32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 369 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2020

Met deze brief reageer ik op het verzoek van uw Kamer om geïnformeerd te worden over de uitvoering van de aangenomen moties ingediend tijdens het wetgevingsoverleg van 28 april jl. (Kamerstuk 35 441, nr. 19). Ik informeer u ook over de stand van zaken van andere moties en toezeggingen met betrekking tot cultuur.

Instellingen en werkenden in de culturele en creatieve sector zijn hard getroffen door de maatregelen om de verspreiding van het Coronavirus te beperken.

Bibliotheken, theaters, musea, bioscopen en monumenten moesten hun deuren sluiten. Levendige plekken waar het gonsde van verwondering, waren opeens muisstil. Makers kwamen thuis te zitten zonder werk; ze misten niet alleen hun werk als bijvoorbeeld violist op een podium maar ook hun werk als viooldocent. Kinderen konden niet meer naar gitaar- of tekenles, koren konden niet meer wekelijks met elkaar repeteren. En ook het publiek miste de makers en kunstenaars. De beleving van een avond in het theater, het moment van verstilling in een museum of een bezoek met de klas aan een filmtheater. Ik ben onder de indruk van de creativiteit en de initiatieven die ontstaan vanuit de sector om, nu de beperkende maatregelen worden versoepeld, hun publiek weer te ontmoeten.

Het kabinet heeft een breed pakket aan generieke maatregelen getroffen, waar de culturele en creatieve sector ook gebruik van kan maken. Het gaat dan met name om de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) (Kamerstuk 35 420, nr. 8), Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO) (Kamerstuk 35 420, nr. 11) en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS) (Kamerstuk 35 420, nr. 6). Verder heb ik coulancemaatregelen getroffen voor de door mij en de zes rijkscultuurfondsen gesubsidieerde instellingen. Subsidies worden doorbetaald, de huur voor de rijksmusea is voor drie maanden opgeschort en instellingen worden er niet op afgerekend als zij afgesproken prestaties niet behalen vanwege deze crisis. Het kabinet heeft € 300 miljoen ingezet voor aanvullende ondersteuning van de culturele en creatieve sector door de financieel zware eerste maanden heen te helpen en in staat te stellen om te investeren voor het volgende seizoen. In mijn brief van 27 mei jl1. ga ik in op de uitwerking van deze aanvullende ondersteuning.

I Moties

Corona

Met de brief van 27 mei ben ik op de volgende moties, aangenomen bij het Wetgevingsoverleg Cultuur en Corona van 28 april jl., ingegaan:

  • Motie van de leden Dijkhoff en Jetten over medio mei duidelijkheid over een aanvulling op het lopende steunpakket.2

  • Gewijzigde motie van het lid Asscher C.S. over steun voor ondernemers en werkenden uit de creatieve sector.3

  • Motie van het lid Dik-Faber c.s. over zorg dragen voor regionale spreiding bij behoud van culturele instellingen.4

  • Motie van de leden Geluk-Poortvliet en El Yassini over overleg over passende culturele en creatieve alternatieven.5

  • Motie van de leden Asscher en Belhaj over ondersteuning van niet-gesubsidieerde instellingen.6

Aan de motie van het lid Asscher c.s over de inspanningsverplichting om te voorkomen dat lokale en regionale culturele voorzieningen verdwijnen7 is uitvoering gegeven doordat het kabinet heeft besloten om een bevoorschotting op de compensatie aan gemeenten te verstrekken om de lokale en regionale culturele infrastructuur te ondersteunen. Rijk en medeoverheden bekijken samen welke reële compensatie nodig is op basis van de hogere uitgaven en gederfde inkomsten. 8

De motie van het lid van den Berge c.s. om alles in het werk te stellen om creatieve makers in de culturele sector door deze crisis heen te helpen9 is uitgevoerd door verschillende maatregelen. Het kabinet ondersteunt met de verschillende pakketten van generieke maatregelen alle door Covid-19 getroffen sectoren. Bij de uitwerking hiervan is steeds gekeken hoe werknemers en zzp’ers, ook in de culturele en creatieve sector, hier zo goed mogelijk gebruik van kunnen maken. Vanwege de uitvoerbaarheid zijn deze maatregelen generiek en gelden voor iedere sector dezelfde voorwaarden. In aanvulling op het tweede noodpakket heeft het kabinet in zijn brief van 3 juni jl.10 beide Kamers geïnformeerd over de invoering van de tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (TOFA). Als makers, artiesten en zelfstandigen uit de culturele en creatieve sector op geen enkele regeling aanspraak kunnen maken, kan uiteindelijk een beroep worden gedaan op de bijstand (Participatiewet) als sociaal vangnet voor zover aan de voorwaarden in de bijstand wordt voldaan. Voor wat betreft de aanvullende ondersteuning heb ik gekozen voor inzet van middelen gericht op het ondersteunen van vitale onderdelen van de culturele infrastructuur, zo veel mogelijk in de volle breedte. Zo kan het verdienvermogen van de sector, zodra dat weer mogelijk is, aangezwengeld worden. Ik verwacht dan ook dat instellingen deze aanvullende ondersteuning inzetten om makers door te betalen en opdrachten te verlenen aan makers en instellingen. Via regelingen van de zes rijkscultuurfondsen en het Steunfonds Auteursrecht zijn er ook maatregelen die specifiek gericht zijn op makers en zzp’ers.

Wat betreft de motie van het lid Van Raan11 zet de regering, in het volle bewustzijn van het belang van de culturele en creatieve sector voor de Nederlandse samenleving, continu alles op alles om hen te ondersteunen. De generieke maatregelen, de coulancemaatregelen en de aanvullende ondersteuning zijn daarvan de zichtbare resultaten. In totaal gaat het nu al om ongeveer een half miljard euro om de culturele en creatieve sector te ondersteunen.

Wat betreft de aangehouden motie van het lid Van Raan12; er zijn nu al verscheidene fiscale faciliteiten zoals het verlaagd BTW-tarief op de aanschaf van kunstvoorwerpen en de Geefwet, die giften aan cultuur extra aantrekkelijk maken. Ik ben in overleg met de Staatssecretaris van Financiën over deze faciliteiten en andere mogelijkheden.

Arbeidsmarkt

Wat betreft de motie van de leden Ellemeet en Asscher om bij het uitwerken van het arbeidsmarktbeleid het eigen karakter van de culturele en creatieve sector goed te betrekken13, heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangekondigd dat het rapport: «In wat voor land willen wij werken» van de commissie Borstlap in verband met de Corona crisis na de zomervakantie zal worden besproken. Het rapport en de kabinetsreactie gaan over de (juridische) vormgeving van de arbeidsrelatie en betreft zowel werknemers als zelfstandigen. Daarbij wordt ook de culturele- en creatieve sector betrokken.

In het debat van 18 november 2019 (Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 140) hebben wij er al over gesproken dat wettelijke ruimte voor collectieve onderhandelingen in de culturele sector in theorie niet nodig zou moeten zijn, omdat de nieuwe Leidraad tariefafspraken zzp’ers van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) ruimte geeft voor het maken van collectieve afspraken. De sector kan daar nu al mee aan de slag. Een wetsvoorstel, zoals gevraagd in de motie van het lid Belhaj c.s.14, zou de onderhandelingspositie van werkenden versterken door te voorzien in experimenten met verplichte minimumcontractvoorwaarden. Daarbij moet worden aangemerkt dat zo’n experiment pas mogelijk zou zijn als ultimum remedium. De sector zou eerst gebruik moeten maken van alle reguliere mogelijkheden om redelijke contractvoorwaarden tot stand te brengen. De afgelopen maanden stonden echter vooral in het teken van de zorgen rond de Corona-crisis en ontwikkelingen op het gebied van collectieve onderhandelingen zijn mede daardoor uitgebleven. Ik verwacht het wetsvoorstel nog steeds, conform de motie van het lid Belhaj c.s., in 2020 in te kunnen dienen.

De motie van het lid Belhaj c.s. beoogt dat de sector goed op de hoogte raakt van de mogelijkheden van de Leidraad tariefafspraken zzp’ers van de ACM, en waar nodig wordt ondersteund in de uitvoering van toepassing van die leidraad.15 Ik geef uitvoering aan deze motie door mijn steun voor de verdere uitvoering van de Arbeidsmarktagenda. Het nieuw gevormde Platform Arbeidsmarkt Culturele en Creatieve Toekomst, Platform ACCT, heeft hier subsidie voor aangevraagd. Daarin is ook voorzien dat ketentafels in verschillende disciplines ondersteuning kunnen krijgen bij hun verkenning naar honoreringsrichtlijnen en andere collectieve afspraken. In dit kader is er ook contact met de ACM over de toepassing van de leidraad.

Cultuurparticipatie

Wat betreft de motie van de leden Ellemeet en Asscher over onderzoek naar de toegankelijkheid van cultuurinstellingen en wat mogelijke belemmeringen zijn voor mensen met een beperking16, is Significant APE gestart met dit onderzoek. Een tussenrapport verwacht ik deze zomer en zal worden gedeeld met uw Kamer. Dit najaar volgt de eindrapportage die ik uw Kamer zal toezenden.

Ten aanzien van de motie van het lid Geluk-Poortvliet over onderzoek naar hoe de structurele ondersteuning van amateurkunstverenigingen kan worden versterkt17, kan ik u melden dat er, samen met de grootste landelijke koepels van amateurverenigingen (KNMO en Koornetwerk NL) en met ondersteuning vanuit het LKCA, een plan is opgesteld. Dit plan voorziet in een onderzoeksfase, waarin wordt uitgewerkt welke structurele ondersteuningsstructuur nodig is en welke rol het Rijk, provincies en gemeenten daarin hebben en tegelijkertijd in een praktische aanpak op de meest urgente thema’s waarmee het verenigingsleven worstelt. Door de corona crisis is logischerwijs vertraging in dit onderzoek opgetreden. Koren kunnen niet bij elkaar komen om te repeteren, leden missen zo niet alleen het plezier van samen zingen maar ook van de wekelijkse ontmoeting met elkaar. Door de onduidelijkheid rondom de veiligheid van hun activiteiten is de onzekerheid bij leden en koren groot. De koepels van de koor- en blaassector, waar veel vrijwilligers werken, hebben daarom te maken met een zeer hoge werkdruk.

Ik stuur u de resultaten van het onderzoek dit jaar toe.

Het LKCA ondersteunt verenigingen op dit moment al met een monitor amateurkunst en de Verenigingsscan. Deze verenigingsscan is een diagnose-instrument waarmee verenigingen in de amateurkunst de sterktes en zwaktes van hun vereniging in beeld kunnen brengen op vier thema’s (Geld & middelen, visie & beleid, communicatie & publiciteit en regelzaken). Op basis van de uitkomst kunnen verenigingen werken aan een concreet verbeterplan. De scan geeft per thema een diagnose, kan gebruikt worden om een duidelijke prioriteitenlijst op te stellen en geeft verenigingen praktische tips om verbeteringen te realiseren.

Broedplaatsen

Naar aanleiding van de motie van het lid Dik-Faber c.s. over broedplaatsen en atelierruimte18, kan ik u melden dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van de evaluatie van de Woningwet 2015 een wetswijziging in voorbereiding heeft. Een van de voorgestelde aanpassingen leidt tot een verruiming van de definitie van maatschappelijk vastgoed waardoor meer ruimte voor woningcorporaties ontstaat om hierin te investeren. Het gaat om ateliers die ook worden gebruikt voor op de wijk of buurt gerichte activiteiten. Het streven is om de wetswijzing per 1 januari 2021 in te laten gaan. Het onderzoek van de stedelijke regio Utrecht, dat ik medefinancier, naar de benutting van diverse (erfgoed)locaties is gaande en de resultaten van de eerste fase zijn dit voorjaar gepubliceerd.19 De tweede fase loopt momenteel waarbij erfgoedlocaties als pilot worden ingezet voor de huisvesting van makers. Het onderzoek zal medio 2021 resulteren in een eindrapport dat als een handvat kan dienen voor andere stedelijke regio’s. Vorig jaar hebben Platform BK en de Kunstenbond in verschillende steden bijeenkomsten in het kader van «Geen Stad Zonder Kunst #2» georganiseerd tussen kunstenaars, beleidsmakers en politici. Naar aanleiding hiervan is een onderzoeksrapport20 opgesteld waarin wordt ingegaan op de uitdagingen, knelpunten en goede voorbeelden bij het creëren van betaalbare atelierruimte. Bovenstaande wordt onder de aandacht gebracht bij de stedelijke regio’s.

Overig

Op de motie van het lid Ellemeet c.s.21 om in overleg met het Fonds Podiumkunsten inzichtelijk te maken hoeveel instellingen een aanvraag hebben ingediend bij het Fonds Podiumkunsten voor meerjarige subsidie voor de periode 2021–2024 en welk financieel beslag dit heeft, heb ik gereageerd met de brief van 17 maart 2020.22

Aan de motie van de leden Kwint en Belhaj over het verlichten van de verantwoordingsdruk voor makers en instellingen23 heb ik als volgt uitwerking gegeven. In aanloop naar de aanvraagperiode is er intensief contact geweest met de publieke cultuurfondsen en de andere overheden. Uitgangspunt daarbij was het verlagen van de verantwoordingsdruk. Dit is bereikt door kritisch te kijken naar de informatie die gevraagd wordt aan de instellingen in het kader van hun meerjarige subsidieaanvragen. Daar waar mogelijk hebben de verschillende subsidiegevers daarin dezelfde lijn gehanteerd.

II Toezeggingen

Popsector

Tijdens het Wetgevingsoverleg Cultuur van 18 november 2019, heb ik aangegeven dat we met het veld in gesprek zijn om te kijken wat we precies willen weten over de staat van de popsector en hoe we dat op een goede manier zouden kunnen doen. Ik heb u toegezegd dat u voor de zomer van 2020 daarvan het resultaat zou krijgen. Het onderzoek is inmiddels van start. In verband met Covid-19 heeft het onderzoek helaas wel enige vertraging opgelopen, waardoor de resultaten nu voor het eind van deze zomer verwacht worden.

Erfgoed- zonnepanelen

In het schriftelijke overleg van 5 maart 2020 over de subsidieregeling tienjarige ondersteuning iconische rijksmonumenten heeft de VVD-fractie haar zorgen uitgesproken over de aantasting van rijksmonumenten door verduurzamingsingrepen, zoals het aanbrengen van zonnepanelen.24 Ik heb toegezegd de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te laten kijken naar de mogelijkheden om zonder ernstige aantasting gebruik te kunnen maken van zonnepanelen op rijksmonumenten en uw Kamer daarover voor de zomer te informeren. Door aangepast adviesbeleid van de RCE, worden de mogelijkheden tot het plaatsen van zonnepanelen op rijksmonumenten verruimd. Deze nieuwe blik op de omgang met zonnepanelen op rijksmonumenten past in mijn beleid ten aanzien van verduurzaming van monumenten zoals verwoord in Erfgoed Telt (Kamerstuk 32 820, nr. 248). Het is tevens in lijn met de ambities van het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193) ten aanzien van de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed, waaronder ook monumenten worden gerekend.

In Nederland is de gemeente als bevoegd gezag vergunningverlener voor wijzigingen van rijksmonumenten. Bij ingrijpende wijzigingen vraagt de gemeente advies aan de RCE. Het adviesbeleid van de RCE – die deze adviestaak namens mij uitvoert – heeft dus betrekking op die gevallen. De advieslijn tot nu toe was dat zonnepanelen op rijksmonumenten alleen mogelijk zijn, indien deze niet te zien zijn vanuit openbaar toegankelijk gebied. Na onderzoek door de RCE en raadpleging van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de Federatie van Grote Monumentengemeenten en de provinciale Steunpunten cultureel erfgoed is de RCE tot de conclusie gekomen dat de mogelijkheid tot het plaatsen van zonnepanelen op rijksmonumenten verruimd kan worden25. Ik neem de conclusies van de RCE over. De ervaring leert dat in de praktijk veel gemeenten de advieslijn van de RCE zullen volgen, ook in gevallen waarin de RCE zelf niet adviseert. De RCE zal hiermee in het vervolg vaker positief over zonnepanelen kunnen adviseren. Bij panelen in het zicht blijft wel een voorwaarde dat deze niet leiden tot een onevenredige visuele aantasting van het monument. Ook moet er sprake zijn van een zorgvuldig ontwerp. In een aantal gevallen (bijzondere gebieden en ensembles en bijzondere daken) zullen de mogelijkheden voor panelen in het zicht beperkt zijn. Het adviesbeleid zal ook worden verwerkt in het voorlichtingsmateriaal dat de RCE aan eigenaren, gemeenten en erfgoedspecialisten verstrekt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstuk 32 820, nr. 353

X Noot
2

Kamerstuk 25 295, nr. 320

X Noot
3

Kamerstuk 35 441, nr. 18

X Noot
4

Kamerstuk 35 441, nr. 13

X Noot
5

Kamerstuk 35 441, nr. 9

X Noot
6

Kamerstuk 35 441, nr. 11

X Noot
7

Kamerstuk 35 441, nr. 12

X Noot
8

Kamerstuk 35 420, nr. 43

X Noot
9

Kamerstuk 35 441, nr. 8

X Noot
10

Kamerstuk 35 420, nr. 73

X Noot
11

Kamerstuk 35 441, nr. 14

X Noot
12

Kamerstuk 35 441, nr. 15

X Noot
13

Kamerstuk 32 820, nr. 341

X Noot
14

Kamerstuk 32 820, nr. 344

X Noot
15

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 100

X Noot
16

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 94

X Noot
17

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 96

X Noot
18

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 110

X Noot
21

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 93

X Noot
22

Kamerstuk 32 820, nr. 347

X Noot
23

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 98

X Noot
24

Kamerstuk 32 820, nr. 339

X Noot
25

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven