arbeidsongeschiktheid is het gevolg van de afloop van de IPS-regeling in 2027.

Artikel 4. Jonggehandicapten

De totale uitkeringslasten aan de Wajong stijgen over de jaren door een groeiend aantal personen in de Wajong2015. Deze groei is groter dan de afname van het aantal personen in de oude Wajongregelingen. De gemiddelde jaaruitkering zal ook toenemen doordat personen die instromen in de Wajong2015 een volledige Wajonguitkering ontvangen, omdat de Wajong2015 enkel toegankelijk is voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.

Artikel 5. Werkloosheid                                                        

De grootste begrotingsgefinancierde uitgavenpost onder dit artikel is de Wet inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW). De IOW uitgaven volgen met vertraging het verwachte aantal WW-uitkeringen voor 60+ers. Daarmee nemen de komende jaren de uitgaven IOW eerst af, waarna er in 2028 en 2029 een stijging zichtbaar is en in 2030 weer een daling.

Artikel 6. Ziekte en verlofregelingen                                     

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit uitkeringslasten voor de Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS), Ziekteverzekering Caribisch Nederland, OPS-voorzieningenfonds en Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB). De uitgaven van artikel 6 stijgen vanaf 2024 voornamelijk vanwege een ingroei van de TSB.

Artikel 7. Kinderopvang         

De geraamde uitgaven aan kinderopvang nemen vanaf 2026 fors toe. In 2029 is het kabinet voornemens het nieuwe financieringsstelsel in te voeren met een inkomensonafhankelijke vergoeding. In de jaren die hieraan voorafgaan is er al sprake van een ingroeipad. Na volledige ingroei betreft het een intensivering van structureel circa 2,7 miljard euro per jaar. Doordat er vanaf 2029 sprake is van een inkomensonafhankelijke vergoeding in combinatie met directe financiering, zal het aantal terugvorderingen afnemen. Dit verklaart voor een groot deel de afname van terugontvangsten vanaf 2029.

Artikel 8. Oudedagsvoorziening                     

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit uitkeringslasten aan de Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland (AOV) en de overbruggingsregeling AOW (OBR). De oploop in uitgaven kan onder andere worden verklaard door een ingezette stapsgewijze verhoging van de AOV.

Artikel 9. Nabestaanden

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan uit uitkerings­ lasten aan de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) op Caribisch Nederland. Deze uitgaven laten een beperkte oploop zien als gevolg van een toename van het aantal uitkeringsgerechtigden.     

Artikel 10. Tegemoetkoming ouders                          

De tegemoetkoming ouders bevat zowel de uitgaven aan de kinderbijslag als aan het kindgebonden budget. De geraamde uitgaven nemen in de periode 2025-2030 af. Deze afname wordt met name veroorzaakt doordat de intensivering van het kindgebonden budget in 2023 van 732 miljoen euro in de jaren daarna stap voor stap wordt afgebouwd naar 100 miljoen euro structureel in 2028. De ontvangsten voor het kindgebonden budget volgen met vertraging het patroon van de uitgaven.

Artikel 11. Uitvoeringskosten                                    

De uitvoeringskosten van de regelingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staan op twee verschillende begrotingshoofdstukken, hoofdstuk 15 en hoofdstuk 40. De uitvoeringskosten op hoofdstuk 15 blijven tussen 2024 en 2029 grotendeels stabiel.

Artikel 12. Rijksbijdragen                                          

De uitgaven op het artikel Rijksbijdragen laten een toename zien. Dat komt vooral door de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds. Deze rijksbijdragen vullen de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds aan, omdat de AOW- premies alleen niet voldoende zijn om de AOW-uitkeringen te betalen. Aangezien de AOW-uitgaven als gevolg van vergrijzing de komende jaren toenemen, stijgen ook deze rijksbijdragen.                                                                          

Artikel 13. Integratie en maatschappelijke samenhang                      

Het budget voor inburgering is na herverkaveling overgeheveld naar de begroting van Justitie en Veiligheid. Het betreft zowel de uitgaven als ontvangsten.

Artikel 96. Apparaat Kerndepartement                       

Tussen 2025 en 2030 nemen de uitgaven aan apparaat bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid af met 65 miljoen euro. Dit is met name te verklaren door de apparaatstaakstelling die in het Hoofdlijnenakkoord (HLA) is afgesproken. De ontvangsten op apparaat ontstaan door de doorberekening van de kosten van de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) aan de verschillende aangesloten departementen.       

Artikel 99. Nog onverdeeld    

Op dit artikel staan middelen gereserveerd die op een later moment nog verdeeld moeten worden wanneer de precieze invulling en voorwaarden bekend zijn. Dit betreft onder andere middelen voor armoede en schulden, beschut werk, banenafspraak en re-integratie. Daarnaast staat er een reservering voor de opvolging aan de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten en voor de herijking van het handhavingsinstrumentarium. De nog onverdeelde middelen zijn in 2030 hoger dan in 2025 omdat de meeste gereserveerde middelen in het lopende jaar al zijn overgeboekt naar het beleidsartikel. De precieze invulling van plannen in de jaren erna moet nog vorm krijgen. Daarom staan deze middelen nog gereserveerd op artikel 99.

Sociale Verzekeringen

SOCIALE VERZEKERINGEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

87.822

93.331

98.498

103.485

109.076

114.253

Totaal ontvangsten

259

291

303

346

364

363

        

1

Arbeidsmarkt

      
 

Uitgaven

636

601

215

229

242

257

 

Ontvangsten

      
        

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

18.034

19.349

20.288

21.263

22.299

23.110

 

Ontvangsten

      
        

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

4.706

5.253

5.777

6.536

7.035

6.999

 

Ontvangsten

259

291

303

346

364

363

        

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

6.313

6.620

6.973

7.371

7.791

8.240

 

Ontvangsten

      
        

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

55.282

58.431

62.029

64.818

68.322

72.135

 

Ontvangsten

      
        

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

367

367

370

383

384

387

 

Ontvangsten

      
        

11

Uitvoeringskosten

      
 

Uitgaven

2.484

2.709

2.845

2.887

3.001

3.126

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De weergegeven uitgavenontwikkeling is in tegenstelling tot de meeste andere begrotingen inclusief loon- en prijsontwikkeling. Dit verklaart een groot deel van de stijging. Bij een schoning voor loon- en prijsontwikkeling laten vooral de uitgaven aan de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Werkloosheidswet (WW) een stijging zien. De AOW-uitgaven stijgen in de periode 2025 ‒ 2030 met circa 5,5 miljard euro, in constante prijzen, als gevolg van een toename van het aantal personen die een AOW-uitkering genieten. De uitgaven aan de regelingen binnen de WIA stijgen tussen 2025 en 2030 met circa 1 miljard euro. Dit heeft voornamelijk te maken met een stijgende instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen. Daarnaast stijgen de uitkeringslasten aan de WW. Dit is het gevolg door het CPB geraamde oploop van de werkloze beroepsbevolking richting de evenwichtswerkloosheid.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Arbeidsmarkt                                             

De uitgaven op artikel 1 arbeidsmarkt komen voort uit de compensatieregeling transitievergoeding. De uitgaven in de periode 2025 ‒ 2030 nemen af met circa 380 miljoen euro. De afnemende uitgaven vanaf 2026 komen door de maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord om alleen nog kleine werkgevers (minder dan 25 werknemers) te compenseren. Grote werkgevers (meer dan 25 werkgevers) worden dan niet meer gecompenseerd.

Artikel 3. Arbeidsongeschiktheid        

De uitgaven aan arbeidsongeschiktheidsverzekeringen WIA, WAO en WAZ stijgen in de periode 2025 ‒ 2030 naar verwachting met ruim 4,2 miljard euro, waarvan circa 3,3 miljard euro aan indexatie. Deze stijging komt voornamelijk door een stijging van het aantal uitkeringsjaren in de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen WGA (gedeeltelijk arbeidsongeschikten) en IVA (volledig arbeidsongeschikten). Daarnaast leidt een hogere AOW-leeftijd en een toenemend aandeel ouderen en vrouwen (met hoger AO-risico) in de beroepsbevolking tot een stijging van de uitkeringsjaren. Daarnaast nemen de uitgaven met circa 840 miljoen euro in de periode 2025 ‒ 2030 vanwege de werkgeverspremies die worden betaald over de uitkeringen. Deze post is met ingang van de Ontwerpbegroting 2026 toegevoegd aan de SZW-begroting.

Artikel 5. Werkloosheid                                                                     

De WW-uitkeringslasten ontwikkelen zich in lijn met de verwachte volumeontwikkeling van de werkloosheid van het CPB. De komende jaren wordt een stapsgewijze groei richting evenwichtswerkloosheid verwacht. Daarnaast stijgen de WW-uitgaven voor circa 1 miljard euro door indexatie van de hoogte van de uitkering. Hierdoor komen de WW-uitkeringslasten in totaal in 2030 zo’n 1,9 miljard euro hoger uit dan in 2025. Daarnaast nemen de uitgaven met circa 352 miljoen euro in de periode 2025 ‒ 2030 vanwege de werkgeverspremies die worden betaald over de uitkeringen. Deze post is met ingang van de Ontwerpbegroting 2026 toegevoegd aan de SZW-begroting.

Artikel 6. Ziekte en verlofregelingen

In de periode 2025 ‒ 2030 nemen de premiegefinancierde uitgaven aan de verlofregelingen, geschoond voor indexatie, met circa 300 miljoen euro toe. De stijging hangt samen met een verwachte toename van het aantal geboorten, zoals door het CBS geprognosticeerd. Daarnaast stijgen de uitgaven met circa 638 miljoen euro vanwege indexatie van de verlofregelingen. De uitgaven voor de Ziektewet in de periode 2024 ‒ 2029 stijgen met circa 150 miljoen euro met als voornaamste reden een forse toename in het aantal eindedienstverbanders en het aantal zieke personen met een no-riskpolis. Daarnaast stijgen de uitgaven van de Ziektewet in diezelfde periode met circa 552 miljoen euro voor indexatie van de regeling. Daarnaast nemen de uitgaven met circa 294 miljoen euro in de periode 2025 ‒ 2030 vanwege de werkgeverspremies die worden betaald over de uitkeringen. Deze post is met ingang van de Ontwerpbegroting 2026 toegevoegd aan de SZW-begroting.                  

Artikel 8. Oudedagsvoorziening         

Op dit artikel staan premiegefinancierde uitgaven aan de Algemene Ouder­domswet (AOW) en de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW). De uitgaven aan de AOW stijgen in de periode 2025-2030 met 16,9 miljard euro. De voornaamste verklaring is de toename van het aantal personen met een AOW-uitkering. Het resterende deel van de stijging is het gevolg van indexatie van de uitkeringen.  

Artikel 9. Nabestaanden

Op dit artikel staan premiegefinancierde uitgaven aan de Algemene Nabestaandewet (Anw). Tussen 2025 en 2030 stijgen de uitgaven hieraan met 20 miljoen euro. Deze stijging is voornamelijk het gevolg de toename van nominale ontwikkeling, deze bedraagt circa 53 miljoen euro in 2030. De instroom in de Anw regeling neemt af, omdat de arbeidsparticipatie van vrouwen leidt tot minder afhankelijkheid van inkomensondersteuning na het overlijden van de partner. Dit zorgt voor 34 miljoen euro lagere uitgaven in 2030, vergeleken met 2025. Per saldo zorgt de lagere instroom in de Anw gezamenlijk met de indexatie van de Anw voor een relatief beperkte groei van de uitgaven op artikel 9 nabestaanden. Daarnaast nemen de uitgaven met circa 1 miljoen euro in de periode 2025-2030 vanwege de werkgeverspremies die worden betaald over de uitkeringen. Deze post is met ingang van de Ontwerpbegroting 2026 toegevoegd aan de SZW-begroting.

Artikel 11. Uitvoeringskosten 

Op dit artikel staan de uitvoeringskosten voor UWV en SVB aan premiege­ financierde regelingen. De uitvoeringskosten nemen tussen 2025 en 2030 toe met circa 642 miljoen euro. Dit wordt grotendeels verklaard doordat de nominale ontwikkeling toeneemt, de kosten hiervan bedragen circa 501 miljoen euro. Ook nemen de uitvoeringskosten bij UWV en SVB toe met circa 141 miljoen euro als gevolg van de stijgende uitgaven aan de door UWV en SVB uitgevoerde regelingen.

Koppeling Uitkeringen

KOPPELING UITKERINGEN

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

0

1.180

2.293

3.399

4.548

5.589

Totaal ontvangsten

0

10

18

25

32

39

        

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
 

Uitgaven

0

397

773

1.117

1.424

1.751

 

Ontvangsten

      
        

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      
        

4

Jonggehandicapten

      
 

Uitgaven

0

214

405

594

782

973

 

Ontvangsten

      
        

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

0

4

8

11

15

14

 

Ontvangsten

      
        

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

0

2

5

8

11

14

 

Ontvangsten

      
        

7

Kinderopvang

      
 

Uitgaven

0

298

607

945

1.374

1.682

 

Ontvangsten

      
        

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

0

2

4

6

8

11

 

Ontvangsten

      
        

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      
        

10

Tegemoetkoming ouders

      
 

Uitgaven

0

263

491

716

932

1.141

 

Ontvangsten

0

10

18

25

32

39

        

13

Integratie en Maatschappelijke Samenhang

      
 

Uitgaven

0

1

1

1

2

2

 

Ontvangsten

      

Algemeen

Op hoofdstuk 83 staat alleen de nominale ontwikkeling bestemd voor hoofdstuk 15: Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid) is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB. De geraamde indexatie van deze regelingen loopt op omdat er in de toekomst meer middelen nodig zijn om de uitkeringen te indexeren naar de dan geldende prijspeilen.

Zorg

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

35.238

39.753

41.687

43.268

45.241

47.196

Totaal ontvangsten

1.045

853

833

866

909

941

        

1

Volksgezondheid

      
 

Uitgaven

2.392

2.119

1.715

1.622

1.464

1.405

 

Ontvangsten

151

103

84

58

58

58

        

2

Curatieve zorg

      
 

Uitgaven

943

856

961

776

732

693

 

Ontvangsten

100

98

81

87

87

87

        

3

Langdurige zorg en ondersteuning

      
 

Uitgaven

950

1.027

1.094

1.107

1.026

941

 

Ontvangsten

8

10

10

10

10

10

        

4

Zorgbreed beleid

      
 

Uitgaven

1.406

1.495

1.619

1.424

1.388

1.396

 

Ontvangsten

37

33

13

13

13

13

        

5

Jeugd

      
 

Uitgaven

198

188

193

136

111

111

 

Ontvangsten

2

2

2

2

2

2

        

6

Sport en bewegen

      
 

Uitgaven

466

367

433

413

415

415

 

Ontvangsten

94

11

10

10

10

10

        

7

Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

      
 

Uitgaven

214

208

191

169

157

147

 

Ontvangsten

3

3

3

3

3

3

        

8

Tegemoetkomingen en Rijksbijdragen

      
 

Uitgaven

27.937

32.778

34.864

37.070

39.418

41.562

 

Ontvangsten

617

584

620

673

716

748

        

9

Algemeen

      
 

Uitgaven

63

49

41

41

40

38

 

Ontvangsten

21

     
        

10

Apparaatsuitgaven

      
 

Uitgaven

668

615

571

508

489

486

 

Ontvangsten

12

9

9

9

9

9

        

11

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

0

50

5

2

2

2

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De begrotingsgefinancierde uitgaven aan de zorg laten een gestage groei zien. De stijging van de uitgaven komt voornamelijk vanwege een stijging van de Rijksbijdragen en de zorgtoeslag op artikel 8. De Rijksbijdrage Wlz stijgt van 2025 naar 2030 met 9,4 miljard euro omdat de Wlz-premie beleidsmatig is bevroren op 9,65% terwijl de Wlz-uitgaven stijgen. De Bijdrage In Kosten Kortingen (BIKK), waarmee het Fonds Langdurige Zorg wordt gecompenseerd voor lagere premieopbrengsten vanwege heffingskortingen, stijgt met 1,2 miljard euro. Daarnaast lopen de uitgaven van de zorgtoeslag op artikel 8 van 2025 naar 2030 op met netto 2,2 miljard euro, onder andere door het verlagen van het eigen risico per 2027. Daarentegen laat een deel van de beleidsbudgetten op de VWS-begroting een dalende trend zien van 2025 t/m 2030.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Volksgezondheid

De uitgaven op artikel 1 lopen over de begrotingsperiode af vanwege aflopende budgetten, waaronder middelen voor gezondheidsbeleid (-482 miljoen euro) en ziektepreventie (-452 miljoen euro). Dit komt onder andere door de teruggedraaide intensivering op publieke gezondheid en aflopende incidentele middelen voor preventie. De uitgaven van het artikel lopen over de gehele begrotingsperiode af met 987 miljoen euro.

Artikel 2. Curatieve zorg

De uitgaven op artikel 2 dalen over de begrotingsperiode, vanwege tijdelijke budgetten en aflopende ramingen. Zo nemen de raming voor de regeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden en de regeling veelbelovende zorg af (-49 miljoen euro en ‒ 14 miljoen euro) en nemende uitgaven voor de vermogensverschaffing aan Pallas af over de begrotingsperiode (van 372 miljoen euro in 2025 tot 211 miljoen euro in 2030). Ook eindigen de tijdelijke programma's rond medicatieoverdracht in de keten in 2029.

Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteuning

De uitgaven op artikel 3 stijgen vanaf 2025 tot en met 2028 (156 miljoen euro) en nemen daarna weer af tot het niveau van 2025. De verandering over de gehele begrotingsperiode is ‒ 9 miljoen euro. De voornaamste reden van deze daling is het aflopen van tijdelijke budgetten zoals de subsidies in het kader van Wonen en Zorg voor Ouderen (WOZO).

Artikel 4. Zorgbreed beleid

De uitgaven op artikel 4 stijgen vanaf 2025 tot en met 2027 en nemen daarna af. Over de begrotingsperiode is het budget redelijk stabiel (-10 miljoen euro). De op- en afloop heeft te maken met subsidies voor opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt die aflopen tussen 2025 en 2030. Dit komt onder andere door de teruggedraaide intensivering van het zorgarbeidsmarktbeleid. In het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) zijn echter weer structurele middelen voor opleiden toegevoegd (185 miljoen euro). Daarnaast is er sprake van tijdelijke investeringen in standaardisatie van gegevensuitwisseling tot en met 2028.

Artikel 5. Jeugd

De uitgaven op artikel 5 zijn in 2025 t/m 2027 hoger dan in 2028 tot en met 2030. Dit heeft te maken met de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd.

Artikel 6. Sport en bewegen

De uitgaven in 2025 zijn hoger dan in latere jaren, onder andere door aflopende subsidiebudgetten (-71 miljoen euro van 2025 naar 2030). Daarnaast zijn de uitgaven op artikel 6 in 2027 t/m 2029 hoger dan in 2026. Dit komt doordat de middelen voor het onderdeel Buurtsportcoaches van de Brede SPUK (85 miljoen euro in 2026) zijn overgeheveld naar artikel 1.

Artikel 7. Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

Door afname van het aantal nog levende verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen dalen de uitgaven aan pensioenen en uitkeringen op dit artikel (-67 miljoen euro).

Artikel 8 . Tegemoetkomingen en Rijksbijdragen

De uitgaven op artikel 8 bevatten de zorgtoeslag en de Rijksbijdragen. De Rijksbijdrage Wlz stijgt van 2025 naar 2030 met 9,4 miljard euro, de Bijdrage In Kosten Kortingen (BIKK) stijgt met 1,2 miljard euro en de Rijksbijdrage 18- stijgt met 0,7 miljard euro. De Rijksbijdrage Wlz stijgt als gevolg van het stabiliseren van de Wlz-premie op 9,65% terwijl de Wlz-uitgaven stijgen. Het verschil tussen de premieopbrengsten (samen met de BIKK) en de uitgaven wordt opgevangen met deze Rijksbijdrage. De hoogte van de BIKK hangt o.a. samen met de ontwikkeling van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting. De invoering van de Wet inkomstenbelasting in 2001 betekende lagere premieopbrengsten voor het Fonds Langdurige Zorg. De BIKK wordt sindsdien door de overheid betaald als tegemoetkoming in de kosten. De Rijksbijdrage 18- betreft de Rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds voor de financiering van verzekerden jonger dan 18 jaar. Daarnaast stijgen de uitgaven aan de zorgtoeslag met netto 2,2 miljard euro van 2025 tot 2030. De stijging van de uitgaven aan de zorgtoeslag is het gevolg van de toename van de zorgpremie, bevolkingsgroei en de economische ontwikkeling.

Artikel 9. Algemeen

De uitgaven op dit artikel nemen af met 25 miljoen euro van 2025 naar 2030, voornamelijk als gevolg van de aflopende eigenaarsbijdrage aan het RIVM (-21 miljoen euro).

Artikel 10. Apparaatsuitgaven

De uitgaven op artikel 10 zijn in 2025 hoger dan in de latere jaren. Dit heeft onder meer te maken met de (tijdelijke) inzet van programmadirecties en bijdragen aan uitvoeringsorganisaties die nog in latere jaren in de apparaatsuitgaven moeten worden verwerkt. Daarnaast is vanaf 2025 op de apparaatsuitgaven omgebogen met 19 miljoen euro oplopend tot 70 miljoen euro in 2029 vanwege de maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord om de groei van het Rijksoverheidsapparaat terug te draaien.

Artikel 11. Nog onverdeeld

Op artikel 11 staan in 2026 de middelen voor de Backpay regeling gereserveerd en in 2027 t/m 2030 nog een deel resterende LPO middelen.

Zorg

ZORG

Premiegefinancierd Budgettair Kader Zorg

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

104.424

111.706

118.227

124.509

130.512

136.980

Totaal ontvangsten

5.955

6.203

4.455

4.602

4.732

4.917

        

11

Zorgverzekeringswet

      
 

Uitgaven

65.789

69.790

73.887

77.300

80.432

83.864

 

Ontvangsten

3.395

3.443

1.583

1.601

1.617

1.675

        

12

Wet langdurige zorg

      
 

Uitgaven

38.636

41.916

44.339

47.210

50.080

53.116

 

Ontvangsten

2.560

2.760

2.872

3.001

3.115

3.242

Algemeen

De zorguitgaven groeien jaar-op-jaar door de verwachte loon- en prijsontwikkelingen en volumefactoren. In 2025 bedragen de zorguitgaven ca. 10% van het BBP. Uit een recente raming van het CPB24 komt de verwachting dat de zorguitgaven verder zullen stijgen naar ongeveer 18% van het BBP in 2060. De grootste drijfveren achter de stijgende uitgaven zijn (naast de ontwikkeling van lonen en prijzen) de toenemende vergrijzing, de toenemende ontwikkeling van technologieën, hoger zorggebruik door hogere inkomens, sociaal-culturele trends en de achterblijvende arbeidsproductiviteit in de zorg. In Nederland is het recht op zorg volgens de stand van wetenschap en praktijk vastgelegd in regelgeving. Nieuwe behandelmethodes worden daarom meestal relatief snel toegepast in de praktijk. Hiervoor is meestal geen afzonderlijk politiek besluit meer nodig. Het positieve gevolg hiervan is dat we steeds meer ziektes kunnen behandelen. Het zorgt er echter ook voor dat de zorguitgaven automatisch meegroeien met de toenemende behandelmogelijkheden. Dit leidt op de lange termijn tot een significant hogere groei van de zorguitgaven dan van andere collectieve uitgaven. Nederland besteedt hierdoor een steeds groter deel van het inkomen aan zorg, waardoor een kleiner deel resteert voor andere private en collectieve uitgaven.

Toelichting per artikel

Artikel 11. Zorgverzekeringswet

De raming van de groei van de uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) in de huidige kabinetsperiode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2027-2030 van het CPB. Deze wordt bepaald door de verwachte loon- en prijsontwikkeling en volumefactoren zoals demografie, economische groei en technologische ontwikkeling. Tot en met 2028 is de groei beperkt doordat VWS het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) heeft afgesloten met verschillende Zvw-sectoren.

Artikel 12. Wet langdurige zorg

De raming van de groei van de uitgaven onder de Wet langdurige zorg (Wlz) in de huidige kabinetsperiode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2027-2030 van het CPB. Deze wordt bepaald door de loon- en prijsontwikkeling, en volumefactoren zoals demografie, economische groei en technologische ontwikkeling.

Gemeentefonds en Provinciefonds (inclusief accres)

Gemeentefonds

GEMEENTEFONDS

B Gemeentefonds

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

47.612

47.526

46.140

44.562

44.454

44.339

Totaal ontvangsten

      
        

1

Gemeentefonds

      
 

Uitgaven

47.612

47.526

46.140

44.562

44.454

44.339

 

Ontvangsten

      

Algemeen

Bij Voorjaarsnota 2024 is de bbp-systematiek vervroegd ingevoerd. Het besluit tot het vervroegd invoeren van de nieuwe financieringssystematiek heeft invloed op de lopende begroting van gemeenten en provincies. Om die reden is besloten de impact hiervan volledig (2024) en deels (2025) te dempen. Ook voor 2026 tot en met 2029 vindt compensatie plaats. Verder is voor de jaren 2025 tot en met 2027 in totaal circa 3 miljard euro cumulatief beschikbaar voor jeugdzorg en gemeenten, waarvan ook middelen voor de terugval in 2026 in het Gemeentefonds. Gemeenten worden ook met terugwerkende kracht gecompenseerd voor gedane uitgaven voor de jeugdzorg in de jaren 2023/2024. Dit leidt incidenteel tot 728 miljoen euro hogere uitgaven aan gemeenten.

Provinciefonds

PROVINCIEFONDS

C Provinciefonds

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

3.979

3.697

3.631

3.660

3.655

3.458

Totaal ontvangsten

      
        

1

Provinciefonds

      
 

Uitgaven

3.979

3.697

3.631

3.660

3.655

3.458

 

Ontvangsten

      

Algemeen

Bij Voorjaarsnota 2024 is de bbp-systematiek vervroegd ingevoerd. Het besluit tot het vervroegd invoeren van de nieuwe financieringssystematiek heeft invloed op de lopende begroting van gemeenten en provincies. Om die reden is besloten de impact hiervan volledig (2024) en deels (2025) te dempen. Ook voor 2026 tot en met 2029 vindt compensatie plaats. De daling van de uitgaven in 2030 wordt verklaard door de gewichtscorrectie voor volledige elektrische personenauto’s voor de periode 2026-2029 in de motorrijtuigenbelasting waartoe is besloten bij Voorjaarsnota 2025. Vanaf 2030 vervalt de korting. De tariefkorting in de motorrijtuigenbelasting werkt ook door in de provinciale opcenten. De provincies zijn voor de lagere inkomsten uit de provinciale opcenten in de periode 2026 ‒ 2029 gecompenseerd via het Provinciefonds. Dit gaat om cumulatief 569 miljoen euro, van 107 miljoen euro in 2026 oplopend tot 165 miljoen euro in 2029.

Accres Gemeentefonds

ACCRES GEMEENTEFONDS

Accres Gemeentefonds

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

0

711

2.790

4.867

6.941

9.521

Totaal ontvangsten

      
        

1

Accres gemeentefonds

      
 

Uitgaven

0

0

1.834

3.625

5.429

7.537

 

Ontvangsten

      
        

2

Reservering BCF

      
 

Uitgaven

0

636

806

1.017

1.212

1.609

 

Ontvangsten

      
        

3

Indexatie WMO

      
 

Uitgaven

 

75

150

225

300

375

 

Ontvangsten

      

Algemeen

Vanaf 2024 is het accres gekoppeld aan de bbp-normeringssystematiek. Uitgangspunt is dat de fondsen meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bruto binnenlands product volgen. De normering wordt gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. De volumeontwikkeling van de fondsen wordt gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor het fonds minder schommelt. Het prijsdeel volgt de prijsontwikkeling van het bbp van het lopende jaar

Met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is afgesproken dat in de toekomst (een nader te bepalen deel) van de Wmo niet langer via de algemene uitkering van het Gemeentefonds gaat, maar via een aparte financiering. Afhankelijk van de gekozen bekostigingsvorm wordt een passende geobjectiveerde indexering onderzocht die ook rekening houdt met de kostenontwikkeling en demografie/vergrijzing. Vooruitlopend op de uitwerking is een jaarlijks tranche van 75 miljoen euro vanaf 2026 oplopend tot 375 miljoen euro in 2030 gereserveerd voor een aanvullende indexering voor demografie.

Accres Provinciefonds

ACCRES PROVINCIEFONDS

Accres Provinciefonds

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

0

178

353

548

736

940

Totaal ontvangsten

      
        

1

Accres provinciefonds

      
 

Uitgaven

0

0

157

325

486

640

 

Ontvangsten

      
        

2

Reservering BCF

      
 

Uitgaven

0

178

196

224

249

300

 

Ontvangsten

      

Algemeen

Vanaf 2024 is het accres gekoppeld aan de bbp-normeringssystematiek. Uitgangspunt is dat de fondsen meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bruto binnenlands product volgen. De normering wordt gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. De volumeontwikkeling van de fondsen wordt gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor het fonds minder schommelt. Het prijsdeel volgt de prijsontwikkeling van het bbp van het lopende jaar

Prijsbijstelling

PRIJSBIJSTELLING

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

0

1.386

2.751

3.429

4.493

5.937

        

1

Rijksbegroting in enge zin

      
 

Uitgaven

0

1.251

2.503

3.070

4.034

5.379

        

4

Niet-plafondrelevant

      
 

Uitgaven

0

135

248

360

459

558

Algemeen

Op begrotingshoofdstuk Prijsbijstelling worden middelen gereserveerd die nodig zijn om de prijsgevoelige uitgaven op de Rijksbegroting (artikel 1) en die niet-kaderrelevant zijn (artikel 4) op het uitgavenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat jaarlijks een structurele reservering wordt opgenomen om de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen.

Arbeidsvoorwaarden

ARBEIDSVOORWAARDEN

Arbeidsvoorwaarden

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

0

2.785

5.880

8.954

11.540

14.542

Totaal ontvangsten

      
        

1

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn RB-eng

      
 

Uitgaven

0

2.785

5.880

8.954

11.540

14.542

 

Ontvangsten

      

Algemeen

Op hoofdstuk 81 Arbeidsvoorwaarden worden middelen gereserveerd die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de Rijksbegroting op het uitgavenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers komt doordat per jaar een structurele reservering is opgenomen.

Aanvullende Post

AANVULLENDE POST

Aanvullende Post

In miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal uitgaven

‒ 5.907

‒ 2.243

5.206

6.456

4.680

5.964

Totaal ontvangsten

      
        

3

Koninkrijksrelaties

      
 

Uitgaven

0

9

1

1

1

1

 

Ontvangsten

      
        

4

Eindejaarsmarge

      
 

Uitgaven

‒ 5.971

‒ 3.750

‒ 1.450

‒ 700

  
 

Ontvangsten

      
        

5

Buitenlandse Zaken / Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

 

43

 

Ontvangsten

      
        

6

Justitie en Veiligheid

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      
        

7

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

      
 

Uitgaven

0

214

716

424

411

318

 

Ontvangsten

      
        

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

      
 

Uitgaven

0

7

52

71

81

82

 

Ontvangsten

      
        

9

Financiën

      
 

Uitgaven

0

75

2.926

2.657

175

146

 

Ontvangsten

      
        

10

Defensie

      
 

Uitgaven

0

661

1.295

1.980

2.659

3.921

 

Ontvangsten

      
        

12

Infrastructuur en Waterstaat

      
 

Uitgaven

0

9

15

20

27

44

 

Ontvangsten

      
        

13

Economische Zaken en Klimaat

      
 

Uitgaven

0

78

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      
        

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

      
 

Uitgaven

0

0

5

0

12

0

 

Ontvangsten

      
        

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

      
 

Uitgaven

0

21

70

91

84

99

 

Ontvangsten

      
        

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

      
 

Uitgaven

2

1

256

307

25

5

 

Ontvangsten

      
        

20

Asiel en Migratie

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      
        

22

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

      
 

Uitgaven

0

6

7

1

1

1

 

Ontvangsten

      
        

23

Klimaat en Groene Groei

      
 

Uitgaven

8

76

303

254

182

215

 

Ontvangsten

      
        

41

Zorg (premiegefinancierd)

      
 

Uitgaven

0

3

435

741

335

470

 

Ontvangsten

      
        

50

Gemeentefonds / Provinciefonds

      
 

Uitgaven

8

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      
        

55

Diversen

      
 

Uitgaven

46

101

324

351

412

382

 

Ontvangsten

      
        

56

Loon- en prijs ontwikkeling

      
 

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

      
        

81

RA Openbaar bestuur

      
 

Uitgaven

 

237

237

237

237

237

 

Ontvangsten

      
        

99

Meerdere departementen

      
 

Uitgaven

0

10

13

21

38

0

 

Ontvangsten

      

Algemeen

De Aanvullende Post is het begrotingshoofdstuk waar middelen worden gereserveerd voor maatregelen waartoe is besloten maar die in afwachting zijn van nadere uitwerking. Ook wordt op dit begrotingshoofdstuk de in=uittaakstelling en de aanvullende onderuitputting verantwoord. De aanvullende post wordt beheerd door het ministerie van Financiën.

Toelichting per artikel

Departementale artikelen

Op de departementale artikelen staan middelen gereserveerd. Dit zijn middelen uit het Hoofdlijnenakkoord, maar ook resterende reserveringen uit het coalitieakkoord Rutte IV. Voor een aantal reserveringen geldt dat uiteindelijke besteding op meerdere begrotingen wordt gerealiseerd. In dat geval is de reservering onder het coördinerend departement opgenomen. Reserveringen voor klimaat worden bijvoorbeeld opgenomen onder het ministerie van KGG.

Artikel 4. Eindejaarsmarge

Als tegenhanger van de uitgekeerde eindejaarsmarges is de in=uit-taakstelling ingeboekt. Dit onder de veronderstelling dat departementen ieder jaar een soortgelijk bedrag aan onderuitputting doorschuiven met behulp van de eindejaarsmarge.

Artikel 55. Diversen

Op dit artikel staan middelen gereserveerd voor de Traditioneel Eigen Middelen (TEM) en domeinoverstijgende risico's.

Artikel 81. RA Openbaar Bestuur

Dit betreft een reservering voor de pensioentransitie werkgevers voor de categorie zorg en overheid.

Artikel 99. Meerdere departementen

Op dit artikel staan de middelen voor het programma Werk aan Uitvoering (WaU).

11 MONITOR INVESTERINGSFONDSEN

Monitor investeringsfondsen

Scope investeringsmonitor

Sinds de afschaffing van de deelplafondsystematiek is de focus van deze monitor verschoven naar enkel de traditionele begrotingsfondsen: het Mobiliteitsfonds en Deltafonds onder beheer van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF) onder beheer van het ministerie van Defensie.

Algemeen

Figuur 11.1

Figuur 11.1 geeft het totaal aan investeringen weer binnen de bovengenoemde drie fondsen bij de Miljoenennota 2026. In de grafiek is de verwachting te zien dat de uitgaven een groei doormaken richting 2026 en zich vervolgens rond dat niveau stabiliseren (2025: 22,0 miljard euro, 2026: 25,9 miljard euro). Na verwerking van de kasschuiven uit de Voorjaarsnota 2025, is in 2026 het streven om 3,9 miljard euro meer uit te geven dan in 2025. In de drie jaren erna liggen de uitgaven stabiel rond de 27,2 miljard euro, voor er een kleine daling zichtbaar is naar 26,4 miljard euro in 2030.

Figuur 11.2 Kasschuiven voorjaar

Het afgelopen jaar is er veel aandacht voor realistisch ramen en begroten. In deze hoedanigheid is voor de investeringsfondsen afgelopen voorjaar weer gekeken naar het realistisch ritme van deze begrotingen, en zijn voor alle drie de fondsen middelen in een ander ritme gezet om onderuitputting te voorkomen. Het ritme sluit zo beter aan bij de mogelijkheden om deze middelen uit te kunnen geven, gezien de krappe arbeidsmarkt en beschikbare fysieke, milieu- en juridische ruimte. Dit is in lijn met de aanbevelingen uit de Expertgroep Realistisch ramen. Deze Expertgroep heeft onderzoek gedaan naar het verschil tussen de ramingen en realisatiecijfers de afgelopen jaren, en heeft aanbevelingen gedaan welke de trefzekerheid van ramingen zouden moeten vergroten.

In 2026 is totaal 830 miljoen euro geschoven naar latere jaren, voornamelijk naar de periode 2031 en verder. Dit is ook te zien in figuur 11.2. Ondanks deze kasschuiven blijven de middelen in een ambitieus ritme staan en moet worden bezien of volledige uitputting wordt gerealiseerd. Bij Najaarsnota 2025 is het volgende moment om te bezien of de huidige uitgavenraming voor 2025 aanpassing behoeft. Een nieuwe meerjarige raming volgt bij de Voorjaarsnota 2026.

Mobiliteitsfonds

Om de middelen op het Mobiliteitsfonds in een realistischer ritme te plaatsen is bij de afgelopen Voorjaarsnota per saldo 525 miljoen euro kasbudget uit de periode 2025 tot en met 2030 geschoven naar de jaren 2031 en verder. Hierbij is, naast schuiven uit 2029 en 2030, onder meer 450 miljoen euro uit 2026 weggeschoven. Deze budgetten zijn voor 220 miljoen euro naar 2025 gegaan. De schuiven op de programmering vinden plaats op verschillende projecten binnen het Mobiliteitsfonds. Het gaat hierbij onder andere om de A50 Bankhoef Paalgraven, de OV Verbinding Amsterdam – Haarlemmermeer en de Oude Lijn tussen Leiden en Dordrecht.

Afgelopen voorjaar zijn ook de middelen voor de ontsluiting van woningbouwprojecten overgeheveld vanaf de Aanvullende Post naar de begroting van het Mobiliteitsfonds. Deze middelen zijn na de overheveling ook in een nieuw ritme gezet. Het nieuwe kasritme is gebaseerd op de ervaringen van de eerdere middelen voor de ontsluiting van de woningbouw (7,5 miljard euro van het vorige kabinet) en de adviezen van het IBO Woningbouw en Grond.

Deltafonds

Bij Voorjaarsnota 2025 is tevens het ritme van bepaalde programmering binnen het Deltafonds herzien. Hierbij wordt 20 miljoen euro naar het jaar 2025 geschoven, om het beschikbare budget aan te laten sluiten bij de programmering. In totaal wordt in de periode 2025 tot en met 2030 per saldo 155 miljoen euro kasbudget geschoven naar de jaren 2031 en verder. Dit wordt voornamelijk gehaald uit het budget uit 2026 (255 miljoen euro). Hiermee zijn de middelen op het Deltafonds in een realistischer ritme gezet. De schuiven op de programmering vinden plaats op verschillende projecten binnen het Deltafonds. De budgetten ten behoeve van onder andere waterkwaliteit worden op basis van actuele prognoses naar voren gehaald, en budget voor onder andere het Hoogwaterbeschermingsprogramma en de Afsluitdijk wordt naar latere jaren geschoven.

Defensiematerieelbegrotingsfonds

Ten opzichte van 2025 stijgen de uitgaven op het DMF in 2026 met 3 miljard euro. De DMF-uitgaven nemen in de jaren daarna toe met 691 miljoen euro in 2027 en 569 miljoen euro in 2028 ten opzichte van het jaar ervoor. De defensie-uitgaven stijgen om te voldoen aan de NAVO-norm van 2,0 procent van het bbp. Daarnaast heeft het kabinet bij Voorjaarsnota 2025 een aanvullende structurele investering van 737 miljoen euro gedaan vanaf 2028. Het tempo van de investeringen neemt komende jaren toe in verband met de veranderde internationale verhoudingen. Daarbij zet Defensie in op versnelling van de versterking van de krijgsmacht op een zo ambitieus mogelijk tempo.

12 INTEGRAAL OVERZICHT KLIMAAT

In deze bijlage wordt een overzicht geboden van de gevolgen van het klimaatbeleid voor de Rijksfinanciën. In tabel 12.1 staan alle uitgaven van het Rijk ten behoeve van het klimaatbeleid en de verduurzaming van de energievoorziening. Deze tabel is overgenomen uit de begroting van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en bevat alle voorgenomen uitgaven op departementale begrotingen die onder de gestelde definitie van klimaatuitgaven vallen. De definitie, zoals expliciet gedefinieerd in de kabinetsreactie op het rapport ‘Inzicht in uitgaven klimaatbeleid’ van de Algemene Rekenkamer25, luidt:

Kimaatuitgaven zijn alle uitgaven die als hoofddoel hebben om bij te dragen aan het nationale klimaatbeleid gericht op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening. Hierbij kan het gaan om uitgaven gericht op de productie en het gebruik van broeikasgasneutrale energie, op energiebesparing, op directe beperking van uitstoot van broeikasgassen of om vastlegging van broeikasgassen.

De klimaatuitgaven worden op dezelfde manier gepresenteerd als in de budgettaire tabel van de begroting van het departement dat de beleidsinhoudelijke verantwoordelijkheid draagt. De uitgaven zijn gegroepeerd op basis van de sectorindeling van het Klimaatplan waaraan de uitgaven het meest direct bijdragen. Sommige uitgaven dragen echter ook bij aan de verduurzaming van andere sectoren. Het overzicht geeft weer in welke departementale begroting en welk beleidsartikel de uitgaven feitelijk staan. Hier is ook de toelichting van de uitgaven te vinden. In tabel 12.2 worden de relevante fiscale voordelen vermeld die onder bovenstaande definitie vallen, hoewel dit feitelijk gezien geen uitgaven zijn maar gederfde inkomsten.

In tabel 12.3 zijn de inkomsten uit klimaatgerelateerde belastingen en lasten opgenomen die onder de gestelde definitie vallen. De definitie, zoals toegelicht in de kabinetsreactie op het advies van de Raad van State bij de Miljoennota 2024 met betrekking tot klimaatinclusief begroten26, luidt:

Klimaatgerelateerde belastingen zijn belastingen die, naast het zorgen van inkomsten voor de schatkist, als hoofddoel hebben om bij te dragen aan het nationale klimaatbeleid gericht op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening. Hierbij kan het gaan om belastingmaatregelen die ook zijn gericht op de productie en het gebruik van broeikasgasneutrale energie, op energiebesparing, op directe beperking van uitstoot van broeikasgassen of om vastlegging van broeikasgassen.

In tabel 12.4 wordt een overzicht gegeven van de bijdragen van het Rijk aan de netbeheerders. Deze bijdragen staan op de rijksbegroting en vallen onder de definitie van klimaatuitgaven, maar zijn van een andere aard dan de rest van de uitgaven in het overzicht klimaatuitgaven. Het betreft financiële transacties zonder effect op het EMU-saldo. In bijlage 15 worden de investeringsprognoses van de netbeheerders weergegeven. 

Het voornemen was om vanaf deze Miljoenennota ook de uitgaven aan klimaatadaptatiebeleid op te nemen in deze bijlage. Dit is met een jaar vertraagd. De Tweede Kamer is reeds geïnformeerd over de definitie van klimaatadaptatie-uitgaven die zal worden gehanteerd om dit overzicht te kunnen vullen.27

Toelichting belangrijkste mutatiesIn het voorjaar is via het ontwerp Meerjarenprogramma (MJP) 2026 voorgesteld 8,5 miljard euro uit het Klimaatfonds toe te kennen. Hiervan is in het voorjaar 3,0 miljard euro direct overgeheveld, omdat deze middelen reeds voldeden aan de voorwaarden. Na beoordeling en politieke besluitvorming is het voorstel om aanvullend 2,0 miljoen euro over te hevelen. De grootste mutatie sinds het voorjaar is dat er uit het Klimaatfonds 948 miljoen euro is uitgetrokken voor de problematiek bij Wind op Zee. Daarnaast is er 150 miljoen euro overgeheveld uit het fonds om de Indirecte Kostencompensatie (IKC) ETS met één jaar te verlengen. Verder is er 197 miljoen euro voor gebiedsinvesteringen uitgetrokken die samenhangen met infrastructuurprojecten t.b.v. het hoogspanningsnet en 121 miljoen euro voor de twee maatwerkafspraken met Cosun en AnQore. Het restant in het Klimaatfonds (21,3 miljard euro) is onderdeel van de voorjaarsbesluitvorming 2026 en bestaat uit reserveringen, toekenningen onder voorwaarden en vrije ruimte. Alle Klimaatfondsmutaties worden toegelicht in het definitieve Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2026 en de Klimaatfondsbegroting. In totaal was er voor TenneT een leningsfaciliteit van in totaal 44,4 miljard euro opengesteld voor 2024, 2025 en 2026. Door de implementatie van de instellingsgarantie aan TenneT Nederland, wordt de reservering voor de lening aan TenneT neerwaarts bijgesteld in 2025 en 2026 met in totaal 7,5 miljard euro. De resterende leningsfaciliteit voor TenneT betreft voor die jaren in totaal 36,9 miljard euro.

Tabel 12.1 Uitgavenoverzicht klimaat (in duizenden euro)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totale uitgaven in het kader van het klimaatbeleid

5.382.928

8.081.598

14.721.616

7.788.680

8.103.221

7.538.122

8.526.638

        

Elektriciteit

2.397.288

4.175.091

3.038.761

3.089.451

3.464.839

3.816.964

3.919.273

[KGG, art 31, subsidie] SDE

217.850

603.664

340.000

366.000

373.000

384.000

335.543

[KGG, art 31, subsidie] SDE+ (incl. flankerend beleid en Net op Zee)

612.579

2.083.271

343.017

428.115

600.627

991.752

1.001.944

[KGG, art 31, subsidie] SDE++ (incl. kolenmaatregelen en statistische overdracht)

35.414

585.621

968.974

974.592

1.238.512

1.314.715

1.474.395

[KGG, art 31, subsidie] Flankerend beleid WOZ

  

99.778

102.025

77.132

63.562

89.145

[KGG, art 31, subsidie] Structurele kosten WOZ

  

7.363

7.363

53.930

67.870

13.033

[KGG, art 31, subsidie] Flankerend beleid SDE+

  

59.229

60.445

48.460

9.491

9.244

[KGG, art 31, subsidie] Subsidiering TenneT Net op Zee

  

181.000

181.000

181.000

181.000

181.000

[KGG, art 31, subsidie] Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

1.871

7.058

4.719

5.247

19.280

15.592

18.124

[KGG, art.31, storting] Storting in begrotingsreserve duurzame energie

852.697

7.359

     

[KGG, art 31, subsidie] ISDE-regeling

460.485

560.396

508.510

499.784

473.119

419.593

346.826

[KGG, art 31, subsidie] Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

54.385

74.798

74.901

73.492

64.269

56.702

29.106

[KGG, art 31, subsidie] Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+)

41.352

93.664

224.207

258.407

239.258

234.056

327.618

[KGG, art 31, subsidie] Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

30.617

23.795

     

[KGG, art 31, subsidie] NGF-project Circulaire zonnepanelen

15.614

22.193

21.429

18.413

15.171

9.000

27.328

[KGG, art 31, subsidie] Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten

2.688

5.379

24.801

24.186

24.216

24.275

24.377

[KGG, art 31, subsidie] Realisatie Zon op Zee

 

1.992

7.073

9.024

7.864

17

 

[KGG, art 31, subsidie] Subsidieregeling flexibiliteit

 

29.630

31.966

1.582

   

[KGG, art 31, subsidie] Correctieregeling duurzame warmte

20.348

      

[KGG, art 31, opdracht] Projecten Kernenergie

30.955

31.924

98.133

50.435

35.620

29.873

28.802

[KGG, art 31, opdracht] Programma Opwerk Energie op Rijksvastgoed (OER)

7.071

18.045

20.935

14.808

2.453

2.577

 

[KGG, art 31, opdracht] Onderzoek en opdrachten

13.362

26.302

22.726

14.533

10.928

12.889

12.788

        

Industrie

280.487

568.870

1.534.763

1.270.967

1.354.604

717.583

741.299

[KGG, art 31, subsidie] Verduurzaming industrie

65.401

69.475

281.491

111.152

92.805

94.987

77.629

[KGG, art 31, subsidie] Urgendamaatregelen Industrie

3.818

      

[KGG, art 31, subsidie] Infrastructuur duurzame industrie (PIDI)

29

890

     

[KGG, art 31, subsidie] NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie

54.469

156.042

123.703

165.000

55.000

30.000

20.000

[KGG, art 31, subsidie] NGF - project Circulaire Plastics

28.083

18.054

21.213

27.717

19.331

41.387

 

[KGG, art 31, subsidie] Subsidieondersteuning verduurzaming MKB

1

      

[KGG, art 31, opdracht] Energie-efficiency

759

2.225

1.925

1.750

1.324

1.593

1.598

[KGG, art 31, subsidie] Investeringen Verduurzaming Industrie - Klimaatfonds

29.306

79.067

183.608

149.903

88.260

61.883

32.097

[KGG, art 31, subsidie] Subsidie project Djewels

 

16.478

26.522

5.000

6.000

  

[KGG, art 31, subsidie] Opslag waterstof

  

38.689

    

[KGG, art 31, subsidie] Carbon Capture Storage CCS

2.242

2.620

4.084

4.192

4.196

4.202

4.212

[KGG, art 31, subsidie] MIEK

838

4.671

4.634

4.297

4.302

4.311

4.324

[KGG, art 31, subsidie] Subsideregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

1.228

2.311

1.933

429

   

[KGG, art 31, subsidie] Opschalingsinstrument waterstof

46.321

81.620

468.712

283.247

334.106

296.046

582.633

[KGG, art 31, subsidie] Investeringen waterstofbackbone

34.503

52.461

117.461

154.961

276.361

70.000

 

[KGG, art 31, subsidie] IPCEI Waterstof

 

55.401

243.957

342.139

450.720

95.218

3.090

[KGG, art 31, subsidie] Invest NL

 

15.000

     

[KGG, art 31, opdracht] Verduurzaming industrie

640

2.676

5.518

4.819

5.824

3.636

1.292

[KGG, art 31, bijdrage mede-overheden] Regeling toezicht energiebesparingsplicht

12.849

9.879

11.313

16.361

16.375

14.320

14.424

        

Gebouwde omgeving

1.483.554

1.666.095

1.237.206

1.417.873

1.252.883

1.004.628

1.614.986

[VRO, art 2, subsidie] Subsidie verduurzaming en onderhoud huurwoningen

7.670

13.800

20.521

45.396

41.091

23.384

2.761

[VRO, art 2, subsidie] Nationaal isolatie Programma

227

 

980

980

980

980

980

[VRO, art 2, subsidie] Energiebeparing Koopsector

22.050

34.808

20.000

31.550

28.500

38.000

38.000

[VRO, art 2, subsidie] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed

310.636

335.788

324.430

439.220

319.521

285.075

160.075

[VRO, art 2, subsidie] Energietransitie en duurzaamheid

26.077

31.475

17.384

17.512

12.848

11.252

10.623

[VRO, art 2, subsidie] Renovatieversneller

24.198

37.940

23.435

7.608

9.442

5.500

 

[VRO, art 2, subsidie] SAH

12.800

62.401

17.100

37.760

30.980

6.360

7.700

[VRO, art 2, subsidie] Warmtefonds

93.000

112.500

159.460

138.300

220.300

139.300

112.300

[VRO, art 2, subsidie] Nationaal Groeifonds

11.925

26.571

14.022

5.460

1.000

  

[VRO, art 2, subsidie] Biobased Bouwen

8.958

13.492

11.238

7.406

5.712

  

[VRO, art 2, subsidie] Ontzorgen Vereiniging van Eigenaren

1.373

6.258

7.259

5.730

5.303

3.072

3.072

[VRO, art 2, subsidie] Maatschappelijk Vastgoed Fonds

 

49.910

30.000

55.000

30.000

30.000

30.000

[VRO, art 2, subsidie] verduurzaming Groningen en Noord-Drenthe

 

79.496

78.750

78.250

1.500

1.500

1.500

[VRO, art 2, opdracht] Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie

3.118

3.018

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

[VRO, art 2, opdracht] Energietransitie en duurzaamheid

4.499

3.790

2.900

1.500

3.700

3.700

3.700

[VRO, art 2, opdracht] verduurzaming Groningen en Noord-Drenthe

 

652

     

[VRO, art 2, bijrage ZBO/RWT) Energietransitie en Duurzaamheid

 

2.804

2.084

2.000

1.000

500

500

[VRO, art 2, bijrage ZBO/RWT) verduurzaming Groningen en Noord-Drenthe

 

1.254

1.000

750

750

750

750

[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Isolatie Programma (Lokale aanpak woningisolatie)

722.922

474.834

     

[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed

60.062

  

13.496

9.798

595

10.595

[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie

11.800

17.500

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Isolatie Programma (Soortenmanagement)

58.000

834

281

186

   

[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Verduurzaming Groningen en Noord-Drenthe

4.500

251.387

144.072

141.472

141.187

138.761

137.378

[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Groeifonds

975

498

     

[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] RVO (Uitvoering Energieakkoord)

2.084

2.688

11.180

9.919

10.471

9.942

9.942

[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] Dienst Publiek en Communicatie

2.100

2.303

1.760

1.760

1.760

1.760

1.760

[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] RVO (Energiestransitie en Duurzaamheid)

28.529

30.359

15.185

9.272

8.753

8.653

8.653

[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] Verduurzaming Maatschppelijk Vastgoed

2.952

21.849

     

[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] RVB (circulaire rijksinkopen)

2.418

857

1.981

2.479

2.581

2.574

3.071

[VRO, art 2, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed

 

209

87.711

72.711

47.526

43.424

43.068

[VRO, art 2, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] EGO (innovatie)

1.595

3.238

17.414

22.809

16.744

16.184

17.309

[VRO, art 2, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Handhaving Energielabel C

  

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

[VRO, art 2, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Uitfaseren slechte labels

1.000

911

1.000

    

[KGG, art 31, subsidie] Warmtenetten investeringssubsidie (WIS)

3.116

11.033

57.602

86.109

114.863

151.469

952.104

[KGG, art 31, subsidie] NGF-project NieuweWarmteNu!

17.470

14.059

42.130

42.533

29.244

13.242

30.545

[KGG, art 31, subsidie] Aardwarmte

37.500

12.611

12.828

    

[KGG, art 31, subsidie] WarmtelinQ

 

3.022

16.400

98.525

119.000

56.000

16.000

[KGG, art 31, subsidie] Geothermie (Klimaatfonds)

 

1.946

84.499

29.580

25.729

51

 
        

Mobiliteit

305.042

291.562

597.779

778.087

776.740

719.722

974.851

[IenW, art 14, opdracht] KF: Laadinfra wegverkeer

233

30

 

10.222

4.214

7.060

31.620

[IenW, art 14, opdracht] KF: Laadinfra bouw

  

7.958

88.083

72.023

31.400

27.584

[IenW, art 14, opdracht] Klimaatakkoord

 

2.942

17.761

39.266

45.326

37.736

32.469

[IenW, art 14, opdracht] Programma Vergroening Reisgedrag

1.099

2.172

3.347

7.004

6.187

2.770

37.010

[IenW, art 14, opdracht] Verduurzaming logistiek

12.904

7.444

4.841

4.000

 

10

 

[IenW, art 14, opdracht] KF: Zero-emissie zones

 

250

1.832

2.582

1.664

332

 

[IenW, art 14, subsidie] Elektrisch vervoer

134.941

58.444

29.335

23.228

1.622

  

[IenW, art 14, subsidie] Duurzame mobiliteit

23.226

18.091

25.670

20.100

21.500

18.010

 

[IenW, art 14, subsidie] KF: Laadinfra wegvervoer

8.867

32.832

78.060

97.537

75.987

40.120

27.120

[IenW, art 14, subsidie] KF: Laadinfra bouw

1.360

6.200

7.500

14.000

17.500

  

[IenW, art 14, subsidie] KF: SWIM

0

14.486

7.000

25.000

30.000

40.000

62.000

[IenW, art 14, subsidie] Laad en AanZET

50.136

66.713

42.406

    

[IenW, art 14, subsidie] Vergroenen Reisgedrag

0

1.450

4.250

8.750

8.750

6.000

5.563

[IenW, art 14, bijdrage aan medeoverheden] Duurzame mobiliteit

37.928

25.050

13.940

13.400

11.290

  

[IenW, art 14, bijdrage aan medeoverheden] KF: Laadinfra

13.183

10.000

29.000

    

[IenW, art 15, subsidie] Zero-Emissie Trucks (aanZET)

  

156.000

189.000

195.000

230.000

317.000

[IenW, art 15, subsidie] Private Laadinfrastructuur bij bedrijven

  

66.000

94.000

99.000

114.000

172.946

[IenW, art 15, subsidie] Waterstof in Mobiliteit (SWiM)

  

10.000

10.000

10.000

10.000

6.000

[IenW, art 15, subsidie] Electric Road System (ERS)

  

11.000

26.000

26.000

26.000

26.000

[IenW, art 15, subsidie] Logistieke efficiëntie

  

10.000

10.000

10.000

10.000

20.000

[IenW, art 17, opdracht] KF: Luchtvaartverkeer energie

105

767

539

100

100

100

100

[IenW, art 17, opdracht] KF: Alcohol-to-jet en Duurzame Luchtvaartbrandstoffen

  

200

100

100

100

 

[IenW, art 17, subsidie] Klimaatbeleid

19

 

28

28

   

[IenW, art 17, subsidie] KF: Alcohol-to-jet

  

3.000

13.500

23.591

22.569

23.250

[IenW, art 17, subsidie] KF: Duurzame luchtvaartbrandstoffen

  

2.500

10.250

15.725

13.787

14.988

[IenW, art 17, subsidie] KF: Aandrijftechnologieën

   

5.000

8.000

5.000

 

[IenW, art 18, opdracht] KF: Verduurzaming Zeevaart

 

105

  

100

100

400

[IenW, art 18, opdracht] KF: Verduurzaming Binnenvaart

 

65

1.480

1.875

1.460

1.460

2.226

[IenW, art 18, opdracht] NGF: Maritiem Masterplan

2

2

444

190

3.270

7.250

10.792

[IenW, art 18, subsidie] NGF: Maritiem Masterplan

1.074

25.801

42.740

29.566

21.754

18.940

41.290

[IenW, art 18, subsidie] NGF: Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch

19.705

7.397

3.698

    

[IenW, art 18, subsidie] KF: Walstroom

 

10.471

10.000

7.556

9.577

1.396

1.000

[IenW, art 18, subsidie] KF: Verduurzaming Zeevaart

  

3.300

11.140

18.190

30.680

41.907

[IenW, art 18, subsidie] KF: Verduurzaming Binnenvaart

 

250

3.550

16.310

38.410

44.502

73.176

[IenW, art 18, bijdrage aan agentschappen] NGF-project Maritiem Masterplan RVO

260

600

400

300

400

400

410

        

Landbouw en landgebruik

122.844

120.632

221.077

195.064

176.461

176.779

192.344

[LVVN, art 22, opdracht] Klimaatimpuls Natuur en Biodiversiteit

4.754

2.981

3.088

2.810

2.810

2.810

2.810

[LVVN, art 22, subsidie] Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren

7.354

1.646

300

300

   

[LVVN, art 22, opdracht] Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren

5.621

15.079

47.242

49.351

41.329

29.054

25.760

[LVVN, art 22, opdracht] Duurzame visserij

17.045

17.242

37.098

26.849

6.713

6.701

6.701

[LVVN, art 22, subsidie] Noordzeeakkoord (RVO)

3.655

80

1.996

    

[LVVN, art 21, subsidie] Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen

84.415

83.104

121.853

115.754

125.609

128.414

150.273

[LVVN, art 21, subsidie] Subsidieregeling verduurzaming landbouwwerktuigen (RVO)

 

500

9.500

  

9.800

6.800

        

Sectoroverstijgende maatregelen

793.713

1.259.348

8.092.030

1.037.238

1.077.694

1.102.446

1.083.885

[IenW, art 21, opdracht] KF: Circulair doen en gedrag

72

551

2.456

2.506

2.742

2.792

2.792

[IenW, art 21, opdracht] KF: Plastics norm

211

      

[IenW, art 21, opdracht] KF: Biobased bouwen

24

389

2.993

 

2.493

  

[IenW, art 21, opdracht] Uitvoering duurzame productieketens

8.003

7.621

2.693

2.549

2.028

878

2.170

[IenW, art 21, subsidie] Subsidies duurzame productketens

14.894

19.274

11.586

17.430

9.891

5.908

6.154

[IenW, art 21, subsidie] KF: DEI+CE

 

2.845

7.738

9.768

7.825

2.025

1.125

[IenW, art 21, subsidie] KF: Circulair doen en gedrag

1.009

560

2.610

2.610

3.560

3.510

3.250

[IenW, art 21, subsidie] KF: Plastics norm

3.128

15.297

2.000

    

[IenW, art 21, subsidie] KF: Biobased bouwen

 

80

100

 

320

  

[KGG, art 31, subsidie] Projecten Klimaat en Energieakkoord

1.940

3.482

9.436

5.787

5.462

5.477

4.773

[KGG, art 31, subsidie] Green Deals

6

448

     

[KGG, art 31, subsidie] Overige subsidies

12.492

13.955

23.236

9.983

1.533

1.534

1.535

[KGG, art 31, lening] Lening EBN

24.000

117.000

7.751.000

    

[KGG, art 31, bijdrage aan agentschappen] Bijdrage RVO

146.573

177.550

109.985

107.447

106.768

106.298

106.236

[KGG, art 31, bijdrage aan agentschappen] Bijdrage Nea

16.104

22.069

25.864

26.004

26.167

26.243

26.663

[KGG, art 31, bijdrage aan mede-overheden] Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

565.257

878.227

140.333

853.154

908.905

947.781

929.187

Tabel 12.2 Overzicht fiscale groene subsidies (in duizenden euro)1
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totale fiscale groene subsidies

1.796

1.735

1.473

866

869

847

462

        

Energie-investeringsaftrek (EIA)

259

431

460

454

443

464

459

BPM vrijstelling nulemissievoertuigen

71

      

IB/LB korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

261

226

204

157

96

32

 

MRB halftarief plug-in hybride auto's (3/4-tarief in 2025)

64

34

     

MRB vrijstelling (t/m 2024) en tariefkorting (2025) nulemissievoertuigen

415

405

     

MRB tariefkorting emissievrije personenauto's vanaf 2026

  

196

251

327

348

 

EB salderingsregeling

664

634

609

    

EB verlaagd tarief laadpalen EV

57

      

EB verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

5

5

4

4

3

3

3

X Noot
1

Deze tabel is gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren omdat het criterium is toegepast dat alleen regelingen worden opgenomen die als doel hebben om bij te dragen aan het nationale klimaatbeleid gericht op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening.

Tabel 12.3 Opbrengsten milieu gerelateerde lastenmaatregelen (in duizenden euro)1
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totale opbrengsten

21.757

21.484

22.721

29.495

28.543

28.130

28.644

        

Belastingmaatregelen

       

CO2-heffing afvalverbrandingsinstallaties (AVI's)

   

106

174

275

206

CO2-heffing industrie

 

40

12

    

CO2-heffing glastuinbouw

 

56

67

    
        

Energiebelasting aardgas

6.168

6.106

6.170

6.185

6.068

6.086

6.431

Energiebelasting elektriciteit (inclusief belastingvermindering)

‒ 444

‒ 908

‒ 1.107

‒ 609

‒ 535

‒ 419

‒ 167

        

Kolenbelasting

1

1

 

87

89

83

46

        

Motorrijtuigenbelasting

4.930

5.107

5.494

5.580

5.670

5.829

6.338

Brandstofaccijnzen

7.867

7.742

7.685

9.290

9.244

9.205

9.222

Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm)

1.382

1.463

1.760

1.332

1.271

1.212

1.105

Belasting op zware motorrijtuigen (bzm)

198

204

79

1

   

Vrachtwagenheffing

  

555

1.116

1.121

1.116

1.109

        

Vliegbelasting

745

833

886

1.087

1.181

1.191

1.203

        

Overige lasten

       

Europees emissiehandelssysteem (ETS1)

910

840

1.120

1.280

1.300

1.060

810

Europees emissiehandelssysteem (ETS2)

   

4.040

2.960

2.490

2.340

X Noot
1

Vrachtwagenheffing: de korting voor elektrische vrachtwagens is hierin niet meegenomen.

Tabel 12.4 Bijdragen netbeheerders (in duizenden euro)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totale bijdrages netbeheerders

13.100.000

12.800.000

11.000.000

    
        

[FIN, art 3, lening] Lening TenneT

13.100.000

12.800.000

11.000.000

    

13 FOSSIELE VOORDELEN

Overzicht fossiele voordelen

In deze bijlage wordt, conform toezegging in de Miljoenennota 2024, een geactualiseerd overzicht gegeven met betrekking tot fossiele voordelen in Nederland. Het overzicht bouwt voort op het overzicht dat vorig jaar in bijlage 23 van de Miljoenennota 2025 is opgenomen. De samenstelling is gebaseerd op een ambtelijke analyse, input van stakeholders en doorrekeningen van het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het is een dynamisch overzicht, waarbij in latere jaren op basis van nieuwe inzichten regelingen aan het overzicht kunnen worden toegevoegd of juist kunnen worden verwijderd. Voor het overzicht worden er twee verschillende benaderingen gehanteerd om de omvang van fossiele voordelen in Nederland inzichtelijk te maken. Deze aanpak volgt de methodiek uit de studie ‘Afschaffing fossiele-energiesubsidies: eerder een hersenkraker dan een no-brainer’ van PBL en CPB die in oktober 2023 is gepubliceerd. Voor een uitgebreide beschrijving van de methodieken, de voor- en nadelen van beide benaderingen, en de achterliggende overwegingen, verwijzen wij u naar bijlage 23 "Fossiele Regelingen" in de Miljoenennota 2025.

Box 13.1 Optelling van fossiele voordelen inventarisatie- en externe kostenbenadering

In het overzicht fossiele voordelen in deze bijlage wordt bij de inventarisatiebenadering per subsidieregeling (zoals fiscale vrijstellingen, verlaagde tarieven in heffingen, of financiële tegemoetkomingen vanuit de overheid) die een specifiek voordeel geeft aan een bepaalde groep gebruikers van fossiele energiedragers een budgettair belang genoemd. Dit geeft weer hoeveel uitgaven of gederfde inkomsten gepaard gaan met de respectievelijke regelingen. Dergelijke regelingen worden hier ‘fossiele regelingen’ genoemd.

Het budgettair belang voor alle opgetelde fossiele regelingen in de inventarisatiebenadering in 2025 bedraagt 29,8 miljard euro. Dit bedrag ligt 1,3 miljard hoger dan de inventarisatie van vorig jaar. Het bedrag is vooral toegenomen door het groter verbruik van energiedragers zoals gas, stookolie en kerosine ten opzichte van vorig jaar, waardoor de budgettaire belangen van de hieraan gerelateerde fossiele regelingen zijn gestegen.

Het genoemde budgettair belang is een brutobedrag, waarin gedragseffecten niet zijn meegenomen. Bij afschaffing van alle fossiele regelingen wordt dit bedrag dus niet daadwerkelijk opgehaald. Om tot het nettobedrag te komen, moeten de gedragseffecten nog worden afgetrokken van dit bedrag. Een andere belangrijke kanttekening is dat in deze optelsom geen rekenschap is gegeven van interactie met ander beprijzend beleid. Er kan dus niet per definitie worden geconcludeerd dat afschaffing van geïnventariseerde voordelen vanwege het klimaatbeleid nodig is, want dat is niet het geval als er voldoende alternatief beprijzend en normerend beleid geldt in de ketens van winning tot en met het gebruik van de fossiele energiedragers. Dit is voor beprijzing in kaart gebracht met de externe kostenbenadering.

Het totale bedrag aan fossiele voordelen volgens de externe kostenbenadering komt op basis van de emissies en beprijzing in 2024 uit op 18,0 miljard euro voor emissies die gepaard gaan met het gebruik van fossiele energiedragers (inclusief uitgestelde emissies die worden toegerekend aan niet-energetisch gebruik van fossiele energiedragers) en 23,2 miljard euro voor alle broeikasgasemissies (ook emissies die niet gerelateerd zijn aan het gebruik van fossiele energiedragers worden meegeteld). Belangrijke kanttekening is dat de hoogte van het totaalbedrag conform de externe kostenmethode sterk afhankelijk is van de gekozen referentieprijs.

Het bedrag van de externe kostenbenadering mag niet worden opgeteld bij de inventarisatiebenadering. Het kan er ook niet goed mee worden vergeleken, omdat beide benaderingen verschillende aspecten meten. De regelingen die met de inventarisatiebenadering in kaart zijn gebracht, maken voor zover ze van invloed zijn op het beprijzingsniveau ook onderdeel uit van de externe kostenmethode.

1. Externe kostenbenadering

Onderstaande figuur visualiseert de externe kostenbenadering in de verschillende sectoren voor alle broeikasgasemissies. Aangezien voor het lopende jaar onvoldoende data beschikbaar is, is net als vorig jaar de analyse gemaakt op basis van data uit het voorgaande jaar. Dit betreft in deze bijlage het jaar 2024. De inventarisatiebenadering kijkt daarentegen voor ieder jaar naar data van het lopende jaar, hier dus 2025. De figuur voor de externe kostenbenadering is opgesteld door PBL. De horizontale as toont de totale emissies van broeikasgassen die de relevante basis zijn voor de beprijzing, gebaseerd op de emissies als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen en andere emissies die niet gerelateerd zijn aan fossiele brandstoffen. Op de verticale as wordt de hoogte weergegeven van zowel de expliciete als impliciete prijzen per ton CO2-equivalent. Elk vak in de figuur komt overeen met een bepaald deel van de emissies waarvoor dezelfde CO2-prijs geldt. De breedte van de vakken geeft aan welk deel van de emissies onderhevig is aan deze CO2-prijs. De kleuren geven aan welke beleidsinstrumenten bijdragen aan welk gedeelte van de totale effectieve CO2-prijs. De paarse stippellijn geeft de gebruikte hoogte aan van de externe kosten voor wat betreft het klimaat. Dit geldt als referentieprijs en bedraagt 174 euro/ton CO2 in 2024). Het beprijzingstekort - oftewel ‘fossiele voordeel’ - wordt berekend door het verschil tussen de referentieprijs van de externe klimaatkosten en de geldende CO2 beprijzing te berekenen voor alle broeikasgasemissies in een sector. Hierbij wordt niet gesaldeerd voor eventuele overschotten in beprijzing. Overschotten worden dus niet in mindering gebracht op het beprijzingstekort.

Figuur 13.1 Externe kostenmethode voor alle broeikasgasemissies (emissies en beprijzing in 2024)

Het opgetelde beprijzingstekort is groter dan vorig jaar, wat deels te verklaren is door een lagere ETS1-prijs (in 2023 85,2 euro/ton CO2 en in 2024 66,5 euro/ton CO2) en hogere externe klimaatkosten waar het niveau van beprijzing tegen afgezet wordt dit jaar (in 2023 162 euro/ton CO2 en in 2024 174 euro/ton CO2). In elke sector ligt een deel van het beprijzingsniveau lager dan de gehanteerde referentieprijs voor het beprijzen van externe klimaatkosten van 174 euro/ton CO2.

Tabel 13.1 Beprijzingstekort 2024 per sector (zichtjaar 2024)

Sector

Beprijzingstekort BKG-emissies (in mld.)

Elektriciteit

1,8

Industrie

5,0

Mobiliteit

0,4

Gebouwde omgeving

0,2

Landbouw

4,0

Bunkers scheepvaart

5,5

Bunkers luchtvaart

1,1

Niet-energetisch

5,1

Totaal

23,2

De daling in het beprijzingstekort van het gebruik van bunkerbrand­stoffen door de internationale lucht- en scheepvaart wordt dit jaar verminderd doordat grote schepen (>5000 bruto ton) vanaf 1 januari 2024 onder het ETS vallen. In de gebouwde omgeving is er ten opzichte van de andere sectoren sprake van een klein beprijzingstekort, veel broeikasgasemissies worden hier namelijk belast via de hoge energiebelasting op aardgas. Het beprijzingstekort in de landbouw wordt vooral verzoorzaakt door methaan- en lachgasemissies, die het grootste deel van de onbeprijsde emissies vormen binnen deze sector. In dit overzicht is het beprijzingstekort van bio-energie niet berekend in verband met het klimaatneutrale karakter. In het PBL-rapport ‘Klimaatverandering in de prijzen 2024' dat gelijktijdig met Prinsjesdag wordt gepubliceerd, wordt een nadere toelichting op het integrale overzicht van de externe kostenbenadering gegeven.

Beprijzingsstudies ten aanzien van de klimaatdoelen

De externe effecten van broeikasgasemissies kunnen worden berekend door te kijken wat de schadekosten (op termijn) van één ton broeikasgassen weergeeft, of door te kijken naar de preventiekosten. In de berekening van het beprijzingstekort worden in figuur 13.1 de externe kosten van klimaat berekend volgens de preventiekostenmethode. In deze methode wordt berekend wat de duurste maatregel in een kosteneffectief maatregelenpakket is om het afgesproken klimaatdoel te halen. De preventiekosten van klimaatverandering zijn dus afhankelijk van de kostprijs van verduurzamingstechnieken en van de gehanteerde klimaatdoelstelling. De preventiekosten nemen hierdoor doorgaans toe in de tijd, omdat de benodigde CO2-reductie steeds groter wordt en steeds duurdere technieken moeten worden ingezet om een extra ton CO2 te reduceren. In het Handboek Milieuprijzen (2023) van CE Delft zijn de preventiekosten van klimaatverandering gebaseerd op een studie van het IPCC uit 2018. In deze studie is uitgegaan van een 1,5 graad doelstelling in 2050, met beperkte mogelijkheid tot overshoot. Gecorrigeerd voor prijspeil en discontovoet, komen de preventiekosten uit op € 174/ton CO2 in 2024.

Deze berekende referentie CO2-prijs is echter niet direct gekoppeld aan de sectorale prijsniveaus die nodig zijn om de afgesproken nationale sectordoelen voor 2030 te halen. Naar aanleiding van de aanbeveling uit het rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel (2024) is in de Fiscale strategische agenda 2024 ‒ 2028 daarom aangekondigd om de analyse van de referentie CO2-prijs te verfijnen voor een aantal sectoren en om per sector te berekenen welk (marginaal) beprijzingsniveau nodig is om de afgesproken klimaatdoelen te halen.

Hieronder worden de uitkomsten toegelicht van de verschillende beprijzingsstudies die zijn uitgevoerd. In algemene zin leiden deze studies tot dezelfde conclusie als de analyse die in figuur 13.1 op basis van een generieke CO2-referentieprijs is gedaan: in alle sectoren is extra beprijzing (of normering) nodig om benodigde reductiemaatregelen voldoende rendabel te maken en om burgers, bedrijven en instellingen voldoende te bewegen om te verduurzamen. Het beprijzen van CO2 heeft hiermee een belangrijke rol in het instrumentarium van het klimaatbeleid: het maakt uitstoot van CO2 duurder en geeft hierdoor aan burgers, bedrijven en instellingen een prikkel om hun gedrag aan te passen of om gebruik te maken van schonere techniek. Vanwege de demissionaire status laat dit kabinet het aan het volgende kabinet om op basis van deze studies besluiten te nemen.

De uitgevoerde beprijzingsstudies geven een goed beeld van welke extra beprijzing per sector nodig is om de afgesproken klimaatdoelen te halen. In algemene zin kan worden gesteld dat de CO2-vermijdingsprijs van verduurzamingsmaatregelen in de gebouwde omgeving relatief hoog ligt. Dit komt onder andere doordat isolatie relatief duur is en doordat warmtebronnen zoals een warmtepomp vaak in deellast worden ingezet (en daardoor duurder zijn dan bij inzet in bijvoorbeeld de ETS2-industrie). In de landbouwsector – zowel glastuinbouw als veehouderij is juist relatief veel kosteneffectief potentieel. Tegelijkertijd moet voorzichtigheid worden betracht bij het vergelijken van de exacte hoogte van berekende CO2-prijzen per sector. Dit heeft vier belangrijke redenen. Ten eerste heeft iedere sector een eigen restemissiedoel. Dit doel volgt uit het Klimaatakkoord en klimaatbesluitvorming van 2023. De industrie heeft procentueel bijvoorbeeld een scherper 2030-doel, dan de gebouwde omgeving of glastuinbouw. Ten tweede maakt het voor de benodigde CO2-prijs uit of het gaat om een vlakke CO2-prijs of om een CO2-prijs met een vrijgestelde voet (zoals de CO2-heffing industrie). In het laatste geval is vaak een hogere CO2-prijs nodig (maar wel over een kleinere grondslag), dan wanneer wordt gekozen voor een vlakke CO2-prijs. Ten derde verschillen de doorrekeningen in de onderliggende aannames: in de studie naar beprijzing in de ETS2 en dienstensector is bijvoorbeeld alleen gekeken naar de abatement cost curve, terwijl in andere studies de abatement cost curve is verrijkt met aanvullende modelanalyses, waarin bijvoorbeeld ook rekening wordt gehouden met het investeringsritme van bedrijven en een bepaalde overstapdrempel. Dit leidt tot hogere CO2-prijzen, omdat burgers, bedrijven en instellingen niet altijd direct een reductiemaatregel nemen als die financieel net rendabel is geworden. Ten vierde is relevant in hoeverre beprijzing wordt gecombineerd met ander normerend en/of subsidiërend beleid. Zo is in de gebouwde omgeving een aanzienlijk lagere beprijzing nodig, wanneer ook gebruik wordt gemaakt van normering. En in de industrie en glastuinbouwsector heeft bijvoorbeeld de SDE++ subsidie een grote impact.

Gebouwde omgeving

De studie, uitgevoerd door CE Delft (2025)28 onderzoekt welke normerende en beprijzende beleidsinstrumenten nodig zijn om het restemissiedoel van 9,7 Mton CO₂ (woningen deel van de gebouwde omgeving) in 2030 te halen. In 2030 worden de emissies van het aardgasverbruik in woningen beprijsd via de energiebelasting en ETS2. De totale CO2-prijs bedraagt 389 euro/ton CO2 in 2030. Uitgaande van de technische levensduur (15 jaar), zijn in theorie voldoende verduurzamingsmaatregelen in voldoende woningen rendabel om het restemissiedoel van 2030 te halen. Bij een kortere terugverdientijd van 10 jaar is dit nog niet het geval. Daarnaast spelen niet alleen rentabiliteitsafwegingen een rol bij huishoudens om wel of niet verduurzamingsmaatregelen te nemen: CE Delft heeft aangenomen dat 15% van de rendabele maatregelen daadwerkelijk worden genomen in 2030. Om te zorgen dat voldoende verduurzamingsmaatregelen worden genomen om het restemissiedoel voor 2030 te halen, is daarom extra beprijzing en/of normering nodig. Beprijzing en subsidiëring kan hierbij worden ingezet om verduurzamingsmaatregelen (extra) financieel rendabel te maken, terwijl normering zorgt voor een ‘stok achter de deur’ zodat huishoudens en gebouweigenaren de maatregelen daadwerkelijk gaan toepassen. In de studie zijn hiervoor verschillende pakketten door CE Delft doorgerekend: wanneer het doel wordt gehaald door alleen extra te beprijzen via een hogere energiebelasting op aardgas, is omgerekend een extra CO2-prijs van 492 euro/ton CO2 nodig. De totale CO2-prijs zou hiermee uitkomen op circa 880 euro/ton CO2. Indien extra beprijzing wordt gecombineerd met normering (verplichte isolatie tot de standaard voor koopwoningen op transactiemomenten, verplichte uitfasering energielabel E, F en G voor huurwoningen en normering verwarmingsinstallaties bij vervangingsmoment) en met subsidiëring (0% rente financiering via Warmtefonds voor lagere inkomens en extra middelen Nationaal Isolatieprogramma) is een extra CO2-prijs van circa 55 euro/ton CO2 nodig. De veel lagere benodigde CO2-prijs komt doordat in dit scenario de beprijzing wordt gecombineerd met normering.

ETS2-industrie en dienstensector

Onderzoeksbureau Kalavasta heeft onderzoek29 gedaan naar het benodigd beprijzingsniveau in de ETS2-industrie (kleine en middelgrote industriële bedrijven) en de dienstensector. Voor deze sectoren is een indicatief restemissiedoel van 1,8 Mton CO2 voor ETS2-industrie en 3,0 Mton CO2 voor de dienstensector in 2030 aangenomen. Uit het onderzoek van Kalavasta blijkt dat de ETS2-industrie bij realisatie van al het rendabele emissiereductiepotentieel het indicatieve restemissiedoel van 1,8 Mton CO₂ in 2030 kan behalen met het huidige beleid. Er is geen extra CO2-heffing nodig om additioneel emissiereductiepotentieel rendabel te maken. Zonder beprijzing en subsidies ligt de CO2-vermijdingsprijs voor technieken die nodig zijn voor het indicatieve restemissiedoel van 2030 rond de 200 euro/ton CO2. Deze onrendabele top wordt met de energiebelasting op aardgas en ETS2 volledig afgedekt. Relevant hierbij is dat de energiebelastingtarieven op gas (in schijf 3 en 4) tussen 2023 en 2030 sterk toenemen; zonder deze stijging zou de beprijzing te laag zijn om voldoende reductiemaatregelen rendabel te maken. Om na 2030 de resterende emissies volledig te reduceren, moeten naar verwachting duurdere technieken worden ingezet. Een stijging van de CO2-prijs na 2030 tot 550 euro/ton CO2 is nodig om deze technieken volledig rendabel te maken met alleen beprijzing. Van deze technieken kent met name groene waterstof een hoge onrendabele top: zonder groene waterstof is de benodigde stijging van de CO2-prijs na 2030 circa 350 euro/ton CO2 in de ETS2 industrie. Het onderzoek van Kalavasta laat zien dat de CO2-vermijdingsprijs in de dienstensector (gebouwde omgeving) aanmerkelijk hoger ligt dan bij de ETS2-industrie. Een groot deel van de emissies in de dienstensector komt door verwarming van gebouwen, maar zwembaden vallen bijvoorbeeld ook onder deze sector. De hogere benodigde CO2-vermijdingsprijs komt onder andere doordat bijvoorbeeld warmtepompen in de industrie vaker op vollast (en daardoor efficiënter) draaien, dan bij inzet in woningen. Daarnaast is voor het verduurzamen van gebouwen extra isolatie nodig, wat een hoge onrendabele top kent. Zonder beprijzing en subsidies bedraagt de benodigde CO2-vermijdingsprijs om het indicatieve restemissiedoel voor 2030 te realiseren circa 550 euro/ton CO2. Inclusief de bestaande energiebelasting op aardgas, ETS2 en bestaande subsidies daalt het beprijzingsgat aanzienlijk en is ten opzichte van het basispad een aanvullende CO2-prijs van circa 100 euro/ton CO2 nodig. Richting klimaatneutraliteit zijn meer en duurdere technieken (met name isolatie) nodig. Indien de onrendabele top volledig met beprijzing wordt afgedekt, dan zou een verhoging van de CO2-prijs met meer dan 1000 euro/ton CO2 nodig zijn.

ETS1-Industrie

Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft in 2024 onderzoek30 gedaan naar het benodigd tarief van de CO2-heffing industrie om het restemissiedoel van 29,7 Mton in 2030 te borgen (aanscherping van de reductiedoelstelling voor afvalverbrandingsinstallaties met 1 Mton is hierin niet meegenomen) . Het gaat hierbij om de marginale CO2-prijs: over de emissies onder het restemissiedoel hoeft geen CO2-heffing te worden betaald. Om voldoende reductiemaatregelen (voor het restemissiedoel van 2030) rendabel te maken, is in theorie een stijging van de CO2-prijs van 150 euro/ton CO2 naar circa 265 euro/ton CO2 in 2030 nodig. In deze berekeningen is rekening gehouden met subsidies, zoals SDE++, maar maatwerksubsidies zijn niet meegenomen. Belangrijke kanttekening bij deze berekening is dat de randvoorwaarden op orde moeten zijn om investeringen in verduurzamingsmaatregelen in de praktijk ook mogelijk te maken.

Veehouderij en akkerbouw

Kalavasta (2025)31 heeft onderzoek gedaan naar de haalbaarheid en effecten van een broeikasgasemissieheffing ofwel een emissierechtenstelsel met verhandelbare rechten voor de veehouderij en akkerbouw. In deze studie is uitgegaan van een indicatief restemissiedoel van 13,6 Mton in 2030 en 12,5 Mton in 2035. Vanwege de benodigde implementatietermijn van een beprijzingsstelsel, leidt dit waarschijnlijk vooral na 2030 tot extra CO2-reductie. Met name in de melkveehouderij en varkenshouderij, kan beprijzing sterk bijdragen aan de doelen richting 2035 en 2040. Dit geldt niet voor de akkerbouw, waar beprijzing vanwege de lage emissie-intensiteit alleen bij extreem hoge prijzen tot verduurzaming leiden. Gemiddeld genomen is een heffingstarief van 49 euro/CO2 nodig om het indicatieve restemissiedoel van 2035 te halen. Het gaat hierbij om een vlakke heffing, die geldt over alle emissies van het bedrijf. Indien wordt gewerkt met een vrijgestelde voet – waarbij alleen heffing hoeft te worden betaald over het deel van de emissies boven het reductiedoel – is met 264 euro/ton CO2 een veel hogere beprijzing nodig. Dit komt doordat de beprijzing dan geldt voor een veel kleinere grondslag. Een heffing met vrijgestelde voet of terugsluis (bij een vlakke heffing) heeft als voordeel dat minder bedrijven noodgedwongen stoppen en in de doorrekening meer bedrijven kiezen voor een transitiepad met emissiereducerende maatregelen. Een emissierechtenstelsel met uitgifte van rechten op basis van historische emissies bevat deze elementen ook. De resultaten leveren waardevolle inzichten voor het ontwikkelen van een mogelijk (beprijzings)instrument in deze sectoren en kunnen gebruikt worden bij het traject van afrekenbare bedrijfsgerichte emissienormen. Voor de daadwerkelijke invoering van een beprijzingsstelsel zijn echter nog aanvullende stappen nodig, onder meer op het gebied van de uitvoering. Bovendien geven de onderzoekers van Kalavasta aan dat de invoer van CO₂-beprijzing binnen deze sectoren om nadere afwegingen vraagt, waarbij ook bredere economische, sociale en politieke aspecten in ogenschouw moeten worden genomen.

Glastuinbouw

Onderzoekbureaus Kalavasta en Berenschot hebben onderzoek gedaan naar het benodigde beprijzingsniveau in de glastuinbouwsector om het afgesproken restemissiedoel van 4,3 Mton in 2030 voldoende te borgen. De CO2-emissies van de glastuinbouw worden in het basispad beprijsd via de energiebelasting op aardgas en een aparte CO2-heffing. Een groot deel van het aardgasverbruik van tuinders is binnen de energiebelasting op dit moment vrijgesteld, omdat veel tuinders een warmtekrachtkoppeling installatie (WKK) hebben en gebruik kunnen maken in de energiebelasting van een inputvrijstelling voor gebruik van aardgas bij elektriciteitsopwekking. Deze vrijstelling wordt richting 2030 stapsgewijs beperkt. Tegelijkertijd wordt het verlaagd energiebelastingtarief voor de glastuinbouw stapsgewijs verhoogd en is per 2025 een aparte CO2-heffing voor de glastuinbouw geïntroduceerd. Per saldo komt de gemiddelde CO2-prijs in 2030 uit op circa 86 euro/ton CO2 (waarvan 68 euro/ton CO2 via de energiebelasting en 17,7 euro/ton CO2 via de aparte CO2-heffing). Het gaat om een gemiddelde met grote verschillen tussen de tuinders. Een tuinder met alleen een gasketel betaalt bijvoorbeeld een hogere CO2-prijs. Desalniettemin ligt de gemiddelde CO2-prijs in de glastuinbouwsector gemiddeld significant lager dan in andere sectoren, zoals de ETS2-industrie, dienstensector of voor woningen. Om voldoende verduurzamingsmaatregelen rendabel te maken voor het restemissiedoel van 4,3 Mton in 2030, is een stijging van de CO2-prijs naar circa 121 euro/ton CO2 nodig. Dit is een stijging van de CO2-prijs met circa 35 euro/ton CO2. In deze berekening is aangenomen dat tuinders gebruik kunnen maken van de SDE++. Dit heeft een grote impact op de benodigde CO2-prijs. Indien tuinders in toekomstige jaren geen gebruik meer kunnen maken van de SDE++, dan zou de benodigde CO2-prijs stijgen naar circa 243 euro/ton CO2.

2. Inventarisatiebenadering

Het kabinet heeft volgens dezelfde methodiek als in de voorgaande publicaties Miljoenennota een brede inventarisatie uitgevoerd van de regelingen die zijn te kwalificeren als fossiele regelingen volgens de inventarisatiebenadering. Het overzicht van fossiele regelingen is gesplitst in drie tabellen:

  • 1. Tabel 1: fiscale fossiele brandstof regelingen (lastenkant).

  • 2. Tabel 2: overige fiscale regelingen m.b.t. non-energetisch en indirect (lastenkant).

  • 3. Tabel 3: niet-fiscale regelingen met een directe relatie tot fossiel energiegebruik (uitgavenkant).

In de tabellen is per regeling een korte toelichting opgenomen met 1) een korte beschrijving van de maatregel, 2) eventuele juridische aandachtspunten en 3) ander relevant beprijzend beleid. Voor een aantal regelingen geldt dat het weergegeven voordeel niet volledig ‘fossiel’ is en dus een overschatting is, omdat een deel van het voordeel ook naar niet-fossiele energiedragers gaat. Als moeilijk te bepalen is welk deel van het energiegebruik fossiel is, is bij de berekeningen aangenomen dat het volledige energiegebruik fossiel is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de belastingvermindering in de energiebelasting. Om deze reden is het berekende budgettaire belang hoger dan wat daadwerkelijk aan fossiele energie kan worden toegerekend.

In tekstvak 13.2 is een overzicht opgenomen van de beleidswijzigingen ten opzichte van het overzicht in de Miljoenennota 2025 (2024) en toekomstige beleidswijzigingen ten opzichte van onderstaand overzicht.

Box 13.2 Beleidswijzigingen fossiele regelingen

In onderstaande tabel is ten eerste weergegeven wat de impact is van beleidsmatige wijzigingen op de omvang van regelingen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen beleid dat reeds in werking is getreden en beleid dat is aangekondigd en nog (deels) in werking moet treden. Dit gaat bijvoorbeeld over toekomstige wijzigingen die al in Belastingplan 2024 waren opgenomen zoals het afschaffen verlaagd tarief in de energiebelasting voor glastuinbouw (met een afbouwpad van 2025 tot 2035) en het beperken van de inputvrijstelling voor elektriciteitsopwekking in de energiebelasting (met een ingroeipad van 2025 tot 2030). Om een goede vergelijking te kunnen maken met het overzicht van 2024, wordt in de berekening de grondslag (zoals energieverbruik) en het prijspeil gelijk gehouden aan het niveau van 2025. Ten tweede is er ook opgenomen welke beleidsmatige wijzigingen ten opzichte van het moment van publicatie van het overzicht in de MJN2025 zijn aangekondigd. Dit zijn onder andere de afschaffing van de kolenbelasting duaal en non-energetisch verbruik, dit is opgenomen in het Belastingplan 2025, en de verhoging van de belastingvermindering die in het Belastingplan 2026 is voorgesteld. Tot slot wordt weergegeven welke beleidsmatige wijzigingen in werking zijn getreden het afgelopen jaar ten opzichte van het overzicht in de MJN2025. Dit zijn tariefwijzigingen of de afbouw van regelingen die afgelopen jaar hebben plaatsgevonden. Regelingen waaraan gedacht kan worden zijn de wijzigingen in de tarieven van de energiebelasting en de afschaffing van de bpm-vrijstelling voor bestelauto ondernemers per 2025. Al de weergegeven wijzigingen in de tabel hieronder zijn reeds verwerkt in de geactualiseerde overzichten (Overzicht I, II en III).

Tabel 13.2 Voorgestelde beleidswijzigingen fossiele voordelen (grondslag o.b.v. jaar 2025 en tarieven o.b.v. eindsituatie)

Regeling

Budgettair belang (zie ook overzicht I, II en III)

Toelichting

Beleidswijzigingen m.b.t. uitbreiding en afbouw fossiele regelingen die in de toekomst in werking zullen treden

Afschaffen verlaagd tarief in de energiebelasting voor glastuinbouw met afbouwpad tot 2035)

‒ 114

Opgenomen in Belastingplan 2024

Beperken inputvrijstelling elektriciteitsopwekking in de energiebelasting met ingroeipad tot 2030

‒ 158

Opgenomen in Belastingplan 2024

Het kwarttarief voor kampeerauto in de mrb wordt versoberd naar een halftarief vanaf 2026.

‒ 133

Opgenomen in Belastingplan 2024

Het kwarttarief in de mrb voor paardenvervoer komt te vervallen vanaf 2026,

‒ 2

Opgenomen in Belastingplan 2024

De mrb vrijstelling voor oldtimers wordt vanaf 2028 versoberd naar een vrijstelling voor auto's met bouwjaar tot 1988.

‒ 145

Opgenomen in Belastingplan 2024

De teruggave voor geldtransport in de bpm wordt per 2026 afgeschaft.

0

Opgenomen in Belastingplan 2024

Het nihiltarief in de mrb voor OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas wordt per 2030 afgeschaft.

0

Opgenomen in Belastingplan 2024

De verlaagde brandstoftoeslag in de mrb voor personen- en bestelauto's op CNG, LNG of LPG vervalt per 2026.

-

Opgenomen in Belastingplan 2024

Degressiviteit energiebelasting aardgas. Beleidswijzigingen tot 2030

‒ 90

Opgenomen in Belastingplan 2023 + Hoofdlijnenakkoord 2024

Degressiviteit energiebelasting elektriciteit. Beleidswijzigingen tot 2030

‒ 886

Opgenomen in Belastingplan 2023 + Hoofdlijnenakkoord 2024

Afschaffen kolenbelasting duaal en non-energetisch verbruik per 1-1-2027.

‒ 79

Opgenomen in Belastingplan 2025

De afschaffing van de verlaging van de brandstoftoeslag in de mrb voor personen- en bestelauto's op CNG, LNG of LPG wordt teruggedraaid.

-

Opgenomen in Belastingplan 2025

Gematigd tarief in de mrb voor de rijdende winkel vervalt per 2026

0

Opgenomen in Belastingplan 2025

Er is budget vrijgemaakt voor de subsidieregeling indirecte kostencompensatie ETS (IKC) tot 2028

‒ 167,4

Opgenomen in Voorjaarsnota 2025

Structurele verhoging belastingvermindering energiebelasting t.o.v. het basispad per 2026 (excl. btw)

85

Voorgesteld in Belastingplan 2026

Kwarttarief werktuig of werkplaats wordt afgeschaft per 2028

0

Voorgesteld in Belastingplan 2026

Het kwarttarief kermis- en circusvoertuigen wordt afgeschaft per 2028

0

Voorgesteld in Belastingplan 2026

Teruggaaf bedrijfsvoertuigenpark vrachtauto’s vervalt per 2026

0

Voorgesteld in Belastingplan 2026

TOTAAL

‒ 1.774

 

Beleidswijzigingen m.b.t. uitbreiding en afbouw van fossiele regelingen die in werking zijn getreden sinds MJN2025 (- is afbouw)

Degressiviteit energiebelasting aardgas, tariefaanpassingen per 1-1-2025

‒ 322

Opgenomen in Belastingplan 2023 + Hoofdlijnenakkoord 2024

Degressiviteit energiebelasting elektriciteit, tariefaanpassingen per 1-1-2025

‒ 180

Opgenomen in Belastingplan 2023 + Hoofdlijnenakkoord 2024

Verhoging verlaagd tarief in de energiebelasting voor glastuinbouw, eerste stap afbouwpad in 2025

‒ 8

Opgenomen in Belastingplan 2024

Beperking inputvrijstelling elektriciteitsopwekking in de energiebelasting, eerste stap ingroeipad in 2025

‒ 151

Opgenomen in Belastingplan 2024

Afschaffing vrijstelling in de bpm voor bestelauto ondernemers

‒ 1.089

Opgenomen in Belastingplan 2023

TOTAAL

‒ 1.750

 
Tabel 13.3 Overzicht I - fiscale fossiele brandstof regelingen

Definitie: Gederfde overheidsinkomsten (o.a. belastingteruggaven of vrijstellingen) gerelateerd aan het (directe) gebruik van (fossiele) energie.

*Voor de met een * gemarkeerde regelingen is reeds een besluit genomen over een afbouwpad (zie toelichting voor meer informatie)1

Maatregel

Budgettaire omvang per jaar in mln. euro (2025)

Benchmark: reguliere tarief (tenzij anders aangegeven)

Juridisch mogelijk om nationaal aan te passen?

Ander relevant beprijzend beleid

Energiebelasting

Verlaagd EB tarief glastuinbouw*

114

Ja

CO2-heffing glastuinbouw (per 2025) en ETS2 vanaf 2027.

Vrijstellingen EB voor aardgasgebruik voor metallurgische en mineralogische procedés

163

Ja

ETS1, CO2-heffing industrie* en CO2-minimumprijs*

Vrijstelling EB voor elektriciteit gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procedés

10

Ja

ETS1 en CO2-minimumprijs*

Inputvrijstelling aardgas elektriciteitsopwekking*

876

Ja. De inputvrijstelling is vastgelegd in de ETD, maar kan Nederland - mits uit milieubeleidsoverwegingen – zelf op nationaal niveau aanpassen.

Verschilt per belastingplichtige: deels ETS1 en deels (vanaf 2027) ETS2

Belastingvermindering energiebelasting (vast bedrag per elektriciteitsaansluiting)

4.797

Ja

ETS2 (vanaf 2027)

Degressieve tariefstructuur energiebelasting aardgas

2.919

Ja, mits tarieven minimaal gelijk zijn aan de minimumbelastingtarieven uit de ETD

ETS1, CO2-heffing industrie*, ETS2 (vanaf 2027)

Degressieve tariefstructuur energiebelasting elektriciteit

2.529, met afslag voor aandeel hernieuwbare energie van 52% (percentage is extrapolatie van CBS-data).

Ja, mits tarieven minimaal gelijk zijn aan de minimumbelastingtarieven uit de ETD

ETS1, CO2-heffing industrie*, ETS2 (vanaf 2027)

Teruggaveregeling energiebelasting voor instellingen

30

Ja

ETS2 vanaf 2027

Vrijstelling (artikel 51) en nultarief (artikel 59) voor energieproducten die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet

88

Nee, art. 21, lid 3 ETD:

Het verbruik van energieproducten binnen een bedrijf dat energieproducten produceert, wordt niet beschouwd als een belastbaar feit waardoor belasting verschuldigd wordt, indien dat verbruik bestaat uit binnen het bedrijf geproduceerde energieproducten.

Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en CO2-heffing

Teruggaafregeling energiebelasting voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen)

0

Nee, in overeenstemming met artikel 14, lid 1 c van Richtlijn 2003/96/EG ('Energy Taxation Directive', 'ETD'), komen exploitanten van commerciële schepen die aardgas als brandstof gebruiken voor de vaart op communautaire wateren in aanmerking voor teruggave van energiebelasting. Deze teruggave is van toepassing op aardgas dat wordt gebruikt als brandstof voor vaartuigen, inclusief de visserij, en geldt niet voor particuliere pleziervaartuigen.

ETS2 vanaf 2027

Kolenbelasting

Vrijstellingen in de kolenbelasting voor duaal en non-energetisch verbruik*

79

Ja

Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en de CO2-heffing industrie*

Vrijstelling gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking

37

Ja. De inputvrijstelling is vastgelegd in de ETD, maar kan Nederland - mits uit milieubeleidsoverwegingen – zelf op nationaal niveau aanpassen.

ETS1 en de CO2-minimumprijs*. Interfereert ook met wettelijke verbod op gebruik kolen bij elektriciteitsproductie per 2030.

Accijns

Raffinaderijvrijstelling

296

Deels: de vrijstelling voor minerale oliën die extern worden ingekocht en vervolgens direct energetisch in het proces worden ingezet, kan op nationaal niveau worden afgeschaft. De vrijstelling voor minerale oliën die in de raffinaderij zelf worden geproduceerd en energetisch worden ingezet, is verplicht volgens de ETD.

Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en de CO2-heffing industrie*.

Lager accijnstarief voor diesel, dan voor benzine

1.657

Ja

Dieseltoeslagen bpm/mrb

ETS2 (per 2027)

Lager accijnstarief voor LPG dan voor benzine

271

Ja

ETS2 (per 2027)

Vrijstelling gebruik van kerosine in het luchtverkeer

2.845

Deels: gebruik van kerosine in het internationale luchtverkeer is verplicht vrijgesteld in de ETD. Daarnaast geldt dat wederuitvoer of uitvoer onder de accijns geen belastbare feiten zijn, waardoor de kerosine voor vluchten buiten de EU evengoed niet belast kan worden. De vrijstelling van kerosine bij binnenlandse vluchten kan wel nationaal worden afgeschaft. Eerdere afschaffing is teruggedraaid i.v.m. zeer beperkte opbrengsten en o.a. hoge uitvoeringskosten

Vliegbelasting: per vertrekkende passagier vanaf een Nederlandse luchthaven. Per 2027 wordt de vliegbelasting gedifferentieerd op basis van afstand

ETS 1: Binnenlandse en internationale vluchten tussen Europese luchthavens

CORSIA: internationale luchtvaart

Vrijstelling gebruik van stookolie (met name zeescheepvaart)

5.952

Nee, energieproducten die worden gebruikt in de commerciële zeescheepvaart zijn verplicht vrijgesteld van accijns in de ETD. Daarnaast geldt dat wederuitvoer of uitvoer onder de accijns geen belastbare feiten zijn, waardoor de stookolie voor scheepvaart naar buiten de EU evengoed niet belast kan worden.

 

ETS1

Vrijstelling gebruik van diesel/benzine (met name binnenvaart en werktuigen op schepen/pontons)

1.260

Ja, het heffingsverbod accijns op energieproducten die worden gebruikt voor de binnenvaart staat in het gasolieprotocol. Nederland zou dat gasolieprotocol eenzijdig kunnen opzeggen (mogelijk in strijd met Herziene Rijnvaartakte2). Diesel die wordt gebruikt in de zeescheepvaart is verplicht vrijgesteld op basis van de ETD en kan niet op nationaal niveau worden afgeschaft.

ETS2 vanaf 2027

Btw*

Btw-vrijstelling kerosine

9

Nee, er geldt een verplicht btw-nultarief in de Europese btw-richtlijn.

Vliegbelasting

* In deze tabel is alleen het budgettair belang per afzonderlijke regeling weergegeven. De doorwerking van de btw over de andere belastinggrondslagen is een tweede orde gedragseffect en wordt hier niet meegenomen. Een lagere btw-opbrengst over energie door de degressieve tariefstructuur van de energiebelasting is daarom bijvoorbeeld buiten beschouwing gelaten in het overzicht.

X Noot
1

X Noot
2

wetten.nl - Regeling - Herziene Rijnvaartakte - BWBV0003363

Toelichting regelingen overzichtstabel 1

Verlaagd energiebelastingtarief glastuinbouw

Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt onder voorwaarden een verlaagd tarief in de eerste, tweede en derde belastingschijf. Deze verlaagde tarieven zijn geïntroduceerd om de belastingdruk op energie in de glastuinbouw gelijk te houden met de belastingdruk op energie in de energie-intensieve industrie. De glastuinbouw kent namelijk veel kleine energie-intensieve bedrijven, waardoor er door het degressieve stelsel een relatief hoog tarief voor energiebelasting wordt betaald. De Europese Commissie heeft de verlaagde tarieven voor de glastuinbouw als geoorloofde staatssteun beoordeeld. De Europese Commissie heeft een goedkeurende beschikking van staatssteun verleend tot en met 2024. In de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw in het Belastingplan 2024 is vastgelegd dat het verlaagd tarief tussen 2025 en 2035 stapsgewijs geheel wordt afgebouwd.

Vrijstellingen energiebelasting aardgas voor metallurgische en mineralogische procedés en voor elektriciteit gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procedés

Voor aardgas voor mineralogische en metallurgische processen en elektriciteit voor metallurgische procedés gelden vrijstellingen van de energiebelasting. Het gaat dan bijvoorbeeld om het verwarmen van ovens voor keramische processen of het smelten van staal. Dit verbruik valt buiten de werkingssfeer van de EU-Richtlijn energiebelastingen, dus het staat de Europese lidstaten vrij om hier een eigen fiscale behandeling voor te kiezen. De meeste Europese lidstaten kiezen ervoor om dit verbruik vrij te stellen.

Inputvrijstelling aardgas elektriciteitsopwekking

Het aardgasverbruik dat wordt ingezet in een installatie waarmee elektriciteit wordt opgewekt was voor 2025 vrijgesteld van energiebelasting, mits de omzettingsefficiëntie naar elektriciteit van deze installatie meer dan 30% is. De gedachte achter deze vrijstelling is dat wordt voorkomen dat zowel belasting wordt geheven op aardgas als de elektriciteit die daarmee wordt opgewekt en geleverd via het net, dus dat er twee maal in de keten wordt belast. Het aardgasverbruik dat wordt omgezet in warmte output wordt daardoor ook niet belast, terwijl dit niet later in de keten wordt belast. In de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw is in het Belastingplan 2024 vastgelegd dat de hoogte van de inputvrijstelling afhankelijk is van de elektriciteit die met de installatie wordt opgewekt. De inputvrijstelling wordt hiermee tussen 2025 ‒ 2030 stapsgewijs ingeperkt.

Belastingvermindering energiebelasting

De energiebelasting kent een belastingvermindering per elektriciteitsaansluiting op een WOZ-object met een verblijfsfunctie. Alle huishoudens en het overgrote deel van alle bedrijven met een elektriciteitsaansluiting ontvangen deze belastingvermindering. Momenteel is de energiemix in Nederland nog voor het merendeel van fossiele oorsprong. Naarmate de energiemix minder gebaseerd is op fossiele energiedragers, neemt de omvang van het fossiele voordeel binnen de belastingvermindering af. Omdat niet precies te herleiden is voor welk deel het energiegebruik fossiel is van partijen die voor de belastingvermindering in aanmerking zijn gekomen, is het budgettaire belang van de gehele belastingvermindering in de tabel opgenomen. In de praktijk is dit dus niet in zijn geheel daadwerkelijk een fossiel voordeel.

Degressieve tariefstructuur energiebelasting aardgas en elektriciteit

In de energiebelasting wordt een degressieve tariefstructuur gehanteerd. De degressieve structuur wordt gehanteerd met het oog op de concurrentiepositie van grotere afnemers van gas en elektriciteit ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten. Door de relatief hoge energiebelastingtarieven op het eerste deel van het verbruik gaat met name voor de gebouwde omgeving een energiebesparingsprikkel uit van de energiebelasting. De belastingvermindering drukt tegelijkertijd het bedrag van de totale energiebelasting op de energierekening met name voor huishoudens.

Teruggaveregeling energiebelasting voor religieuze en non- profitinstellingen

De teruggaveregeling van energiebelasting over het aardgas- en elektriciteitsverbruik van religieuze en non-profit instellingen geldt voor het verbruik in een onroerende zaak die is bestemd voor een openbare eredienst of het houden van een bezinningsbijeenkomst van levensbeschouwelijke aard of die in gebruik is door een algemeen nut beogende instelling. Uitgezonderd zijn instellingen die hoofdzakelijk werkzaam zijn op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs. Het gaat dus hoofdzakelijk om gebouwen met een religieuze aard en non-profit instellingen. Deze hebben recht op teruggave van de helft van de door hen betaalde energiebelasting.

Vrijstelling in de energiebelasting voor energieproducten die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet

Voor raffinaderijen geldt een uitzondering voor energieproducten die ontstaan op de productielocatie zelf (artikel 51 Wet belastingen op milieugrondslag). Naast deze specifieke vrijstelling geldt in algemene zin (dus niet alleen voor raffinaderijen) een nihiltarief voor restgassen die ontstaan en worden ingezet op de eigen locatie (artikel 59 Wet belastingen op milieugrondslag). Het gaat dan bijvoorbeeld om restgassen uit een productieproces die voor ondervuring worden gebruikt. De facto is dit verbruik daarmee van heffing vrijgesteld. Deze verplichte vrijstellingen vallen onder de EU-Richtlijn energiebelastingen en Nederland kan deze daarom niet zelfstandig afschaffen.

Teruggaveregeling energiebelasting voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen)

In overeenstemming met de EU-Richtlijn energiebelastingen komen exploitanten van commerciële schepen die aardgas als brandstof gebruiken voor de vaart op communautaire wateren in aanmerking voor teruggave van energiebelasting. Deze teruggave is van toepassing op aardgas dat wordt gebruikt als brandstof voor vaartuigen, inclusief die van de visserij, en geldt niet voor particuliere pleziervaartuigen.

Vrijstellingen in de kolenbelasting voor duaal gebruik en non-energetisch gebruik van kolen

Duaal en non-energetisch gebruik van kolen zijn vrijgesteld in de kolenbelasting. De EU-Richtlijn energiebelastingen voorziet in de mogelijkheid daartoe. Het overgrote deel van het vrijgestelde kolengebruik valt onder de cokes-, ijzer- en staalindustrie. Voor buitenlandse concurrenten gelden ook vrijstellingen. Emissies van deze sectoren worden op Europees niveau beprijsd onder het EU ETS. In het Belastingplan 2025 is opgenomen om de vrijstelling in de kolenbelasting voor duaal en non-energetisch gebruik per 1 januari 2027 af te schaffen.

Vrijstelling gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking

Gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking is vrijgesteld in de kolenbelasting. Uitfasering van kolengebruik voor elektriciteitsopwekking per 2030 wordt geborgd door de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie.

Raffinaderijvrijstelling in de accijns

De accijns moet worden betaald wanneer het accijnsgoed wordt uitgeslagen tot verbruik. Dat is in principe het geval als de goederen de accijnsgoederen­ plaats verlaten. In een accijnsgoederenplaats kunnen onder schorsing van accijns accijnsgoederen worden geproduceerd of verwerkt. Als voorbeeld is bij de levering van benzine aan het benzinestation sprake van uitslag tot verbruik en dient de leverancier accijns te betalen. Accijns is alleen verschuldigd bij minerale oliën die worden gebruikt als motorbrandstof of verwarmingsbrandstof (energetische verbruik van accijnsgoederen, bijvoorbeeld de inzet van benzine in auto’s). Niet-energetisch gebruik van minerale oliën, bijvoorbeeld gebruik als grondstof, valt niet onder de accijns. Ruwe olie wordt niet gebruikt als motorbrandstof of verwarmingsbrandstof, maar wordt eerst verwerkt in een raffinaderij tot bruikbare producten. Ruwe olie valt daarmee niet onder de reikwijdte van accijns.

Wanneer minerale oliën als brandstof worden gebruikt voor het produceren/ verwerken van minerale oliën, dan geldt er in de Wet op de accijns een vrijstelling (artikel 2, lid 9). In dit kader kan worden gedacht aan minerale oliën die in raffinaderijen worden gebruikt voor de verhitting van benodigde installaties.

De vrijstelling onder artikel 2, lid 9 kan worden gesplitst in twee delen:

  • 1. Minerale oliën die extern worden ingekocht en vervolgens direct energetisch worden ingezet in het raffinaderijproces, bijvoorbeeld ter ondervuring. Dit deel van de vrijstelling is optioneel onder de ETD en kan Nederland dus zelfstandig afschaffen. Naar verwachting zal de budgettaire opbrengst nihil zijn, omdat raffinaderijen vrijwel geen minerale oliën extern inkopen en direct energetisch inzetten.

  • 2. De minerale oliën die binnen de raffinaderij worden geproduceerd en in plaats van levering aan een externe partij zelf energetisch worden ingezet in de raffinaderij. Dit deel is verplicht vrijgesteld onder de Europese Richtlijn energiebelastingen (ETD) en Nederland kan dit dus niet zelfstandig afschaffen.

Accijns – Lager accijnstarief voor diesel, dan voor benzine

In de Wet op de accijns is voor diesel een lager accijnstarief per 1.000 liter opgenomen dan voor benzine. De lagere brandstofaccijns voor diesel vindt zijn oorsprong in het internationale karakter van het zakelijke (vracht) verkeer, dat voornamelijk op diesel rijdt. Met de brandstoftoeslagen in de autobelastingen (in de bpm en mrb) is vervolgens beoogd het verschil in fiscale druk op het autorijden ingeval van personenauto’s en motorrijwielen bij gebruik van diesel enerzijds en benzine anderzijds te verminderen.

Accijns – Lager accijnstarief voor LPG, dan voor benzine

In de Wet op de accijns is voor LPG een lager accijnstarief per 1.000 liter opgenomen dan voor benzine. Ten opzichte van diesel is er bij LPG een voordeel wat betreft de uitstoot van NOX. Vergeleken met benzine heeft LPG een CO2-voordeel.

Vrijstelling van het commercieel gebruik van brandstoffen in het internationale luchtverkeer

Kerosine die wordt geleverd voor gebruik als brandstof in de commerciële luchtvaart is op grond van de ETD verplicht vrijgesteld van accijns. Plezier­ luchtvaart is uitgezonderd en niet vrijgesteld op grond van deze richtlijn.

Lidstaten zijn vrij om kerosine gebruikt voor binnenlandse commerciële vluchten te belasten. Een accijns op vliegtuigbrandstoffen voor vluchten tussen lidstaten binnen de EU is op grond van de ETD evenwel mogelijk als de EU-lidstaten onderling bilaterale overeenkomsten sluiten. Bij de introductie van de vliegbelasting is aangegeven dat het kabinet destijds geen voorstander was van een lappendeken aan bilaterale regelingen binnen de EU. Dit doet namelijk afbreuk aan het concept van één interne markt, creëert onduidelijkheid over de tussen lidstaten geldende regels en kan de concurrentiepositie van Nederlandse luchtvaartmaatschappijen verstoren. Daarom is het kabinet er destijds toe overgegaan een vliegbelasting in te voeren.

Mocht de verplichte vrijstelling uit de ETD worden afgeschaft dan sorteert dit voor de internationale luchtvaart geen effect omdat voor het gebruik van kerosine voor vluchten naar buiten de EU op basis van het Douanewetboek van de Unie sprake zal zijn van wederuitvoer of uitvoer. Wederuitvoer of uitvoer zijn geen belastbare feiten waardoor de kerosine evengoed niet belast kan worden. Het gaat immers om verbruik van kerosine buiten de EU. Dit geldt ook voor de plezierluchtvaart, ook hier is sprake van wederuitvoer of uitvoer als het gaat om vluchten die de EU verlaten.

Naast de ETD zijn er luchtvaartverdragen die bijvoorbeeld het belasten van kerosine beletten. Zo bepaalt het Verdrag van Chicago voor de internationale burgerluchtvaart dat onder andere kerosine, welke zich aan boord van een luchtvaartuig van een Verdragsluitende Staat bevindt bij aankomst op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Staat en welke zich nog aan boord bevindt bij het vertrek van het grondgebied van die Staat wordt vrijgesteld van douanerechten, inspectiekosten of soortgelijke nationale of plaatselijke rechten en kosten (zoals een accijns).

Ook in luchtvervoersovereenkomsten, waarin landingsrechten met derde landen zijn afgesproken, wordt over het algemeen de vrijstelling vastgelegd. Dit geldt bijvoorbeeld ook op grond van de Luchtvervoersover­ eenkomst tussen de EU en haar lidstaten en de VS (het EU-VS Open Skies luchtvaartakkoord), voor zowel extra-EU als intra-EU vluchten. Wel wordt in bilaterale- en EU-luchtvaartverdragen vastgelegd dat een accijnsheffing op vluchten binnen het Europees grondgebied in de toekomst mogelijk moet zijn.

Accijnsvrijstelling van het commercieel gebruik van brandstoffen in de zeevaart

Brandstof die wordt geleverd voor gebruik in de commerciële vaart op communautaire wateren is op grond van de ETD verplicht vrijgesteld van accijns. Dit geldt niet voor de pleziervaart, het verbruik van brandstof is niet vrijgesteld op grond van deze richtlijn.

Mocht de verplichte vrijstelling uit de ETD worden afgeschaft dan laat het voor het gebruik van brandstof voor vaarten naar buiten de EU waarbij je naar open zee vertrekt onverlet dat op basis van het Douanewetboek van de Unie sprake zal zijn van wederuitvoer of uitvoer. Wederuitvoer of uitvoer zijn geen belastbare feiten waardoor de brandstof evengoed niet belast kan worden. Het gaat immers om verbruik van brandstof buiten de EU. Dit geldt ook voor de pleziervaart, ook hier is sprake van wederuitvoer of uitvoer als het gaat om vaarten die de EU verlaten.

Accijnsvrijstelling van het commercieel gebruik van gasolie (diesel) in de binnenvaart

Brandstof gebruikt voor de commerciële vaart op binnenwateren is op grond van de Wet op de accijns vrijgesteld van accijns. Op basis van de ETD is dit een keuze die lidstaten mogen maken. De pleziervaart moet op basis van deze richtlijn evengoed belast blijven. De vrijgestelde brandstof is gekleurd en wordt ook wel rode diesel genoemd. In de Akte van Mannheim uit 1868 is een verbod vastgelegd op het heffen van rechten die uitsluitend op het beoefenen van de scheepvaart zijn gegrond. In het Gasolieprotocol 1952 is een specifieke regeling voor de douane- en belastingvrijstelling voor gasolie die als boordvoorraad wordt verbruikt vastgelegd, ter overbrugging van de meningsverschillen over het regime dat volgt uit de Akte zelf. Het Gasolieprotocol 1952 bevat een opzegbepaling, wat betekent dat Nederland zelf kan besluiten om dit deel op te zeggen en accijns te heffen over de brandstof voor de binnenvaart. Indien hiervoor gekozen wordt zou dit echter voor zowel fossiele als hernieuwbare brandstoffen gelden.

Nederland zou hiermee de eerste lidstaat van de Akte van Mannheim zijn die voor de binnenvaart accijns heft op de brandstof. Nederland heeft in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) voorgesteld om samen toe te werken naar het gezamenlijk opheffen van het heffingsverbod richting 2030. Hierbij is door de leden een politiek-bestuurlijke afspraak gemaakt dat, als hier naartoe wordt gewerkt, alle deelnemers unaniem moeten instemmen bij een opzegging of aanpassing van het Gasolieprotocol.

Btw-vrijstelling kerosine

De levering van kerosine voor luchtvaartuigen die hoofdzakelijk worden ingezet voor internationaal personenvervoer is belast tegen het btw- nultarief (Tabel II, post a-3, onderdeel e bij de Wet op de omzetbelasting 1968). Dit nultarief is verplicht op grond van de btw-richtlijn (artikel 148, onderdeel e, btw-richtlijn). Het is dus niet mogelijk om btw te heffen op de levering van kerosine voor deze luchtvaartuigen. Ook al zou heffing van btw op kerosine mogelijk zijn dan leidt dit niet tot duurdere vliegtickets.

Luchtvaartmaatschappijen hebben net als iedere andere ondernemer recht op aftrek van de in rekening gebrachte btw. De btw die in rekening zou kunnen worden gebracht bij de aankoop van kerosine zou dus ook in aftrek kunnen worden gebracht. Dit geldt niet voor vrijgestelde sectoren zoals de publieke sector. Btw op kerosine die gebruikt wordt door bijvoorbeeld defensie, de politie of gezondheidszorg kan door deze partijen niet worden afgetrokken omdat zij geen btw belaste prestaties leveren. De btw zou dan bij deze vrijgestelde sectoren blijven drukken.

Tabel 13.4 Overzicht II – overige fiscale regelingen m.b.t. non-energetisch en indirect gebruik fossiele brandstoffen

Definitie: Gederfde overheidsinkomsten (o.a. belastingteruggaven, vrijstellingen, buiten scope reguliere belasting, etc.) gerelateerd aan het non-energetisch gebruik of indirect gebruik van fossiele brandstoffen.

*Voor de met een * gemarkeerde regelingen is reeds een besluit genomen over een afbouwpad (zie toelichting voor meer informatie)

Maatregel

Budgettaire omvang per jaar (2025) in mln. euro Benchmark: reguliere tarief (tenzij anders aangegeven)

Juridisch mogelijk om nationaal aan te passen?

Ander relevant beprijzend beleid voor regeling

Vrijstelling voor non energetisch verbruik van aardgas

144

Ja

Scope 1 emissies en een deel van de scope 3 emissies vallen onder ETS1 en CO2- heffing industrie*. Overig aardgasverbruik wordt niet beprijsd.

Vrijstelling voor non-energetisch verbruik LPG in stoomkrakers (onderdeel algemene vrijstelling onder artikel 65 van de Wet op accijns)

585

Nee, het gaat om een verplichte vrijstelling o.g.v. artikel 2 lid 4 onder b Richtlijn 2003/96/EG.

Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en de CO2-heffing industrie*.

Btw-vrijstelling internationaal personenvervoer (schepen en luchtvaartuigen)

114

Deels: Het vervoer van personen is volgens de Europese btw-richtlijn dáár belastbaar waar dat vervoer feitelijk plaatsvindt. De vrijstelling voor het deel dat zich op Nederlands grondgebied kan daarom worden afgeschaft, maar niet voor de rest van de reis.

Luchtvaart: nationale vliegbelasting en ETS1

Scheepvaart: ETS1 (vanaf 2024)

Verlaagd tarief in de mrb voor bestelauto ondernemers

1.251

Ja

Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Overige regelingen voor verschillende doelgroepen in de mrb:

619

Ja

Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Gewichtscorrectie rolstoelinstallatie

Brandstoftoeslag nihil of verlaagd voor LNG, CNG en LPG G3

Kwarttarief kampeerauto*

Halftarief kampeerauto (bedrijfsmatige verhuur)

Gematigd tarief rijdende winkel*

Nihiltarief OV-autobussen op LPG of aardgas*

Kwarttarief kermis- en circusvoertuigen*

Kwarttarief werktuig of werkplaats*

Kwarttarief paardenvervoer*

Teruggaaf bedrijfsvoertuigenpark vrachtauto’s*

Vrijstelling ambulance

Vrijstelling lijkwagens

Vrijstelling dierenambulances

Vrijstelling voor defensie- en politiemotorrijtuigen

Vrijstelling brandweer

Vrijstelling reinigingsdiensten

Vrijstelling wegenbouw

Vrijstelling gebruik openbare weg over geringe afstand

Vrijstelling taxi’s of openbaar vervoer

Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaarvrijstelling voor oldtimers*

Overgangsregeling voertuigen vanaf bouwjaar 1988

   

Overige regelingen in de bpm:

15

Ja

Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Teruggaaf politievoertuigen

Teruggaaf brandweer

Teruggaaf invalide-voertuigen

Teruggaaf ambulances

Teruggaaf lijkwagens

Teruggaaf gevangenenvervoer

Teruggaaf groep rolstoelveroer

Teruggaaf dierenambulances

Teruggaaf geldtransport*

Teruggaaf bestelauto gehandicapten

   

Toelichting regelingen overzichtstabel 2

Vrijstelling energiebelasting non-energetisch verbruik aardgas

In de energiebelasting geldt een vrijstelling voor het non-energetische verbruik van aardgas. Het gaat hierbij onder andere om de productie van (grijze) waterstof uit aardgas. De waterstof wordt vervolgens hoofdzakelijk ingezet ten behoeve van industriële processen zoals de productie van kunstmest. Deze vrijstelling is onder de EU-Richtlijn energiebelastingen niet verplicht, dus kan Nederland zelf op nationaal niveau afschaffen.

Vrijstelling voor non-energetisch verbruik LPG in stoomkrakers (onderdeel algemene vrijstelling onder artikel 65 van de Wet op accijns)

In de wet op accijns wordt onder artikel 65 het verbruik vrijgesteld van accijnsgoederen die als grondstof worden ingezet voor het produceren van niet-accijnsgoederen. Voor een deel gaat het hierbij om het non-energetisch verbruik van LPG in stoomkrakers (voorheen onderdeel van de bredere regeling met budgettair belang van 14 miljard euro, zie ook tekstbox 23.4 uit Bijlage 23 van MJN2025). Het budgettair belang hiervan is gekwantificeerd in bovenstaande tabel.

Btw-vrijstelling internationaal personenvervoer (schepen en luchtvaartuigen)

Het vervoer van personen is dáár belastbaar waar dat vervoer feitelijk plaatsvindt (artikel 6c, eerste lid van de Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 48, btw-richtlijn). Voor het vervoer van personen per vliegtuig en per zeeschip moet voor het btw-tarief onderscheid worden gemaakt tussen binnenlandse en buitenlandse vluchten/bootreizen. Binnenlandse vluchten/bootreizen zijn belast tegen het algemene btw-tarief. Vluchten/bootreizen naar of vanuit het buitenland zijn belast tegen het btw-nultarief (Tabel II, post b-3 behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968). Dit btw-nultarief houdt in dat ondernemers geen btw in rekening hoeven te brengen over hun diensten, maar wel recht hebben op aftrek vanvoorbelasting. Vanwege uitvoeringsproblematiek maken lidstaten gebruik van het btw-nultarief voor vluchten naar of vanuit het buitenland. De toepassing van het btw-nultarief is echter niet verplicht op grond van de btw-richtlijn. In theorie is het dus denkbaar dat Nederland afziet van het toepassen van dit btw-nultarief. Dit zou echter betekenen dat voor alle vluchten vanuit en naar Nederland moet worden vastgesteld welk gedeelte boven Nederlands grondgebied is gevlogen, want alleen dat gedeelte is belastbaar met Nederlandse btw. Dit is echter vrijwel niet uitvoerbaar.

Bovendien is het gedeelte van een internationale reis dat plaatsvindt op of boven Nederlands grondgebied veelal beperkt, wat gevolgen heeft voor de afweging van heffing versus uitvoering. De discussie over btw op luchtvaart wordt in Europees verband al tientallen jaren gevoerd, tot op heden echter zonder dat dit heeft geleid tot een andere werkwijze.

Verlaagd tarief in de mrb voor bestelauto ondernemers

In de mrb geldt een verlaagd tarief voor bestelauto’s van ondernemers. Dit verlaagd tarief geldt ongeacht de aandrijflijn. De regeling zorgt ervoor dat ook voor fossiele voertuigen een lagere mrb hoeft te worden betaald. Hierdoor wordt indirect het gebruik van fossiele brandstof lager belast. Voor emissievrije bestelauto’s geldt vanaf 1 januari 2025 niet langer een tariefkorting. Omdat de grondslag voor de motorrijtuigenbelasting gewicht is, zal voor een emissievrije bestelauto een hogere motorrijtuigenbelasting verschuldigd zijn dan voor een vergelijkbaar model dat met fossiele brandstof wordt aangedreven.

Overige bijzondere regelingen bpm/mrb

Er gelden een aantal bijzondere regelingen (teruggaveregelingen, kwarttarieven, etc.) in de mrb en bpm voor specifieke voertuigen. Deze regelingen zijn niet specifiek voor fossiele brandstof voertuigen. Wel zorgen deze regelingen ervoor dat voor die voertuigen geen of een lagere autobelasting hoeft te worden betaald, waardoor indirect het gebruik van fossiele brandstof lager wordt belast. Met het Belastingplan 2024 is wettelijk vastgelegd dat een aantal bijzondere regelingen zal worden versoberd:

  • het kwartarief voor kampeerauto in de MRB wordt versoberd naar een halftarief vanaf 2026;

  • het kwartarief in de mrb voor paardenvervoer komt te vervallen vanaf 2026;

  • de mrb vrijstelling voor oldtimers wordt vanaf 2028 versoberd naar een vrijstelling voor auto's met bouwjaar tot 1988;

  • de teruggave voor geldtransport in de bpm wordt per 2026 afgeschaft;

  • het nihiltarief in de mrb voor OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas wordt per 2030 afgeschaft.

In het Belastingplan 2025 is vastgelegd om het gematigd tarief binnen de mrb voor de rijdende winkel af te schaffen.

Via het Belastingplan 2026 en Overige Fiscale Maatregelen 2026 wordt voorts voorgesteld:

  • het kwarttarief voor kermis- en circusvoertuigen en voor motorrijtuigen ingericht als werktuig of werkplaats bij inwerkingtreding van de vrachtwagenheffing te beperken tot bestelauto’s en met ingang van 1 januari 2028 te beëindigen;

  • De teruggaaf voor het bedrijfsvoertuigenpark te beëindigen bij inwerkingtreding van de vrachtwagenheffing.

Tabel 13.5 Overzicht III - niet-fiscale regelingen met een directere relatie tot fossiel energiegebruik (EZK)

*Voor de met een * gemarkeerde regelingen is reeds een besluit genomen over een afbouwpad (zie toelichting voor meer informatie)

Maatregel

Budgettaire omvang per jaar (2025)

Juridisch mogelijk om nationaal aan te passen?

Gratis verstrekte rechten in kader van EU-ETS (EU-beleid)*

2.858

Nee

Subsidieregeling indirecte kostencompensatie ETS (IKC)*

167,4

Ja

Investeringsaftrek t.b.v. opsporen en winning aardgas kleine velden Noordzee (mijnbouwheffing)

Niet bekend

Ja

Noodfonds Energie

56,3

Ja

Toelichting regelingen overzichtstabel 3

Gratis verstrekte rechten in kader van EU-ETS (EU-beleid)

Binnen het ETS dienen bedrijven die rechtstreeks CO2 uitstoten te beschikken over emissierechten. Indien meer emissierechten nodig zijn dan het bedrijf beschikbaar heeft, dient een bedrijf deze certificaten te kopen of CO2-reducerende maatregelen te treffen. Om te voorkomen dat bedrijven die op de wereldmarkt concurreren hun productie naar buiten Europa verplaatsen (waardoor koolstoflekkage kan optreden), krijgen bepaalde industriële sectoren gratis emissierechten toegedeeld, o.b.v. de uitstoot van de 10% bedrijven met de laagste CO2-emissie per product. Er zijn drie categorieën sectoren die gratis rechten ontvangen. Voor sectoren waar geen significant risico op koolstoflekkage is vastgesteld, loopt het aantal gratis emissierechten af tot nul in 2030. Voor sectoren waar wel een significant risico op koolstoflekkage is vastgesteld, maar de recent ingestelde Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) alternatieve bescherming biedt tegen koolstoflekkage, loopt het aantal gratis emissierechten af tot nul in 2034. Voor de overige sectoren (significant risico op koolstoflekkage, geen bescherming via CBAM) wordt een dalende hoeveelheid gratis emissie­ rechten verstrekt tot en met 2040. Na 2040 is het ETS plafond nihil en worden er dus geen nieuwe ETS rechten meer verleend (gratis noch geveild).

Subsidieregeling indirecte kostencompensatie ETS (IKC)

Het Europese systeem van emissiehandel verplicht Europese elektriciteits­ producenten om emissierechten aan te kopen voor hun CO2-uitstoot. De kosten hiervan berekenen deze producenten door in de groothandels­ prijzen voor elektriciteit. Dit verhoogt de elektriciteitskosten voor onder meer bedrijven binnen de EU. Zij ervaren daarom mogelijk een concur­rentienadeel ten opzichte van ondernemingen uit landen buiten de EU. Dit veroorzaakt een risico op verplaatsing van productie van elektriciteitsintensieve bedrijven van binnen de EU naar buiten de EU, en daarmee gepaard gaande koolstoflekkage. De regeling Indirecte Kostencompensatie ETS (IKC-ETS) verlaagt dit risico door de indirecte ETS-kosten die bedrijven maken bij hun productie te compenseren. De regeling is beschikbaar voor bedrijven uit specifieke bedrijfssectoren die zijn vastgesteld door de EC en is in Nederland in 2025 met drie jaar verlengd tot en met 2027. Het genoemde budget is gebaseerd op een prognose op basis van productiecijfers van de IKC-bedrijven in voorgaande jaren en de geschatte EU-ETS prijs van 2026 aangeleverd door de NEa.

Investeringsaftrek t.b.v. opsporen en winning aardgas kleine velden Noordzee (mijnbouwheffing)

De (niet-fiscale) investeringsaftrek voor investeringen in het opsporen en winnen van aardgas uit de kleine velden in de Noordzee kan alleen worden toegepast bij de berekening van de specifieke afdracht van het winstaandeel, wat een extra heffing voor mijnbouwbedrijven is krachtens de Mijnbouwwet naast de vennootschapsbelasting. Dit leidt voor mijnbouwondernemingen­ tot een hoge(re) effectieve belastingdruk dan voor andere ondernemingen die alleen vennootschapsbelasting afdragen. Met de investeringsaftrek wordt beoogd het opsporen en winnen van aardgas uit de kleine velden in de Noordzee te stimuleren. Gezien het feit dat het opstarten van een nieuwe exploratie tijdrovend is, is er tot op heden nog geen (substantieel) beroep gedaan op deze investeringsaftrek. De verwachting is dat aardgas de komende decennia nog noodzakelijk is voor bijvoorbeeld de productie van elektriciteit en de energie- en warmtebehoefte van huishoudens in Nederland. Gaswinning uit kleine velden op de Noordzee maakt Nederland minder afhankelijk van gaswinning uit het buitenland en draagt daarmee bij­ aan energieleveringszekerheid. Daarnaast is de CO2-voetafdruk van geïmporteerd gas door de lange transportafstanden aanzienlijk groter dan die van in Nederland gewonnen gas. Uit de analyse van CE-Delft (november 2022) blijkt dat gaswinning op de Noordzee per saldo een positief effect heeft op de uitstoot van emissies vergeleken met de situatie waarin gas uit Rusland of de Verenigde Staten wordt geïmporteerd.

Noodfonds Energie

Het rijk heeft een subsidie van € 56,3 miljoen verstrekt aan de stichting Tijdelijk Noodfonds Energie. Daarnaast ontving de stichting ook € 28,15 miljoen euro uit de private sector. Deze stichting benut de middelen om huishoudens met een laag inkomen en een hoge energierekening tegemoet te komen in de gemaakte kosten voor energie. De tegemoetkoming wordt in de meeste gevallen direct verrekend op de energierekening, en is dus geen vrij besteedbaar inkomen. Doordat alleen huishoudens in aanmerking komen die aan beide eisen voldoen, is het een relatief gericht instrument om kwetsbare huishoudens te compenseren. De beschikbaar gestelde middelen zijn volledig uitgegeven in 2025.  Momenteel is de energiemix in Nederland nog voor het merendeel van fossiele oorsprong. Naarmate de energiemix minder gebaseerd is op fossiele energiedragers, neemt de omvang van het fossiele voordeel binnen het Tijdelijk Noodfonds Energie af. Omdat niet precies te herleiden is welk voor welk deel het energiegebruik fossiel is van partijen die middelen hebben ontvangen uit het Tijdelijk Noodfonds Energie, is het budgettaire belang van de gehele publieke bijdrage aan het Tijdelijk Noodfonds Energie in de tabel opgenomen. In de praktijk is dit dus niet in zijn geheel daadwerkelijk een fossiel voordeel.

14 FONDSENOVERZICHT

Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer op 19 november 2024 is er toegezegd om een totaaloverzicht van de fondsen te delen.

Tabel 14.1 bevat begrotingsfondsen op grond van artikel 2.11 van de CW 2016, revolverende fondsen, en andere daadwerkelijke fondsconstructies. Begrotingsfondsen werken in beginsel net als andere posten op de Rijksbegroting. Het is niet zo dat op één moment in de tijd kapitaal wordt geïnvesteerd, zoals de term fonds in de volksmond impliceert. Uitgaven en ontvangsten worden net als andere posten zo realistisch mogelijk geraamd op de Rijksbegroting. Begrotingsfondsen tellen net als andere begrotingen mee als totale geraamde uitgaven van de Rijksoverheid in een begrotingsjaar. Afgezet tegen de geraamde inkomsten van het Rijk leidt dat tot een saldo en een kapitaalbehoefte, wat van invloed is op de staatschuld. Vaak is er ook sprake van structureel geld. Het belangrijkste verschil met de departementale begrotingen is een instellingswet nodig is voor de oprichting en dat over- of onderbesteding via het uit de wet volgende fondssaldo wordt meegenomen naar het volgende begrotingsjaar.

Tabel 14.2 bevat reguliere budgetten op de Rijksbegroting die fonds heten.

Tabel 14.1 Begrotingsfondsen op grond van artikel 2.11 van de CW 2016 en revolverende fondsen

Vindplaats begrotingen

Verantwoordelijke minister

Naam

Fondsbeheerder

Type

Doel

Website

Hoofdstuk 08 (VIII), artikel 14

Staatssecretaris Cultuur en Media

Nationaal Restauratiefonds

Stichting Nationaal Restauratiefonds

(Deels) revolverend fonds

Het stimuleren van herstel en behoud van monumenten.

www.restauratiefonds.nl

Hoofdstuk 14 (F)

Minister van Landbouw

Diergezondheids- fonds

Minister

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11CW

Vanuit het DGF worden kosten en uitgaven betaald voor het voorkomen, bestrijden en onderzoeken van dierziekten

www.rijksfinancien.nl/hoofdstuk/F/2026

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 1

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

Dutch Good Growth Fund (track 1)

Invest International

Revolverend fonds

Financiering van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage- en middeninkomenslanden.

www.dggf.nl

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 1

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

Dutch Good Growth Fund (track 2)

Triple Jump/PwC

Revolverend fonds

Financiering van midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden.

www.dggf.nl

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 1

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

Dutch Trade and Investment Fund

Invest International

Revolverend fonds

Financiering van Nederlandse bedrijven voor investeringen in niet-ontwikkelingslanden.

www.investinternational.nl

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 1

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

Building Prospects

FMO

Revolverend fonds

Het (deels) financieren van infrastructuurprojecten in ontwikkelingslanden.

www.fmo.nl/building-prospects

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 1

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

MASSIF

FMO

Revolverend fonds

Het verbeteren van toegang tot financiering voor het MKB in ontwikkelingslanden.

www.fmo.nl/massif

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 1

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

Private Infrastructure Development Group

Private Infrastructure Development Group

Revolverend fonds

Ontwikkelen en financieren van private infrastructuur in ontwikkelingslanden.

www.pidg.org

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 1

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

One Acre Fund

One Acre Fund

Revolverend fonds

Ondersteuning van kleine boeren in Afrika met de financiering van noodzakelijke activa.

www.oneacrefund.org

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 1

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

Farm Fit Fund

IDH Farm Fit Fund B.V.

Revolverend fonds

Het fonds dient ter financiering van een programma voor versterking van en toegang tot financiële diensten voor kleine boeren en MKB in de agrarische sector in ontwikkelingslanden in samenwerking met het internationale bedrijfsleven.

www.idhsustainabletrade.com

Tabel 14.1 Begrotingsfondsen op grond van artikel 2.11 van de CW 2016 en revolverende fondsen

Vindplaats begrotingen

Verantwoordelijke minister

Naam

Fondsbeheerder

Type

Doel

Website

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 2.1

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

Global Agriculture and Food Security Program

IFC

Revolverend fonds

Het Private Sector Window van dit fonds richt zich op innovatieve financiering met als doel commerciële mogelijkheden van het MKB en kleinere boerenbedrijven in de logica van lokale, nationale en internationale productketens te ontwikkelen

www.gafspfund.org

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 2.3

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

Access to Energy Fund

FMO

Revolverend fonds

Het Access to Energy Fund is opgericht met als doel energietoegang voor mensen in ontwikkelingslanden te vergroten. Met behulp van risicodragend kapitaal maakt AEF investeringen in hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden «bankable».

Access to Energy Fund | Dutch Government Fund - FMO

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 2.3

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

Climate Investor One

FMO

Revolverend fonds

Climate Investor One is door FMO ontworpen om private investeringen in hernieuwbare energie projecten in ontwikkelingslanden verder te versnellen.

www.fmo.nl/governance-related-to-cio-and-cfm

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 2.3

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

Dutch Fund for Climate and Development

FMO

Revolverend fonds

Het Dutch Fund for Climate and Development is een fonds voor klimaatactie in ontwikkelingslanden gericht op het tegengaan van klimaatverandering en versterking van de weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering, als uitvloeisel van de Nederlandse toezeggingen onder de Overeenkomst van Parijs.

www.thedfcd.com

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 2.3

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

AGRI3 Fund

Stichting Title Holder Agri3

Revolverend fonds

Het AGRI3 Fund heeft tot doel banken, andere financiële instellingen enlandbouwbedrijven te stimuleren zakenmodellen te ontwikkelen metbosbescherming, herbebossing en implementatie van innovatieve landbouwoplossingen terwijl de levensstandaard van lokale boeren wordt verbeterd.

www.agri3.com

Tabel 14.1 Begrotingsfondsen op grond van artikel 2.11 van de CW 2016 en revolverende fondsen

Vindplaats begrotingen

Verantwoordelijke minister

Naam

Fondsbeheerder

Type

Doel

Website

Hoofdstuk 17 (XVII), artikel 2.3

Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingshulp

Mobilising Finance for Forest

FMO

Revolverend fonds

Het Mobilising Finance for Forest fonds helpt agrarische bedrijven met het opzetten van een duurzame bedrijfsvoering, o.a. door het investeren in bossen en ontbossingsvrije productie aantrekkelijk te maken.

https://mff.fmo.nl/

Hoofdstuk 22 (XXII), artikel 1

Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Revolverend fonds coöperatief wonen

 

Revolverend fonds

Het financieren van wooncoöperaties

N.v.t.

Hoofdstuk 22 (XXII), artikel 1

Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen

Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland en Stichting OpMaat

Revolverend fonds

Projectontwikkelaars en woningcorporaties kunnen bij het fonds een aanvraag indienen om nieuwbouwwoningen betaalbaar te verkopen aan starters.

www.nfbk.nl

Hoofdstuk 50 (B)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met Minister van Financiën (gedelegeerd aan staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane)

Gemeentefonds

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met Minister van Financiën (gedelegeerd aan staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane)

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11 CW

Middelen uitkeren aan gemeenten

wetten.nl - Regeling - Financiële-verhoudingswet - BWBR0008290

Hoofdstuk 51 (C)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met Minister van Financiën (gedelegeerd aan staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane)

Provinciefonds

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met Minister van Financiën (gedelegeerd aan staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane)

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11 CW

Middelen uitkeren aan provincies

wetten.nl - Regeling - Financiële-verhoudingswet - BWBR0008290

Tabel 14.1 Begrotingsfondsen op grond van artikel 2.11 van de CW 2016 en revolverende fondsen

Vindplaats begrotingen

Verantwoordelijke minister

Naam

Fondsbeheerder

Type

Doel

Website

Hoofdstuk 55 (A)

Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Mobiliteitsfonds

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11CW

Het fonds heeft ten doel het faciliteren van de bereikbaarheid van heel Nederland door veilige, innovatieve en duurzame mobiliteit van personen en goederen door middel van financiering en bekostiging van: 1) aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur die door het Rijk wordt beheerd; 2) aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur die niet door het Rijk wordt beheerd; 3) maatregelen en voorzieningen waarmee wordt beoogd de doelmatigheid of de veiligheid van het gebruik van infrastructuur als bedoeld in de onderdelen 1 en 2, te vergroten; het inwinnen, bewerken en verspreiden van met onderdeel 1 samenhangende basisinformatie, onderzoek ter voorbereiding van maatregelen of voorzieningen als bedoeld in de onderdelen 1, 2 en 3, en proefprojecten en experimenten gericht op maatregelen of voorzieningen als bedoeld in de bovenstaande onderdelen.

www.rijksfinancien.nl/hoofdstuk/A/2026

Hoofdstuk 64 (H)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

BESfonds

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11 CW

Bijdragen Rijk aan de Caribische openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

www.rijksfinancien.nl/hoofdstuk/H/2026

Hoofdstuk 65 (J)

Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Deltafonds

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11CW

Het Deltaprogramma heeft als doel ons land nu en in de toekomst te beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde te houden. Het financieel fundament onder het Deltaprogramma is het Deltafonds.

www.deltaprogramma.nl

Hoofdstuk 66 (K)

Minister van Defensie

Defensiematerieel- begrotingsfonds

Minister

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11, eerste lid CW 2016

Een meerjarig integraal beheer van de financiering en bekostiging van de ontwikkeling, de verwerving, de instandhouding en de afstoting van het materieel, de ICT-middelen en de infrastructuur van het Ministerie van Defensie.

www.rijksfinancien.nl/hoofdstuk/K/2026

Tabel 14.1 Begrotingsfondsen op grond van artikel 2.11 van de CW 2016 en revolverende fondsen

Vindplaats begrotingen

Verantwoordelijke minister

Naam

Fondsbeheerder

Type

Doel

Website

Hoofdstuk 70 (L)

Minister van Economische Zaken

Nationaal Groeifonds

Minister van Economische Zaken en Minister van Financiën

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11CW

Bijdragen aan het duurzame verdienvermogen van Nederland

www.nationaalgroeifonds.nl

Hoofdstuk 71 (M)

Minister van Klimaat en Groene Groei

Klimaatfonds

Minister van Klimaat en Groene Groei

Begrotingsfonds o.g.v. artikel 2.11CW

Het Klimaatfonds is bedoeld voor het behalen van de doelen uit de Klimaatwet: een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met ten minste 55 procent in 2030 ten opzichte van 1990, en klimaatneutraliteit in 2050.

https://www.rijksfinancien.nl/hoofdstuk/M/2026

N.v.t.

Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Fonds Duurzaam Funderingsherstel

Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland

(Een nog niet) revolverend fonds

Het verstrekken van hypothecaire geldleningen aan eigenaarbewoners met een urgent funderingsprobleem

www.funderingsherstelfonds.nl

Tabel 14.2 Reguliere budgetten aangeduid als fonds

Naam

Begrotingshoofdstuk en - artikel

Mensenrechtenfonds

Hoofdstuk 05 (Buitenlandse Zaken), Artikel 1

Veiligheidsfonds

Hoofdstuk 05 (Buitenlandse Zaken), artikel 2

Stabiliteitsfonds

Hoofdstuk 05 (Buitenlandse Zaken), artikel 2

Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen (NFRP), waaronder Matra en Shiraka en NFRP Politieke Partijen Programma

Hoofdstuk 05 (Buitenlandse Zaken), artikel 2

Europees Ontwikkelingsfonds

Hoofdstuk 05 (Buitenlandse Zaken), artikel 3

Europees Herstelfonds

Hoofdstuk 05 (Buitenlandse Zaken), artikel 3

Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie

Hoofdstuk 06 (Justitie en Veiligheid), artikel 31.3

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

Hoofdstuk 06 (Justitie en Veiligheid), artikel 34.4

Schadefonds Geweldsmisdrijven

Hoofdstuk 06 (Justitie en Veiligheid), artikel 34.4

Stichting Vervangingsfonds en Particpatiefonds

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 01

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 14

Stichting Nederlands Fonds voor de Film

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 14

Stichting Mondriaan Fonds

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 14

Stichting Nederlands Letterenfonds

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 14

Nederlands Fonds voor Podiumkunsten

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 14

Nationaal Museaal Aankoopfonds

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 14

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 15

Co-productiefonds Binnenlandse Omroep

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 15

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 15

Regionaal investeringsfonds

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 04

MBO-Studentenfonds

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 04

Fonds voor Onderzoek en Wetenschap

Hoofdstuk 08 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), artikel 6,7 en 16

Btw-compensatiefonds

Hoofdstuk 09 (Financiën), artikel 6

Nationaal Fonds Ereschuld (NFE)

Hoofdstuk 10 (Defensie), artikel 8

Europees Defensie Fonds cofinanciering

Hoofdstuk 13 (Economische Zaken), artikel 2

Toekomstfonds

Hoofdstuk 13 (Economische Zaken), artikel 3

Investeringfonds voor Duurzame Landbouw

Hoofdstuk 14 (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur), artikel 21

Nationaal Groenfonds

Hoofdstuk 14 (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur), artikel 22

Waarborgfonds Saneringskredieten

Hoofdstuk 15 (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), artikel 2

(Tijdelijk) Noodfonds Energie

Hoofdstuk 15 (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), artikel 2

OPS-fonds

Hoofdstuk 15 (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), artikel 6

Waarborgfonds voor de Zorgsector (garantiestelling)

Hoofdstuk 16 (Volksgezondheid. Welzijn en Sport), artikel 9

Versterking maatschappelijk middenveld Monitoringsfonds (budgetaire reservering)

Hoofdstuk 17 (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp), artikel 3

Civic Space fund (budgetaire reservering)

Hoofdstuk 17 (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp), artikel 3

Global Fund to fight Aids Malaria and Tuberculosis (GFATM) (bijdrage aan internationale organisatie)

Hoofdstuk 17 (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp), artikel 3

Waarborgfonds eigen woningen (WEW) (risicovoorziening nhg)

Hoofdstuk 22 (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), artikel 1.1

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) (Risicovoorziening Sanerings- en projectsteun Woningcorporaties)

Hoofdstuk 22 (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), artikel 1.1

Koopstartfonds (valt onder instrument subsidies: Betaalbare Koopwoningen Starters)

Hoofdstuk 22 (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), artikel 1.1

Volkshuisvestingsfonds

Hoofdstuk 22 (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), artikel 1.2

Nationaal Warmtefonds

Hoofdstuk 22 (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), artikel 2.1

Maatschappelijk vastgoedfonds

Hoofdstuk 22 (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), artikel 2.1

15 INVESTERINGEN NETBEHEERDERS

In lijn met het advies van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte en het IBO Bekostiging elektriciteitsinfrastructuur zijn in deze bijlage de investeringsprognoses van de netbeheerders en de verwachte ontwikkeling in de netbeheerkosten weergeven.

De investeringen van de netbeheerders maken geen onderdeel uit van de Rijksbegroting, maar zijn voorgefinancierd met eigen vermogen, verstrekt door de aandeelhouders ((mede)overheden), en vreemd vermogen aangetrokken op de markt. Deze investeringen worden terugverdiend via de nettarieven, de maximale tarieven worden vastgesteld door de ACM. Ten behoeve van een integraal overzicht worden deze kosten nu ook gepresenteerd in de Voorjaarsnota.

De netbeheerkosten bestaan uit de kapitaalkosten en de operationele kosten die de netbeheerders moeten maken voor het beheren van het elektriciteitsnet. Samen met het tarifeerbare volume bepalen de netbeheerkosten de uiteindelijke netwerktarieven.

Tabel 15.1 Investeringsprognoses netbeheerders

Bedragen in miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2035

2036

2037

2038

2039

2040

Investeringsopgave

7.723

9.451

10.548

11.729

10.445

11.182

11.553

12.340

12.548

12.543

12.342

12.378

12.591

13.208

13.469

13.893

Tabel 15.2 Netbeheerkosten netbeheerders

Bedragen in miljoenen euro

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2035

2036

2037

2038

2039

2040

Totaal netbeheerkosten

6.770

6.830

8.209

9.233

9.038

10.099

11.114

12.536

13.504

13.912

15.331

16.379

17.289

18.328

19.111

20.036

Waarvan OPEX

3.425

3.087

3.444

3.683

3.379

3.523

3.765

4.001

4.133

4.146

4.529

4.811

5.198

5.558

5.582

5.771

Waarvan CAPEX

3.346

3.743

4.765

5.550

5.659

6.577

7.349

8.535

9.371

9.766

10.802

11.567

12.090

12.771

13.530

14.265

16 AANVULLENDE POST

Tabel 16.1 Overzicht reserveringen Aanvullende Post

In miljoenen euro (+ is saldoverslechterend)

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

 

214

716

424

411

318

APPA

  

300

   

Groningen

 

1

3

0

7

12

PEGA

 

192

398

399

378

281

POK - verbetering dienstverlening Rijk/ZBO's

 

21

15

25

25

25

Buitenlandse Zaken / Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

     

43

Vredespaleis

     

43

Defensie

 

661

1.295

1.980

2.659

3.921

Reservering 2 % bbp prijsontwikkeling

 

661

1.295

1.980

2.659

3.363

Reservering 2% bbp volumeontwikkeling

     

559

Diversen

46

101

324

351

412

382

Domeinoverstijgende risico's

 

17

17

46

109

79

Traditioneel Eigen Middelen (TEM)

46

83

307

305

304

304

Economische Zaken en Klimaat

 

78

    

Digitale Veiligheid

 

78

    

Financiën

 

75

2.926

2.657

175

146

Aanloopkosten MRB+

 

36

37

52

52

 

Box 3

 

38

81

29

  

Reservering kapitaalstorting TenneT Duitsland

  

2.150

2.150

  

Toeslagen Herstel

  

221

76

  

Toeslagen Herstel - Aanvullende schade

  

405

264

  

Uitvoeringskosten Belastingdienst

 

0

2

2

13

13

Wet werkelijk rendement box 3

  

31

84

110

133

Gemeentefonds / Provinciefonds

8

     

Overige dossiers medeoverheden

8

     

Infrastructuur en Waterstaat

 

9

15

20

27

44

Compensatie derving MRB provincies

     

7

Lelylijn

 

4

6

10

17

27

Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur

 

5

9

9

10

10

Klimaat en Groene Groei

8

76

303

254

182

215

Klimaat: overig

 

40

212

213

153

187

Middelen Klimaatakkoord

7

25

18

8

15

15

Stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch

  

43

25

2

2

Uitvoeringskosten klimaat

1

12

4

9

11

11

Waterstofbackbone Gasunie

  

27

   

Koninkrijksrelaties

 

9

1

1

1

1

Kabinet Gouverneur van Aruba

 

8

    

Koopkracht Caribisch Nederland

 

0

1

1

1

1

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

  

5

 

12

 

Subsidie ten behoeve van agrarisch natuurbeheer van boeren

  

5

   

Maatregelenpakket aanpak stikstofproblematiek (incl. Cie Hordijk)

    

12

 

Meerdere departementen

 

10

13

21

38

 

Werk aan Uitvoering (WaU)

 

10

13

21

38

 

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

 

7

52

71

81

82

Herijking OV-contract

 

1

1

1

1

1

Invoering studiebeurs

 

7

    

Versterkingsplan Hightech Microchip-Talent

  

51

70

80

81

RA Openbaar bestuur

 

237

237

237

237

237

A4 Reservering transitie werkgevers zorg en overheid

 

237

237

237

237

237

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

 

21

70

91

84

99

Caribisch Nederland

  

9

9

9

9

Envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden

 

1

0

   

Groepen in de knel

  

2

2

2

2

Kinderopvang reservering uitvoeringskosten

    

46

65

Kinderopvang werkenden (uitvoeringskosten)

 

12

50

63

28

23

Loondoorbetaling bij ziekte

 

9

9

17

  

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

2

1

256

307

25

5

Duitse oorlogsuitkeringen

0

0

0

0

0

0

Eigen bijdrage huishoudelijke hulp

1

0

4

5

5

5

Standaardisatie gegevensuitwisseling

  

252

302

20

 

Valpreventie bij 65-plussers (WMO)

 

0

    

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

 

6

7

1

1

1

Binnenhof

    

1

1

Huisvesting Algemene Rekenkamer

 

6

7

1

  

Zorg (premiegefinancierd)

 

3

435

741

335

470

Envelop ouderenzorg

  

8

321

320

470

IZA Transformatiemiddelen

  

400

400

  

Passende zorg als norm in de Zvw

 

3

27

20

15

 

Totaal

64

1.507

6.656

7.156

4.680

5.964


X Noot
1

Kamerstukken II 2024-2025, 32011 nr. 121

X Noot
2

Zie ook Kansspelautoriteit, Effecten verhoging kansspelbelasting, 2025

X Noot
3

In deze tabel is de taakstellende invoering van een belasting van 75 miljoen euro op e-sigaretten per 2029 technisch opgenomen als verbruiksbelasting, totdat meer duidelijk is over hoe deze heffing vorm krijgt.

X Noot
4

Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten ten behoeve van het EMU-saldo voor 2025 zijn de kasontvangsten van februari 2025 tot en met januari 2026 relevant. De inkomensheffing, de vennootschapsbelasting en de erf- en schenkbelasting zijn uitzonderingen. Van deze belastingsoorten is de EMU-definitie gelijk aan de ontvangst op kasbasis. Ook de btw is een uitzondering. De EMU-definitie voor deze belastingsoort is gelijk aan de ontvangst op transactiebasis.

X Noot
5

De inkomensheffing neemt aanvullend daarop een aparte positie in: de verschillende onderdelen van de IH (box 1 ondernemers, box 2, box 3, hypotheekrenteaftrek, overig (voornamelijk verrekende heffingskortingen en dividendbelasting)) worden apart op transactiebasis geraamd, mede op basis van de meest recente aanslaggegevens.

X Noot
6

Er zijn ook enkele regelingen opgenomen die de belastingopbrengst verhogen, als deze de keerzijde zijn van een belastingverminderende regeling. Bijvoorbeeld op het gebied van pensioenen wordt zowel de niet-belaste premie als de belaste uitkering gekwantificeerd, om een compleet beeld van de fiscale regelingen op dit gebied te geven.

X Noot
7

Sommige regelingen zijn afgeschaft. Deze worden nog tot 3 jaar na dato opgenomen in het monitoringsoverzicht. Daarna wordt de regeling uit het monitoringsoverzicht verwijderd. Dit is bijvoorbeeld het geval dit jaar voor de vermindering verhuurderheffing.

X Noot
8

Dit komt doordat het budgettaire belang van meerdere regelingen de situatie met en zonder die meerdere regelingen zou zijn. Als de belastingsoort progressief (degressief) is dan zal in de situatie zonder de meerdere regelingen een groter deel in hogere schijven vallen ten opzichte van de situatie waar we per regeling de situatie met en zonder vergelijken (in dat geval valt de budgettaire derving in lagere schijven). Het optellen van bijvoorbeeld het budgettaire belang van alle regelingen in de inkomstenbelasting zoals gedaan wordt in tabel 4.3.1 geeft daarom een ondergrens van het budgettaire belang van deze regelingen.

X Noot
9

link

X Noot
10

linklink

X Noot
11

Idem.

X Noot
12

link

X Noot
13

link

X Noot
14

In de berekening van het uitgavenpad wordt rekening gehouden met bepaalde ex-ante waarborgen voor aanpassing van het saldo en/of de schuld – afhankelijk van de uitgangspositie van het saldo en de schuld. Deze waarborgen dienen als ondergrens in de begrotingsopgave en zorgen voor het opbouwen van voldoende begrotingsbuffers om economische schokken op te vangen. 

X Noot
15

In het voorjaar van 2025 was dit nog niet het geval, omdat de verwachtingen voor 2025 gebaseerd waren op een klein deel van het jaar.

X Noot
16

Afwijkingen van het uitgavenpad worden bijgehouden in een controlerekening. Afwijkingen zijn toegestaan tot de volgende drempelwaarden: maximaal 0,3% bbp jaarlijks en 0,6% bbp cumulatief.

X Noot
17

Kamerstuk II 2024/2025, 21 501-03, nr. 193

X Noot
18

Zie hiervoor Voorjaarsnota 2025, pagina 247.

X Noot
19

Kamerstuk 36 725 XIV, nr. 16

X Noot
20

Kamerstuk 36 725 XIV, nr. 14

X Noot
21

Kamerstuk 36725 XIV nr. 3

X Noot
22

Kamerbrief DGLGS / 98163622

X Noot
23

Kamerstuk 36725 XIV, nr.13

X Noot
24

Zorguitgaven, ons een zorg? (cpb.nl)

X Noot
25

Kamerstukken II, 2022/2023, 32813, nr. 1235.

X Noot
26

Kamerstukken II, 2023/2024, 32813, nr. 1401.

X Noot
27

Kamerstukken II, 2024/2025, 27625, nr. 693.

X Noot
31

Kalavasta (2025), ‘Broeikasgasemissiebeprijzing in de veehouderij en akkerbouw: Verkenningen naar de voorwaarden en effecten van een emissieheffing en emissierechtenstelsel’.

Naar boven