32 891 Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart)

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 november 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel E wordt in artikel 19, tweede lid, «onder d» vervangen door: onderdeel d.

2. In onderdeel II, onderdeel 2, wordt «zevende, eerste volzin, lid» vervangen door: zevende lid, eerste volzin.

3. In onderdeel SS, onderdeel 2, wordt «de tweede volzin» vervangen door: de derde volzin.

4. In onderdeel UU, onderdeel 2, wordt «met de titel hoofd van het ressortsparket» vervangen door: met de titel van hoofd van het ressortsparket.

B

In artikel III komt onderdeel C te luiden:

C

Artikel 5b wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

a. De tekst «als bedoeld in de artikel» wordt vervangen door: als bedoeld in artikel.

b. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is niet van toepassing in geval van een benoeming in het ambt van procureur-generaal of landelijk hoofdadvocaat-generaal.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. In geval van een benoeming van een rechterlijk ambtenaar in een bij een tot het openbaar ministerie behorend parket te vervullen ambt door het College van procureurs-generaal als bedoeld in artikel 2, vierde en vijfde lid, wordt bij besluit van het College van procureurs-generaal vastgesteld bij welk parket dat ambt door hem wordt vervuld.

3. In het vierde lid wordt «onderscheidenlijk tweede lid» vervangen door «, tweede lid onderscheidenlijk derde lid» en wordt «onderscheidenlijk Onze Minister» vervangen door: , Onze Minister onderscheidenlijk het College van procureurs-generaal.

D

In artikel IV, onderdeel A, wordt artikel 3 gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel c wordt de punt na «salarishoogte» vervangen door een puntkomma.

2. De onderdelen e en f worden geletterd f en g.

3. Na onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. de griffie alle werkdagen gedurende ten minste zes uren per dag is geopend;.

E

In artikel V, onderdeel A, wordt artikel 4 gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel c wordt de punt na «salarishoogte» vervangen door een puntkomma.

2. De onderdelen e en f worden geletterd f en g.

3. Na onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. de griffie alle werkdagen gedurende ten minste zes uren per dag is geopend;.

F

Artikel VI wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 46b, eerste lid, komt te luiden:

1. Elke raad van discipline bestaat uit een voorzitter, ten hoogste dertien plaatsvervangende voorzitters, ten hoogste zestien leden-advocaten en ten hoogste 30 plaatsvervangende leden-advocaten.

2. In onderdeel C wordt na «Artikel 51,» ingevoegd: eerste lid,.

G

Artikel XI wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «artikel I, onderdeel CC, van die wet in werking is getreden» vervangen door: deel A, artikel I, onderdelen CC en CCCCC, van die wet in werking zijn getreden.

2. Na onderdeel D worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

E

Bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel 1 wordt «Wet op de rechterlijke organisatie: de artikelen 41, achtste lid, 59, achtste lid, en 100» vervangen door: Wet op de rechterlijke organisatie: de artikelen 46a, eerste lid, 62a, eerste lid, en 100.

2. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift en de eerste volzin wordt «de rechtbank te ’s-Gravenhage» vervangen door: de rechtbank Den Haag.

b. De tekst «Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de artikelen 43 en 45, vierde lid» wordt vervangen door: Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de artikelen 43 en 45, vierde lid, en met dien verstande dat de rechtbank Den Haag beroepen tegen besluiten als bedoeld in artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 kan behandelen in alle zittingsplaatsen van alle rechtbanken, als bedoeld in artikel 21b, eerste en tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

3. In artikel 7, opschrift en eerste volzin, wordt «de rechtbank te Rotterdam» telkens vervangen door: de rechtbank Rotterdam.

4. Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid wordt «de rechtbank te Arnhem» vervangen door: de rechtbank Oost-Nederland.

b. In het tweede lid wordt «de rechtbanken te Leeuwarden, Arnhem, Haarlem, ’s-Gravenhage en Breda» vervangen door: de rechtbanken Noord-Nederland, Oost-Nederland, Noord-Holland, Den Haag en Zeeland-West-Brabant.

c. In het derde lid wordt «de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de raad is gevestigd» vervangen door: de rechtbank in het arrondissement waar de raad is gevestigd.

d. In het vierde lid wordt «de rechtbank te Haarlem» vervangen door: de rechtbank Noord-Holland.

F

In deel Ba, artikel XII, wordt «de rechtbank te Haarlem» vervangen door: de rechtbank Noord-Holland.

H

Artikel XIV wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel B, wordt na «336, derde lid,» ingevoegd: «337, tweede lid,» en wordt na «447, eerste lid,» ingevoegd: 452, eerste lid,.

2. In onderdeel D wordt ««'s-Gravenhage» vervangen door: 's-Gravenhage.

I

Na artikel XVII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XVIIa

In artikel 54 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet wordt «het gerechtshof te Amsterdam» telkens vervangen door: het gerechtshof Amsterdam.

J

In artikel LXXXI, onderdeel B, wordt «Den Haag»» vervangen door: Den Haag»,.

K

In de artikelen LXXXV en LXXXVI wordt «artikel 1» telkens vervangen door «artikel 2» en wordt «bij de rechtbanken» telkens vervangen door: bij de arrondissementsparketten.

L

In artikel XCV wordt «15, eerste lid, en» vervangen door: 15, eerste lid,.

M

In artikel XCVIII, onderdeel B, wordt «in het tweede lid» vervangen door: In het tweede lid.

N

In artikel C, onderdeel D, wordt na «artikel 12» ingevoegd: , eerste lid,.

O

In de artikelen CII, derde lid, CIV, derde lid, en CV wordt «Zwolle-Lelystad» telkens vervangen door: te Zwolle-Lelystad.

P

Artikel CXVI wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid komt te luiden:

6. De benoemingen van degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I zitting hebben als plaatsvervangend voorzitter, lid-advocaat of plaatsvervangend lid-advocaat in de raad van discipline in het ressort Arnhem of in het ressort Leeuwarden worden van rechtswege gewijzigd in dezelfde benoeming bij de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden.

2. In het zevende en achtste lid wordt «raad voor discipline» telkens vervangen door: raad van discipline.

3. In het achtste lid wordt «raden voor discipline» vervangen door: raden van discipline.

4. In het tiende lid wordt «en plaatsvervangende leden-advocaten» vervangen door: , plaatsvervangende leden-advocaten en griffier.

Q

Artikel CVIII wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste, tweede, vierde, zesde en zevende lid wordt «, Zutphen of Zwolle-Lelystad» vervangen door: of Zutphen.

2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Ten aanzien van degenen voor wie op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I is vastgesteld dat zij het ambt van senior rechter A, senior rechter, rechter, rechter-plaatsvervanger, senior-gerechtsauditeur, gerechtsauditeur of rechterlijk ambtenaar in opleiding vervullen bij de rechtbank te Zwolle-Lelystad, wordt die vaststelling van rechtswege gewijzigd in de vaststelling dat zij datzelfde ambt vervullen bij de rechtbank Oost-Nederland onderscheidenlijk, indien zij hun ambt direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I gewoonlijk vervullen in of vanuit de gemeente Lelystad, bij de rechtbank Midden-Nederland.

3. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Ten aanzien van de rechters-plaatsvervangers die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I hun ambt bij de rechtbank te Zwolle-Lelystad op basis van een aanwijzing vervullen, wordt de aanwijzing van rechtswege gewijzigd in dezelfde aanwijzing bij de rechtbank Oost-Nederland onderscheidenlijk, indien zij hun ambt op die basis direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I gewoonlijk vervullen in of vanuit de gemeente Lelystad, bij de rechtbank Midden-Nederland.

4. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De benoemingen van degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I zijn benoemd als deskundig lid onderscheidenlijk plaatsvervangend deskundig lid van de pachtkamer van de rechtbank te Zwolle-Lelystad worden van rechtswege gewijzigd in een benoeming als deskundig lid onderscheidenlijk plaatsvervangend deskundig lid van de pachtkamer van de rechtbank Oost-Nederland onderscheidenlijk, indien zij hun ambt direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I gewoonlijk vervullen in of vanuit de gemeente Lelystad, van de rechtbank Midden-Nederland.

5. Aan het zesde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De tewerkstellingen van degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I in een functie, anders dan die genoemd in het eerste tot en met vijfde of achtste lid en niet zijnde de functie van directeur bedrijfsvoering, op basis van een aanstelling in vaste dienst werkzaam zijn bij de rechtbank te Zwolle-Lelystad, worden van rechtswege gewijzigd in een tewerkstelling in dezelfde functie bij de rechtbank Oost-Nederland onderscheidenlijk, indien voor hen direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I de gemeente Lelystad als standplaats is aangewezen, bij de rechtbank Midden-Nederland.

6. Aan het zevende lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Ten aanzien van degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I op basis van een aanstelling in tijdelijke dienst in een functie, anders dan die genoemd in het eerste tot en met vijfde of achtste lid en niet zijnde de functie van directeur bedrijfsvoering, werkzaam zijn bij de rechtbank te Zwolle-Lelystad, wordt de aanstelling van rechtswege gewijzigd in dezelfde aanstelling bij de rechtbank Oost-Nederland onderscheidenlijk, indien voor hen direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I de gemeente Lelystad als standplaats is aangewezen, bij de rechtbank Midden-Nederland.

R

Artikel CX wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. De benoemingen van degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het achtste lid benoemd zijn als voorzitter van het bestuur van een gerechtshof, een rechtbank, de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven, worden van rechtswege beëindigd. De benoemingen van degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I benoemd zijn als ander lid van het bestuur van een gerechtshof, een rechtbank, de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven worden van rechtswege beëindigd.

  • 2. Ten aanzien van de voorzitters van de gerechtsbesturen van wie op grond het eerste lid, eerste volzin, de benoeming wordt beëindigd en die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het achtste lid ten minste drie aaneengesloten jaren als zodanig zijn benoemd, is artikel 16, eerste lid, derde tot en met vijfde volzin, van de Wet op de rechterlijke organisatie van overeenkomstige toepassing. Ten aanzien van de andere leden van de gerechtsbesturen, niet zijnde niet-rechterlijk lid, van wie op grond van het eerste lid, tweede volzin, de benoeming wordt beëindigd en die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I ten minste drie aaneengesloten jaren als zodanig zijn benoemd, is artikel 16, eerste lid, derde tot en met vijfde volzin, van de Wet op de rechterlijke organisatie van overeenkomstige toepassing.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 7. In afwijking van artikel 5c van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, artikel 4 van de Beroepswet en artikel 5 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan de commissie, bedoeld in het vierde lid, aanhef en onderdeel a tot en met p, in plaats van het bestuur van het gerecht, worden geadviseerd door de gerechtsvergaderingen van de rechtbanken te Assen, Groningen en Leeuwarden, onderscheidenlijk de gerechtsvergaderingen van de rechtbanken te Almelo, Arnhem, Zutphen en Zwolle-Lelystad, onderscheidenlijk de gerechtsvergaderingen van de rechtbanken te Utrecht en Zwolle-Lelystad, onderscheidenlijk de gerechtsvergadering van de rechtbank te Amsterdam, onderscheidenlijk de gerechtsvergaderingen van de rechtbanken te Alkmaar en Haarlem, onderscheidenlijk de gerechtsvergadering van de rechtbank te 's-Gravenhage, onderscheidenlijk de gerechtsvergaderingen van de rechtbanken te Dordrecht en Rotterdam, onderscheidenlijk de gerechtsvergaderingen van de rechtbanken te Breda en Middelburg, onderscheidenlijk de gerechtsvergadering van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, onderscheidenlijk de gerechtsvergaderingen van de rechtbanken te Maastricht en Roermond, onderscheidenlijk de gerechtsvergaderingen van de gerechtshoven te Arnhem en Leeuwarden, onderscheidenlijk de gerechtsvergadering van het gerechtshof te 's-Gravenhage, onderscheidenlijk de gerechtsvergadering van het gerechtshof te Amsterdam, onderscheidenlijk de gerechtsvergadering van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, onderscheidenlijk de gerechtsvergadering van de Centrale Raad van Beroep, onderscheidenlijk de gerechtsvergadering van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, inzake de lijst van aanbeveling ten behoeve van de vervulling van een functie als bedoeld in artikel 5c, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, artikel 2, tweede lid, onderdeel a of b, van de Beroepswet of artikel 3, tweede lid, onderdeel a of b, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, niet zijnde raadsheer-plaatsvervanger of rechter-plaatsvervanger, bij de rechtbank Noord-Nederland, onderscheidenlijk de rechtbank Oost-Nederland, onderscheidenlijk de rechtbank Midden-Nederland, onderscheidenlijk de rechtbank Amsterdam, onderscheidenlijk de rechtbank Noord-Holland, onderscheidenlijk de rechtbank Den Haag, onderscheidenlijk de rechtbank Rotterdam, onderscheidenlijk de rechtbank Zeeland-West-Brabant, onderscheidenlijk de rechtbank Oost-Brabant, onderscheidenlijk de rechtbank Limburg, onderscheidenlijk het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onderscheidenlijk het gerechtshof Den Haag, onderscheidenlijk het gerechtshof Amsterdam, onderscheidenlijk het gerechtshof 's-Hertogenbosch, onderscheidenlijk de Centrale Raad van Beroep, onderscheidenlijk het College van Beroep voor het bedrijfsleven, met ingang van de dag van inwerkingtreding van artikel I, voor zover het kandidaten betreft die met ingang van diezelfde dag worden benoemd als voorzitter of ander rechterlijk lid van het bestuur van datzelfde gerecht en die met ingang van diezelfde dag nog niet ingevolge artikel CVIII, eerste en derde lid, of artikel CIX, eerste en derde lid, bij diezelfde rechtbank of datzelfde gerechtshof, onderscheidenlijk bij de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven, als rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast, onderscheidenlijk als lid met rechtspraak belast werkzaam zijn.

  • 8. Degenen die met ingang van de dag van inwerkingtreding van artikel I worden benoemd als voorzitter van het bestuur van de rechtbank Noord-Nederland, onderscheidenlijk de rechtbank Oost-Nederland, onderscheidenlijk de rechtbank Midden-Nederland, onderscheidenlijk de rechtbank Amsterdam, onderscheidenlijk de rechtbank Noord-Holland, onderscheidenlijk de rechtbank Den Haag, onderscheidenlijk de rechtbank Rotterdam, onderscheidenlijk de rechtbank Zeeland-West-Brabant, onderscheidenlijk de rechtbank Oost-Brabant, onderscheidenlijk de rechtbank Limburg, onderscheidenlijk het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onderscheidenlijk het gerechtshof Den Haag, onderscheidenlijk het gerechtshof Amsterdam, onderscheidenlijk het gerechtshof 's-Hertogenbosch, onderscheidenlijk de Centrale Raad van Beroep, onderscheidenlijk het College van Beroep voor het bedrijfsleven worden tot en met de dag van inwerkingtreding van artikel I belast met de tijdelijke waarneming van de functie van voorzitter van de besturen van de rechtbanken te Assen, Groningen en Leeuwarden, onderscheidenlijk de besturen van de rechtbanken te Almelo, Arnhem, Zutphen en Zwolle-Lelystad, onderscheidenlijk het bestuur van de rechtbank te Utrecht, onderscheidenlijk het bestuur van de rechtbank te Amsterdam, onderscheidenlijk de besturen van de rechtbanken te Alkmaar en Haarlem, onderscheidenlijk het bestuur van de rechtbank te 's-Gravenhage, onderscheidenlijk de besturen van de rechtbanken te Dordrecht en Rotterdam, onderscheidenlijk de besturen van de rechtbanken te Breda en Middelburg, onderscheidenlijk het bestuur van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, onderscheidenlijk de besturen van de rechtbanken te Maastricht en Roermond, onderscheidenlijk de besturen van de gerechtshoven te Arnhem en Leeuwarden, onderscheidenlijk het bestuur van het gerechtshof te 's-Gravenhage, onderscheidenlijk het bestuur van het gerechtshof te Amsterdam, onderscheidenlijk het bestuur van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, onderscheidenlijk het bestuur van de Centrale Raad van Beroep, onderscheidenlijk het bestuur van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over een toelage voor de in de eerste volzin bedoelde personen.

S

Artikel CXVIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: ARTIKEL CXVIII (OVERGANGSRECHT NOTARIAAT I)

2. Het vijfde tot en met het tiende lid vervallen.

T

Na artikel CXVIII worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXVIIIA (OVERGANGSRECHT NOTARIAAT II)

1. Indien artikel I van deze wet in werking treedt voor het tijdstip waarop artikel I, onderdeel PP, van de wet van 29 september 2011 tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Stb. 470) in werking treedt, blijft voor de toepassing van artikel 93 van de Wet op het notarisambt het recht gelden dat gold voor de inwerkingtreding van artikel I van deze wet, en blijven de bestaande kamers van toezicht bevoegd totdat zij van rechtswege worden ontbonden.

2. Na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel PP, van de wet van 29 september 2011 tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Stb. 470) is de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam bevoegd om de op grond van artikel VII van die wet door de kamer van toezicht te Amsterdam over te dragen zaken af te doen, die betrekking hebben op notarissen en kandidaat-notarissen in de gemeenten Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren.

ARTIKEL CXVIIIB (OVERGANGSRECHT NOTARIAAT III)

1. De bepalingen in dit artikel zijn van toepassing indien artikel I, onderdeel PP, van de wet van 29 september 2011 tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Stb. 470) eerder in werking is getreden dan het tijdstip waarop artikel I van deze wet in werking treedt.

2. De kamers voor het notariaat in onderscheidenlijk de ressorten Amsterdam, Den Haag en ’s-Hertogenbosch worden voor de toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet op het notarisambt aangemerkt als voortzetting van de kamers voor het notariaat in onderscheidenlijk de ressorten Amsterdam, ’s-Gravenhage en ’s-Hertogenbosch zoals deze bestonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I.

3. De ledenraad van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie wijst, na daaromtrent het gevoelen van de ringbesturen zoals deze bestonden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I te hebben ingewonnen, de personen aan die vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I als leden en plaatsvervangers in de zin van artikel 94, zevende lid, van de Wet op het notarisambt zitting hebben in de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Als leden en plaatsvervangers kunnen slechts worden aangewezen personen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I reeds lid of plaatsvervanger waren in de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem of in het ressort Leeuwarden. Zo spoedig mogelijk nadat overeenkomstig het eerste lid, tweede volzin, nieuwe ringbesturen zijn gevormd in het ressort Arnhem-Leeuwarden en overeenkomstig het derde lid de ledenraad van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie opnieuw is samengesteld, doen de ringbesturen aan de ledenraad een voordracht als bedoeld in artikel 94, zevende lid, tweede volzin, van de Wet op het notarisambt, voor de benoeming van leden en plaatsvervangers in de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, waarna de ledenraad uitvoering geeft aan artikel 94, zevende lid, tweede en vijfde volzin, van die wet.

4. Leden van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden en hun plaatsvervangers kunnen niet worden herbenoemd, indien zij op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I reeds vier jaren of langer lid waren van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem of het ressort Leeuwarden.

5. De zaken die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I aanhangig waren bij de kamers voor het notariaat in de ressorten Arnhem en Leeuwarden worden voor verdere behandeling overgedragen aan de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden.

6. Archiefbescheiden van de kamers voor het notariaat in de ressorten Arnhem en Leeuwarden worden overgedragen aan de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

7. De kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam blijft bevoegd de op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I aldaar aanhangige zaken af te doen die betrekking hebben op notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen in de gemeenten Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren.

U

De artikelen CXX en CXXI worden vernummerd tot CXLV en CXLVI.

V

Na artikel CXIX worden 25 artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXX

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 12 januari 2010 ingediende voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Bussum, Muiden, Naarden en Weesp (32 280) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel 6 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, komt in artikel I van deze wet artikel 7 van de Wet op de rechterlijke indeling te luiden:

Artikel 7

Het arrondissement Midden-Nederland omvat het grondgebied van de provincies Flevoland en Utrecht alsmede van de gemeenten Blaricum, Hilversum, Huizen, Laren, Naardermeer en Wijdemeren.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 12 januari 2010 ingediende voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Bussum, Muiden, Naarden en Weesp (32 280) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel 6 van die wet later in werking treedt dan deze wet, komt artikel 6 van die wet te luiden:

Artikel 6

In artikel 7 van de Wet op de rechterlijke indeling vervallen met ingang van de datum van herindeling «Bussum,», «Muiden,», «Naarden,» en «Weesp» en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: Naardermeer,.

ARTIKEL CXXI

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van Wet aanpassing bestuursprocesrecht (32 450) tot wet is verheven of wordt verheven, en later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet gewijzigd als volgt:

A

Deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, bijlage 2, wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel 1 wordt «Wet op de rechterlijke organisatie: de artikelen 41, achtste lid, 59, achtste lid, en 100» vervangen door: Wet op de rechterlijke organisatie: de artikelen 46a, eerste lid, 62a, eerste lid, en 100.

2. In artikel 6, opschrift en eerste volzin, wordt «de rechtbank te ’s-Gravenhage» vervangen door: de rechtbank Den Haag.

3. In artikel 7, opschrift en eerste volzin, wordt «de rechtbank te Rotterdam» telkens vervangen door: de rechtbank Rotterdam.

4. Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid wordt «de rechtbank te Arnhem» vervangen door: de rechtbank Oost-Nederland.

b. In het tweede lid wordt «de rechtbanken te Leeuwarden, Arnhem, Haarlem, ’s-Gravenhage en Breda» vervangen door: de rechtbanken Noord-Nederland, Oost-Nederland, Noord-Holland, Den Haag en Zeeland-West-Brabant.

c. In het derde lid wordt «de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de raad is gevestigd» vervangen door: de rechtbank in het arrondissement waar de raad is gevestigd.

d. In het vierde lid wordt «de rechtbank te Haarlem» vervangen door: de rechtbank Noord-Holland.

B

In deel Ba, artikel XII, wordt «de rechtbank te Haarlem» vervangen door: de rechtbank Noord-Holland.

ARTIKEL CXXII

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 september 2011 ingediende voorstel van Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt na artikel XCIV van deze wet een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XCIVa

In de artikelen 2:11, tweede lid, en 2:27, derde lid, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties wordt «het gerechtshof te Arnhem» telkens vervangen door: het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 september 2011 ingediende voorstel van Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (32 885) tot wet is verheven of wordt verheven, en later in werking treedt dan deze wet, wordt in de artikelen 2:11, tweede lid, en 2:27, derde lid, van die wet «het gerechtshof te Arnhem» telkens vervangen door: het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

ARTIKEL CXXIII

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 mei 2010 ingediende voorstel van wet tot Aanpassing van de Advocatenwet, de Wet op de rechtsbijstand en de Wet tarieven in burgerlijke zaken in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde(32 382) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I, onderdeel M van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet «het arrondissement ‘s-Gravenhage» vervangen door: het arrondissement Den Haag.

ARTIKEL CXXIV

Indien het bij koninklijke boodschap van 31 mei 2007 ingediende voorstel van Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (31 058) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I, onderdeel LLL, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel I, onderdeel LLL, van die wet, in artikel 337, tweede lid, «het gerechthof te Amsterdam» vervangen door: het gerechtshof Amsterdam.

ARTIKEL CXXV

Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juni 2010 ingediende voorstel van Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht(32 426) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel 1.2, onderdeel LL, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel 1.2, onderdeel LL, van die wet, in artikel 452, eerste lid, «het gerechthof te Amsterdam» vervangen door: het gerechtshof Amsterdam.

ARTIKEL CXXVI

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 november 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (31 766) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I, onderdeel P, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt in artikel XII van deze wet na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 20 wordt «de rechtbank te ’s-Gravenhage» vervangen door: de rechtbank Den Haag.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 november 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (31 766) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I, onderdeel P van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel I, onderdeel P, van die wet, in artikel 20 «de rechtbank te ’s-Gravenhage» vervangen door: de rechtbank Den Haag.

ARTIKEL CXXVII

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 30 juni 2009 ingediende voorstel van wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (31 996) tot wet is verheven of wordt verheven, en eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt na artikel C van deze wet een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL Ca

In de artikelen 23 en 33, tiende lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten wordt «de officier van justitie van het desbetreffende arrondissement» telkens vervangen door: de officier van justitie bij het desbetreffende arrondissementsparket.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 30 juni 2009 ingediende voorstel van Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (31 996) tot wet is verheven of wordt verheven, en later in werking treedt dan deze wet, wordt in de artikelen 23 en 33, tiende lid, van die wet «de officier van justitie van het desbetreffende arrondissement» vervangen door: de officier van justitie bij het desbetreffende arrondissementsparket.

ARTIKEL CXXVIII

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 september 2009 ingediende voorstel van Wet hervorming herziening ten voordele (32 045) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt na artikel C, onderdeel H, van deze wet een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ha

In artikel 469, derde lid, wordt «de officier van justitie bij de rechtbank binnen welker rechtsgebied» vervangen door: de officier van justitie in het arrondissement waarin de rechtbank is gelegen waar.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van van 1 september 2009 ingediende voorstel van Wet hervorming herziening ten voordele (32 045) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel I, van die wet, in artikel 469, derde lid, «de officier van justitie bij de rechtbank binnen welker rechtsgebied» vervangen door: de officier van justitie in het arrondissement waar.

ARTIKEL CXXIX

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel van Wet cliëntenrechten zorg (32 402) tot wet is verheven of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt in deze wet na artikel XLIV een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XLIVa

De Wet cliëntenrechten zorg wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 40, vierde lid, en 41, tweede lid, wordt «het gerechtshof te Amsterdam» telkens vervangen door: het gerechtshof Amsterdam.

B

In artikel 63 wordt «de rechtbank te Rotterdam» vervangen door: de rechtbank Rotterdam.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel van Wet cliëntenrechten zorg (32 402) tot wet is verheven of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in de artikelen 40, vierde lid, en 41 van die wet «het gerechtshof te Amsterdam» telkens vervangen door: «het gerechtshof Amsterdam» en wordt in artikel 63 van die wet «de rechtbank te Rotterdam» vervangen door: de rechtbank Rotterdam.

ARTIKEL CXXX

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juli 2010 ingediende voorstel van Aanbestedingswet 20..(32 440) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel 4:25 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt in hoofdstuk II van deze wet een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IXa

In artikel 4:25 van de Aanbestedingswet 20.. wordt «de rechtbank te Rotterdam» vervangen door: de rechtbank Rotterdam.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juli 2010 ingediende voorstel van Aanbestedingswet 20..(32 440) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel 4:25 van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel 4:25 van die wet «de rechtbank te Rotterdam» vervangen door: de rechtbank Rotterdam.

ARTIKEL CXXXI

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 september 2010 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven en enige aanverwante wetten (verruiming mogelijkheden tot opsporing en vervolging van internationale misdrijven)(32 475) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel IV, onderdeel A, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, komt artikel LXXI van deze wet te luiden:

ARTIKEL LXXI

De Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vierde lid wordt «het arrondissementsparket bij de rechtbank te ’s-Gravenhage» vervangen door: het arrondissementsparket Den Haag.

2. In het vijfde lid wordt «het arrondissementsparket bij de rechtbank te Amsterdam» vervangen door: het arrondissementsparket Amsterdam.

B

Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «de rechtbank te ’s-Gravenhage» vervangen door: de rechtbank Den Haag.

2. In het tweede lid wordt «de rechtbank te Amsterdam» vervangen door: de rechtbank Amsterdam.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 september 2010 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven en enige aanverwante wetten (verruiming mogelijkheden tot opsporing en vervolging van internationale misdrijven) (32 475) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel IV, onderdeel A, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel IV, onderdeel A, van die wet gewijzigd als volgt:

A

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vierde lid wordt «het arrondissementsparket bij de rechtbank te ’s-Gravenhage» vervangen door: het arrondissementsparket Den Haag.

2. In het vijfde lid wordt «het arrondissementsparket bij de rechtbank te Amsterdam» vervangen door: het arrondissementsparket Amsterdam.

B

Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «de rechtbank te ’s-Gravenhage» vervangen door: de rechtbank Den Haag.

2. In het tweede lid wordt «de rechtbank te Amsterdam» vervangen door: de rechtbank Amsterdam.

ARTIKEL CXXXII

1. Indien het bij geleidende brief van 3 november 2010 ingediende voorstel van Wet normalisering rechtspositie ambtenaren(32 550) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt in deze wet na artikel LIX een artikel toegevoegd, luidende:

ARTIKEL LIXa

In artikel 3, onderdeel b, onder 2°, van de Ambtenarenwet wordt «48, derde lid» vervangen door: 48, tweede lid.

2. Indien het bij geleidende brief van 3 november 2010 ingediende voorstel van Wet normalisering rechtspositie ambtenaren(32 550) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel I, in artikel 3, onderdeel b, onder 2°, van die wet «48, derde lid» vervangen door: 48, tweede lid.

ARTIKEL CXXXIII

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 11 mei 2011 ingediende voorstel van Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied(32 768) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel 3.12 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt in hoofdstuk II van deze wet een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IXb

In artikel 3.12 van de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied wordt «de rechtbank te Rotterdam» vervangen door: de rechtbank Rotterdam.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 11 mei 2011 ingediende voorstel van Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied(32 768) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel 3.12 van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel 3.12 van die wet «de rechtbank te Rotterdam» vervangen door: de rechtbank Rotterdam.

ARTIKEL CXXXIV

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 12 mei 2011 ingediende voorstel van Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting (32 769) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt in deze wet na artikel C een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL Cb

De Woningwet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 20, tweede lid, wordt «de rechtbank binnen welker rechtsgebied» vervangen door: de rechtbank in het arrondissement.

B

In artikel 33, eerste lid, wordt «het gerechtshof te Amsterdam» vervangen door: het gerechtshof Amsterdam.

C

In artikel 61h, eerste lid, wordt «de rechtbank binnen welker rechtsgebied» vervangen door: de rechtbank in het arrondissement waarin.

D

In artikel 61i, derde lid, wordt «het gerechtshof binnen welks rechtsgebied» vervangen door: het gerechtshof in het ressort waarin.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 12 mei 2011 ingediende voorstel van Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting (32 769) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel 20, tweede lid, wordt «de rechtbank binnen welker rechtsgebied» vervangen door: de rechtbank in het arrondissement.

B

In artikel 33, eerste lid, wordt «het gerechtshof te Amsterdam» vervangen door: het gerechtshof Amsterdam.

C

In artikel 61h, eerste lid, wordt «de rechtbank binnen welker rechtsgebied» vervangen door: de rechtbank in het arrondissement waarin.

D

In artikel 61i, derde lid, wordt «het gerechtshof binnen welks rechtsgebied» vervangen door: het gerechtshof in het ressort waarin.

ARTIKEL CXXXV

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 30 juni 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure in verband met de concentratie van de Europese betalingsbevelprocedure(32 834) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt in deze wet na artikel XXVIII een artikel toegevoegd, luidende:

ARTIKEL XXVIIIa

In de artikelen 2 en 6 van de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure wordt «de rechtbank ’s-Gravenhage» telkens vervangen door: de rechtbank Den Haag.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 30 juni 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure in verband met de concentratie van de Europese betalingsbevelprocedure(32 834) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel I, onderdelen A en B, van die wet, in de artikelen 2 en 6 «de rechtbank ’s-Gravenhage» telkens vervangen door: de rechtbank Den Haag.

ARTIKEL CXXXVI

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 30 augustus 2011 ingediende voorstel van Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2011 (32 863) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel VII van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt in artikel XCVIII van deze wet na onderdeel R een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ra

In artikel 1019dd wordt «de rechtbank te Alkmaar» telkens vervangen door: de rechtbank Noord-Holland.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 30 augustus 2011 ingediende voorstel van Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2011 (32 863) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel VII van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel VII van die wet in artikel 1019dd «de rechtbank te Alkmaar» telkens vervangen door: de rechtbank Noord-Holland.

ARTIKEL CXXXVII

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 september 2011 ingediende voorstel van Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (32 885) tot wet is verheven of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt in deze wet na artikel XCV een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XCVa

De Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2:11, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «de advocaat-generaal van het ressortsparket te Arnhem» vervangen door: de advocaat-generaal bij het ressortsparket.

2. In het tweede lid wordt «het gerechtshof te Arnhem» vervangen door: het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

B

In artikel 2:20, tweede lid, wordt «de voorzitter van de rechtbank van het arrondissement waar» vervangen door: de voorzitter van de rechtbank in het arrondissement waarin.

C

In artikel 2:27, derde lid, wordt «het gerechtshof te Arnhem» vervangen door: het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

D

In artikel 2:37, tweede lid, wordt «officier of» vervangen door: officier van justitie of.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van van 7 september 2011 ingediende voorstel van Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (32 885) tot wet is verheven of wordt verheven, en later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2:11, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «de advocaat-generaal van het ressortsparket te Arnhem» vervangen door: de advocaat-generaal bij het ressortsparket.

2. In het tweede lid wordt «het gerechtshof te Arnhem» vervangen door: het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

B

In artikel 2:20, tweede lid, wordt «de voorzitter van de rechtbank van het arrondissement waar» vervangen door: de voorzitter van de rechtbank in het arrondissement waarin.

C

In artikel 2:27, derde lid, wordt «het gerechtshof te Arnhem» vervangen door: het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

D

In artikel 2:37, tweede lid, wordt «officier of» vervangen door: officier van justitie of.

ARTIKEL CXXXVIII

Indien het bij koninklijke boodschap van 5 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de implementatie van Besluit 2009/426/JBZ van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken tot wet is verheven of wordt verheven, en eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt in artikel II, onderdeel SS, van deze wet, in onderdeel 3 «Het vierde lid» vervangen door: het vijfde lid.

ARTIKEL CXXXIX

Indien het bij geleidende brief van 18 juli 2008 ingediende voorstel van wet van de leden Koşer Kaya en Blok tot wijziging van de Pensioenwet met betrekking tot de medezeggenschap van pensioengerechtigden in pensioenfondsbesturen (31 537) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I, onderdeel F, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel I, onderdeel F, van die wet, in artikel 218, eerste lid, «het gerechtshof te Amsterdam» vervangen door: het gerechtshof Amsterdam.

ARTIKEL CXL

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 april 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, uitvoering van het op 25 oktober 1980 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen alsmede algemene bepalingen met betrekking tot verzoeken tot teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse grens en de uitvoering daarvan en van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming in verband met afschaffing van de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de centrale autoriteit in zaken van internationale kinderontvoering en kinderbescherming, alsmede, in teruggeleidingszaken, de concentratie van rechtspraak, introductie van de bevoegdheid van de rechter om te beslissen aan het hoger beroep in teruggeleidingszaken schorsende werking te verlenen, en beperking van het beroep in cassatie (32 358) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I, onderdeel D, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, komt artikel XC van deze wet als volgt te luiden:

ARTIKEL XC

De wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, uitvoering van het op 25 oktober 1980 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen alsmede algemene bepalingen met betrekking tot verzoeken tot teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse grens en de uitvoering daarvan (Stb. 1990, 202) wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 6, tweede lid, en 11, tweede lid, wordt «de rechtbank te ’s-Gravenhage» telkens vervangen door: de rechtbank Den Haag.

B

In artikel 11, eerste lid, wordt «de voorzieningenrechter te ’s-Gravenhage» vervangen door: de voorzieningenrechter Den Haag.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 april 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, uitvoering van het op 25 oktober 1980 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen alsmede algemene bepalingen met betrekking tot verzoeken tot teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse grens en de uitvoering daarvan en van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming in verband met afschaffing van de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de centrale autoriteit in zaken van internationale kinderontvoering en kinderbescherming, alsmede, in teruggeleidingszaken, de concentratie van rechtspraak, introductie van de bevoegdheid van de rechter om te beslissen aan het hoger beroep in teruggeleidingszaken schorsende werking te verlenen, en beperking van het beroep in cassatie (32 358) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel I, onderdeel D, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel I, onderdeel D, van die wet artikel 11 als volgt gewijzigd:

A

In het eerste lid, wordt «de voorzieningenrechter te ’s-Gravenhage» vervangen door: «de voorzieningenrechter Den Haag» en wordt «de rechtbank te ’s-Gravenhage» vervangen door: de rechtbank Den Haag.

B

In het tweede lid wordt «de rechtbank te ’s-Gravenhage» vervangen door: de rechtbank Den Haag.

ARTIKEL CXLI

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 30 augustus 2010 ingediende voorstel van Wet College voor de rechten van de mens (32 467) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel 17 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, deze wet, wordt in deze wet vóór artikel XLV een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XLIVb

In artikel 17, eerste lid, onderdeel a, van de Wet College voor de rechten van de mens wordt «het gerechtshof te ’s-Gravenhage» vervangen door: het gerechtshof Den Haag.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 30 augustus 2010 ingediende voorstel van Wet College voor de rechten van de mens (32 467) tot wet is verheven of wordt verheven, en artikel 17 van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel 17, eerste lid, onderdeel a, van die wet «het gerechtshof te ’s-Gravenhage» vervangen door: het gerechtshof Den Haag.

ARTIKEL CXLII

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 3 december 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister (32 250) tot wet is verheven of wordt verheven, en later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel VIII van deze wet na onderdeel F een onderdeel ingevoegd, luidende:

G

In artikel 110, tiende lid, wordt «de rechtbank te Utrecht» vervangen door: de rechtbank Midden-Nederland.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 3 december 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister (32 250) tot wet is verheven of wordt verheven, en later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel I van die wet gewijzigd als volgt:

A

In onderdeel B wordt «de rechtbank in de hoofdplaats van het ressort, waarin zijn plaats van vestiging is gelegen» vervangen door: de rechtbank in het arrondissement waarin de kamer voor het notariaat is gevestigd waaronder hij ressorteert.

B

In de onderdelen T, PP en SS wordt «het gerechtshof te Amsterdam» telkens vervangen door: het gerechtshof Amsterdam.

C

In onderdeel U wordt «de rechtbank in de hoofdplaats van het ressort waarin de plaats van vestiging van de te vervangen notaris gelegen» vervangen door: de rechtbank in het arrondissement waarin de kamer voor het notariaat is gevestigd waaronder de te vervangen notaris ressorteert.

D

In onderdeel W wordt in artikel 30c, derde lid, eerste volzin, «de rechtbank in de hoofdplaats van het ressort waarin de plaats van vestiging is gelegen van de notaris aan wie hij wordt toegevoegd» vervangen door: de rechtbank in het arrondissement waarin de kamer voor het notariaat is gevestigd waaronder de notaris aan wie hij wordt toegevoegd ressorteert.

E

Onderdeel PP wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel 1 wordt in het derde lid, eerste volzin, «In de hoofdplaats van ieder ressort» vervangen door: In ieder ressort.

2. In onderdeel 2 wordt «de rechtbank waarvan de hoofdvestiging is gelegen in de plaats waar de kamer voor het notariaat is gevestigd» vervangen door: de rechtbank in het arrondissement waarin de kamer voor het notariaat is gevestigd.

3. Onderdeel 5 komt te luiden:

5. Het tiende lid (nieuw) komt te luiden:

10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende de vestigingsplaats en de inrichting van de kamers en betreffende de uitoefening van haar werkzaamheden, alsmede de vergoeding van de reis- en verblijfkosten van de leden en andere vergoedingen.

ARTIKEL CXLIII

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van Wet aanpassing bestuursprocesrecht (32 450) tot wet is of wordt verheven en deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, voor zover het betreft hoofdstuk 3 van bijlage 2 (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak), van die wet in werking treedt na het tijdstip waarop artikel I van deze wet in werking treedt, worden wettelijke bepalingen waarin beroep is opengesteld bij de hieronder in de linkerkolom genoemde rechtbank gelezen als wettelijke bepalingen waarin beroep is opengesteld bij de daarbij in de rechtkolom genoemde rechtbank.

Rechtbank te Alkmaar

Rechtbank Noord-Holland

Rechtbank te Almelo

Rechtbank Oost-Nederland

Rechtbank te Arnhem

Rechtbank Oost-Nederland

Rechtbank te Assen

Rechtbank Noord-Nederland

Rechtbank te Breda

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rechtbank te Dordrecht

Rechtbank Rotterdam

Rechtbank te ’s-Gravenhage

Rechtbank Den Haag

Rechtbank te Groningen

Rechtbank Noord-Nederland

Rechtbank te Haarlem

Rechtbank Noord-Holland

Rechtbank te ’s-Hertogenbosch

Rechtbank Oost-Brabant

Rechtbank te Leeuwarden

Rechtbank Noord-Nederland

Rechtbank te Maastricht

Rechtbank Limburg

Rechtbank te Middelburg

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rechtbank te Roermond

Rechtbank Limburg

Rechtbank te Rotterdam

Rechtbank Rotterdam

Rechtbank te Utrecht

Rechtbank Midden-Nederland

Rechtbank te Zutphen

Rechtbank Oost-Nederland

ARTIKEL CXLIV

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van Wet aanpassing bestuursprocesrecht (32 450) tot wet is of wordt verheven en deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, bijlage 2, artikel 6, van die wet in werking treedt na het tijdstip waarop artikel II, onderdelen L en W, van deze wet in werking treedt, wordt artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «de rechtbank te ’s-Gravenhage» vervangen door: de rechtbank Den Haag.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De rechtbank Den Haag kan beroepen tegen besluiten als bedoeld in het eerste lid behandelen in alle zittingsplaatsen van alle rechtbanken, als bedoeld in artikel 21b, eerste en tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.»

W

In artikel CXLV (nieuw), eerste lid, wordt «tot en met zesde lid» vervangen door: tot en met zevende lid.

Toelichting

ALGEMEEN

Met deze nota van wijziging worden enkele wijzigingen doorgevoerd in het voorstel van Wet herziening gerechtelijke kaart. Voor een deel wordt hiermee invulling gegeven aan aanvullende wetswijzigingen, die al zijn aangekondigd in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel. Allereerst wordt een regeling getroffen voor het vooralsnog voortzetten van de huidige wijze van verdeling van vreemdelingenzaken. Met een aanvullende wijziging van de Advocatenwet wordt bewerkstelligd dat het maximum aantal leden van de tuchtcolleges in eerste aanleg voor de advocatuur (de raden van discipline) worden verhoogd. Toegevoegd zijn overgangsrechtelijke bepalingen met betrekking tot degenen die direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel in een rechterlijke of niet-rechterlijke functie bij een rechtbank werkzaam zijn. Ook wordt het mogelijk gemaakt dat degenen die benoemd zullen worden als voorzitters van de nieuwe gerechtsbesturen daaraan voorafgaand gedurende een periode van in beginsel drie maanden op basis van tijdelijke waarneming kunnen functioneren als voorzitter van de besturen van de gerechten waarvan het rechtsgebied opgaat in of samenvalt met dat van de nieuwe gerechten waarvan zij president zullen worden. Voorts wordt voorzien in noodzakelijke samenloopbepalingen, die de samenloop regelen van dit wetsvoorstel met andere nog in het parlement aanhangige wetsvoorstellen, alsmede wetten die al door het parlement zijn aanvaard, maar nog niet inwerking zijn getreden. Tot slot wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele technische verbeteringen in het wetsvoorstel aan te brengen.

ONDERDELEN

Onderdeel C

De in dit onderdeel opgenomen aanvulling van de voorgestelde wijziging van artikel 5b van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren strekt ertoe een omissie in dat artikel te herstellen. In artikel 5b wordt al geregeld dat in geval van benoeming van een betrokkene door de Kroon of de minister in een rechterlijk ambt bij een rechtbank, gerechtshof of tot het openbaar ministerie behorend parket, ten aanzien van die betrokkene tevens dient te worden vastgesteld bij welk gerecht of parket dat ambt door hem wordt vervuld. Thans ontbreekt echter nog een bepaling die voorschrijft dat eenzelfde plaatsingsbesluit ook dient te worden genomen, indien het College van procureurs-generaal tot benoeming van een betrokkene als plaatsvervangend advocaat-generaal of plaatsvervangend officier van justitie besluit. Hierin wordt nu alsnog voorzien.

Onderdelen D en E

Deze onderdelen behelzen een aanvulling van artikel 3 van de Beroepswet en artikel 4 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, die ertoe strekt buiten twijfel te stellen dat voor beide colleges geldt dat de griffie op werkdagen ten minste zes uren per dag is geopend. Voor deze verduidelijking is reden met het oog op de koppeling in (het voor deze colleges overeenkomstig toepasselijke) artikel 10 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat de openingstijden van de gerechten regelt, met (het voor deze colleges niet overeenkomstig toepasselijke) artikel 21b van diezelfde wet.

Onderdeel F

Artikel46b, eerste lid, van de Advocatenwet bepaalt thans dat elke raad van discipline (het tuchtcollege in eerste aanleg voor de advocatuur) bestaat uit een voorzitter, ten hoogste zes plaatsvervangende voorzitters, acht leden-advocaten en ten hoogste vijftien plaatsvervangende leden-advocaten. Voorgesteld wordt deze maxima te verhogen tot dertien plaatsvervangend voorzitters, 16 leden-advocaten, respectievelijk 30 plaatsvervangend leden-advocaten. Deze uitbreiding wordt in de eerste plaats geboden in verband met de in het wetsvoorstel voorziene nieuwe indeling van de ressorten, waardoor de raden van discipline Arnhem en Leeuwarden opgaan in de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden. Het aantal bij de raden ingediende klachten over advocaten zal door de ressortelijke herindeling niet verminderen. Het is niet wenselijk dat als gevolg van de samenvoeging de doorlooptijden voor de behandeling van een tuchtklacht bij de nieuwe raad van discipline Arnhem-Leeuwarden oplopen. Voorts is van belang dat de instroom van nieuwe zaken bij alle raden van discipline aanzienlijk gestegen is sinds de laatste verhoging van het maximaal aantal te benoemen plaatsvervangende voorzitters en plaatsvervangende leden van een raad van discipline (Wet van 28 maart 2002, Stb. 2002, 184). Sinds 2002 is het totaal aantal aanhangig gemaakte tuchtzaken bij de raden van discipline gestegen van 638 zaken tot 1 251 zaken in 2010. Dit is een toename van ruim 95%. Ten opzichte van 2009 is het aantal aanhangig gemaakte tuchtzaken toegenomen met ongeveer 20%. Om de gegroeide zaakinstroom aan te blijven kunnen en de werkvoorraden niet onaanvaardbaar te laten oplopen, is een uitbreiding van het maximaal toegestane aantal leden bij alle raden van discipline noodzakelijk. Bij de raad van discipline Amsterdam is bijvoorbeeld het huidige wettelijk maximum van vijftien plaatsvervangende leden-advocaten al bereikt.

Om voornoemde redenen wordt het maximum aantal te benoemen leden van de raden van discipline verhoogd. Opgemerkt zij dat de raden van discipline niet gehouden zijn om het aantal plaatsvervangend voorzitters of leden daadwerkelijk te verhogen. Zij hebben hiertoe wel de mogelijkheid indien de toegenomen werkdruk een verhoging van de personele inzet vergt. Dit voorstel heeft geen zelfstandige financiële consequenties, aangezien de vergoeding voor plaatsvervangend voorzitters en (plaatsvervangend) leden van de raden van discipline afhangt van het aantal zaken dat zij behandelen en niet van het aantal benoemingen.

Onderdeel G, onderdeel 2 en onderdeel T, artikel CXLIV

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aangekondigd dat bij gelegenheid van nota van wijziging bijzondere voorzieningen voor de rechtsmacht in vreemdelingenzaken hun beslag zullen krijgen. Met deze nota van wijziging wordt in dat verband een regeling gegeven voor de rechtsmacht in vreemdelingenzaken. Hiermee wordt de bestaande systematiek, waarbij sprake is van een centrale verdeling van vreemdelingenzaken, voortgezet. Op grond van artikel 71, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is thans de rechtbank te ’s-Gravenhage exclusief bevoegd om kennis te nemen van beroepen tegen besluiten op grond van die wet. In het Besluit nevenvestings- en nevenzittingsplaatsen (BNN) zijn ten aanzien van de behandeling van deze beroepen bijzondere bepalingen opgenomen. Op grond van artikel 4, eerste lid, van dat besluit zijn de hoofdplaatsen van de huidige arrondissementen, alsmede Haarlemmermeer, nevenzittingsplaatsen van deze rechtbank.

Op dit moment worden er op 17 rechtspraaklocaties in Nederland vreemdelingenzaken behandeld. De rechtbank te ’s-Gravenhage verdeelt in de huidige systematiek via een centraal punt vreemdelingenzaken over andere arrondissementen. Hiermee is deze rechtbankbevoegd en verantwoordelijk om zaken te herverdelen indien er zich pieken in de instroom voordoen of indien een bepaald arrondissement zaken niet tijdig kan afdoen (bijvoorbeeld in geval van tijdelijke capaciteitsproblemen). De doorlooptijden voor de behandeling van vreemdelingenzaken kunnen hiermee zo kort mogelijk worden gehouden, omdat bijvoorbeeld bij pieken in de instroom bij de verdeling van de zaken rekening kan worden gehouden met de op dat moment beschikbare capaciteit n een bepaald arrondissement. De fluctuaties betreffende de instroom kunnen, naast oorzaken gelegen in de internationale ontwikkelingen, bijvoorbeeld ook het gevolg zijn van het sluiten of openen van een opvanglocatie voor asielzoekers. In dit opzicht nemen vreemdelingenzaken een uitzonderlijke positie in ten opzichte van andere soorten zaken. Op deze wijze wordt de in alle arrondissementen beschikbare zittingscapaciteit voor dit type zaken optimaal benut. Dit bevordert de snelheid van afwikkeling van deze zaken en voorziet in de op deelgebieden benodigde kennis en kunde. Deze werkwijze functioneert thans naar tevredenheid.

Het nieuwe locatiebeleid, zoals ingezet met de herziening van de gerechtelijke kaart, brengt mee dat de artikelen 41 en 59 van de Wet RO vervallen, waarmee van rechtswege ook het BNN vervalt. De wettelijke grondslag voor het huidige landelijk werkend en dekkend verdelingsmechanisme verdwijnt daarmee. Om de bestaande werkwijze vooralsnog te kunnen voortzetten, wordt voorgesteld om artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 aan te laten sluiten bij het nieuwe locatiebeleid, waarbij tegelijkertijd het landelijk verdelingsmachanisme in de praktijk intact kan blijven.

Onderdeel P

Deze wijziging ziet op het gelijktrekken van het overgangsrecht voor de raden van discipline met dat voor andere rechterlijke instanties en op het aanbrengen van enkele redactionele verbeteringen.

Onderdeel Q

Dit onderdeel behelst enkele aanvullingen van artikel CVIII, dat overgangsrechtelijke bepalingen bevat met betrekking tot degenen die direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel in een rechterlijke of niet-rechterlijke functie bij een rechtbank werkzaam zijn. Hiervoor is reden met het oog op de overgang van het rechterlijk en niet-rechterlijk personeel van de huidige rechtbank te Zwolle-Lelystad, waarvan het rechtsgebied, anders dan bij andere rechtbanken, niet in zijn geheel opgaat in of samenvalt met het rechtsgebied van een nieuwe rechtbank. In artikel CVIII wordt nu nog geregeld dat al het personeel van de rechtbank te Zwolle-Lelystad van rechtswege overgaat naar de nieuwe rechtbank Oost-Nederland.

Zoals al is vermeld in de memorie van toelichting kan echter voor een groot gedeelte van het personeel onderscheid worden gemaakt tussen personeel dat alleen het Overijsselse deel van het werk verricht en in verband daarmee in Zwolle is gestationeerd en personeel dat gewoonlijk in of vanuit de gemeente Lelystad alleen het Flevolandse deel van het werk verricht. Met het oog hierop wordt nu alsnog geregeld dat laatstbedoelde groep personeel, in plaats van naar de rechtbank Oost-Nederland, van rechtswege overgaat naar de rechtbank Midden-Nederland, waarvan het rechtsgebied immers ook het grondgebied van de provincie Flevoland zal gaan omvatten. Deze splitsing ligt in lijn met datgene wat voor het personeel van het arrondissementsparket te Zwolle-Lelystad al in (artikel CXI van) het wetsvoorstel wordt bepaald. Van belang is dat met deze splitsing wordt bereikt dat de rechtbank Midden-Nederland op het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel ook voor de behandeling van Flevolandse zaken al in belangrijke mate een adequate personele bezetting kent. Ook wordt zo voorkomen dat al het personeel dat op de dag vóór inwerkingtreding van het wetsvoorstel het werk gewoonlijk in of vanuit de gemeente Lelystad verricht, direct met een wijziging van de plaats van tewerkstelling wordt geconfronteerd, hetwelk wel het geval zou zijn in geval van de overgang van rechtswege van dat personeel naar de rechtbank Oost-Nederland.

Voor een beperkte groep rechterlijke en niet-rechterlijke ambtenaren van de rechtbank Zwolle-Lelystad geldt dat zij op dit moment niet belast zijn met alleen het Overijsselse deel dan wel het Flevolandse deel van het werk. Ten aanzien van hen wordt met het oog hierop onverminderd bepaald dat zij van rechtswege overgaan naar de rechtbank Oost-Nederland. Wel zal vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel op individueel niveau nog worden bezien of een deel van deze groep ambtenaren alsnog ter verdere bevordering van de personele sterkte van de rechtbank Midden-Nederland de overstap daarnaar zal moeten maken.

Onderdeel R

De in dit onderdeel vervatte aanpassingen van het voorgestelde artikel CX strekken er in hoofdzaak toe het mogelijk te maken dat degenen die benoemd zullen worden als voorzitters van de nieuwe gerechtsbesturen daaraan voorafgaand gedurende een periode van in beginsel drie maanden op basis van tijdelijke waarneming kunnen functioneren als voorzitter van de besturen van de gerechten waarvan het rechtsgebied opgaat in of samenvalt met dat van de nieuwe gerechten waarvan zij president zullen gaan worden (aanpassing van het eerste en tweede lid, toevoeging van een nieuw achtste lid).

Daarnaast wordt er volledigheidshalve in voorzien dat dit artikel, in lijn met het al in het zesde lid bepaalde, regelt dat de in artikel 5c, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voor de gerechtsvergadering van het desbetreffende gerecht voorziene mogelijkheid (advisering over zgn. externe kandidaten voor de vervulling van een rechtsprekende vacature) toekomt aan de gerechtsvergaderingen van de huidige gerechten, voor zover het gaat om rechterlijke benoemingen van de eerste nieuwe lichting rechterlijke leden van de gerechtsbesturen (toevoeging van een nieuw zevende lid). In artikel CX was al geregeld dat de benoemingen van de voorzitters en de andere leden van de huidige gerechtsbesturen van rechtswege eindigen (eerste lid) en dat de procedure voor benoeming van de eerste nieuwe lichting voorzitters en andere leden van de gerechtsbesturen, met behoud van de normaliter geldende waarborgen, op enkele punten anders verloopt dan de reguliere wettelijke procedure (vierde lid tot en met zesde lid). Laatstgenoemde procedure zal, met inbegrip van het bepaalde in het nieuwe zevende lid, voor alle nieuwe bestuursfuncties naar verwachting in hoofdzaak plaatsvinden in de periode die gelegen zal zijn tussen plaatsing in het Staatsblad en inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Zoals geregeld in artikel CXX zal in verband hiermee aan het in het vierde tot en met zevende lid over die benoemingsprocedure bepaalde terugwerkende kracht worden verleend. Bij de benoemingsprocedure zal zodanige voorrang worden gegeven aan de procedure voor benoeming van de voorzitters van de nieuwe gerechtsbesturen dat deze enkele maanden eerder dan die voor benoeming van de andere nieuwe bestuurders zal zijn afgerond. Hierdoor zal in beginsel drie maanden vóór inwerkingtreding van het wetsvoorstel al bekend zijn wie de voorzitters van de nieuwe gerechtsbesturen zullen gaan worden, terwijl daarover ten aanzien van de overige nieuwe bestuursfuncties pas op een later tijdstip vóór die inwerkingtreding duidelijkheid zal ontstaan.

Van de zijde van de Raad voor de rechtspraak, daarin gesteund door de vergadering van presidenten van de gerechten, is voorgesteld om het mogelijk te doen zijn dat bovengenoemde periode van drie maanden vóór inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt benut om degenen die voorzitter van de nieuwe gerechtsbesturen zullen zijn, in die periode reeds te laten functioneren als voorzitter van de besturen van de gerechten die opgaan in de gerechten waarbij zij als president zullen worden benoemd. Dit voorstel is overgenomen om de reden dat degenen die voorzitter zullen gaan worden van een nieuw gerechtsbestuur hierdoor in de gelegenheid komen om in de laatste maanden vóór inwerkingtreding van het wetsvoorstel, zo nodig ook in formele zin, duidelijk zichtbaar leiding te geven aan alle activiteiten die bij de huidige gerechten verricht dienen te worden om ervoor te zorgen dat de omvorming van die gerechten naar de nieuwe gerechten, waarvan zij president worden, goed zal verlopen. Vervulling van het voorzitterschap van een of meer huidige besturen zal in deze korte periode plaatsvinden op basis van tijdelijke waarneming. Vanzelf spreekt dat voor deze tijdelijke waarneming materieel dezelfde eisen zullen gelden als voor benoeming als voorzitter van een gerechtsbestuur, zoals de eis dat er sprake is van een benoeming in een rechtsprekend ambt dat op basis van een aanstelling wordt vervuld. Daarnaast geldt dat de overige bestuursfuncties uit een oogpunt van continuïteit in dezelfde laatste korte periode vóór inwerkingtreding van het wetsvoorstel vervuld zullen blijven worden door degenen die die functies ook thans al vervullen. Een en ander brengt met zich mee dat onderscheid dient te worden gemaakt tussen het tijdstip waarop de benoemingen van de voorzitters van de huidige gerechtsbesturen eindigen en dat waarop de benoemingen van de overige leden van die besturen eindigen. Met de in dit onderdeel vervatte aanpassing van het eerste en tweede lid van artikel CX, alsmede de reeds in artikel CXX opgenomen mogelijkheid om voor enkele onderdelen van het wetsvoorstel een andere datum van inwerkingtreding bij koninklijk besluit te bepalen, wordt dit geregeld.

Het nieuwe achtste lid van artikel CX bepaalt, eveneens in samenhang met het koninklijk besluit waarin de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal worden bepaald, dat het voorzitterschap van de huidige gerechtsbesturen gedurende de laatste maanden vóór inwerkingtreding van het wetsvoorstel op basis van tijdelijke waarneming zal worden vervuld door degenen die voorzitter worden van de nieuwe gerechtsbesturen. In dit verband wordt expliciet geregeld welke voorzitters van de nieuwe gerechtsbesturen welke voorzitterschappen van huidige gerechtsbesturen zullen waarnemen en wordt ook een grondslag gecreëerd om bij algemene maatregel van bestuur zo nodig een toelage voor de waarnemers te kunnen regelen.

Onderdelen S en T

Met deze wijziging van het overgangsrecht voor het notariaat wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de bepalingen met betrekking tot de herinrichting van de tuchtrechtspraak voor het notariaat in de wet van 29 september 2011 tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Stb. 470) later in werking treden dan artikel I van het voorliggende wetsvoorstel. In deze situatie is voorzien in het nieuwe artikel CXVIIIA, dat inhoudt dat de herindeling van de arrondissementen geen gevolg heeft voor de organisatie van de notariële tuchtrechtspraak, totdat de herinrichting daarvan plaatsvindt. De bestaande kamers van toezicht, met hun rechtgebieden naar de oorspronkelijk arrondissementelijke indeling, zullen dan tijdelijk in stand blijven totdat er nieuwe kamers voor het notariaat ontstaan op het niveau van ressort. Het vijfde tot en met het tiende lid van artikel CXVIII zoals dat oorspronkelijk luidde, zien specifiek op de situatie dat de herinrichting van de notariële tuchtrechtspraak plaatsvindt voordat artikel I van het voorliggend wetsvoorstel in werking treedt en worden nu opgenomen in het nieuwe artikel CXVIIIB. Het overgangsrecht dat opgenomen blijft in artikel CXVIII houdt geen verband met de herinrichting van de notariële tuchtrechtspraak

Onderdeel V, artikel CXLIII

Dit artikel is van wetstechnische aard. Het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken 32 450) hevelt alle wettelijke bepalingen waarin in bijzondere wetten beroep is opengesteld bij een specifieke rechtbank, dus waarin sprake is van concentratie van bestuursrechterlijke rechtsmacht, over naar de Algemene wet bestuursrecht. Als logisch uitvloeisel daarvan voorziet genoemd wetsvoorstel in de schrapping van alle bepalingen in bijzondere wetten over concentratie van bestuursrechtelijke rechtsmacht bij een of meer rechtbanken. Het thans voorgestelde artikel houdt rekening met de mogelijkheid dat de Wet aanpassing bestuursprocesrecht later in werking treedt dan de Wet herziening gerechtelijke kaart. In dat geval blijven de specifieke bepalingen in bijzondere wetten die voorzien in concentratie van bestuursrechterlijke rechtsmacht nog enige tijd bestaan. Het voorgestelde artikel waarborgt via een algemene voorziening dat in dat geval geen twijfel bestaat over de vraag bij welke rechtbank beroep openstaat.

Onderdeel W

In artikel CXX, eerste lid, van het oorspronkelijke wetsvoorstel (met deze nota van wijziging vernummerd tot artikel CXLVI) was al opgenomen dat terugwerkende kracht kan worden verleend aan artikel CX, vierde tot en met zesde lid, waarin de procedure voor benoeming van de eerste lichting nieuw gerechtsbestuurders wordt geregeld. Met dit onderdeel wordt artikel CXLVI, eerste lid, in zoverre aangevuld, dat dezelfde terugwerkende kracht ook kan worden verleend aan het nieuwe zevende lid van artikel CX, dat eveneens op laatstgenoemde benoemingsprocedure betrekking heeft. Zie voor een nadere toelichting hierop nog bovenstaande toelichting op de aanpassing van artikel CX.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven