27 830 Materieelprojecten

Nr. 355 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2022

Inleiding

Met deze B-brief informeer ik u over de onderzoeksfase (B-fase) van het project «ESSM Block 2 Verwerving en Integratie». Dit project betreft de nieuwe Evolved Sea Sparrow Missile (ESSM) Block 2 luchtverdedigingsraketten voor de fregatten van de Koninklijke Marine. Over de behoeftestelling van dit project bent u op 3 mei 2018 geïnformeerd met de A-brief1. Het project bestaat uit drie deelprojecten:

  • 1. De verwerving van de ESSM Block 2 raketten;

  • 2. Het geschikt maken van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten) voor het afvuren van deze raketten; en

  • 3. De integratie in de (onderhouds)bedrijfsvoering van het Commando Zeestrijdkrachten.

Deze B-brief betreft het tweede deelproject, ook wel de «integratie» van de LC-fregatten genoemd. De andere twee deelprojecten zijn in 2018 gemandateerd.

Kern

Na de A-brief van 2018 is het project ingrijpend herzien. Dit was nodig omdat Defensie in 2019 heeft besloten dat de LC-fregatten vijf jaar langer doorvaren2. Het eerste LC-fregat stroomt uit in 2032 en het laatste fregat vaart door tot 2035. In ongeveer dezelfde periode is de instroom van vervangende schepen. Dit besluit had drie gevolgen:

  • De dreiging van moderne antischipraketten neemt steeds verder toe. Nu de schepen langer doorvaren, moeten ze worden voorzien van de laatste technologie om deze dreiging te kunnen weerstaan.

  • Het toepassen van de laatste technologie – concreet: de inbouw van een nieuwe, doorontwikkelde zogenoemde APAR-radar – blijkt aanzienlijk duurder dan in 2018 werd gedacht.

  • De reservedelen voor de apparatuur om de raketten af te vuren, raken op. Dit geldt onder meer voor de huidige versie van de APAR-radar. Bij de huidige voorraad reservedelen was gerekend op doorvaren met de LC-fregatten tot eind jaren twintig. Nu dat vijf jaar langer wordt, zijn er vanaf ongeveer 2028 onvoldoende reservedelen. Daarvoor is een oplossing nodig.

Het deelproject voor de integratie wordt daarom als volgt voortgezet:

Moderne dreiging – De Koninklijke Marine moet beschikken over LC-fregatten die met de modernste dreiging kunnen omgaan. De twee LC-fregatten die als laatste van de vier uitstromen, gaan die capaciteit krijgen. Daarvoor krijgen ze de nieuwe versie van de APAR-radar, waarmee ze alle eigenschappen van de Block 2 raket kunnen gebruiken. Ze hebben dan de modernste technologie en ze zijn goed bestand tegen de dreiging van moderne antischipraketten. Vanaf de ombouw, eind jaren twintig, beschikken deze twee schepen gedurende ongeveer zes jaar over deze capaciteit totdat zij uit de vaart worden genomen.

Voldoende reservedelen – De twee andere LC-fregatten die begin jaren dertig als eerste uitstromen, krijgen niet de modernste technologie. Voor deze schepen komen wel voldoende reservedelen beschikbaar, namelijk van de twee fregatten die wel de modernste technologie krijgen. Met deze extra reservedelen kunnen de schepen die als eerste uitstromen, langer in de vaart blijven. Ze kunnen nog steeds meerdere taken uitvoeren.

Het is in beginsel mogelijk om ook deze schepen een nieuwe APAR-radar te geven. Daarvan zouden ze echter, naar het zich nu laat aanzien, slechts twee jaar gebruik kunnen maken totdat de vervangende schepen instromen. Dat is niet doelmatig. Als echter in de komende jaren zou blijken dat de LC-fregatten langer in dienst blijven dan nu voorzien, kan Defensie overwegen om de eerste twee fregatten alsnog geschikt te maken voor de moderne dreiging. Er zijn nu nog geen aanwijzingen dat dit nodig is.

Financiële herschikking – De herijking heeft financiële gevolgen. Hoewel het totale projectbudget ongeveer gelijk blijft, is de aanschaf van de nieuwe APAR-radar voor twee fregatten ongeveer anderhalf keer duurder dan de raming voor de integratie van 2018. In de huidige opzet schaft Defensie voor twee LC-fregatten nieuwe APAR-radars aan ter vervanging van hun huidige APAR-radars. In 2018 was het uitgangspunt dat alle vier de LC-fregatten de bestaande APAR-radars behouden en deze radars aan te passen voor de integratie van de ESSM block 2. Dit is aanzienlijk goedkoper dan de aanschaf van de twee nieuwe APAR-radars. Voor de modernste dreiging is de huidige APAR-radar, ook na een aanpassing, echter niet voldoende en daarom kiest Defensie toch voor deze investering.

Aangezien niet vier, maar twee LC-fregatten worden voorzien van de Block 2 raket, hoeft Defensie minder van deze nieuwe raketten te bestellen. Dat scheelt geld dat wordt besteed aan de nieuwe APAR-radars, met als gevolg dat het projectbudget ongeveer gelijk blijft. De twee fregatten die niet worden aangepast, behouden de huidige Block 1 raket.

Achtergrond

Hoofdtaak van de LC-fregatten

De hoofdtaak van de LC-fregatten is de verdediging tegen een luchtdreiging in de wijde omgeving, waardoor zij een maritieme taakgroep van meerdere schepen kunnen beschermen. Het huidige LC-fregat beschikt over een gelaagde verdediging van Standard Missile-2 (SM-2) raketten, ESSM Block 1 raketten en het Goalkeeper-snelvuurkanon. De SM-2 raketten zijn bedoeld voor de verdediging op de grote afstand, de Goalkeeper voor de zelfverdediging in de onmiddellijke nabijheid en de ESSM voor het gebied daar tussenin.

Dreiging

De ESSM-raketten zijn bedoeld voor het uitschakelen van uiteenlopende luchtdreigingen, zoals vliegtuigen, helikopters en antischipraketten. Moderne antischipraketten zorgen voor de meeste dreiging. Deze raketten zijn zeer snel, tot enkele malen de snelheid van het geluid, en ze kunnen onvoorspelbare vluchtprofielen uitvoeren. De huidige ESSM Block 1 raketten zijn steeds minder geschikt voor de verdediging daartegen maar de nieuwe ESSM Block 2 is daarvoor wel geschikt.

Uitvoering van het project

De aanpassing van de LC-fregatten is technisch ingrijpend door onder andere de inbouw van de nieuwe APAR-radar. Defensie voert deze aanpassing uit tijdens een geplande periode van groot onderhoud. Voor de LC-fregatten is dit groot onderhoud voorzien voor de periode 2024–2029. De schepen worden na elkaar onder handen genomen. Per fregat duurt het groot onderhoud ruim anderhalf jaar en in deze periode is het schip niet inzetbaar. De twee fregatten die als eerste uit de vaart worden genomen in de jaren 2032–2033, zijn ook het eerste aan de beurt voor het groot onderhoud.

Halverwege de totale periode van groot onderhoud, in 2027, komt de nieuwe APAR-radar beschikbaar. Eerder is niet mogelijk omdat de nieuwe APAR-radar nu nog in ontwikkeling is. De twee LC-fregatten met de nieuwe APAR-radar die het langst in dienst blijven, zijn na hun onderhoud gereed in 2028 en 2029. Zij zijn dan bestand tegen de moderne dreiging, totdat ze in 2034 en 2035 uit de vaart worden genomen als naar verwachting voor deze LC-fregatten de vervangende schepen instromen. Daarmee hebben ze dan in ieder geval ongeveer zes jaar geprofiteerd van deze capaciteit.

De twee eerste LC-fregatten

In 2027, als de nieuwe APAR-radar beschikbaar komt, is de onderhoudsperiode van de twee eerste LC-fregatten al voorbij. Het is daarom niet mogelijk om de nieuwe radar in te bouwen tijdens deze onderhoudsperiode van deze twee schepen.

De twee eerste LC-fregatten kunnen na de onderhoudsperiode nog steeds verschillende taken uitvoeren, zoals bijvoorbeeld stationsschip in de West of op de Noordzee, operaties voor FRONTEX, drugs- of terrorismebestrijding, crisisbeheersing, of humanitaire noodhulp. Bij elke potentiële inzet bekijkt Defensie of de beschikbare eenheden kunnen omgaan met de verwachte dreiging. Als er geen dreiging van moderne antischipraketten is, dan kunnen deze LC-fregatten de taken uitvoeren.

In beginsel had Defensie ervoor kunnen kiezen om ook deze twee schepen te voorzien van de nieuwe APAR-radar, zodat ze wel kunnen omgaan met de moderne dreiging. Om dat mogelijk te maken, moeten deze fregatten na de onderhoudsperiode vanaf 2029 alsnog ongeveer een jaar langs de kant voor een extra ombouwoperatie. Dat kan met slechts een fregat tegelijk. Daarmee resteert een inzetperiode van twee jaar voordat de schepen in 2032 en 2033 uit de vaart worden genomen. Dit is niet doelmatig en heeft bovendien als nadeel dat twee keer een LC-fregat een jaar niet inzetbaar is.

Afstoting

Bij het einde van de levensduur van de LC-fregatten stoot Defensie de schepen af. Meerdere onderdelen van de LC-fregatten, zoals de relatief nieuwe APAR-radar en sommige wapensystemen, zijn in beginsel geschikt voor inbouw op andere schepen. Defensie heeft in het verleden vaak afgestoten marineschepen verkocht aan een ander land. Het hangt onder meer af van de verkoopkansen van de oude LC-fregatten of Defensie de herbruikbare onderdelen meeverkoopt met de schepen of dat deze bijvoorbeeld op andere Nederlandse marineschepen worden geplaatst. Daar is nu nog geen uitspraak over te doen.

Overige aspecten

Verwervingsstrategie

Defensie is voornemens om de integratieopdracht zonder concurrentie aan te besteden bij Thales Nederland, dat ook de producent is van de huidige APAR-radar en het vuurleidingssysteem. Daarbij maakt Defensie gebruik van art. 346 VWEU (Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie) dat de mogelijkheid biedt af te zien van een Europese aanbesteding op grond van wezenlijke belangen van nationale veiligheid. Zoals uiteengezet in de Defensie Industrie Strategie3 beschouwt Nederland de marinebouw en radartechnologie als sectoren die we in Nederland willen behouden en versterken. De aanwezigheid in Nederland van geavanceerde kennis en industriële capaciteiten op deze gebieden biedt de beste garantie op inzetzekerheid van de bovenwaterschepen van de Koninklijke Marine.

Internationale samenwerking

De Duitse F124-fregatten zijn in capaciteit vergelijkbaar met de Nederlandse LC-fregatten. Duitsland en Nederland werken reeds samen bij de instandhouding van de huidige APAR-radar, het vuurleidingssysteem en de raketten, en beide landen zijn in overleg over verdere mogelijke samenwerking. De Kamer wordt hierover geïnformeerd met de D-brief. Door de verlengde levensduur van de LC-fregatten sluit de vervanging in de jaren dertig goed aan op de uitdienststelling van de Duitse F124-fregatten. Eind 2020 hebben Duitsland en Nederland een Letter of Intent getekend om deze schepen gezamenlijk te vervangen.

Gerelateerde projecten

Vervanging M-fregatten

Het deelproject voor de integratie in de LC-fregatten heeft een relatie met het project «Vervanging M-fregatten» voor de bouw van twee fregatten voor onderzeebootbestrijding (Anti Submarine Warfare, ASW). De ASW-fregatten krijgen eveneens de nieuwe APAR-radar en de nieuwe ESSM Block 2 raketten. Dit wordt nu al in het ontwerp meegenomen. Er is voor de ASW-fregatten geen apart integratieproject nodig zoals bij de al bestaande LC-fregatten.

Defensie is sinds 2013 betrokken bij de ESSM Block 2 raket. In 2013 heeft Defensie besloten deel te nemen aan de internationale ontwikkeling4 en in 2016 aan het opzetten en inrichten van de internationale productielijn5. Zoals eerder vermeld bestaat het project «ESSM Block 2: Verwerving en Integratie» uit drie delen.

Voortgang deelproject 1: verwerving raketten

Defensie heeft het aantal benodigde raketten bepaald voor de twee nieuwe ASW-fregatten en de twee LC-fregatten die als laatste uitstromen. Op dit moment is een aantal raketten in bestelling waarvan de eerste vanaf 2024 worden geleverd. Het is nu voorzien dat de Koninklijke Marine over voldoende raketten gaat beschikken volgens de BKI-normering voor de tweede hoofdtaak. Om redenen van operationele veiligheid wordt geen informatie gegeven over het aantal raketten.

Voortgang deelproject 3: integratie bedrijfsvoering CZSK

Het Commando Zeestrijdkrachten beschikt in Den Helder over een onderhoudsfaciliteit voor luchtdoelraketten waar meerdere NAVO-partners hun raketten laten onderhouden. Binnen dit deelproject wordt de onderhoudsfaciliteit geschikt gemaakt voor de ESSM Block 2. De daarvoor benodigde middelen zijn in bestelling en deze worden vanaf 2024 geleverd. Binnen dit deelproject schaft Defensie ook de software aan om testlanceringen te evalueren. Bij de ontwikkeling en leverantie van deze software zijn de Nederlandse industrie en kennisinstituut TNO betrokken.

Risico’s

Voor het project is een risicobeoordeling gemaakt en zijn beheersmaatregelen getroffen. Een risicoreservering maakt deel uit van het projectbudget. Een van de risico’s is een tijdelijk capaciteitsgebrek bij Defensie door een piekbelasting in de werklast van meerdere projecten tegelijkertijd. Dit risico wordt zoveel als mogelijk beperkt door de benodigde en beschikbare capaciteit voor de projecten nauwlettend te volgen en indien nodig bij te sturen. Dit sluit echter een tijdelijk capaciteitsgebrek niet volledig uit.

Een ander risico betreft een vertraging als gevolg van de latere levering van computerchips. Als gevolg van COVID-19 zijn er wereldwijd vertragingen ontstaan bij de productie en levering daarvan. Deze vertragingen kunnen nog jaren doorwerken. Het risico bestaat dat deze ook hun weerslag hebben op het project voor de integratie in de LC-fregatten. Defensie gaat de levering van de computerchips samen met de producent nauwgezet monitoren, maar de mogelijkheden van Defensie en de producent om dit in gunstige zin te beïnvloeden zijn beperkt.

Met het oog op de onderhandelingspositie van Defensie kan ik in het openbaar niet verder ingaan op de overige projectrisico’s en de genomen beheersmaatregelen. De bijgaande commercieel-vertrouwelijke brief (kenmerk BS2022002415) bevat nadere informatie6.

Financiële aspecten

Met het project «ESSM Block 2: Verwerving en Integratie» is een investering gemoeid tussen de € 250 miljoen en € 1 miljard. Deze investering komt in de periode 2018 tot en met 2033 ten laste van het investeringsbudget van Defensie. De bijgaande commercieel-vertrouwelijke brief bevat de financiële gegevens.

Vooruitblik

Ik ben voornemens om het project voort te zetten met de verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase). De Kamer ontvangt naar verwachting in 2023 een D-brief over het resultaat daarvan.

De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat


X Noot
1

Kamerstuk 27 830, nrs. 227 en 248.

X Noot
2

Kamerstuk 27 830, nr. 297.

X Noot
3

Kamerstuk 31 125, nr. 90 van 15 november 2018.

X Noot
4

Kamerstuk 27 830, nr. 110.

X Noot
5

Kamerstuk 27 830, nr. 191.

X Noot
6

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven