Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 36124 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 36124 nr. 2 |
Vastgesteld 5 september 2022
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Defensie over de brief van 1 juni 2022 inzake de Defensienota 2022 – sterker Nederland, veiliger Europa (Kamerstuk 36 124, nr. 1).
De Minister en de Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 26 augustus 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorf
1
Kunt u aangeven waarom in de Defensienota niet ingegaan wordt op burgerslachtoffers die kunnen vallen door eigen geweldsinzet?
In de Defensienota is aangegeven dat Defensie transparanter wordt over onze wapeninzet bij missies in het kader van artikel 100 van de Grondwet en over de risico’s die met wapeninzet gepaard gaan. Hier valt nadrukkelijk het risico op burgerslachtoffers onder. Tevens investeert Defensie in de eigenstandige beoordeling en appreciatie van het geheel aan informatie en inlichtingen dat Nederland in een doelontwikkelproces ter beschikking staat. Beoogd doel is het verkleinen van de kans op burgerslachtoffers.
De ambities van Defensie op het thema burgerslachtoffers zijn voorts verwoord in de Kamerbrief «Stappenplan burgerslachtoffers» (Kamerstuk 29 521, nr. 442).
2
Wordt een deel van de grote investering in Defensie ook gereserveerd voor capaciteitsopbouw opdat Nederland voortaan zelf onderzoek kan doen wanneer burgers (mogelijk) slachtoffer worden van eigen geweldsinzet? Zo nee, waarom niet? Wordt daarbij ook onderzocht wat de (mogelijke) indirecte en meer lange termijn gevolgen zijn voor burgers?
Er is voorafgaand aan het vrijkomen van de extra middelen in het kader van de Defensienota reeds geïnvesteerd in aanvullende ambtelijke capaciteit op het gebied van burgerslachtoffers. Er wordt een coördinator Protection of Civilians (PoC) aangesteld die met een team uitvoering zal geven aan de stappen die staan beschreven in de Kamerbrief «Stappenplan burgerslachtoffers» (Kamerstuk 29 521, nr. 442).
Eén van de stappen is dat Defensie op de (middel)lange termijn werkt aan het verbreden van het onderzoeks-kader in het geval van (een vermoeden) van burgerslachtoffers als gevolge van inzet in het kader van artikel 100 van de Grondwet. Nederland volgt hierbij de ontwikkelingen binnen het werkveld en werkt nadrukkelijk samen met het consortium binnen Nederland (zie Kamerstuk 29 521, nr. 442), en de internationale gemeenschap, waaronder de VN, NAVO en landen zoals de VS. In geval van (een vermoeden van) burgerslachtoffers is het doel is om te kijken wat we kunnen doen om, in het verlengde van de onderzoeksinspanningen van de desbetreffende coalitie, in zulke situaties meer eigen onderzoeksmiddelen in te zetten. Het gaat daarbij over zaken als de mate van waarschijnlijkheid van burgerslachtoffers, het aantal mogelijke burgerslachtoffers en de vraag of het specifieke aantal burgerslachtoffers eigenstandig bevestigd kan worden in verband met de situatie op de grond (Kamerstuk 27 925, nrs. 723 en 727). De opties inclusief benodigde financiering worden in de komende periode in kaart gebracht.
3
Wordt een deel van de investeringen in Defensie ook gereserveerd voor een fonds voor ex-gratia betalingen aan getroffen burgers als gevolg van Nederlandse geweldsinzet, zoals eerder in Afghanistan ook in de praktijk is gebracht? Zo nee, waarom niet?
Ex-gratia betalingen vinden plaats binnen de daartoe bestaande kaders en volgens de bestaande procedures (inclusief de aan operationele inzet verbonden kaders en procedures voor financiering en begroting), die hier reeds in voorzien. Er is geen reden om aan te nemen dat er op enig moment sprake zal zijn van een tekort aan financiering voor ex-gratia betalingen). Het oprichten van een algemeen fonds voor ex-gratia betalingen wordt op dit moment dan ook niet noodzakelijk geacht.
4
Bent u bereid, aangezien de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) in 2013 stelde dat een aantal vraagstukken, met name rondom dodelijk geweldsgebruik buiten gewapende conflicten in contra-terrorisme operaties (met name gericht tegen niet-statelijke actoren), nog verdere verduidelijking behoeft en het gebruik van bewapende drones zich sinds 2013 sterk heeft ontwikkeld, hierover opnieuw advies te vragen aan de CAVV? Zo nee, waarom niet?1
Wij achten het niet noodzakelijk de CAVV om een nieuw advies te vragen. De CAVV concludeerde in 2013 dat er algemene vraagstukken van volkenrechtelijke aard zijn op het gebied van het grensoverschrijdend gebruik van geweld en optreden in (nationale) zelfverdediging tegen niet-statelijke actoren. Dit vraagt om verdere verduidelijking en daarvoor zet Nederland zich actief in. De CAVV concludeerde echter ook dat het volkenrecht geen lacunes bevat voor de inzet van gewapende drones maar dat hierop dezelfde juridische, ethische en morele kaders van toepassing zijn als voor ieder ander wapensysteem.
Ook een drone die bewapend kan worden is, conform de definitie van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en de CAVV geen autonoom wapensysteem omdat deze op afstand wordt bestuurd en betekenisvolle menselijke controle bij de inzet is gegarandeerd. Conform eerdere toezeggingen zullen wij over het voornemen de MQ-9 te bewapenen nog met uw Kamer in gesprek gaan.
5
Op basis van welk strategisch plan is de Defensienota vastgesteld?
De Defensienota is het strategisch plan van Nederland om de krijgsmacht te versterken. Uiteraard maakt Defensie zowel internationaal, binnen bijvoorbeeld de EU en de NAVO, als nationaal Defensie deel uit van strategische samenwerkingsverbanden. Bij de ontwikkeling van het strategisch plan om de krijgsmacht te versterken dat is weergegeven in de Defensienota is daarom ook rekening gehouden met de plannen van partners, zoals bijvoorbeeld het Strategisch Concept van de NAVO en het Strategisch Kompas van de EU.
6
Welke pilots gaat het kabinet uitvoeren om buiten het DMP versneld over te gaan tot aanschaf van materieel in samenwerking met de industrie?
Het Defensie Materieel Proces (DMP) maakt onderdeel uit van het «voorzien-in proces». Defensie werkt dagelijks aan het vergroten van de wendbaarheid van de hierin opgenomen interne processen.
De Staatssecretaris heeft uw Kamer op 21 juni jl. geïnformeerd (Kamerstuk 35 925 X, nr. 84) over de verschillende verbeterinitiatieven die binnen de invloedsfeer van Defensie zijn opgepakt om onze wendbaarheid te vergroten, mede naar aanleiding van de motie van het lid Valstar c.s. (Kamerstuk 35 925 X, nr. 70 van 21 april jl.). Het resultaat van die inspanningen heeft uw Kamer bijvoorbeeld gezien met de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend om versneld de munitievoorraad op peil te brengen en de in de Defensienota aangekondigde uitbreiding van het aantal F-35 toestellen en MQ-9 Reapers te realiseren. Dit is mogelijk gemaakt door enerzijds snel te reageren op ontwikkelingen op de markt en anderzijds het parlementaire proces snel te doorlopen, zonder in te boeten aan transparantie en het budgetrecht van uw Kamer. Deze elementen vormen ook de kaders waarbinnen Defensie het voorzien-in proces gaat stroomlijnen. Daarbinnen wordt het DMP geactualiseerd en waar mogelijk verbeterd. Daartoe worden onder andere de huidige doorlooptijden van DMP-projecten geanalyseerd om te bezien hoe deze kunnen worden bekort.
In bredere zin ontplooit Defensie de volgende maatregelen die tegemoet komen aan de achterliggende notie van de hierboven genoemde motie en bijdragen aan het sneller ter beschikking hebben van nieuwe, aanvullende of vervangende capaciteiten:
• Identificeren van operationele behoeftes met een focus op de nieuwe capaciteiten uit de Defensienota. Er wordt primair gekeken naar de mogelijkheden van verwerving «van de plank» en van internationale samenwerking.
• Defensie kan daarnaast, binnen het DMP, de procedure voor Fast Track Procurement (FTP) vaker toepassen en daarmee de interne besluitvorming versnellen.
• Ook gaat Defensie waar mogelijk vaker gebruik maken van de versnellingsmogelijkheden via Foreign Military Sales (FMS).
• Defensie wil voorts bestaande raamcontracten vervangen voor ruimere contracten. De onderhandelingen met leveranciers daarover kunnen echter enige tijd duren terwijl veel behoeftes snel moeten worden vervuld.
• Defensie kijkt in samenwerking met andere departementen naar de mogelijkheden en ruimte om het voorzien-in proces te versnellen en er wordt daarbij ook gekeken naar de mogelijkheden om de nationale en Europese aanbestedingsregels aan te passen indien dat nodig is.
7
Op welke termijn zullen de ervaringen van de pilots om versneld over te gaan tot aanschaf van materieel gebruikt kunnen worden voor een evaluatie tot verbetering van het DMP en de interne verwervingsprocessen?
Dit is een continu proces, waarin verbeteringen worden doorgevoerd zodra mogelijk. De actualisatie van het DMP zal in overleg met uw Kamer plaatsvinden. Er wordt gestreefd een geactualiseerd DMP in 2023 gereed te hebben.
Zie tevens het antwoord op vraag 6.
8
In welke mate loopt Defensie het risico dat de personeelscapaciteit nog verder onder druk komt te staan de komende tijd?
Gezien de recente ontwikkelingen rondom de oorlog in Oekraïne, de krappe arbeidsmarkt en de macro-economische ontwikkelingen is het moeilijk een prognose te geven over de ontwikkeling van het personeelsbestand van Defensie. Een positief effect is te verwachten van het op 7 juli jl. getekende arbeidsvoorwaardenakkoord. Wel zijn extra maatregelen nodig om de personele gereedheid significant te verbeteren. Hierover is Defensie in gesprek met sociale partners. Na de zomer informeert de Staatssecretaris uw Kamer over de verdere plannen ten aanzien van het personeel bij Defensie.
9
In welke mate is een permanente aanpassing van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) wenselijk om adequaat in te kunnen spelen op nieuwe dreigingen?
De evaluatiecommissie Wiv (ECW) onder leiding van mevrouw Jones-Bos heeft vastgesteld dat de Wiv 2017 voor een belangrijk deel heeft gebracht wat was beoogd, maar op een aantal punten tekortschiet (Kamerstuk 34 588, nr. 88). Uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat de operationele slagkracht en toekomstbestendigheid van de AIVD en MIVD onder druk staan (Kamerstuk 29 924, nr. 210). Naar aanleiding van de rapporten van de ECW en de Algemene Rekenkamer is daarom een wetswijziging gestart om de Wiv 2017 te herzien, om zo adequaat in te kunnen blijven spelen op (nieuwe) dreigingen zonder daarbij concessies te doen op het gebied van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Naar verwachting neemt dit traject meerdere jaren in beslag. Het kabinet werkt daarnaast aan een voorstel voor een tijdelijke wet om de diensten versneld in staat te stellen bestaande bevoegdheden effectiever te kunnen inzetten in onderzoeken gericht op landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland en Nederlandse belangen. Om de overige knelpunten op te lossen en gevolg te geven aan de aanbevelingen van de evaluatiecommissie Jones-Bos, is een voorstel tot wijziging van de Wiv 2017 in voorbereiding.
10
Wat is het tijdspad aangaande het afstoten en moderniseren van de vastgoedportefeuille?
Het afstoten en moderniseren van de vastgoedportefeuille duurt naar verwachting vijftien jaar. Nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld voortvloeiend uit de nationale stikstofopgave, kunnen de planning beïnvloeden. Over deze ontwikkelingen zal uw Kamer nader worden geïnformeerd middels het Strategisch Vastgoed Plan.
11
Hoeveel extra militairen en burgerpersoneel zijn er uitgesplitst per krijgsmachtdeel nodig om de plannen uit de Defensienota te realiseren?
Op basis van de individuele plannen uit de Defensienota groeit de Defensieorganisatie met zo'n 6.500 vte'n. Dit betreft zowel burgerpersoneel als militairen.
De plannen uit de Defensienota worden de komende periode nader ingevuld. Gedurende de uitwerking ontstaat meer duidelijkheid over de exacte aantallen beroepsmilitairen, reservisten en burgerpersoneel en de uitsplitsing per krijgsmachtdeel.
12
Hoe worden de nieuwe eskadrons voor de marechaussee, zoals die voor militaire politietaken en die voor ondersteuning van de civiele gezagsdragers, samengesteld? Krijgen hiervoor mensen uit andere bestaande eenheden een nieuwe rol, of betreft het een personele uitbreiding van de marechaussee?
De KMar heeft een programmateam samengesteld voor de oprichting van de in de Defensienota genoemde nieuwe KMar-eskadrons. Het plan is om te bezien of het mogelijk is hiervoor de Landelijke Bijstandsorganisatie van de KMar uit te breiden met twee eskadronstaven en operationele multifunctionele KMar-capaciteit voor militaire politie-inzet en het leveren van bijstand aan civiele autoriteiten. Deze nieuwe KMar-capaciteiten zullen bestaan uit (1) nieuwe vaste functies (uitbreiding), (2) flexibel inzetbaar personeel dat primair een andere functie bekleedt bij de KMar en (3) reservisten.
13
Op welke wijze prioriteert u de verschillende onderdelen van deze transitie en hoe maakt u de gemaakte voortgang inzichtelijk?
Defensie plant de transitie en de stappen die daarin genomen moeten worden uitvoerig. Hierbij is een zo snel mogelijke realisatie van de doelstellingen en onderliggende maatregelen altijd het uitgangspunt. Wanneer bijvoorbeeld schaarste in de beschikbare capaciteit die benodigd is voor het realiseren van maatregelen een keuze in volgtijdelijkheid noodzakelijk maakt, is de focus zoals verwoord in de Defensienota bij deze afweging leidend.
De gemaakte voortgang van de transitie zal voor uw Kamer inzichtelijk worden gemaakt via de begroting, het jaarverslag en de verschillende rapportages zoals de personeelsrapportage, de inzetbaarheidsrapportage en het Defensie Projecten Overzicht.
14
Levert Nederland met de genoemde ondersteuning binnen deze integratie een wezenlijke bijdrage aan combined slagkracht, en is daarmee de inzet in balans? Hoe kijkt de Duitse krijgsmacht hiernaar?
Nederland versterkt de combat support (CS) en combat service support (CSS) van het Duits-Nederlandse tankbataljon, zodat het bataljon zelfstandiger en langer kan oefenen en kan worden ingezet. Het betreft vooral command & control, teams voor eindgeleiding van vuur- en luchtsteun, geneeskundige afvoer, logistieke ondersteuning en versterking van de staf. De Nederlandse bijdrage aan deze capaciteiten ontbrak tot op heden. Door deze toevoeging wordt niet alleen de gevechtskracht van deze binationale eenheid versterkt, maar komt bovendien de bijdrage van Nederland meer in balans met die van Duitsland. Duitsland verwelkomt de prioriteit die Nederland geeft aan de integratiedoelstellingen en ook de maatregelen die Nederland in dat kader neemt.
15
Verbinding met de buitenwereld is een van de hoofdlijnen van de Defensienota. Op welke wijze is deze buitenwereld, bijvoorbeeld (een vertegenwoordiging van) het bedrijfsleven, hierin gekend?
Defensie is constant in gesprek met haar omgeving, bijvoorbeeld door ecosystemen met het bedrijfsleven en kennisinstituten. Defensie treedt ook actief in contact met het grote én kleine bedrijven. Zo sprak de CDS op 7 juli jl. met ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf, het grootbedrijf en start-ups, verzameld in het Flevum-netwerk.
Daarnaast is er periodiek overleg met d de Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV). In aanloop naar de publicatie van documenten zoals de Defensienota, maar zeker gedurende de uitvoering van de plannen, betrekt Defensie diverse belanghebbenden zoals het netwerk met het bedrijfsleven.
Samenwerking zit in het DNA van Defensie, ook op Europees en internationaal niveau. Met de goede samenwerking met belangrijke partners zoals Duitsland, Frankrijk, België, Noorwegen het VK en de VS versterken we ook onze eigen krijgsmacht. Er is een gedeeld Duits-Nederlands legerkorps hoofdkwartier en met de Belgische Marine gebeurt de verwerving en onderhoud van materieel gezamenlijk. Defensie is altijd op zoek naar mogelijkheden om dit soort partnerschappen te verdiepen en uit te breiden.
16
Nederland zet in op het versterken van specialismen. Deze komen voort uit NAVO tekortkomingslijst. In hoeverre sluiten de in de Defensienota gekozen specialismen aan op deze NAVO-lijst? Zijn deze specialismen, met oog op het veranderende dreigingsbeeld, nog opportuun?
Actielijn 3 van de Defensienota noemt verschillende concrete maatregelen en acties die Defensie gaat nemen om haar specialismen te versterken. Bepaalde capaciteiten worden gericht versterkt en met investeringen in de breedte wordt de inzetbaarheid en gereedheid verhoogd. Hiermee geven we tevens verder invulling aan kwalitatieve en kwantitatieve eisen die gekoppeld zijn aan de NATO Capability Targets.
Bij de keuzes voor het versterken van specialismen hebben we gekeken naar capaciteiten en kwaliteiten waar onze krijgsmacht goed in is en die de grootste meerwaarde hebben voor de samenwerking en het gezamenlijk optreden met onze bondgenoten en partners, waaronder de NAVO. In de gemaakte keuzes zijn niet alleen het veranderende dreigingsbeeld maar ook de NATO Capability Targets meegewogen.
17
In de Defensienota staat genoemd dat materieel zoveel mogelijk van de plank wordt gekocht. Tegelijkertijd is er veel aandacht voor innovaties uit Nederland. Op welke wijze kunnen deze innovaties worden geïntegreerd in nieuw te verwerven materieel?
Voor Defensie is het uitgangspunt dat producten commercieel of militair van de plank (COTS/MOTS) worden verworven. In het kader van internationale (materieel)samenwerking is bij de aankoop van de plank ook standaardisatie en interoperabiliteit tussen de partners van belang. Daarbij zijn de behoefte en de bijbehorende vastgestelde eisen door Defensie leidend. Bij materieelverwerving worden de Europese en Nederlandse aanbestedingsregels gevolgd.
Het COTS/MOTS-beleid staat het streven naar strategische onafhankelijkheid niet in de weg. Integendeel, met de extra investeringen in onderzoek, technologieontwikkeling en innovatie in Nederland draagt Defensie bij aan de versterking van de NLDTIB. De versterking van de defensiesector draagt op zijn beurt bij de versterking van de strategische autonomie, met daarbij aandacht voor het level playing field in Europa.
Defensie wijkt van het adagium van de plank te kopen af als blijkt dat een ontwikkelingstraject nodig is om aan de operationele eisen te voldoen en het product niet van de plank beschikbaar is. Andere overwegingen kunnen zijn dat het ontwikkelingstraject voortvloeit uit de Defensie Industrie Strategie (DIS en/of internationale (materieel)samenwerking. Dat sluit aan bij het streven om de samenwerking binnen de Europese defensiesector te bevorderen en de EU's Defence Technological and Industrial Base te versterken via gezamenlijke ontwikkeling en verwerving.
Defensie moet de oorlog van vandaag en morgen kunnen winnen. Innovatie en hoogwaardige capaciteiten en materieel spelen hierin een steeds belangrijkere rol. Daarom blijft Defensie vooroplopen in onderzoek en ontwikkeling, en in de verkenning van nieuwe domeinen. Dat doen we samen met onze bondgenoten en partners. Met een sterk innoverend vermogen kan Defensie als hoogtechnologische organisatie inspelen op relevante ontwikkelingen. We werken aan een uitvoeringsagenda Innovatie, waarin concreet wordt beschreven hoe Defensie de komende jaren invulling gaat geven aan innovatieprojecten en Europese strategische autonomie. Daarnaast kunnen investeringen in veiligheid ook aanvullende maatschappelijke meerwaarde en innoverend vermogen genereren en zijn tegelijkertijd een kans de samenwerking met kennisinstituten en het bedrijfsleven verder te verdiepen.
Deze uitvoeringsagenda Innovatie, die in samenspraak met de industrie en kennisinstellingen tot stand komt, ontvangt uw Kamer voor de begrotingsbehandeling van dit jaar.
18
Klopt het dat OPCO’s meer zelfstandigheid hebben in het selectie- en aannamebeleid?
Eén van de maatregelen om de personele gereedheid te verbeteren betreft het voornemen om de mandaten op personeelsgebied verder te decentraliseren. Dit is momenteel onderwerp van gesprek met de vakcentrales en de Centrale Medezeggenschapscommissie (CMC).
19
Gaat Nederland met de plannen in de Defensienota en de extra investeringen die gedaan worden voldoen aan de meest recente NATO Capability Targets? Zo nee, wat is daarvan de reden?
De Defensienota is het strategisch plan waarmee we bouwen aan een toekomstbestendige krijgsmacht. Daarin maakt het kabinet keuzes en investeren we in combat support (CS) en combat service support (CSS), goed werkgeverschap, innovatie, nieuwe domeinen en het versterken van de samenwerking met partners en bondgenoten. De gemaakte keuzes zijn mede ingegeven door de NATO Capability Targets.
Zie tevens het antwoord op vraag 16.
20
Kan Nederland te allen tijde zelf beslissen over de inzet van zijn landmachteenheden wanneer deze geïntegreerd zijn in het Duitse leger? Wie stuurt deze eenheden eigenlijk aan in een situatie van integratie? Is instemming van zowel het Duitse als het Nederlandse parlement nodig bij inzet van de geïntegreerde landmacht?
Ja, Nederland kan zelf beslissen over de inzet van zijn militaire eenheden, ook over landmachteenheden die geïntegreerd zijn in Duitse eenheden. Het oppergezag over de krijgsmacht berust bij de Nederlandse regering, conform artikel 97, lid 2 van de Grondwet (zie ook Kamerstukken 33 279 en 36 124, nr. 34, 7 juli 2022). De directe aansturing van eenheden hangt af van het type inzet dat wordt gepleegd, bijvoorbeeld onder een Framework Nation, NAVO-commando of een commandant van een internationale missie. De Kamer wordt zoals gebruikelijk over mogelijke internationale inzet van Nederlandse militairen geïnformeerd. Wat betreft het betrekken van uw Kamer bij inzet van volledig geïntegreerde binationale eenheden zullen de daarvoor geldende nationale procedures en afspraken gevolgd worden.
21
Kunt u aangeven of over het integreren van capaciteiten met Duitsland al harde afspraken op politiek niveau zijn vastgelegd? Kunnen Nederlandse brigades onder alle omstandigheden rekenen op de ingebedde capaciteiten, zoals bijvoorbeeld tanks? En niet alleen bij daadwerkelijke inzet maar ook bij alle periodieke opleidings- en trainingsoefeningen?
Over eerdere intenties en afspraken op politiek niveau met betrekking tot integratie van capaciteiten met Duitsland is uw Kamer reeds geïnformeerd (zie ook Kamerstukken 33 279 en 36 124, nr. 34 van 7 juli jl.). Over verdere integratie worden nadere afspraken gemaakt. Er is doorlopend overleg met Duitsland over de planning van geïntegreerde capaciteiten. Hierbij geldt dat aan zowel Nederlandse als Duitse zijde sprake is van schaarste, met name met betrekking tot tankcapaciteit. Opleiding en training maken deel uit van het gereedstellingsproces van het Commando Landstrijdkrachten. Het Duits-Nederlandse 414 Tankbataljon, dat onderdeel vormt van de 43e Gemechaniseerde Brigade, is aangesloten op dat gereedstellingsproces, in afstemming met Duitsland.
Zoals op 13 december 2018 aan uw Kamer gecommuniceerd (Kamerstuk 33 279, nr. 28) is tussen Nederland en Duitsland in 2018 een Technical Arrangement getekend die het mogelijk maakt om in voorkomend geval tanks te leasen van Duitsland voor autonome Nederlandse inzet.
22
Vanaf wanneer kan de krijgsmacht weer aan de grondwettelijke hoofdtaken voldoen?
Defensie kan met de additionele investeringen belangrijke stappen zetten. Deze stappen zijn nodig om Defensie te herstellen en tegelijkertijd gereed te maken om Nederland en haar bondgenoten te kunnen beschermen tegen huidige en toekomstige dreigingen. Defensie zal hierdoor sneller, vaker en langer kunnen worden ingezet. Hierdoor kan Defensie, gezamenlijk met partners en bondgenoten, beter invulling geven aan de drie hoofdtaken.
Maar zelfs met deze significante additionele investeringen blijven keuzes en afwegingen nodig. Het evenwicht tussen de taken en de middelen van Defensie behoeft daarom een constante (politieke) dialoog en vergt een langjarig commitment.
23
In welke mate sluit deze Defensienota aan bij het beleid van de Europese Unie, dat in 2022 is ingezet, zoals neergelegd in het Strategisch Kompas, de Communication on Critical Technologies en de Communication on investment gaps?
Het Strategisch Kompas en de mededelingen van de Commissie onderstrepen, mede gezien de veranderende veiligheidscontext, de noodzaak om als Europa meer verantwoordelijkheid te nemen voor onze eigen veiligheid. Hiertoe is nadere en meer ambitieuze Europese samenwerking nodig, o.a. op het gebied van missies en operaties, weerbaarheid en investeringen. In de mededelingen van de Commissie worden voorstellen gepresenteerd die bijdragen aan deze doelstelling, zoals meer coördinatie en financiële prikkels bij de gezamenlijke aanschaf van materieel.
De Defensienota sluit goed aan op deze ambitie. Het kabinet acht het van belang dat Europese landen zichzelf en hun belangen beter kunnen verdedigen. Europese krijgsmachten moeten samen een grotere bijdrage leveren. Een sterkere EU betekent ook een sterkere NAVO. Nederland gaat een grotere bijdrage leveren aan EU-missies en -operaties en het EU-hoofdkwartier versterken. Op het gebied van EU-capaciteitsontwikkeling maakt het kabinet meer geld beschikbaar voor cofinanciering van European Defence Fund (EDF) projecten en voor andere EU-projecten zoals de Permanent Structured Cooperation (PESCO). Dit is in lijn met het Strategisch Kompas. Ook is het kabinet voorstander van meer gezamenlijke aanschaf van materieel. Dit sluit goed aan bij de genoemde gezamenlijke mededeling over lacunes in defensie-investeringen. Ten aanzien van de routekaart voor kritieke technologieën erkent het kabinet de noodzaak om voorop te blijven lopen in onderzoek en ontwikkeling en het belang van nauwe samenwerking met Europese en internationale partners.
Zie tevens het antwoord op vraag 17.
24
Hoe verhoudt het beleid van innovatie, de behoefte aan geavanceerde systemen en de wens van strategische onafhankelijkheid zich tot het kopen-van-de-plank beleid?
Zie het antwoord op vraag 17.
25
Militair vermogen bestaat uit drie componenten: de conceptuele, de fysieke en de mentale. Wat zijn de operationele concepten op basis waarvan de keuzes op materieel zoals te lezen in de Defensienota gemaakt zijn? Kunt u de Kamer eventueel in een aanvullend schrijven hierover informeren?
De Defensienota is het strategische plan van Nederland om haar krijgsmacht te versterken en is de basis voor onderliggende nationale operationele concepten. Operationele concepten worden mede ontwikkeld op basis van internationale concepten, zoals «Defence and Deterrence of the Euro-Atlantic Area (DDA), het «NATO Warfighting Capstone Concept» (NWCC) en het Strategisch Kompas van de EU.
Over de specifieke keuzes voor materieel wordt uw Kamer geïnformeerd conform het Defensie Materieel Proces (DMP).
26
Er worden enorme investeringen gedaan in materieel, er staan grote aankopen beschreven in de nota. In het verleden heeft Defensie moeite gehad met het uitgeven van de grote toegewezen budgetten en om dit ten goede te laten komen van de gereedheid en inzetbaarheid, zie bijvoorbeeld de rapporten van de Algemene Rekenkamer. Hoe wordt ervoor gezorgd dat de inkopen die gedaan zullen worden daadwerkelijk bijdragen aan de grotere gereedheid en inzetbaarheid en wat zijn de investeringen die hieraan kunnen worden uitgegeven?
Met de maatregelen uit de Defensienota wordt de basis van de krijgsmacht versterkt. Concreet betekent dit een verdere versteviging van de bedrijfsvoering en versterking van de operationele ondersteuning van de gevechtseenheden, zoals ophoging van de inzetvoorraden, versterking van de luchttransportcapaciteit, versterking van de geneeskundige keten, uitbreiding van vuursteuncapaciteiten en uitbreiding van de capaciteiten voor intelligence, surveillance en reconnaissance (ISR). Met deze maatregelen worden de gereedheid, inzetbaarheid en wendbaarheid zo snel mogelijk verhoogd.
Defensie zoekt daarbij naar versnellingen in de opbouw van deze capaciteiten door maximaal gebruik te maken van bestaande contracten, primair commercial of the shelf (COTS) of military of the shelf (MOTS) te verwerven en aan te sluiten bij materieelprojecten van internationale partners. De eerste resultaten daarvan zijn met uw Kamer gedeeld, zoals de versnelde aanschaf van munitie, de F-35 en de MQ-9. Daarnaast heeft DMO diverse aanvullende opdrachten gekregen om via bestaande contracten of binnen lopende projecten extra materieel te verwerven. Voorbeelden hiervan zijn extra operationele wielvoertuigen en CBRN-capaciteit.
Zie tevens het antwoord op vraag 6.
27
Wat is de laatste stand van zaken omtrent het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden binnen Defensie?
Op 7 juli jl. heeft de Staatssecretaris uw Kamer geïnformeerd over de uitkomst van de achterbanraadpleging over het onderhandelaarsresultaat van Defensie en de vier centrales voor overheidspersoneel. De vier centrales hebben unaniem hebben ingestemd met het onderhandelaarsresultaat. Op 7 juli is een definitief arbeidsvoorwaardenakkoord getekend. Hiermee is een belangrijke stap gezet naar erkenning en waardering van het belangrijke werk van zowel militairen als burgermedewerkers bij Defensie.
28
In welke mate kunt u een uitgebreid overzicht verstrekken van de voorraden die aangevuld moeten worden en op welke termijn de betreffende voorraden aangevuld zullen zijn?
Defensie heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in het ophogen van de voorraden naar het niveau benodigd voor de tweede hoofdtaak. Met het budget dat in de Defensienota voor inzetvoorraden beschikbaar is zetten we een stap in het op norm brengen van de inzetvoorraad naar het niveau benodigd voor de eerste hoofdtaak. Defensie is daarbij tevens afhankelijk van de tijdige beschikbaarheid van het benodigde materieel op de markt. De huidige marktsituatie op het gebied van defensiematerieel is daarbij uitdagend door een groeiende vraag in combinatie met schaarste van essentiële grondstoffen. Dit is ook binnen de verschillende bondgenootschappen een aandachtspunt en onderstreept het belang van Europese en internationale samenwerking op dit gebied.
Deze voorraden beslaan een breed scala aan artikelen, verdeeld in de operationele assortimenten: munitie, brand- en bedrijfsstoffen, geneeskundige verbruiksartikelen, operationele rantsoenen, reservedelen voor operationeel optreden, alsmede kleding en uitrusting. Aanvulling van de voorraden is een meerjarig proces; veel bestellingen die in deze kabinetsperiode gedaan worden, komen tijdens volgende kabinetsperiodes tot uitlevering. Met de aanvulling van de munitievoorraden heeft Defensie inmiddels een significante stap gezet door versneld bestellingen te doen. Hiervoor is een incidentele suppletoire begroting opgelopen, waarmee uw Kamer inmiddels heeft ingestemd (Kamerstukken 36 091, nr. 1 en Kamerstuk 36 092, nr. 2).
Zie tevens het antwoord op vraag 37.
29
Op welke termijn zal de MQ-9 Reaper bewapend worden?
Zie het antwoord op vraag 4.
30
Wat is de laatste stand van zaken inzake het versterken van de inlichtingencapaciteit?
De inlichtingencapaciteit van Defensie omvat zowel de MIVD als de inlichtingencapaciteit die ressorteert onder de Commandant der Strijdkrachten. De MIVD specifiek heeft zowel rechtstreeks via het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77), als via de Defensienota structurele middelen in een oplopende reeks gekregen voor het verder versterken van de inlichtingencapaciteit. Hiermee zijn de financiële randvoorwaarden gecreëerd voor een in de tijd gefaseerde versterking. De dienst ontvangt deze middelen onder andere voor het versterken van de generieke slagkracht, maar ook specifiek voor de thema’s cyber, economische veiligheid en de informatiegestuurde krijgsmacht. Realisatie hiervan doorloopt reguliere Defensie procedures voor reorganisaties en investeringen.
Defensiebreed wordt daarnaast extra geïnvesteerd in het versterken van de inlichtingenketen en inlichtingencapaciteit van de krijgsmachtonderdelen en bijbehorende waarborgen. Onder actielijn 6 (informatiegestuurd werken en optreden) zijn hiervoor middelen beschikbaar gesteld.
31
In welke mate verhogen andere NAVO-lidstaten hun Defensiebudget? Graag een toelichting per land.
De veranderende veiligheidssituatie heeft bij veel omliggende landen geleid tot extra investeringen in Defensie. De meeste Europese NAVO-bondgenoten hebben hun defensie-uitgaven de afgelopen periode dan ook aanzienlijk verhoogd. Voor een volledig overzicht van defensie-uitgaven van NAVO-bondgenoten voor 2022 zie https://www.nato.int/cps/en/natohq/news_197050.htm.
32
Hoe wordt voorkomen dat de extra financiële middelen voor Defensie onnodig op de plank blijven liggen?
Het extra budget voor Defensie is niet alleen hard nodig met het oog op de verslechterende veiligheidssituatie, maar ook gelet op de huidige staat van Defensie. De urgentie wordt dus dagelijks gevoeld, maar herstel en groei kosten tijd. Bij Defensie is een deel van de plannen afhankelijk van externe partijen en zorgen de marktomstandigheden voor uitdagingen. We nemen diverse maatregelen om de investeringen zo snel mogelijk te realiseren. Zo gaat Defensie waar mogelijk vaker gebruik maken van de versnellingsmogelijkheden via Foreign Military Sales (FMS) en Fast Track Procurement (FTP). Daarnaast bestaat de mogelijkheid om met budget te schuiven binnen het Defensiematerieelfonds (DMF). Door de geldende eindejaarsmarge van het DMF blijft het budget ter beschikking voor het project, mocht realisatie ondanks alle inspanning toch vertragen.
Door investeringen in de eerste jaren bijvoorbeeld te besteden aan het weer in gebruik nemen van materieel dat in de opslag staat (Pantserhouwitser, Patriot) en aan het versterken van bestaande capaciteiten en plannen (het ophogen van voorraden, arbeidsvoorwaarden, F-35, MQ-9, Stinger) zorgt Defensie ervoor dat de maatregelen op korte termijn realistisch en haalbaar zijn.
Ook kijkt Defensie actief naar welke investeringen samen met, onder andere, Europese partners gerealiseerd kunnen worden. Dit zorgt voor schaalvoordelen, voorkomt fragmentatie en verbetert bovendien standaardisatie en interoperabiliteit. Defensie blijft daarbij alert op versnellingsmogelijkheden en ziet ook samenwerkingsmogelijkheden met partners.
Om ook op de langere termijn de realisatie van maatregelen te vergemakkelijken nemen we bestaande processen onder de loep. Zo evalueert en actualiseert Defensie de komende periode het DMP door bijvoorbeeld te kijken waar de wendbaarheid en snelheid kan worden vergroot zonder dat dit ten koste gaat van de informatiepositie van de Kamer.
Zie tevens het antwoord op vraag 6, 17, 24 en 26.
33
Hoe wordt de verdere integratie van de Nederlandse landmacht met de Duitse landmacht de komende jaren vormgegeven? Wat zijn de concrete gevolgen voor de beslissingsbevoegdheid voor Nederland aangaande de inzet van betreffende manschappen?
De Nederlandse landmacht is reeds vergaand geïntegreerd met de Duitse landmacht. Verdere integratie zal langs de dezelfde lijn plaatsvinden. Een volgende stap die wordt onderzocht is onder meer de integratie van de 13e Brigade in een Duitse Divisie en de verdere samenwerking op gezamenlijke capaciteitsontwikkeling en aanschaf van systemen. Hierover moeten nog nadere afspraken worden gemaakt. De Nederlandse regering behoudt het oppergezag over de krijgsmacht, conform artikel 97, lid 2 van de Grondwet (zie ook Kamerstukken 33 279 en 36 124, nr. 34 van 7 juli jl.).
34
Hoe worden de opleidingsmogelijkheden bij de marechaussee de komende jaren verbeterd? Hoe wordt daarbij voorkomen dat de verschillende opleidingsmogelijkheden te veel met elkaar zullen beconcurreren?
Het Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum Koninklijke Marechaussee (OTCKMar) heeft een actieplan opgesteld ter ondersteuning van een leven lang leren met gepersonaliseerde leertrajecten. Dit vraagt om vernieuwing van het onderwijs, verbetering van de bedrijfsvoering en het versterken van de samenwerking met andere opleidingspartijen. De volgende verbeteringen zijn reeds in gang gezet:
• Een stijging van het rendement van de beschikbare opleidingsplaatsen door het terugdringen van de opleidingsuitval;
• Het verkorten van de opleidingsduur door vrijstellingen voor bepaalde modules die tijdens de mbo-vooropleiding met goed gevolg zijn afgerond;
• De ontwikkeling van nieuwe onderwijsleermiddelen waarvan een gedeelte plaats- en tijdonafhankelijk kan worden ingezet. Hierdoor is schaalvergroting mogelijk en kan instructiecapaciteit anders worden ingezet (bijvoorbeeld cursisten die online lessen volgen die fysiek gegeven worden op het OTCKMar);
• Het uitbesteden en inkopen van onderwijs door samenwerking met andere opleidingspartijen (bijvoorbeeld onderwijs op het gebied van opsporing gezamenlijk inkopen).
35
Wat zijn de prognoses aangaande het verbeteren van de gereedheid en de inzetbaarheid in de komende jaren? Hoe wordt een verbeterde gereedheid en inzetbaarheid gemeten?
Defensie investeert fors in het verhogen van de operationele gereedheid. Deze investeringen gaan op termijn leiden tot een verbetering van de gereedheid en inzetbaarheid.
Over de operationele gereedheid en inzetbaarheid informeren wij u via de begroting en het jaarverslag, inbegrepen de inzetbaarheidsrapportage. Deze rapportage is gebaseerd op kwantitatieve gegevens op eenheidsniveau, waaronder bijvoorbeeld de personele bezittingsgraad en de onderhoudsstatus van materieel en een kwalitatieve analyse en conclusies van de commandant.
Indien zich ontwikkelingen voordoen die de gereedstelling beïnvloeden zullen wij u daarover nader informeren.
36
In welke mate is het verhoogde budget feitelijk voldoende om op redelijke termijn de slagkracht zoals aangegeven te vergroten?
Defensie kan met de additionele investeringen grote stappen zetten en de basis op orde brengen. Daarmee verhogen we de gereedheid en inzetbaarheid, versterken we gericht de gevechtskracht en verbeteren de wendbaarheid van de organisatie. Door de operationele gevechtsondersteuning, zoals de medische- vuur- en logistieke steun te versterken kunnen eenheden op termijn sneller, langer en vaker worden ingezet en gaat de slagkracht omhoog.
Ook met deze significante investeringen blijft het nodig om keuzes te maken. Het evenwicht tussen de taken en de middelen van Defensie behoeft daarom een constante (politieke) dialoog en vergt een langjarig commitment.
37
Hoe kan de DMO de vergrote behoefte aan vervangende en nieuwe wapensystemen tijdig realiseren?
De doelstelling van DMO is om altijd tijdig in behoeftes te voorzien maar is daarbij tevens afhankelijk van de tijdige beschikbaarheid van de benodigde wapensystemen op de markt. De huidige marktsituatie op het gebied van defensiematerieel is daarbij uitdagend door een groeiende vraag in combinatie met schaarste van essentiële grondstoffen. DMO is tevens afhankelijk van voldoende gekwalificeerd personeel. Die inhoudelijke kennis en ervaring is momenteel aanwezig voor de verwerving van nieuw materieel voortvloeiend uit de Defensienota. Het werven, ontwikkelen en behoud van geschikt personeel blijft desalniettemin van groot belang, zeker gezien de nieuwe (technologische) ontwikkelingen bij de krijgsmacht, de kennisinstellingen en de industrie. Bij DMO is personeel in vaste dienst en er is een flexibele schil beschikbaar van voornamelijk inhuur. Hiermee kan DMO snel en flexibel inspelen op opdrachten die zij ontvangt en noodzakelijke expertise inwinnen. De DMO beziet in hoeverre er additionele capaciteit moet worden verworven op het gebied van inkoop, met het oog om toekomstige investeringsagenda en de extra verwervingsactiviteiten die daaruit voortvloeien. De huidige krapte op de arbeidsmarkt is hier een uitdaging.
38
In welke mate houdt deze nota rekening met de ontwikkeling van nieuwe dreigingen, zoals hypersone raketten?
Nieuwe dreigingen zijn doorlopend en een essentieel onderdeel van de dreigingsanalyse zoals die in de Defensienota zijn geschetst. Om toekomstbestendig te zijn en aan deze dreigingen het hoofd te kunnen bieden, voorziet de Defensienota onder andere in een modernisering van bestaande capaciteiten. Op die manier kunnen we inspelen op de ontwikkeling van nieuwe dreigingen van mogelijke tegenstanders tegen te gaan. We zetten in op het mitigeren van nieuwe dreigingen in- en vanuit de ruimte en het cyber-domein. De inzet op Research & Technology (R&T) gaat uit van een brede Defensie specifieke kennisbasis waarin alle domeinen zijn opgenomen, inclusief de dreiging van hypersone raketten.
Om de nieuwe dreigingen tijdig te onderkennen en het hoofd te kunnen bieden, werkt Defensie nauw samen met nationale en internationale partners. Zo werken we internationaal samen op het gebied van Emerging and Disruptive Technologies binnen EU en NAVO. Nationaal werken we samen met onder andere TNO aan technologieverkenningen waarmee zowel kansen als dreigingen worden geïdentificeerd.
39
Op welke precieze capaciteiten heeft Nederland de grootste meerwaarde ten opzichte van onze partners?
Defensie kiest voor extra investeringen in die capaciteiten en kwaliteiten waar onze krijgsmacht goed in is en die de grootste meerwaarde hebben voor het gezamenlijk optreden met onze bondgenoten en partners. Defensie investeert daarom nu in inlichtingencapaciteit, capaciteiten in het cyberdomein, special operations forces, de geïntegreerde lucht- en raketverdediging een de aanschaf van langeafstands- en precisiewapens die vanaf zee, land en vanuit de lucht kunnen worden ingezet. Daarnaast intensiveren we de integratie van de landmacht met die van Duitsland door deze eenheden de noodzakelijke gevechtsondersteuning te bieden zodat de gezamenlijke gevechtskracht wordt vergroot. Ook wordt training en advisering van veiligheidsinstituties ter bevordering van de internationale rechtsorde beter geborgd en uitgebreid.
We doen dit omdat dit aansluit bij de behoeften van de NAVO en de verdieping en uitbreiding van Europese samenwerking stimuleert. Denk hierbij aan de samenwerking met België voor de fregatten van de marine, met de Europese medegebruikers van de F-35 voor de luchtmacht en verdere integratie met Duitsland voor de eenheden van de landmacht.
40
Op welke precieze capaciteiten, waar Nederland de grootste meerwaarde ten opzichte van de partners heeft, zet Defensie in?
Zie het antwoord op vraag 39.
41
In welke mate zal de ondersteuning aan civiele autoriteiten door Defensie-onderdelen in de komende jaren gaan veranderen?
De toegenomen dreiging vraagt om een verbeterde gereedheid en inzetbaarheid van Defensie, in alle hoofdtaken. De krijgsmacht moet er sneller, vaker en langer kunnen staan in crisissituaties. De mate van verandering voor het nationale domein zit in de uitbreiding van capaciteiten om nationale taken en ondersteuning aan civiele autoriteiten uit te voeren en in de schaalbare en flexibele inrichting van deze capaciteiten. Een verdere verdieping van de samenwerking met civiele partners in alle schakels van de veiligheidsketen is hierbij van groot belang, waarbij civiele partners niet alleen door Defensie worden ondersteund, maar Defensie ook wordt ondersteund door civiele partners. Bovendien wil Defensie een grotere bijdrage leveren aan de bescherming van vitale belangen en weerbaarheid van het Koninkrijk in brede zin.
42
Welke concrete investeringen zullen naar voren worden gehaald?
De investeringen in zes extra F-35 toestellen en vier extra MQ-9 Reapers zijn naar voren gehaald. Hierover is de Kamer op 24 juni geïnformeerd middels een Incidentele Suppletoire Begroting. Daarnaast heeft Defensie extra investeringen in conventionele en kapitale munitie naar voren gehaald, dit eveneens met gebruikmaking van een Incidentele Suppletoire Begroting waarover de Kamer op 29 april jongstleden is geïnformeerd. Momenteel onderzoekt Defensie welke andere investeringen vanuit prioriteit en kansen versneld kunnen worden. Wanneer er sprake is van concrete versnellingsmogelijkheden zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.
43
Wat voor concrete afspraken gaat Nederland met internationale partners en bondgenoten maken over het gezamenlijk aanschaffen en onderhouden van (nieuwe) ondersteunende capaciteiten?
Samenwerking bij de aankoop en instandhouding van materieel draagt bij aan standaardisatie en interoperabiliteit, verstevigt de concurrentiepositie op de markt, brengt schaalvoordelen met zich mee en gaat bovendien, in tijden waarin de vraag naar defensiematerieel sterk is toegenomen, fragmentatie tegen. Nederland speelt in diverse multilaterale fora een actieve rol en beziet met partners doorlopend op welke wijze gemeenschappelijke verwerving en capaciteitsopbouw kan worden gerealiseerd, bijvoorbeeld binnen de NATO Support and Procurement Agency (NSPA) en het Europese Defensie Agentschap (EDA).
Multilaterale samenwerking krijgt verder vorm door onder meer samenwerking op het gebied van onderhoud, gereedstelling en inzet van de F-35. Nederland participeert daarnaast actief in gebruikersfora zoals de Boxer User Group en de F-35 European User Group. Met de Belgische Marine doen we samen de verwerving en het onderhoud van materieel, opleidingen en gebruiken we dezelfde typen schepen en helikopters. In aanvulling hierop brengt de Nederlandse Krijgsmacht doorlopend nieuwe samenwerkingsmogelijkheden in kaart. Zo biedt de recente beslissing van Duitsland om ook te investeren in Chinook helikopters mogelijk een kans om makkelijker en meer samen te werken met de Duitse luchtmacht. Ook de gezamenlijke aanschaf van de 12kN AASLT-voertuigen als onderdeel van de intensieve samenwerking tussen de Nederlandse en Duitse landmacht is hiervan een goed voorbeeld.
44
Zullen de afspraken die Nederland met internationale partners en bondgenoten over het gezamenlijk aanschaffen en onderhouden van (nieuwe) ondersteunende capaciteiten gaat maken worden aangevlogen vanuit een top-down of bottom-up benadering, of en-en?
Zie het antwoord op vraag 43.
45
Op welke termijn is de gespecialiseerde helikopter-eenheid voor SOF-optredens gereed?
Vanaf 2023 zal de focus van het 300 squadron mede op SOF-optreden gericht worden.
Momenteel analyseert Defensie hoe de inrichting van SOF Air Rotary Wing in detail vorm krijgt. Het moment dat de eenheid gereed is, is nog niet vastgesteld. De planning van zowel de Initial Operational Capable (IOC) datum als de Fully Operational Capable (FOC) datum zijn onderdeel van eerder genoemde analyse. Dit wordt in het najaar met alle stakeholders vormgegeven in een projectvoorstel waarin product, tijd en geld nader worden uitgewerkt. Deze capaciteit zal vooralsnog worden ingevuld met de huidige Cougar-helikopter, maar deze wordt op termijn vervangen door een helikopter die geschikter is voor SOF-optreden.
46
Welke stappen zijn concreet voorzien om onderzeese datakabels beter te beschermen?
De verschillende domeinen van de (1) Nederlandse territoriale zee, (2) de Nederlands exclusieve economische zone (EEZ) (3) de volle zee en (4) internationale zeebodem, vereisen een eigen aanpak omdat de bevoegdheden van Nederland per domein verschillen.
Defensie werkt op dit moment met interdepartementale partners aan een antwoord op deze, mede vanwege de hierboven omschreven jurisdictie, complexe materie. Zoals ook op 18 juli jl. (Kamerstuk 35 925 X, nr. 22) aan uw Kamer vermeld zal het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat als coördinerend departement voor de Noordzee fungeren. Inmiddels zijn er meer landen die het diepzee domein en de oceaanbodem-gebonden infrastructuur als strategische ruimte beschouwen. Nederland werkt daarom ook in bondgenootschappelijk verband aan een antwoord op deze dreiging.
47
Wanneer is de bewakingseenheid op vliegbasis Volkel volledig op sterkte?
De Commandant Luchtstrijdkrachten (CLSK) leidt extra personeel op om eind 2022 volledig gevuld te zijn. Vanaf januari 2023 anticipeert CLSK met extra inspanningen op de voorgenomen uitbreiding van de eenheid. Daarbij wordt ook in de regio gerekruteerd en opgeleid.
48
In welke mate zal de inzet van de reservecapaciteit pantserhouwitsers leiden tot het aanschaffen van extra pantserhouwitsers?
Defensie versterkt de vuursteuncapaciteit voor grondgebonden eenheden. Hiervoor vindt uitbreiding plaats van het aantal vuursteunmiddelen, waaronder de ingebruikname van Pantserhouwitsers uit de reservecapaciteit. Op dit moment wordt de versterking nader uitgewerkt.
49
Hoe wordt voorkomen dat door «pooling en sharing» de inzetbaarheid en gereedheid bij verschillende Defensie-onderdelen onder druk komt te staan?
Pooling & sharing met internationale partners is een middel om gezamenlijk de inzetbaarheid en gereedheid te verbeteren door hetzelfde materieel aan te schaffen en daarmee de interoperabiliteit te vergroten. Deelnemende landen en eenheden maken in een vroeg stadium van het project afspraken over het gezamenlijk oefenen en trainen met de betreffende wapensystemen waardoor de inzetgereedheid wordt gegarandeerd. De Multinationale Refueling Tanker Transport (MRTT)-eenheid op de vliegbasis Eindhoven is voorbeeld van internationale pooling & sharing waarbij de inzetbaarheid en gereedheid wordt gegarandeerd door een multinationale eenheid.
50
Hoeveel extra eenheden worden er opgericht met de extra in gebruik genomen pantserhouwitsers?
Op basis van de Defensienota werken we toe naar vier batterijen. Hiermee wordt de al opgerichte 3e batterij compleet gemaakt en wordt een extra 4e batterij opgericht. Daarnaast wordt een tweede command and control element opgericht. Hierdoor beschikt Nederland over twee afdelingen met pantserhouwitsers.
51
Hoe worden de nieuwe eskadrons voor de marechaussee, zoals die voor militaire politietaken en die voor ondersteuning van de civiele gezagsdragers, samengesteld? Krijgen hiervoor mensen uit andere bestaande eenheden een nieuwe rol, of betreft het een personele uitbreiding van de marechaussee?
Zie het antwoord op vraag 12.
52
Welke uitbreidingen van de logistiek vindt er plaats ter verbetering van ondersteuning en inzetbaarheid? Gaat het hier naast een extra transportvliegtuig ook om logistiek- en transporteenheden van de landmacht?
In de Defensienota zijn maatregelen aangekondigd die bijdragen aan de operationele taakuitvoering en inzetbaarheid van de krijgsmacht om zo vaker in staat te zijn positief te reageren op nationale en internationale hulpverzoeken. Bij de uitbreiding van capaciteiten wordt de logistiek en transport navenant uitgebreid zodat de (nieuwe) eenheden adequaat ondersteund worden. Soms zijn deze direct herleidbaar naar capaciteiten, zoals bijvoorbeeld het extra transporttoestel en het versterken van de geneeskundige keten met o.a. uitbreiding role 1 en role 2 capaciteit, gewondentransport en de verbeterde geneeskundige logistiek ondersteuning voor bijvoorbeeld bloed- en zuurstof-levering. In andere gevallen betreft het maatregelen die niet direct extra capaciteit in de vorm van eenheden genereren, maar wel bijdragen aan het verhogen van de gereedheid en inzetbaarheid doordat Combat Support en Combat Service Support beter in balans worden gebracht ten opzichte van de combat eenheden. Voorbeelden hiervan zijn: ophogen van budget inhuur flexibel transport, het verhogen van de Beleidskader Inzetvoorraden norm munitie naar 60% voor HT1, (gedeeltelijk) herstel van de materieel logistieke organisatie, verhogen van de budgetten tbv materiële exploitatie en meer budget voor Zelfstandige Kleine Aankopen door commandanten. Daarnaast wordt de bijdrage van Defensie op het gebied van militaire mobiliteit verbeterd. Door het inrichten van de randvoorwaarden voor militaire verplaatsingen en host nation ondersteuning t.b.v. optreden in NAVO-verband, wordt ook een bijdrage geleverd aan de (logistieke) slagkracht.
53
Met welke nieuwe landen zal Nederland gezamenlijk inzetten op inkoop en vervolgens pooling and sharing?
Nederland intensiveert de hechte multilaterale en bilaterale samenwerking met strategische partners zoals Duitsland, Frankrijk, België, Luxemburg, Noorwegen, het VK en de VS. Voor de samenwerking rond ondersteunende capaciteiten versterkt Defensie onder andere het organisatorische Europese samenwerkingsverband European Air Transport Command (EATC). Een recent voorbeeld van geslaagde inkoop en pooling & sharing betreft de C-17 transportvliegtuigen van de Heavy Airlift Wing, gestationeerd in Hongarije. Deze zware transportvliegtuigen en het ondersteunend materieel zijn eigendom van het NATO Airlift Management Programme, waarin de deelnemende landen, waaronder Nederland, vertegenwoordigd zijn. Ook de NAVO pool voor tank- en transportvliegtuigen, de Multinational MRTT Unit waaraan zes Europese partners waaronder Nederland deelnemen is hiervan een goed voorbeeld.
54
Gezien de mondiale grotere investeringen in Defensie en grotere vraag naar materieel komt de Defensie industrie in een gunstige positie. Dit zal de prijzen voor materieel enorm kunnen opdrijven. Wat is de strategie om dit te mitigeren? Hoe worden gezamenlijke inkopen gedaan en gecoördineerd?
Zie het antwoord op vraag 43.
55
Wat zijn de grootste knelpunten op het gebied van militaire mobiliteit in Nederland wat betreft de infrastructuur en de daarbij horende processen bewaken, beveiligen en begeleiden?
In het Nationaal Plan Militaire Mobiliteit zet het kabinet de beleidsvisie uiteen ten aanzien van nationale verbeteringen rondom militaire mobiliteit. Deze beleidsvisie wordt momenteel uitgewerkt. Het Nationaal Plan gaat over het belang van Nederland als strategisch militair transitland en ziet toe op het inrichten van drie zogenaamde multimodale corridors – primaire routes voor militair transport over weg, spoor en binnenvaart. Over de infrastructurele knelpunten is uw Kamer geïnformeerd.2 Hierbij dient te worden opgemerkt dat tot nu toe vrijwel alle verzoeken van bevriende krijgsmachten kunnen worden afgehandeld. Echter, de huidige geopolitieke context vraagt dat Nederland ook in (oplopende) crisissituaties goede Host Nation Support kan leveren, ook voor grotere verplaatsingen. De uitdaging zit hem daarom in het verbeteren van de randvoorwaarden voor het vergroten van de doorvoercapaciteit.
56
Welke extra maatregelen worden genomen om technisch hoogopgeleid personeel te werven en te behouden?
Technisch personeel is één van de schaarste-categorieën bij Defensie waarvoor de volgende extra wervings- en selectie-inspanningen worden verricht:
• Gerichte arbeidsmarktcampagnes;
• Studiedeals waarbij Defensie technische opleidingen – mbo, hbo en wo − betaalt;
• Samenwerking met uitzendorganisatie ManpowerGroup;
• Werving en selectie van werkstudenten techniek (wo en hbo) via het Defensity College;
• Personeelsuitwisseling met strategische partners (bedrijfsleven) via een inleenloket;
• Nauwe samenwerking met Regionale opleidingscentra (ROC’s)/mbo-opleidingen.
Daarnaast wordt gebruik gemaakt van aanstellings- en bindingspremies voor technisch personeel, de inhuur van (tijdelijk) personeel en de inzet van reservisten om te voorzien in technisch opgeleid personeel.
57
Bij welke Defensie-onderdelen is het hanteren van een streefcijfer van 30 procent vrouwen in 2030 niet realistisch?
Het streefcijfer van 30% vrouwen staat voor de ambitie die Defensie op dit vlak wil tonen. Bij een aantal onderdelen wordt dit nagenoeg bereikt, waaronder bij het Defensie Ondersteuningscommando en de Bestuursstaf waar het aantal vrouwen al boven de 30% is. De komende jaren zetten we in op de verhoging van dat percentage bij de andere onderdelen. Voor een aantal specifieke eenheden zoals het Korps Mariniers en de gevechtseenheden van het Commando Landstrijdkrachten zal 2030 nog te vroeg komen en weten we nu al dat zij meer tijd nodig hebben om dit te bereiken.
58
Hoe wordt bepaald welke concrete objecten uit de vastgoed-portefeuille van Defensie worden afgestoten? In welke mate geeft het aankomende Strategisch Vastgoedplan daarin helderheid?
Om tot een toekomstbestendige vastgoedportefeuille te komen, weegt Defensie af welke eenheden op concentratieobjecten worden samengevoegd en welke perspectiefobjecten door Defensie kunnen worden aangeboden om de gemeenschappelijke opgaven van het kabinet te helpen oplossen. Defensie concentreert regionaal en houdt daarbij rekening met strategische ontwikkelruimte om groei op te kunnen vangen, nu en in de toekomst. Verder zijn operationele inzetbaarheid, werving en behoud van personeel, verduurzaming en betaalbaarheid bepalend voor de verkenning naar waar en hoe Defensie het beste kan concentreren, verduurzamen en vernieuwen. Binnen deze opgave streeft Defensie naar behoud van werkgelegenheid in de regio. Het transformeren van ons vastgoed en het nemen van alle besluiten die daarbij horen, zullen geen «big bang» zijn, maar een gefaseerd en complex proces. Defensie voert een ambtelijke verkenning uit, waarbij kansrijke opties verdiepend worden onderzocht. Deze ambtelijke verkenning kan leiden tot zogenaamde no-regret besluiten en tot bestuurlijke voornemens tot concentratie. Een bestuurlijk voornemen gaat gepaard met het initiatief vanuit het Rijk om gezamenlijk met de regio tot een gedeeld beeld te komen over de impact van het besluit en daarbij behorende handelingsperspectieven. Met de kansen en knelpunten in beeld wordt uiteindelijk een besluit genomen over een object. Het aankomende Strategisch Vastgoedplan zal daarin voor de eerste fase helderheid bieden.
Zie tevens het antwoord op vraag 10.
59
Welke uitbreidingen van de vloot met bemande of onbemande schepen zijn gepland?
Defensie bereidt een grootschalige vervanging van de marinevloot voor. Bij de vervanging van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten), vanaf 2030 overweegt Defensie aanvullende kleinere schepen te bouwen die samen met de nieuwe luchtverdedigingsfregatten kunnen optrekken. Aanvankelijk zijn dit waarschijnlijk bemande schepen, later worden dit mogelijk onbemande schepen. Het antwoord op vraag 74 gaat hier nader op in.
Voor de huidige tien hulpvaartuigen zal Defensie acht nieuwe schepen aanschaffen die de taken overnemen, dus twee minder. Een schip dat erbij komt is het nieuwe bevoorradingsschip (Combat Support Ship), dat vanaf 2025 operationeel inzetbaar is. De mijnenbestrijdingsvaartuigen, M-fregatten en onderzeeboten worden één op één vervangen. In plaats van de huidige twee Landing Platform Docks (LPD’s) en de vier Oceangoing Patrol Vessels (OPV’s) is een nieuwe klasse van zes schepen voorzien die de taken van deze schepen zal combineren. Alleen bij het Joint Support Ship (JSS) is de vervanging nog niet in voorbereiding. Het JSS blijft tot zeker 2040 in dienst.
Vanaf 2025 stromen de nieuwe mijnenbestrijdingsvaartuigen in. Deze schepen beschikken over een toolbox van onbemande onderwater- en oppervlaktevaartuigen en onbemande luchtvaartuigen. De toolbox die aanvankelijk instroomt, wordt relatief snel (kortcyclisch) gemoderniseerd met apparatuur die het resultaat is van een PESCO-ontwikkelingsproject. Defensie doet dit samen met België.
Ook andere oppervlakteschepen zullen waarschijnlijk gaan beschikken over kleine tot middelgrote onbemande vaartuigen of vliegtuigen. In het bijzonder betreft dit de vervangers van de M-fregatten en daarnaast de huidige LPD’s en de OPV’s, en de vervangers daarvan. Deze onbemande vaartuigen en vliegtuigen zullen functioneren als extra ogen en oren van de schepen. Momenteel is een studie gaande naar wat voor onbemande toestellen dit moeten zijn.
60
In welke specifieke capaciteiten zijn de partners van Nederland in Noord-Europa onderscheidend?
Net als Nederland maken landen verschillende afwegingen over de inrichting van hun Krijgsmacht. Naast geografie spelen bijvoorbeeld historie, de omvang van een land, de bevolking en uiteraard de specifieke dreigingsperceptie hierin een rol. Zo beschikt het Verenigd Koninkrijk met vliegdekschepen over expeditionaire capaciteiten en zet Duitsland in op collectieve verdediging met accenten op landstrijdkrachten. Juist daarom kijken we samen met onze bondgenoten naar hoe we gezamenlijk capaciteiten kunnen ontwikkelen en aanschaffen, rekening houdend met de specifieke capaciteiten van een ieder.
Het kabinet verkent momenteel de kansen en mogelijkheden voor specialisatie – hiervoor wordt gebruikt gemaakt van verschillende instrumenten en processen. Binnen de EU maken we daarvoor nu al gebruik van de EU Coordinated Annual Review on Defence (CARD) en het werk van de Defence Joint Procurement Task Force. Binnen het NATO Defence Planning Process (NDPP) vindt ook een bepaalde mate van «specialisatie» plaats: bondgenoten verdelen capaciteitensets in onderling overleg. Binnen dit proces is ruimte om de ontwikkeling van capaciteiten nader op elkaar af te stemmen. Daar zal Nederland zich de komende periode voor inzetten.
61
In welke specifieke capaciteiten zijn de partners van Nederland in Oost-Europa onderscheidend?
Zie het antwoord op vraag 60.
62
In welke specifieke capaciteiten zijn de partners van Nederland in Centraal-Europa onderscheidend?
Zie het antwoord op vraag 60.
63
In welke specifieke capaciteiten zijn de partners van Nederland in Zuid-Europa onderscheidend?
Zie het antwoord op vraag 60.
64
Hoe staat het met de afspraken over specialisatie met partners en bondgenoten?
Specialisatie is een vergaande vorm van samenwerking en komt neer op het maken van afspraken over wie wat doet en niet meer doet voor het grotere geheel. Komen tot concrete afspraken overspecialisatie is dan ook een gradueel en langdurig traject. Zoals ook aangegeven in het onlangs verschenen onderzoek van Clingendael «Specialising in European Defence» biedt specialisatie kansen voor het verder intensiveren van Europese en internationale defensiesamenwerking en het vergroten en verbeteren van gezamenlijke capaciteiten Nederland wil hierin een voortrekkersrol spelen en neemt al een aantal maatregelen om haar specialismen te vergroten. Parallel hieraan wordt op termijn toegewerkt naar bepaalde vormen van specialisatie door het intensiveren van onze samenwerking met strategische partners, zoals Duitsland en België. Het kabinet staat open voor nadere samenwerking met andere landen waar dit toegevoegde waarde heeft. Het kabinet verkent momenteel de kansen en mogelijkheden voor specialisatie en informeert uw Kamer op basis hiervan zo snel mogelijk over de verdere beleidsinzet.
65
Met welke specifieke partners en bondgenoten gaat Nederland afspraken maken over specialisatie? Kunt u die keuze toelichten?
Zie het antwoord op vraag 64.
66
De keuze om de landmacht veel nauwer te laten samenwerken met Duitsland lijkt gemaakt te zijn, hoewel de nota meldt dat de wijze waarop capaciteiten over en weer worden ingebed nog nader onderzocht moet worden. Over het leasesysteem van de tanks is nu duidelijkheid. Zijn er al andere harde afspraken gemaakt met Duitsland om deling van capaciteiten vast te leggen? Kunnen Nederlandse brigades onder alle omstandigheden rekenen op die ingebedde capaciteiten? En niet alleen bij daadwerkelijke inzet maar ook bij alle periodieke opleidings- en trainingsoefeningen?
Zie het antwoord op vraag 21.
67
Kan een overzicht gegeven worden van waar andere EU-landen zich in specialiseren?
Zie het antwoord op vraag 60.
68
Kunt u een heldere juridische- en beleidspositie over de inzet van bewapende drones binnen en buiten gewapende conflictsituaties opstellen?
De inzet van een (wapen)systeem moet altijd verenigbaar zijn met het nationale en het internationale recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht en de mensenrechten. Nieuwe wapens en munitie worden daarom altijd aan het internationaal recht getoetst.
Zie voor de inzet van (bewapende) drones tevens het antwoord op vraag 4.
69
Aangezien de nu geldende doctrine van de luchtmacht is opgesteld in 2014, kunt u aangeven wanneer een nieuwe doctrine beschikbaar is waarin voor het gebruik van onbemensde systemen door de luchtmacht wordt aangegeven hoe wordt gewaarborgd dat geweldsgebruik in lijn is met het oorlogsrecht en de mensenrechten?
Het vernieuwen van de doctrine is een continu proces, maar de wetten en regels voor het gebruik van geweld staan daar los van. Defensie handelt altijd conform de geldende rules of engagement en binnen de kaders van het humanitair oorlogsrecht, waaronder de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en onderscheid tussen militaire doelwitten enerzijds en burgers en burgerobjecten anderzijds.
Zie tevens het antwoord op vraag 68.
70
Kunt u aangeven of de bewapende MQ-9-drones zouden kunnen worden ingezet binnen «speciale operaties», waartoe door de Ministeriële Kerngroep Speciale Operaties kan worden besloten? Kunt u uw antwoord toelichten?
In principe kan iedere capaciteit van de krijgsmacht worden ingezet in het kader van speciale operaties. Deze operaties worden in het algemeen uitgevoerd door speciale eenheden die zijn aangewezen, opgeleid en toegerust om onder bijzondere omstandigheden (geheimhouding, grote veiligheidsrisico’s en zware fysieke inspanningen) opdrachten te vervullen (Kamerbrief 23 augustus 2000, Kamerstuk 26 800 X, nr. 46). Welke capaciteit benodigd is, wordt per speciale operatie zorgvuldig afgewogen binnen de Ministeriële Kerngroep Speciale Operaties.
71
Kunt u aangeven wat de voortgang is van de Nederlandse inzet om in internationaal verband te komen tot het reguleren van gebruik en export van bewapende drones, en welke rol Nederland hierin de komende jaren wil vervullen?
Onbemande (op afstand bestuurde) vliegtuigen kennen vele toepassingen, zowel civiel als militair. Deze ontwikkeling zal zich voortzetten en vraagt om verdere internationale afspraken. Nederland speelt een actieve rol in de internationale discussies over deze thematiek en zet zich in voor het vergroten van de transparantie en verantwoording over de export en de inzet van zogenaamde Unmanned Aerial Vehicles (UAV’s). Op het vlak van exportcontrole richt Nederland zich op de daarvoor geëigende gremia zoals het MTCR, het Wassenaar Arrangement en het Arms Trade Treaty. Ook steunt Nederland het initiatief voor internationale standaarden voor de export en het gebruik van conventioneel bewapende UAV’s en zet daarbij in op een zo groot mogelijk aantal landen dat zich aan deze standaarden verbindt.
72
Wanneer zijn de 52 F-35 toestellen volledig inzetbaar?
In 2024 neemt de F-35 alle taken van de F-16 over en daarmee wordt de mijlpaal Full Operational Capability (FOC) behaald. Met de bestelling van de extra zes F-35»s bij de Amerikaanse overheid medio juli jl., vergroot Nederland de slagkracht van de krijgsmacht en wordt de NAVO-doelstelling bereikt 52 inzetbare F-35»s beschikbaar te hebben. Deze zes vliegtuigen worden in 2025 afgeleverd. Parallel wordt de infrastructuur op Vliegbasis Volkel geschikt gemaakt om het derde F-35 squadron te huisvesten, waarna in 2027 alle drie de squadrons operationeel inzetbaar zijn.
73
Hoeveel LC-fregatten zijn gepland om met raketverdediging te worden uitgerust? In hoeverre vereist plaatsing van de raketverdediging modificaties waardoor schepen niet inzetbaar zijn, en hoe verhoudt zich dat tot de keuze om maar twee LCFs met de ESSM block 2 uit te rusten?
De huidige vier LC-fregatten beschikken met de nieuwe SMART-L radar over de capaciteit om ballistische raketten te detecteren en te volgen. In 2023 is het vierde en laatste LC-fregat aan de beurt voor de inbouw van deze radar. Gezamenlijke oefeningen met de Amerikaanse marine hebben aangetoond dat een LC-fregat een Amerikaans marineschip van de juiste informatie kan voorzien om een ballistische raket te onderscheppen. Het LC-fregat beschikt zelf niet over de geschikte bewapening daarvoor.
Het project «Verwerving Ballistic Missile Defence Interceptiecapaciteit» (BMD) betreft de aanschaf van raketten waarmee ballistische raketten kunnen worden onderschept. Op dit moment is voorzien dat in ieder geval de vervangers van de LC-fregatten daarmee worden uitgerust. Of dit ook gaat gelden voor de huidige LC-fregatten, en zo ja hoeveel, wordt nog onderzocht. Daarom is nog niet bekend hoe zich dit verhoudt tot het besluit om twee van de vier LC-fregatten geschikt te maken voor de ESSM Block 2 luchtdoelraket.
Bij mogelijke aanpassingen van de LC-fregatten speelt een rol dat de schepen tijdens de ombouw niet inzetbaar zijn terwijl het einde van de levensduur nadert. De vraag is dan steeds hoe doelmatig de aanpassing nog is. Dit speelde ook een rol bij het besluit om twee LC-fregatten niet aan te passen voor de ESSM Block 2. U bent hierover geïnformeerd in de brief van de Staatssecretaris van 29 april jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 355). De A-brief over de BMD-interceptiecapaciteit die de Kamer in 2023 ontvangt, gaat hier nader op in.
74
Welke plannen zijn er voor de aanschaf van onbemande schepen, ook voor de plaatsing van ballistische raketverdediging hierop? Hoe verhouden deze plannen zich tot de beoogde opvolgers van de LCF-fregatten?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 59 denkt Defensie bij de vervanging van de LC-fregatten na over de bouw van aanvullende kleinere schepen. Die overwegingen zijn onder andere gebaseerd op de manieren waarop kleinere schepen het fregat op korte afstand kunnen begeleiden. De kleinere schepen beschikken over een extra voorraad raketten die de commandant van het luchtverdedigingsfregat kan lanceren. De bemanning vaart en onderhoudt het schip maar gaat niet over de raketlanceringen. Dit wordt «gedistribueerd optreden» genoemd. Op termijn zullen de kleinere schepen mogelijk onbemand zijn.
De reden voor dit concept is het grote aantal antischipraketten dat een mogelijke tegenstander tegelijkertijd en uit verschillende richtingen kan lanceren. Met de grotere rakettenvoorraad op de kleinere schepen is het luchtverdedigingsfregat beter in staat langdurige en grootschalige aanvallen te weerstaan. Defensie beziet nog of de kleinere schepen ook een taak krijgen bij de verdediging tegen ballistische raketten. In 2023 zal de Kamer hierover meer informatie ontvangen met de A-brief van de vervanging van de LC-fregatten.
75
Is plaatsing van kruisraketten voorzien op de toekomstige ASW-fregatten?
Nee, gezien de functionaliteit van de Anti-Submarine Warfare (ASW) fregatten ligt dit niet voor de hand. Zoals nu voorzien gaat Defensie de langeafstandswapens (maritime strike) plaatsen op de huidige LC-fregatten, de vervangers van deze fregatten en de nieuwe onderzeeboten.
Bovenstaand antwoord raakt tevens aan de motie van het lid De Roon over dit onderwerp (Kamerstuk 34 550 X, nr. 34 van 17 november 2016), waarin de regering werd verzocht te bestuderen of de opvolgers van de huidige M-fregatten met «langeafstandskruisraketten» uitgerust kunnen worden.
76
Op welke concrete manier gaat Nederland invulling geven aan de voortrekkersrol waar het gaan om het vergroten van de standaardisatie, interoperabiliteit en het langjarig traject naar specialisatie?
Zie het antwoord op vraag 60 en 64.
77
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat deze voortrekkersrol een langjarig karakter krijgt?
Zie het antwoord op vraag 60 en 64.
78
Is het kabinet voornemens een Europese groep van welwillende landen op te zetten om hier meer vorm aan te geven?
Zie het antwoord op vraag 60 en 64.
79
Welke grote vervangingstrajecten binnen het Defensiematerieel zullen de komende tijd starten?
In de Defensienota 2022 is als bijlage 3 de «indicatieve vooruitblik investeringsprogramma» opgenomen. Deze indicatieve vooruitblik geeft inzicht in de planning van grote materieelprojecten voor de komende 15 jaar. De Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over eventuele aanpassingen in de planning via het Defensie Projectenoverzicht (DPO).
80
In welke mate heeft het vervangen van niet-operationele voertuigen voor zero-emissievarianten gevolgen voor de actieradius van de betreffende voertuigen?
De actieradius van de nul-emissie voertuigen van Defensie ligt momenteel tussen de 400 en 600 kilometer. Die van de dieselvoertuigen ligt tussen 700 en 1.000 kilometer.
Alle nul-emissie voertuigen kunnen zowel op kazernes als bij openbare laad-, of tankstations laden. Gebruikers worden geïnformeerd over het gebruik van nul-emissie voertuigen, tevens is er aandacht voor het effect van rijgedrag op de actieradius.
Op basis van het doel en de bestemming van de dienstreis wordt gekeken of een nul-emissie voertuig geschikt is. Het vervangen van voertuigen heeft beperkte invloed op het gebruik.
81
Leidt gezamenlijke aanschaf van middelen in bilateraal of EU verband ook tot gezamenlijk eigendom?
Gezamenlijke aanschaf van middelen kan leiden tot gezamenlijk eigendom of tot nationaal eigendom. Dat is afhankelijk van de afspraken die de deelnemende partnerlanden maken en de aard van de aan te schaffen middelen. Gezamenlijke aanschaf kan plaatsvinden door NSPA of OCCAR, maar kan evengoed gebeuren door de lead nation, die kan optreden als de contracterende autoriteit (contracting authority) die namens de partnerlanden de aanschaf uitvoert.
Bij het samenwerkingsverband MRTT (Multi Role Tanker Transport) zijn de vliegtuigen aangeschaft door het NATO Support and Procurement Agency (NSPA). De toestellen zijn eigendom van NAVO, zijn in Nederland geregistreerd en hebben onder andere de vliegbasis Eindhoven als thuisbasis. De deelnemende landen hebben gebruiksrechten.
Bij het project ASWF (Anti Submarine Warfare Frigate, de vervanging van de huidige M-fregatten) met België schaft Nederland de schepen aan en komen de schepen vervolgens in nationaal eigendom. Bij het binationale project vervanging mijnenbestrijdingsvaartuigen met België heeft België de aanschaf uitgevoerd en worden de schepen eveneens nationaal eigendom. Bij het project airborne vehicles is Duitsland leidend en schaft Duitsland aan, maar worden de voertuigen Nederlands eigendom.
82
Wordt Nederland in dat kader ook volwaardig lid van de Organisation Conjointe de Coopération en matière d'Armement / Organisation for Joint Armament Co-operation (OCCAR), een Europees agentschap dat speciaal voor dit doel is opgericht?
Zie het antwoord op vraag 43.
83
Wanneer schat het kabinet de Nederlandse bijdrage aan de invulling van het Strategisch Kompas volledig gereed te hebben?
Het Strategisch Kompas geeft richting aan het Gemeenschappelijk Veiligheid- en Defensiebeleid (GVDB) van de EU tot en met 2030. Het kabinet blijft de komende jaren gecommitteerd aan de implementatie van het Strategisch Kompas. Een concreet voorbeeld is dat Nederland in 2025, het eerste jaar dat de Rapid Deployment Capacity (RDC) operationeel zal zijn, 150 militairen zal leveren aan de EU Battle Group, die de kern zal vormen van de RDC. Deze bijdrage zal bestaan uit een infanteriecompagnie en een Role 1 medische faciliteit. Ook draagt Nederland actief bij de ontwikkeling van de hybride toolbox die op dit moment ontwikkeld wordt. De noodzaak om meer te investeren in capaciteitsontwikkeling, zoals ook onderstreept in het Strategisch Kompas, wordt door het kabinet uitgevoerd door structureel meer te investeren Defensie, zoals uiteengezet in de Defensienota 2022.
84
Op welke manier gaat het kabinet bijdragen om ervoor te zorgen dat Europa zelfstandig kan beschikken over basale capaciteiten zoals strategisch luchttransport?
Nederland maakt actief gebruik van de EU-instrumenten voor capaciteitsontwikkeling, zoals het EDF en PESCO. Ook wordt er bilateraal intensief samengewerkt met EU-partners, waaronder Duitsland en België. Voorbeelden van capaciteitsontwikkeling zijn luchttransport voor groot en zwaar materieel, mijnenbestrijding op zee, en detectie van ballistische dreigingen. Zo is Nederland bijvoorbeeld lead nation als het gaat om het succesvolle Multi-Role Tanker Transport (MRTT) project.
Zie tevens het antwoord op vraag 49.
85
Hoe is er afgestemd met NAVO-bondgenoten over de keuzes die zijn gemaakt wat betreft investeringen in materieel en capaciteiten? Is er in de afwegingen rekening gehouden met de prioriteiten in de slagkracht van landmachtbrigades en de hogere gereedheid van NAVO-troepen? Op welke manier is dit al dan niet meegewogen?
Nederland stemt op een flink aantal terreinen investeringen in materieel en capaciteiten af met internationale partners. Denk bijvoorbeeld aan maritieme capaciteiten met België of capaciteiten in het landdomein met Duitsland. Zodoende wordt gestreefd naar kosteneffectieve investeringen en versterking van de interoperabiliteit. Hier zitten wel grenzen aan en investeringen blijven uiteindelijk een nationale keuze. Elk land binnen het bondgenootschap krijgt vanuit de NAVO capaciteits- en prioriteitsdoelstellingen toegewezen. Voor de keuzes die Nederland heeft gemaakt in de Defensienota geldt dat de NAVO Capability Targets, en dus ook targets voor de landmacht en hogere gereedheidseisen, hierin zijn meegewogen. Binnen het NATO Defence Planning Process (NDPP) voert Nederland periodiek overleg met NAVO-bondgenoten en de NAVO-staf over de staat van de Nederlandse krijgsmacht en onze keuzes voor de toekomst.
86
Hoe wordt de beoogde grotere bijdrage aan militaire EU-missies en -operaties concreet vormgegeven in de komende jaren?
Als onderdeel van de «Samenhangende Nederlandse inzet in het kader van de collectieve verdediging en in missies en operaties ter bevordering van de internationale rechtsorde 2022–2025» (Kamerstuk 29 521, nr. 446), die uw Kamer op 17 juni jl. is toegekomen, heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de voorgenomen deelname aan EU-missies en -operaties. Nederland onderzoekt momenteel de mogelijkheid en wenselijkheid van het leveren van stafofficieren en/of een militaire eenheid aan operatie EUFOR Althea in Bosnië-Herzegovina. Verder zal Nederland in 2025 een bijdrage van compagnie grootte leveren aan de Duits-geleide EU Battle Group (EUBG). De EUBG zal de kern vormen van de in het Strategisch Kompas benoemde RDC. Daarnaast zal Nederland bezien of het een bijdrage kan leveren aan eventuele nieuwe EU-missies die in de komende periode worden opgestart.
87
Wat zijn de concrete gevolgen van het uitbreiden van de militaire maritieme samenwerking met België aangaande de beslissingsbevoegdheid van Nederland voor de inzet van betreffende eenheden?
Er zijn geen gevolgen voor de beslissingsbevoegdheid van Nederland. Het oppergezag over de krijgsmacht berust bij de Nederlandse regering, conform de Grondwet, artikel 97, lid 2. Bij de vergaande samenwerking geldt dat Nederland en België elk afzonderlijk beslissen over de inzet van de eigen militairen en onder welke voorwaarden. Met het uitbreiden van de militaire maritieme samenwerking met België, draagt Nederland niet het gezag over haar eigen krijgsmacht over.
88
Hoeveel cofinanciering voor Europese capaciteitsontwikkeling stelt Nederland beschikbaar in vergelijking met andere landen na de voorziene verruiming?
Op de Defensiebegroting (Kamerstuk 35 925 X, nr. 1) was in het totaal € 10 miljoen beschikbaar voor cofinanciering van projecten voor EDF 2021 en EDF 2022. Deze reeks loopt tot 2024 op naar € 30 miljoen per jaar.
Het kabinet doet geen uitspraken over de (onderdelen van de) begroting van andere landen en kan dus ook geen vergelijking maken.
89
Op welke manier en met welke aantallen zal Defensie haar capaciteit voor deelname aan PESCO-projecten vergroten?
Zie het antwoord op vraag 92.
90
Met hoeveel FTE zal de Nederlandse presentie bij EU-instellingen worden vergroot?
Op dit moment zijn er op het gebied van veiligheid en defensie in het totaal acht defensiemedewerkers gedetacheerd bij een EU-instelling. Daarbij gaat het zowel om burgers, als militairen die naast de verplichte quota posten zijn geplaatst. Gezien het toenemende belang van Europese defensiesamenwerking acht het kabinet het van belang dat deze presentie verder wordt uitgebreid. Dit bevordert de informatie-uitwisseling in alle fases van de EU-besluitvorming. De doelstelling is om in 2022–2023 twee extra personen te detacheren bij EU-instellingen. Voor 2024–2025 is de ambitie om dit nog eens met twee personen te verhogen.
91
Met hoeveel mensen zal de Nederlandse presentie bij het Military Planning and Conduct Capability (MPCC) worden vergroot?
Nederland onderzoekt de mogelijkheden om het aantal stafofficieren in het permanente operationele EU-hoofdkwartier, de Military Planning & Conduct Capabality (MPCC), te verhogen met twee à drie personen. Vanaf medio 2023 zal dit hoofdkwartier onder leiding staan van een Nederlandse generaal.
92
Met hoeveel nationale middelen zal de cofinanciering in EU-projecten voor capaciteitsontwikkeling worden verhoogd?
Op dit moment neemt Defensie deel aan 14 PESCO projecten. Het startbudget zal het mogelijk maken om, afhankelijk van het project, een grotere bijdrage te kunnen leveren. Deelname aan (nieuwe) PESCO projecten is altijd afhankelijk van de aard van het project en wordt derhalve per project door Defensie beoordeeld.
Zie tevens het antwoord op vraag 88.
93
Hoeveel Nederlands Defensiepersoneel zal beschikbaar zijn voor de EU’s Rapid Deployment Capacity?
De concrete uitwerking van het Rapid Deployment Capacity (RDC) concept vindt op dit moment in Brussel plaats. De nationale bijdragen bestaan vooralsnog niet uit vaste aantallen personeel, maar komen tot stand in afstemming met andere EU-landen op basis van actuele scenario’s. In 2025, het eerste jaar dat de RDC operationeel zal zijn, zal Nederland 150 militairen leveren aan de EU Battle Group, die de kern zal vormen van de RDC. Deze bijdrage zal bestaan uit een infanteriecompagnie en een Role 1 medische faciliteit.
94
Hoeveel Nederlandse mensen zullen beschikbaar zijn voor NAVO’s Rapid Reaction Force?
De manier waarop NAVO zijn eenheden zal organiseren, mobiliseren, beheren en aansturen is beschreven in het New Force Model (NFM). Een deel van de militaire capaciteit zal op afroep beschikbaar zijn (mobilisabel) en een deel zal als strategische reserve onmiddellijk ter beschikking staan van de opperbevelhebber van de NAVO. Het proces om missies en snel-inzetbare eenheden te vullen, het zogenaamde force generation proces, blijft van kracht. Nederland verkent op dit moment hoeveel militairen het zal gaan bijdragen aan de NAVO’s toekomstige snel inzetbare eenheden. Dit gebeurt in nauwe afstemming met alle bondgenoten. Zoals vermeld in het verslag van de NAVO Top (Kamerstuk 28 676, nr. 417, 5 juli 2022) zal uw Kamer de komende maanden nader geïnformeerd worden over de voorziene versterking van de collectieve afschrikking en verdediging van de NAVO en de wijze waarop Nederland hieraan bij zal dragen.
95
Hoe staat het met de intensievere militaire samenwerking en Nederlandse bijdrage in de Northern Group?
De Northern Group is een discussieforum van landen die grenzen aan de Noord-Atlantische Oceaan en de Baltische Zee, te weten: Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, IJsland, Letland, Litouwen, Nederland, Noorwegen, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. In dit verband komen Ministers van Defensie en beleidsdirecteuren bijeen om te spreken over gemeenschappelijke uitdagingen en dreigingen en om initiatieven binnen de EU en NAVO af te stemmen of mogelijk aan te jagen. Van militaire samenwerking via de Northern Group is geen sprake.
96
Hoe staat het met de intensievere militaire samenwerking en Nederlandse bijdrage in de Joint Expeditionary Force?
De Joint Expeditionary Force (JEF) is een Noord-Europees samenwerkingsverband dat wordt geleid door het Verenigd Koninkrijk en bestaat daarnaast uit Denemarken, Estland, Finland, IJsland, Letland, Litouwen, Nederland, Noorwegen en Zweden. De JEF is opgezet als aanvulling op de NAVO en kan verschillende militaire activiteiten uitvoeren, van activiteiten in het hybride domein tot crisismanagement en operaties in het hoogste geweldsspectrum. Activiteiten worden gecoördineerd door het VK als Framework Nation en de overige landen besluiten per activiteit over deelname. Sinds begin 2022 is de samenwerking in de JEF geïntensiveerd. Dit betreft zowel strategisch overleg op politiek en beleidsniveau als coördinatie van oefeningen en andere operationele activiteiten in de drie focusgebieden van de JEF: de Noord-Atlantische Oceaan, het Hoge Noorden en de Baltische Zeeregio. De intentie is om de nauwe strategische en operationele samenwerking binnen de JEF voort te zetten. Hiertoe heeft de JEF een meerjarenplan voor de komende vier jaar op basis van terugkerende oefeningen, waaronder een ministeriële table top exercise en commandopostoefening Joint Protector, en aanvullende activiteiten. Nederland heeft in 2022 bijgedragen aan JEF-activiteiten en is van plan dit voort te zetten. Voor 2023 zijn oefeningen zoals JEF Warrior en Joint Protector in het Nederlandse operationeel jaarplan geïdentificeerd die aansluiten bij JEF-doelstellingen.
97
Hoe staat het met de intensievere militaire samenwerking en Nederlandse bijdrage in het European Intervention Initiative?
De doelstelling van het European Intervention Initiative (EI2) is de vorming van een gezamenlijke Europese strategische cultuur om nadere samenwerking en interoperabiliteit te stimuleren tussen de deelnemende Europese krijgsmachten. Het initiatief streeft naar nauwere samenwerking (zowel op politiek als militair niveau) op het gebied van: strategic foresight, scenario ontwikkeling en planning, ondersteuning van operaties en het delen van lessons learned en doctrines. Hoewel de naam dit wel lijkt te suggereren, maakt de oprichting van een nieuwe interventiemacht geen deel uit van het EI2.
Het EI2 kijkt in werkgroepen naar bepaalde samenwerkingsterreinen die door de EI2-landen gezamenlijk zijn gedefinieerd. Het delen van informatie en ervaringen en gezamenlijk vooruit kijken (strategic foresight) in relatie tot deze samenwerkingsterreinen, draagt bij aan een gezamenlijk bewustzijn (awareness) en een gedeeld beeld. Daarnaast brengt het de landen dichter bij elkaar.
Nederland is binnen EI2 voorzitter van de Caribische werkgroep. Nederland beschouwt de Caribische werkgroep als een zeer geschikt forum voor het uitwisselen van informatie met betrekking tot Humanitarian Assistance and Disaster Relief (HADR) en voor de totstandkoming van een verbeterd onderling netwerk.
98
Hoe staat het met de intensievere militaire samenwerking en Nederlandse bijdrage in de Arctic Security Forces Roundtable?
Ecologische, economische en politieke omstandigheden in het Arctisch gebied veranderen. Zowel Arctische als niet-Arctische landen worden actiever in de regio, ook op militair gebied. In dat kader vond van 3-5 mei 2022 de jaarlijkse Arctic Security Forces Roundtable (ASFR) plaats in Fairbanks (VS). Alle Arctische-landen waren bij deze bijeenkomst aanwezig, alsmede het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Nederland. Rusland neemt sinds 2014 niet meer deel aan de bijeenkomsten van de ASFR. De bijeenkomst stond in het teken van het behoud van de internationale op regels gebaseerde orde in het Arctisch gebied. Deelnemende landen spraken af om de operationele samenwerking in de regio verder te versterken door het uitwisselen van informatie, de coördinatie van militaire activiteiten en het afstemmen van de gezamenlijke strategische boodschap over de regio.
Nederland zet zich actief in om de Arctische regio, nu en in de toekomst, te behouden als een vreedzaam, stabiel en low-tension gebied waar samenwerking tussen landen centraal staat. In dat kader volgt het ontwikkelingen in de ASFR op de voet. Nederland draagt hierbij constructief bij aan de discussie, op een wijze die past bij haar positie als niet-Arctisch land.
99
Hoe staat het met de intensievere militaire samenwerking en Nederlandse bijdrage in de Boxer User Group?
Nederland vormt samen met Australië, Litouwen en het Verenigd Koninkrijk een Boxer User Group. Recent heeft ook Duitsland zich hierbij aangesloten. De Boxer User Group omvat diverse werkgroepen op het gebied van in service support, concept development en training and operations. Het roterende voorzitterschap ligt nu bij Nederland en wordt in september van dit jaar overgenomen door het Verenigd Koninkrijk.
Naast de Boxer User Group werkt Nederland ook binationaal samen met Duitsland voor ontwikkeling en modernisering van de Boxer. Na de zomer start de voorbereiding voor de Midlife Update van het Boxer pantserwielvoertuig; hiervoor wordt deze kabinetsperiode een A-brief verstuurd. Daarnaast worden gezamenlijk met Duitsland ook andere toepassingen voor het veelzijdige Boxer platform verkend, bijvoorbeeld voor luchtverdediging of elektronische oorlogvoering (Kamerstuk 27 830, nr. 353). Binnen de maatregelen uit Defensienota 2022 zijn extra Boxer pantserwielvoertuigen voorzien voor onder andere de versterking van de grondgebonden vuursteun. Door actief samenwerking met de andere gebruikers van het Boxer pantserwielvoertuig te zoeken, waaronder binnen de Boxer User Group, kan de kwaliteit van het systeem en het effectieve gebruik ervan verhoogd worden.
100
Hoe staat het met de intensievere militaire samenwerking en Nederlandse bijdrage in de F-35 European User Group?
Nederland neemt actief deel aan verschillende European User Groups waaronder een samenwerkingsverband voor de F-35. Defensie werkt in het kader van de F-16 al decennia nauw samen met Europese en andere internationale partners inclusief de Verenigde Staten. In het kader van de F-35 wordt deze samenwerking voortgezet en uitgebreid met Europese landen die in de nabije toekomst de F-35 verwerven. Er wordt reeds gezamenlijk personeel getraind en opgeleid en Nederland neemt deel aan grote internationale oefeningen die Defensie ook (mede)organiseert. Op vliegbasis Leeuwarden vinden de gezamenlijke internationale opleiding plaats van tactische-operationele instructeurs (zogeheten wapeninstructeurs) voor de platforms F-16, de F-35, de tactische transportvloot, het patriotsysteem en voor inlichtingenpersoneel.
101
Het kabinet schrijft: «Nederland blijft zich inzetten voor betere interoperabiliteit en meer standaardisatie binnen de EU en de NAVO, als essentiële basis voor effectieve samenwerking met als doel het militair vermogen te vergroten.» Wat betekent dit concreet? Welke doelen stelt het kabinet hierbij concreet?
Betere interoperabiliteit en standaardisatie zorgen ervoor dat krijgsmachten binnen de EU en de NAVO beter met elkaar kunnen samenwerken. Door te werken aan interoperabiliteit kunnen technische systemen bijvoorbeeld met elkaar kunnen communiceren. Met standaardisatie maken we afspraken over gemeenschappelijke procedures en terminologie en dragen daarmee direct bij aan interoperabiliteit.
Nederland zet zich in voor het bevorderen van afspraken over standaardisatie. Binnen de NAVO gebeurt dat bijvoorbeeld binnen de verschillende werkgroepen die zogeheten Standardization Agreements (STANAGs) ontwikkelen en onderhouden.
In EU verband vergroten we de interoperabiliteit en de standaardisatie door te participeren in EU-instrumenten als Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO) en het Europees Defensiefonds (EDF). Hiermee wordt in alle fasen van militaire capaciteitsontwikkeling (van onderzoek tot certificering), alsmede in missies en operaties, intensief samengewerkt tussen lidstaten. Tevens steunt Nederland het voorstel van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger om te komen tot gezamenlijke aanschaf van defensiematerieel en inventariseert hiertoe de mogelijkheden met partners. Tot slot wordt gekeken naar verdere mogelijkheden voor pooling & sharing van capaciteiten, zoals al wordt gedaan voor bijvoorbeeld de Multinational MRTT Unit.
102
Hoe gaat Defensie bij het versterken van het ecosysteem met kennisinstituten en bedrijven aansluiten bij de economische processen in andere sectoren?
Defensie intensiveert de samenwerking met externe partners op allerlei gebieden. Te denken valt aan de verschillende ecosystemen op vakgebieden waarin we extra personeel zoeken, zoals in de (vliegtuig)techniek, in de bouw (genie), in het onderhoud van complexe systemen, in de IT, op medisch gebied, in de beveiliging, in onderwijs en instructie of aan de grens. Ook verhoogt Defensie het aantal reservisten en wordt een flexibele schil ingericht. Deze aanpak draagt bij aan een schaalbare krijgsmacht. Het vormgeven van dit soort samenwerking lukt alleen als we rekening houden met de belangen van alle deelnemende partners. Initiatieven gaan daarom uit van wederkerigheid, en zetten in op win-win voor alle deelnemers. Hoe dat uitpakt, is per branche verschillend. Een aansprekend voorbeeld is dat Defensie in de eerste Covid-golf een klein aantal maritieme ingenieurs en varend personeel heeft overgenomen uit de maritieme sector, die tijdelijk minder werk had. Als de markt aantrekt, kunnen mensen terugvloeien. Met het HR-ecosysteem werken we samen met bedrijven aan kennisoverdracht, opleidingen en het uitwisselen van specifieke deskundigheid. Zo verrijken we medewerkers en helpen we elkaar om piekbelastingen op te vangen. Defensie wil de komende tijd investeren in dergelijke samenwerkingen en merkt een toenemende interesse uit het bedrijfsleven voor dergelijke samenwerking.
103
Defensie zet in op een verbetering van de strategische autonomie en een zelfredzamer Europa. Hoe wordt deze doelstelling gerijmd met grote materieeluitgaven van Defensie buiten de Europese defensie industrie zoals bij de F-35s en MQ-9 Reapers van Amerikaanse komaf?
In het kader van strategische autonomie streeft Defensie naar de gegarandeerde toegang tot en beschikbaarheid van (internationale) kennis, rechten, mensen en middelen die noodzakelijk zijn om militaire capaciteiten in stand te houden en operaties uit te voeren, ongeacht de coalitie waarbinnen inzet plaatsvindt. De aanschaf van materieel via een Amerikaanse fabrikant en een toenemende Europese strategische autonomie sluiten elkaar niet uit. Met initiatieven als pooling & sharing en gezamenlijke aanschaf met andere Europese landen wordt de (industriële) basis om zelfredzamer te zijn in Europa juist verstevigd. Ten aanzien van het vliegen met de F-35 en de MQ-9 wordt er nauw met Europese bondgenoten binnen de NAVO en EU samengewerkt en wordt de komende jaren ook geïntensiveerd gezien het aantal landen dat voornemens is deze systemen aan te schaffen. Beide platforms worden gekenmerkt door hoogwaardige technologie, die in sterke mate bijdraagt aan een innovatieve krijgsmacht zodat deze goed uitgerust is voor haar taken, om daarmee Europa te versterken.
Het internationale F-35 programma, met een groeiende wereldwijde vloot, heeft een sterke Europees footprint waarbij Europese landen en hun industrieën participeren. Ook Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen leveren een belangrijke bijdrage aan het programma. De totale waarde aan overeenkomsten in het kader van de Nederlandse industriële participatie in het programma, vastgesteld in 2020, was $ 2,3 miljard (Kamerstuk 26 488, nr. 466). Voor het motorenonderhoud van de F-35 is met de industrie in Woensdrecht een faciliteit gebouwd, die de Europese F-35 vloot ondersteunt. Daarnaast is in Italië een productiefaciliteit voor de F-35, waar ook de in juli jl. bestelde zes additionele Nederlandse vliegtuigen worden gebouwd.
104
Welke onbemande systemen hebben de potentie om in de toekomst een prominentere rol te gaan spelen binnen de Nederlandse krijgsmacht? Hoe wordt het onderzoek naar dergelijke systemen vormgegeven?
Op afstand bestuurde systemen leveren al een belangrijke bijdrage aan militair optreden. De krijgsmacht gebruikt voor het uitvoeren van verkenningen over verschillende typen drones, de Raven, de Black Hornet, de X-300 Integrator en de MQ9 Reaper. Onbemande voertuigen gaan in de toekomst eveneens aan belang toenemen. Voor de ontwikkeling van militaire capaciteiten zet Defensie verschillende instrumenten in. Defensie investeert voor onbemande systemen in onderzoekprogramma’s bij TNO, NLR en Marin en werkt samen met het bedrijfsleven, met gebruikmaking van technologieontwikkeling en Concept Development & Experimentation (CD&E). Zo worden bijvoorbeeld door de Robotics and Autonomous Systems (RAS)-eenheid in Oirschot momenteel in samenwerking met kennisinstituten en het bedrijfsleven unmanned ground systems ontwikkeld en beproefd in operationele concepten waarin de wijze van inzet en militair optreden worden omschreven.
105
Welke stappen worden er gezet om innovatieve nieuwe capaciteiten bij bedrijven in de Nederlandse defensie-sector, met name ook het MKB, te verwerven?
Defensie blijft, zoals uiteen gezet in de Defensienota, de maatregelen uit de Defensie Innovatiestrategie (DIS) uitvoeren. Deze maatregelen geeft Defensie de komende jaren een impuls met extra middelen voor onderzoek, technologie ontwikkeling en innovatie. Defensie wil daarbij nauw samenwerken met bedrijfsleven en kennisinstellingen. Hierover ontvangt de Kamer voor de begrotingsbehandeling een uitvoeringsagenda die focus aanbrengt, richting geeft en verbinding maakt met de inzet voor de versterking van de Europese strategische autonomie. In deze uitvoeringsagenda wordt een eerste aanzet gegeven tot het uitwerken van de maatregelen uit de DIS.
106
In het kader van informatie gestuurd werken en optreden wordt genoemd dat er gezocht wordt naar een wettelijk kader dat aansluit bij de operationele inlichtingenpraktijk. Welke programma’s liggen ten grondslag aan dit informatie gestuurd optreden? Hoe hangt dit samen met privacy wetgeving? Wat is er geconcludeerd over de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) in het kader van de Wiv 2017 en hoe verhoudt zich dat tot het verscherpte toezicht van de CTIVD op kabelinterceptie?
Op dit moment onderzoekt de onafhankelijke Commissie Brouwer de besluitvorming rond zowel de oprichting als de taakuitvoering van het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC). De aanbevelingen van deze commissie zullen tevens worden verwerkt in de defensiebrede beleidsvisie Informatiegestuurd Optreden (IGO). De beleidsvisie zet uiteen hoe binnen de geldende juridische en ethische kaders optimaal gebruik gemaakt kan worden van beschikbare informatiebronnen, sensoren en analysecapaciteit. Hierbij is gekeken naar de juridische en ethische kaders die hiermee verband houden, waaronder de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv).
Het beleid in het kader van IGO wordt onderworpen aan een Data Protection Impact Assessment (DPIA) om privacy risico’s in kaart te brengen en maatregelen te treffen waar nodig. Wanneer persoonsgegevens worden verwerkt in het kader van IGO gebeurt dit volgens de relevante wet- en regelgeving.
Specifiek voor de MIVD (en de AIVD) geldt het stelsel van toetsing en toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten zoals vastgelegd en omschreven in de Wiv 2017. Hierin is vastgelegd dat de TIB een rol heeft in de autorisatiefase van het inlichtingenproces, dat wil zeggen, voorafgaand aan de inzet van bepaalde bijzondere bevoegdheden. De CTIVD houdt toezicht op de rechtmatigheid van het handelen van de AIVD en MIVD, zowel tijdens als na afloop van operaties. Het door de CTIVD ingestelde verscherpte toezicht op de toepassing van kabelinterceptie door de AIVD en MIVD brengt geen verandering in deze taakverdeling.
107
Hoe wordt de commando- en bevelvoeringsketen concreet verbeterd? In welke mate zal besluitvorming daarbij versneld worden?
Om Defensie wendbaarder te maken, het handelingsvermogen te kunnen vergroten en beter in staat te zijn om complexe operaties te kunnen aansturen is versterking van de planning en aansturing van de uitvoering noodzakelijk. Beschikking over moderne en robuuste commando- en bevelvoeringslijnen is een randvoorwaarde in de transformatie naar Informatie Gestuurd Optreden (IGO). In dat kader wordt onder andere het Defensie Operatiecentrum versterkt en ingericht als Permanent Operationeel Hoofdkwartier. Tevens wordt zowel bij de Bestuursstaf als bij de Defensieonderdelen de aansturende capaciteit versterkt door middel van de uitbreiding van personele capaciteit en wordt geïnvesteerd in modernisering en uitbreiding van de commando- en bevelvoeringssystemen, waardoor besluitvormingsprocessen sneller en op basis van alle beschikbare informatie kunnen worden doorlopen. Hierbij moet worden gedacht aan besluitvormingsondersteunende systemen, nieuwe technieken als Artificial Intelligence en Data Science, maar ook sensoren en communicatiemiddelen. Voor de bescherming van deze keten wordt geïnvesteerd in een robuuste IT en het vermogen om de eigen systemen te kunnen beschermen tegen cyberaanvallen.
108
Is het LIMC nog steeds opgeschort? Zo nee, wat voor activiteiten worden er ontplooid?
De activiteiten van het LIMC zijn vanaf 27 november 2020 opgeschort en het LIMC is per 1 april jl. opgeheven. Op 1 juli jl. is uw Kamer geïnformeerd over het instellingsbesluit van de tijdelijke onafhankelijke onderzoekscommissie naar het LIMC (Kamerstuk 32 761, nr. 242) conform motie Belhaj c.s. (Kamerstuk 32 761, nr. 186). Voormalig medewerkers van het LIMC blijven uiteraard beschikbaar voor medewerking aan dit onafhankelijke onderzoek.
109
In welke mate en op welke wijze zal op het gebied van het vergroten van cybercapaciteit binnen de NAVO samengewerkt gaan worden?
De komende jaren zet Defensie nog meer in op internationale samenwerking op het gebied van Cyber. Dit zal gebeuren in zowel bilateraal, EU- als NAVO-verband. Defensie zal ontwikkelingen stimuleren die de cyberveiligheid van de NAVO en EU bij missies vergroten. Daarnaast zet Nederland in op een prominente rol binnen het verder ontwikkelen van een raamwerk om cybereffecten aan te kunnen bieden aan NAVO missies en operaties. Hierbij blijft de capaciteit te allen tijde onder nationale controle. Daarnaast zet Nederland in op het verder concretiseren van samenwerking tussen NAVO-bondgenoten op defensief gebied. Dit zowel om de cybersecurity van NAVO-missies en operaties, maar ook om, door middel van bilaterale samenwerking, de cybersecurity van de bondgenoten zelf te vergroten.
110
Uit welke concrete maatregelen en welke specifieke extra capaciteiten bestaat de omvorming van de 43 Gemechaniseerde Brigade en 13 Lichte Brigade naar een Heavy Infantry Command en een Medium Infantry Command?
De commando-structuur is een verandering van organisatievorm die leidt tot meer schaalbare, zelfstandigere, snellere en langduriger inzetbare eenheden van het CLAS. Deze verandering wordt in lijn met de maatregelen uit de Defensienota 2022 doorgevoerd. De operationele output van de commands wordt schaalbaar vanaf compagniesniveau tot en met Brigade Combat Team (BCT). De grotere zelfstandigheid van de eenheden wordt met name bewerkstelligd door het toewijzen van de benodigde combat support en combat service support aan deze eenheden, waardoor het zelfstandig voorzettingsvermogen van de eenheid wordt verhoogd en de operationele mogelijkheden van de commandant worden vergroot. In een command zijn, naast de operationele eenheden, ook specifieke opleidings-, training- en kennisproductiecapaciteiten decentraal belegd. Door deze bundeling kunnen de specialismen zoals gemechaniseerd, gemotoriseerd en luchtmobiel optreden verder worden versterkt. De focus verschuift daarmee naar meer effectiviteit.
111
Op welk dreigingsbeeld en geweldsspectrum is de gezamenlijke vervanging van de LPDs en OPVs voorzien, aangezien zeker de OPVs alleen bedoeld zijn voor acties lager in het geweldsspectrum en de mariniers onder de in de Defensienota beoogde transitie juist met eigen gevechtssteun (ook vanaf schepen) in het gehele geweldsspectrum inzetbaar moeten zijn?
De nieuwe schepen moeten geschikt zijn voor amfibische operaties met onder andere mariniers, ook in het hoogste deel van het geweldsspectrum. Daarnaast kunnen ze taken uitvoeren waarvoor de huidige Ocean going Patrol Vessels (OPV’s) zijn bedoeld, zoals maritieme patrouilletaken en het verlenen van noodhulp.
112
In welke mate worden de genoemde onbemande schepen ontwikkeld, aangeschaft en in gebruik genomen?
Zie het antwoord op vraag 59 en 74.
113
In welke mate wordt de samenwerking tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk beïnvloed door de Brexit?
De defensiesamenwerking tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk (VK) wordt in beperkte mate beïnvloed door de Brexit. Zo is het regelen van praktische zaken soms complexer nu EU-regelingen niet meer van toepassing zijn en heeft de Brexit in het VK geleid tot een herziening van de nationale veiligheidsstrategie en samenwerking met andere landen. De defensiesamenwerking tussen Nederland en het VK is onverminderd goed en vindt vooral plaats in bilateraal verband en binnen de NAVO, de Joint Expeditionary Force en andere multinationale verbanden.
114
Kunt u een inschatting maken over de mate waarin het werk arbeidsextensiever wordt in de komende jaren?
Het werk bij Defensie, alsmede in heel Nederland, is de afgelopen decennia arbeidsextensiever geworden, gedreven door maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Met de Defensienota en daaruit voortvloeiende maatregelen zetten we deze trend door en geven hieraan een impuls. We zetten automatisering, digitalisering en robotisering nog verder in om ons werk veiliger en makkelijker te maken. Voorbeeld is de toepassing van moderne IT om materiële gereedheid, compliance en veiligheid en inzicht ten behoeve van besluitvorming arbeidsextensiever te maken. Tevens ontwikkelen we kennis over dit onderwerp. Het is met de verscheidenheid aan factoren van invloed, zowel interne maatregelen als externe ontwikkelingen (digitalisering, vergrijzing en arbeidsmarktpotentieel), niet mogelijk om de mate van arbeidsextensivering de komende jaren te kwantificeren.
115
Welk beleid en welke wet- en regelgeving past u toe bij de ontwikkeling van gevechtssystemen van de toekomst en welke principes zijn daar leidend?
Zie het antwoord op vraag 24.
116
In hoeverre wordt er bij de ontwikkeling van autonome systemen samengewerkt met Europese of Amerikaanse partners?
Nederland benut actief de mogelijkheden voor samenwerking met bondgenoten, het bedrijfsleven en andere partners bij de ontwikkeling van autonome systemen. Nederland gaat onder andere gericht bijdragen aan het gemeenschappelijk werkprogramma van de NATO Science & Technology Organisation (STO), zoals op het terrein van kunstmatige intelligentie en autonome wapensystemen. In EU-verband vormt het EDF hiervoor een belangrijk instrument. Voor verdere toelichting op de internationale samenwerking bij de ontwikkelingen van autonome wapensystemen verwijs ik u naar de Kamerbrief van 17 juni 2022 (Kamerstuk 35 925 X, nr. 90). Hierin zet het kabinet, in reactie op het advies van AIV en CAVV, de hernieuwde beleidspositie inzake autonome wapensystemen uiteen.
117
Om Defensie arbeidsextensiever te maken wordt ingezet op de ontwikkeling van autonome systemen en robots. Hoe wordt er bij de ontwikkeling van autonome systemen gekeken naar vraagstukken ten opzichte van internationaal recht? Op welke manier zal de Kamer op de hoogte gehouden worden over de ontwikkelingen op autonome wapens? Worden de 11 guiding principles aangehouden als kader waaraan deze gevechtssystemen moeten voldoen?
Het uitgangspunt van het kabinet is dat autonome wapens conform het internationaal recht gebruikt dienen te worden en dat het oordeelsvermogen van de mens bij de inzet van autonome wapensystemen behouden blijft. De 11 Guiding Principles vormen een goed startpunt voor de verdere concretisering van bestaande rechtsregels. In Nederland toetst de AIRCW nieuwe middelen en strijdmethoden aan het internationaal recht. De Minister van Defensie besluit op basis van het advies al dan niet goedkeuring te verlenen voor gebruik door de krijgsmacht. De AIRCW publiceert de adviezen online, met inachtneming van bedrijfsvertrouwelijke en operationele aspecten. Zie tevens de Kamerbrief van 17 juni jl. (Kamerstuk 35 925 X, nr. 90).
118
Krijgt het Defensie Cybercommando een eigen aanstellingsmandaat bij de transitie? Zo ja, per wanneer?
Defensie zal na afronding van de HR-transitie eind 2025 een eigen aanstellingsmandaat geven aan het Defensie Cyber Commando conform de motie van het lid Van Wijngaarden (Kamerstuk 35 925 X, nr. 25 van 11 november 2021).
bron:https://www.adviescommissievolkenrecht.nl/publicaties/adviezen/2013/07/05/bewapende-drones.
Brief regering – Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga – 26 oktober 2020 Uitkomsten nationale knelpuntenanalyse militaire mobiliteit – Kamerstuk 21 501-33, nr. 834.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36124-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.