34 775 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2018

Nr. 17 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 24 november 2017

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 26 oktober 2017 voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Bij brief van 23 november 2017 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, voorzien van een inleiding, beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Inleiding

Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op de vragen die door de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zijn gesteld over de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2018.

Daarnaast melden wij u in reactie op het verzoek van de vaste commissie JenV van 15 november jl. dat uw Kamer voorafgaand aan de voorziene behandeling van de begroting JenV in week 48 een tweede nota van wijziging krijgt toegestuurd. Hierin zal voor het deel van de additionele middelen voor 2018 uit het regeerakkoord, waar reeds bestedingsplannen voor zijn opgesteld, sprake zijn van een overheveling van middelen van de aanvullende post van de rijksbegroting naar de begroting van Justitie en Veiligheid. Voor de bestedingsplannen van de andere additionele middelen met betrekking op 2018 uit het regeerakkoord is meer tijd nodig.

Vragen en antwoorden

1

Kunt u voorzien in een totaaloverzicht van de in de kabinetsperiode 2012–2017 uitgevoerde bezuinigingen en intensiveringen op het terrein van Veiligheid en Justitie?

Antwoord 1:

In tabel 1 van bijlage 1 vindt u een overzicht van de totale bezuinigingen en intensiveringen op het terrein van Justitie en Veiligheid in de periode 2012–20171. In dit overzicht zijn de intensiveringen en bezuinigingen in kaart gebracht die het totale uitgavenniveau van JenV hebben beïnvloed. Deze maatregelen betreffen structurele bedragen die over het algemeen een oploop kennen. Hierdoor komen incidentele extra middelen zoals die in 2016 voor migratie zijn toegekend niet in dit overzicht terug.

2

Kunt u voorzien in een overzicht van te verwachten mutaties op de begroting Veiligheid en Justitie voor 2018 en de komende begrotingen naar aanleiding van het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst»?

Antwoord 2:

Zie tabel 2 van bijlage 12, en tevens het antwoord op vraag 30.

3

Kunt u aangeven hoe de ontwikkeling van het eigen vermogen is bij de politie, vanaf 2012?

Antwoord 3:

Zie tabel 3 van bijlage 13.

4

Hoeveel budget is er nodig om alle knelpunten bij de politie op te lossen?

Antwoord 4:

In 2016 is onderzoek gedaan naar de betaalbaarheid van de politie. In de miljoenennota 2016 heeft de politie extra financiële middelen ontvangen om de taken waar zij voor staat voor de periode 2017–2021 uit te kunnen voeren. Daarnaast zijn een aantal specifieke intensiveringen gedaan in onder andere de Dienst Speciale Interventies (DSI) en gebiedsgebonden politiewerk. Met de extra toegekende middelen uit het regeerakkoord voor onder andere extra capaciteit en ICT, kan de politie bouwen aan een flexibele, robuuste organisatie om de ambities uit het regeerakkoord te kunnen realiseren. In een veranderende samenleving zullen er bij een organisatie zo groot als de politie altijd nieuwe uitdagingen ontstaan. Daarbij is politiecapaciteit per definitie schaars, er wordt altijd meer gevraagd dan beschikbaar is.

Nieuwe wettelijke taken, EU-regelgeving of politiek-bestuurlijke afspraken, landelijk en regionaal, kunnen capacitaire en financiële gevolgen hebben (knelpunten). De impact van deze nieuwe taken of afspraken zullen tijdig worden ingebracht bij de besluitvormende partijen.

5

Hoeveel budget is er in totaal beschikbaar voor de politie, uitgesplitst naar jaar, vanaf 2012?

Antwoord 5:

In tabel 4 en 5 van bijlage 1 ziet u welke budgetten vanaf 2012–2016 aan de politie beschikbaar zijn gesteld exclusief de extra middelen uit het regeerakkoord. In deze budgetten zijn naast de bijdragen van het Ministerie van JenV ook overige bijdragen opgenomen (o.a. gemeenten en derden).

6

In welke mate speelt de daling van de aangiftebereidheid mee in de dalende criminaliteitscijfers?

Antwoord 6:

De veelvoorkomende criminaliteit is afgenomen, zo blijkt uit antwoorden van burgers uit de enquête van de veiligheidsmonitor en uit cijfers uit de geregistreerde criminaliteit. De afname van criminaliteit heeft meerdere verklaringen. Daarnaast vindt er mogelijk een verschuiving van criminaliteit (cyber, ondermijning) plaats. Naar die verschuiving van criminaliteit, het gedeelte dat nu nog onvoldoende in beeld is, wordt door het WODC onderzoek gedaan. Dit onderzoek naar de dark number (inschatting van de werkelijke criminaliteit en de criminaliteit die in beeld is bij politie en justitie) wordt naar verwachting begin 2018 afgerond.

Dé aangiftebereidheid bestaat niet omdat een slachtoffer voor ieder type delict zijn eigen afweging maakt om wel of geen aangifte te doen zo blijkt uit het onderzoek naar aangiftebereidheid uit 2016. Mijn ambtsvoorganger heeft u hierover per brief geïnformeerd d.d. 15 sept 2016 en 28 sept 2016.4 In de veiligheidsmonitor wordt wel de som van aangiftes op elk type delict weergegeven als de gemiddelde aangiftebereidheid.

7

Hoeveel fte is er beschikbaar voor onderwijstaken bij de politieacademie, uitgesplitst naar jaar, vanaf 2012?

Antwoord 7:

Zie tabel 6 van bijlage 1 voor de uitsplitsing van fte naar jaar. Ongeveer twee derde van deze fte was beschikbaar voor onderwijstaken. Ongeveer een derde was beschikbaar voor onderzoek, kennis en ontwikkeling, werving en selectie, concernondersteuning en stafondersteuning. Naar aanleiding van het regeerakkoord wordt bezien of het aantal fte verhoogd moet en kan worden.

8

Hoeveel leerlingen heeft de politieacademie, uitgesplitst naar jaar, vanaf 2012?

Antwoord 8:

Zie tabel 7 van bijlage 1 voor de instroom in het basispolitieonderwijs (BPO), in het verleden initieel onderwijs genoemd. Hier valt zowel instroom als doorstroom onder.5 De Politieacademie biedt ook vakspecialistisch politieonderwijs (VPO), bijvoorbeeld onderwijs op politieleiderschap, intelligence, beroepsvaardigheden, gebiedsgebonden politie, etc. Zie tabel 8 van bijlage 1 voor de aantallen studenten in het VPO in de afgelopen jaren. Nb. Met ingang van 2015 wordt een andere manier van registreren gehanteerd waardoor de cijfers niet vergelijkbaar zijn met eerdere jaren.

Naar aanleiding van het regeerakkoord wordt bezien of het aantal opleidingsplaatsen verhoogd moet en kan worden.

9

Hoeveel fte zijn er in dienst bij de politie, waar het mensen betreft die ouder zijn dan 60?

Antwoord 9:

Per 30 september 2017 zijn er bij de politie 6.929 medewerkers (6.837 fte) werkzaam van 60 jaar en ouder.

10

Worden de aanrijtijden van de politie gehaald? Zit hier een verbetering in ten opzichte van 2015?

Antwoord 10:

Sinds dit jaar maakt de politie elke zes maanden op eigen initiatief de reactietijden bij spoedmeldingen per gemeente bekend. De politie streeft ernaar om in 90% van de gevallen binnen een kwartier aanwezig te zijn. Landelijk gezien was de politie in de eerste helft van 2017 in 85 procent van de spoedmeldingen binnen een kwartier aanwezig met een duidelijke piek tussen de drie en tien minuten. Dit is een verbetering van 0,7 procent ten opzichte van 2016.

11

Welk percentage van de tijd van een wijkagent wordt gemiddeld besteed in de wijk? Hoeveel tijd zijn zij kwijt aan administratieve taken? In hoeveel gemeenten is de wijkagent 24 uur per dag bereikbaar?

Antwoord 11:

Er wordt geen registratie bijgehouden van hoeveel tijd wijkagenten in de praktijk aan administratieve taken of anderszins besteden. De invulling van het werk komt lokaal en maatwerkgericht tot stand waarbij de wijkagent hoofzakelijk (80% van zijn tijd) werkzaamheden verricht ten behoeve van de veiligheid in de wijk. De politie is 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar via 112 bij spoed en via 0900–8844 bij niet spoedeisende zaken. Op binnenkomende telefoontjes vindt triage plaats, in geval van prioriteit worden de juiste mensen ingezet.

12

Wat is het percentage externe inhuur bij de nationale politie, zowel als in fte als in personeelskosten?

Antwoord 12:

Het percentage externe inhuur is in de begroting 2018 van de politie weergegeven in de vorm van een kengetal. De lasten extern personeel/personeelslasten is voor de begroting 2018 geraamd op 2,8% en neemt af tot € 1,5% in het jaar 2022. Het uitdrukken van externe inhuur in fte’s is niet mogelijk omdat de inhuur afhangt van de duur/zwaarte van de inhuur en de verschillende tarieven. Zie tabel 9 van bijlage 1 voor een meerjarig overzicht van de personele kosten van externe inhuur.

13

Waarom worden aspiranten volledig meegeteld in de operationele sterkte terwijl zij gemiddeld 60% van hun tijd kwijt zijn aan opleidingsactiviteiten?

Antwoord 13:

De operationele sterkte is gedefinieerd als het aantal fte met een operationele functie in dienst van de politie. Aspiranten vallen daar onder en tellen dan ook volledig mee bij de bepaling van de operationele sterkte. De operationele sterkte zegt niets over de inzetbaarheid. Inzetbaarheid wordt bepaald door allerlei factoren als opleidingen, trainingen om de vaardigheden van politiemensen op peil te houden, ziekteverzuim of regelgeving die de inzetbaarheid van ouderen vermindert.

14

Hoe wordt AMBER Alert op dit moment gefinancierd?

Antwoord 14:

Op dit moment heeft de politie een overeenkomst met Netpresenter BV over de dienstverlening ten aanzien van Amber Alert. De politie ontvangt hier een bijdrage voor van het ministerie zoals aangegeven in het jaarverslag. In 2017 zal een aanbesteding starten van een «voorziening alert kindvermissing».

15

[Geen vraag 15 aangeleverd]

16

Hoe wordt omgegaan met de vijfjaarlijkse evaluatie van mensen die op grond van de wet langdurige zorg een indicatie voor het leven hebben en daarom onder curatele staan? Is het mogelijk hen minder, of mogelijk niet meer, te evalueren? Kunt u hiervan de voor- en nadelen benoemen?

Antwoord 16:

Voorop zij gesteld dat een Wlz-indicatie op zichzelf geen grond is voor curatele. Een grond voor curatele bestaat indien de betrokkene zijn belangen onvoldoende kan waarnemen of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt en er geen minder verstrekkende maatregel (zoals beschermingsbewind of mentorschap) volstaat. Of de curatele na verloop van tijd nog steeds nodig is en de meest passende maatregel is, wordt na ten hoogste vijf jaar beoordeeld.6 Zo is rekening gehouden met de mogelijkheid dat de verwachtingen voor de toekomst kunnen wijzigen in vijf jaar tijd.7 De vijfjaarlijkse evaluatie vindt ook plaats in gevallen waarin bij het instellen van de maatregel geen zicht is op verbetering, zoals mogelijk bij personen met een Wlz-indicatie. Het kan voorkomen dat de lichamelijke toestand van een persoon met een Wlz-indicatie in die vijf jaar niet is veranderd, maar de geestelijke toestand wel, of omgekeerd. Dit betekent dat een curatele misschien in een beschermingsbewind en/of mentorschap kan worden omgezet, of omgekeerd.

Het is dus op grond van de huidige wettelijke regeling niet mogelijk om personen met een Wlz-indicatie minder vaak te evalueren. Wel kan de evaluatie in dergelijke gevallen beperkt zijn. De Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap wordt thans geëvalueerd. Onderdeel van de evaluatie is de periodieke evaluatie van de beschermingsmaatregelen. Uw Kamer wordt via de gebruikelijke weg op de hoogte gesteld van de uitkomsten. Voordeel van het niet langer evalueren personen met een Wlz-indicatie die onder curatele staan zou zijn dat de lasten voor curatoren en de rechterlijke macht omlaag kunnen. Nadeel zou zijn dat personen niet langer bewust eens in de vijf jaar stil staan bij de vraag of de curatele nog steeds de meest passende maatregel is, met inachtneming van medische ontwikkelingen.

17

Is Justice42 B.V. op enigerlei wijze gelinkt aan HiiL?

Antwoord 17:

Justice42 B.V. exploiteert een website waar ex-partners afspraken ten behoeve van een scheiding kunnen maken. De raad voor rechtsbijstand subsidieert het gebruik van deze methode door gerechtigden op gesubsidieerde rechtsbijstand. De raad heeft zich bij de besluitvorming over deze subsidiering op de hoogte gesteld van de betrokkenen bij Justice42 B.V. Een lid van de Raad van Toezicht van HiiL is algemeen adviseur bij Justice42 B.V. Ook twee andere betrokkenen bij Justice42 B.V. hebben in het verleden werkzaamheden uitgevoerd voor HiiL. Daarnaast heeft Justice42 B.V. meegedeeld dat HiiL een minderheidsaandeelhouder is.

18

Wie heeft de aandelen van Justice42 B.V. in handen?

Antwoord 18:

De raad voor rechtsbijstand, die het gebruik van een tool van Justice42 B.V. door gerechtigden op gesubsidieerde rechtsbijstand subsidieert, heeft zich vooraf geïnformeerd over de zakelijke vormgeving van Justice42 B.V. De raad heeft mij meegedeeld geen risico’s te zien in deze vormgeving. Ikzelf heb geen informatie over het eigendom van Justice42 B.V. Wel heeft Justice42 B.V. mij laten weten dat HiiL minderheidsaandeelhouder is.

19

Wordt HiiL momenteel gesubsidieerd door de Nederlandse overheid?

Antwoord 19:

HiiL ontvangt momenteel geen subsidie van mijn departement en – voor zover mijn kennis reikt – ook niet van andere departementen. Wel doet HiiL bij gelegenheid onderzoek of worden andere werkzaamheden verricht in opdracht van de rijksoverheid.

20

Worden juridische geschillen goedkoper en naar tevredenheid afgehandeld (voor alle betrokken partijen) wanneer zij door een «spreekuurrechter» (zoals bij Bureau Spreekuurrecht, te Assen) beslecht worden dan wanneer zij voor de gewone rechter gebracht worden?

Antwoord 20:

Er is nog geen (onafhankelijk) onderzoek verricht naar de spreekuurrechter. Dat zit wel in de planning, het offerteverzoek daartoe staat uit.

21

Kan inzichtelijk gemaakt worden hoeveel een zaak bij de spreekuurrechter de Rechtspraak gemiddeld kost? Kan dit afgezet worden tegen de gemiddelde kosten bij een rechtszaak die voor een gewone rechter gebracht wordt?

Antwoord 21:

Er is op dit moment nog geen onderzoek gedaan naar de kosten van de spreekuurrechter voor de Rechtspraak. Duidelijk is wel dat voor de ondersteuning meer tijd (en daarmee dus kosten) met de procedure is gemoeid.

22

Hoeveel extra geld wordt in het regeerakkoord vrijgemaakt om de werkdruk bij de Dienst Justitiële Inrichtingen te verlichten? Kan dit tot en met 2022 per jaar uiteengezet worden?

Antwoord 22:

In de begroting 2018 van Justitie en Veiligheid is geen structureel extra geld vrijgemaakt om de werkdruk bij de Dienst Justitiële Inrichtingen te verlichten en het personeelsbudget per gedetineerde te verruimen. DJI beschikt over een regulier opleidingsbudget en daarnaast – incidenteel – voor 2018 over extra middelen in het kader van het programma Vakmanschap (€ 10 mln.). In het regeerakkoord is opgenomen dat er een duidelijke visie komt op de toekomst van het gevangeniswezen, met een solide personeelsbeleid. De komende maanden wordt deze visie uitgewerkt. DJI werkt daarbij samen met de bonden en de centrale medezeggenschap aan een gezamenlijke verklaring gericht op een solide personeelsbeleid bij DJI.

23

Zijn er inmiddels al definitieve afspraken gemaakt voor de jaren 2017 en verder over de verdeling van grote afpakopbrengsten?

Antwoord 23:

In 2017 worden de ontvangsten uit afpakken groter dan 10 mln. voor 15% toegerekend aan het specifieke deel van de JenV-begroting en voor 85% aan het generale deel (algemene middelen). Voor 2018 en verder komen mee- en tegenvallers op de afpakraming op de JenV-begroting ten gunste c.q. ten laste van de algemene middelen. Daarmee draagt conform het regeerakkoord vanaf 2018 de JenV-begroting niet langer het risico van afwijkingen ten opzichte van de raming, maar is dit een risico voor de algemene middelen.

24

Wordt in deze begroting en/of het regeerakkoord geld vrijgemaakt voor een speciale Ondermijningskamer in de rechtbank Zeeland-West-Brabant? Zo ja hoeveel?

Antwoord 24:

Voor het jaar 2018 voorziet het regeerakkoord in een extra bedrag van € 5 mln. voor de versterking van de aanpak van ondermijning als geheel. Daarin is geen specifiek bedrag gereserveerd voor een ondermijningskamer. Op dit moment wordt bezien hoe de extra middelen uit de regeerakkoord het beste kunnen worden ingezet. Daarbij zullen alle (keten)partijen worden betrokken, dus ook de rechtspraak.

25

Zijn er plannen in de maak om hoger beroep in zaken rondom echtscheidingen en alimentatie af te schaffen? Zo ja, waarom en is hiermee in de huidige begroting rekening gehouden?

Antwoord 25:

Op 30 mei 2016 heeft de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie bij gelegenheid van aanpassingen in de begrotingswet naar aanleiding van de voorjaarsnota het rapport van de Taskforce beleidsalternatieven naar de Tweede Kamer gezonden.8 In dit rapport zijn op een breed terrein, waaronder het personen- en familierecht, aanbevelingen gedaan. Bij de aanbieding van het rapport is aangekondigd dat het rapport wordt betrokken bij de meerjarige voorstellen die vervolgens in de ontwerpbegroting 2017 zijn opgenomen. In dat kader is door mijn departement in de ramingen van het Prognosemodel Justitiële ketens (de PMJ-ramingen) voor de rechtspraak rekening gehouden met aanpassingen in het hoger beroep in familiezaken en is dit door de rechtspraak meerjarig in de begroting verwerkt. Er zijn op dit moment echter nog geen concrete plannen. Nu worden eerst de conclusies van het Platform Divorce Challenge afgewacht. Daarna zal worden bezien of de procedure in familiezaken, zowel in eerste aanleg als hoger beroep beter kan.

26

Klopt het dat in 2017 de volledige begroting voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie 12,6 miljard euro bedraagt en dat met het nieuwe regeerakkoord het Ministerie van Justitie en Veiligheid het in 2021 met een begroting van 12,5 miljard euro zal moeten doen?

Antwoord 26:

De totale uitgaven van de JenV-begroting bedragen in 2017 13,1 mld. en in 2021 11,7 mld. De belangrijkste verklaring voor deze daling zijn de geraamde uitgaven aan asiel en migratie. Het effect van de grote asielinstroom in 2015 en de nareizigers daarop aansluitend, neemt langzaam af en zorgt de komende jaren voor fors lagere uitgaven op de begroting. Bovendien is de reeks in de ingediende begroting nog exclusief de intensiveringen uit het regeerakkoord (deze worden op een later moment overgeheveld van de aanvullende post). Daarnaast bevat de begroting een kasschuif om de pensioenlasten van de politie in 2017 te kunnen dekken, resulterend in een vertekend beeld voor het betreffende jaar. Als voor de asieluitgaven en de kasschuif wordt gecorrigeerd en de intensiveringen uit het regeerakkoord worden meegenomen is geen sprake meer van een daling in de uitgaven.

27

Klopt het dat er met deze begroting en het regeerakkoord geen investeringen gedaan worden in het OM? Zo nee, kan uiteengezet worden welke investeringen het OM specifiek mag verwachten de komende jaren?

Antwoord 27:

Nee, dit klopt niet. Er wordt op verschillende terreinen geïnvesteerd. Vanaf 2017 zijn er extra middelen toegekend voor de aanpak van ondermijning en cybercrime, terrorismebestrijding en crisisbeheersing en een betere verbinding tussen de domeinen straf en zorg (waaronder slachtofferzorg). In 2018 gaat het in totaal om € 12,3 mln. en vanaf 2019 om € 14,1 mln. structureel. Er wordt in 2018 ook € 0,8 mln. geïnvesteerd om de strafrechtelijke aanpak van uitreizigers te versterken en € 1 mln. in de aanpak van cybercrime. Daarnaast zijn er op basis van het regeerakkoord middelen gereserveerd voor de strafrechtketen, waaronder het OM. Het gaat om de digitalisering van de strafrechtketen, extra capaciteit in de strafrechtketen en het ondermijningsfonds. Eerder waren er al structurele investeringen. Vanaf 2016 is structureel € 15 mln. toegekend om te kunnen investeren in ICT- en kwaliteitstrajecten. Ook heeft het OM eerder extra middelen ontvangen voor de aanpak van onderwerpen met een internationale dimensie (€ 20 mln. structureel vanaf 2017), voor contraterrorisme (€ 2,1 mln. structureel vanaf 2018) en voor de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Hoekstra (€ 5,2 mln. in 2018 en vanaf 2019 structureel € 5 mln.). Het volledige overzicht staat in tabel 11 van bijlage 19.

28

Klopt het dat de Rechtspraak in 2017 een verlies lijdt van 30 miljoen euro en de verwachting is dat in 2018 een verlies geleden zal worden van 28 miljoen euro?

Antwoord 28:

De Raad voor de rechtspraak heeft in de begroting aangegeven over 2017 en 2018 een verlies te verwachten met name vanwege de vertraging van het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) en door frictiekosten vanwege een lagere zaaksinstroom. Volgens de Raad zal het verlies per saldo respectievelijk minimaal € 30 mln. over het jaar 2017 en minimaal € 28 mln. over het jaar 2018 bedragen.

29

Wat zou het de overheid op jaarbasis kosten om ook voor overtredingen uit boek 3 van het Wetboek van Strafrecht een voorschotregeling voor slachtoffers van deze overtredingen in het leven te roepen?

Antwoord 29:

Overtredingen uit boek 3 van het Wetboek van Strafrecht zijn lichtere delicten. Op veel van deze overtredingen staat slechts een geldboete. Vaak zijn het delicten zonder slachtoffer en als er schade is dan is dat beperkte materiële schade. Om het toekennen van een voorschot niet onnodig complex te maken voor het CJIB en het naar verwachting om kleine aantallen gaat, worden thans ook voorschotten verstrekt op schadevergoedingsmaatregelen die zijn opgelegd bij een veroordeling voor een overtreding. Voor de beantwoording van de vraag hoeveel het de overheid op jaarbasis kost, is noodzakelijk te weten wat het uiteindelijke inningspercentage van het CJIB van de schadevergoedingsmaatregelen is. De exacte cijfers hiervan zijn nog niet bekend. Momenteel wordt wel door het WODC de voorschotregeling van de schadevergoedingsmaatregelen opgelegd bij gewelds- of zedenmisdrijven geëvalueerd. Dit onderzoek zal meer inzicht geven in de kosten van de voorschotregeling die blijvend ten laste van de overheid komen verbijzonderd naar de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel.

30

Kan worden aangegeven welke wijzigingen het regeerakkoord wil doorvoeren ten opzichte van de reeds gepresenteerde begroting voor het jaar 2018? Wanneer kan de Kamer die wijzigingen tegemoet zien?

Antwoord 30:

Tabel 2 in bijlage 1 geeft de kabinetsvoorstellen weer die zullen leiden tot aanpassingen op de begroting van JenV10. Zoals verwoord in het regeerakkoord zijn deze middelen geparkeerd op de aanvullende post van de rijksbegroting totdat er concrete bestedingsplannen zijn uitgewerkt. De reeks «bijstelling raming afpakken» is verwerkt in de nota van wijziging die tegelijk met de Startnota aan uw Kamer is verzonden. De overige wijzigingen zullen worden verwerkt na afronding van de bestedingsplannen.

31

Kunnen de Justitie-uitgaven uit het regeerakkoord, per maatregel, vergeleken worden met de uitgaven zoals die voorliggen in de huidige begroting, voor alle jaren tot en met 2021? Wat is de financiële vertaling van het Regeerakkoord naar de meerjarige begroting?

Antwoord 31:

De voorliggende begroting van JenV is ingedeeld in uitgaveninstrumenten, veelal bijdragen aan organisaties (ZBO’s/RWT’s, agentschappen, rechtspraak, etc.). De maatregelen uit het regeerakkoord zijn veelal ingedeeld op thema (ondermijning, cybersecurity, contraterrorisme, etc.). Een vergelijking tussen beiden is pas mogelijk als duidelijk is hoe de middelen worden verdeeld over de organisaties. In het regeerakkoord is afgesproken dat de middelen behorend bij de maatregelen pas aan de begroting worden toegevoegd na het opstellen van concrete en doelmatige bestedingsplannen. Het streven is om deze bestedingsplannen zo snel mogelijk op te stellen, zodat uw Kamer tijdig inzicht heeft in de besteding van de middelen. Op dat moment bestaat ook inzicht in de exacte financiële doorvertaling van het regeerakkoord naar de begroting.

32

Kan een overzicht gegeven worden van de bezuinigingen (en eventuele investeringen), per jaar, sinds 2010 die zijn doorgevoerd bij de nationale politie, het OM, het NFI en de rechtspraak?

Antwoord 32:

In tabellen 10 t/m 13 van bijlage 1 vindt u een overzicht van de bezuinigingen en investeringen bij de nationale politie, het OM, het NFI en de rechtspraak11. Bedragen kleiner dan € 5 mln. zijn in deze tabel samengevoegd. De intensiveringen uit het regeerakkoord Rutte III zijn in dit overzicht nog niet opgenomen, aangezien deze middelen op de aanvullende post van de rijksbegroting staan en nog niet op de JenV-begroting. Per saldo is geïnvesteerd op het terrein van Justitie en Veiligheid.

33

Hoe lang is de norm van twee bewaarders op 24 gedetineerden in het gevangeniswezen al leidend?

Antwoord 33:

Uitgangspunt is dat zoveel personeel wordt ingezet als nodig uit oogpunt van de veiligheid. Voor een gemiddelde situatie en populatie wordt uitgegaan van een ratio van 2 personeelsleden (piw’ers) op 24 buiten de cel verblijvende gedetineerden. Deze ratio voor de personeelsinzet bestaat al langer en is opgenomen in het «Dagprogramma, Beveiliging en Toezicht op Maat» (DBT) dat in 2014 is ingevoerd. In DBT start een gedetineerde in het «Basisprogramma» en kan hij bij goed gedrag promoveren naar het «Plusprogramma», waar hem/haar meer faciliteiten worden geboden. De inrichting maakt een concreet «lijnenplan» waarbij bepaald wordt hoeveel personeelsleden bij welke activiteiten aanwezig zijn. Zie tevens het antwoord op vraag 34.

34

Op welke wijze wordt bij de «2 op 24-norm» in het gevangeniswezen rekening gehouden met de toenemende problematiek (verslaving en/of stoornissen) van de gedetineerdenpopulatie?

Antwoord 34:

In het basisprogramma geldt als uitgangspunt een ratio van 2 personeelsleden op 24 buiten de cel verblijvende gedetineerden. Op speciale afdelingen (Extra ZorgVoorziening, Inrichting Stelselmatige Daders en Penitentiair Psychiatrische Centra) worden meer personeelsleden ingezet. Op dit moment wordt een onderzoek uitgevoerd door de Universiteit Leiden naar de aard en mate van problematiek van gedetineerden op verschillende leefgebieden. Het onderzoek zal naar verwachting eind april 2018 klaar zijn. Op basis hiervan zal gekeken worden welke aanvullende maatregelen nodig zijn. Zie tevens het antwoord op vraag 33.

35

Welke criteria en contra-indicaties gelden er om iemand in een meerpersoonscel te plaatsen?

Antwoord 35:

Meerpersoonscelgebruik (MPC) is in 2004 landelijk ingevoerd bij het gevangeniswezen. MPC is een volwaardige vorm van tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen. MPC kan niet voor alle ingeslotenen worden ingezet als detentiemodaliteit, omdat sprake kan zijn van contra-indicaties zoals plaatsing van een gedetineerde in beperkingen, de aard van het delict, een psychische stoornis of gedragsproblematiek.

36

Is in deze begroting en/of het regeerakkoord structureel meer geld vrijgemaakt voor het verminderen van werkdruk, verruiming van het personeelsbudget per gedetineerde en continue scholing in het gevangeniswezen? Zo ja, hoeveel en waar kan dit teruggevonden worden?

Antwoord 36:

Zie het antwoord op vraag 22.

37

Welke ICT-projecten lopen of zijn in voorbereiding bij zowel het departement als uitvoerende organisaties van het departement?

Antwoord 37:

Het Rijks ICT-dashboard toont informatie over grote ICT-projecten van ministeries en publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen.12 Hierbij gaat het om projecten en programma’s met een meerjarige ICT-component van ten minste € 5 mln. Het Rijks ICT-dashboard toont ook de adviezen van het Bureau ICT-Toetsing (BIT) over grote ICT-projecten samen met de reactie van de betrokken Minister of Staatssecretaris.

Tabellen 14a en 14b van bijlage 1 geven alle afgeronde, in uitvoering zijnde, nog niet gestarte en niet-uitgevoerde projecten van het bestuursdepartement en de uitvoerende organisaties op het Rijks ICT-dashboard van het Ministerie van JenV weer, inclusief de kosten (in miljoenen euro’s) en doorlooptijd (in jaren en maanden)13. De peildatum is 31 augustus 2017. In totaal gaat het om 39 projecten, waarvan de gemiddelde kosten en doorlooptijd respectievelijk € 26 mln. en vier jaar bedragen.

In het kader van de herijking van de business case en de taakstelling van het kabinet Rutte II heeft het Ministerie van JenV medio december 2012 besloten om één project en de daarvoor noodzakelijke investering niet meer uit te voeren, namelijk Passenger Related Data Exchange (PARDEX).14 Het Ministerie van JenV heeft toen het project PARDEX afgevoerd van het Rijks ICT-dashboard. De bereikte tussenresultaten zijn overgedragen aan het project Travel Information Portal (TRIP) dat een meerjarige ICT-component van minder dan

€ 5 mln. heeft en dus niet op het Rijks ICT-dashboard en in bovengenoemde tabel staat.

Het Ministerie van JenV stelt de baten, resultaten, doorlooptijd en/of kosten van projecten indien nodig tussentijds bij. Deze bijstellingen worden gerapporteerd op het Rijks ICT-dashboard. Bijstellingen kunnen niet volledig worden uitgesloten, maar wel worden beperkt middels beheersingsmaatregelen, zoals een BIT-toets. Sinds de start op 1 juni 2015 heeft het BIT over twee projecten van het Ministerie van JenV geadviseerd, namelijk: de Implementatie Vernieuwing C200015 en het Zelfbedieningsportaal Justitiabelen16. De toenmalige Minister van JenV heeft in zijn reactie daarop aangeven hoe hij opvolging geeft aan de adviezen van het BIT17 en 18.

38

Hoe groot is de omvang van ICT-projecten? Hoe lang is de (verwachte) looptijd van deze projecten? Heeft het BIT over deze projecten advies uitgebracht? Zo ja, luidde dit positief of negatief?

Antwoord 38:

Zie het antwoord op vraag 37.

39

Welke ICT-projecten zijn in de laatste jaren succesvol afgerond en welke zijn als mislukt aan te merken?

Antwoord 39:

Zie het antwoord op vraag 37.

40

Kan uiteen worden gezet wat er precies de komende jaren in digitale veiligheid wordt geïnvesteerd en waar deze bedragen precies aan worden besteed?

Antwoord 40:

Nee, een volledig overzicht valt niet te geven aangezien investeringen in digitale veiligheid in belangrijke mate onderdeel zijn van reguliere ICT-bestedingen en dus niet als zodanig geoormerkt zijn. Naast deze ICT-investeringen wordt geld specifiek aan het beleidsonderwerp cybersecurity besteed. Met de in het regeerakkoord genoemde investeringen, en de intensivering inzake digitale veiligheid van het vorige kabinet, wordt er totaal een bedrag van 95 mln. structureel vrijgemaakt voor de komende jaren. Het merendeel van deze gelden zal vrijgemaakt worden vanaf de begroting 2019, waarover de Kamer op dat moment uiteraard zal worden geïnformeerd. De door het vorige kabinet reeds aangekondigde intensivering inzake digitale veiligheid van 26 mln. ziet op een versterking van de veiligheidsketen, de bestrijding van cybercrime en de oprichting van een Digital Trust Centre door de Minister van Economische Zaken en Klimaat in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het Digital Trust Centre is een belangrijke schakel om te komen tot een landelijk dekkend stelsel van cybersecurity-organisaties die aansluiten op het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). Zo kunnen partijen buiten de rijksoverheid en de vitale infrastructuur, waar het NCSC zich op richt, actiever dan nu naar een hoger weerbaarheidsniveau worden gebracht. Over deze zaken is uw Kamer per brief geïnformeerd.*

41

Hoeveel procent van de cellen die nu in gebruik zijn, worden gebruikt als meerpersoonscel?

Antwoord 41:

Het gevangeniswezen beschikt in totaal over 12.565 celplaatsen. Op het peilmoment 24 oktober 2017 waren 8.420 plaatsen daadwerkelijk in gebruik, waarvan 11% als meerpersoonscel.

42

Hoeveel procent van het huidige aantal cellen is nu in gebruik en hoeveel procent van het aantal cellen zou in gebruik zijn wanneer besloten zou worden gedetineerden niet meer in meerpersoonscellen te plaatsen, maar louter of voornamelijk in eenpersoonscellen?

Antwoord 42:

Het gevangeniswezen beschikt in totaal over 12.565 celplaatsen verdeeld over 9.710 cellen. Op het peilmoment 24 oktober 2017 was 67% van deze 12.565 plaatsen daadwerkelijk in gebruik. Indien op het peilmoment 24 oktober 2017 iedere gedetineerde alleen in een cel was geplaatst, zou 89% van de 9.710 cellen bezet zijn.

43

Op welke wijze gaat er door de organisatie Veiligheid en Justitie meer gebruik gemaakt worden van IT, big data en open data? Hoe garandeert u dat de gegevens die u verzamelt veilig zijn?

Antwoord 43:

JenV heeft zich geconformeerd aan de Nationale Open Data Agenda. Hiermee is JenV ook de inspanningsverplichting aangegaan om ervoor te zorgen dat data als open data beschikbaar wordt gesteld. Om dit te kunnen doen heeft JenV een open data beleid vastgesteld dat past binnen het Rijksbrede kader en als uitgangspunt hanteert «open, tenzij». Voorwaarde voor het beschikbaar stellen van open data is dat dit past binnen de kaders van de vigerende wet- en regelgeving op het gebied van privacy en informatieveiligheid, zoals de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). In het proces zijn checks and balances opgenomen waarmee het naleven van de voorgenoemde wet- en regelgeving wordt geborgd. Op basis van dit beleid zijn de onderdelen gestart met het beschikbaar stellen van datasets als open data waarbij de nadruk zal liggen op zogenoemde «high value» datasets, de sets die de meeste meerwaarde bieden voor de maatschappij. Binnen JenV worden momenteel diverse Big data experimenten uitgevoerd. Hierbij gaat het om de combinatie van gestructureerde en ongestructureerde gegevens uit verschillende databronnen. De analyse is daarbij data-gedreven waarbij gezocht worden naar patronen in de data maar wel met een vooraf opgestelde hypothese of probleemstelling. Er worden geen ongeclausuleerde analyses uitgevoerd. Voor de data-analyses wordt het gebruik van de gegevens op rechtsgeldigheid getoetst aan vigerende regelgeving zoals de Wbp, AVG, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en de Wet politiegegevens (Wpg). Tevens wordt de voorgenomen analyse getoetst aan de kaders voor informatiebeveiliging (Baseline Informatiebeveiliging Rijk). Door gebruik te maken van een juridische toetsingskader wordt er voor gezorgd dat de analyse op een juridisch verantwoorde wijze en conform privacyregelgeving plaatsvindt. JenV wil verder als ministerie meer opgavegericht werken om zo haar maatschappelijke opdracht beter te kunnen vervullen. (Big) data-analyses gaan daar de komende jaren een belangrijke bijdrage aan leveren, waarbij data-analyses ketenbreed en over de grenzen van het departement heen worden uitgevoerd. Daarbij staat steeds het creëren van een optimale informatiepositie van de medewerker centraal waardoor in het primaire proces de juiste besluiten kunnen worden genomen en informatiegestuurd kan worden gewerkt.

44

Welke uitwerking krijgt de PNR-richtlijn ten aanzien van de paspoortcontroles binnen het Schengengebied op de Nederlandse luchthavens?

Antwoord 44:

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de antwoorden op de Kamervragen van de leden de leden Tellegen, Visser (beiden VVD), Van Helvert en Van Toorenburg (beiden CDA) over conformiteitscontroles door luchtvaartmaatschappijen.20

45

Wordt met de structurele ophoging van het budget met 7 miljoen euro aan het vereiste voldaan zoals becijferd door het bureau Andersson Elffers Felix dat de Autoriteit Persoonsgegevens moet groeien met een factor 2,5 tot 3,5 keer ten opzichte van de huidige formatie om in de toekomst effectief toezicht te kunnen houden op de bescherming van persoonsgegevens?

Antwoord 45:

Vanwege het onzekere karakter van de in het AEF-rapport geschatte meerlasten is ervoor gekozen de uitbreiding van de Autoriteit Persoonsgegevens, zoals nu voorzien, vanaf 2019 met € 7 mln. structureel bovenop het huidige budget te financieren. Aan de hand van de realisatiecijfers van de AP wordt gemonitord of het benodigde bedrag lager of hoger uitvalt dan deze € 7 mln.

46

Hoe verklaart u dat 47% van de ex-gedetineerden in herhaling valt?

Antwoord 46:

Aan het risico op terugval in crimineel gedrag liggen zowel statische – niet te veranderen – factoren ten grondslag zoals leeftijd, geslacht en justitiële voorgeschiedenis, als beïnvloedbare factoren. Bij deze laatste categorie kan gedacht worden aan huisvesting, sociale relaties, drugs- en alcoholgebruik, inkomen, houding en psychiatrische condities.

Gedetineerden hebben zelf een verantwoordelijkheid in het regelen van de basisvoorwaarden voor terugkeer.21 Gemeenten en casemanagers in detentie ondersteunen daarbij, evenals maatschappelijke instanties en vrijwilligers. Via de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt een deel van de gedetineerden reclasseringstoezicht en zo nodig zorg geboden. Diverse programma’s met als doel de recidive terug te dringen zijn succesvol geweest: het recidivepercentage lag in 2002 nog op 56,6%. Het huidige recidivepercentage (47,3%) is echter nog steeds te hoog.

Een groot deel van de gedetineerden stroomt nog altijd uit zonder werk, opleiding of inkomen. Mede als gevolg van de vaak zeer korte verblijfsduur in detentie is het niet altijd mogelijk om zorg, toezicht en/of begeleiding te continueren of op te starten. Een substantieel deel van de gedetineerden heeft een licht verstandelijke beperking, verslaving, schulden en/of een psychiatrische stoornis, waardoor hun gedrag moeilijk voorspelbaar of stuurbaar is. Dit kan het nog altijd hoge recidivepercentage mede verklaren. Daarnaast zijn er uiteraard ook gedetineerden die bewust kiezen voor een crimineel bestaan en niet ontvankelijk zullen zijn voor interventies. Voor deze groep prevaleert een aanpak gericht op lik-op-stuk en risicobeheersing. Het regeerakkoord voorziet in een structurele investering om de recidive verder omlaag te brengen. Samenwerking tussen de sanctie-organisaties, het sociaal domein en de zorg staat daarbij centraal.

47

Hoe worden de gelden die de Europese Commissie, via het «Internal Security Fund – Police», heeft toegezegd aan lidstaten voor fysieke preventieve maatregelen tegen terrorisme, ingezet in Nederland?

Antwoord 47:

Op 26 oktober 2017 heeft de Europese Commissie een brede call opengezet voor voorstellen op het gebied van de bescherming van openbare ruimtes en tegen de dreiging van chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen. Aan eventuele financiering van voorstellen zijn voorwaarden verbonden. Zo betreft dit transnationale projecten, waarbij meerdere lidstaten gezamenlijk een voorstel moeten doen. Activiteiten die gefinancierd kunnen worden uit dit fonds betreffen in het bijzonder ontwikkeling van concepten, trainingen, oefeningen, workshops en bewustwordingscampagnes. Nederland zoekt actief met andere lidstaten naar gezamenlijke activiteiten die middels dit fonds opgezet kunnen worden.

48

Welke versterkingen in de kwaliteit van opsporing en vervolging worden in 2018 daadwerkelijk voorzien?

Antwoord 48:

Er zijn op dit moment verschillende lijnen voorzien waarlangs de kwaliteit van de opsporing in 2018 verder zal worden versterkt. Het eerste spoor voor de versterking van de opsporing bestaat uit 17 maatregelen om de kwaliteit van de opsporing op korte termijn te verhogen. Een belangrijke maatregel daarin is de verbetering van het vakmanschap in veelvoorkomende criminaliteit (VVC)-zaken en lichtere high impact crime (HIC)-zaken, dat wordt gerealiseerd via het Kwaliteitsplan Politie-OM. Daarin ligt de nadruk op het terugdringen van het percentage opgemaakte processen-verbaal in zaken van veel voorkomende criminaliteit die teruggestuurd worden naar de politie (rework).

In het tweede spoor werken OM en politie in 2018 verder aan een toekomstbestendige opsporing en vervolging in het programma Herijking opsporing & vervolging. Daarvoor is een belangrijke plaats ingeruimd voor innovatieve manieren van opsporen en vervolgen. Enkele voorbeelden:

  • Burgeropsporing en private opsporing

  • Cybercrime

  • Gebruik van big data en ondermijning

  • Forensische opsporing in de aanpak van High Impact Crimes,

  • Aanpak financieel economisch criminaliteit

Er zal worden geëxperimenteerd met innovatieve manieren van opsporen, toepassing van nieuwe technologische ontwikkelingen en met samenwerking met verschillende andere partijen in de aanpak van criminaliteit. De nieuwe aanpak wordt beproefd in de vorm van proeftuinen.

Ik zal u over de proeftuinen en de wijze van effectmonitoring, alsmede de 17 maatregelen, die in 2018 verder worden uitgevoerd, meer uitgebreid informeren in het voortgangsbericht opsporing en vervolging medio december 2017.

49

Welke proeftuinen in het kader van de versterking van de kwaliteit van opsporing en vervolging worden in 2018 voorzien? Welke lopende proeftuinen zullen gedurende 2018 gecontinueerd worden?

Antwoord 49:

Zie het antwoord op vraag 48.

50

Wanneer kan de uitwerking van de toezegging, gedaan tijdens het debat over de veroordeelde jihadist die is aangehouden op vliegbasis Volkel, inzake herziening VOG-wetgeving worden verwacht?

Antwoord 50:

Naar aanleiding van het debat op 14 juni 2017 over de veroordeelde jihadist die is aangehouden op vliegbasis Volkel heb ik de mogelijkheden verkend voor een verscherpt VOG-beleid ten aanzien van personen die zijn veroordeeld voor terroristische misdrijven. Uw Kamer zal nog dit jaar, zoals toegezegd in het debat, over de uitwerking van de toezegging worden geïnformeerd.

51

Kunt u meer inzicht geven in de effectiviteit van het afpakken van crimineel vermogen?

Antwoord 51:

De effectiviteit van het beleid ten aanzien van het afpakken van crimineel vermogen in termen van outcome en impact is niet te meten, onder meer omdat een nulmeting niet mogelijk is en de directe effecten van het beleid ook niet te meten zijn. Dat is ook de reden dat de Financial Action Taskforce (FATF) de aangesloten landen, waaronder Nederland, op dit beleidsterrein enerzijds op de output evalueert, zoals omvang van afgepakt crimineel vermogen en omvang van gelegd beslag, en anderzijds op de aanwezigheid en het gebruik van het noodzakelijke beleidsinstrumentarium. Uit de beleidsmonitor witwassen 2010–2013, die op 18 februari 2016 naar uw Kamer is gestuurd22, blijkt dat op het terrein van het afpakken van crimineel vermogen (de output van) het Nederlandse beleid voldoet aan de eisen van de FATF. In de eerste helft van volgend jaar verschijnt de volgende beleidsmonitor witwassen over de afgelopen jaren.

52

Op welke manier wordt het actiethema van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) «mobiele bendes» ondersteund vanuit de begroting? Op welke manier wordt de continuïteit in de aanpak geborgd?

Antwoord 52:

In de begroting is geen post opgenomen voor de ondersteuning van het actiethema mobiele bendes. De deelnemende partijen worden geacht om in gezamenlijkheid zorg te dragen voor de uitvoering van de gemaakte afspraken inzake de aanpak van mobiele bendes. Dat resulteert in concrete politieacties zoals de regelmatige terugkerende grote verkeerscontroles «Trivium» en de opsporingsacties tegen plofkraakbendes, veelal in goede samenwerking met Duitsland. Daarnaast bevat het ontwikkelde barrièremodel Mobiel Banditisme maatregelen die genomen moeten worden door private partijen en overheidspartijen (politie, OM, gemeenten), bijvoorbeeld op het gebied van preventie en bestuurlijke maatregelen. Bovendien werken private partijen samen met politie aan de verbetering van de informatievoorziening. Op internationaal niveau zijn er afspraken met Duitsland en België gemaakt over de (operationele) uitvoering en de evaluatie in 2018 van de afspraken uit de Verklaring van Aken van oktober 2016. Ook in het Empactprogramma Organized Property Crime van Europol werkt Nederland samen met andere EU-lidstaten die geraakt worden door mobiele bendes of waar deze bendes vandaan komen. De continuïteit van de aanpak is geborgd door de afspraken uit het NPC en de wil van de deelnemende partijen om met de beschikbare middelen zo effectief mogelijk op te treden tegen mobiele bendes.

53

Wat is de relatie van de kaderwet voor de gegevensuitwisseling die wettelijke belemmeringen moet wegnemen voor uitwisseling van informatie met de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming?

Antwoord 53:

De AVG en de Uitvoeringswet AVG (UAVG) bieden het algemene kader voor de verwerking van persoonsgegevens. Het wetsvoorstel voor een wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) wordt zo vormgegeven dat er wordt voldaan aan de eisen zoals deze gelden op grond van de AVG en de UAVG, waarbij gebruik wordt gemaakt van de ruimte die de Algemene verordening gegevensbescherming laat voor nationale keuzes. De WGS zal derhalve in werking treden als de AVG en de Uitvoeringswet in werking zijn getreden.

54

Wordt met deze begroting financiële ruimte gemaakt voor de introductie van speciale cybercrimekamers in rechtbanken?

Antwoord 54:

In de begroting is voorzien in extra middelen voor cybersecurity en met het regeerakkoord zijn daar nog extra middelen aan toegevoegd. Daarin is geen specifiek bedrag gereserveerd voor cybercrimekamers. Op dit moment wordt bezien hoe de extra middelen uit het regeerakkoord het beste kunnen worden ingezet. Daarbij zullen alle (keten)partijen worden betrokken, dus ook de Rechtspraak.

55

Kunt u de realisatie in 2016 van de gewenste minimale ophelderingspercentage van overvallen, straatroven en woninginbraken weergeven?

Antwoord 55:

De realisatie van de ophelderingspercentages in 2016, als onderdeel van de gemeenschappelijke veiligheidsagenda, is gepresenteerd in tabel 15 van bijlage 123. Voor overvallen is de ambitie gerealiseerd, voor straatroven en woninginbraken niet. Het behalen van de gezamenlijk uitgesproken ambities voor de opheldering van straatroven en woninginbraken blijven voor mij komend jaar prioriteit.

Het aantal overvallen, straatroven en woninginbraken ligt op het laagste niveau van de afgelopen tien jaar. Alle bij de aanpak van deze vormen van criminaliteit verbonden partijen staan gezamenlijk aan de lat om de bereikte resultaten vast te houden en de kenmerkende cyclus, waarbij deze delicten weer toenemen als gevolg van inzet op andere prioriteiten, te doorbreken. De regie hiervoor ligt bij het lokaal gezag. JenV zal verder investeren in het versterken van de publiek-private samenwerking, alsook inzet plegen om de betrokkenheid van burgers te vergroten bij het aanhouden van meer daders.

56

Wat zijn de budgettaire effecten van het voornemen om de inkomsten uit boetes en transacties voortaan te laten vloeien naar de algemene middelen voor de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Hoe wordt dit binnen de begroting van Veiligheid en Justitie gecompenseerd?

Antwoord 56:

De inkomsten uit hoofde van boetes en transacties (B&T) blijven op de JenV-begroting staan. Met ingang van 1 januari 2018 komen afwijkingen op de raming voor B&T voor rekening van de algemene middelen. Er zijn voor de JenV-begroting geen gevolgen van het besluit om de inkomsten uit B&T voortaan te laten vloeien naar de algemene middelen. Omdat eventuele aanpassingen van de raming van de opbrengsten van B&T (dan wel afwijkingen tijdens de begrotingsuitvoering) generaal zijn, is er geen compensatieplicht voor de JenV-begroting.

57

Welke ruimte is er binnen de HIC-aanpak voor de bestrijding van mobiel banditisme?

Antwoord 57:

De verschijningsvorm mobiel banditisme is als actiethema belegd bij het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC). In het platform zijn zeven geprioriteerde acties benoemd.

  • 1) Met behulp van het barrièremodel mobiele bendes wordt inzichtelijk gemaakt welke maatregelen partijen kunnen nemen om mobiele dadergroepen zoveel mogelijk te frustreren;

  • 2) Er wordt een samenwerkingsverband opgezet tussen politie en de stichting Gemeenschappelijke Informatie Organisatie (GIO). Deze stichting is opgericht ten behoeve van ondernemingen in de detailhandel en logistiek en transport, die te maken krijgen met mobiele dadergroepen en heeft als doel de informatie-uitwisseling over deze dadergroepen te stroomlijnen;

  • 3) Er zal een informatie-uitwisselingsplatform (VeiligheidsApp) voor verschillende doelgroepen ter beschikking komen;

  • 4) Er zal in samenwerking met politie een digitaal nachtregister worden ingevoerd, waardoor de politie doelgericht zicht krijgt op bepaalde personen die criminele activiteiten ontplooien en verblijven in recreatiewoningen, hotels, pensions en dergelijke;

  • 5) Onderzocht wordt of de monitor Veilig Ondernemen in Beeld (VOiB) kan worden benut voor de aanpak van mobiele dadergroepen;

  • 6) Een pilot in een tweetal gemeenten, waarbij het bezit van (geprepareerde) rooftassen of het voorhanden hebben van andere middelen met als doel het manipuleren van beveiligingsmaatregelen, op basis van de APV strafbaar wordt gesteld binnen een onderneming;

  • 7) In 2017–2018 zullen door de Nationale Politie (Landelijke eenheid en Regionale eenheden), Koninklijke Marechaussee, Douane en andere Europese politiediensten minimaal vier meerdaagse grootschalige controle acties worden uitgevoerd op de infrastructuur waar mobiele dadergroepen gebruik van maken.

De partners in het NPC komen voor een groot deel overeen met de partners van de HIC-aanpak en zijn tevens lid van de Taskforce Overvallen (onder voorzitterschap van burgemeester Aboutaleb). Er is dan ook sprake van samenwerking en gedeelde kennis over deze dadergroep. Zij plegen zowel High Impact Crimes als criminaliteit tegen het bedrijfsleven. Binnen de HIC-aanpak bestaat dus via deze weg en ook in de Taskforce Overvallen aandacht voor mobiel banditisme.

58

Welke handhavingsstrategie wordt gevolgd rond de nieuwe bepaling die op andere kansspelaanbieders dan Holland Casino voortaan ook een zorgplicht geeft om kansspelverslaving zoveel mogelijk te voorkomen?

Antwoord 58:

Op grond van de nieuwe kansspelregelgeving moeten vergunninghouders van de meer risicovolle kansspelen er zorg voor dragen dat in hun organisatie een verslavingspreventiebeleid wordt ontwikkeld, toegepast en onderhouden. Dit moeten zij doen in nauwe samenwerking met deskundigen op het gebied van verslavingszorg. Een beschrijving van het verslavingspreventiebeleid moet bij de vergunningaanvraag worden overgelegd. De Kansspelautoriteit, die belast is met de vergunningverlening en het toezicht, beoordeelt in hoeverre het preventiebeleid van de aanvrager aan de eisen voldoet en voldoende in diens organisatie is geïmplementeerd. De handhavingsstrategie wordt bepaald door de Kansspelautoriteit. Bij het houden van toezicht werkt de Kansspelautoriteit risicogericht. Dit betekent dat er meer aandacht uitgaat naar de wijze van uitvoering van de zorgplicht door vergunninghouders naarmate de risico’s op kansspelverslaving bij een bepaald spel of op een bepaalde locatie groter zijn. Risico’s kunnen bijvoorbeeld kenbaar worden op basis van onderzoeken, signalen van derden, uit rapportages of door steekproefsgewijze bezoeken. Bij constatering van niet-naleving staan de Kansspelautoriteit verschillende bestuurlijke handhavingsinstrumenten ter beschikking, waarvan de meest verstrekkende de intrekking van de vergunning is. Voor een nadere toelichting op de strategie van de Kansspelautoriteit voor de periode 2016–2020 verwijs ik naar het strategiedocument dat de Kansspelautoriteit heeft opgesteld.24 In dit document geeft de Kansspelautoriteit haar visie op de markt en geeft zij aan hoe zij haar toezichttaak wil invullen.

59

Wat zijn de budgettaire gevolgen van de vertraagde modernisering van het speelcasinoregime en de hiermee gepaard gaande privatisering van Holland Casino? Indien dit een budgettaire tegenvaller met zich meebrengt, hoe wordt dit binnen de begroting van V&J opgevangen?

Antwoord 59:

Holland Casino betreft een staatsdeelneming en valt onder budgettaire verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën. Dit raakt de begroting van Justitie en Veiligheid niet.

60

Kan concreet worden aangegeven wat moet worden verstaan onder «kwetsbare groepen» die onvoldoende in staat zijn om voor zichzelf op te komen?

Antwoord 60:

Onder «kwetsbare groepen en diegenen die onvoldoende in staat zijn om voor zichzelf op te komen» verstaan we personen en gezinnen die zowel vanuit veiligheid als zorg ondersteuning nodig hebben om verslaving en/of (herhaaldelijk) overlast gevend of strafbaar gedrag te voorkomen. Denk hierbij aan risicojeugd, multi probleemgezinnen, licht verstandelijk beperkten, personen met verward gedrag en (een deel van de) (ex-)gedetineerden. Bij deze groepen is de oorzaak van het niet gewenste gedrag veelal het gevolg van een combinatie van risicofactoren als schulden, geen werk, geen startkwalificatie, schooluitval, verslaving, psychische problematiek en verstandelijke beperking. Veel van deze risicofactoren worden van generatie op generatie overgedragen. In deze gevallen is een integrale, (gezin)systemische en domein overstijgende aanpak door justitie en het sociale domein noodzakelijk ter voorkoming van (herhaald) dader- en slachtofferschap.

61

Wordt met het realiseren van een «toekomstgerichte aanpak van jeugdcriminaliteit» ook rekening gehouden met de toekomst van de slachtoffers?

Antwoord 61:

Ja, bij de aanpak van jeugdcriminaliteit wordt rekening gehouden met het slachtoffer. De persoonsgerichte aanpak van jeugdcriminaliteit heeft mede tot doel de delict pleger te confronteren met de gevolgen die zijn handelen heeft voor (de toekomst van) het slachtoffer. De aanpak van jeugdcriminaliteit moet ook genoegdoening bieden. Dat kan bijvoorbeeld door een schadevergoeding aan het slachtoffer of herstelbemiddeling.

62

Kunt u garanderen dat de DSI thans 24/7 beschikbaar is? Welke investeringen worden gedaan en welke risico's zijn er thans met betrekking tot de beschikbaarheid van DSI zolang deze investeringen niet zijn gedaan?

Antwoord 62:

24/7 beschikbaarheid van de Dienst Speciale Interventies (DSI) wordt gegarandeerd. De investeringen bedragen € 14,4 (2015) + € 22 mln. (2017) = totaal € 36,4 mln. De geplande personele uitbreiding vergt investeringen in reguliere opleidingen van de nieuwe DSI-medewerkers, evenals in bewapening/uitrusting, voertuigen en verbindingsmiddelen voor deze nieuwe DSI-medewerkers. Daarnaast wordt verder geïnvesteerd in materieel om de kwaliteit van het reactieconcept nog verder te vergroten, zoals bijvoorbeeld de informatiepositie. Bij de hiervoor genoemde investeringen wordt nauw samengewerkt met Defensie dat samen met de politie de DSI-eenheden bemenst. Vanwege de grote vraag naar extra arbeidskrachten bij zowel politie als Defensie vergt het extra inspanning om de uitbreiding van de DSI te realiseren. Hierdoor blijft de feitelijke uitbreiding achter bij de planning, waardoor er veel gevraagd blijft worden van de medewerkers.

63

Hoeveel Nederlandse jihadisten zijn er op dit moment nog uitgereisd? Hoeveel jihadisten zijn er in totaal opgepakt en veroordeeld? Hoeveel zijn er opgepakt en niet veroordeeld?

Antwoord 63:

Er zijn op dit moment nog circa 185 Nederlandse personen met jihadistische intenties aanwezig in Syrië/Irak.25 Voor de vraag over het aantal jihadisten die zijn opgepakt en veroordeeld zijn met name het aantal tenlasteleggingen en het aantal veroordelingen van belang. In 2016 zijn in totaal 24 zaken in eerste aanleg de artikelen 134a (voorbereidingshandelingen), 140a (deelneming aan een terroristische organisatie, inclusief de poging daartoe), 205, derde lid (werven voor de gewapende strijd) Wetboek van Strafrecht en/of de maatschappelijke classificatie «jihadisme» in de tenlastelegging gebruikt. Van deze 24 zaken is het in 23 zaken tot een veroordeling gekomen en in slechts 1 geval tot vrijspraak. In het jaar 2015 waren dat nog 16 zaken die hebben geleid tot 10 veroordelingen en 6 vrijspraken.

64

Is de huidige verdeling van de zogenoemde «jihad-gemeenten» nog actueel? Is de verwachting dat dit aantal zal stijgen en/of dalen?

Antwoord 64:

De huidige verdeling van de gemeenten die versterkingsgelden ontvangen is nog actueel. Voor het indienen van de aanvraag van versterkingsgelden voor 2018 zijn dezelfde gemeenten en regio’s benaderd als in 2017. De versterkingsgelden worden aan de meest betrokken gemeenten en regio’s beschikbaar gesteld zodat zij uitvoering kunnen geven aan hun plannen. Binnen desbetreffende regio’s worden meerdere gemeenten bediend die gebruik maken van de activiteiten die ontplooid worden met deze versterkingsgelden.

65

Welke investeringen zullen bij de politie worden gedaan op het gebied van cybercrime om het doen van aangifte en afhandeling van zaken op het gebied van cybercrime te verbeteren?

Antwoord 65:

De huidige ontwerpbegroting 2018 geeft de politie een financiële impuls van 6 mln. om de aanpak van cybercrime te versterken. Deze investeringen staan los van eventuele investeringen als gevolg van het regeerakkoord.

De politie investeert in een goede informatiepositie in het belang van een effectieve aanpak van cybercriminaliteit. Voor dit doel wordt een landelijk dekkend cybercrime intelligence netwerk gerealiseerd en een structurele investering gedaan in tools om een informatiepositie op het gebied van cybercrime op te bouwen en te onderhouden.

Naast opsporing zet de politie ook in op preventie en verstoring, omdat dit effectievere interventies kunnen zijn. Ook streeft de politie naar verdere uitbouw van de publiek-private samenwerking.

Voor de aanpak van cybercrime is eveneens van belang om continue te investeren in kennis en expertise om de snelle ontwikkelingen bij te kunnen houden. Daarom wordt een Kennis- en Expertisecentrum Cybercrime opgericht.

De politie verbetert het aangifte en -meldingsproces van cybercrimezaken, onder meer door aandacht te besteden aan cybercrime in de opleiding van de intake- en servicemedewerkers en het creëren van de mogelijkheid om digitaal aangifte te doen. De meldingsbereidheid van cyberfeiten wordt nader onderzocht.

66

Op welke geopolitieke overwegingen is de verwachte krimp van de asielinstroom in 2018 gebaseerd?

Antwoord 66:

De verwachte lagere asielinstroom in 2018 ten opzichte van 2017 houdt vooral verband met het verwachte lagere aantal nareizende gezinsleden van asielstatushouders. In 2017 was dit aantal nog relatief hoog, als gevolg van de hoge instroom in 2015 en het verwerken van de ontstane voorraad machtiging tot voorlopig verblijf (MVV)-nareisaanvragen. De IND verwacht in het voorjaar 2018 de achterstand bij het beslissen in eerste aanleg op MVV-nareisaanvragen te hebben weggewerkt. Het aandeel nareis, als onderdeel van de totale instroom, zal daarmee in 2018 naar verwachting lager zijn dan in 2017. Ramingen van de asielinstroom worden periodiek herzien, in principe voorafgaand aan de begrotingsmomenten. Geopolitieke ontwikkelingen die dan bekend zijn, worden daarbij meegenomen. Hierbij valt te denken aan zaken als afspraken met Turkije, afspraken die de EU en individuele lidstaten met Afrikaanse landen maken, toezichtsmaatregelen op het continent (in de westelijke Balkan en de binnengrenzen (bij Italië)) en de verwachting dat vreemdelingen bij een afwijzing in het ene land vaak doorreizen naar een ander land.

67

Kunt u in een overzicht aangeven welke acties de afgelopen twee jaar hebben plaatsgevonden om de stromen van irreguliere migratie richting de EU en Nederland beheersbaar te houden? Welke resultaten zijn daarbij geboekt? Kunt u daarbij aangeven welk aandeel Nederland daarin heeft gehad en wat de voornemens van Nederland zijn voor het komende jaar deze irreguliere migratiestroom tegen te gaan?

Antwoord 67:

In mei 2015 heeft de Commissie een Europese migratieagenda vastgesteld, met daarin maatregelen die de Commissie onmiddellijk wenste te nemen om humanitaire tragedies te voorkomen en de ongecontroleerde migratiedruk op de Unie beheersbaar te maken. Deze maatregelen omvatten onder meer de gezamenlijke operaties Triton en Poseidon, gecoördineerde maatregelen met lidstaten en derde landen om de ongecontroleerde migratiestromen over de Westelijke Balkanroute beter te beheersen, het opzetten van hotspots in Italië en Griekenland, het instrument voor noodhulp binnen de EU ter ondersteuning van Griekenland te activeren, de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring, de inzet van de Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije, het EU Trustfonds voor Syrië en versterking van de capaciteit van de Libische kustwacht. Daarnaast bond de Unie ook de strijd aan tegen mensensmokkel, onder meer door het opzetten van het Europees Centrum tegen migrantensmokkel van Europol en de EU-operatie EUNAVFOR MED Sophia met als doel het ontwrichten van mensensmokkelnetwerken. De adequate oprichting van het Europees Grens- en Kustwacht Agentschap (EGKWA) in 2016 heeft geleid tot een aanzienlijke uitbreiding van personeel en materieel ten behoeve van de gezamenlijke buitengrensbewaking. Nationale maatregelen van lidstaten en derde landen hebben tevens geleid tot het beter onder controle brengen van deze stromen. Zo versterkten landen op de Westelijke Balkanroute hun opvangcapaciteit en grensbewaking aanzienlijk. Mede dankzij de inspanningen van Italië, de Commissie, andere lidstaten en de samenwerking met IOM en UNHCR heeft dit medio 2017 geleid tot een daling van de recente hoge irreguliere instroom via de Centraal Mediterrane Route en het aantal verdrinkingen daar.

In hun gezamenlijkheid hebben deze maatregelen van de Unie en haar lidstaten geleid tot een beheersing van de huidige vluchtelingen- en migratiestromen. Nederland heeft zich hier op nationaal, Europees en internationaal niveau actief voor ingezet. De kabinetsbrief over de Europese migratieproblematiek uit september 2015 met betrekking tot een alomvattende aanpak van de migratieproblematiek vormde hiervoor de basis. Tijdens het Nederlands Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in de eerste helft van 2016 zijn resultaten geboekt op de verschillende uitdagingen die de Europese migratieproblematiek met zich meebracht. De hoge instroom en de daarmee gepaard gaande druk nam significant af en de migratiestromen werden beter beheersbaar. De periode die hier op volgde demonstreerde dat het beheersbaar houden van de instroom een niet-aflatende inspanning vergt. De Unie en haar lidstaten zullen zich ook in de komende tijd onverminderd moeten inzetten om migratiestromen beheersbaar te houden, met name door de samenwerking met derde landen op het gebied van migratiebeheersing en terugkeersamenwerking verder te versterken.

68

Kunt u met cijfers toelichten hoe de instroomcijfers in Europa zich hebben ontwikkeld sinds het akkoord met Turkije? Dit eveneens gelet op de acties in Afrika? En ook de ontwikkeling van mensen die zijn omgekomen op zee?

Antwoord 68:

Uit de cijfers van UNHCR blijkt dat er in 2015 in Griekenland 856.723 migranten vanuit Turkije aankwamen; in 2016 waren dat er 173.450 en tot en met oktober 2017 is dat aantal gedaald tot 23.334. De aankomstcijfers van Italië zijn als volgt: in 2015 153.842, in 2016 181.436 en tot en met oktober 2017 is dat aantal gedaald tot 110.521.

Volgens de Internationale Organisatie voor Migratie gaat het in 2015 om 3.771 mensen die zijn overleden of vermist op zee, in 2016 zijn dat er 5.096 en tot en met oktober 2017 2.806.

69

Waar zijn de verwachtingen op gebaseerd dat de asielinstroom voor 2018 een beperkte krimp zal laten zien?

Antwoord 69:

De verwachte lagere asielinstroom in 2018 ten opzichte van 2017 houdt vooral verband met het verwachte lagere aantal nareizende gezinsleden van asielstatushouders. In 2017 was dit aantal nog relatief hoog, als gevolg van de hoge instroom in 2015 en het verwerken van de ontstane voorraad MVV-nareisaanvragen.

70

Kunt u aangeven op welke onderdelen de 43 miljoen euro structurele investering vanaf 2018 wordt ingezet? Kunt u de resultaten van afgelopen jaren vermelden zoals ook bij controles in het kader van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV)?

Antwoord 70:

De 43 mln. structurele investering in de KMar zal worden ingezet ten behoeve van de grensbewaking op de luchthavens en de maritieme havens. Doordat deze extra capaciteit beschikbaar komt voor de grensbewaking, kan er capaciteit die door middel van herprioritering uit andere taakvelden is verschoven weer terugvloeien naar deze taakvelden. In de rapportage Vreemdelingenketen wordt tweemaal per jaar aan uw Kamer gerapporteerd over de resultaten van de grenscontroles. In deze rapportages zijn het aantal toegangsweigeringen aan de grens opgenomen. Dit aantal betreft voor de afgelopen jaren 2.950 (2015), 3.220 (2016) en 1.510 (2017 januari t/m juni).

71

Hoe wordt de intensivering van 43 miljoen euro voor grensbewaking besteed?

Antwoord 71:

Zie het antwoord op vraag 70.

72

Uit welke concrete maatregelen bestaat de bijzondere aandacht voor de positie van alleenstaande minderjarige vreemdelingen?

Antwoord 72:

In het Nederlandse migratiebeleid wordt rekening gehouden met de positie van minderjarigen, zowel kinderen in gezinsverband als alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s). Zonder uitputtend te willen zijn, noem ik hieronder enkele van de beleidsmaatregelen en procedurele waarborgen die zijn toegesneden op (onder meer) alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

  • Kinderen hebben in Nederland, onafhankelijk van hun verblijfsrechtelijke positie, recht op onderdak, onderwijs, gezondheidszorg en begeleiding.

  • Bij de opvang van amv’s staat, sinds de inwerkingtreding van het nieuwe opvangmodel vorig jaar, kleinschaligheid voorop. Amv's tot en met 14 jaar worden opgevangen in opvanggezinnen onder verantwoordelijkheid van Nidos. In de begeleiding van amv’s wordt rekening gehouden met hun perspectief: integratie als er een vergunning is verleend of terugkeer als de aanvraag is afgewezen. Amv’s die een verblijfsvergunning hebben gekregen worden door Nidos in gezinsverband geplaatst om vanuit deze context aan hun inburgering te werken. Als er geen opvanggezin beschikbaar is voor een amv met verblijfsvergunning, vangt Nidos hem of haar op in kleinschalige woonvoorzieningen. Amv’s ouder dan 14 jaar die nog in afwachting zijn van een beslissing op hun asielaanvraag of van wie de asielaanvraag is afgewezen worden opgevangen in kleinschalige woonvoorzieningen voor jongeren van het COA. Deze woonvoorzieningen hebben 24-uursbegeleiding, tenzij de desbetreffende jongeren minder begeleiding nodig hebben. Amv’s van wie betrokken instanties inschatten dat zij slachtoffer zijn of mogelijk zullen worden van mensenhandel, worden opgevangen in de beschermde opvang.

  • Amv’s krijgen een voogd toegewezen tot zij 18 jaar zijn.

  • De voogd zet zich, indien van toepassing, in voor hereniging van een amv met zijn of haar ouders. De voogd biedt de amv begeleiding en helpt bij het indienen van een nareisaanvraag ten behoeve van hereniging met ouders. Indien op zorgvuldige wijze in het kader van de asielprocedure is vastgesteld dat een amv niet in aanmerking komt voor een vergunning, wordt ingezet op terugkeer. In eerste instantie wordt hierbij ingezet op hereniging met ouders of andere familieleden. Wanneer dat niet mogelijk blijkt, wordt gezocht naar andere vormen van lokale opvang.

  • IND-medewerkers die amv’s horen zijn speciaal getraind in het horen van kinderen. De IND kent daarnaast speciale kindvriendelijke hoorruimtes voor kinderen onder de 12 jaar, onder andere met speelgoed.

  • Het asielbeleid kent onderdelen die in het bijzonder (maar niet altijd enkel) gericht zijn op kinderen, zoals de beleidskaders rond kindsoldaten of dreigende besnijdenis.

  • Daarnaast wordt het belang van het kind nadrukkelijk betrokken bij de belangenafweging in het licht van artikel 8 EVRM. Dat wil evenwel niet zeggen dat dit belang in de toelatingsprocedure dan ook altijd de doorslag behoeft te geven ten aanzien van het verlenen van verblijf.

73

Welke probleemlanden willen niet meewerken aan gedwongen terugkeer? Welke interventies worden ten aanzien van deze landen gepleegd? Wat zijn de ontwikkelingen ten aanzien van deze landen? Is er in het afgelopen jaar vooruitgang geboekt met het verkrijgen van medewerking van landen van herkomst op het gebied van terugkeer van vreemdelingen?

Antwoord 73:

Het merendeel van de herkomstlanden heeft geen principiële bezwaren tegen gedwongen terugkeer en werkt daar aan mee. Met voor terugkeer relevante landen Algerije, Guinee (Conakry) en Sierra Leone is de samenwerking het afgelopen jaar voorzichtig verbeterd. Dit heeft geleid tot een toename van de afgifte van vervangende reisdocumenten. Een aantal landen weigert, uit interne beleidsoverwegingen, mee te werken aan gedwongen terugkeer. Daarnaast is er een aantal landen dat veel voorwaarden en vragen opwerpt, of juist niet reageert op verzoeken tot terugname van eigen onderdanen, zodat er feitelijk gesproken kan worden van tegenwerking. Het is moeilijk om een representatief beeld te geven over een langere periode. Bij veel landen kent medewerking een wisselend beeld: perioden van relatief voldoende medewerking worden afgewisseld door perioden met minder medewerking.

De samenwerking op gedwongen terugkeer met voor Nederland relevante landen verloopt thans onvoldoende met Egypte, Ethiopië, Irak inclusief de KAR, Iran en Somalië inclusief Somaliland. Overigens valt niet alleen Nederland een geringe mate van samenwerking op terugkeer ten deel bij deze landen. Parallelle inzet van de Europese Unie ten aanzien van deze landen wordt daarom ondersteund en bevorderd door de lidstaten, waaronder Nederland.

Voor alle relevante landen geldt dat door het Ministerie van Justitie en Veiligheid (inclusief de Dienst Terugkeer en Vertrek) en het Ministerie van Buitenlandse Zaken (inclusief de ambassades) de afgelopen jaren inspanningen zijn verricht om de relaties te versterken met de diplomatieke vertegenwoordigingen in Nederland en met de autoriteiten ter plaatse. Deze inspanningen zijn een belangrijke factor in het op gang brengen van de voor terugkeer vereiste samenwerking. Naar Marokko vonden dit jaar diverse hoog-ambtelijke bezoeken plaats vanuit het Ministerie van JenV (inclusief de DT&V) en het Ministerie van Buitenlandse Zaken en in oktober heeft de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie Marokko bezocht. In brede zin is er sprake van een goede bilaterale samenwerking met Marokko en recent zijn de eerste stappen gezet naar verbetering in de samenwerking op het gebied van migratie en terugkeer. Gedurende de eerste helft van dit jaar hervatten de DT&V en de Nederlandse ambassade de gesprekken over terugkeer met de Koerdische Autonome Regio binnen Irak. Met Somaliland binnen Somalië zijn gesprekken gevoerd door de Nederlandse ambassade en de DT&V. Gesprekken met Somalië en Ethiopië vinden met name plaats in EU-verband. Met Egypte startten de voormalig Speciaal Gezant Migratie Van Ojik en de DT&V in april 2016 een bilaterale dialoog over migratie, inclusief terugkeer. De DT&V is voorts secretaris van de EU-terugkeerprogramma’s EURINT en ERIN waarin de lidstaten, Frontex en de Europese Commissie samenwerken met herkomstlanden, onder meer door het organiseren van ondersteuning bij terugkeer en herintegratie.

74

Hoeveel vreemdelingen zijn in het afgelopen jaar aantoonbaar teruggekeerd (uitgesplitst in zelfstandig en gedwongen vertrek) en hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken? Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van de vijf jaren daarvoor?

Antwoord 74:

Zie tabel 16 van bijlage 126. De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken.

75

Hoeveel vreemdelingen zijn er dit jaar in vreemdelingenbewaring geplaatst en hoeveel van deze vreemdelingen hebben Nederland daadwerkelijk verlaten? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren?

Antwoord 75:

In 2017, tot en met september, zijn er 2.390 vreemdelingen in bewaring gesteld, waarbij het kan voorkomen dat een vreemdeling meer dan eens in bewaring is gesteld. In 2017, tot en met september, zijn er in totaal 2.100 vreemdelingen vertrokken vanuit vreemdelingenbewaring. Hiervan zijn 1.490 vreemdelingen aantoonbaar (gedwongen of zelfstandig) vertrokken. In 2016 bedroeg dit aantal 2.200 waarvan 1.540 aantoonbaar en in 2015 bedroeg dit aantal 1.960 waarvan 1.160 aantoonbaar. Deze cijfers hebben alleen betrekking op vreemdelingen in de caseload van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Genoemde getallen zijn afgerond op tientallen.

76

Hoeveel vertrekplichtige gezinnen zijn vanuit de gezinslocaties daadwerkelijk teruggekeerd naar de landen van herkomst? Hoe verhoudt het aantal teruggekeerde gezinnen zich tot de resultaten van de afgelopen jaren?

Antwoord 76:

In tabel 17 van bijlage 1 is het aantal personen opgenomen dat, deel uitmakend van een gezin, vanuit een gezinslocatie is vertrokken27. Het zelfstandig vertrek uit Nederland betreft alle vertrek naar het land van herkomst of een ander land waar hun toelating is gewaarborgd.

77

Wat zijn de ontwikkelingen in het kader van de opvang in het land van herkomst van alleenstaande minderjarige vreemdelingen? In welke landen zijn er dergelijke opvangvoorzieningen? Zijn er voornemens, al dan niet in Europees verband, deze vorm van opvang uit te breiden naar andere landen?

Antwoord 77:

Bij de terugkeer van amv’s is het van belang dat er sprake is van adequate opvang. Dit is bij voorkeur bij ouders of familie maar hierbij kan ook gebruik worden gemaakt van reguliere opvangvoorzieningen in de landen van herkomst. In de ambtsberichten die per land worden opgevraagd wordt aangegeven of er adequate opvangvoorzieningen in een land aanwezig zijn. In herkomstlanden waar geen adequate (reguliere) opvangvoorzieningen beschikbaar zijn, kan – al dan niet in samenwerking met andere Europese lidstaten – ingezet worden op het opzetten van deze opvangvoorzieningen of het verbeteren van bestaande voorzieningen. Of dit opportuun is, is afhankelijk van verschillende factoren. Zo is de aard en omvang van de amv-instroom van belang, maar ook het verloop van de terugkeersamenwerking met een land van herkomst. Investeren in het realiseren van een opvangvoorziening voor amv’s dient geen doel in landen van herkomst die niet meewerken aan gedwongen terugkeer of waar anderen beletselen voor terugkeer bestaan. Op dit moment worden er met Europese (lid)staten gesprekken gevoerd om weer in te zetten op het realiseren van een opvangvoorziening voor amv’s in Afghanistan. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een eerder initiatief waarin Noorwegen het voortouw had, het European Return Platform on Unaccompanied Minors (ERPUM), door gebrek aan medewerking van Afghanistan is gestopt.

78

Waarom zijn de prestatie-indicatoren voor het aantal aangepakte csv’s in 2017 en 2018 niet aangepast naar aanleiding van de realisatie in 2016, die ver boven (1.369) het doel lag (950)?

Antwoord 78:

In de Veiligheidsagenda 2015–2018 is met de gezagen en mijn voorgangers afgesproken dat er jaarlijks ten minste 950 criminele samenwerkingsverbanden (csv’s) worden aangepakt door middel van strafrechtelijk onderzoek. De doelstelling van 950 csv’s betreft een minimumafspraak. Een bijstelling van deze doelstellingen is aan de orde bij het vaststellen van een opvolger van de huidige Veiligheidsagenda. Over deze opvolging zal ik met de gezagen en de Korpschef spreken in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP).

79

Wanneer wordt een csv beschouwd als «aangepakt»?

Antwoord 79:

In de Veiligheidsagenda 2015–2018 is vastgelegd dat jaarlijks ten minste 950 csv’s worden aangepakt door middel van strafrechtelijk onderzoek. Hierover wordt uw Kamer jaarlijks geïnformeerd.28 Deze doelstelling is door OM en politie nader gepreciseerd. De volgende onderzoeken naar csv’s, uitgevoerd door de politie onder gezag van het OM tellen mee:

  • Bij de arrondissementsparketten en de regionale eenheden van de politie gaat het om alle projectmatige onderzoeken naar georganiseerde ondermijnende criminaliteit en TGO’s met een link naar georganiseerde ondermijnende criminaliteit die in het betreffende kalenderjaar gelopen hebben. Onder «gelopen» worden zaken verstaan die zich in de tactische fase en/of in de vervolgingsfase hebben bevonden.

  • Bij het Landelijk Parket (LP) en de Landelijke Eenheid gaat het om alle onderzoeken naar georganiseerde ondermijnende criminaliteit die in het betreffende jaar tactisch zijn gestart en/of zijn afgerond.

  • Bij het Functioneel Parket (FP) gaat het om alle milieuonderzoeken die in het betreffende jaar hebben gelopen, die zijn uitgevoerd door de politie. Onder «gelopen» worden onderzoeken verstaan die zich in de tactische fase en/of in de vervolgingsfase hebben bevonden.

Ook de bijzondere opsporingsdiensten (BOD’en) en de Koninklijke Marechaussee (KMar) sporen georganiseerde ondermijnende criminaliteit op, maar deze prestaties tellen niet mee bij het realiseren van de doelstelling van de Veiligheidsagenda. Ook over deze zaken wordt uw Kamer jaarlijks geïnformeerd.

80

Hoe kan het dat in 2016 416,5 miljoen euro aan crimineel vermogen is afgepakt, en het doel voor 2017 «slechts» 110,6 miljoen euro is? Kan dat doel niet omhoog?

Antwoord 80:

Voor 2017 wordt niet uitgegaan van een raming van € 110,6 mln., maar van € 224,36 mln. (stand miljoenennota 2018). De hoge ontvangsten in 2016 zijn het gevolg van een aantal grote schikkingen (o.a. Vimpelcom). De ontvangsten uit dergelijke schikkingen zijn onvoorspelbaar en verschillen per jaar.

81

Waarop is de verwachting gebaseerd dat het (maximaal) aantal overvallen en straatroven hoger ligt dan het in 2016 gerealiseerde aantal?

Antwoord 81:

In de Veiligheidsagenda is een aflopende reeks op de High Impact Crimes afgesproken. Daarbij is voor ieder jaar een maximum benoemd voor de genoemde feiten. Dat laat onverlet dat de inspanningen erop gericht zijn om het aantal High Impact Crimes zo ver mogelijk omlaag te brengen. Er is geen reden om aan te nemen dat de aantallen dit jaar boven het gerealiseerde aantal van 2016 uit zullen komen. In tabel 18 van bijlage 1 kunt u lezen dat het aantal straatroven ook dit jaar een forse daling laat zien29. De overvallen dalen dit jaar wederom, echter is deze daling wel minder sterk in vergelijking met voorgaande jaren. Het is zaak komende jaren de aanpak van deze delicten op de voet te volgen en focus te houden op de ingezette werkwijze om te voorkomen dat de aantallen opnieuw gaan stijgen. De ervaring uit het verleden leert ons, dat het loslaten van de focus door de verschillende ketenpartners een stijging van het aantal HIC-misdrijven tot gevolg heeft. Zie ook de uitgangspunten van de Kamerbrief «Naar een veiliger samenleving» van 23 mei jl.30JenV zal verder investeren in het versterken van de publiek-private samenwerking, alsook inzet plegen om de betrokkenheid van burgers te vergroten bij het aanhouden van meer daders.

82

Waarom is de ambitie qua afnemen van crimineel vermogen in 2018 substantieel lager dan de in 2016 gerealiseerde prestatie?

Antwoord 82:

Het resultaat over 2016 bevat twee grote schikkingen: een betaling in de SMB Offshore zaak en een schikking met telecombedrijf Vimpelcom. De ontvangsten uit grote schikkingen zijn onvoorspelbaar en kunnen per jaar enorm verschillen.

83

Waarom wordt het afgepakte criminele vermogen voor 2018 meer dan driemaal lager ingeschat dan de realisatie voor 2016?

Antwoord 83:

Zie het antwoord op vraag 82.

84

Waarom is er slechts een eenmalige mutatie in 2017 met betrekking tot de exploitatiekosten C2000-netwerk? Waarop is de verwachting gebaseerd dat deze kosten na 2017 niet meer gemaakt worden?

Antwoord 84:

Het gaat hier niet om een eenmalige mutatie. De bijdrage in de exploitatiekosten voor het C2000-netwerk van € 11,5 mln. betreft een bijdrage van VWS, Financiën en Defensie in verband met het structurele gebruik van het C2000 communicatienetwerk. De bijdrage wordt ieder jaar met eerste suppletoire begroting naar JenV overgeheveld. U kunt dit terugvinden in tabel 31.1 (Budgettaire gevolgen van beleid van artikel 31) onder beheer multisystemen op blz. 42 van de begroting JenV over 2018.

85

Wat is er gebeurd met de vrijgevallen gelden wegens het intrekken van het Wetsvoorstel hoogste bestuursrechtspraak?

Antwoord 85:

De middelen ten behoeve van het genoemde wetsvoorstel zijn na het intrekken ervan gereserveerd op parkeerartikel 92 (nominaal en onvoorzien) op de JenV-begroting. Nadien is op twee momenten budget vanaf dit artikel ingezet, waardoor deze reeks middelen niet meer beschikbaar is. Allereerst is bij de begrotingsbehandeling over de begroting 2017 een aantal amendementen aangenomen, waarvoor bovenstaande middelen zijn ingezet. In de Voorjaarsnota/eerste suppletoire begroting 2017 zijn de middelen voor de hoogste bestuursrechtspraak ingezet voor het totale beeld van mee- en tegenvallers op de JenV-begroting.31 In mijn brief van 13 juli 2017 ben ik hier op uw verzoek gedetailleerder op ingegaan.32

86

Waarom wordt voor de vervolging en berechting van MH17-verdachten slechts geld gereserveerd voor 2018 en niet voor de daaropvolgende jaren?

Antwoord 86:

Vanaf 2018 is er voor de vervolging en berechting van verdachten van het neerhalen van vlucht MH17 per jaar € 9 mln. gereserveerd. De middelen voor 2019–2023 zijn tijdelijk op de aanvullende post van de rijksbegroting gereserveerd.

87

Wat wordt bedoeld met de zin: «Om het kasritme in overeenstemming te brengen met de uitgaven vindt nu een kasschuif plaats»?

Antwoord 87:

Voor de vroegpensioenregeling «inkoop max» is budget beschikbaar op de JenV-begroting. Dit ligt echter deels buiten de meerjarenperiode van de nu ingediende begroting. Door nieuwe cao-afspraken moeten deze middelen eerder aan het ABP worden overgemaakt dan geraamd. Dit komt omdat de pensioenrechten eerder worden ingekocht. Om het nieuw ontstane kasritme in te passen worden de benodigde middelen naar voren gehaald door een kasschuif op het artikel nominaal en onvoorzien. Omdat de kasschuif moet sluiten binnen de meerjarenperiode (t/m 2022) is het nog in de jaren 2023 t/m 2025 te dekken bedrag ten laste gebracht van het jaar 2022. De komende jaren zal de beschikbare dekking in de jaren 2023 t/m 2025 worden ingezet om het negatieve bedrag in 2022 te compenseren. Deze kasschuif valt binnen verantwoord begrotingsbeleid.

88

Waarom is de voorgenomen intensivering van rechtsbijstand in ZSM niet geïmplementeerd?

Antwoord 88:

Bij de voorbereiding van het implementatietraject bleek dat er vooralsnog geen overeenstemming tussen de betrokken partijen bestaat over de vraag hoe dit te organiseren, omdat er nog onvoldoende zicht is op de operationele, organisatorische en financiële consequenties. Daarom heeft een extern bureau de opdracht gekregen om in een business-case verschillende mogelijkheden op operationele, organisatorische en financiële haalbaarheid door te lichten en aan te geven wat op welke termijn gerealiseerd kan worden. De resultaten daarvan worden voor het eind van het jaar verwacht, waarna besluitvorming over de invoering zal volgen.

89

Wat is de verwachting van de KMAR ten aanzien van het daadwerkelijk realiseren van de gewenste personele uitbreiding ten behoeve van grensbewaking (Schiphol) en grens- en vreemdelingentoezicht? Gaat de gewenste opbouw in 2018 daadwerkelijk lukken?

Antwoord 89:

Voor 2018 is € 31,2 mln. beschikbaar voor de uitbreiding van capaciteit van de Kmar ten behoeve van de grensbewaking. Dit bedrag zal in 2019 oplopen tot 43,4 mln. structureel. In 2017 zijn er al 135 fte extra ingezet, dit loopt in 2018 op naar 200 inzetbare fte. In 2019 en verder loopt dit verder op naar 417 fte. Of deze inzet ook daadwerkelijk gerealiseerd kan worden is sterk afhankelijk van onder andere werving, selectie en opleiding van personeel. De KMar heeft het afgelopen jaar, anticiperend op verdere groei, de opleidingscapaciteit verhoogd met 216 per jaar tot een totaal van 648 per jaar. Naast het aannemen van extra personeel wordt er ook materiaal aangeschaft en infrastructurele aanpassingen gedaan. Bovendien zal er in 2018 nog sprake zijn van inzet van personeel van andere diensten, zoals DJI.

90

Wat houdt de reguliere nacalculatie over de ODA-bijdrage over 2016 van 73 miljoen precies in?

Antwoord 90:

Bij de ODA-systematiek voor de toerekening van eerstejaars asielopvang wordt gewerkt met aannames om te komen tot een toerekening voor een jaar. Het gaat hierbij om onder meer de verwachte instroom, verblijfsduur, het percentage asielzoekers uit ontwikkelingslanden (DAC-landen) en de kostprijs. Na afloop van het jaar wordt op basis van de realisatie van de hiervoor genoemde indicatoren de ODA-toerekening definitief vastgesteld (nacalculatie). Deze nacalculatie wordt dan bij Voorjaarsnota verwerkt.

91

Wat wordt bedoeld met deze zinsnede «Voor 2018 wordt de raming opgehoogd van 22.500 naar 37.000 en voor 2019 en verder wordt deze bijgesteld naar 23.000»?

Antwoord 91:

Jaarlijks wordt een meerjarige raming gemaakt van het aantal asielzoekers dat naar verwachting naar Nederland komt. Voorafgaand aan de begrotingsmomenten worden de (asiel)ramingen telkens opnieuw bezien aan de hand van de op dat moment beschikbare informatie en inzichten. De raming wordt verwerkt in de begroting. Met de genoemde zinsnede wordt bedoeld dat de raming van (in dit geval) het aantal asielzoekers dat naar Nederland komt meerjarig wordt aangepast: in 2018 naar 37.000 en voor 2019 en verder naar 23.000.

92

Hoeveel bedragen de leegstandskosten van het COA als gevolg van de lagere instroom?

Antwoord 92:

In 2017 zijn de leegstandskosten geraamd op circa € 142 mln. De verwachte leegstandskosten in 2018 worden geraamd op € 79 mln. De daadwerkelijke leegstandskosten zijn afhankelijk van de werkelijke bezetting bij de opvanglocaties; deze is afhankelijk van de in- en uitstroom bij het COA.

93

Hoeveel heeft het afkopen van lopende contracten van het COA als gevolg van de lagere instroom gekost?

Antwoord 93:

Naast de leegstandskosten is € 144 mln. geraamd voor het actief afstoten van vastgoed (krimpkosten). Door de actieve krimp zal de opvangcapaciteit versneld worden teruggebracht naar 31.000 opvangplaatsen eind 2017, waarmee wordt bespaard op de leegstandskosten. De afwikkeling van deze krimp en de contracten is nog in volle gang. Het bedrag van € 144 mln. wordt ingezet voor de afwaardering van vastgoed en niet-vastgoed (bijv. ICT), sluitingskosten (panden terugbrengen in oorspronkelijke staat) en de afkoop van lopende contracten huisvesting. Voor deze laatste categorie is naar verwachting ca. € 30 mln. benodigd. Er worden geen kosten voor de afkoop van personele contracten verwacht.

94

Hoeveel tijdelijke contracten heeft het COA in de afgelopen twee jaar afgesloten? Hoeveel van die mensen hebben een vast contract aangeboden gekregen?

Antwoord 94:

De afgelopen twee jaar (2016 en 2017 t/m oktober) zijn er in totaal 938 contracten voor bepaalde tijd afgesloten. In 2016, ten tijde van de hoge instroom, waren dit ca. 844 contracten en in 2017 ca. 94. In totaal zijn in 2016 194 contracten omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd. Eind 2016 heeft het COA een beperking op het aangaan van vaste contracten ingevoerd omdat een krimpsituatie was voorzien.

95

Hoeveel bedroegen de totale wervings- en trainingskosten voor nieuwe COA-medewerkers gedurende de afgelopen twee jaar?

Antwoord 95:

De totale wervingskosten voor nieuwe COA-medewerkers van de afgelopen twee jaar bedroegen € 786.000 (2016 en 2017 t/m oktober). In 2016, ten tijde van de hoge instroom, was dit € 706.000 en in 2017 € 80.000. De totale trainingskosten voor basistrainingen voor nieuwe COA-medewerkers van de afgelopen twee jaar bedroegen € 240.000 (2016: € 203.000 en 2017 € 37.000).

96

In hoeverre is er bij de vermindering van de capaciteit voor opvang rekening gehouden met een buffer in het geval van een hogere instroom?

Antwoord 96:

De capaciteit wordt eind 2017 teruggebracht tot circa 31.000 opvangplekken. De verwachte bezetting aan het einde van het jaar ligt rond de 20.000 personen, zodat sprake is van reservecapaciteit om een eventuele piek in de instroom flexibel op te kunnen vangen. Ook in 2018 wordt reservecapaciteit aangehouden.

Het programma «Flexibilisering», zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 594, gaat voorzien in maatregelen op de verschillende onderdelen van het systeem, waaronder de asielopvang. In het kader van dit programma zal het COA de komende tijd, in overleg met ketenpartners en andere betrokkenen, opties voor flexibele opvangcapaciteit uitwerken, die van nut kunnen zijn bij de selectie van opvangplekken en afspraken met gemeenten.

97

Hoe kan de leegstand bij DJI verklaard worden als er nog duizenden veroordeelden die nog een vrijheidsstraf moeten uitzitten vrij rondlopen?

Antwoord 97:

Voor wat betreft de openstaande vrijheidsstraffen gaat het bij elkaar opgeteld grofweg om eenmalig 2400 celjaren. Daarmee kunnen twee grote inrichtingen één jaar worden gevuld. Een dergelijke onmiddellijke toename is echter gezien de resultaten van de inspanningen tot dusver en de daartoe noodzakelijke grootschalige inzet van politiecapaciteit niet aannemelijk. De effecten van de aanpak ten aanzien van de openstaande straffen, onder meer ingezet via het programma «Onvindbare Veroordeelden», zullen naar verwachting geleidelijk aan optreden en een relatief beperkte verandering in de benodigde capaciteit tot gevolg hebben. Bijvoorbeeld: zouden de straffen in de categorie «actieve opsporing» (2800 zaken) in de komende vijf jaar ten uitvoer worden gelegd, dan zijn hiervoor gemiddeld 300 cellen per jaar nodig. Mocht er (theoretisch gezien) sprake zijn van een dergelijke toename van veroordeelden, dan kan dit opgevangen worden binnen de capaciteit van DJI.

98

Waaraan worden de geraamde kosten die vrijvallen naar aanleiding van het intrekken van het wetsvoorstel hoogste bestuursrechtspraak uitgegeven?

Antwoord 98:

Zie het antwoord op vraag 85.

99

Waarom wordt ten behoeve van de vervolging en berechting van verdachten in het kader van MH17 slechts eenmalig een bedrag van 9 miljoen euro gereserveerd?

Antwoord 99:

Zie het antwoord op vraag 86.

100

Welke consequenties heeft het regeerakkoord voor de nu doorgevoerde korting op het budget voor bed-bad-broodopvang?

Antwoord 100:

Vooralsnog zijn er geen consequenties bepaald. Zie verder het antwoord op vraag 207.

101

Wat is het huidige oplossingspercentage van delicten gerelateerd aan cybercriminaliteit?

Antwoord 101:

Het oplossingspercentage – dat wil zeggen het aantal verdachten dat wordt doorgeleid naar het Openbaar Ministerie, afgezet tegen de geregistreerde criminaliteit – van cybercrimedelicten bedraagt 6% (peilmaand oktober 2017).

Het ophelderingspercentage – dat wil zeggen het aantal misdrijven waarbij de politie een verdachte aan een zaak heeft gerelateerd, afgezet tegen het aantal geregistreerde misdrijven – van deze delicten bedraagt 8% (peilmaand oktober 2017).

102

Wat is de oorzaak/zijn de oorzaken van de lagere instroom boeten en transacties dan waar de begroting op was gebaseerd? Op welke wijze wordt dit verlies gecompenseerd?

Antwoord 102:

In 2016 deed zich een tegenvaller voor bij de ontvangsten uit boetes en transacties (B&T). Zoals reeds in het jaarverslag van mijn ministerie over het jaar 2016 is toegelicht, wordt deze tegenvaller voor een groot deel verklaard door het lagere aantal opgelegde Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)-beschikkingen vanuit de politie (o.a. veroorzaakt door een relatief hoog vacaturepercentage bij de teams Verkeer, een software-update van de mobiele radarsets, na-ijl effecten van de CAO-acties van de politie en andere prioriteiten van de basisteams). Bovendien was er sprake van een daling van de gemiddelde boeteopbrengsten bij met name de snelheidsboetes. Ten slotte bleef het aantal opgelegde strafbeschikkingen achter op de raming. Het aantal beschikkingen vanuit de trajectcontrolesystemen en flitspalen lag daarentegen hoger dan in de raming was opgenomen (ca. € 68 mln.). Vervolgens is bij eerste suppletoire begroting 2017 de ontvangstenraming voor B&T structureel verlaagd met € 130 mln. Deze tegenvaller is niet gecompenseerd op de JenV-begroting. Omdat het verkeersboetes-dossier met ingang van 1 januari 2017 een generaal dossier is geworden leiden neerwaartse mutaties niet meer tot een compensatieplicht voor JenV. Deze tegenvaller is verwerkt op de rijksbegroting als onderdeel van de algemene middelen.

103

Waarom staat de investering van 30 miljoen euro voor 2018 in de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen gereserveerd op de aanvullende post? Waarom komen deze middelen (nog) niet toe aan de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Op welk moment verwacht u dat deze investering wel aan de eigen begroting zal worden toegevoegd?

Antwoord 103:

Het is gebruikelijk dat intensiveringsmiddelen eerst uitgewerkt worden in een concreet bestedingsplan alvorens het kabinet de middelen vrijgeeft ter besteding. In de praktijk betekent dit dat deze middelen op de aanvullende post gereserveerd worden. Er wordt met alle betrokken partijen gewerkt aan een bestedingsplan.

104

Kan worden aangegeven wat de reden is/redenen zijn voor het verwachte tekort van 90 miljoen euro aan opbrengsten uit het afpakken van crimineel vermogen?

Antwoord 104:

Het jaarlijkse resultaat ten aanzien van het afpakken van crimineel vermogen fluctueert. Dit maakt het lastig om de ontvangsten op voorhand goed te ramen.

105

Kan uiteengezet worden hoe de 30 miljoen euro die extra uitgetrokken wordt voor de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen in 2018 precies besteed gaat worden?

Antwoord 105:

Ik ben in gesprek met betrokken partijen om te bezien hoe de extra middelen het beste besteed kunnen worden.

106

Kan de 30 miljoen euro die wordt gereserveerd voor de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen, de eerste inleg vormen van het op te richten Ondermijningsfonds?

Antwoord 106:

Zie het antwoord op vraag 105.

107

Op welke termijn is de ontwikkeling van het nieuwe alerteringssysteem NL-Alert naar verwachting voltooid?

Antwoord 107:

NL-Alert is in 2012 geïmplementeerd en was toen gereed voor eerste gebruik. Daarmee is het systeem niet klaar of uitontwikkeld. NL-Alert wordt doorontwikkeld, enerzijds op verzoek van de Kamer, anderzijds – zoals bij elk ICT-systeem – om het verder te verbeteren, in casu meer mensen te bereiken en het geschikt te maken voor zgn. kwetsbare groepen die door het systeem zoals het nu is onvoldoende worden bediend. Omdat gebruikerswensen en de beschikbare techniek zich steeds verder ontwikkelen, is een ICT-systeem nooit voltooid. Tot slot merk ik nog op dat tweemaal per jaar een NL-Alert controlebericht wordt uitgezonden, zodat mensen kunnen nagaan of hun mobiele telefoon juist is ingesteld voor NL-Alert. Het eerstvolgende landelijk controlebericht vindt plaats op 4 december a.s.

108

Hoe vindt de interne controle op het budget van de nationale politie plaats?

Antwoord 108:

Inzake de financiële sturing en beheersing is de hoofdlijn dat politiechefs voor hun eenheid en als collectief voor het korps meer verantwoordelijkheid nemen voor de sturing en beheersing en daarmee voor de financiële resultaten. Dit gebeurt doordat de korpsleiding o.a. stuurt op sluitende en realistische begrotingen en vraagt om betere financiële (maand)rapportages en risicoanalyses. Er wordt verder toegewerkt naar een consistente integrale strategie onder de nieuwe meerjarenbegroting van de nationale politie. Met het programma voor de versterking en professionalisering van de control-capaciteit van de politie wordt inzicht, overzicht en sturing op belangrijke begrotingsonderdelen vergroot. Dit vergt een betere informatievoorziening op het juiste niveau. Daarvoor wordt een in 2017 beschikbaar gekomen prestatiedashboard op teamniveau in 2018 verder doorontwikkeld. Ook is er een Audit Commissie ingesteld. Aan de versterking van het intern toezicht is gedurende 2017 gewerkt en dit loopt door in 2018.

109

Hoeveel politiebureaus zijn er inmiddels gesloten ten opzichte van vijf jaar geleden?

Antwoord 109:

Door de samenvoeging van teams en daarmee overmaat in huisvesting konden enerzijds locaties worden gesloten en anderzijds was er behoefte aan her locatie van gewenste steunpunten (andere en betere spreiding). Er zijn in de afgelopen vijf jaar 182 locaties afgestoten en 93 nieuwe locaties toegevoegd. Deze 182 afgestoten locaties bestaan uit 72 teambureaus (politiebureaus) en 110 steunpunten. De toegevoegde locaties zijn 5 teambureaus en 88 steunpunten.

110

Hoeveel politievoertuigen zijn er beschikbaar ten opzichte van vijf jaar geleden?

Antwoord 110:

Vanwege het gebruik van uiteenlopende registraties door de korpsen zijn de cijfers van voor 2015 niet vergelijkbaar. Eind 2017 zijn er ruim 12.500 gemotoriseerde politieauto’s en motorfietsen bij de politie in gebruik. Dat aantal is hetzelfde als in 2015.

111

Hoeveel wijkagenten zijn er op dit moment en hoeveel moeten er nog bij komen? Zijn er steden of gebieden waar een groot tekort aan wijkagenten is? Zo ja, welke zijn dat?

Antwoord 111:

Voor de bezetting van wijkagenten wordt een norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners gehanteerd. Dit is een landelijke norm. De verdeling binnen een regionale eenheid wordt door de burgemeesters en de Hoofdofficier van Justitie vastgesteld. Regionaal kunnen er dus verschillen zijn tussen formatie en bezetting.

De totale bezetting per 31 juli 2017:

Formatie: 3.413,4

Bezetting: 3.385,5

Bezettingspercentage: 99%

112

Wat is het huidige percentage ziekteverzuim binnen de politieorganisatie?

Antwoord 112:

Per 1 november 2017 was het verzuimpercentage binnen de politieorganisatie 7%.

113

Hoe ontwikkelt de capaciteitssterkte zich bij de politie tot 2022, zonder aspiranten?

Antwoord 113:

De operationele sterkte van de politie zonder aspiranten kende op 31 december 2016 een omvang van 48.162 fte (Jaarverantwoording Politie 2016). In de begroting 2018 van de politie is de verwachte ontwikkeling van de operationele sterkte zonder aspiranten aan het einde van ieder jaar opgenomen (exclusief de intensivering uit het regeerakkoord). Zie tevens tabel 19 van bijlage 133. De afname van de operationele sterkte zonder aspiranten hangt samen met de daling van de totale operationele sterkte naar de omvang van de formatie en een hogere vervangingsvraag dan eerdere jaren in verband met een hogere voorziene uitstroom.

114

Kunt u aangeven of er landen zijn die andere risico-assessments gebruiken dan Nederland om te om te bepalen of honden een risico vormen voor de maatschappij ten aanzien van bijtincidenten en waarom?

Antwoord 114:

Bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid (LNV) is bekend dat op sommige plaatsen in Duitsland (Hamburg) en het Verenigd Koninkrijk (Londen) ook risico-assessments worden uitgevoerd. Niet bekend is óf deze landen andere assessments uitvoeren dan het risicoassessment dat de Universiteit van Utrecht uitvoert in opdracht van RVO.nl, en zo ja waarom zij dit doen.

115

Kunt u aangeven hoeveel honden er de afgelopen vijf jaar geëuthanaseerd zijn of vervreemd zijn door de officier van justitie in de periode tussen het klaagschrift en de inhoudelijke behandeling door de rechter?

Antwoord 115:

Het is niet mogelijk om op basis van de systemen van het Openbaar Ministerie en RVO.nl vast te stellen hoeveel honden er de afgelopen vijf jaar geëuthanaseerd zijn of vervreemd zijn in opdracht door de officier van justitie in de periode tussen het klaagschrift en de inhoudelijke behandeling door de rechter.

116

Kunt u aangeven hoeveel meldingen de afgelopen drie jaar bij de politie en/of LID en/of 144 zijn gemaakt over het doden van huisdieren, anders dan hond of kat, door particulieren?

Antwoord 116:

Om deze meldingen uit het systeem, waaronder het meldnummer 144, te halen moeten alle meldingen handmatig doorlopen worden. Het zou de politie te veel capaciteit kosten om een antwoord te kunnen geven. De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) heeft in de afgelopen drie jaar (sinds 1-1-2015) acht meldingen gehad over het doden van huisdieren, anders dan hond of kat, door particulieren.

117

Kunt u aangeven hoeveel inbeslaggenomen honden er geëuthanaseerd zijn in opdracht van het OM de afgelopen vijf jaar?

Antwoord 117:

RVO.nl geeft uitvoering aan de opdracht van het OM om over te gaan tot het euthanaseren van een strafrechtelijk inbeslaggenomen hond. Sinds 2014 registreert RVO.nl dit op dierniveau. Voor 2014 vond deze registratie plaats op zaakniveau. Derhalve is het niet mogelijk om van de periode voor 2014 vast te stellen hoeveel honden dit betrof, omdat in een zaak sprake kan zijn van meerdere honden. Op basis van cijfers van RVO.nl kan gemeld worden dat in 2014 er 13 keer en in 2015 22 keer is overgegaan tot het euthanaseren van een hond in opdracht van het OM. De aantallen over 2016 zijn nog niet bekend.

118

Kunt u aangeven hoeveel honden die wegens verwaarlozing of mishandeling in beslag zijn genomen, de afgelopen vijf jaar geëuthanaseerd zijn?

Antwoord 118:

Sinds 2014 registreert RVO.nl dit op dierniveau. Voor 2014 vond deze registratie plaats op zaakniveau. Derhalve is het niet mogelijk om van de periode voor 2014 vast te stellen hoeveel honden dit betrof, omdat in een zaak sprake kan zijn van meerdere honden. Op basis van cijfers van RVO.nl kan gemeld worden dat in 2014 er 49 keer, in 2015 40 keer en in 2016 29 keer is overgegaan tot het euthanaseren van een hond die wegens verwaarlozing of mishandeling strafrechtelijk in beslag dan wel bestuursrechtelijk in bewaring was genomen.

119

Kunt u aangeven hoeveel honden die wegens een bijtincident in beslag zijn genomen, de afgelopen vijf jaar geëuthanaseerd zijn?

Antwoord 119:

Sinds 2014 registreert RVO.nl dit op dierniveau. Voor 2014 vond deze registratie plaats op zaakniveau. Derhalve is het niet mogelijk om van de periode voor 2014 vast te stellen hoeveel honden dit betrof, omdat in een zaak sprake kan zijn van meerdere honden. Op basis van cijfers van RVO.nl kan gemeld worden dat in 2014 er 22, in 2015 29 en in 2016 21 keer is overgegaan tot euthanaseren van een hond na een bijtincident. Tot het overgaan tot euthanaseren van de hond na een bijtincident in opdracht van OM of RVO.nl, ligt een advies van de Universiteit Utrecht ten grondslag. Overigens, het besluit om over te gaan tot euthanaseren van de hond na een bijtincident is niet in alle gevallen gelegen in het gedrag van de hond. De reden voor het euthanaseren kan ook zijn gelegen in gezondheidsredenen, op basis van een dierenartsverklaring.

120

Kunt u aangeven hoeveel inbeslaggenomen honden de afgelopen vijf jaar doorverwezen zijn naar trainers om de hond op te leiden en door te verkopen als werkhond/waakhond?

Antwoord 120:

Er worden door de RVO.nl geen honden doorverwezen naar trainers om de hond op te leiden en door te verkopen als werkhond of waakhond. In de brief van toenmalig staatsecretaris van Economische Zaken over «procedure RVO.nl bij inbeslagname dieren en verzoek tot opheldering inzake hond Rex» d.d. 10 augustus 2017 is aangeven dat onder de verantwoordelijkheid van RVO.nl minder dan 2% van de honden wordt overgedragen aan een trainer respectievelijk een bedrijf dat honden traint.34 Van deze 2% vinden slechts enkele honden een plek als een zogenaamde werkhond. Dit gebeurt enkel nadat blijkt dat de hond hiervoor geschikt is en niet geschikt is als huishond. Wanneer, na overdracht en training, door de trainer bij overdracht aan een derde een bedrag voor de hond wordt gevraagd, ligt dat buiten de verantwoordelijkheid van RVO.nl. Daarnaast draagt RVO.nl geen honden over aan bedrijven die bekend staan als bedrijven die in korte tijd veel geld proberen te verdienen aan de verkoop van (werk)honden.

121

Kunt u aangeven hoeveel van de inbeslaggenomen honden die een herplaatsingsadvies krijgen, daadwerkelijk herplaatst zijn?

Antwoord 121:

Het is niet mogelijk om op basis van de systemen van RVO.nl exacte aantallen vast te stellen hoeveel van de inbeslaggenomen honden die een herplaatsingsadvies krijgen, daadwerkelijk herplaatst zijn. In het algemeen geldt dat door RVO.nl alle honden worden herplaatst die een herplaatsingsadvies hebben gekregen. Slechts in incidentele gevallen, waarbij verschillende factoren mee kunnen spelen, blijkt herplaatsing niet direct mogelijk, en wordt middels integraal overleg van RVO.nl met betrokken partners een oplossing gezocht met de inzet de hond alsnog te kunnen herplaatsen.

122

Kunt u aangeven hoeveel van de inbeslaggenomen honden die een herplaatsingsadvies krijgen, uiteindelijk toch geëuthanaseerd zijn?

Antwoord 122:

Zoals tevens aangegeven in mijn antwoord op vraag 121, is het niet mogelijk om op basis van de systemen van RVO.nl exacte aantallen vast te stellen hoeveel van de inbeslaggenomen honden die een herplaatsingsadvies krijgen, daadwerkelijk herplaatst zijn. In het algemeen geldt dat alle honden worden herplaatst die een herplaatsingsadvies hebben gekregen. Slechts in incidentele gevallen, waarbij verschillende factoren mee kunnen spelen, blijkt herplaatsing niet direct mogelijk, en wordt middels integraal overleg van RVO.nl een oplossing gezocht met de inzet de hond alsnog te kunnen herplaatsen. Een combinatie van factoren kan er toe leiden dat in enkele gevallen uiteindelijk wordt overgegaan tot euthanasie.

123

Kunt u aangeven welke inhoudelijke argumenten ten grondslag hebben gelegen om in de procedure rondom bijtincidenten uit te gaan van het risico-assessment zoals dat nu door de Universiteit Utrecht wordt toegepast?

Antwoord 123:

Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid (LNV) heeft mij bericht dat er bij de operationele partners behoefte bestond aan een onafhankelijke beoordeling van de mate van agressiviteit van een in beslag genomen hond. Hiervoor is aan de gedragskliniek van de Faculteit Diergeneeskunde door het Ministerie van LNV gevraagd een methode te ontwikkelen die nu wordt toegepast.

124

Hoeveel budget wordt in 2018 en daarna extra beschikbaar gesteld aan de Politieacademie? Hoeveel extra opleidingsplekken kan de Politieacademie hiermee faciliteren ten opzichte van 2017?

Antwoord 124:

De extra middelen voor 2018 staan vooralsnog op de aanvullende post. Pas na de nota van wijziging kan er antwoord worden gegeven op beide vragen.

125

Waarom verschilt de bijdrage medeoverheden (artikel 31.3) in 2018 en de daarop volgende jaren ruim 4 miljoen euro met de bijdrage in 2017?

Antwoord 125:

Dit verschil betreft een structurele meerjarige bijdrage aan het Ministerie van Defensie van ruim € 0,4 mln. (géén € 4 mln.) in verband met de huur door de politie van de Van Gentkazerne in Rotterdam.

126

Wordt het extra geld voor de teams verkeershandhaving daadwerkelijk (alleen) aan de teams verkeershandhaving besteed of wordt dit budget (ten behoeve van verkeershandhaving) ook verdeeld over andere onderdelen van de politie?

Antwoord 126:

Omdat het gaat om een bijzondere bijdrage voor de verkeershandhaving worden deze middelen niet voor andere doeleinden ingezet. Middelen die niet worden gebruikt blijven overigens als openstaande rijksbijdragen op de balans van de politie staan om op een later moment aan verkeershandhaving te worden besteed.

127

Hoeveel advocaten telt Nederland? Hoeveel is dat per hoofd van de bevolking? Is dat percentage hoog of laag in vergelijking met andere Europese landen?

Antwoord 127:

De Nederlandse orde van advocaten heeft mij bericht dat Nederland 17.915 advocaten telt (peildatum 30 oktober 2017). Dat is ongeveer 104 advocaten per 100.000 inwoners. Ten behoeve van de vergelijking met andere Europese landen zij verwezen naar de rapportage van de Raad van Europa daarover.35 Deze publicatie uit 2016 is gebaseerd op cijfers uit 2014. Hieruit blijkt dat het Europese gemiddelde 149 was. Daarmee zit Nederland dus onder het Europees gemiddelde. Het aantal advocaten per 100.000 inwoners in Nederland was toentertijd ongeveer 105. In 2018 zal een publicatie verschijnen met cijfers uit 2016.

128

Welke financiële gevolgen verbindt u aan de conclusies van de Commissie Van der Meer die, kort en goed, stelt dat het onmogelijk is om binnen de huidige budgettaire kaders verantwoord te voorzien in gesubsidieerde rechtsbijstand?

Antwoord 128:

Het rapport van de Commissie-Van der Meer behoeft in zijn geheel nog nadere bestudering en zal ik betrekken bij de uitwerking van het regeerakkoord. In het regeerakkoord is aangegeven dat het stelsel van rechtsbijstand wordt herzien langs de lijnen van het rapport van de Commissie Wolfsen en het tussenrapport van de commissie Van der Meer binnen de bestaande budgettaire kaders.

129

Voor welk bedrag is de door de Raad voor Rechtsbijstand ontwikkelde online tool «Rechtwijzer uit elkaar» gekocht door Justice42? Zijn hierin de volledige ontwikkelkosten van de online tool verwerkt?

Antwoord 129:

De raad voor rechtsbijstand heeft samen met de partijen HiiL en Modria de ontwikkeling van de tool «Rechtwijzer Uit elkaar» mogelijk gemaakt. De raad heeft onder meer een gedeelte van de ontwikkelkosten gefinancierd en heeft daarvoor van mijn departement een innovatiesubsidie ontvangen. Als tegenprestatie kreeg de raad voor de duur van de overeenkomst een licentie op het gebruik van de tool. De raad beschikte niet over het intellectueel eigendom van de tool. De overeenkomst is inmiddels afgelopen en niet verlengd. Derhalve is er geen sprake van verkoop door de raad van «Rechtwijzer uit elkaar» of van compensatie van de gemaakte ontwikkelkosten.

130

Kunt u middels een tijdpad aangeven wanneer u verwacht dat de KEI operatie afgerond zal zijn?

Antwoord 130:

Zoals ook in de laatste voorgangsrapportage KEI vermeld heeft de implementatie van de KEI-wetgeving vertraging opgelopen. Twee fases zijn nu succesvol geïmplementeerd: in asiel- en bewaringszaken wordt landelijk verplicht digitaal geprocedeerd. Voor civiele handelszaken met verplichte procesvertegenwoordiging is de wet in werking getreden voor de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland (pilot). Deze twee zaakstromen worden in 2018 verder uitgebouwd met de zaken «vreemdelingen regulier» en de landelijke invoering voor de civiele handelszaken met verplichte procesvertegenwoordiging. Voor de andere zaakstromen bezint de Raad voor de rechtspraak zich op een andere wijze van bouwen van het systeem, om later in het traject sneller en beter te kunnen implementeren. De gevolgen voor de planning zijn op dit moment nog niet bekend. De verwachting is dat de implementatie in elk geval tot 2021 zal duren. Ik zal uw Kamer bij de voortgangsrapportage nader berichten.

131

Voorziet u problemen en/of vertraging bij de afronding en implementatie van de KEI-wetgeving?

Antwoord 131:

Zie het antwoord op vraag 130.

132

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de stelselvernieuwing rechtsbijstand? Wanneer wordt de Kamer hierover ingelicht?

Antwoord 132:

In het regeerakkoord is opgenomen dat «het stelsel van rechtsbijstand wordt herzien langs de lijnen van het rapport van de commissie Herijking Rechtsbijstand (commissie-Wolfsen) en het tussenrapport van de commissie Evaluatie puntentoekenning rechtsbijstand (commissie-Van der Meer) binnen de bestaande budgettaire kaders. Er worden geen rechtsgebieden uitgezonderd waarvoor rechtsbijstand kan worden aangevraagd. Conform het advies van het eerstgenoemde rapport worden de Raad voor de Rechtsbijstand en het Juridisch Loket juridisch samengevoegd. Door deze intensieve samenwerking kan de eerstelijnshulp beter worden gestroomlijnd en kunnen meer eenvoudige zaken door het Juridisch Loket worden afgedaan. Uw Kamer wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de uitwerking van dit onderdeel van het regeerakkoord.

133

Wat zijn de verwachte uitgaven aan de rechtsbijstand na invoering van de maatregelen uit het rapport van de commissie-Wolfsen? Wat is het verschil tussen deze verwachte uitgaven en de uitgaven vóór invoering van de bedoelde maatregelen?

Antwoord 133:

De verwachte uitgaven aan rechtsbijstand na invoering van de maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie-Wolfsen zijn circa € 409 mln. in 2022. Het verschil tussen deze verwachte uitgaven en de uitgaven vóór invoering van deze maatregelen is € 37 mln. Het is de verwachting dat de invoering van de maatregelen de rechtsbijstanduitgaven structureel met € 37 mln. per jaar zullen verlagen.

134

Wat zijn in het kort de maatregelen uit de commissie-Wolfsen die het stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand in de komende jaren beheersbaar moeten maken?

Antwoord 134:

De maatregelen die moeten leiden tot een grotere beheersbaarheid van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand zien in het bijzonder op versterking van de eerstelijns rechtsbijstand en het versterken van de regievoering op het stelsel door de raad voor rechtsbijstand. In de kabinetsreactie d.d. 31 mei 2016 op het eindrapport van de commissie-Wolfsen zijn de precieze maatregelen weergegeven36. Bij de uitwerking van het regeerakkoord (zie het antwoord op vraag 132) zal worden bezien hoe met deze maatregelen verder wordt omgegaan.

135

Hoe wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de stappen die gezet worden in de rechtspraak aangaande de snelheid, toegankelijkheid, effectiviteit en kwaliteit?

Antwoord 135:

Uw Kamer wordt hierover op verschillende momenten geïnformeerd. Snelheid en toegankelijkheid vormen doelen van het programma KEI. Over dit programma ontvangt uw Kamer halfjaarlijks een voortgangsrapportage. De genoemde onderwerpen maken onderdeel uit van het jaarplan en het jaarverslag dat uw Kamer jaarlijks krijgt toegezonden. De kwaliteit van de rechtspraak vormt het hoofdthema van de visitatie gerechten die eens in de vier jaar plaatsvindt. Dit onderzoek vindt volgend jaar plaats door een commissie onder voorzitterschap van Femke Halsema. De Kamer wordt over de uitkomsten geïnformeerd. Genoemde onderwerpen komen ook aan de orde in de periodieke beleidsdoorlichting en in Algemene Overleggen met uw Kamer. Tot slot kan worden vermeld dat bij mijn ministerie een wetgevingsprogramma civiele rechtspleging loopt, mede om de snelheid, toegankelijkheid en effectiviteit van de rechtspraak te vergroten.37 Hierover wordt uw Kamer periodiek geïnformeerd.

136

Waarom is er een stijging van de uitgaven voor overig materieel van de Hoge Raad onder artikel 32.1?

Antwoord 136:

Het verschil in uitgaven voor overig materieel in 2018 en in 2017 wordt niet veroorzaakt door een stijging in 2018, maar is het gevolg van een kasschuif van 2017 naar 2016. De uitgaven voor overig materieel zijn in 2017 lager geraamd, omdat er middelen van 2017 naar 2016 zijn geschoven. In 2016 was er sprake van eenmalig extra uitgaven als gevolg van verhuizing naar en oplevering van het nieuwe onderkomen van de Hoge Raad.

137

Kunt u toelichten hoe de bezuiniging van 4,2 miljoen euro bij het Bureau Financieel Toezicht tot stand is gekomen, constaterende dat de wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen op 1 januari 2018 in werking treedt?

Antwoord 137:

Er is geen sprake van een bezuiniging bij het Bureau Financieel Toezicht. De kosten voor toezicht worden met ingang van 1 januari 2018 doorberekend aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders.

138

Waarom is het maximale verschil tussen 2016 en 2022 (2016: € 8.245 en 2022: € 14.843) minder dan het bedrag op pagina 47, namelijk dat de Autoriteit Persoonsgegevens een verhoging van het budget heeft oplopend tot 7 miljoen euro structureel extra per jaar?

Antwoord 138:

In tabel 20 van bijlage 1 wordt de mutatie op het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens weergegeven38. Daaruit blijkt dat er sprake is van groeiscenario, waarbij vanaf 2019 structureel € 7 mln. extra budget is toegevoegd aan het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens. In 2017 is er sprake van € 1 mln. extra budget; in 2018 betreft dit € 5 mln. extra budget.

139

Waarom dalen de toevoegingen voor rechtsbijstand in de komende jaren?

Antwoord 139:

Deze daling hangt samen met de maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Wolfsen, met name met de beoogde verbreding en versterking van de eerste lijn. De verwachting is onder andere dat daardoor (minder draagkrachtige) rechtzoekenden beter en sneller worden geholpen, en daardoor minder aanvragen voor een toevoeging zullen worden ingediend. Bij de uitwerking van het regeerakkoord (zie het antwoord op vraag 132) zal worden bezien hoe met deze maatregelen verder wordt omgegaan.

140

Wat verklaart de uitschieter in de uitgaven onder het kopje «Overig Adequate toegang tot het rechtsbestel» in het jaar 2017?

Antwoord 140:

De post «Overig Adequate toegang tot het rechtsbestel» onder het kopje «Opdrachten» waar de vraag op wijst, is een verzamelpost waaronder diverse uitgaven opgenomen kunnen worden. Het hogere bedrag van € 1,9 mln. in 2017 heeft te maken met € 1,5 mln. die in 2017 beschikbaar is voor mediation in het strafrecht.

141

Waarom wordt een bezuiniging doorgevoerd op Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken? Indien dit leidt tot het opheffen van deze commissie, welke kosten zijn daar naar verwachting verbonden voor het aanbieden van alternatieve geschillenbeslechting?

Antwoord 141:

Vorig jaar is voor het jaar 2017 dekking gevonden in het niet doorgaan van de wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak. Ik constateer dat de meerjarige vrijval vanwege het niet doorgaan van dit wetsvoorstel in de Voorjaarsnota 2017 is gebruikt als dekking voor meerjarige uitvoeringsproblematiek op de JenV-begroting en verwerkt in de eerste suppletoire begroting 2017.

Overigens geldt dit niet voor de bijdrage die de SGC ontvangt voor de instandhouding van de Commissie Algemeen. Deze subsidie die is opgenomen onder de begrotingspost «Overig Adequate toegang tot het rechtsbestel» blijft gehandhaafd.

Voor consumenten is een snelle en kwalitatief goede geschilbeslechting van belang. Gezien het belang dat de SGC ook voor het bedrijfsleven heeft, zoals ook blijkt uit de financiering die in overwegende mate van het bedrijfsleven zelf komt, heb ik er vertrouwen in dat de SGC in staat zal zijn de werkzaamheden te continueren.

142

Kunt u toelichten waarom de keuze is gemaakt dat het budget voor de NVVR ten opzichte van 2016 wordt gehalveerd en of de NVVR op deze manier nog naar behoren haar taken kan uitvoeren?

Antwoord 142:

Voor de begroting voor 2018 is ervoor gekozen om de subsidie van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) te verlagen. Wel heb ik besloten om geen korting toe te passen op de jaarlijkse bijdrage van € 100.000 aan de huisvestingskosten van de NVvR. Ik waardeer de inzet van de NVvR op vele terreinen die de rechtspraak raken. Ik verwacht dat de NVvR ondanks de subsidiekorting haar bijdrage daaraan zal blijven leveren.

143

Waarom wordt verwacht dat de ontvangsten uit griffierechten de komende jaren fors zal stijgen?

Antwoord 143:

De raming van de ontvangsten uit griffierechten wordt gebaseerd op de ramingen van de instroom van – voor griffierecht relevante – zaken, te weten civiele zaken, bestuurszaken en civiele kantonzaken. Over het algemeen geldt dat de ontwikkeling van de instroom zich in de jaren ná 2018 moeilijk laat voorspellen. Mede om die reden worden de ramingen van het Prognose Model Justitie (PMJ) jaarlijks herijkt op basis van nieuwe inzichten over de instroom van zaken. Volgens de PMJ-ramingen die ten grondslag liggen aan de begroting 2018 is er sprake van een stijging van de instroom, met name bij civiele kantonzaken.

Daarnaast wordt bij de raming ook rekening gehouden met de jaarlijkse indexering van de tarieven. Afgezien van deze indexering is in de raming geen rekening gehouden met een tariefsverhoging.

144

Waarom valt de Hoge Raad niet onder de Raad voor de rechtspraak?

Antwoord 144:

De Raad voor de rechtspraak is sinds 1 januari 2002 verantwoordelijk voor het beheer van de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven. In artikel 3 van de Wet op de rechterlijke organisatie is een uitzondering gemaakt voor de Hoge Raad. Daar is gelet op de bijzondere positie van de Hoge Raad in het rechtsbestel (onder andere een rol in het ontslag van rechters) uitdrukkelijk voor gekozen.39

145

Waarom wordt de bijdrage aan de stichting Geschillencommissie Consumentenzaken per 2018 aanzienlijk terug gebracht en in latere jaren beëindigd? Is dit in overleg met de Stichting tot stand gekomen? In hoeverre kan de SGC zo nog haar taak vervullen?

Antwoord 145:

Zie het antwoord op vraag 141. Daarnaast kan ik u melden dat er jaarlijks periodiek overleg met de SGC plaatsvindt. Daarin komt ook de financiële situatie aan de orde. Op 21 september heeft mijn voorganger de SGC schriftelijk op de hoogte gesteld van het voornemen tot verlaging van de subsidie voor 2018. De SGC heeft in een uitgebreide zienswijze van 3 oktober 2017 betoogd dat de instandhouding van de subsidie noodzakelijk is. Die zienswijze zal ik uiteraard meewegen in mijn definitieve besluitvorming.

146

Het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand wordt gefinancierd door een zogenaamde openeinderegeling. Zijn er landen in de Europese Unie met een ander financieringsmodel, bijvoorbeeld outputfinanciering? Zo ja, in welke landen is dat het geval?

Antwoord 146:

Frankrijk en België kennen een gesloten budget voor gesubsidieerde rechtsbijstand. De vergoeding die de rechtsbijstandverlener per verrichting ontvangt is daar afhankelijk van de vraag naar gesubsidieerde rechtsbijstand. Wanneer de vraag de verwachtingen overschrijdt, wordt de vergoeding per verrichting lager. Het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland heeft een openeinde-karakter. Ook bij een overschrijding van de verwachtingen ontvangt de rechtsbijstandverlener de vastgestelde vergoedingen. De uitgaven zijn afhankelijk van de output van rechtsbijstandverleners. Er zijn ook andere modellen denkbaar: Ierland heeft een open budget voor rechtsbijstand in strafzaken en een gesloten budget voor civiele zaken.

147

Welke landen hebben qua gesubsidieerde rechtsbijstand een bereik van tien procent? Hoe is het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand geregeld in die landen?

Antwoord 147:

In 2014 heeft mijn ambtsvoorganger onderzoek laten doen naar gesubsidieerde rechtsbijstand in negen Europese landen.40 Er is onder meer informatie verzameld over het bereik, dat wil zeggen het percentage van de bevolking dat in aanmerking komt voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Van de landen waar gegevens voor konden worden gevonden bleek het bereik in België het laagst. Voor België werd op basis van een interview met een expert een percentage tussen de 10 en 20 gerapporteerd. Ik verwijs naar het antwoord onder vraag 146 voor de kenmerken van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand in België.

148

Hoe realistisch is de begrote daling van de uitgaven voor de rechtsbijstand, aangezien de kosten voor de rechtsbijstand in acht van de afgelopen tien jaren hoger was dan oorspronkelijk begroot? Welke maatregelen veroorzaken deze daling? Als de beoogde daling lukt, heeft Nederland dan nog steeds de hoogste uitgaven in Europa voor gesubsidieerde rechtsbijstand? Kunt u dat onderbouwen?

Antwoord 148:

De geraamde daling van het aantal toevoegingen hangt samen met de maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Wolfsen, met name met de beoogde verbreding en versterking van de eerste lijn. Het huidige open-einde-karakter van de financiering van de gesubsidieerde rechtsbijstand maakt dat de daadwerkelijke uitgaven niet op voorhand met 100% zekerheid vastgesteld kunnen worden. Uiteraard wordt gepoogd in de begroting de verwachte uitgaven zo goed mogelijk in te schatten, maar mede gelet op de periode tussen begroting en realisatie zijn de maatschappelijke ontwikkelingen die effect hebben op het beroep op gesubsidieerde rechtsbijstand en de prijsontwikkelingen niet volledig te voorspellen. De maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Wolfsen beogen bij te dragen aan het verbeteren van de voorspelbaarheid van de uitgaven. Als de beoogde daling gerealiseerd wordt, zal Nederland in Europees perspectief – afhankelijk van de ontwikkeling van de uitgaven in de andere Europese landen en de bevolkingsontwikkeling – nog steeds tot de groep landen behoren met de hoogste uitgaven aan gesubsidieerde rechtsbijstand (berekend op basis van de huidige Nederlandse bevolkingsomvang: circa 24 euro per inwoner in 2022). Zie ter vergelijking: The 2016 EU Justice Scoreboard pagina 18.

149

Klopt het dat door financiële krapte op het Ministerie van Veiligheid en Justitie de rechtspraak minder geld krijgt en wat is hiervoor de rechtvaardiging?

Antwoord 149:

Eventuele krapte op de begroting van mijn departement heeft geen directe invloed op de hoogte van de bijdrage aan de Rechtspraak. Die bijdrage is gebaseerd op de door de Raad ingediende begroting die uitgaat van een bekostiging op basis van de prijs maal het volume. De prijzen van het Prijsakkoord zijn tot op heden altijd gerespecteerd. Met betrekking tot het volume is er sprake van een indirecte invloed op de bijdrage aan de Rechtspraak via de prognose en bekostiging van het volume, aangezien de Rechtspraak onderdeel is van het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ) en de Meerjaren Productie Prognoses Vreemdelingenketen (MPP). De laatste jaren is er minder volume bekostigd dan werd geprognosticeerd (PMJ-raming). De afgelopen jaren is het gerealiseerde volume telkens lager uitgekomen dan de prognose.

150

Kan zicht gegeven worden op de privacy belemmerende factoren van informatiedeling bij publiek-private samenwerking?

Als de deling van informatie bij publiek-private samenwerking betrekking heeft op persoonsgegevens, dient de verwerking daarvan te berusten op een grondslag als bedoeld in artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Bij publiek-private samenwerking zal het veelal gaan om de grondslag, bedoeld in artikel 8, onder e: de gegevensverwerking is noodzakelijk voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak. Als een dergelijke grondslag ontbreekt, is de informatiedeling niet toegestaan. Verder zal het doel van het delen van persoonsgegevens tussen publieke en private partners op grond van artikel 9 Wbp verenigbaar dienen te zijn met de doeleinden waarvoor de desbetreffende gegevens oorspronkelijk zijn verzameld. De informatiedeling kan ook stuiten op geheimhoudingsbepalingen in wetten die op de desbetreffende partners betrekking hebben, terwijl eventuele uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht geen grondslagen bevatten voor verstrekking van gegevens aan de partners waarmee wordt samengewerkt. Thans wordt een voorstel voorbereid voor een Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden die onder meer tot doel heeft betere mogelijkheden te scheppen voor publiek-private samenwerkingsverbanden om gezamenlijk gegevens te verwerken voor een gemeenschappelijk doel van algemeen belang.

151

Hoe kan de regisserende rol van de Minister van Veiligheid en Justitie worden gezien in individuele strafzaken?

Antwoord 151:

De officier van justitie bij het openbaar ministerie heeft het gezag over het opsporingsonderzoek van de politie en neemt de vervolgingsbeslissingen. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft in beginsel geen bemoeienis met individuele strafzaken. Artikel 127 van de Wet op de rechterlijke organisatie geeft de Minister wel de bevoegdheid om algemene en bijzondere aanwijzingen te geven betreffende de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie. Artikel 128 bepaalt daarover onder meer dat het College de gelegenheid krijgt om zijn zienswijze kenbaar te maken voordat de Minister in een concreet geval een aanwijzing geeft. Ook is de Minister verplicht direct de beide Kamers der Staten-Generaal in te lichten indien het een aanwijzing betreft tot het niet of niet verder opsporen of vervolgen. Als vaststaand beleid geldt dat de Minister met name bij individuele opsporings- en vervolgingsbeslissingen terughoudendheid betracht, gezien de staatsrechtelijke positie van het OM. Tot slot wordt de Minister door het OM over gevoelige zaken geïnformeerd, om hem in staat te stellen zijn politieke verantwoordelijkheid afdoende te kunnen invullen. In enkele gevallen dient de Minister in te stemmen met beslissingen van het OM, zoals met de inzet van specifieke bijzondere opsporingsmiddelen en bij hoge transacties.

152

Constaterende dat de apparaatsuitgaven voor het OM dalen (artikel 33.1), kunt u toelichten of dit onderdeel is van de taakstelling van het OM of dat er een andere oorzaak is? Wat zijn de gevolgen voor het OM? Kunt u specifiek toelichten waarom ICT-uitgaven en voor overig materieel dalen?

Antwoord 152:

De daling van de apparaatsuitgaven is de resultante van veel mutaties op de begroting. Met name de efficiencytaakstelling van het vorige kabinet verklaart de daling van het budget van 2017 naar 2018. Met het OM is afgesproken dat het realiseren van de efficiencytaakstelling vooral zal neerslaan bij de bedrijfsvoeringsbudgetten. Dat verklaart ook de daling bij de materiële uitgaven. De reeks voor ICT-uitgaven zoals is opgenomen in tabel 33.1. geeft een niet-volledig beeld van het ICT-budget bij het OM: uitgaven die wel een ICT-component bevatten, worden om administratieve redenen niet altijd onder de betreffende reeks geboekt, zoals inhuur van externe inhuur, uitgaven aan shared service centra, regulier (ICT-)personeel et cetera. Zo gaat het OM in het jaarplan op dit moment uit van ICT-uitgaven van circa € 45 mln. De regering onderkent in het regeerakkoord de noodzaak van de verdere digitalisering van de processen in de strafrechtketen en heeft hier aanvullende middelen voor vrijgemaakt. Op dit moment wordt bezien hoe de extra middelen uit de regeerakkoord het beste kunnen worden ingezet. Daarbij zullen alle partijen uit de strafrechtketen worden betrokken.

153

Kunt u uitleggen welke geldstromen en/of budgetten er vanuit de begroting richting het CCV lopen, inclusief Keurmerk Veilig Ondernemen, Keurmerk Veilig Buitengebied en Veiligheid Kleine Bedrijven?

Antwoord 153:

In de begroting van 2018 is voor het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) een bedrag van € 3.975.000,– gereserveerd. Dat bedrag is opgebouwd uit de basissubsidie (€ 3.119.000,–), de nalevingsexpertise (€ 556.000,–) en het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) (waarvan € 300.000,– is bestemd voor KVO-Winkelgebieden, uitgevoerd door het CCV).

154

Waarom zijn de middelen voor de vervolging en berechting van verdachten van het neerhalen van vlucht MH17, te weten 9 miljoen euro in 2018, gereserveerd op de aanvullende post van de rijksbegroting? Waarom komen deze middelen (nog) niet toe aan de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie?

Antwoord 154:

De middelen voor 2019–2023 voor de vervolging en berechting van verdachten van het neerhalen van vlucht MH17 zijn tijdelijk op de aanvullende post van de rijksbegroting gereserveerd. Mijn ministerie werkt aan een meerjarige nadere onderbouwing van de uitgaven, daarna worden de middelen van de aanvullende post naar de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid overgeheveld.

155

Waarom is de investering in de vervolging en berechting van verdachten van het neerhalen van vlucht MH17, te weten 9 miljoen euro in 2018, eenmalig? Is het niet in de lijn der verwachting dat ook na 2018 hier kosten aan verbonden zijn?

Antwoord 155:

Zie de antwoorden op vraag 86 en 154.

156

Constaterende dat onder artikel 33.3 de uitgaven aan faillissementscuratoren stijgen van 731.000 euro naar 3,7 miljoen euro, kunt u de oorzaak hiervan toelichten?

Antwoord 156:

Het begrotingsbedrag 2018 is gebaseerd op verwachte uitgaven voor de Garantstellingsregeling curatoren 2012 inclusief de afhandeling van een incidentele zaak.

157

Waarom was de subsidie voor het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) nul euro in 2016?

Antwoord 157:

Dat heeft te maken met een verschuiving van begrotingsposten. De post waar u op doelt betreft de subsidie voor nalevingsexpertise. In 2016 was die post opgenomen in artikel 33.2 onder «Overig bestuur, informatie en technologie». De hoogte van het bedrag was € 695.000,–.

158

Wat wordt ondernomen om onrechtmatige detentie terug te dringen?

Antwoord 158:

Het is aan de politie, het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak om in het individuele geval te beoordelen of een verdachte zijn strafzaak in vrijheid mag afwachten c.q. of er aanleiding is om een verdachte te veroordelen tot een vrijheidsbenemende straf. Zij gaan daarbij zo zorgvuldig mogelijk te werk. De inzet van de partners in de strafrechtketen is er voortdurend op gericht om te voorkomen dat personen ten onrechte in hechtenis worden genomen. Zo is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in maatregelen om tunnelvisie in de opsporing, en daarmee de kans op gerechtelijke dwalingen, te voorkomen. Voor de fase van voorarrest wordt bevorderd dat in het concrete geval een bewuste en expliciete afweging wordt gemaakt tussen vrijheidsbeneming en mogelijke alternatieven. Zo is in het kader van de modernisering van het Wetboek van Stafvordering een wetsvoorstel voorbereid dat de rechter de mogelijkheid biedt om zelfstandig vrijheidsbeperkende maatregelen te bevelen, zonder dat eerst de voorlopige hechtenis van de verdachte moet worden bevolen. Desondanks kan niet altijd worden voorkomen dat iemand (achteraf bezien) onterecht in voorarrest is genomen c.q. tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Om die reden zijn structureel middelen gereserveerd op de JenV-begroting om te kunnen voorzien in schadevergoeding voor de periode dat iemand op zichzelf rechtmatig, maar (achteraf bezien) onterecht zijn vrijheid is ontnomen.

159

Op welke manier wordt er voor continuïteit gezorgd in onder andere de aanpak van winkeldiefstal? Hoe ziet u dit in het licht van het amendement-Tellegen cs. (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 28)?

Antwoord 159:

De bij de behandeling van de begroting van 2016 aangenomen motie-Pechtold c.s.41 heeft onder andere geleid tot een set maatregelen ten behoeve van de structurele aanpak van winkeldiefstal. In het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) spreek ik met het bedrijfsleven om in gezamenlijkheid de aanpak waar nodig verder te verstevigen en aan te passen. De aanpak van winkeldiefstal is daarnaast onderdeel van andere gezamenlijke initiatieven om criminaliteit waar het bedrijfsleven mee te maken krijgt terug te dringen. Voorbeelden hiervan zijn de aanpak van heling en de aanpak van mobiel banditisme. Ook draagt de samenwerking in de regionale Platforms Veilig Ondernemen bij aan de lokale en regionale aanpak van winkeldiefstal. Daarbij zijn o.a. de vrijgekomen middelen van het amendement-Tellegen c.s. ingezet.

160

Op welke manier wordt innovatieve samenwerking op lokaal niveau tussen ondernemers, gemeenten en politie gestimuleerd?

Antwoord 160:

De samenwerking tussen ondernemers, gemeenten en politie wordt gestimuleerd via het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing en via incidentele subsidies. Tevens worden regionale en lokale samenwerkingsverbanden ondersteund, bijvoorbeeld via de Platforms Veilig Ondernemen.

161

Waarom wordt het Keurmerk Veilig Ondernemen afgebouwd? Wordt de continuïteit en vernieuwing van bestaande projecten gewaarborgd? Zo ja, hoe?

Antwoord 161:

Vorig jaar is voor het jaar 2017 dekking gevonden in het niet doorgaan van de wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak. Ik constateer dat de meerjarige vrijval vanwege het niet doorgaan van dit wetsvoorstel in de Voorjaarsnota 2017 is gebruikt als dekking voor meerjarige uitvoeringsproblematiek op de JenV-begroting en verwerkt in de eerste suppletoire begroting 2017.

Ik vertrouw er op dat de lokale/regionale partners hun verantwoordelijkheid zullen (blijven) nemen en in samenwerking zullen blijven investeren. Ik stimuleer de samenwerking tussen deze partners in de Platforms Veilig Ondernemen.

162

Hoe ziet u de toekomstige rol van het CCV? Welke hervormingen acht u noodzakelijk nu het budget lager wordt? Wat zijn hiervan de gevolgen in de praktijk? Via welke andere posten in deze begroting ontvangt het CCV geld of subsidies? Wat is de hoogte van deze posten en hoeverre kan het CCV hier aanspraak op maken?

Antwoord 162:

De rol van het CCV blijft wat mij betreft onveranderd. Ik ben in gesprek met het CCV over de jaarprogrammering van 2018, waarbij we gezamenlijk scherp prioriteren aan de hand van maatschappelijke opgaven. Naast een bedrag voor de basissubsidie en de nalevingsexpertise is in de begroting 2018 een bedrag van € 594.000,– gereserveerd voor de uitvoering van het Keurmerk Veilig Ondernemen. Daarvan is € 300.000,– bestemd voor het CCV voor de uitvoering van KVO-Winkelgebieden.

163

Wat is de reden voor de afbouw van het budget voor het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO)?

Antwoord 163:

Zie het antwoord op vraag 161.

164

Welke instrumenten op het terrein van handhaving en naleving zullen door het CCV worden ontwikkeld vanuit de genoemde subsidie en welke publieke en private organisaties zullen worden betrokken bij de samenwerking?

Antwoord 164:

Ik ben in gesprek met het CCV over de jaarprogrammering van 2018, waarbij we gezamenlijk scherp prioriteren aan de hand van maatschappelijke opgaven.

165

Waarom wordt op het CCV bezuinigd? Is dit in samenspraak met het CCV tot stand gekomen?

Antwoord 165:

Vorig jaar is voor het jaar 2017 dekking gevonden in het niet doorgaan van de wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak. Ik constateer dat de meerjarige vrijval vanwege het niet doorgaan van dit wetsvoorstel in de Voorjaarsnota 2017 is gebruikt als dekking voor meerjarige uitvoeringsproblematiek op de JenV-begroting en verwerkt in de eerste suppletoire begroting 2017. Mijn voorganger heeft het CCV daarover schriftelijk en mondeling geïnformeerd.

166

Wat wordt bedoeld met de zin: «De middelen voor 2019–2023 zijn op de aanvullende post van de rijksbegroting gereserveerd»?

Antwoord 166:

Het is gebruikelijk om middelen voor intensiveringen – wanneer er nog geen exacte besteding is uitgewerkt – eerst te reserveren op de aanvullende post van de rijksbegroting. De Minister van Financiën beheert deze middelen en zal deze overhevelen naar de JenV-begroting nadat de bestedingsplannen adequaat zijn uitgewerkt.

167

Is sprake van een wijziging in detentiepopulatie in de zin van een groter aantal mensen met complexe problemen? Zo ja, noopt dit tot aanpassing van de huidige detentienorm?

Antwoord 167:

Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 34 wordt op dit moment een onderzoek uitgevoerd door de Universiteit Leiden naar de aard en mate van problematiek van gedetineerden op verschillende leefgebieden. Naast aandacht voor problematiek op terreinen als huisvesting, opleiding, inkomen en arbeid, middelengebruik en sociale relaties, wordt ook aandacht besteed aan neurobiologische en psychologische aspecten. Ook LVB-problematiek (licht verstandelijke beperking) komt in het onderzoek aan de orde. Er zijn indicaties dat de problematiek van de detentiepopulatie toegenomen is. Er kan niet zonder meer worden vastgesteld of dit een feitelijke verandering is of dat er meer oog is voor deze problematiek. Het feit dat LVB een veelvoorkomend verschijnsel is onder gedetineerden heeft er in ieder geval toe geleid dat er meer screening plaatsvindt. De problematiek van gedetineerden vormt voorts aanleiding om te investeren in een betere aansluiting tussen DJI, het sociaal domein en zorginstanties. Dit sluit aan bij de ambities in het regeerakkoord inzake resocialisatie en vermindering van recidive. Als de uitkomsten van het onderzoek daar aanleiding toe geven, zal ook naar de norm voor personele inzet worden gekeken. Het onderzoek zal naar verwachting eind april 2018 openbaar zijn.

168

Hoeveel Nederlanders zijn in 2017 slachtoffer geworden van criminaliteit? Kunt u dat aantal afzetten tegen de afgelopen vijf jaar?

Antwoord 168:

Over het jaar 2017 kan op dit moment nog geen uitspraak gedaan worden hoe het slachtofferschap onder Nederlanders er uit ziet. Gegevens over slachtofferschap over het jaar 2017 komen in maart 2018 beschikbaar via de Veiligheidsmonitor. De Veiligheidsmonitor is een jaarlijks (met ingang van 2019 tweejaarlijks) terugkerend bevolkingsonderzoek onder inwoners van Nederland van 15 jaar en ouder waarin onder meer de leefbaarheid van de woonbuurt, de ervaren overlast, onveiligheidsgevoelens, ervaringen met veel voorkomende criminaliteit en het oordeel van de burger over het optreden van de politie worden onderzocht. In de Veiligheidsmonitor wordt gerapporteerd over de beleving en ervaring van burgers. In 2016 werd 17,3% procent van de bevolking één of meer keer slachtoffer van criminaliteit. In 2015 was dat 17,6%, in 2014 18,9%, in 2013 19,8 en in 2012 bedroeg dit percentage ook 19,8%. Een vergelijking met de uitkomsten over het jaar 2011 kan niet worden gemaakt vanwege een verandering in de gehanteerde methodiek. Uit de Veiligheidsmonitor blijkt dat de geobserveerde daling tussen 2012 en 2016 het sterkst is bij vandalismedelicten. Het aantal door burgers ondervonden vandalismedelicten daalde in deze periode met 19 procent, het aantal vermogensdelicten met 11 procent en het aantal geweldsdelicten met 7 procent. In totaal nam de door burgers ondervonden criminaliteit tussen 2012 en 2016 met 13 procent af.42

169

Wat is het aantal delicten waarvan aangifte werd gedaan in 2016? Kunt u dat aantal afzetten tegen de afgelopen vijf jaar?

Antwoord 169:

Van alle gewelds- vermogens- en vandalismedelicten samen werd 34 procent in 2016 bij de politie gemeld. Dit is minder dan in 2015 (36 procent) en in 2012 (38 procent). In 25 procent van de ondervonden delicten werd daadwerkelijk aangifte gedaan; dit is minder dan in 2015 en 2012 toen dit 27 respectievelijk 29 procent was.43

170

Hoe vaak is afgelopen jaar een levenslange gevangenisstraf opgelegd?

Antwoord 170:

Het afgelopen jaar is tot november viermaal een levenslange gevangenisstraf opgelegd (in het hoger beroep van de Passage zaak).

171

Hoeveel gedetineerden zaten afgelopen jaar in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van DJI?

Antwoord 171:

In 2016 zijn 1.584 gedetineerden opgenomen in een PPC. De gemiddelde bezetting in de PPC’s in 2016 was 578 gedetineerden, 539 mannen en 39 vrouwen.

172

Wat zijn de kosten voor detentie per dag?

Antwoord 172:

De kosten van detentie per dag in het gevangeniswezen in 2018 bedragen € 249.44

173

Wat zijn de kosten voor opname in de TBS per dag?

Antwoord 173:

De kosten van een plaats in een forensisch psychiatrisch centrum voor tbs-gestelden bedragen in 2018 € 575 per dag.45

174

Wat zijn de kosten voor opname in een PPC per dag?

Antwoord 174:

De kosten van een plaats in een penitentiair psychiatrisch centrum bedragen in 2018 € 491 per dag.46

175

Kan een overzicht gestuurd worden van de recidivecijfers van gedetineerden die uit een PPC uitstromen?

Antwoord 175:

Er is geen specifiek overzicht beschikbaar met recidivecijfers van gedetineerden die uit een PPC uitstromen. Wel voert het WODC met de recidivemonitor jaarlijks metingen uit naar de algemene recidive van ex-gedetineerden. De recidivemonitor is te vinden op de website van het WODC.47

176

Hoe wordt het toezicht op de rechtspersonen vormgeven indien die rechtspersonen niet in Nederland gevestigd zijn?

Antwoord 176:

Justis maakt voor de uitvoering van de Wet controle op rechtspersonen onder andere gebruik van het handelsregister. Het handelsregister bevat naast de registratie van Nederlandse rechtspersonen ook buitenlandse rechtspersonen die in Nederland een onderneming drijven. De inschrijving in het handelsregister waarborgt dat deze informatie ook beschikbaar komt voor screening door RADAR. Indien daar aanleiding voor bestaat, worden in de nadere analyse door Justis behalve het handelsregister ook buitenlandse registers bevraagd, die inzicht kunnen bieden in buitenlandse rechtspersonen en bestuurders.

177

Hebben inmiddels alle rechtbanken en gerechtshoven ruimten voor slachtoffers ingericht zodat deze niet nodeloos geconfronteerd worden met verdachten?

Antwoord 177:

De Raad voor de Rechtspraak heeft naar aanleiding van het WODC-onderzoek naar de bescherming van privacy begin 2016 voor dit onderwerp aandacht gevraagd bij de gerechten. Daarop is gebleken dat bij elk gerecht de mogelijkheid bestaat dat slachtoffers in een aparte (wacht)ruimte worden opgevangen.

178

Welke subsidies zijn onder artikel 34.2 verstrekt ter versterking van de aanpak van «High Impact Crimes» (HIC)? Kunt u een overzicht geven van de projecten die zijn gesubsidieerd in 2017 en de hoogte van de subsidies?

Antwoord 178:

Zie tabel 21 van bijlage 148.

179

Wat verklaart de forse verlaging van het subsidiebudget onder artikel 34.2 van 6,490 miljoen euro in 2017 naar 4,291 miljoen euro in 2018? Hoe zijn beide bedragen opgebouwd?

Antwoord 179:

De kosten voor de aanpak van overvallen, straatroof, geweld en woninginbraken (HIC) op artikel 34.2 wordt gefinancierd vanuit meerdere programma’s op de JenV begroting. Deze interne afspraak loopt voor de periode 2014–2017. De Veiligheidsagenda loopt tot en met 2018. Het verschil tussen de twee bedragen op artikel 34.2 is € 2,2 mln. Dit verschil bestaat uit subsidies voor projecten rond het thema personen met verward gedrag en subsidies ten behoeve van o.a. woninginbraken, sociale veiligheid in het openbaar vervoer en integrale arbeidstoeleiding. Er is sprake van een dalende reeks in het budget voor de HIC-aanpak. Dit neemt niet weg dat deze aanpak een speerpunt is. In 2018 wordt bezien of het kader voldoet.

180

Klopt het dat er de komende jaren bezuinigd gaat worden op preventieve maatregelen? Kan inzichtelijk worden gemaakt hoeveel geld er in 2018 minder naar preventieve middelen gaat ten opzichte van 2016? Kan ditzelfde worden gedaan voor de jaren 2022 en 2016?

Antwoord 180:

Op artikel 34.2 staan verschillende preventieve budgetten, waaronder de bijdragen aan de screeningsautoriteit Justis en de subsidies en bijdragen aan o.a. integriteit en High Impact Crimes. In 2016 is in totaal 19,7 mln. aan preventieve maatregelen uitgegeven, en in 2018 is een kader beschikbaar van 14,5 mln. Het verschil van 5,2 mln. wordt met name veroorzaakt doordat voor de dienst Justis een aanzienlijk lagere bijdrage vanuit het departement wordt uitgekeerd als gevolg van de grote hoeveelheid VOG-aanvragen. Hierdoor heeft de dienst Justis minder budget nodig vanuit het moederdepartement. Voor de andere budgetten, zoals die van de preventieve maatregelen voor de High Impact Crime, is sprake van een dalende reeks. In de loop van 2018 wordt bezien of het kader voldoet. In 2022 bedraagt het totaalbudget voor preventieve maatregelen 14,5 mln. Ook voor 2022 is dit verschil ten opzichte van 2016 ruim 5 mln. Dit wordt eveneens veroorzaakt door een lagere bijdrage aan de dienst Justis.

181

Constaterende dat de kosten voor het DJI-gevangeniswezen-regulier flink schommelt (van 950 miljoen euro in 2017, naar 828 miljoen euro in 2018, naar 974 miljoen euro in 2019), kunt u de verlaagde uitgaven voor 2018 toelichten?

Antwoord 181:

DJI faciliteert het meerjarig dekkend krijgen van de begroting van Justitie en Veiligheid met het toestaan van lagere kasbijdragen in 2018, tegen hogere bijdragen in de periode 2019–2021. DJI kan dit opvangen met de beschikbare liquide middelen. De schuif heeft geen invloed op de productprijzen, de bedrijfsvoering of het eigen vermogen van DJI. De kosten van het gevangeniswezen schommelen zelf niet, zoals blijkt uit de agentschapsbegroting van DJI (blz. 92).

182

Waarom wordt de bijdrage van medeoverheden voor Overig Slachtofferzorg bijgesteld naar nul euro? Hoe wordt dit opgevangen? Wat wordt verstaan onder Overig Slachtofferzorg?

Antwoord 182:

Het beschikbare budget voor de artikelen bijdragen en subsidies ten behoeve van «overig slachtofferzorg» (in de ontwerpbegroting 2018 gesteld op 0 euro) moet samen gezien worden met het budget voor het artikel opdrachten slachtofferzorg. Genoemde artikelen zijn gezamenlijk bedoeld voor de uitvoering van de meerjarenagenda slachtofferbeleid.49 Het totale budget op deze artikelen is gestegen naar € 8,9 mln. in 2018 en verder. Een deel van dit budget wordt structureel overgeheveld (conform de meerjarenagenda) aan taakorganisaties om hen te ondersteunen bij de praktische uitvoering van slachtofferrechten. Het overige deel wordt besteed aan verdere beleidsontwikkeling. Al naar gelang het type organisatie en activiteit (medeoverheid, particuliere organisatie, beleidsonderzoek en -ontwikkeling) wordt dit in de vorm van een bijdrage, subsidie of opdracht verstrekt. Het budget voor opdrachten slachtofferzorg wordt dus in de loop van het jaar verdeeld over de posten bijdragen, subsidies en opdrachten (overig) slachtofferzorg.

183

Waarom dalen de uitgaven voor het Schadefonds Geweldsmisdrijven vanaf 2019?

Antwoord 183:

Het Ministerie van JenV gebruikt voor het ramen van de instroom van slachtoffers bij het Schadefonds het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ). De meest recente PMJ-raming laat een stijging zien. Deze is in de begroting 2018 verwerkt voor de jaren 2017 en 2018. Voor 2019 en verder zal op basis van nieuwe PMJ-ramingen gekeken worden of de stijgende trend zich doorzet en zijn er vooralsnog geen additionele middelen voor het Schadefonds toegekend voor 2019 en verder. Dit verklaart de daling van de uitgaven in 2019 t.o.v. 2018.

184

Wat is de verklaring voor het feit dat het bedrag voor DJI-gevangeniswezen-regulier in 2018 fors lager is dan in alle andere jaren?

Antwoord 184:

Zie het antwoord op vraag 181.

185

Waar is de bezuiniging op het Schadefonds Geweldsmisdrijven vanaf 2019 door ingegeven?

Antwoord 185:

Zie het antwoord op vraag 183.

186

Aan welke opdrachten wordt het gereserveerde geld voor het kansspelbeleid in het kader van preventieve maatregelen (artikel 34.2) uitgegeven?

Antwoord 186:

De Minister voor Rechtsbescherming heeft als doel het Nederlandse kansspelbeleid te moderniseren om zo de consument te beschermen tegen de risico’s van deelname aan kansspelen, zoals verslaving, fraude en criminaliteit. Daartoe geeft hij onder meer opdracht tot onderzoek naar verslavingspreventie en het creëren van voorzieningen ter voorkoming van kansspelverslaving. De Minister stemt dit indien nodig af met zijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Onderzoek ondersteunt het ontwikkelen en onderhouden van (lagere) wet- en regelgeving, zodat deze blijft aansluiten bij nieuwe (technologische) ontwikkelingen. Voorzieningen ter voorkoming van kansspelverslaving zijn gericht op de speler, zijn naasten en zijn directe omgeving.

187

Wat zijn de verwachte opbrengsten van een intensivering van 30 miljoen euro via de Aanvullende post ten behoeve van het afpakken van crimineel vermogen?

Antwoord 187:

Zie het antwoord op vraag 105.

188

Klopt het dat kinderalimentatie die aan bijstandsgerechtigden wordt betaald aan de gemeente moet worden afgedragen? Zo ja, waarom acht u het gerechtvaardigd dat kinderalimentatie niet bij kinderen terecht komt maar bij de gemeente? Zo nee, kunt u uitleggen hoe het wel werkt?

Antwoord 188:

Deze vraag ligt op het terrein van mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Navraag aldaar leert dat bij de beoordeling van het recht op gezinsbijstand een middelentoets geldt. De bijstand is complementair op de middelen waarover het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot deze middelen behoort onder andere ook de kinderalimentatie ten behoeve van het kind dat in de gezinsbijstand is begrepen. In dit verband is er dus geen sprake van een verplichte afdracht van kinderalimentatie aan de gemeente, maar van aanvullende algemene bijstand op de voor het gezin beschikbare kinderalimentatie.

189

Hoeveel mensen in de bijstand ontvangen kinderalimentatie die zij vervolgens moeten afdragen of dat dit op hun bijstand wordt ingehouden?

Antwoord 189:

Deze vraag ligt op het terrein van mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Navraag aldaar leert dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet beschikt over recente gegevens van het aantal mensen dat aanvullende gezinsbijstand op hun inkomsten uit kinderalimentatie ontvangt. Het CBS is gevraagd of deze gegevens uit de bijstandsuitkeringenregistratie kunnen worden gegenereerd. Uit de voorlopige gegevens van de CBS-bijstandsuitkeringenregistratie blijkt dat er in de maand juni 2017 bij ruim 10.000 (van de totaal 404.000 lopende) uitkeringen algemene bijstand, inkomsten uit kinderalimentatie worden verrekend.

190

Waar kunnen mensen terecht met klachten over het LBIO? Hoe gaat die procedure?

Antwoord 190:

Het indienen van een klacht kan rechtstreeks bij de directeur van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) en is vormvrij. Indien niet naar tevredenheid van betrokkene aan de klacht tegemoet wordt gekomen kan de Nationale ombudsman op schriftelijk verzoek van betrokkene (alimentatiegerechtigde of -plichtige) een onderzoek instellen naar de wijze waarop het LBIO zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of haar heeft gedragen.50

191

Klopt het dat mensen die bezwaar maken tegen de hoogte van de alimentatie en daarin gelijk krijgen, zelf het teveel betaalde bedrag terug moeten vorderen van de alimentatiegerechtigde? Hoe gaat dat in zijn werk indien die alimentatie is afgedragen aan de gemeente of is ingehouden op de bijstandsuitkering van de ontvanger?

Antwoord 191:

Indien terugbetaling van een onderhoudsbijdrage niet onderling tot stand komt, zal het aan de onderhoudsplichtige zijn dit bedrag van de onderhoudsgerechtigde terug te vorderen. Overigens is het zo dat in het algemeen de rechter behoedzaam gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot wijziging van de onderhoudsbijdrage over een periode in het verleden. De rechter zal dan beoordelen of in redelijkheid van de onderhoudsgerechtigde terugbetaling kan worden verlangd. De tweede vraag ligt op het terrein van mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Navraag aldaar leert dat indien bij de beoordeling van het recht op bijstand rekening is gehouden met een inkomen uit onderhoudsbijdragen, dat achteraf bezien door de bijstandsgerechtigde (deels) moet worden terugbetaald, het in individuele gevallen aan de gemeente is om te beoordelen hoe hier mee wordt omgegaan.

192

Wat is thans het aanbod aan adolescenten in de JJI’s en wat wordt nog ontwikkeld?

Antwoord 192:

Adolescenten bevinden zich in een andere ontwikkelingsfase dan de groep tot 18 jaar. De overgang naar volwassenheid vraagt om voorbereiding op een zelfstandig leven en deze ontwikkelingsfase kenmerkt zich door de behoefte aan zelfstandigheid en autonomie bij jongvolwassenen. Bij deze groep wordt meer ingezet op de zelfredzaamheid. In de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s) worden voor de adolescenten aanpassingen gedaan in de basismethodiek zoals het opstellen van het ontwikkelingsprofiel ouderschap of werknemersvaardigheden (relatievorming en ouder-kindrelaties). In het kader van de systeembenadering worden niet standaard de eigen ouders betrokken maar ook anderen uit het netwerk, bijvoorbeeld de eigen partner, van de jongeren betrokken. Tevens wordt ingezet op een breder palet aan mogelijkheden qua onderwijs en werkmogelijkheden waarbij flexibiliteit en maatwerk uitgangspunten zijn. Het gaat aan de ene kant om het opdoen van werkervaring dan wel het kunnen oefenen van werknemersvaardigheden in de praktijkzalen in de JJI’s. Aan de andere kant om het kunnen halen van een MBO diploma op niveau 1, 2 of 3, inclusief het lopen van de stage die daarbij hoort. Deze mogelijkheden hoeven niet altijd binnen de eigen muren beschikbaar te zijn. Zo houden de JJI’s contacten met de ROC’s in de omgeving. Deze contacten bevorderen de doorlopende leer- en ontwikkellijnen. In meerdere JJI’s bestaat de mogelijkheid om certificaten en diploma’s te behalen waarmee de kans op (betaald) werk groter wordt. Het betreft onder meer een heftruckcertificaat of lasdiploma tot en met niveau 3. Bij één van de JJI’s is een groot praktijkcentrum ingericht waar de jongvolwassenen een vakopleiding in metaalbewerking, waaronder verschillende lasdiploma’s, houtbewerking, bouw (metselen en stukadoren), groenvoorziening en motorvoertuigentechniek kunnen volgen. Binnen het beleidstraject Verkenning Invulling Vrijheidsbeneming Justitiële Jeugd (VIV JJ) wordt eveneens gekeken waar deze oudere doelgroep in de toekomst het best behandeld en begeleid kan worden.

193

Is er een causaal verband tussen gedragsinterventies en een afnemende recidive?

Antwoord 193:

Gedragsinterventies zijn gericht op veranderen van probleemgedrag, bijv. vermindering van agressie of middelengebruik. Ze zijn ontwikkeld op basis van wetenschappelijk onderzoek naar werkzame bestanddelen in gedragsverandering. De Erkenningscommissie Justitiële Interventies beoordeelt de kwaliteit en de effectiviteit van justitiële interventies. Met sociaalwetenschappelijke studies wordt onderzocht of de gedragsinterventies tot recidivereductie leiden. Daarbij geldt als beperking dat het vormen van controlegroepen niet eenvoudig is, alternatieve factoren niet zijn uit te sluiten en geen sprake is van klinisch laboratoriumonderzoek. Dat betekent dus dat een causaal verband moeilijk is aan te tonen.

194

Hoeveel jongeren (16 tot 23 jaar) zijn er afgelopen jaar in totaal berecht?

Antwoord 194:

In 2016 zijn 25.906 jeugdigen en jong volwassenen in de leeftijd van 16 tot 23 jaar berecht wegens een misdrijf. Bron: OBJD, Onderzoek- en Beleidsdatabase Justitiële documentatie.

195

Hoeveel jongeren van 18 jaar of ouder zijn afgelopen jaar (op grond van het adolescentenstrafrecht) volgens het Jeugdstrafrecht berecht?

Antwoord 195:

In 2016 is in bijna 470 strafzaken van 18- tot 23-jarigen een jeugdsanctie is toegepast. Dat komt neer op 4,7% van alle strafzaken tegen 18- tot 23-jarigen.

196

Hoeveel jongeren jonger dan 18 jaar (16 of 17 jaar) zijn afgelopen jaar (op grond van het adolescentenstrafrecht) volgens het Volwassenstrafrecht berecht?

Antwoord 196:

In 2016 zijn 45 verdachten van 16 of 17 jaar volgens het volwassenstrafrecht berecht. Dat is 1,1% van alle (misdrijf)zaken met een 16 of 17 jarige verdachte die in 2016 via de rechter zijn afgedaan.

197

Hoeveel fte omvat de dienst bewaken en beveiligen van de Landelijke Eenheid van de nationale politie, per jaar vanaf 2013? Hoe groot is het aantal vacatures? Hoe groot is het aantal opleidingsplaatsen en hoeveel daarvan zijn ingevuld?

Antwoord 197:

Zie tabel 22 van bijlage 1 voor het aantal fte dat de Dienst Bewaken en Beveiligen van de Landelijke Eenheid van de politie omvat51. Het aantal opleidingsplaatsen was tot en met 2017 2 x 16 per jaar; jaarlijks dus 32 totaal. Incidenteel kon er extra worden opgeleid. In 2018 worden er 3 x 16 (= 48) opleidingsplaatsen aangeboden. In tabel 23 van bijlage 1 vindt u een overzicht van wat de instroom na opleiding is geweest52.

198

Hoeveel verdient de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid? Is zijn salaris de afgelopen vijf jaar gestegen?

Antwoord 198:

Uit de WNT Jaarrapportage 201553 valt op te maken dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid in 2015 een totale genormeerde bezoldiging van € 186.380,–. ontving, inclusief belastbare onkostenvergoedingen en werkgeversdeel pensioenvoorzieningen. In 2016 was dat € 188.955,–.54 Deze bezoldiging is toegestaan op grond van artikel 7, derde lid, van de WNT (overgangsrecht). Het salaris is in de afgelopen vijf jaar als gevolg van de WNT niet substantieel verhoogd.

199

Welke extra investeringen in contraterrorisme en extremisme die zijn ingezet naar aanleiding van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme, dat in de periode 2014–2017 liep, vervallen door het aflopen van het Actieprogramma? Zijn er specifieke trajecten, samenwerkingsverbanden en/of subsidies die hierdoor niet meer voortgezet kunnen worden?

Antwoord 199:

Het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme heeft een belangrijke rol gehad in het verder ontwikkelen van het Contraterrorisme beleid in Nederland. Met het afronden van het Actieprogramma komt er geenszins een einde aan de maatregelen die in de afgelopen jaren zijn geïnitieerd of geïntensifieerd. Dit betekent dan ook dat de investeringen die de afgelopen jaren zijn gedaan op projecten die uitvoering geven aan de in het Actieprogramma benoemde maatregelen niet, vanwege het afronden van het Actieprogramma, zullen komen te vervallen. Op korte termijn zal u nader worden geïnformeerd over de aanpak van terrorisme de aankomende kabinetsperiode.

200

Hoeveel aanvragen voor de regeling langdurig verblijvende kinderen zijn er in totaal gedaan? Hoeveel zijn daarvan toegewezen? Hoeveel zijn er afgewezen? Kunt u hierbij een uitsplitsing per afwijzingsgrond geven?

Antwoord 200:

Op 1 februari 2013 is de regeling langdurig verblijvende kinderen in werking getreden. De Regeling langdurig verblijvende kinderen bestaat uit een overgangsregeling en een definitieve regeling. Een beroep op de overgangsregeling kon tot 1 mei 2013 worden gedaan. Sinds de inwerkingtreding van de definitieve regeling op 1 februari 2013 zijn er tot en met oktober 2017 2.140 zaken ingediend. Dit betreft zowel de hoofdpersonen, dus zij die menen te voldoen aan de criteria zoals gesteld in de regeling, als de gezinsleden. Hierbij zijn er tot en met oktober 2017 70 inwilligingen geregistreerd in eerste aanleg. In eerste aanleg zijn er 1.900 zaken afgewezen, waarvan er 50 in bezwaar alsnog zijn ingewilligd. Verder is in 130 gevallen de procedure om andere redenen geëindigd (bijvoorbeeld omdat de aanvraag is ingetrokken). 40 zaken zijn nog in behandeling. In totaal zijn er 3.280 aanvragen ingediend in het kader van de overgangsregeling. Dit betreft zowel de hoofdpersonen, dus zij die menen te voldoen aan de criteria zoals gesteld in de regeling, als de gezinsleden. Hierbij zijn er tot en met oktober 2017 1.540 inwilligingen en 1.630 afwijzingen in eerste aanleg en bezwaar geregistreerd. In 120 gevallen heeft de vreemdeling de aanvraag na indiening weer ingetrokken. Het is niet mogelijk hierbij een uitsplitsing per afwijzingsgrond te geven, aangezien het systeem van de IND deze informatie niet kan leveren. Cijfers afgerond op tientallen.55

201

Hoeveel kinderen die een onsuccesvol beroep op het kinderpardon hebben gedaan zijn inmiddels uitgezet? Kunt u hierbij de cijfers uitsplitsen per grond waarop hun aanvraag kinderpardon is afgewezen?

Antwoord 201:

Van de 1.270 kinderen56 van wie het beroep op het kinderpardon niet tot een inwilliging heeft geleid, zijn er sinds de start van de regeling op 1 februari 2013 tot en met september 2017 80 (met eventuele familieleden) aantoonbaar uit Nederland vertrokken. Ongeveer 200 van hen zijn (met hun eventuele familieleden) zelfstandig vertrokken zonder toezicht. Ongeveer 380 van de 1270 afgewezen personen bevinden zich in de caseload van de Dienst Terugkeer en Vertrek. In eerdere cijferverstrekking is verwezen naar aantallen kinderen én volwassenen. Dit verklaart waarom de aantallen genoemd in dit antwoord lager zijn dan eerder verstrekte cijfers. Bron: DT&V, afgerond op tientallen. Het is niet mogelijk hierbij een uitsplitsing per afwijzingsgrond te geven, aangezien het systeem van de IND deze informatie niet kan leveren.

202

Hoeveel asielaanvragen zijn het afgelopen jaar op grond van artikel 1F vluchtelingenverdrag afgewezen? Kunt u dit uitsplitsen naar nationaliteit? Hoeveel van hen kunnen niet uitgezet worden wegens het beginsel van non-refoulement zoals vastgelegd in artikel 3 EVRM?

Antwoord 202:

In 2017 (1 januari tot 1 november) is aan ongeveer 20 vreemdelingen artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag tegengeworpen. In ongeveer de helft van de zaken betrof het vreemdelingen met de Syrische nationaliteit, de rest betreft diverse nationaliteiten. Van de ongeveer 20 1F-tegenwerpingen is in ongeveer de helft van de zaken aangenomen dat artikel 3 EVRM zich verzet tegen uitzetting naar het land van herkomst.

203

Hoeveel unieke personen hebben het afgelopen jaar in vreemdelingendetentie gezeten? Kunt u dit uitsplitsen naar nationaliteit? Hoeveel van hen zijn inmiddels uitgezet? Kunt u hierbij ook het onderscheid maken naar minder- en meerderjarigen?

Antwoord 203:

In 2016 zijn circa 2.600 unieke vreemdelingen in bewaring gesteld. De top 5 nationaliteiten waren Albanezen (530), Marokkanen (310), Afghanen (140), Algerijnen (130) en Nigerianen (100). Deze cijfers hebben alleen betrekking op vreemdelingen in de caseload van de DT&V.57 Van de 2.600 inbewaringgestelde vreemdelingen zijn er circa 1.610 aantoonbaar (gedwongen of zelfstandig) vanuit bewaring uit Nederland vertrokken, waarvan circa 130 minderjarig. Genoemde getallen zijn afgerond op tientallen.

204

Hoeveel personen hebben herhaaldelijk in vreemdelingendetentie gezeten? Kunt u hierbij ook het onderscheid naar minder- en meerderjarigen maken?

Antwoord 204:

Zie tabel 24 van bijlage 1 voor de instroom van volwassenen en amv'ers in vreemdelingendetentie over de periode jan 2013 t/m sept 2017 v.w.b. het aantal keren ingestroomd58. In de rapportageperiode zijn 9 personen, die de eerste keer op minderjarige leeftijd instroomden, meer dan 1 keer ingestroomd. De leeftijd van deze personen bij eerste instroom was 15 jaar of ouder. 4 van deze 9 personen waren bij herhaalde instroom nog steeds minderjarig. 5 van deze 9 personen waren bij herhaalde instroom meerderjarig.

205

Bij hoeveel personen heeft de rechter geoordeeld dat zij onterecht in vreemdelingendetentie zaten? Is voor hen schadevergoeding betaald? Zo ja, hoeveel? Kunt u hierbij ook het onderscheid naar minderjarigen en meerderjarigen maken?

Antwoord 205:

2016

In 2016 is er in 4390 beroepen tegen de maatregel van bewaring door de rechtbank uitspraak gedaan of is het beroepsprocedure anderszins geëindigd (bijvoorbeeld door intrekking van het beroep). In ongeveer 390 beroepsprocedures heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard. Dit betrof in ongeveer 20 beroepsprocedures een minderjarige vreemdeling en in ongeveer 370 beroepsprocedures een meerderjarige vreemdeling.

In 2016 is er in 900 hoger beroepen in bewaringszaken door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Raad van State) uitspraak gedaan of is de hoger beroepsprocedure anderszins geëindigd. Hiervan waren ongeveer 70 hoger beroepen door de Staat ingesteld en ongeveer 830 door de vreemdeling. In 90 zaken is het hoger beroep gegrond verklaard, in 750 hoger beroepen ongegrond en in 60 zaken is het hoger beroep anderszins geëindigd. De Raad van State heeft in ongeveer 40 zaken het hoger beroep van de Staat gegrond verklaard en in ongeveer 50 zaken is het hoger beroep van de vreemdeling gegrond verklaard.

2017

In 2017 (1 januari tot 1 oktober) is er in 4280 beroepen tegen de maatregel van bewaring door de rechtbank uitspraak gedaan of is het beroepsprocedure anderszins geëindigd. In ongeveer 310 beroepsprocedures heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard. Dit betrof in ongeveer 20 beroepsprocedures een minderjarige vreemdeling en in ongeveer 300 beroepsprocedures een meerderjarige vreemdeling

In 2017 (1 januari tot 1 september) is er in 820 hoger beroepen in bewaringszaken door de Raad van State uitspraak gedaan of is de hoger beroepsprocedure anderszins geëindigd. Hiervan waren ongeveer 30 hoger beroepen door de Staat ingesteld en ongeveer 800 door de vreemdeling. In 40 zaken is het beroep gegrond verklaard, in 740 hoger beroepen ongegrond en in 40 zaken is het hoger beroep anderszins geëindigd. De Raad van State heeft in ongeveer 10 zaken het hoger beroep van de Staat gegrond verklaard en in ongeveer 20 zaken is het hoger beroep van de vreemdeling gegrond verklaard (de aantallen zijn afgerond op tientallen).

Indien de rechtbank of de Raad van State de oplegging of voortduring van een maatregel van bewaring onrechtmatig acht, kan schadevergoeding worden toegekend. De vergoeding voor een nacht onrechtmatige detentie in een politiecel bedraagt € 105 en de vergoeding voor een nacht onrechtmatige detentie in een huis van bewaring bedraagt € 80. Er is geen totaaloverzicht aan toegekende schadevergoedingen te genereren uit de geautomatiseerde systemen omdat een deel van de schadevergoeding niet door de IND maar door de rechtbanken aan de vreemdeling wordt uitgekeerd.

206

Wat is er concreet gebeurd om landen van herkomst te bewegen tot gedwongen terugname van hun onderdanen? Waarom is dit tot op heden grotendeels niet succesvol gebleken?

Antwoord 206:

Om landen van herkomst die niet of nauwelijks meewerken aan gedwongen terugkeer te bewegen tot terugname van hun onderdanen zijn door het Ministerie van Justitie en Veiligheid (inclusief de DT&V) en het Ministerie van Buitenlandse Zaken (inclusief de ambassades) de afgelopen jaren inspanningen verricht om de relaties te versterken met de diplomatieke vertegenwoordigingen in Nederland en met de autoriteiten ter plaatse. Deze inspanningen zijn een belangrijke factor in het op gang brengen van de voor terugkeer vereiste samenwerking. Naast het brengen van wederzijdse bezoeken aan verschillende herkomstlanden zijn afspraken gemaakt over bescheiden capaciteitsopbouw en projecten in het kader van samenwerking, zoals projecten ter bevordering van het bewustzijn van potentiële irreguliere migranten voor de gevaren van illegale migratie. De DT&V is voorts secretaris van de EU-terugkeerprogramma’s EURINT en ERIN waarin de lidstaten, Frontex en de Europese Commissie samenwerken met herkomstlanden, onder meer door het organiseren van ondersteuning bij terugkeer en herintegratie. Voor diverse landen, zoals Algerije, Guinee (Conakry) en Sierra Leone, heeft investering in de relatie daadwerkelijk tot voorzichtige verbetering in de samenwerking geleid, dan wel tot het behoud van reeds bestaande samenwerking. Voor landen zoals Egypte, Ethiopië, Irak inclusief de KAR, Iran en Somalië inclusief Somaliland heeft dit tot dusverre niet tot het gewenste resultaat geleid. Een duidelijke reden hiervoor is niet aan te geven. Voor deze landen geldt overigens dat Nederland niet uniek is in de verkregen mate van samenwerking op terugkeer. Andere Europese lidstaten en andere westerse landen ervaren dezelfde problematiek. De pogingen van de Europese Commissie en EDEO richting deze landen zijn daarom een belangrijke en noodzakelijke aanvulling op de Nederlandse inzet. Zie ook het antwoord op vraag 500.

207

Hoeveel unieke personen hebben het afgelopen jaar gebruik gemaakt van een vorm van een bed-bad-brood voorziening? Hoeveel van hen zijn teruggekeerd naar het land van herkomst? Hoeveel van hen hebben alsnog een verblijfsvergunning gekregen?

Antwoord 207:

Deze vraag kan ik niet beantwoorden omdat deze gegevens niet worden verzameld door de rijksoverheid. De bed-bad-brood voorzieningen betreffen immers buitenwettelijk begunstigend beleid van gemeenten zelf dat onder hun eigen verantwoordelijkheid wordt uitgevoerd.

208

Hoeveel mensen hebben er dit jaar asiel aangevraagd in Europa?

Antwoord 208:

In 2017 (t/m september) hebben ruim 418.000 personen een eerste asielaanvraag ingediend in een van de 28 lidstaten van de Europese Unie. Enkele lidstaten hebben nog geen gegevens tot en met september aangeleverd. Het bovengenoemde aantal kan dus nog omhoog bijgesteld worden. Bron: Eurostat 31 oktober 2017, afgerond op honderdtallen.

209

Hoeveel mensen zijn er dit jaar irregulier via de Middellandse Zee aangekomen in Italië? Kunt u hierbij een uitsplitsing geven naar nationaliteit en minder- en meerderjarigheid?

Antwoord 209:

In 2017 (t/m oktober) zijn er 110.840 migranten via de Middellandse Zee aangekomen in Italië. In 2017 (t/m september) waren migranten uit de volgende landen het sterkst vertegenwoordigd:

Nigeria

17%

 

Guinee

9%

 

Bangladesh

9%

 

Ivoorkust

9%

 

Mali

7%

 

De UNHCR heeft geen recente gegevens over minderjarigheid bekend gemaakt.

Bron: UNHCR 31 oktober 2017, afgerond op tientallen.

210

Hoeveel mensen zijn er dit jaar irregulier via de Middellandse Zee aangekomen in Spanje? Kunt u hierbij een uitsplitsing geven naar nationaliteit en minder- en meerderjarigheid?

Antwoord 210:

In 2017 (t/m september) zijn er 12.420 migranten via de Middellandse Zee aangekomen in Spanje. In 2017 (t/m september) waren migranten uit de volgende landen het sterkst vertegenwoordigd:

Marokko

21%

 

Ivoorkust

15%

 

Guinee

14%

 

Algerije

13%

 

Gambia

10%

 

De UNHCR heeft geen recente gegevens over minderjarigheid bekend gemaakt.

Bron: UNHCR 31 oktober 2017, afgerond op tientallen.

211

Hoeveel mensen zijn er dit jaar irregulier via de Middellandse Zee aangekomen in Griekenland? Kunt u hierbij een uitsplitsing naar nationaliteit en minder- en meerderjarigheid geven?

Antwoord 211:

In 2017 (t/m 29 oktober) zijn er 23.970 migranten via de Middellandse Zee aangekomen in Griekenland. In 2017 (t/m september) waren migranten uit de volgende landen het sterkst vertegenwoordigd:

Syrië

41%

 

Irak

20%

 

Overig

11%

 

Afghanistan

10%

 

Dem Rep Congo

4%

 

De UNHCR heeft geen recente gegevens over minderjarigheid bekend gemaakt.

Bron: UNHCR 31 oktober 2017, afgerond op tientallen.

212

Hoeveel geld is er van de hele begroting van Nederland in totaal rechtstreeks naar verbetering van opvang in de regio gegaan?

Antwoord 212:

Het kabinet hanteert een integrale aanpak ten aanzien van opvang in de regio door de inzet van instrumenten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking te combineren met steun op politiek, economisch en veiligheidsterrein. Het merendeel van de financiële middelen die worden ingezet voor opvang in de regio komt ten laste van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. In 2016 en 2017 is in het kader van de voorjaarsnota in totaal € 290 mln. vrijgemaakt voor versterkte opvang in de Syrië-regio (€ 260 mln.) en Afrika (€ 30 mln.). Het kabinet heeft daarbij drie prioriteiten: het bevorderen van de mensenrechten van vluchtelingen en migranten; uitbreiding en verbetering van onderwijs en andere basisdienstverlening voor vluchtelingen en gastgemeenschappen; het bevorderen van economische ontwikkeling en banengroei in regio’s waar veel vluchtelingen verblijven. Naast steun voor opvang in de regio is noodhulp essentieel om te voorzien in de eerste levensbehoeften van vluchtelingen en ontheemden. In 2016 en 2017 droeg Nederland € 99,5 mln. bij aan noodhulp in de Syrië regio. Ook andere vormen van internationale samenwerking dragen in belangrijke mate bij aan het versterken van opvang in de regio, zoals het bevorderen van duurzame ontwikkeling in landen die veel vluchtelingen opvangen (bv. Ethiopië, Oeganda) en het vergroten van de veiligheid en stabiliteit in landen waar veel mensen ontheemd zijn door conflict (bv. Irak, Mali, Afghanistan, Somalië). Daarnaast draagt een substantieel deel van de Nederlandse bijdragen aan de Europese Unie, Verenigde Naties en internationale financiële instellingen (zoals de Wereldbank) bij aan het verbeteren van opvang in de regio.

213

Hoeveel geld is er van de hele begroting van Nederland mogelijk indirect (via de Verenigde Naties of de Europese Unie bijvoorbeeld) naar verbetering van opvang in de regio gegaan?

Antwoord 213:

Zie het antwoord op vraag 212.

214

Kunt u een inschatting geven van de risico’s op het gebied van mensenrechten, en in het bijzonder kinderrechten, die door het migratiebeleid worden veroorzaakt?

Antwoord 214:

In de achterliggende jaren is meer dan voorheen zichtbaar geworden dat (illegale) migratie gepaard kan gaan met mensonterende omstandigheden. De levensgevaarlijke overtocht die veel migranten maken over de Middellandse Zee is daar een pijnlijk voorbeeld van. Het beheersen van de migratiestromen zoals het kabinet dat voorstaat is er juist op gericht dit soort situaties te voorkomen en de risico’s die migranten lopen te verminderen. In het regeerakkoord is neergelegd dat het kabinet het geldende internationale mensenrechtelijke kader leidend laat zijn bij de inrichting van het migratiebeleid.

215

Kunt u een monitoringsmechanisme opzetten dat (mogelijke) mensenrechten schendingen in kaart brengt die in verband staan met haar eigen en EU-migratiebeleid?

Antwoord 215:

Aangezien het geldende internationale mensenrechtelijke kader leidend is bij de inrichting van het migratiebeleid, is het inzetten van beleidsmaatregelen die risico’s op het gebied van mensenrechten veroorzaken of vergroten niet aan de orde. Een daarop gericht monitoringsmechanisme heeft derhalve geen meerwaarde. Daarenboven toetst de nationale en/of Europese rechter in individuele zaken aan nationaal recht en internationale verdragen. Die toetsing kan worden gezien als een vorm van monitoring.

216

Welk percentage van de hoger beroepszaken in asielprocedures worden door de overheid aangespannen en welk percentage door afgewezen asielzoekers?

Antwoord 216:

Over het jaar 2016 is afgerond 10% van het totaalaantal ingestelde hoger beroepen in asielprocedures ingediend door de overheid tegenover 90% door de afgewezen asielzoeker. Over het jaar 2017 tot en met september is dit 8% door de overheid tegenover 92% door de afgewezen asielzoeker.

217

Wat gebeurt er met de niet bestede middelen voor bed-bad-brood?

Antwoord 217:

De niet bestede middelen voor bed-bad-brood zijn bij Voorjaarsnota ingezet ter dekking van de kosten voor versnelde krimp en leegstand bij het COA.

218

Hoe komt de instroomprognose van het COA tot stand? Hoeveel reservecapaciteit zit daarin verwerkt?

Antwoord 218:

Ramingen van de asielinstroom worden periodiek, in principe voorafgaand aan de begrotingsmomenten, opgesteld met en voor de migratieketen. De diverse ontwikkelingen binnen en buiten Nederland, die dan bekend zijn, worden daarbij meegenomen. Hierbij valt te denken aan ontwikkelingen als genomen beleidsmaatregelen, afspraken (van de EU en/of individuele lidstaten) met Turkije en andere landen, toezichtsmaatregelen op het continent (in de westelijke Balkan en de binnengrenzen (bij Italië)), verwachtingen omtrent nareis, et cetera.

Doel van deze aanpak is dat de migratieketen een gemeenschappelijk beeld van de verwachte asielinstroom heeft, de instroomprognose voor het COA vormt hier een onderdeel van. In de instroomprognose is geen reservecapaciteit/leegstand opgenomen. De instroomprognose, samen met de verwachte uitstroom uit de COA-opvang, is een indicator voor de benodigde opvangcapaciteit.

219

De begroting laat zijn dat in 2018 de asielreserve nagenoeg op raakt. Wat is er begroot voor de volgende jaren?

Antwoord 219:

De asielreserve is een begrotingsreserve die kan worden gebruikt om fluctuaties in de asielinstroom op te vangen. De asielreserve wordt gevuld met eventuele toekomstige onderuitputting als gevolg van niet bestede middelen uit de budgetten voor asiel. De afgelopen periode zijn middelen aan de asielreserve onttrokken om kosten die samenhingen met de hoge asielinstroom mee te dekken. Er is geen uitname uit de asielreserve voor na 2018 geraamd.

220

Hoeveel mensen komen er via Niger naar Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Onderstaand antwoord heeft betrekking op de volgende vragen:

220 t/m 250 t.a.v. Niger

251 t/m 281 t.a.v. Tsjaad

282 t/m 312 t.a.v. Marokko

313 t/m 343 t.a.v. Algerije

344 t/m 374 t.a.v. Tunesië

375 t/m 405 t.a.v. Libië

406 t/m 436 t.a.v. Egypte

437 t/m 467 t.a.v. Israël

519 t/m 549 t.a.v. Libanon

550 t/m 580 t.a.v. Turkije

Ten aanzien van de sociaal economische ontwikkelingen en vrijheden in Niger, Tsjaad, Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Egypte, Israël, Libanon en Turkije verwijst het kabinet kortheidshalve naar de verschillende land en regio gebonden rapportages van VN-organisaties als UNDP59 en UNICEF60, maar ook de OESO.61

Via welk land iemand naar Europa reist en een verzoek doet voor internationale bescherming wordt niet als zodanig in Europa geregistreerd. Zoals ook uit verschillende rapportages van de Europese Commissie en Frontex blijkt, vertrekt het overgrote merendeel van de migranten en vluchtelingen die in de EU aankomen vanuit Libië en in mindere mate Turkije, Tunesië, Marokko en Algerije.62

Op Libië na zijn alle genoemde landen partij bij het VN-Vluchtelingenverdrag en op basis daarvan ook verplicht om het principe van non-refoulement te respecteren. Op grond van het Verdrag hebben erkende vluchtelingen in deze landen het recht op onderwijs, zorg, arbeid enz. In het geval van Turkije geldt een geografische beperking van het Vluchtelingenverdrag, maar heeft het bijvoorbeeld nationale wetgeving geïntroduceerd en procedures ingesteld waardoor het ook mogelijk is voor andere nationaliteiten dan Europese om een asielaanvraag in te dienen en op grond waarvan zij vergelijkbare rechten genieten.

In het merendeel van de genoemde landen voert UNHCR zogenoemde status determination procedures uit en zorgt UNHCR, al dan niet samen met de centrale overheid, voor de opvang van vluchtelingen. Ook ondersteunt UNHCR in deze landen, bijvoorbeeld in Marokko en Tunesië, de ontwikkeling van nationale asielprocedures. Informatie met betrekking tot het aantal (erkende) vluchtelingen dat in deze landen wordt opgevangen is terug te vinden op de website van UNHCR.63

Het moge duidelijk zijn dat belangrijke opvanglanden voor grote uitdagingen staan in het opvangen van grote groepen vluchtelingen. Als onderdeel van de integrale aanpak om ongecontroleerde migratiestromen van migranten en vluchtelingen beter te beheersen, zetten zowel het kabinet als de Europese Unie zich er daarom voor in om deze landen te ondersteunen en de situatie van vluchtelingen in deze landen te versterken en er aan bij te dragen dat vluchtelingen en hun gastgemeenschappen een perspectief krijgen. Uw Kamer is hier ook uitgebreid over geïnformeerd.64 Net als het vorige kabinet zet ook dit kabinet expliciet in op het bevorderen van de toegang van vluchtelingen tot onderwijs en arbeid. In dit verband heeft het kabinet besloten om meer te investeren in de samenwerking met Libanon, Jordanië en Irak. Daarnaast is het kabinet, net als meer Europese partners, bereid om het aantal vluchtelingen dat via hervestiging wordt uitgenodigd uit te breiden. Daarmee worden meer vluchtelingen een alternatieve, veilige en legale route geboden.

Deze aanpak past ook in de bredere VN-ontwikkeling n.a.v. de Verklaring van New York (september 2016) die heeft geleid tot overeenstemming over een alomvattende aanpak voor vluchtelingenstromen. In het kader van de verdere uitwerking van deze aanpak, toetst UNHCR deze Comprehensive Refugee Response Framework (CRRF) in een beperkt aantal landen.65 Een van de doelstellingen van deze aanpak is bijvoorbeeld dat gastlanden en -gemeenschappen de toegang tot onderwijs en arbeid voor vluchtelingen vergemakkelijken, met steun van de internationale gemeenschap. Naar verwachting zal het CRRF in september 2018 tijdens de AVVN worden vastgesteld in de vorm van een actieprogramma en daarmee voor alle landen een nieuw raamwerk worden voor de wijze waarop wordt omgegaan met de opvang en integratie van vluchtelingen.

221

Welke nationaliteit hebben mensen die via Niger naar Europa komen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

222

Hoeveel mensen die via Niger naar Europa komen krijgen een asielvergunning in Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

223

Hoeveel mensen zijn werkloos in Niger?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

224

Hoeveel mensen zijn dakloos in Niger?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

225

Hoeveel mensen leven in armoede in Niger?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

226

Hoeveel scholing krijgen mensen gemiddeld in Niger?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

227

Hoeveel mensen zijn analfabeet in Niger?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

228

Is er een asielprocedure in Niger?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

229

Wordt er ongerechtvaardigd onderscheid tussen vluchtelingen gemaakt in Niger op grond van ras, religie of land van herkomst?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

230

Is er in Niger vrijheid van godsdienst voor vluchtelingen op eenzelfde niveau als de eigen onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

231

Worden vluchtelingen in Niger op dezelfde of gunstiger wijze behandeld als andere vreemdelingen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

232

Hebben vluchtelingen in Niger recht van niet-politieke vereniging, vereniging zonder winstoogmerk en vakvereniging op dezelfde wijze als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

233

Hebben vluchtelingen toegang tot het recht in Niger?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

234

Hebben vluchtelingen in Niger recht op loonarbeid/zelfstandige beroepen/vrije beroepen op eenzelfde niveau als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

235

Bestaat er in Niger een distributiestelsel voor schaarse goederen en hebben vluchtelingen hier net zoveel toegang toe als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

236

Hebben vluchtelingen in Niger recht op huisvesting op eenzelfde niveau als andere vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

237

Hebben vluchtelingen in Niger recht op lager onderwijs op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

238

Hebben vluchtelingen in Niger recht op hoger onderwijs op eenzelfde niveau als vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

239

Hebben vluchtelingen in Niger recht op bijstand op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

240

Is de arbeidswetgeving en sociale zekerheid voor vluchtelingen in Niger op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

241

Hebben vluchtelingen in Niger recht op administratieve bijstand (art. 25 Vluchtelingenverdrag)?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

242

Bestaat er bewegingsvrijheid voor vluchtelingen in Niger?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

243

Worden er in Niger identiteitspapieren verstrekt aan vluchtelingen die daar niet over beschikken?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

244

Worden er aan vluchtelingen in Niger reisdocumenten verstrekt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

245

Zijn de fiscale verplichtingen in Niger voor vluchtelingen op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

246

Is illegaliteit strafbaar in Niger?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

247

Kan een rechtmatige vluchteling Niger uit worden gezet op andere gronden dan de nationale veiligheid of de openbare orde?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

248

Worden vluchtelingen vanuit Niger uitgezet naar gebieden waar hun leven of vrijheid in gevaar is op grond van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een sociale groep of politieke opinie?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

249

Worden de assimilatie en naturalisatie van vluchtelingen in Niger gefaciliteerd en de kosten hiervan beperkt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

250

Wordt er door Niger samengewerkt met de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) bij de controle op naleving van het Vluchtelingenverdrag?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

251

Hoeveel mensen komen er via Tsjaad naar Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

252

Welke nationaliteit hebben mensen die via Tsjaad naar Europa komen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

253

Hoeveel mensen die via Tsjaad naar Europa komen krijgen een asielvergunning in Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

254

Hoeveel mensen zijn werkloos in Tsjaad?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

255

Hoeveel mensen zijn dakloos in Tsjaad?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

256

Hoeveel mensen leven in armoede in Tsjaad?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

257

Hoeveel scholing krijgen mensen gemiddeld in Tsjaad?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

258

Hoeveel mensen zijn analfabeet in Tsjaad?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

259

Is er een asielprocedure in Tsjaad?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

260

Wordt er ongerechtvaardigd onderscheid tussen vluchtelingen gemaakt in Tsjaad op grond van ras, religie of land van herkomst?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

261

Is er in Tsjaad vrijheid van godsdienst voor vluchtelingen op eenzelfde niveau als de eigen onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

262

Worden vluchtelingen in Tsjaad op dezelfde of gunstiger wijze behandeld als andere vreemdelingen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

263

Hebben vluchtelingen in Tsjaad recht van niet-politieke vereniging, vereniging zonder winstoogmerk en vakvereniging op dezelfde wijze als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

264

Hebben vluchtelingen toegang tot het recht in Tsjaad?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

265

Hebben vluchtelingen in Tsjaad recht op loonarbeid/zelfstandige beroepen/vrije beroepen op eenzelfde niveau als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

266

Bestaat er in Tsjaad een distributiestelsel voor schaarse goederen en hebben vluchtelingen hier net zoveel toegang toe als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

267

Hebben vluchtelingen in Tsjaad recht op huisvesting op eenzelfde niveau als andere vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

268

Hebben vluchtelingen in Tsjaad recht op lager onderwijs op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

269

Hebben vluchtelingen in Tsjaad recht op hoger onderwijs op eenzelfde niveau als vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

270

Hebben vluchtelingen in Tsjaad recht op bijstand op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

271

Is de arbeidswetgeving en sociale zekerheid voor vluchtelingen in Tsjaad op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

272

Hebben vluchtelingen in Tsjaad recht op administratieve bijstand (art. 25 Vluchtelingenverdrag)?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

273

Bestaat er bewegingsvrijheid voor vluchtelingen in Tsjaad?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

274

Worden er in Tsjaad identiteitspapieren verstrekt aan vluchtelingen die daar niet over beschikken?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

275

Worden er aan vluchtelingen in Tsjaad reisdocumenten verstrekt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

276

Zijn de fiscale verplichtingen in Tsjaad voor vluchtelingen op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

277

Is illegaliteit strafbaar in Tsjaad?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

278

Kan een rechtmatige vluchteling Tsjaad uit worden gezet op andere gronden dan de nationale veiligheid of de openbare orde?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

279

Worden vluchtelingen vanuit Tsjaad uitgezet naar gebieden waar hun leven of vrijheid in gevaar is op grond van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een sociale groep of politieke opinie?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

280

Worden de assimilatie en naturalisatie van vluchtelingen in Tsjaad gefaciliteerd en de kosten hiervan beperkt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

281

Wordt er door Tsjaad samengewerkt met de UNHCR bij de controle op naleving van het Vluchtelingenverdrag?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

282

Hoeveel mensen komen er via Marokko naar Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

283

Welke nationaliteit hebben mensen die via Marokko naar Europa komen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

284

Hoeveel mensen die via Marokko naar Europa komen krijgen een asielvergunning in Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

285

Hoeveel mensen zijn werkloos in Marokko?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

286

Hoeveel mensen zijn dakloos in Marokko?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

287

Hoeveel mensen leven in armoede in Marokko?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

288

Hoeveel scholing krijgen mensen gemiddeld in Marokko?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

289

Hoeveel mensen zijn analfabeet in Marokko?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

290

Is er een asielprocedure in Marokko?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

291

Wordt er ongerechtvaardigd onderscheid tussen vluchtelingen gemaakt in Marokko op grond van ras, religie of land van herkomst?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

292

Is er in Marokko vrijheid van godsdienst voor vluchtelingen op eenzelfde niveau als de eigen onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

293

Worden vluchtelingen in Marokko op dezelfde of gunstiger wijze behandeld als andere vreemdelingen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

294

Hebben vluchtelingen in Marokko recht van niet-politieke vereniging, vereniging zonder winstoogmerk en vakvereniging op dezelfde wijze als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

295

Hebben vluchtelingen toegang tot het recht in Marokko?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

296

Hebben vluchtelingen in Marokko recht op loonarbeid/zelfstandige beroepen/vrije beroepen op eenzelfde niveau als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

297

Bestaat er in Marokko een distributiestelsel voor schaarse goederen en hebben vluchtelingen hier net zoveel toegang toe als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

298

Hebben vluchtelingen in Marokko recht op huisvesting op eenzelfde niveau als andere vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

299

Hebben vluchtelingen in Marokko recht op lager onderwijs op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

300

Hebben vluchtelingen in Marokko recht op hoger onderwijs op eenzelfde niveau als vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

301

Hebben vluchtelingen in Marokko recht op bijstand op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

302

Is de arbeidswetgeving en sociale zekerheid voor vluchtelingen in Marokko op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

303

Hebben vluchtelingen in Marokko recht op administratieve bijstand (art. 25 Vluchtelingenverdrag)?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

304

Bestaat er bewegingsvrijheid voor vluchtelingen in Marokko?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

305

Worden er in Marokko identiteitspapieren verstrekt aan vluchtelingen die daar niet over beschikken?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

306

Worden er aan vluchtelingen in Marokko reisdocumenten verstrekt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

307

Zijn de fiscale verplichtingen in Marokko voor vluchtelingen op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

308

Is illegaliteit strafbaar in Marokko?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

309

Kan een rechtmatige vluchteling Marokko uit worden gezet op andere gronden dan de nationale veiligheid of de openbare orde?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

310

Worden vluchtelingen vanuit Marokko uitgezet naar gebieden waar hun leven of vrijheid in gevaar is op grond van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een sociale groep of politieke opinie?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

311

Worden de assimilatie en naturalisatie van vluchtelingen in Marokko gefaciliteerd en de kosten hiervan beperkt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

312

Wordt er door Marokko samengewerkt met de UNHCR bij de controle op naleving van het Vluchtelingenverdrag?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

313

Hoeveel mensen komen er via Algerije naar Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

314

Welke nationaliteit hebben mensen die via Algerije naar Europa komen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

315

Hoeveel mensen die via Algerije naar Europa komen krijgen een asielvergunning in Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

316

Hoeveel mensen zijn werkloos in Algerije?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

317

Hoeveel mensen zijn dakloos in Algerije?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

318

Hoeveel mensen leven in armoede in Algerije?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

319

Hoeveel scholing krijgen mensen gemiddeld in Algerije?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

320

Hoeveel mensen zijn analfabeet in Algerije?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

321

Is er een asielprocedure in Algerije?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

322

Wordt er ongerechtvaardigd onderscheid tussen vluchtelingen gemaakt in Algerije op grond van ras, religie of land van herkomst?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

323

Is er in Algerije vrijheid van godsdienst voor vluchtelingen op eenzelfde niveau als de eigen onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

324

Worden vluchtelingen in Algerije op dezelfde of gunstiger wijze behandeld als andere vreemdelingen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

325

Hebben vluchtelingen in Algerije recht van niet-politieke vereniging, vereniging zonder winstoogmerk en vakvereniging op dezelfde wijze als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

326

Hebben vluchtelingen toegang tot het recht in Algerije?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

327

Hebben vluchtelingen in Algerije recht op loonarbeid/zelfstandige beroepen/vrije beroepen op eenzelfde niveau als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

328

Bestaat er in Algerije een distributiestelsel voor schaarse goederen en hebben vluchtelingen hier net zoveel toegang toe als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

329

Hebben vluchtelingen in Algerije recht op huisvesting op eenzelfde niveau als andere vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

330

Hebben vluchtelingen in Algerije recht op lager onderwijs op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

331

Hebben vluchtelingen in Algerije recht op hoger onderwijs op eenzelfde niveau als vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

332

Hebben vluchtelingen in Algerije recht op bijstand op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

333

Is de arbeidswetgeving en sociale zekerheid voor vluchtelingen in Algerije op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

334

Hebben vluchtelingen in Algerije recht op administratieve bijstand (art. 25 Vluchtelingenverdrag)?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

335

Bestaat er bewegingsvrijheid voor vluchtelingen in Algerije?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

336

Worden er in Algerije identiteitspapieren verstrekt aan vluchtelingen die daar niet over beschikken?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

337

Worden er aan vluchtelingen in Algerije reisdocumenten verstrekt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

338

Zijn de fiscale verplichtingen in Algerije voor vluchtelingen op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

339

Is illegaliteit strafbaar in Algerije?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

340

Kan een rechtmatige vluchteling Algerije uit worden gezet op andere gronden dan de nationale veiligheid of de openbare orde?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

341

Worden vluchtelingen vanuit Algerije uitgezet naar gebieden waar hun leven of vrijheid in gevaar is op grond van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een sociale groep of politieke opinie?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

342

Worden de assimilatie en naturalisatie van vluchtelingen in Algerije gefaciliteerd en de kosten hiervan beperkt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

343

Wordt er door Algerije samengewerkt met de UNHCR bij de controle op naleving van het Vluchtelingenverdrag?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

344

Hoeveel mensen komen er via Tunesië naar Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

345

Welke nationaliteit hebben mensen die via Tunesië naar Europa komen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

346

Hoeveel mensen die via Tunesië naar Europa komen krijgen een asielvergunning in Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

347

Hoeveel mensen zijn werkloos in Tunesië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

348

Hoeveel mensen zijn dakloos in Tunesië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

349

Hoeveel mensen leven in armoede in Tunesië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

350

Hoeveel scholing krijgen mensen gemiddeld in Tunesië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

351

Hoeveel mensen zijn analfabeet in Tunesië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

352

Is er een asielprocedure in Tunesië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

353

Wordt er ongerechtvaardigd onderscheid tussen vluchtelingen gemaakt in Tunesië op grond van ras, religie of land van herkomst?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

354

Is er in Tunesië vrijheid van godsdienst voor vluchtelingen op eenzelfde niveau als de eigen onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

355

Worden vluchtelingen in Tunesië op dezelfde of gunstiger wijze behandeld als andere vreemdelingen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

356

Hebben vluchtelingen in Tunesië recht van niet-politieke vereniging, vereniging zonder winstoogmerk en vakvereniging op dezelfde wijze als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

357

Hebben vluchtelingen toegang tot het recht in Tunesië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

358

Hebben vluchtelingen in Tunesië recht op loonarbeid/zelfstandige beroepen/vrije beroepen op eenzelfde niveau als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

359

Bestaat er in Tunesië een distributiestelsel voor schaarse goederen en hebben vluchtelingen hier net zoveel toegang toe als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

360

Hebben vluchtelingen in Tunesië recht op huisvesting op eenzelfde niveau als andere vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

361

Hebben vluchtelingen in Tunesië recht op lager onderwijs op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

362

Hebben vluchtelingen in Tunesië recht op hoger onderwijs op eenzelfde niveau als vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

363

Hebben vluchtelingen in Tunesië recht op bijstand op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

364

Is de arbeidswetgeving en sociale zekerheid voor vluchtelingen in Tunesië op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

365

Hebben vluchtelingen in Tunesië recht op administratieve bijstand (art. 25 Vluchtelingenverdrag)?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

366

Bestaat er bewegingsvrijheid voor vluchtelingen in Tunesië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

367

Worden er in Tunesië identiteitspapieren verstrekt aan vluchtelingen die daar niet over beschikken?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

368

Worden er aan vluchtelingen in Tunesië reisdocumenten verstrekt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

369

Zijn de fiscale verplichtingen in Tunesië voor vluchtelingen op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

370

Is illegaliteit strafbaar in Tunesië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

371

Kan een rechtmatige vluchteling Tunesië uit worden gezet op andere gronden dan de nationale veiligheid of de openbare orde?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

372

Worden vluchtelingen vanuit Tunesië uitgezet naar gebieden waar hun leven of vrijheid in gevaar is op grond van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een sociale groep of politieke opinie?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

373

Worden de assimilatie en naturalisatie van vluchtelingen in Tunesië gefaciliteerd en de kosten hiervan beperkt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

374

Wordt er door Tunesië samengewerkt met de UNHCR bij de controle op naleving van het Vluchtelingenverdrag?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

375

Hoeveel mensen komen er via Libië naar Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

376

Welke nationaliteit hebben mensen die via Libië naar Europa komen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

377

Hoeveel mensen die via Libië naar Europa komen krijgen een asielvergunning in Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

378

Hoeveel mensen zijn werkloos in Libië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

379

Hoeveel mensen zijn dakloos in Libië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

380

Hoeveel mensen leven in armoede in Libië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

381

Hoeveel scholing krijgen mensen gemiddeld in Libië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

382

Hoeveel mensen zijn analfabeet in Libië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

383

Is er een asielprocedure in Libië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

384

Wordt er ongerechtvaardigd onderscheid tussen vluchtelingen gemaakt in Libië op grond van ras, religie of land van herkomst?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

385

Is er in Libië vrijheid van godsdienst voor vluchtelingen op eenzelfde niveau als de eigen onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

386

Worden vluchtelingen in Libië op dezelfde of gunstiger wijze behandeld als andere vreemdelingen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

387

Hebben vluchtelingen in Libië recht van niet-politieke vereniging, vereniging zonder winstoogmerk en vakvereniging op dezelfde wijze als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

388

Hebben vluchtelingen toegang tot het recht in Libië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

389

Hebben vluchtelingen in Libië recht op loonarbeid/zelfstandige beroepen/vrije beroepen op eenzelfde niveau als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

390

Bestaat er in Libië een distributiestelsel voor schaarse goederen en hebben vluchtelingen hier net zoveel toegang toe als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

391

Hebben vluchtelingen in Libië recht op huisvesting op eenzelfde niveau als andere vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

392

Hebben vluchtelingen in Libië recht op lager onderwijs op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

393

Hebben vluchtelingen in Libië recht op hoger onderwijs op eenzelfde niveau als vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

394

Hebben vluchtelingen in Libië recht op bijstand op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

395

Is de arbeidswetgeving en sociale zekerheid voor vluchtelingen in Libië op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

396

Hebben vluchtelingen in Libië recht op administratieve bijstand (art. 25 Vluchtelingenverdrag)?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

397

Bestaat er bewegingsvrijheid voor vluchtelingen in Libië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

398

Worden er in Libië identiteitspapieren verstrekt aan vluchtelingen die daar niet over beschikken?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

399

Worden er aan vluchtelingen in Libië reisdocumenten verstrekt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

400

Zijn de fiscale verplichtingen in Libië voor vluchtelingen op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

401

Is illegaliteit strafbaar in Libië?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

402

Kan een rechtmatige vluchteling Libië uit worden gezet op andere gronden dan de nationale veiligheid of de openbare orde?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

403

Worden vluchtelingen vanuit Libië uitgezet naar gebieden waar hun leven of vrijheid in gevaar is op grond van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een sociale groep of politieke opinie?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

404

Worden de assimilatie en naturalisatie van vluchtelingen in Libië gefaciliteerd en de kosten hiervan beperkt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

405

Wordt er door Libië samengewerkt met de UNHCR bij de controle op naleving van het Vluchtelingenverdrag?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

406

Hoeveel mensen komen er via Egypte naar Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

407

Welke nationaliteit hebben mensen die via Egypte naar Europa komen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

408

Hoeveel mensen die via Egypte naar Europa komen krijgen een asielvergunning in Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

409

Hoeveel mensen zijn werkloos in Egypte?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

410

Hoeveel mensen zijn dakloos in Egypte?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

411

Hoeveel mensen leven in armoede in Egypte?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

412

Hoeveel scholing krijgen mensen gemiddeld in Egypte?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

413

Hoeveel mensen zijn analfabeet in Egypte?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

414

Is er een asielprocedure in Egypte?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

415

Wordt er ongerechtvaardigd onderscheid tussen vluchtelingen gemaakt in Egypte op grond van ras, religie of land van herkomst?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

416

Is er in Egypte vrijheid van godsdienst voor vluchtelingen op eenzelfde niveau als de eigen onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

417

Worden vluchtelingen in Egypte op dezelfde of gunstiger wijze behandeld als andere vreemdelingen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

418

Hebben vluchtelingen in Egypte recht van niet-politieke vereniging, vereniging zonder winstoogmerk en vakvereniging op dezelfde wijze als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

419

Hebben vluchtelingen toegang tot het recht in Egypte?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

420

Hebben vluchtelingen in Egypte recht op loonarbeid/zelfstandige beroepen/vrije beroepen op eenzelfde niveau als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

421

Bestaat er in Egypte een distributiestelsel voor schaarse goederen en hebben vluchtelingen hier net zoveel toegang toe als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

422

Hebben vluchtelingen in Egypte recht op huisvesting op eenzelfde niveau als andere vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

423

Hebben vluchtelingen in Egypte recht op lager onderwijs op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

424

Hebben vluchtelingen in Egypte recht op hoger onderwijs op eenzelfde niveau als vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

425

Hebben vluchtelingen in Egypte recht op bijstand op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

426

Is de arbeidswetgeving en sociale zekerheid voor vluchtelingen in Egypte op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

427

Hebben vluchtelingen in Egypte recht op administratieve bijstand (art. 25 Vluchtelingenverdrag)?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

428

Bestaat er bewegingsvrijheid voor vluchtelingen in Egypte?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

429

Worden er in Egypte identiteitspapieren verstrekt aan vluchtelingen die daar niet over beschikken?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

430

Worden er aan vluchtelingen in Egypte reisdocumenten verstrekt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

431

Zijn de fiscale verplichtingen in Egypte voor vluchtelingen op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

432

Is illegaliteit strafbaar in Egypte?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

433

Kan een rechtmatige vluchteling Egypte uit worden gezet op andere gronden dan de nationale veiligheid of de openbare orde?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

434

Worden vluchtelingen vanuit Egypte uitgezet naar gebieden waar hun leven of vrijheid in gevaar is op grond van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een sociale groep of politieke opinie?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

435

Worden de assimilatie en naturalisatie van vluchtelingen in Egypte gefaciliteerd en de kosten hiervan beperkt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

436

Wordt er door Egypte samengewerkt met de UNHCR bij de controle op naleving van het Vluchtelingenverdrag?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

437

Hoeveel mensen komen er via Israël naar Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

438

Welke nationaliteit hebben mensen die via Israël naar Europa komen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

439

Hoeveel mensen die via Israël naar Europa komen krijgen een asielvergunning in Europa?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

440

Hoeveel mensen zijn werkloos in Israël?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

441

Hoeveel mensen zijn dakloos in Israël?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

442

Hoeveel mensen leven in armoede in Israël?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

443

Hoeveel scholing krijgen mensen gemiddeld in Israël?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

444

Hoeveel mensen zijn analfabeet in Israël?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

445

Is er een asielprocedure in Israël?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

446

Wordt er ongerechtvaardigd onderscheid tussen vluchtelingen gemaakt in Israël op grond van ras, religie of land van herkomst?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

447

Is er in Israël vrijheid van godsdienst voor vluchtelingen op eenzelfde niveau als de eigen onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

448

Worden vluchtelingen in Israël op dezelfde of gunstiger wijze behandeld als andere vreemdelingen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

449

Hebben vluchtelingen in Israël recht van niet-politieke vereniging, vereniging zonder winstoogmerk en vakvereniging op dezelfde wijze als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

450

Hebben vluchtelingen toegang tot het recht in Israël?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

451

Hebben vluchtelingen in Israël recht op loonarbeid/zelfstandige beroepen/vrije beroepen op eenzelfde niveau als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

452

Bestaat er in Israël een distributiestelsel voor schaarse goederen en hebben vluchtelingen hier net zoveel toegang toe als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

453

Hebben vluchtelingen in Israël recht op huisvesting op eenzelfde niveau als andere vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

454

Hebben vluchtelingen in Israël recht op lager onderwijs op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

455

Hebben vluchtelingen in Israël recht op hoger onderwijs op eenzelfde niveau als vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

456

Hebben vluchtelingen in Israël recht op bijstand op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

457

Is de arbeidswetgeving en sociale zekerheid voor vluchtelingen in Israël op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

458

Hebben vluchtelingen in Israël recht op administratieve bijstand (art. 25 Vluchtelingenverdrag)?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

459

Bestaat er bewegingsvrijheid voor vluchtelingen in Israël?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

460

Worden er in Israël identiteitspapieren verstrekt aan vluchtelingen die daar niet over beschikken?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

461

Worden er aan vluchtelingen in Israël reisdocumenten verstrekt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

462

Zijn de fiscale verplichtingen in Israël voor vluchtelingen op hetzelfde niveau als die van onderdanen?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

463

Is illegaliteit strafbaar in Israël?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

464

Kan een rechtmatige vluchteling Israël uit worden gezet op andere gronden dan de nationale veiligheid of de openbare orde?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

465

Worden vluchtelingen vanuit Israël uitgezet naar gebieden waar hun leven of vrijheid in gevaar is op grond van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een sociale groep of politieke opinie?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

466

Worden de assimilatie en naturalisatie van vluchtelingen in Israël gefaciliteerd en de kosten hiervan beperkt?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

467

Wordt er door Israël samengewerkt met de UNHCR bij de controle op naleving van het Vluchtelingenverdrag?

Antwoord 220 t/m 467:

Zie het antwoord op vraag 220.

468

Hoeveel asielzoekers komen naar Nederland over land en hoeveel via lucht- of zeehavens?

Antwoord 468:

Zie tabel 25 van bijlage 1 voor het aantal eerste asielaanvragen dat de IND in de afgelopen jaren registreerde (exclusief de aantallen van ingewilligde nareizigers)66. Hoe een asielzoeker Nederland inreist, wordt niet apart geregistreerd in het systeem. Wat wel herleidbaar is, is het aantal asielzoekers dat het toelatingsproces Asiel instroomt door tussenkomst van de Koninklijke Marechaussee en de Zeehavenpolitie. Zij bewaken de lucht- en zeegrens van Nederland. Deze aantallen vindt u ook in bovengenoemde tabel. Het is niet zinvol om de aantallen van elkaar af te trekken. Het komt bijvoorbeeld voor dat een vreemdeling bij inreis via een luchthaven of zeehaven aan alle voorwaarden voor toegang tot Nederland voldoet en pas later kenbaar maakt dat hij of zij asiel wil aanvragen. De asielaanvraag is dan niet bekend bij KMar of ZHP terwijl de asielzoeker wel via lucht of zee is ingereisd.

469

Wat is de reden van de omstandigheid dat veel asielzoekers die Nederland over land bereiken toch niet over kunnen worden gedragen aan de landen waar ze doorheen moeten zijn gereisd?

Antwoord 469:

In de EU-Dublinverordening zijn de criteria neergelegd om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek. Voorbeelden van deze criteria zijn de aanwezigheid van een gezinslid van de asielzoeker in een lidstaat, en de lidstaat waar de asielzoeker de buitengrenzen van het Dublingebied illegaal heeft overschreden. De lidstaat van doorreis is daarentegen geen criterium dat in de Dublinverordening is neergelegd. Derhalve kan een asielzoeker niet, in het kader van de Dublinverordening, worden overgedragen naar de lidstaat waar hij enkel door heen is gereisd. Een belangrijke reden dat een asielzoeker veelal niet kan worden overgedragen naar de lidstaat waar hij de buitengrenzen van het Dublingebied illegaal heeft overschreden, is dat de verantwoordelijkheid van deze lidstaat vaak niet aan de hand van bewijsmiddelen, of indirect bewijs, kan worden vastgesteld. In mei 2016 heeft de Europese Commissie, als onderdeel van de hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, een voorstel uitgebracht tot herziening van de Dublinverordening. Doel van het voorstel, en de hervorming, is onder meer het ontmoedigen van het doorreizen van asielzoekers na aankomst in de Europese Unie. Het kabinet steunt dit doel en de voorgestelde maatregelen hiertoe, zoals een verplichting voor de asielzoeker om zijn asielverzoek in te dienen in het eerste land van binnenkomst in de EU, en het beperken van de opvangvoorzieningen voor degene die zich hier niet aan houden. Het toevoegen van «land van doorreis» aan de verantwoordelijkheidscriteria, maakt echter geen onderdeel uit van het Commissie voorstel. Het kabinet zal hier, bij de besprekingen van het voorstel, aandacht voor vragen.

470

Hoeveel asielzoekers geven geen duidelijkheid over de gevolgde reisroute naar Nederland?

Antwoord 470:

Alle asielzoekers (van 15 jaar en ouder) worden gevraagd naar hun reisroute naar Nederland. De gevolgde reisroute is een van de elementen die bij de beoordeling van de asielaanvraag wordt betrokken; enerzijds om te bepalen of de vreemdeling aan een ander land kan worden overgedragen en anderzijds om te kunnen achterhalen of er sprake is van mensensmokkel. De reisroute wordt in een rapport van gehoor vastgelegd, maar deze wordt niet op een zodanige wijze geregistreerd in het IND systeem dat er kwantitatieve informatie over kan worden gegenereerd. Er zijn daarom geen cijfers te geven over hoeveel asielzoekers geen duidelijkheid geven over de gevolgde reisroute.

471

Hoeveel asielzoekers dienen een verblijfsaanvraag in waarbij zij geen reis- en identiteitsdocumenten kunnen overleggen?

Antwoord 471:

De politie heeft in de eerste helft van 2017 5.495 gevallen geregistreerd van een asielzoeker die bij de aanvraag geen geldige reis- en identiteitsdocumenten kon overleggen.

472

Hoeveel van de asielzoekers die in 2016 geen geldige reis- en identiteitsdocumenten hebben overlegd zijn in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning?

Antwoord 472:

Dit aantal is niet uit het geautomatiseerde systeem van de IND te genereren.

473

Hoeveel asielzoekers hebben tijdens hun verblijf in Nederland een misdrijf gepleegd? Bij hoeveel asielzoekers is dit bij de verblijfsaanvraag tegengeworpen?

Antwoord 473:

Het is uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de migratieketen niet mogelijk om te genereren hoeveel asielzoekers tijdens hun verblijf in Nederland een misdrijf hebben gepleegd. De IND heeft in de periode van 1 juli 2016 tot 1 juli 2017 75 asielvergunningen geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde.

474

Hoe vaak zijn bij verblijfsaanvragen vervalste of onjuiste documenten aangetroffen? Bij hoeveel aanvragen is hierop gecontroleerd?

Antwoord 474:

Of in het kader van een verblijfsaanvraag een vervalst of onjuist document is aangetroffen, is niet te genereren uit de geautomatiseerde systemen van de IND. Bij alle verblijfsaanvragen worden de aangetroffen documenten gecontroleerd. Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen neemt de Vreemdelingenpolitie of de KMar ze in voor nader onderzoek. Indien een vreemdeling een reguliere aanvraag indient wordt door de IND de echtheid van documenten beoordeeld. Hiertoe hebben alle IND-loketmedewerkers binnen het reguliere proces een training documentenherkenning gevolgd.

475

Hoe vaak is vorig jaar aangifte gedaan tegen vreemdelingen wegens fraude of het verstrekken van onjuiste informatie bij een verblijfsaanvraag?

Antwoord 475:

Uit de handmatig bijgehouden gegevens is er in het kader van migratiefraude door de IND vorig jaar 80 keer aangifte gedaan bij de politie en 10 keer bij de Inspectie SZW.

476

Hoe vaak wordt bij asielzoekers de verblijfsvergunning ingetrokken wegens vakanties naar de landen van herkomst, hetgeen haaks staat op de geclaimde onveiligheid daar? Hoe wordt hier actief op gehandhaafd?

Antwoord 476:

In de brief aan uw Kamer van 19 mei jl.67 is aangegeven dat de IND samenwerkt met de KMar en anderen om te controleren of vreemdelingen met een asielvergunning zijn gereisd naar hun herkomstland. Aanvullend op deze reguliere controle zijn vorig jaar ook tijdelijk extra controles uitgevoerd op vluchten waarvan het vermoeden bestond dat er Eritreeërs met een asielvergunning aan boord zaten. Er bevonden zich echter geen Eritreeërs onder de circa 100 onderzochte vergunninghouders noch onder de intrekkingen. De afgelopen zomerperiode is opnieuw intensiever gecontroleerd op terugreizende vergunninghouders. Hierbij is ook informatie uitgewisseld met de Duitse en Belgische diensten. Als wordt geconstateerd dat vreemdelingen met een asielvergunning voor bepaalde tijd hun herkomstland hebben bezocht dan start de IND in de regel een intrekkingsprocedure. Terugkeer naar het land van herkomst wordt als onderdeel van de intrekkings/niet-verlengingsgronden onder artikel 32, eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet niet apart geregistreerd in het registratiesysteem van de IND. Er is daarom voor deze doelgroep een handmatige registratie ingericht. In de periode van medio 2015 tot medio dit jaar is van circa 100 vergunninghouders onderzocht of de asielvergunning kon worden ingetrokken op grond van reizen naar het herkomstland. Dit heeft geleid tot enkele tientallen intrekkingen. Voorts verwijs ik u naar eerdere antwoorden dit jaar over dit onderwerp aan uw Kamer.68

477

Welk percentage asielaanvragen wordt toegekend in de diverse EU-lidstaten, inclusief Nederland?

Antwoord 477:

Het percentage asielaanvragen dat in eerste aanleg wordt toegekend in de EU was in 2015 52% en in 2016 61%. In de eerste drie kwartalen van 2017 was het inwilligingspercentage 48%. Deze gegevens zijn gebaseerd op Eurostat-cijfers met peildatum 31 oktober 2017, waarbij nog niet alle landen hun gegevens over het derde kwartaal van 2017 hebben aangeleverd. In Nederland zijn de percentages voor 2015 80% en 2016 72%. In de eerste drie kwartalen van 2017 was het inwilligingspercentage 49%. Het inwilligingspercentage hangt grotendeels samen met de samenstelling van de asielinstroom. Dat varieert per lidstaat, waardoor ook het inwilligingspercentage per lidstaat kan variëren. De asielaanvragen waarover de IND in 2015 en 2016 een beslissing heeft genomen waren grotendeels afkomstig uit landen (Syrië en Eritrea) met een aanzienlijke kans op een inwilliging. In de loop van 2016 is de samenstelling van de Nederlandse asielinstroom echter veranderd. Dit heeft als gevolg een lager inwilligingspercentage in 2017. Bron: Eurostat.

478

Wat is het aandeel mannen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de eerste asielinstroom in Nederland en de EU?

Antwoord 478:

Het aandeel mannen in de Nederlandse instroom eerste asielaanvragen is in 2017 (tot en met september) 68%. Het aandeel mannen in de Europese instroom eerste asielaanvragen over dezelfde periode is 73%. Eurostat-cijfers over 2017 over alleenstaande minderjarige vreemdelingen zijn nog niet beschikbaar, daarom worden voor deze groep de cijfers over 2016 gegeven. Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de Nederlandse instroom eerste asielaanvragen was in 2016 8% (1.705 op een instroom van 20.945). Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de Europese instroom eerste asielaanvragen in 2016 is 5% (63.280 op een instroom van 1.260.910). Op basis van nationale cijfers kan opgemerkt worden dat het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen in 2017 in Nederland in lijn ligt met het aandeel in 2016. Bron: Eurostat, peildatum 31 oktober 2017.

479

Hoeveel gezinsleden laten asielzoekers gemiddeld overkomen in het kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging? Hoe verhouden deze aantallen zich tot andere EU-landen, in het bijzonder Denemarken?

Antwoord 479:

De verhouding van het aantal nareizigers ten aanzien van het aantal toegelaten asielstatushouders over het jaar 2016 is 1:1,6 en over het jaar 2017 tot en met september 1:1,3. Overigens verschilt deze verhouding sterk per nationaliteit. De hier weergegeven verhouding geeft alleen een indicatie van het door u gevraagde gemiddelde. Het betreft immers geen cohortanalyse: gezinsleden van asielstatushouders die in 2016 verblijf hebben gekregen zullen doorgaans pas in 2017 nareizen. Het aantal asielstatushouders dat als referent een reguliere aanvraag indient voor gezinsvorming en gezinshereniging, is niet vanuit het IND automatiseringssysteem te genereren. Mij is niet bekend hoeveel gezinsleden asielzoekers in andere EU lidstaten gemiddeld laten overkomen in het kader van gezinshereniging.

480

Hoeveel partners/gezinsleden laat een zich in Nederland verblijvende vreemdeling gedurende zijn leven gemiddeld naar Nederland komen?

Antwoord 480:

De vraag hoeveel partners/gezinsleden een in Nederland verblijvende vreemdeling gedurende zijn leven gemiddeld naar Nederland laat komen kan niet worden beantwoord. Wel is de vraag te beantwoorden hoeveel (gewone en geregistreerde) partners dan wel gezinsleden (echtgenoten en kinderen), referenten die géén Nederlander zijn, gemiddeld in de jaren 2016 en 2017 naar Nederland hebben laten komen in het kader van de regulier verblijf in het kader van gezinshereniging/gezinsvorming dan wel artikel 8 EVRM (familie- en gezinsleven). Dit gemiddelde is 1,63.

481

Hoe vaak is het afgelopen jaar tot op heden gebruik gemaakt van de discretionaire bevoegdheid tot verlening van een verblijfsvergunning? Hoe verhoudt dit aantal zich tot voorgaande jaren?

Antwoord 481:

In 2017 tot en met 25 oktober is ten aanzien van 114 vreemdelingen besloten van de discretionaire bevoegdheid gebruik te maken om een vergunning te verlenen. Over heel 2016 bedraagt het aantal 128. In 2015 80, in 2014 190 en 2013 70.

482

Hoeveel vreemdelingen hebben er, sinds de inwerkingtreding, een beroep gedaan op de regeling langdurig verblijvende kinderen, uitgesplitst naar de overgangsregeling en de structurele regeling? Hoe vaak is er alsnog verblijfsrecht toegekend op basis van deze regeling en hoeveel vreemdelingen zijn afgewezen? Hoeveel van de afgewezen vreemdelingen hebben Nederland inmiddels verlaten?

Antwoord 482:

Voor het de antwoorden op deze vragen verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 200 en 201.

483

Hoeveel van het totaal aantal reguliere verblijfsprocedures wordt doorlopen door vreemdelingen die daarvoor ook (één of meerdere) asielprocedures hebben doorlopen?

Antwoord 483:

De gevraagde cijfers zijn niet vanuit het IND-automatiseringssysteem te genereren.

484

Hoeveel immigranten uit islamitische landen zijn vorig jaar tot Nederland toegelaten, uitgesplitst in aanvragen asiel en regulier? Hoe groot is dit aantal als de Europa-route wordt meegerekend?

Antwoord 484:

Er bestaat in de migratieketen geen definitie van de term «islamitisch land». Deze vraag kan derhalve als zodanig niet worden beantwoord.

485

Hoe vaak is door MVV-plichtige vreemdelingen in Nederland een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning ingediend waarbij toch niet aan het MVV- vereiste is voldaan?

Antwoord 485:

De gevraagde cijfers zijn niet vanuit het IND-automatiseringssysteem te genereren.

486

Hoeveel vreemdelingen zijn vorig jaar vrijgesteld van het MVV-vereiste en op welke gronden?

Antwoord 486:

De gevraagde cijfers zijn niet vanuit het IND-automatiseringssysteem te genereren.

487

Hoe vaak hebben kennismigranten vorig jaar een verblijfsvergunning gekregen en hoe vaak is het verblijfsrecht van kennismigranten geweigerd of ingetrokken wegens fraude? Welke maatregelen bent u de komende periode voornemens te treffen om ervoor te zorgen dat Nederland aantrekkelijker wordt voor kennismigranten, startende ondernemers en startups?

Antwoord 487:

In 2016 hebben 11.210 vreemdelingen een verblijfsvergunning met als verblijfsdoel arbeid als kennismigrant gekregen. Voor wat betreft de vraag hoe vaak het verblijfsrecht van kennismigranten is ingetrokken wegens fraude, geldt dat deze informatie niet vanuit het IND- automatiseringssysteem is te genereren. Nederland kent al aantrekkelijke en zeer toegankelijke verblijfsregelingen voor kennismigranten. Deze regeling stelt in Nederland gevestigde bedrijven die door de IND zijn erkend als referent in staat om eenvoudig kennismigranten aan te nemen. De kennismigrant dient alleen te voldoen aan het geldende salariscriterium. In de praktijk blijkt dat kleinere bedrijven en startups moeite hebben om te voldoen aan de plichten die komen kijken bij erkend referentschap. Hierdoor hebben zij minder goed toegang tot de kennismigrantenregeling. Om dit te verbeteren, heeft mijn voorganger in 2016 voor kleine bedrijven en startups de kosten verlaagd die samenhangen met het aanvragen van de status van erkend referent. Ik wil komend jaar bezien of en hoe andere barrières voor deze kleinere bedrijven weggenomen kunnen worden. Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd. Naast deze regelingen voor kennismigranten bestaan er twee verblijfsregelingen voor ondernemers en in het bijzonder startup founders. Deze verblijfsregelingen zijn in 2017 tegen het licht gehouden door de City Deal Warm Welkom Talent.69 In mei 2017 is de Rapportage City Deal Warm Welkom Talent gepresenteerd.70 De rapportage bevat aanbevelingen op verschillende terreinen om Nederland aantrekkelijker te maken voor talentvolle buitenlandse ondernemers. De belangrijkste aanbevelingen zijn dat talentvolle ondernemers zich 1) makkelijker en 2) sneller in Nederland moeten kunnen vestigen en 3) het stedelijk/regionale belang beter geborgd moet worden. Meer concreet is het advies om de verblijfsregeling voor zelfstandigen aan te passen. Ook wordt aandacht gevraagd voor de barrières die startups ervaren bij het aannemen van buitenlands personeel dat een sleutelrol vervult in het doen slagen van de startup. Ik zal samen met de Minister van EZK en de Minister van SZW uw Kamer nader informeren over hoe ik deze aanbevelingen wil oppakken.

488

Hoe vaak is vorig jaar het verblijfsrecht ingetrokken van EU-onderdanen? Op welke gronden is dat gebeurd en hoe verhoudt dit aantal zich tot de intrekkingen in omliggende landen? Hoeveel van de betreffende EU-onderdanen hebben ons land aantoonbaar verlaten?

Antwoord 488:

In 2016 is in 1.110 zaken het verblijf van een EU-burger beëindigd. In 190 zaken is het verblijf beëindigd en is vervolgens tot ongewenstverklaring overgegaan. In de overige 920 zaken is het verblijf beëindigd, omdat niet aan een of meer voorwaarden uit de richtlijn is voldaan. De grond waarop de intrekking heeft plaatsgevonden is niet te generen uit het geautomatiseerde systeem van de IND. In 2016 zijn 330 EU burgers aantoonbaar uit Nederland vertrokken, 300 daarvan zijn gedwongen vertrokken.

489

Hoeveel MOE-landers verblijven momenteel in Nederland en van hoeveel is door middel van registratie zeker dat ze hier zijn?

Antwoord 489:

Op 1 oktober 2017 stonden er 223.700 Midden- en Oost- Europeanen van de eerste generatie ingeschreven als inwoner van Nederland.

490

Hoe vaak zijn vorig jaar verblijfsdocumenten aangemerkt als zijnde verloren of gestolen? Hoe verhoudt dit zich tot het aantal verloren of gestolen paspoorten, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal mensen dat dergelijke documenten bezit?

Antwoord 490:

In 2016 zijn 7.450 aanvragen ontvangen voor het vervangen van het vreemdelingendocument vanwege verlies of diefstal. Het is niet mogelijk om het totaal van uitgegeven verblijfsdocumenten te genereren uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de IND. Over 2016 zijn er 211.670 paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten als vermist opgegeven. Datzelfde jaar zijn er in totaal 3.905.010 paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten uitgereikt. Bron: RvIG. Afgerond op tientallen.

491

Hoe vaak is vorig jaar een verblijfsvergunning ingetrokken? Op welke gronden is dat gebeurd?

Antwoord 491:

In 2016 zijn 11.330 reguliere- en 350 asielvergunningen ingetrokken. De IND trekt een verblijfsvergunning in om verschillende redenen. Dit kan onder andere zijn omdat of iemand een beroep op bijstand doet, iemand niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het verblijfsdoel of dat iemand bijvoorbeeld uit Nederland is vertrokken voordat diens verblijfsvergunning is verlopen (dit betreft het merendeel van de intrekkingen). Ten aanzien van asielzoekers of vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning zijn cijfers te leveren over het aantal waarvan in een bepaalde periode asielvergunningen zijn geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde. In de periode van 1 juli 2016 t/m 1 juli 2017 zijn 75 asielvergunningen op deze grond geweigerd of ingetrokken. Of de vergunning op andere gronden is ingetrokken wordt niet geregistreerd, waardoor deze informatie niet beschikbaar is.

492

Hoe vaak wordt een aanvraag voor een verblijfsvergunning afgewezen vanwege in het land van herkomst gepleegde misdrijven of openbare orde overwegingen?

Antwoord 492:

Een dergelijke afwijzing van de aanvraag van de verblijfsvergunning geschiedt op grond van strijd met de openbare orde. Er wordt hierbij niet apart geregistreerd of dit het gevolg is van een in het land van herkomst gepleegd misdrijf. De IND heeft in de periode van 1 juli 2016 tot 1 juli 2017, 75 asielvergunningen geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde.

493

Hoe wordt gecontroleerd of asielzoekers in het land van herkomst geen misdrijven hebben gepleegd?

Antwoord 493:

Bij de asielaanvraag dient de vreemdeling een antecedentenverklaring in te vullen waarin hij verklaart zich niet schuldig te hebben gemaakt aan het begaan van strafbare feiten en als hij dit niet kan verklaren aan te geven welke strafbare feiten hij heeft begaan. Aan het begin van de asielprocedure wordt standaard het register op signaleringen van de Schengenlanden gecheckt. Indien de vreemdeling voorkomt wordt altijd navraag gedaan bij de lidstaat naar de reden van signalering en eventueel vonnis opgevraagd. Er zijn geen registers om te bekijken of er een asielzoeker veroordeeld is in andere landen tenzij de asielzoeker is gesignaleerd in een van de registers die betrekking hebben op grenscontroles. Daarnaast maakt een toets aan artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag onderdeel uit van de asielprocedure. Voor alle asielzoekers geldt dat de IND een screening uitvoert na de aanmeldfase van het asielproces. Bij deze screening is er specifieke aandacht voor o.a. signalen die kunnen wijzen op oorlogsmisdrijven (1F). Bij aanwijzingen dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan mensenrechtenschendingen wordt een 1F-onderzoek opgestart door Unit 1F. Naast deze screening, kunnen er ook tijdens de procedure signalen bij de IND binnenkomen waaruit 1F-indicaties naar voren komen (klik- of tipbrieven van burgers, slachtoffers/getuigen van 1F-misdrijven, meldingen vanuit de migratieketen), waarna een 1F-onderzoek kan worden gestart.

494

Hoe vaak is actief door de Vreemdelingendienst van de nationale politie gecontroleerd of bezitters van verblijfsvergunningen nog aan de gestelde voorwaarden (zoals in Nederland (samen)wonen) voldoen? Hoe verhoudt het aantal controles zich tot voorgaande jaren?

Antwoord 494:

De controles die de politie uitvoert om na te gaan of vergunninghouders nog voldoen aan de voorwaarden die aan het afgeven van de vergunning gesteld worden, maken deel uit van de persoonsgerichte controles die plaatsvinden in het kader van handhaving. De politie voert deze controles onder meer uit op verzoek van de IND wanneer sprake is van indicaties van fraude of misbruik of van het niet naleven van de aan de afgegeven vergunning gestelde voorwaarden bij gezinsmigratie. Tabel 26 van bijlage 1 geeft het aantal persoonsgerichte controles weer in het kader van onderzoeken bij vergunninghouders in de periode 2015 tot en met september 201771. De afname van het aantal controles sinds 2015 is veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder de toegenomen prioriteit voor de bestrijding van mensenhandel en -smokkel en de hoge instroom van asielzoekers in 2015 en 2016 en de extra aandacht en capaciteit voor nationale veiligheid in de migratieketen.

495

Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd c.q. omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd?

Antwoord 495:

Van de 8.840 aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd c.q. om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in 2016 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 90 afgewezen en 350 niet inhoudelijk afgedaan (bijvoorbeeld ingetrokken of overleden). Genoemde cijfers zijn afgerond op tientallen.

496

Hoeveel houders van verblijfsvergunningen hebben in Nederland een misdrijf gepleegd en welk deel hiervan is uitgezet?

Antwoord 496:

Het is uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de migratieketen niet mogelijk om te genereren hoeveel vergunninghouders in Nederland een misdrijf hebben gepleegd en gedwongen het land hebben verlaten. Echter, als vergunninghouders een misdrijf hebben gepleegd en zij aan het einde van de vertrekprocedure zijn uitgezet, vallen ze onder de zogeheten VRIS-ers. VRIS-ers zijn vreemdelingen in de strafrechtketen die in Nederland verdacht worden van het plegen van een misdrijf en/of hiervoor zijn veroordeeld. Van deze groep VRIS-ers is het wel mogelijk om aan te geven hoeveel van hen Nederland aantoonbaar hebben verlaten, inclusief gedwongen vertrek. In de periode 1 januari t/m september 2017 gaat het om 630 vreemdelingen.

497

Wat is het totaal aantal vreemdelingen dat op basis van een verblijfsvergunning asiel in Nederland verblijft, uitgesplitst in verblijfsvergunningen voor bepaalde en onbepaalde tijd?

Antwoord 497:

Op dit moment zijn er 121.080 vreemdelingen die bij de IND geregistreerd staan als houder van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en 17.550 vreemdelingen die geregistreerd staan met een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd (peildatum 31/10/2017, afgerond op tientallen).

498

Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst in zelfstandig en gedwongen vertrek? Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van 2009 tot en met 2016?

Antwoord 498:

Zie het antwoord op vraag 74.

499

Hoeveel landen weigeren het toelaten van onderdanen in het kader van het terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat?

Antwoord 499:

Het merendeel van de herkomstlanden heeft geen principiële bezwaren tegen gedwongen terugkeer en werkt daar aan mee. Een aantal landen weigert mee te werken aan gedwongen terugkeer. Daarnaast is er een aantal landen dat veel voorwaarden en vragen opwerpt, of juist niet reageert op verzoeken tot terugname van eigen onderdanen, zodat er feitelijk gesproken kan worden van tegenwerking. Het is moeilijk om een representatief beeld te geven over een langere periode. Bij veel landen kent medewerking een wisselend beeld: perioden van relatief voldoende medewerking worden afgewisseld door perioden met minder medewerking. De samenwerking op gedwongen terugkeer met voor Nederland relevante landen verloopt thans onvoldoende met Egypte, Ethiopië, Irak inclusief de KAR, Iran en Somalië inclusief Somaliland.

500

Hoe vaak heeft u negatieve prikkels aangewend om landen van herkomst te bewegen tot het terugnemen van onderdanen? Welke sancties zijn er uitgevoerd?

Antwoord 500:

In een enkel geval zijn maatregelen opgelegd wegens gebrek aan samenwerking op terugkeer. Daarnaast is in enkele gevallen wegens onvoldoende medewerking aan terugkeer de medewerking geweigerd om nieuwe projecten te starten. In 2017 is een project voor capaciteitsopbouw van de Somalische migratie-autoriteiten stopgezet. Ook kortte Nederland in 2012 Ghana met € 10 mln. op de bilaterale ontwikkelingsfinanciering, waarna de samenwerking op terugkeer verslechterde. Inmiddels is Ghana door zijn beperktere aantallen irreguliere migranten minder relevant geworden voor terugkeersamenwerking. Nederland hanteert het principe van «more for more en less for less» bij het aanwenden van positieve en negatieve prikkels om landen van herkomst te bewegen tot het terugnemen van onderdanen. Om samenwerking op terugkeer te stimuleren houdt Nederland rekening met de bilaterale betrekkingen en nationale belangen in de relatie met het betreffende herkomstland. Het vinden van momentum voor de gewenste samenwerking op terugkeer vraagt steeds om maatwerk en beweging tussen positieve en negatieve prikkels per land. Mede gezien het beperkte succes van EU-lidstaten in het maken van bilaterale afspraken met derde landen over terugkeer concludeerde de Europese Raad in juni 2017 dat, aanvullend op bilaterale regelingen van lidstaten, waar nodig het EU-visumbeleid als negatieve prikkel kan worden gebruikt. Eerder bekrachtigde ook de Raad het beginsel «more for more» en «less for less» bij het maken van afspraken over terugkeer met derde landen. Sindsdien is tegenover Afghanistan en Bangladesh aangegeven dat het uitblijven van medewerking aan gedwongen terugkeer negatieve consequenties kan hebben binnen de bredere relatie, waaronder eventueel te nemen visummaatregelen in het geval van Bangladesh. Het met consensus tussen EU-lidstaten instellen van sancties tegen een herkomstland dat niet meewerkt aan terugkeer is bewerkelijk. De ongelijke verdeling naar herkomstnationaliteiten van irreguliere migranten en de uiteenlopende buitenlandpolitieke preferenties per lidstaat buiten het domein van internationale migratie spelen hierbij een rol.

501

Hoeveel vreemdelingen zijn er dit jaar in vreemdelingenbewaring geplaatst en hoeveel van deze vreemdelingen hebben Nederland daadwerkelijk verlaten? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 75.

502

Hoeveel vertrekplichtige gezinnen zijn vanuit de gezinslocaties daadwerkelijk teruggekeerd naar de landen van herkomst? Hoe verhoudt het aantal teruggekeerde gezinnen zich tot de resultaten van de afgelopen jaren?

Antwoord 502:

Zie het antwoord op vraag 76.

503

Hoeveel vertrekplichtige vreemdelingen zijn na hun verblijfsprocedure(s) toch niet uit Nederland vertrokken c.q. hebben hun vertrekplicht genegeerd? Hoe verhoudt dit percentage zich tot andere EU-lidstaten?

Antwoord 503:

Inzet van de overheid is dat vreemdelingen die niet (langer) in Nederland mogen blijven, terugkeren. Als van zelfstandig vertrek geen gebruik is gemaakt, kan worden ingezet op gedwongen terugkeer. Wanneer vertrekplichtige vreemdelingen zich aan het zicht van de overheid onttrekken (niet-aantoonbaar vertrek) is niet te zeggen waar zij verblijven. Mogelijk vertrekt een deel van deze groep alsnog uit Nederland. De migratieketen heeft hier niet rechtstreeks zicht op. De meest recente schatting m.b.t illegaal verblijvende personen, uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, dateert uit 2015.72 Volgend jaar zal er een nieuwe schatting m.b.t. «illegaal verblijvende personen» verschijnen. Daarbij zal het gaan om alle onrechtmatig verblijvende personen (niet alleen om diegene die hun vertrekplicht genegeerd hebben). Het laatste rapport van het Europees Migratienetwerk (EMN), genaamd «Dissemination of Information on Voluntary Return: how to reach irregular migrants not in contact with the authorities», dateert van 2015. Dit rapport leert dat onder de Europese lidstaten, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Spanje, Zweden en het VK naar schatting de grootste populatie illegaal verblijvende personen hebben. Paragraaf 2.1 van het rapport meldt: «However, the contrast in the perceived scales in different countries, is notable with Finland having the lowest estimate at 1,000 and Germany the highest at to up to 520,000.». Er zijn geen recente cijfers beschikbaar.

504

Hoeveel vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland maar kunnen op grond van artikel 3 EVRM toch niet worden uitgezet?

Antwoord 504:

Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt en op grond van artikel 3 EVRM niet naar het land van herkomst kan worden uitgezet, is niet als zodanig uit de systemen van de migratieketen te herleiden.

505

Hoeveel criminele vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland? Hoeveel daarvan kunnen niet worden uitgezet? Hoeveel daarvan zitten in (vreemdelingen)bewaring?

Antwoord 505:

Het totaal aantal criminele vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt, is niet uit de systemen te herleiden. Het is derhalve ook niet mogelijk om aan te geven hoeveel van deze vreemdelingen niet kunnen worden uitgezet en hoeveel van deze vreemdelingen in vreemdelingenbewaring verblijven. Wel kan ik u melden dat de DT&V op 30 september 2017 in totaal ongeveer 660 vreemdelingen in de strafrechtketen (VRIS-ers) in de caseload had die in principe geen verblijfsrecht (meer) hebben. Van deze vreemdelingen bevonden zich op dat moment ongeveer 620 vreemdelingen in strafrechtelijke detentie en ongeveer 40 in vreemdelingenbewaring.

506

Hoeveel dossiers van vreemdelingen zijn dit jaar/vorig jaar overgedragen aan de DT&V en welk deel hiervan betreft vreemdelingen die een reguliere verblijfsprocedure hebben doorlopen?

Antwoord 506:

In 2016 zijn 21.560 dossiers overgedragen aan de DT&V. In 2017 zijn t/m september 15.340 dossiers overgedragen aan de DT&V. In de registratie van de DT&V wordt geen onderscheid gemaakt naar de verblijfsrechtelijke achtergrond van een vreemdeling, aangezien dit niet relevant is in het kader van terugkeer. Het gaat immers om vreemdelingen die niet (langer) in Nederland mogen verblijven.

507

Van hoeveel vreemdelingen die in de BRP staan ingeschreven hebben gemeenten het vermoeden dat zij feitelijk niet op dit adres c.q. in Nederland verblijven? Van welk aandeel hiervan is het verblijfsrecht ingetrokken?

Antwoord 507:

Op 1 november 2017 woonden 8.430 personen in Nederland op een adres dat op dat moment in onderzoek was door gemeenten. Het betreft hier alle personen, ongeacht nationaliteit. Circa 500 personen hiervan hebben een niet-Nederlandse nationaliteit. Het feit dat een adres in onderzoek is, betekent niet per definitie dat een gemeente eraan twijfelt of de betrokkene op het adres woont. Wel dat de gemeente in deze gevallen twijfelt aan de correctheid van een of meer gegevens in het opgegeven adres. Dat kan bijvoorbeeld ook de schrijfwijze van de straatnaam zijn of een eventuele toevoeging bij het huisnummer. Het zal echter in veruit de meeste gevallen gaan over twijfel over wie er op dat adres woont (Bron: CBS). Van welk deel van deze groep de verblijfsvergunning is ingetrokken, kan niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde gegevensbestanden van de IND.

508

Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met behartiging van de belangen van vreemdelingen en worden die gesubsidieerd door de Nederlandse overheid? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, uitgesplitst naar subsidies van het Rijk en gemeenten?

Antwoord 508:

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft geen totaal overzicht van organisaties die vanuit het Rijk en/of gemeenten de belangen behartigen van de vreemdeling. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid voor artikel 37 staan de organisaties opgenomen die specifiek voor dit onderwerp vanuit JenV subsidies ontvangen, inclusief de bijbehorende bedragen, onder het instrument subsidies. Verder worden er vanaf de post «overige subsidies» nog enkele (kleinere) subsidies verstrekt aan organisaties, zoals bijvoorbeeld The Hague Process on Refugees and Migration, Stichting voor Vluchtelingstudenten UAF en Stichting A.S.K.V. /steunpunt Vluchtelingen. Vanuit het Europese asielfonds AMIF (buiten rijksbegroting) ontvangt stichting New Dutch Connections op basis van tenders subsidies.

509

Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij en hoeveel vreemdelingen laten zij terugkeren?

Antwoord 509:

Ik kan deze vraag alleen beantwoorden voor zover de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst wordt georganiseerd door of in afstemming met de Dienst Terugkeer & Vertrek en voor zover dit wordt gefinancierd met middelen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Buitenlandse Zaken of uit het nationale deel van het Europees Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF). Op dit moment worden door de Internationale Organisatie voor Migratie, Vluchtelingenwerk Nederland, de Stichting WereldWijd, de Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt, Bridge to Better Foundation, Stichting IETA, Solid Road en Barka Nederland projecten uitgevoerd op het terrein van terugkeer van vreemdelingen naar landen van herkomst. Voor de uitvoering van deze activiteiten ontvangen zij middelen van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken of uit het Europees Asiel, Migratie en Integratiefonds. Voor deze activiteiten is over de periode 2015 t/m 2018 € 17,1 mln. aan subsidie toegekend aan de Internationale Organisatie voor Migratie waaronder 4,3 mln. voor REAN. De overige organisaties hebben in de periode 2015 t/m 2018 gemiddeld 0,6 mln. ontvangen per organisatie. De looptijd van deze subsidies is overigens variabel maar niet langer dan de hierboven genoemde drie jaar. Dit bedrag kan per jaar verschillen. Omdat de projecten nog lopen en meerdere jaren bestrijken is nog niet bekend hoeveel geld definitief aan deze activiteiten wordt besteed. De activiteiten van deze partijen dragen bij aan het zelfstandig vertrek van vreemdelingen uit Nederland. Uit de onlangs gepubliceerde Rapportage Vreemdelingenketen over de eerste helft van 2017 blijkt dat over deze periode in totaal 10.990 personen zijn vertrokken, waarvan 7.940 zelfstandig. Uit het AMIF (onderdeel terugkeer), dus buiten de rijksbegroting om, heeft Stichting New Dutch Connections in 2015 € 728.799 subsidie toegekend gekregen op basis van een tender voor een project genaamd «Ondernemen in je eigen toekomst (toekomstacademie)» dat loopt t/m 31 december 2017.

510

Hoeveel vluchtelingen hebben de Arabische golfstaten, zoals Qatar, Dubai en de Verenigde Arabische Emiraten, opgenomen?

Antwoord 510:

In landen als Qatar, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten worden vluchtelingen niet als zodanig geregistreerd. Reden hiervoor is dat deze landen geen partij zijn bij het VN Vluchtelingenverdrag. Het is daarom niet mogelijk om een exact aantal vluchtelingen per land weer te geven. UNHCR spreekt over ongeveer 500.000 Syrische vluchtelingen in Saudi-Arabië en 100.000 in de VAE, doorgaans met een verblijfsvergunning als arbeidsmigrant of in het kader van een vorm van gezinshereniging. Volgens verschillende bronnen verblijven in totaal 2 tot 3 miljoen Syriërs in de Golf-regio.

511

Hoe vaak zijn er migranten op de Middellandse Zee teruggeleid naar de dichtstbijzijnde veilige haven in Afrika?

Antwoord 511:

Onderdeel van de integrale migratie aanpak van het kabinet is het voorkomen van verdrinkingen op zee. Dat betekent dat drenkelingen op zee worden gered en – in lijn met internationale verdragen – naar de dichtstbijzijnde veilige haven worden gebracht. Dat kan ook in Afrika zijn. Het vereist wel dat die haven veilig is en dat de migranten daar geen onmenselijke behandeling te wachten staat (en zij toegang hebben tot een asielprocedure indien zij die wens kenbaar hebben gemaakt). Betrouwbare cijfers over aantallen zijn niet beschikbaar omdat niet centraal wordt bijgehouden hoe vaak en naar welke havens drenkelingen worden overgebracht. Het is dan ook niet mogelijk om een concreet aantal te noemen. Wel kan in het algemeen worden aangegeven dat het voorkomt dat op zee geredde migranten ook naar Noord-Afrikaanse havens worden gebracht, wanneer zij worden gered door de nationale kustwachten van deze landen en/of koopvaardijschepen. Zo zijn in 2015 met behulp van UNHCR, IOM en de Tunesische Halve Rode Maan naar schatting duizend migranten in Tunesië aan land gebracht en opgevangen na een reddingsoperatie op zee. Een deel is opgevangen door UNHCR in het kader van een verzoek tot internationale bescherming, een deel is met behulp van IOM vrijwillig teruggekeerd naar hun land van herkomst, maar het merendeel is vermoedelijk teruggekeerd naar Libië om opnieuw de oversteek te wagen.73

512

Hoeveel asielzoekers zijn er het afgelopen jaar teruggestuurd naar een andere EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening? Hoeveel Dublinclaimanten waren er?

Antwoord 512:

In 2016 zijn 10.250 Dublinclaims gelegd. Daarvan zijn er 7.000 geaccordeerd. Deze personen hebben derhalve geen recht op een vergunning of opvang. In 2016 zijn er 2.290 vreemdelingen aantoonbaar vertrokken (zelfstandig of gedwongen) naar een andere EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening. De claims in een bepaald jaar zijn niet rechtstreeks te relateren aan het aantoonbaar vertrek in dat jaar. De cijfers zijn afgerond op tientallen.

513

Hoe vaak wordt (anders dan bij verlenging of omzetting van de verblijfsvergunning) gecontroleerd of asielzoekers nog aan de verblijfsvoorwaarden voldoen, vooral met het oog op de eventueel veranderde veiligheidssituatie in het land van herkomst? Hoe vaak is dit bij de Syrische asielzoekers gebeurd? Klopt het dat een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op elk moment kan worden ingetrokken wanneer niet meer aan de verblijfsvoorwaarden wordt voldaan?

Antwoord 513:

De gevraagde cijfers kunnen niet worden gegenereerd uit de automatische systemen van de IND. De verleningsgrond van de asielvergunning is vervallen wanneer de vreemdeling niet langer de bescherming van Nederland behoeft tegen de situatie in het land van herkomst. In het algemeen geldt dat een beleidswijziging ten grondslag ligt aan de herbeoordeling van asielvergunningen voor bepaalde tijd vanwege een veranderde veiligheidssituatie in het land van herkomst. Er dient dan namelijk – conform artikel 3.37g VV – te zijn vastgesteld dat de wijziging van de situatie in het land van herkomst een voldoende ingrijpend en niet voorbijgaand karakter heeft. Een dergelijke beleidswijziging heeft zich nog niet voorgedaan ten aanzien van het asielbeleid van Syrië. Na een dergelijke beleidswijziging worden de verblijfsvergunningen conform het nieuwe beleid op intrekking beoordeeld. Naast een gewijzigde veiligheidssituatie in het land van herkomst zijn er ook andere aanwijzingen voor het vervallen van de verleningsgrond, zoals terugreis door de vreemdeling naar het land van herkomst, een amnestieregeling in het land van herkomst en/of ander bewijs dat de feitelijke machthebbers de vreemdeling niet langer vervolgen zoals een rechterlijke uitspraak of de verplaatsing van het hoofdverblijf. Indien de IND dergelijke meldingen ontvangt in individuele zaken wordt aan de hand van het geldende beleid en regelgeving getoetst of de vreemdeling in het bezit dient te blijven van een verblijfsvergunning dan wel of de verblijfsvergunning ingetrokken dient te worden.

514

Welk deel van de vluchtelingen die in het kader van hervestiging/herplaatsing naar Oost- of Zuid- Europese landen zijn gegaan is daar ook daadwerkelijk gebleven en niet doorgereisd naar andere (Europese) landen?

Antwoord 514:

Voor zover mij bekend wordt het aantal vreemdelingen dat in het kader van hervestiging/herplaatsing naar Oost- of Zuid- Europese landen is gegaan en vervolgens is doorgereisd naar andere (Europese)landen, niet centraal bijgehouden. Ook uit de systemen van de IND is niet te generen hoeveel van hen naar Nederland zijn doorgereisd. Mocht een dergelijke situatie zich in de praktijk voordoen, dan wordt door de IND het asielverzoek afgewezen, onder de motivering dat de vreemdeling al bescherming geniet/kan genieten in een andere EU-lidstaat.

515

Hoeveel sociale huurwoningen zijn er de afgelopen vier jaar verstrekt aan statushouders?

Antwoord 515:

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid houdt niet bij hoeveel sociale huurwoningen beschikbaar worden of zijn gesteld.

516

Hoeveel vreemdelingen zijn in heel 2016 en in 2017 (tot nu toe) door de politie aangehouden?

Antwoord 516:

Aangenomen wordt dat hier het aantal persoonsgerichte controles bedoeld wordt. Het aantal persoonsgerichte controles was 2.970 in 2016.74 In de eerste helft van 2017 was het aantal persoonsgerichte controles 1.330.75

517

Hoeveel verblijfsprocedures doorloopt een vreemdeling wiens eerste verblijfsaanvraag is afgewezen gemiddeld? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren?

Antwoord 517:

Het is uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de migratieketen niet mogelijk om te genereren hoeveel verblijfsprocedures een vreemdeling, wiens eerste verblijfsaanvraag is afgewezen, gemiddeld doorloopt.

518

Waarom wordt het budget voor de COA-opvang met circa 40% teruggebracht, terwijl de door u verwachte gemiddelde bezettingsgraad van de COA-opvang slechts circa 11% lager zal liggen in 2018? Welke consequenties zal dit hebben voor de COA-opvang?

Antwoord 518:

De kosten die het COA maakt worden voor het grootste gedeelte bepaald door het aantal personen dat opgevangen wordt. Vanwege de sterk gedaalde bezetting heeft het COA bovendien te maken met leegstandskosten. In 2017 is er naast leegstand ook besloten tot krimp van capaciteit. De kosten voor deze krimp zijn onderdeel van het budget 2017. In 2018 is de bezetting niet alleen lager maar zijn ook de leegstandskosten (als gevolg van de krimp in 2017) lager en zijn er geen middelen voor krimp opgenomen. Dit verklaart het grotere verschil in budget tussen 2017 en 2018.

519

Hoeveel mensen komen er via Libanon naar Europa?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

520

Welke nationaliteit hebben mensen die via Libanon naar Europa komen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

521

Hoeveel mensen die via Libanon naar Europa komen krijgen een asielvergunning in Europa?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

522

Hoeveel mensen zijn werkloos in Libanon?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

523

Hoeveel mensen zijn dakloos in Libanon?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

524

Hoeveel mensen leven in armoede in Libanon?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

525

Hoeveel scholing krijgen mensen gemiddeld in Libanon?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

526

Hoeveel mensen zijn analfabeet in Libanon?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

527

Is er een asielprocedure in Libanon?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

528

Wordt er ongerechtvaardigd onderscheid tussen vluchtelingen gemaakt in Libanon op grond van ras, religie of land van herkomst?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

529

Is er in Libanon vrijheid van godsdienst voor vluchtelingen op eenzelfde niveau als de eigen onderdanen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

530

Worden vluchtelingen in Libanon op dezelfde of gunstiger wijze behandeld als andere vreemdelingen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

531

Hebben vluchtelingen in Libanon recht van niet-politieke vereniging, vereniging zonder winstoogmerk en vakvereniging op dezelfde wijze als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

532

Hebben vluchtelingen toegang tot het recht in Libanon?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

533

Hebben vluchtelingen in Libanon recht op loonarbeid/zelfstandige beroepen/vrije beroepen op eenzelfde niveau als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

534

Bestaat er in Libanon een distributiestelsel voor schaarse goederen en hebben vluchtelingen hier net zoveel toegang toe als onderdanen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

535

Hebben vluchtelingen in Libanon recht op huisvesting op eenzelfde niveau als andere vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

536

Hebben vluchtelingen in Libanon recht op lager onderwijs op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

537

Hebben vluchtelingen in Libanon recht op hoger onderwijs op eenzelfde niveau als vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

538

Hebben vluchtelingen in Libanon recht op bijstand op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

539

Is de arbeidswetgeving en sociale zekerheid voor vluchtelingen in Libanon op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

540

Hebben vluchtelingen in Libanon recht op administratieve bijstand (art. 25 Vluchtelingenverdrag)?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

541

Bestaat er bewegingsvrijheid voor vluchtelingen in Libanon?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

542

Worden er in Libanon identiteitspapieren verstrekt aan vluchtelingen die daar niet over beschikken?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

543

Worden er aan vluchtelingen in Libanon reisdocumenten verstrekt?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

544

Zijn de fiscale verplichtingen in Libanon voor vluchtelingen op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

545

Is illegaliteit strafbaar in Libanon?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

546

Kan een rechtmatige vluchteling Libanon uit worden gezet op andere gronden dan de nationale veiligheid of de openbare orde?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

547

Worden vluchtelingen vanuit Libanon uitgezet naar gebieden waar hun leven of vrijheid in gevaar is op grond van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een sociale groep of politieke opinie?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

548

Worden de assimilatie en naturalisatie van vluchtelingen in Libanon gefaciliteerd en de kosten hiervan beperkt?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

549

Wordt er door Libanon samengewerkt met de UNHCR bij de controle op naleving van het Vluchtelingenverdrag?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

550

Hoeveel mensen komen er via Turkije naar Europa?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

551

Welke nationaliteit hebben mensen die via Turkije naar Europa komen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

552

Hoeveel mensen die via Turkije naar Europa komen krijgen een asielvergunning in Europa?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

553

Hoeveel mensen zijn werkloos in Turkije?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

554

Hoeveel mensen zijn dakloos in Turkije?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

555

Hoeveel mensen leven in armoede in Turkije?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

556

Hoeveel scholing krijgen mensen gemiddeld in Turkije?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

557

Hoeveel mensen zijn analfabeet in Turkije?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

558

Is er een asielprocedure in Turkije?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

559

Wordt er ongerechtvaardigd onderscheid tussen vluchtelingen gemaakt in Turkije op grond van ras, religie of land van herkomst?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

560

Is er in Turkije vrijheid van godsdienst voor vluchtelingen op eenzelfde niveau als de eigen onderdanen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

561

Worden vluchtelingen in Turkije op dezelfde of gunstiger wijze behandeld als andere vreemdelingen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

562

Hebben vluchtelingen in Turkije recht van niet-politieke vereniging, vereniging zonder winstoogmerk en vakvereniging op dezelfde wijze als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

563

Hebben vluchtelingen toegang tot het recht in Turkije?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

564

Hebben vluchtelingen in Turkije recht op loonarbeid/zelfstandige beroepen/vrije beroepen op eenzelfde niveau als onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

565

Bestaat er in Turkije een distributiestelsel voor schaarse goederen en hebben vluchtelingen hier net zoveel toegang toe als onderdanen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

566

Hebben vluchtelingen in Turkije recht op huisvesting op eenzelfde niveau als andere vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

567

Hebben vluchtelingen in Turkije recht op lager onderwijs op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

568

Hebben vluchtelingen in Turkije recht op hoger onderwijs op eenzelfde niveau als vreemdelingen onder dezelfde omstandigheden?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

569

Hebben vluchtelingen in Turkije recht op bijstand op eenzelfde niveau als onderdanen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

570

Is de arbeidswetgeving en sociale zekerheid voor vluchtelingen in Turkije op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

571

Hebben vluchtelingen in Turkije recht op administratieve bijstand (art. 25 Vluchtelingenverdrag)?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

572

Bestaat er bewegingsvrijheid voor vluchtelingen in Turkije?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

573

Worden er in Turkije identiteitspapieren verstrekt aan vluchtelingen die daar niet over beschikken?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

574

Worden er aan vluchtelingen in Turkije reisdocumenten verstrekt?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

575

Zijn de fiscale verplichtingen in Turkije voor vluchtelingen op hetzelfde niveau als dat van onderdanen?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

576

Is illegaliteit strafbaar in Turkije?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

577

Kan een rechtmatige vluchteling Turkije uit worden gezet op andere gronden dan de nationale veiligheid of de openbare orde?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

578

Worden vluchtelingen vanuit Turkije uitgezet naar gebieden waar hun leven of vrijheid in gevaar is op grond van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een sociale groep of politieke opinie?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

579

Worden de assimilatie en naturalisatie van vluchtelingen in Turkije gefaciliteerd en de kosten hiervan beperkt?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

580

Wordt er door Turkije samengewerkt met de UNHCR bij de controle op naleving van het Vluchtelingenverdrag?

Antwoord 519 t/m 580:

Zie het antwoord op vraag 220.

581

In welke mate kan na 2018 worden voorzien in fluctueringen in de instroom van asielzoekers, nu de asielreserve per eind 2018 nagenoeg is uitgeput?

Antwoord 581:

De asielreserve is een begrotingsreserve die kan worden gebruikt om kosten die veroorzaakt worden door fluctuaties in de asielinstroom op te vangen. De asielreserve wordt gevuld met onderuitputting op de budgetten voor asiel en gebruikt voor fluctuaties in de instroom. Nu de asielreserve na 2018 nagenoeg leeg is zullen bij een eventuele hogere instroom de extra kosten moeten worden gedekt binnen de reguliere begrotingssystematiek. Voor de langere termijn is beoogd dat het asielsysteem beter kan omgaan met fluctuaties in de instroom zodat de doorlooptijden in het asielproces minder snel oplopen, er minder druk ontstaat op de opvangcapaciteit en er bij een hoge instroom minder kostbare noodmaatregelen nodig zijn dan in het verleden. Verwacht wordt dat dit systeem ertoe zal leiden dat er minder snel noodzaak is voor extra middelen, al dan niet uit de asielreserve.

582

Waarom wordt de opvang van asielzoekers gedeeltelijk bekostigd met ODA-gelden? Welke andere landen doen dit? In welke mate doen zij dit?

Antwoord 582:

Uitgaven aan asiel worden op de begroting van JenV begroot en verantwoord. De kosten voor eerstejaars asielopvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden worden door middel van een toerekening uit ODA-middelen gefinancierd op basis van internationale afspraken binnen de OESO-DAC. Landen kunnen, binnen de gegeven kaders, kosten al dan niet toerekenen aan ODA zolang de kosten binnen de ODA-definitie vallen. Dit heeft tot gevolg dat ieder land, binnen de genoemde criteria, op eigen wijze de kosten voor asielopvang toerekent aan ODA. Informatie over hoe donorlanden invulling geven aan de richtlijnen is te vinden op de website van de OESO-DAC76.

583

Kunt u aangeven in welke mate de uitstroom van personen uit de COA-opvang over het huidige jaar (2017) op koers ligt ten opzichte van de prognose van een uitstroom van 53.000 personen over het gehele jaar?

Antwoord 583:

Deze prognose – die overigens geen doelstelling op zich is en afhankelijk is van diverse factoren – wordt waarschijnlijk niet gehaald. In de periode januari tot en met september 2017 was de COA-uitstroom in totaal 36.360.

584

Welk percentage asielaanvragen wordt toegekend in de diverse EU-lidstaten, inclusief Nederland?

Antwoord 584:

Zie het antwoord op vraag 477.

585

Hoeveel gezinsleden laten asielzoekers gemiddeld overkomen in het kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging? Hoeveel waren dit er vorig jaar gemiddeld?

Antwoord 585:

Zie het antwoord op 479.

586

Hoe vaak is het afgelopen jaar tot op heden gebruik gemaakt van de discretionaire bevoegdheid tot verlening van een verblijfsvergunning? Hoe verhoudt dit aantal zich tot voorgaande jaren?

Antwoord 586:

Zie het antwoord op vraag 481.

587

Hoeveel vreemdelingen hebben er, sinds de inwerkingtreding, een beroep gedaan op de regeling langdurig verblijvende kinderen, uitgesplitst naar de overgangsregeling en de structurele regeling? Hoe vaak is er alsnog verblijfsrecht toegekend op basis van deze regeling en hoeveel vreemdelingen zijn afgewezen? Hoeveel van de afgewezen vreemdelingen hebben Nederland inmiddels verlaten?

Antwoord 587:

Zie de antwoorden op vraag 200 en 201.

588

Wat zijn de gemiddelde doorlooptijden van beslissingen op asielaanvragen en reguliere aanvragen? Hoeveel van de asielaanvragen wordt AA (Algemene Asielprocedure) afgedaan en hoeveel VA (Verlengde Asielprocedure)? Hoeveel weken liggen asiel en reguliere zaken gemiddeld te wachten op uitspraak in beroep? Hoeveel is dat in hoger beroep?

Antwoord 588:

Voor reguliere aanvragen MVV (exclusief nareis), MVV, TEV (toelating en verblijf) en VVR (verblijfsvergunning regulier) zonder MVV was voor 2016 de gemiddelde doorlooptijd 49 dagen. Voor 2017 (t/m september) was de gemiddelde doorlooptijd 66 dagen. Voor asielaanvragen in eerste aanvraag, tweede en opvolgende aanvragen, zij-instroom, hervestiging en relocatie was de gemiddelde doorlooptijd in 2016 163 dagen. Voor 2017 (t/m september) was de gemiddelde doorlooptijd voor de asielaanvragen 177 dagen.

In 2016 is 77% van de asielaanvragen (eerste aanvraag) afgedaan in de algemene asielprocedure en 23% in de verlengde asielprocedure. In 2017 (t/m september 2017) is 42% van de asielaanvragen (eerste aanvraag) afgedaan in de algemene asielprocedure en 58% in de verlengde asielprocedure.

De doorlooptijd in asiel beroep is in 2016 voor AA- en VA-zaken respectievelijk 5 weken en 19 weken. In reguliere beroepzaken is de doorlooptijd in 2016 19 weken. De doorlooptijd in asiel- hoger beroepszaken is in 2016 voor AA- en VA-zaken respectievelijk 5 en 12 weken. In reguliere hoger beroepszaken is de doorlooptijd in 2016 14 weken.

589

Hoeveel heeft het afkopen van lopende contracten van de IND als gevolg van de lagere instroom gekost?

Antwoord 589:

Door tijdige sturing heeft bij de IND als gevolg van de lagere instroom geen afkoop van tijdelijke personele contracten plaatsgevonden.

590

Hoeveel tijdelijke contracten heeft de IND de afgelopen twee jaar afgesloten? Hoeveel van die mensen hebben een vast contract aangeboden gekregen?

Antwoord 590:

De afgelopen twee jaar (2016 en 2017 t/m oktober) is in totaal voor 67 fte een tijdelijk contract afgesloten. In 2016 waren dit 38,5 fte en in 2017 28,5 fte. Er zijn geen tijdelijke contracten omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd.

591

Hoeveel bedroegen de totale wervings- en trainingskosten voor nieuwe IND-medewerkers gedurende de afgelopen twee jaar?

Antwoord 591:

Nieuwe IND-medewerkers worden opgeleid en getraind door ervaren interne IND-medewerkers. De inzet van deze interne IND-medewerkers is verder niet gespecificeerd. De IND brede wervingskosten bedragen over de jaren 2016 en 2017 tezamen ruim drie ton.

592

Waarom wordt de capaciteit voor de IND al afgebouwd terwijl er nog veel nareis verwacht wordt?

Antwoord 592:

De IND-capaciteit wordt bepaald op basis van de instroomverwachtingen en voorraden voor de asielaanvragen, de reguliere aanvragen (waaronder mvv-nareis) en de naturalisatieverzoeken. De afbouw van de IND capaciteit hangt samen met de verwachting dat voor 2018 een lagere productie van asielbeslissingen nodig is. In 2017 was capaciteit nodig om achterstand in de voorraad weg te werken. De verwachting is dat dit in 2018 in mindere mate nodig is.

593

Welke criteria hanteert het COA bij het selecteren van nieuwe opvangplekken? Op welke manier wordt de roep van de Tweede Kamer om kleinschalige opvang in de motie-Voortman (Kamerstuk 19 637, nr. 2095) en de motie-Segers c.s. (Kamerstuk 19 637, nr. 2127) daarbij betrokken?

Antwoord 593:

Aan de landelijke regietafel zijn uitgangspunten afgesproken die worden gehanteerd bij het selecteren van opvangplekken bij groei of krimp. Deze uitgangspunten hebben betrekking op onder meer spreiding, vergroten van flexibiliteit, kwaliteit en duurzaamheid voor nu en in de toekomst. Het COA bevindt zich overigens, op dit moment, in een situatie van krimp waarbij deze uitgangspunten ook worden toegepast. In het regeerakkoord wordt, in het kader van een flexibel asielsysteem, voorgesteld om asielzoekers met een grote kans op asiel op te vangen in kleinere opvangcentra in de buurt van de gemeente die hen later zal huisvesten. Hiertoe wordt momenteel een programma ter flexibilisering van de asielketen gestart, zie ook het antwoord op vraag 594. Het beleid ten aanzien van opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers is de afgelopen jaren veranderd. Het huidige beleid ten aanzien van opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers is gericht op kleinschalige opvang. Eerder waren ook grotere locaties («campussen») in het beleid opgenomen. Nu sprake is van een afname van het aantal alleenstaande minderjarige asielzoekers worden deze campussen gesloten.

594

Op welke manier wordt er door het COA vorm gegeven aan het project flexibele opvangsystemen in het selecteren van nieuwe opvangplekken?

Antwoord 594:

Het kabinet wil dat Nederland blijvend flexibel kan reageren op veranderingen in de instroom door een systeem waarin de asielprocedure, opvang en integratie in gemeenten en terugkeer integraal worden benaderd alsook de samenwerking in de migratieketen en met de gemeenten wordt versterkt. Hiertoe wordt momenteel een breed programma ter flexibilisering van de asielketen gestart, met maatregelen op de verschillende onderdelen van het systeem, waaronder de asielopvang. In het kader van dit programma zal het COA de komende tijd, in overleg met ketenpartners en andere betrokkenen, opties voor flexibele opvangcapaciteit uitwerken, die van nut kunnen zijn bij de selectie van opvangplekken en afspraken met gemeenten.

595

Is het onrealistisch om te streven naar een lagere gemiddelde verblijftijd in een opvanglocatie dan 3,5 maanden na toekenning van een vergunning? Zo ja, waarom?

Antwoord 595:

De verblijftijd in de opvang van 3,5 maanden na vergunningverlening is een streeftermijn en in 2012 vastgesteld in samenspraak met de VNG na een pilot daartoe te hebben uitgevoerd in drie provincies. In de pilot is destijds vastgesteld dat een termijn van 3,5 maanden haalbaar zou moeten zijn. In de afgelopen jaren zijn vele verbeteringen en versnellingen aan het huisvestingsproces doorgevoerd, zoals de snelle communicatie met gemeenten, de zogenaamde BRP-straten op de aanmeldcentra, de selectie van kandidaten voor gemeenten op basis van screening & matching en het inrichten van een toeslagen-service-punt bij het COA. Desondanks heeft de gemiddelde verblijftijd gedurende die periode niet lager dan rond de vijf maanden gelegen. Uiteraard blijft het streven gericht op een zo kort mogelijke periode tussen vergunningverlening en huisvesting. Daarbij is het huisvestingsproces afhankelijk van veel doorlooptijd-bepalende factoren, zoals de (lokale) beschikbaarheid van passende woonruimte en de hereniging met nog in het buitenland verblijvende gezinsleden.

596

Is het onrealistisch om te streven naar een lagere gemiddelde verblijftijd per persoon dan 7,5 maanden? Zo ja, waarom?

Antwoord 596:

De migratieketen streeft naar een zo kort mogelijke verblijfstijd voor asielzoekers in de opvang. De huidige gemiddelde verblijfstijd bedraagt in 2017 gemiddeld 7,2 maand. De verblijfstijd bij het COA is afhankelijk van diverse factoren. Onder andere de omvang en samenstelling van de groep asielzoekers die naar Nederland komen, de omvang en samenstelling van de te behandelen asielaanvragen, de behandelcapaciteit bij de IND, de mogelijkheden voor terugkeer naar het land van herkomst en de huisvesting van vergunninghouders in de gemeenten. Vooral in een aantal complexe individuele zaken, waarbij terugkeer of medische problematiek speelt, zal het niet altijd mogelijk zijn om een korte verblijfstijd te realiseren. De omvang van dit soort zaken is van grote invloed op de gemiddelde verblijfstijden.

597

Verwacht u dat er een groter beroep op VWN gedaan zal worden indien de gesubsidieerde rechtsbijstand wordt beperkt? Zo ja, is hier in de hoogte van de subsidiëring rekening mee gehouden?

Antwoord 597:

De beperking van de gefinancierde rechtsbijstand zal in de komende periode zorgvuldig worden uitgewerkt in overleg met de betrokken partijen. Daarbij ligt substitutie van de werkzaamheden van de rechtsbijstand door Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) bij voorbaat niet voor de hand.

598

Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met behartiging van de belangen van vreemdelingen en worden die gesubsidieerd door de Nederlandse overheid? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, uitgesplitst naar subsidies van het Rijk en gemeenten?

Antwoord 598:

Zie het antwoord op vraag 508.

599

Zijn de werkzaamheden van organisaties die de belangen van vreemdelingen behartigen (waaronder in ieder geval VWN) in 2017 ondersteunend geweest aan het Rijksbeleid ten aanzien van vluchtelingen en asielzoekers in Nederland? Op welke punten wel en op welke punten niet?

Antwoord 599:

VWN en Nidos worden door JenV voor specifieke werkzaamheden gefinancierd. Deze activiteiten van VWN hebben betrekking op het geven van voorlichting en het bieden van ondersteuning aan vreemdelingen bij de asielprocedure en deels bij de terugkeerprocedure. Deze activiteiten staan ten dienste van en zijn ondersteunend aan het rijksbeleid. Deze activiteiten van Nidos behelzen voogdijtaken voor amv’s en de opvang van amv’s in pleeggezinnen en kleinschalige wooneenheden. Ook deze activiteiten staan ten dienste van en zijn ondersteunend aan het rijksbeleid.

600

Kunt u toelichten welke rol VWN precies heeft bij het proces toelating (84% van de kosten) en bij het proces terugkeer (8% van de kosten)? Hoe komt het dat het deel bij het proces terugkeer slechts zo klein is, zeker gezien het feit dat VWN zich naast vluchtelingen ook op asielzoekers richt?

Antwoord 600:

Voor een voortvarend verloop van de asielprocedure is het van belang dat een vreemdeling goed is geïnformeerd en voorbereid op de asielprocedure. Hierin speelt VWN een belangrijke rol. VWN geeft voorlichting in de rust- en voorbereidingstermijn, bereidt de vreemdeling voor op het gesprek met de advocaat en de IND en helpt eventueel bij het verkrijgen van documenten die van belang zijn gedurende het proces. Ook tijdens de procedure wordt de vreemdeling door VWN geholpen door bijvoorbeeld als vraagbaak te dienen en uitleg te geven over zaken die in de asielprocedure naar voren komen. Door VWN wordt de meeste tijd en energie in deze werkzaamheden gestoken en dus maakt dit ook het grootste deel uit van hun begroting. Omdat de uitkomst van de procedure ook negatief kan zijn en dan terugkeer aan de orde is, geeft VWN hier ook voorlichting over aan de vreemdelingen. Hierbij gaat het met name over het geven van informatie over de mogelijkheden die er zijn na een afwijzend besluit. Bij het daadwerkelijk vertrek spelen met name DT&V en IOM een rol.

601

Hoeveel kost het vervoer door DV&O naar de rechtbank en hoe wordt gewaarborgd dat dit proces zo efficiënt mogelijk verloopt?

Antwoord 601:

Door DV&O worden diverse producten geleverd met daaraan vastgestelde tarieven. De kosten van het vervoer zijn derhalve afhankelijk van het soort product en de uitvoeringscriteria. Eén van de taken die door DV&O wordt uitgevoerd, is het vervoer van vreemdelingen van en naar de rechtbank. De specifieke kosten voor het vreemdelingenvervoer van en naar de rechtbank zijn afhankelijk van de uitvoeringscriteria verbonden aan de specifieke vervoersbeweging. De totale kosten voor het gehele vreemdelingenvervoer zijn € 8 mln. De specifieke kosten voor het vreemdelingenvervoer van en naar de rechtbank zijn niet apart uit te splitsen. De afdeling Logistiek van de DV&O draagt zorg voor het centraal inplannen van alle vervoersbewegingen door DV&O, waaronder het vervoer van vreemdelingen van en naar de rechtbank. Hierbij wordt rekening gehouden met een zo efficiënt mogelijke inzet van middelen en personeel. Naar verwachting zullen vanaf het voorjaar 2018 alle vervoersbewegingen geautomatiseerd worden ingepland middels het systeem Drife.

602

Welke resultaten heeft de politie het afgelopen jaar behaald als het gaat om de resultaatsverplichtingen aangaande de vreemdelingentaak? Kunt u deze resultaten afzetten tegen de resultaten van de afgelopen jaren? Kunt u dit uitsplitsen naar resultaten ten aanzien van illegalen die misdrijven pleegden of overlast veroorzaakten en resultaten ten aanzien van uitgeprocedeerde asielzoekers en andere vreemdelingen die geen verblijfsvergunning hebben?

Antwoord 602:

Vanaf 2016 zijn de kwantitatieve afspraken met betrekking tot toezicht en terugkeer komen te vervallen. Wel zijn er kwalitatieve resultaatafspraken gemaakt inzake overdrachtsdossiers ten behoeve van vreemdelingentoezicht en terugkeer. De resultaatafspraken die gemaakt zijn voor de vreemdelingentaak van de Politie periode 2015–2018 bevatten daarnaast andere doelstellingen zoals bijvoorbeeld informatiegestuurd werken en het uitvoeren van identificatie en registratie bij vreemdelingen. Cijfers zijn er te leveren ten aanzien van het aantal overdrachtsdossiers ten behoeve van vreemdelingentoezicht en terugkeer. In 2016 heeft de politie 3.680 overdrachtsdossiers opgeleverd, waarvan 680 zogenoemde VRIS- dossiers, dat wil zeggen dossiers van vreemdelingen veroordeeld voor of verdacht van een misdrijf, en daarnaast 180 dossiers van uitgeprocedeerde asielzoekers. In 2015 waren dit 3.510 overdrachtsdossiers waarvan 790 VRIS-dossiers, en 310 dossiers van uitgeprocedeerde asielzoekers.

603

In hoeveel gevallen is vorig jaar het rechtmatig verblijf van een EU-burger beëindigd om redenen van openbare orde of openbare veiligheid of vanwege beroep op sociale bijstand?

Antwoord 603:

Uit handmatige registratie van de IND blijkt dat in 2016 van 680 EU-burgers het verblijfsrecht is beëindigd vanwege een onredelijk beroep op de bijstand. De IND heeft in de periode van 1 juli 2016 tot 1 juli 2017, 75 asielvergunningen geweigerd of ingetrokken op grond van openbare orde.

604

Hoe vaak is vorig jaar een EU-verblijfsrecht gevraagd door partners en gezinsleden van EU-onderdanen die zelf geen EU-nationaliteit hadden? Hoeveel van deze aanvragen zijn ingewilligd?

Antwoord 604:

In 2016 zijn 2.980 aanvragen ingediend voor een EU-document door niet-EU-onderdanen. In 2016 zijn 2.330 aanvragen voor een EU-document door niet-EU-onderdanen ingewilligd.

605

Hoeveel dossiers van vreemdelingen zijn dit jaar en vorig jaar overgedragen aan de DT&V en welk deel hiervan betreft vreemdelingen die een reguliere verblijfsprocedure hebben doorlopen?

Antwoord 605:

Zie het antwoord op 506.

606

Hoe vaak is actief door de Vreemdelingenpolitie gecontroleerd of bezitters van verblijfsvergunningen nog aan de gestelde voorwaarden (zoals in Nederland (samen)wonen) voldoen? Hoe verhoudt het aantal controles zich tot voorgaande jaren?

Antwoord 606:

Zie het antwoord op 494.

607

Hoe vaak zijn er het afgelopen jaar door de Vreemdelingenpolitie adresonderzoeken verricht en hoe verhoudt dit aantal zich tot voorgaande jaren?

Antwoord 607:

Adrescontroles kunnen plaatsvinden tijdens persoonsgerichte controles. Deze richten zich op bij de overheid bekende vreemdelingen wanneer sprake is van indicaties van fraude of misbruik of van het niet naleven van de aan de afgegeven vergunning gestelde voorwaarden, op uitgeprocedeerde vreemdelingen en op asielzoekers die zich aan de meldingsplicht hebben onttrokken. Tabel 27 van bijlage 1 geeft het aantal persoonsgerichte controles in de periode 2015 t/m september 2017 weer77.

608

Hoeveel dossiers zijn vorig jaar door de fraude-unit van de IND behandeld en welke resultaten zijn hierbij geboekt? In hoeveel van die gevallen is er overgegaan tot het intrekken van de verblijfsstatus? Hoe is de versterking van het vreemdelingentoezicht en handhaving concreet vormgegeven?

Antwoord 608:

Handhaving vindt plaats tijdens de aanvraagprocedure en na vergunningverlening. Het toezicht vindt steeds meer plaats door middel van trajectcontroles. Dit zijn controles die plaatsvinden na de verlening van de verblijfsvergunning, waarbij met andere overheden gegevens worden uitgewisseld ten aanzien van de vraag of de vreemdeling nog voldoet aan de verblijfsvoorwaarden. De controles vinden steekproefsgewijs maar ook steeds meer plaats door middel van geautomatiseerde gegevensuitwisseling met andere overheidsinstanties. Recentelijk heeft de Inspectie van Justitie en Veiligheid een rapport uitgebracht over het toezicht door de IND op de als referent erkend werkgever. De aanbevelingen van de Inspectie en de Kabinetsreactie hierop zijn inmiddels naar uw Kamer verzonden en geven aanleiding om toezicht en handhaving verder te verbeteren.

Hieronder ga ik in op de geautomatiseerde en de niet-geautomatiseerde gegevensuitwisseling, de samenwerking met onder meer de Inspectie SZW en de Nationale politie, en de intrekking van verblijfsvergunningen.

Geautomatiseerde gegevensuitwisseling. Strafrechtelijke veroordelingen worden bijvoorbeeld automatisch gemeld bij de IND waarna de verblijfsvergunning wordt bezien op intrekking. Met de Basis Registratie Personen (BRP) van de gemeenten is een automatische koppeling gerealiseerd waarmee gegevens worden geleverd met betrekking tot de burgerlijke staat en verhuismutaties die mogelijk gevolgen hebben voor het verblijfsrecht. Bij elkaar genomen zijn in 2015 en 2016 enkele duizenden van de automatische meldingen bezien op mogelijke consequenties van de verblijfsvergunning.

Niet-geautomatiseerde gegevensuitwisseling. Van groot belang is de inzagemogelijkheid in het Suwinet van het UWV voor de controle op het middelenvereiste. Er is informatie-uitwisseling met de DUO in het kader van het inburgeringsvereiste en met de Inspectie SZW ten behoeve van signalering van overtredingen van de Wet Arbeid Vreemdelingen. Advies van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland kan worden gevraagd om na te gaan of bedrijven nog voldoen aan de erkenningsvoorwaarden. Verder leveren verschillende overheidsorganisaties relevante informatie aan de IND, waaronder de Belastingdienst, de FIOD helpdesk en de Kamer van Koophandel. Met laatstgenoemde worden gesprekken gevoerd over geautomatiseerde gegevenslevering.

Operationele samenwerking. De IND heeft specialistische organisatieonderdelen ingericht om te handhaven, fraude te bestrijden en kwaliteit te meten. Vreemdelingentoezicht en handhaving zijn in 2016 onder meer concreet vorm gegeven op de volgende manieren:

  • De IND controleert onderwijsinstellingen en bedrijven op naleving van de verplichtingen onder het modern migratiebeleid. De IND informeert Inspectie SZW over studenten ten behoeve van controles door die Inspectie op naleving van de Wet arbeid vreemdelingen.

  • De IND werkt samen met het UWV en de Inspectie SZW, waarbij de IND zaken in het kader van het kennismigrantenbeleid voorlegt om te toetsen of het loon arbeidsmarkt-conform is.

  • De IND is samen met de Inspectie SZW in september 2016 een pilot gestart van controles bij bedrijven op mogelijke schijnconstructies. Vanaf september 2016 tot 1 september 2017 zijn 14 bedrijven bezocht. Van 3 bedrijven is inmiddels het erkend referentschap ingetrokken. Nog 17 onderzoeken zijn in behandeling waaronder in 7 gevallen naar au pair bureaus.

  • Met de Inspectie SZW verricht de IND ook onderzoek naar vermoedens van signalen van gefingeerde dienstverbanden waarmee referenten pogen aan te tonen aan het middelenvereiste voor gezinshereniging- of gezinsvorming te voldoen. In 2016 hebben 125 onderzoeken plaatsgevonden.

  • Aan de afdelingen Vreemdelingen, Identificatie en Mensenhandel van de Nationale politie kan gevraagd worden om onderzoek te doen naar aanleiding van verblijfsaanvragen, bijvoorbeeld vanwege een vermoeden van een schijnhuwelijk of -relatie.

Er is sprake van een toename van het aantal intrekkingsprocedures. In 2015 zijn 7.970 reguliere- en 280 asielvergunningen ingetrokken. In 2016 zijn 11.330 reguliere- en 350 asielvergunningen ingetrokken. De IND trekt een verblijfsvergunning in om verschillende redenen. Dit kan onder andere zijn omdat een beroep op bijstand wordt gedaan, iemand niet meer voldoet aan de voorwaarden of iemand bijvoorbeeld uit Nederland is vertrokken voordat diens verblijfsvergunning is verlopen (dit betreft het merendeel van de intrekkingen). De grond voor intrekking van de vergunning is niet af te leiden uit de geautomatiseerde gegevens van de IND, behoudens een uitzondering op openbare orde. Ten aanzien van asielzoekers of asielstatushouders zijn wél cijfers te leveren over het aantal geweigerde of ingetrokken asielvergunningen op grond van openbare orde. In de periode van 1 juli 2016 tot en met 1 juli 2017 zijn 75 asielvergunningen op deze grond geweigerd of ingetrokken.

609

Hoeveel houders van verblijfsvergunningen hebben in Nederland een misdrijf gepleegd en welk deel hiervan is uitgezet?

Antwoord 609:

Zie het antwoord op vraag 496.

610

Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, en hoeveel vreemdelingen laten zij terugkeren?

Antwoord 610:

Zie het antwoord op vraag 509.

611

In welke gemeenten wordt opvang verleend aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Kunt u een overzicht geven van alle locaties en hierbij aangeven of er vreemdelingen aantoonbaar zijn vertrokken vanuit deze locaties en zo ja, hoeveel? Kunt u per locatie ook aangeven of zij hiervoor gemeenschapsgeld ontvangen en zo ja, hoeveel? Wordt er bij deze gemeentelijke opvanglocaties voor uitgeprocedeerde vreemdelingen gewerkt aan terugkeer? Zo ja, wie of welke instantie begeleidt dit?

Antwoord 611:

Zie het antwoord op vraag 207. Aanvullend hierop attendeer ik uw kamer op de gegevens die gemeenten hebben aangeleverd ten tijde van de laatste tegemoetkoming in december 2016, zoals weergegeven in de meicirculaire gemeentefonds 2017.78 Dit is tevens de laatste keer dat er middelen van het Rijk aan gemeenten zijn verstrekt voor deze specifieke activiteit. Gemeentelijke opvang die sinds de stopzetting van de tegemoetkoming is doorgegaan, is voor verantwoording van de diverse gemeenteraden en dient terug te vinden zijn op de diverse gemeentelijke begrotingen.

612

Kan worden aangegeven waarom de toename van externe inhuur in 2018 ten opzichte van 2017 nodig is?

Antwoord 612:

Ten opzichte van 2017 neemt in 2018 het budget externe inhuur bij het bestuursdepartement met € 2 mln. toe. Dit is het saldo van diverse administratieve mutaties. Deze mutaties hebben onder andere te maken met de tijdelijke inhuur van specialistische IT kennis voor het vervangen van de 17 kernsystemen van JustID en de uitbreiding van het nationaal detectienetwerk met specialistische kennis op het gebied van cyber security.

613

Kan worden aangegeven hoe beredeneerd wordt dat de Raad voor de rechtsbijstand in 2022 met drie miljoen euro minder toe kan op haar begroting?

Antwoord 613:

Een deel van de bijdrage aan de Raad voor Rechtsbijstand is variabel en hangt samen met het volume aan af te geven toevoegingen. In de prognose van de bijdrage aan de Raad voor Rechtsbijstand wordt rekening gehouden met een volumedaling naar aanleiding van de maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie-Wolfsen. Daarnaast zijn binnen de begroting van de rechtsbijstandsuitgaven ook structurele middelen voorzien voor investeringen in het stelsel om de maatregelen te kunnen implementeren (circa € 10 mln. per jaar, onder meer voor nieuwe procedures en processen, ICT, opleidingen en huisvesting). Hiervan moet de nadere verdeling nog plaatsvinden.

614

Kunt u aangeven in hoeverre de taakstellingen in tabel 91.4 voor de jaren 2018 en verder door het Regeerakkoord van kabinet-Rutte III beïnvloed worden?

Antwoord 614:

Het regeerakkoord van kabinet Rutte-III heeft geen invloed op de door kabinet Rutte-II ingevoerde en reeds verwerkte taakstelling in tabel 91.4 van de begroting.

615

Kan per jaar uiteengezet worden hoeveel de Raad voor de Kinderbescherming tot en met 2021 moet bezuinigen op haar organisatie?

Antwoord 615:

In tabel 28 van bijlage 1 is weergegeven hoe het financiële kader voor de apparaatsuitgaven en -kosten van de Raad voor de Kinderbescherming tot en met 2022 zich verhoudt tot het kader van 201679.

616

In hoeverre valt het negatieve saldo in het jaar 2022 op de post Onvoorzien, veroorzaakt door een post van 267 miljoen euro negatief als onderdeel van de kasschuif Pensioenregeling politie en waarvan de dekking plaatsvindt in de jaren na 2022, binnen verantwoord begrotingsbeleid?

Antwoord 616:

Zie het antwoord op vraag 87.

617

Hoeveel extra geld wordt in deze begroting vrijgemaakt om de werkdruk bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) te verlichten? Kan dit tot en met 2022 per jaar uiteengezet worden?

Antwoord 617:

Zie het antwoord op vraag 22.

618

Waarom worden de begrote beschikbare bedragen voor intramurale forensische zorg in GGZ-instellingen en voor inkoop ambulante forensische zorg verlaagd?

Antwoord 618:

Bij de intramurale forensische zorg is sprake van een lichte terugloop. De in de begroting opgenomen bedragen zijn gebaseerd op de jaarlijkse prognose van de capaciteitsbehoefte in de forensische zorg. Het prognosemodel geeft aan dat de behoefte aan intramurale forensische zorgplaatsen licht afneemt (–1 procent in 2018 t.o.v. 2017). Ten aanzien van ambulante forensische zorg is echter geen sprake van een verlaging. De beschikbare bedragen in de begroting laten juist zien dat er bij de ambulante forensische zorg sprake is van een lichte stijging (+0,4 procent in 2018 t.o.v. 2017). Deze raming is gebaseerd op de ontwikkeling van de afgelopen jaren. De ontwikkeling sluit aan bij het streven om forensische zorg ambulant aan te bieden waar mogelijk.

619

Hoe vaak is het afgelopen jaar Tbs opgelegd?

Antwoord 619:

In 2016 heeft de rechter 168 tbs-maatregelen bevolen. Het betrof 98 keer een tbs met verpleging van overheidswege en 70 maal een tbs met voorwaarden.

620

Hoe vaak is het afgelopen jaar Tbs met dwangverpleging opgelegd?

Antwoord 620:

Van de 168 tbs-opleggingen in 2016, betrof het in 98 gevallen een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.

621

Hoe vaak zijn het afgelopen jaar Tbs’ers niet teruggekomen van onbegeleid verlof?

Antwoord 621:

Jaarlijks vinden 40.000 verlofbewegingen plaats.80 Na begeleid verlof zijn er meerdere fasen van verlof waar geen sprake is van begeleiding, waaronder transmuraal verlof. Tijdens deze onbegeleide verloffasen is het in 2016 27 keer voorgekomen dat een tbs-gestelde niet op tijd is teruggekeerd.

622

Hoe vaak zijn het afgelopen jaar Tbs’ers op verlof de fout in gegaan?

Antwoord 622:

De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) registreert politiecontacten. Uit die cijfers blijkt dat negen tbs-gestelden in contact zijn gekomen met de politie, omdat zij werden verdacht van het plegen van een nieuw delict tijdens hun verlof in 2016. Dit aantal is ten opzichte van het totaal aantal verlofbewegingen van circa 40.000 – minder dan een promille.81

623

Wat zijn de recidivecijfers bij Tbs’ers?

Antwoord 623:

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum heeft becijferd dat 19 procent van de patiënten van wie de tbs met verpleging van overheidswege is geëindigd binnen twee jaar wederom een strafbaar feit pleegt (algemene recidive). 7,2 procent van de uitgestroomde tbs-gestelden pleegt binnen een periode van twee jaar een delict waarvoor een tbs-maatregel kan worden opgelegd. In de geobserveerde periode 2008–2012 zijn 537 tbs-gestelden uitgestroomd.

624

Wat zijn de recidivecijfers na een gevangenisstraf zonder Tbs?

Antwoord 624:

De meest recente algemene recidivecijfers hebben betrekking op het uitstroomcohort 2008–2012. 47,1% van de gedetineerden die in deze periode uit detentie werden ontslagen, heeft twee jaar na detentie gerecidiveerd waarbij het openbaar ministerie vervolging heeft ingesteld (bron: recidivemonitor WODC).

625

Waarop baseert u, gezien de lagere begroting van forensische zorg, de verwachting dat het aantal Tbs’ers zal dalen?

Antwoord 625:

De meerjarige capaciteitsplanning voor de terbeschikkingstelling (tbs) is gebaseerd op de behoefte aan capaciteit die jaarlijks wordt geraamd met behulp van het Prognosemodel Justitiële Ketens. Dit model laat voor de komende jaren een dalende behoefte aan tbs-capaciteit zien. De daling van de capaciteitsbehoefte kan worden verklaard door de gesignaleerde afname van het aantal opleggingen van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege en een daling van de gemiddelde behandelduur van deze tbs-variant.

626

Hoe vaak komt chemische castratie binnen tbs voor en hoe vaak komt chemische castratie buiten tbs voor?

Antwoord 626:

Libido remmende medicatie kan binnen en buiten de tbs slechts worden voorgeschreven door bevoegde artsen. De toediening van libidoremmers is altijd onderdeel van een bredere behandeling. Hoe vaak deze medicatie wordt voorgeschreven valt uitsluitend te herleiden uit dossiers van patiënten. De hiermee gemoeide tijdsinvestering is te fors om nu een aantal te kunnen noemen. Bovendien heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid geen inzicht in hoe vaak binnen het civielrechtelijke kader gebruik wordt gemaakt van libido remmende middelen.

627

Wat wordt bedoeld met «Omzet: Gratie»?

Antwoord 627:

Met omzet: gratie wordt bedoeld de kosten die gemaakt worden ten behoeve van het product gratie waarvoor geen, of geen kostendekkende tarieven (kunnen) worden geheven aan de eindgebruiker. Het betreft hier de kosten die in de kostenverdeelstaat van Justis worden toegerekend aan het product gratie. Het gaat hier dan ook om kosten op het gebied van personeel (direct en indirect), ICT, huisvesting en overige materiële uitgaven. Gratie is vermindering, verandering of kwijtschelding van een straf of maatregel die de rechter heeft opgelegd. Wie meent in aanmerking te komen voor gratie, kan bij Justis een verzoek indienen.

628

Wat zijn de financiële gevolgen van de te verwachten vertraging van de uitvoering van KEI?

Antwoord 628:

Zoals in de voortgangsrapportage van mei gemeld en de begroting van de Raad voor de rechtspraak opgenomen treedt er vertraging op in de implementatie van de KEI-wetgeving. Deze vertraging betekent dat de kosten langer doorlopen en de verwachte baten later kunnen worden gerealiseerd. De Raad bezint zich voor de vervolgimplementatie op een andere wijze van bouwen van het systeem, om later in het traject sneller en beter te kunnen implementeren. Ondertussen is een deel van de implementatie al gerealiseerd en is voor die fase sprake van regulier onderhoud en doorontwikkeling. Dit tezamen met onzekerheden rond de planning maakt dat de financiële gevolgen slechts indicatief kunnen worden aangegeven. In het langer doorlopen van de kosten is in opeenvolgende begrotingen en bij het prijsakkoord 2017–2019 voorzien. Doordat de baten later zullen worden gerealiseerd, ontstaat naar verwachting vanaf 2018 een tekort. Ik bespreek met de Raad hoe om te gaan met de tekorten wanneer die zich daadwerkelijk voordoen en zal u bij de voortgangsrapportage nader informeren.

629

Kunt u een overzicht geven van de oorspronkelijk begrootte kosten voor KEI en alle daaropvolgende aanpassingen en financiële tegenvallers?

Antwoord 629:

Bij de start van het programma KEI is in opdracht van de Raad voor de rechtspraak een globale business-case opgesteld die het karakter had van een eerste inventarisatie. De kosten werden daarin voorlopig geraamd op € 60 mln. Deze business-case is eind 2014 herijkt. Daarbij is de scope aanzienlijk uitgebreid met onder meer de onderwerpen strafrecht en toezicht. De totale kosten kwamen daardoor aanzienlijk hoger (€ 140 mln.) uit dan in de eerdere raming. De herijkte businesscase is met een toelichting van de Raad van de rechtspraak voor het Algemeen Overleg op 1 april 2015 aan uw Kamer gezonden.82 Daarin is de toename van de kosten globaal als volgt aangegeven:

  • Scopeverbreding met straf, toezicht, e-kanton: + € 23 mln. (exclusief het aandeel in algemene kosten)

  • Beter inzicht in de benodigde ICT-investeringen: +€ 22 mln.;

  • 15 lokale implementatieteams voor 3 jaar: + 3 x € 9 mln.;

  • versterking centrale projectteam periode t/m 2020: + 7 x 8 mln. (– € 9 mln. reeds geïdentificeerd in de eerste businesscase);

  • kosten werk-naar-werk-begeleiding: + € 19 mln.

Zoals gemeld in de voortgangsrapportage KEI die ik op 15 mei 2017 aan uw Kamer heb gezonden lopen de ontwikkelkosten door latere inwerkingtreding van de wetgeving langer door en komen de besparingen later.83 De Raad bezint zicht voor de vervolgimplementatie op een andere wijze van bouwen van het systeem, om later in het traject sneller en beter te kunnen implementeren. Ondertussen is een deel van de implementatie al gerealiseerd en is voor die fase sprake van regulier onderhoud en doorontwikkeling. Dit tezamen met onzekerheden rond de planning maakt dat de financiële gevolgen slechts indicatief kunnen worden aangegeven. In het langer doorlopen van de kosten is in opeenvolgende begrotingen en bij het prijsakkoord voorzien. Ik zal u bij de voortgangsrapportage nader informeren.

630

Klopt het dat de Raad voor de rechtspraak wil dat de bijdrage met 24 miljoen euro wordt bijgesteld (zie begrotingsvoorstel 2018 van de Raad voor de rechtspraak, pagina 23)? Gaat u daarmee akkoord? Is dat terug te zien in de begroting van 2018? Zo ja, waar?

Antwoord 630:

De door de Raad gevraagde bijstelling is vooral gebaseerd op de verwachte noodzakelijke aanpassing aan loon- en prijsontwikkelingen. De prijzen van de Rechtspraak worden eens in de 3 jaar aangepast, behoudens voor wat betreft loon- en prijsontwikkelingen: de prijzen worden hiervoor jaarlijks aangepast. Het bedrag van de gevraagde aanpassing is niet terug te zien in de begroting van Justitie en Veiligheid. Op pagina 47 van de begroting van Justitie en Veiligheid staat in tabel 32.4 de aanpassing van de bijdrage aan de Rechtspraak in enig jaar. Voor het jaar 2018 bedraagt deze aanpassing per saldo ruim € 5 mln. Dit is een saldobedrag dat beschikbaar is gesteld voor loon- en prijsontwikkelingen (+ € 17 mln.), een technische aanpassing die nog voortvloeit uit het Prijsakkoord 2017–2019 en verband houdt met huisvestingsmiddelen (– € 12 mln.) en een beperkte aanpassing als gevolg van volumeontwikkelingen. Afgezien van de bovengenoemde technische aanpassing is er sprake van een verschil van circa € 5 mln. tussen het bedrag dat de Rechtspraak vraagt en het bedrag dat in mijn bijdrage aan de Rechtspraak is verwerkt. Dit verschil is verwerkt in een lagere productieafspraak voor het jaar 2018.

631

Wat wordt bedoeld met de zin «Bezien wordt of met de inzet van de egalisatierekening een deel van de oplossing van deze problematiek kan worden gevonden.»?

Antwoord 631:

De egalisatierekening bedraagt op dit moment (stand ultimo 2016) bijna € 54 mln. Door de dalende zaaksinstroom wordt verwacht dat de egalisatierekening verder zal groeien. Mocht blijken dat de Rechtspraak een verlies draait dat niet meer is op te vangen door het eigen vermogen, dan zal in overleg met de Raad worden bezien of de inzet van de egalisatierekening een oplossing kan bieden.

632

Klopt het dat de Raad voor de rechtspraak in de jaren 2016–2018 een negatief eigen vermogen heeft? Wat zijn daarvan de gevolgen?

Antwoord 632:

De Raad voor de rechtspraak heeft op dit moment (stand ultimo 2016) een positief eigen vermogen van € 1,6 mln. De stand van het eigen vermogen eind 2017 en 2018 is op dit moment niet bekend. Wel verwacht de Raad in de jaren 2017 en 2018 een verlies te lijden dat niet door dit eigen vermogen kan worden opgevangen. Indien er sprake is van een negatief eigen vermogen, dan dient het ministerie dit aan te vullen tot 0. In die situatie zal het ministerie in samenspraak met de Raad maatregelen nemen, in lijn met artikel 21 van het Besluit Financiering Rechtspraak 2005.

633

Klopt het dat het eigen vermogen van de Raad voor de rechtspraak in 2018 op 28 miljoen euro negatief uitkomt? Is de Raad met een zodanig negatief eigen vermogen nog in staat om zelfstandig verantwoordelijkheid te nemen voor het beheer van de gerechten? In hoeverre is het in deze situatie nog mogelijk om een beroep te doen op de reserves van de Raad zoals aangegeven op pagina 47? Over welke reserves wordt dan gesproken?

Antwoord 633:

De stand van het eigen vermogen eind 2017 en 2018 is op dit moment niet bekend. Wel verwacht de Raad voor de rechtspraak in de jaren 2017 en 2018 een verlies te lijden dat niet door het eigen vermogen kan worden opgevangen. Indien er sprake is van een negatief eigen vermogen, dan dient het ministerie dit aan te vullen tot 0. In die situatie zal het ministerie en in samenspraak met de Raad maatregelen nemen, in lijn met artikel 21 van het Besluit Financiering Rechtspraak 2005. Eén van de maatregelen kan zijn dat er een beroep wordt gedaan op de egalisatierekening. De egalisatierekening bedraagt op dit moment (stand ultimo 2016) bijna € 54 mln. en door de dalende zaaksinstroom wordt verwacht dat de egalisatierekening verder zal groeien.

634

Waarom staat de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming niet in het overzicht van lopende wetgeving?

Antwoord 634:

Hier is sprake van een omissie die zal worden hersteld.

635

Wanneer is de geplande inwerkingtreding van de Boeken 1, 2, 3, 4, 5 en 6 van het Nieuwe Wetboek van Strafvordering?

Antwoord 635:

Op dit moment is nog niet te zeggen wanneer het nieuwe wetboek in werking zal treden. Het wetgevingstraject zal eerst afgerond moeten zijn. De boeken 3 tot en met 6 gaan voor het eind van dit jaar in formele consultatie. Als het wetgevingsproces is afgerond zal vervolgens ruim de tijd worden genomen voor de implementatie van het wetboek. Vooruitlopend daarop wordt in samenspraak met de ketenpartners in kaart gebracht welke voorbereidingen daartoe genomen moeten worden. In de voortgangsrapportages over de modernisering van het Wetboek van Strafvordering wordt periodiek verslag gedaan van de stappen die gezet worden in het wetgevingsproces alsmede van de activiteiten die worden ontwikkeld ter voorbereiding van de implementatie van het wetboek.84

636

Hoe is dat mogelijk dat in het wetgevingsprogramma twaalf wetten staan die nog in interne voorbereiding zijn maar volgens de planning toch per 1 januari 2018 in werking moeten treden? Van welke wetten denkt u dat de planning moet worden uitgesteld?

Antwoord 636:

Het betreft hier wetsvoorstellen waarvan de voorbereiding meer tijd vergde dan aanvankelijk was voorzien of waarvan na consultatie bleek dat heroverweging noodzakelijk was. Inwerkingtreding per 1 januari 2018 was daardoor niet meer mogelijk, maar de planning is vervolgens niet verwerkt in het overzicht. De planning is inmiddels in het wetgevingsprogramma aangepast.

637

Wat komt te staan in de Reparatiewet Veiligheid en Justitie 2017?

Antwoord 637:

Dit wetsvoorstel, dat als «Verzamelwet Justitie en Veiligheid» zal worden ingediend bij uw Kamer, stelt verbeteringen voor in een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het wetsvoorstel bevat enkel technische wijzigingen of wijzigingen van ondergeschikte aard die omissies van de wetgever herstellen. Daarmee is voldaan aan het criterium dat verzamelwetgeving geen (politiek) omstreden wijzigingsvoorstellen mag behelzen.85

638

Wanneer wordt de Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de modernisering van de zedentitel naar de Kamer gestuurd?

Antwoord 638:

Bij brief van 31 augustus 2017 is aan uw Kamer meegedeeld dat het deskundigenoverleg over de modernisering van de zedenwetgeving nog gaande is.86 Uw Kamer zal, conform verzoek, van de uitkomsten van dit overleg op de hoogte worden gesteld. Na afronding van het deskundigenoverleg kan naar verwachting in de loop van 2018 een wetsvoorstel tot modernisering van de zedenwetgeving in consultatie worden gegeven. Na behandeling in de ministerraad en advisering door de afdeling advisering van de Raad van State zal het wetsvoorstel bij uw Kamer worden ingediend.

639

Wat komt te staan in de Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de aanpassing van het overeenstemmingsvereiste in artikel 51 Wrra?

Antwoord 639:

In het nader rapport bij het advies van de afdeling advisering van de Raad van State over de amendementen bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) i.v.m. de uitbreiding van de mogelijke disciplinaire maatregelen tegen rechters, is aan de Tweede Kamer toegezegd dat het huidige overeenstemmingsvereiste in artikel 51 van de Wrra zal worden aangepast.87

Daarbij is als uitgangspunt genomen dat onderscheid zal worden gemaakt tussen enerzijds bepalingen die strekken tot het waarborgen van de rechterlijke onafhankelijkheid, en om die reden op het niveau van formele wet geregeld moeten worden, en anderzijds bepalingen die daar niet toe strekken en daarom op een lager niveau kunnen worden geregeld. Daarbij zou voor onderwerpen die op een lager niveau dan de formele wet worden geregeld het overeenstemmingsvereiste gelden, terwijl voor onderwerpen die in de formele wet worden geregeld het overeenstemmingsvereiste niet geldt. Over de precieze afbakening tussen de formele wet en lagere regelgeving zal nog overlegd worden met de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR).

Bij de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie 2017 is aangegeven dat de voorbereiding hiervan zo spoedig mogelijk ter hand zal worden genomen na hervatting door uw Kamer van de plenaire behandeling van het wetsvoorstel wijziging van de Wrra i.v.m. de uitbreiding van de mogelijke disciplinaire maatregelen tegen rechters (33 861), waar de reikwijdte van het overeenstemmingsvereiste voor de rechterlijke macht in relatie tot het recht van amendement van de Tweede Kamer in de eerste termijn aan de orde is geweest. Zodoende kan bij de voorbereiding van een wetsvoorstel tot wijziging van artikel 51 van de Wrra rekening worden gehouden met de uitkomsten van de discussie hierover in het parlement.

640

Wanneer wordt het Wetsvoorstel stelselvernieuwing rechtsbijstand (V&J) naar de Kamer gestuurd? Is de geplande inwerkingtreding van op 1 juli 2018 haalbaar?

Antwoord 640:

In het regeerakkoord is aangegeven dat een herziening van het stelsel wordt vormgegeven langs de lijnen van de adviezen van de commissie-Wolfsen en de commissie-Van der Meer. Uw Kamer wordt over de uitwerking van dit onderdeel van het regeerakkoord zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

641

Wanneer wordt de Wet bevordering mediation naar de Kamer gestuurd? Is de geplande inwerkingtreding van 1 januari 2018 haalbaar?

Antwoord 641:

In het regeerakkoord is vermeld dat de mogelijkheden worden onderzocht om buitengerechtelijke geschillenbeslechting, zoals mediation, uit te breiden. Daarbij is aangegeven dat met name in het civiel recht en het bestuursrecht mediation een goed alternatief kan zijn voor de gang naar de rechter. Als randvoorwaarde is daarbij gesteld dat een en ander niet de toegang tot de rechter dient te beperken.

De consultatie van het conceptwetsvoorstel Wet bevordering mediation heeft geleid tot enkele (zeer) kritische reacties, die in bepaalde gevallen tegengestelde richtingen bepleiten. In een aantal reacties zijn zorgen geuit over beperkingen die het wetsvoorstel zou kunnen opleveren voor de gang naar de rechter. Om het wetgevingsproces te bevorderen en om te kunnen komen tot een wetsvoorstel dat op een zo breed mogelijk draagvlak kan rekenen, heeft op initiatief van mijn ambtsvoorganger in juli 2017 een rondetafelbijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle personen en organisaties zijn uitgenodigd die inhoudelijk hebben gereageerd naar aanleiding van de consultatie.

De genoemde randvoorwaarde die het regeerakkoord stelt aan bevordering van mediation als methode van buitengerechtelijke geschiloplossing, alsmede de uitkomsten van de consultatie en de rondetafelbijeenkomst worden betrokken bij de te nemen vervolgstappen. Gelet op de vele uiteenlopende en kritische reacties die een zorgvuldige overweging verdienen, is de in de begrotingstoelichting opgenomen planning niet meer haalbaar gebleken.

642

Hoe verhoudt de Wijziging Sv in verband met enige wijzigingen van de regeling van voorlopige hechtenis zich tot de geplande modernisering van het Wetboek van Strafvordering?

Antwoord 642:

Het conceptwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met enige wijzigingen van de regeling van voorlopige hechtenis is inmiddels ingehaald door de voortgang van de conceptwetsvoorstellen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Dit wetsvoorstel zal daarom niet als zelfstandig voorstel worden doorgezet, maar de onderwerpen zullen worden meegenomen bij de wetsvoorstellen in het kader van de modernisering. Dat geldt evenwel niet voor de in het wetsvoorstel opgenomen verruiming van de mogelijkheden om de gevangenneming van verdachten te bevelen. In de over het wetvoorstel ontvangen adviezen zijn principiële bezwaren gerezen tegen dit onderdeel van het voorstel en werd het nut en de noodzaak ervan in twijfel getrokken omdat het voorstel slechts betrekking heeft op een beperkt aantal verdachten. In het licht hiervan wordt dit onderdeel van het conceptwetsvoorstel niet verder doorgezet.

643

De uitvoeringswet EU-insolventieverordening (Kamerstuk 34 729) had al in werking moeten treden op 26-6-2017. Wanneer wordt de nota naar aanleiding van het verslag naar de Kamer gestuurd?

Antwoord 643:

De nota naar aanleiding van het verslag is op 6 november 2017 naar uw Kamer gestuurd.

644

Wat zijn de budgettaire gevolgen van het niet tijdig in werking treden van de Wet Kansspelen op afstand (Kamerstuk 33 996)?

Antwoord 644:

Er is sprake van een voorziene derving van inkomsten uit kansspelbelasting van € 20 mln. per jaar als gevolg van het uitstel van de inwerkingtreding van de Wet KOA tot (effectief) 1 januari 2019. De dekking hiervan is door de Minister van Financiën gevonden binnen de kansspelsector met een tijdelijke verhoging van de kansspelbelasting.

645

Klopt het dat de afpakopbrengsten van meer dan tien miljoen euro in het verleden mochten worden gebruikt om tegenvallers elders op de departementale begroting op te lossen, maar dat deze nu in de algemene middelen vallen? Krijgt u hiervoor een compensatie? Zo ja, hoeveel?

Antwoord 645:

Indien de hoge afpakbedragen (groter dan 10 mln.) groter waren dan in de begroting geraamd, mochten deze in het verleden inderdaad worden gebruikt om tegenvallers elders op de JenV-begroting op te lossen. Tot en met kabinet Rutte I werd er geen onderscheid gemaakt tussen ontvangsten groter of kleiner dan 10 mln. Indien er meer ontvangsten waren konden deze worden gebruikt om verhogingen in de uitgaven te dekken. Bij een lagere opbrengst dan begroot moest JenV dekking zoeken en tot verlagingen van de uitgaven overgaan. Deze praktijk leidde tot veel onrust tijdens de begrotingsuitvoering en een instabiel meerjarig perspectief. Daarom is tijdens Rutte II de afspraak gemaakt dat de opbrengsten van grote zaken (d.w.z. groter dan 10 mln.) aan de algemene middelen toevallen (minus een jaarlijks vast te stellen percentage dat ten goede komt aan de JenV-begroting). Voor deze – per jaar onvoorspelbare ontvangsten – is eind 2015 besloten om ter compensatie voor JenV zowel het uitgavenkader van de JenV-begroting als het ontvangstenkader met 100 mln. te verhogen. Daarbij is afgesproken dat, ongeacht of deze extra geraamde opbrengsten zich in enig jaar realiseren, JenV altijd de 100 mln. uitgaven mag besteden. Het risico voor wat betreft de daadwerkelijke ontvangsten uit «afpakken groter dan 10 mln.» ligt daardoor niet bij JenV maar bij de algemene middelen. Daarbij is overeengekomen dat alle afpakopbrengsten lager dan 10 mln. ten goede blijven komen aan JenV. Dat betekent echter ook dat het risico voor deze geraamde ontvangsten bij JenV ligt. Hierdoor is er voor dat deel nog steeds de plicht om bij tegenvallende opbrengsten, compensatie op de JenV begroting te zoeken. Bij miljoenennota 2018 is voor het jaar 2017 rekening gehouden met een tegenvaller van 90 mln. op «afpakken kleiner dan 10 mln.»

Met ingang van 2018 komen conform het Regeerakkoord van Rutte III alle afpakopbrengsten ten goede aan de algemene middelen, er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen grote en kleine opbrengsten. Daardoor is het risico op de JenV begroting voor alle afpak-opbrengsten weggenomen en is er rust op de JenV-begroting ontstaan, ook in meerjarig perspectief.

646

Hoe ontstaat precies het te verwachten tekort van 90 miljoen euro op afpakken crimineel vermogen?

Antwoord 646:

Zie het antwoord op vraag 104.

647

Hoe realistisch is de verwachting dat in Nederland, zoals in de EU PNR-richtlijn voorgeschreven, per mei 2018 over een Passenger Information Unit beschikt? Wat zijn de budgettaire gevolgen indien de deadline van mei 2018 niet gehaald wordt? Welke middelen komen hierdoor vrij?

Antwoord 647:

De implementatie datum van de PNR-richtlijn van 25 mei 2018 is strikt. De Europese Commissie kan een infractieprocedure starten tegen een lidstaat wegens een te late nationale implementatie van een richtlijn. De Commissie bepaalt zelf welke boete en/of dwangsom volgens haar passend is. Het Ministerie van Buitenlandse zaken geeft op haar website een rekenvoorbeeld voor de situatie van Nederland weer. De startboete is 3,7 mln. en kan, afhankelijk van de duur van de inbreuk, oplopen tot 22 mln. Ik verwacht dat het wetsvoorstel voor de implementatie van de richtlijn dit najaar aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. De NCTV is met het Ministerie van Defensie en de KMAR overeengekomen dat de eenheid Passagiersinformatie Nederland (Pi NL) als zelfstandige organisatie onder beheer van het Ministerie van Defensie zal worden gehuisvest bij de KMar. In gezamenlijkheid worden voorbereidingen getroffen zodat de eenheid per mei 2018 operationeel is. De oprichting van de eenheid ligt op schema. De middelen die zijn vrijgemaakt voor de exploitatie betreffen in oplopende reeks 22 mln. per jaar vanaf 2020.

648

Waarom staat alleen voor het jaar 2019 een nieuwe mutatie voor de autoriteit persoonsgegevens?

Antwoord 648:

Het extra budget voor de Autoriteit Persoonsgegevens is binnen de begroting van Justitie en Veiligheid gevonden op de beleidsartikelen 91 en 92. Er zijn dus twee nieuwe mutaties (een op beleidsartikel 91 voor het jaar 2019 en een op beleidsartikel 92 voor het jaar 2017 en volgende jaren).

649

Kunt u aangeven op welke wijze in de begroting budget gereserveerd wordt voor het toepassen van mediation in het strafrecht? Kunt u verduidelijken hoe de motie-Recourt c.s. (Kamerstuk 29 911, nr. 147) wordt uitgewerkt in deze begroting? Hoe verhoudt de subsidie aan Perspectief Herstelbemiddeling zich tot mediation in het strafrecht?

Antwoord 649:

Vorig jaar is voor het jaar 2017 dekking gevonden in het niet doorgaan van de wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak. Ik constateer dat de meerjarige vrijval vanwege het niet doorgaan van dit wetsvoorstel in de Voorjaarsnota 2017 is gebruikt als dekking voor meerjarige uitvoeringsproblematiek op de JenV-begroting en verwerkt in de eerste suppletoire begroting 2017.

Perspectief Herstelbemiddeling ontvangt van mij jaarlijks € 1,3 mln. subsidie. Deze subsidie is bedoeld om slachtoffers en daders op vrijwillige basis met elkaar in contact te brengen ten behoeve van herstel van emotioneel leed naast het strafproces.

650

Is de 1,5 miljoen euro die in 2017 is vrijgemaakt om mediation in het strafrecht verder uit te rollen naar elf arrondissementen nu structureel in de begroting verwerkt of niet? Zo ja, waar is dit bedrag te vinden? Zo nee, waarom niet, gelet op de aangenomen motie-Recourt c.s. hierover (Kamerstuk 29 911, nr. 147)?

Antwoord 650:

Zoals ik hiervoor bij het antwoord op vraag 649 heb toegelicht zijn in de begroting voor 2018 geen financiële middelen beschikbaar voor het toepassen van mediation in het strafrecht. Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer op 28 oktober 2016 in de meerjarenagenda slachtofferbeleid inhoudelijk toegelicht waarom hiervoor na 1 november 2016 geen middelen meer beschikbaar waren. De schaarse middelen voor slachtoffers moeten worden ingezet op andere onderwerpen, waar niet alleen een beperkte groep, maar meer slachtoffers bij gebaat zijn.

Op 14 februari 2017 heeft de Kamer de in uw vraag genoemde motie nr. 147 van het lid Recourt c.s. aangenomen die de regering verzoekt om bij toekomstige begrotingen minimaal 1,5 mln. te reserveren voor mediation in het strafrecht. Ik moet constateren dat gezien de forse budgettaire uitdagingen het niet is gelukt om aan het verzoek in deze motie te voldoen bij deze begroting.

651

Kan worden aangegeven hoe de beide moties-Van Nispen/Recourt (Kamerstuk 29 911, nr. 143 en nr. 144) uitgevoerd zijn/gaan worden?

Antwoord 651:

Over de uitvoering van beide moties wordt de Kamer in een brief nader geïnformeerd. De Kamer ontvangt deze brief voor de begrotingsbehandeling.

652

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering aangenomen motie-Van Nispen/Swinkels (Kamerstuk 34 159, nr. 14) over het opnemen van verhoren? Hoe wordt dit specifiek meegenomen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering?

Antwoord 652:

Het mogelijk maken van auditieve en/of audiovisuele registratie van verhoren betreft een lange termijn-ontwikkeling. Momenteel worden (mede in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering) de mogelijkheden onderzocht voor ketenbrede pilots met auditieve of audiovisuele registratie van de diverse onderdelen van het strafrechtelijk onderzoek. Bij de modernisering van het Wetboek van Strafvordering wordt ernaar gestreefd om de bepalingen over het registreren van de diverse onderdelen van de strafrechtelijke procedure techniekonafhankelijk te formuleren, zodat de wet ruimte biedt om auditieve en/of audiovisuele registratie mogelijk te maken.

653

Is het WODC inmiddels, naar aanleiding van de aangenomen motie-Van Tongeren/Swinkels (Kamerstuk 34 091, nr.18), gestart met het aangekondigde onderzoek naar de maatschappelijke positie van sekswerkers? Wat is de verwachte duur van dit onderzoek en op welke termijn kan de Kamer de uitkomsten hiervan verwachten?

Antwoord 653:

Het WODC heeft het onderzoek afgelopen september opgestart. Naar verwachting is dit onderzoek voor de zomer van 2018 afgerond. Na oplevering van het onderzoek informeer ik uw Kamer over de uitkomsten.

654

Wat is de stand van zaken van de door het WODC uitgevoerde nulmeting naar aanleiding van de aangenomen motie-Berndsen-Jansen (Kamerstuk 33 685, nr.14) over het evalueren van de verruimde mogelijkheden voor de bestrijding van financieel-economische criminaliteit? Op welke wijze wordt vervolg gegeven aan deze nulmeting om tot een evaluatie te komen, zoals in de motie toe wordt opgeroepen?

Antwoord 654:

De nulmeting wordt momenteel uitgevoerd door het WODC. Naar verwachting wordt het eindrapport in de eerste helft van 2018 opgeleverd. Op basis van dat rapport zal worden bekeken op welke wijze tot een evaluatie kan worden gekomen.

655

Bent u van plan het begrip roekeloosheid in de Wegenverkeerswet 1994 aan te passen? Zo ja, hoe en wanneer?

Antwoord 655:

Dat ben ik inderdaad van plan. Op 20 juli jongstleden heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer de beleidsreactie op het onderzoek «Straftoemeting ernstige verkeersdelicten» toe doen komen.88 Met deze beleidsreactie is uw Kamer de toezegging gedaan dat er een wetsvoorstel in voorbereiding wordt genomen om onder andere op een andere wijze invulling te geven aan het begrip roekeloosheid in de Wegenverkeerswet 1994. Dit omdat de onderzoekers van de RUG concluderen dat er sprake is van een juridisch knelpunt omdat de Hoge Raad strengere eisen stelt aan het bewijs van roekeloosheid dan de wetgever voor ogen had. Ik ben voornemens betreffend wetsvoorstel op korte termijn in consultatie te geven.

656

Waarom wordt er gekozen voor een bezuiniging op het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid?

Antwoord 656:

Zie het antwoord op vraag 165.

657

Klopt het dat de subsidie aan Stichting Geschillencommissie voor Consumentenzaken in de komende twee jaar volledig wordt afgebouwd en de Stichting Geschillencommissie Consumentenzaken daarmee feitelijk wordt opgeheven?

Antwoord 657:

Zie het antwoord op 141.

658

Klopt het dat in deze begroting een extra bezuiniging van 110.000 euro is opgenomen voor de NVvR en dat deze bezuiniging daarmee bovenop de korting van 277.000 euro komt die de NVvR al in 2017 moet incasseren? Zo ja, waarom is hiervoor gekozen?

Antwoord 658:

Zie het antwoord op vraag 142.

659

Klopt het dat de subsidie aan de NVvR in 2018 bijna gehalveerd zal zijn ten opzichte van de subsidie die zij in 2016 nog mocht ontvangen en wat is hiervoor de rechtvaardiging?

Antwoord 659:

Zie het antwoord op vraag 142.

660

Waarom wordt de subsidie voor het CCV afgebouwd? Hoe verhoudt dit zich tot het amendement-Tellegen c.s. (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 28) waarin is bepaald dat er structureel extra geld wordt uitgetrokken voor het CCV?

Antwoord 660:

Zie het antwoord op vraag 165.

661

Kan aangegeven worden waarom het noodzakelijk geacht wordt de subsidie aan Stichting expertisecentrum kindermisbruik (EOKM) met 113.000 euro te verlagen voor de komende jaren?

Antwoord 661:

Vorig jaar is voor het jaar 2017 dekking gevonden in het niet doorgaan van de wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak. Ik constateer dat de meerjarige vrijval vanwege het niet doorgaan van dit wetsvoorstel in de Voorjaarsnota 2017 is gebruikt als dekking voor meerjarige uitvoeringsproblematiek op de JenV-begroting en verwerkt in de eerste suppletoire begroting 2017.

662

Kan worden aangegeven waarom de subsidie aan Sektesignaal zal worden stopgezet vanaf 2018, wat is hiervoor de rechtvaardiging?

Antwoord 662:

De beslissing om de subsidie aan Sektesignaal vanaf 2018 stop te zetten is ingegeven door de algehele financiële situatie binnen het departement en de noodzaak om keuzes te maken.

663

In hoeverre hebben de wijzigingen in de controle taak binnen het ministerie en het beleggen van eigenaarschap van dertien uitvoeringsorganisaties bij de Secretaris Generaal betekenis voor de controlerende taak van de Kamer op de begroting? Heeft dit tot wijzigingen geleid in de mate van zelfstandigheid van betrokken organisaties en daarmee geleid tot meer of minder afstand ten opzicht van de controle functie van de Kamer?

Antwoord 663:

De wijzigingen in de controle taak binnen het ministerie en het beleggen van eigenaarschap van dertien uitvoeringsorganisaties bij de secretaris-generaal hebben geen invloed op de controlerende taak van de Kamer op de begroting. Daarnaast hebben de wijzigingen in de controle taak en het eigenaarschap geen veranderingen in de zelfstandigheid van uitvoeringsorganisaties tot gevolg. Er wordt gewerkt conform geldende wet- en regelgeving. De veranderingen in de controle taak en het eigenaarschap leiden tot een kwaliteitsimpuls op de interne controle binnen het ministerie.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2016/17, 29 628, nr. 679.

X Noot
6

Artikelen 1:385 lid 2, 1:446a en 1:459 lid 3 BW.

X Noot
7

Zie ook Kamerstukken II 2011/12, 33 054, nr. 3, p. 25 en nr. 6, p. 17.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2015/16, 34 485 VI, nr. 2.

X Noot
9

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
10

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
11

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
13

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
14

Kamerstukken II, 2012/13, 32 317, CP.

X Noot
17

Kamerstukken II, 2016/17, 25 124, nummer 83.

X Noot
18

Kamerstukken II, 2015/16, 24 587, nummer 654.

XNoot
*

Kamerstukken II, 2017/18, 26 643, nr. 487 en Kamerstukken II, 2017/18, 26 643, nr. 488.

X Noot
20

Aanhangsel Handelingen II, 2017/18, 410.

X Noot
21

Het toenmalige Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) en de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) hebben hierover met elkaar afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Convenant Re-integratie van

(ex-)gedetineerden (2014).

X Noot
22

Kamerstukken II, 2015/16, 31 477, nr. 11.

X Noot
23

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
25

Kamerstukken II, 2017/18, 2017Z15815.

X Noot
26

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
27

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
28

Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II, 2015/16, 29 911, nr. 129.

X Noot
29

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
30

Kamerstukken II, 2016/17, 28 684, nr. 496.

X Noot
31

Kamerstukken II, 2016/17, 34 730, nr. 1.

X Noot
32

Kamerstukken II, 2016/17, 34 550 VI, nr. 113.

X Noot
33

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
34

Kamerstukken II, 2016/17, 2017D22672.

X Noot
35

European judicial systems, Efficiency and quality of justice, CEPEJ STUDIES No. 23, p. 36 tabel 3.47.

X Noot
36

Kamerstukken II, 2015/16, 31 753, nr. 118.

X Noot
37

Kamerstukken II, 2017/18, 34 775 VI, nr. 2, p. 9.

X Noot
38

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
39

Zie onder meer de antwoorden op vragen naar aanleiding van de contourennota modernisering rechterlijke organisatie: Kamerstukken II, 1998/99, 26 352, nr. 5, blz. 8.

X Noot
40

Dit onderzoek is terug te vinden via de website http://www.hiil.org/data/sitemanagement/media/Report_legal_aid_in_ Europe.pdf.

X Noot
41

Kamerstukken II, 2015/16, 34 300 VI, nr. 48.

X Noot
42

Bron: Veiligheidsmonitor 2016. Den Haag: CBS, 2017. https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2017/09/veiligheidsmonitor-2016, tabel 4.1, bladzijde 70.

X Noot
44

Zie blz. 97 van de begroting JenV 2018.

X Noot
45

Zie blz. 98 van de begroting JenV 2018.

X Noot
46

Zie blz. 97 van de begroting JenV 2018.

X Noot
48

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
49

Kamerstukken II, 2016/17, 33 552, nr. 23.

X Noot
50

Artikel 9.18, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb).

X Noot
51

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
52

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
53

Kamerstukken II, 2016/17, 30 111, nr. 102.

X Noot
54

Kamerstukken II, 2016/17, 34 725, nr, 1, p. 100.

X Noot
55

Zie t.a.v. de overgangsregeling ook Kamerstukken II, 2015/16, 19 637, nr. 2190.

X Noot
56

Onder de 18 jaar oud op de dag van de beslissing van de IND.

X Noot
57

Niet alle bewaringszaken komen in aanmerking voor een overdracht aan de DT&V door de KMar of de NP. Dit kan bv. zijn door een vroege opheffing van de bewaring nog voordat een overdracht had kunnen plaats vinden. Op grond van de bewaringszaken die wel bekend zijn bij de DT&V (ruim 90%) kunnen cijfers over het soort vertrek worden verstrekt. Van de zaken die niet bekend zijn bij de DT&V is die informatie niet beschikbaar.

X Noot
58

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
62

Zie o.a. de Frontex rapportages die beschikbaar zijn via http://frontex. Europa.eu/publications/.

X Noot
64

Zie o.a. Kamerstukken II, vergaderjaar 2016/17, 34 730 XVII, nr. 3 en Kamerstukken II, 2017/18, 32 317, nr. 490.

X Noot
65

Centraal Amerika, Djibouti, Ethiopië, Oeganda, Somalië en Tanzania.

X Noot
66

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
67

Kamerstukken II, 2016/17, 19 637, nr. 2316.

X Noot
68

Aanhangsel Handelingen II, 2016/17, nrs. 1788, 1789 en 1790.

X Noot
69

In april 2016 is de City Deal warm welkom talent ondertekend door de Ministeries van EZ, VenJ, SZW, OCW en de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Eindhoven en Groningen. Het doel is de aantrekkingskracht van Nederland te vergroten voor ambitieus ondernemend talent uit het buitenland. De focus ligt op start-ups, scale-ups (snelgroeiende bedrijven) en zelfstandige ondernemers.

X Noot
71

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
73

Pagina 56, UNHCR Refugee Emergency Response in Europa, Supplementary Appeal January-December 2016, beschikbaar via http://reporting.unhcr.org/sites/default/files/UNHCR%20Refugee%20Emergency%20Response%20in%20 Europe%20SB%20-%20January%20-%20December%202016%20-%20August%202016.pdf

X Noot
77

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
78

Kamerstukken II, 2016/17, 34 550 B, nr. 14, p. 136.

X Noot
79

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
80

Kamerstukken II 2016/17, 29 452, nr. 218.

X Noot
81

Kamerstukken II 2016/17, 29 452, nr. 218.

X Noot
82

Kamerstukken II 2014/15, 29 279, nr. 228.

X Noot
83

Kamerstukken II 2016/2017, 29 279, nr. 383.

X Noot
84

Kamerstukken 29 279, nrs. 331, 372 en 395.

X Noot
85

Conform Kamerstukken I, 2010/11, 32 500 VI, M.

X Noot
86

Kamerstukken II, 2016/17, 29 279, nr. 394.

X Noot
87

Kamerstukken II, 2015/16, 33 861, nr. 20.

X Noot
88

Kamerstukken II, 2016/17, 29 398, nr. 567.

Naar boven