35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 73 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2020

Gisteren heeft uw Kamer de motie van de leden Asscher en Van Weyenberg1 aangenomen over de tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (TOFA) (Handelingen II 2019/20, nr. 77, stemmingen). Uit het aannemen van de motie blijkt dat uw Kamer de invoering van de TOFA wenselijk acht. Ik heb het UWV daarom formeel de opdracht gegeven om over te gaan tot invoering ervan. De regeling zal zo snel mogelijk in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Invoeringstermijn

Het UWV streeft ernaar het aanvraagloket op 22 juni a.s. te openen en gedurende drie weken open te stellen. Of het loket daadwerkelijk op 22 juni open kan, is pas met zekerheid te zeggen op 19 juni a.s., namelijk als het UWV zijn systemen heeft ingeregeld en getest. Mocht dan blijken dat invoering toch niet op 22 juni haalbaar is, dan zal ik uw Kamer daarover informeren.

Grotere doelgroep

In de motie roept uw Kamer de regering op de doelgroep van de regeling te vergroten. De grootte van de doelgroep wordt in belangrijke mate bepaald door het drempelbedrag zoals ik dat in mijn brief van 20 mei jl.2 heb beschreven: het vereiste dat een werknemer in februari 2020 minstens € 500 bruto aan loon moet hebben verdiend om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming. Ter uitvoering van de motie zal ik het drempelbedrag verlagen tot € 400 bruto. Hiermee kan een grotere groep werkenden, waaronder studenten, de tegemoetkoming aanvragen.

De motie roept ook op tot het hanteren van een tegemoetkomingsbedrag dat past bij de hoogte van het drempelbedrag. Ik heb daarom besloten de hoogte van de tegemoetkoming vast te stellen op € 550 bruto per maand, in plaats van € 600 per maand, over de maanden maart, april en mei. Deze hoogte sluit beter aan bij het drempelbedrag van € 400 en zorgt ervoor dat er niet een te grote groep ontstaat die een hogere tegemoetkoming krijgt dan men voorheen zelf verdiende. In lijn met de aangepaste hoogte zal ook het maximuminkomen over april worden vastgesteld op € 550 bruto. Mensen die in april meer verdienden, komen niet in aanmerking voor de TOFA.

De uitgaven aan deze regeling worden geraamd op circa € 0,2 miljard (inclusief uitvoeringskosten). Dit betreft een grove inschatting, omdat er geen goede empirische gegevens beschikbaar zijn over de omvang van de groep die in aanmerking komt. De budgettaire gevolgen van deze maatregel worden via een nota van wijziging op de derde incidentele suppletoire begrotingswet aan uw Kamer voorgelegd.

Fiscale behandeling

De TOFA-tegemoetkoming is een compensatie voor gederfd loon en heeft de vorm van een eenmalige bruto tegemoetkoming. De tegemoetkoming wordt behandeld als loon, wordt ook als zodanig belast en vormt inkomen voor toeslagen. De tegemoetkoming zal bij wet met terugwerkende kracht worden aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking en het UWV zal daarbij worden aangewezen als inhoudingsplichtige, zodat het UWV loonheffing kan inhouden.

Vanwege de korte implementatietermijn is het voor het UWV niet uitvoerbaar om op basis van een uitvraag bij de aanvrager wel of niet algemene heffingskorting toe te passen. Het UWV zal daarom, in afwijking van artikel 23, eerste en tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, in beginsel bij alle TOFA-tegemoetkomingen de algemene heffingskorting toepassen. Ook dit zal met terugwerkende kracht bij wet worden geregeld. Het in beginsel toepassen van de algemene heffingskorting kan ertoe leiden dat gerechtigden bij moeten betalen op de aanslag inkomstenbelasting als blijkt dat de algemene heffingskorting bij twee inhoudingsplichtigen is toegepast.

De regering zal een voorstel voor de bovenstaande wetsaanpassingen later dit jaar bij uw Kamer indienen. In de tussentijd anticipeert het UWV op de inwerkingtreding ervan. Het anticiperen op aanstaande wetgeving is slechts mogelijk als dit noodzakelijk is om onbillijkheden of uitvoeringstechnische problemen te voorkomen en indien daarbij een zorgvuldige belangenafweging wordt gemaakt. Daar is in dit geval sprake van. Het anticiperen is niet benadelend en de coronacrisis noopt tot maatregelen op korte termijn. Verkenning van verschillende opties heeft opgeleverd dat bovenstaande aanpassingen de enige manier zijn om binnen de benodigde termijn tot een uitvoerbare regeling te komen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 35 420, nr. 51

X Noot
2

Kamerstuk 35 420, nr. 40

Naar boven