35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 11 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 maart 2020

Het Coronavirus heeft de wereld en Nederland in zijn greep. Onze eerste prioriteit ligt uiteraard bij de gezondheid van de bevolking, en de gezondheidszorg. De impact van het virus is enorm – en heeft ingrijpende gevolgen voor de economie. Delen van het werk zijn stilgevallen, hele sectoren moeten tijdelijk hun deuren sluiten, zelfstandigen zien opdrachten wegvallen en werknemers zitten in onzekerheid thuis.

Op 17 maart heeft het kabinet het noodpakket banen en economie aangekondigd en uw Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 35 420, nr. 11). Het noodpakket bestaat uit diverse maatregelen. Deze maatregelen zorgen ervoor dat bedrijven hun personeel kunnen doorbetalen, bieden zelfstandigen een overbrugging en zorgen waar mogelijk voor behoud van liquiditeit via versoepelde belastingregelingen, compensatie en extra kredietmogelijkheden. De maatregelen worden zo robuust mogelijk vorm gegeven. Daarbij staat het zo snel mogelijk hulp bieden aan de ondernemers voorop. We vragen eenieder om verantwoordelijk met deze regelingen om te gaan, en er alleen gebruik van te maken als het echt nodig is.

Om de economie zoveel mogelijk draaiende te houden, vragen we van bedrijven zoveel mogelijk mensen aan het werk te houden – ook mensen met een flexibel contract. Om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen verschaffen over de verschillende maatregelen binnen het noodpakket, informeert het kabinet uw Kamer via afzonderlijke brieven. De stand van zaken van de verschillende maatregelen die in het pakket zijn aangekondigd is momenteel als volgt:

  • Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW). Het kabinet streeft ernaar om volgende week richting uw Kamer te communiceren over de contouren van de maatregel. Op dat moment wordt ook duidelijk wanneer de loketten open gaan. De maatregel wordt door de Minister van SZW vastgesteld in een ministeriële regeling die gelijktijdig aan uw Kamer zal worden gecommuniceerd.

  • Compensatiemaatregel eigen bijdrage kinderopvang. Het kabinet heeft 20 maart gecommuniceerd over de eerste contouren van de maatregel, waarbij ouders gecompenseerd worden voor hun eigen bijdrage tot de maximum uurprijs (Kamerstuk 35 420, nr. 10). Het kabinet streeft ernaar om op zo kort mogelijke termijn nadere duidelijkheid te geven over de vorm van de compensatie en wanneer die wordt uitgekeerd. De maatregel geldt vooralsnog tot 6 april maar kan indien nodig verlengd worden.

  • Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (Noodloket). Het kabinet communiceert op zeer korte termijn over de maatregel en zendt daarbij de regeling aan uw Kamer. Het loket gaat op dat moment per direct open. De regeling wordt maandag in de Staatscourant gepubliceerd.

  • BMKB, GO, Qredits, Borgstelling Landbouw. De BMKB is open onder de nieuwe voorwaarden sinds 16 maart. De aanpassing van de GO zal vandaag in de Staatscourant gepubliceerd worden. Voor Qredits geldt dat aanvragen voor uitstel tot aflossing inmiddels kunnen worden ingediend. De borgstelling landbouw is sinds woensdag 18 maart open en inmiddels ook bij de grote banken operationeel.

  • Bijzonder uitstel van betaling. Ondernemers kunnen sinds 12 maart bijzonder uitstel van betaling krijgen voor de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting (btw) en loonbelasting als zij door de coronacrisis in betalingsproblemen zijn gekomen. Uitstel kan worden aangevraagd nadat er aangifte is gedaan en de ondernemer een aanslag heeft ontvangen. Op 17 maart zijn de voorwaarden voor het aanvragen van uitstel van betaling verder versoepeld. Ondernemers krijgen sindsdien bij een aanvraag meteen uitstel van betaling voor een periode van drie maanden. Voor uitstel langer dan drie maanden zal de Belastingdienst om aanvullende informatie vragen.

  • Schrappen verzuimboete betalingsverzuim. Als een ondernemer in verband met de coronacrisis uitstel van betaling vraagt voor een naheffingsaanslag omzetbelasting of loonbelasting, zorgt de Belastingdienst er ook voor dat een eventuele bij de aanslag opgelegde boete voor een betalingsverzuim wordt geschrapt.

  • Tijdelijke verlaging belasting- en invorderingsrente. Het percentage voor de invorderingsrente is per 23 maart verlaagd naar 0,01%. Dit geldt niet alleen voor een belastingschuld waarvoor bijzonder uitstel van betaling wordt gevraagd, maar voor alle belastingschulden. Ook het percentage voor de belastingrente wordt verlaagd. Daarbij geldt om uitvoeringstechnische redenen dat dit ingaat vanaf 1 juni 2020. De enige uitzondering hierop vormt de tijdelijke verlaging van het percentage van de belastingrente in de inkomstenbelasting, die zal ingaan vanaf 1 juli 2020. De Belastingdienst rekent per de aangegeven data met de nieuwe percentages. Belastingplichtigen hoeven daar niets voor te doen.

  • Verminderen voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Ondernemers die een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2020 hebben ontvangen en nu een lagere winst verwachten, kunnen deze wijzigen zodat zij direct minder belasting betalen. Ondernemers die helemaal geen winst meer verwachten te halen, krijgen de belasting die zij voor dit jaar al betaald hebben daarna direct terug.

In deze brief gaan ik nader in op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers. Daarnaast wordt in het laatste deel van de brief ingegaan op het voornemen van het kabinet om gemeenten ruimte te bieden om tijdelijk soepeler om te kunnen gaan met onderdelen van de Participatiewet.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers

Door de maatregelen van het Rijk om de verspreiding van het coronavirus te beteugelen derven veel zelfstandigen, zoals in de culturele sector en de horeca, noodgedwongen inkomsten. Het kabinet wil ook deze groep ondersteunen, zodat zij daarna hun bedrijf kunnen voortzetten. Het kabinet komt daarom met de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandig ondernemers (Tozo). Zelfstandig ondernemers met financiële problemen kunnen een beroep doen op deze voorziening, die uitgevoerd wordt door gemeenten. De regeling is geënt op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz).

Voordat nader wordt ingegaan op de uitwerking hecht ik eraan het volgende op te merken. Mogelijk is de indruk ontstaan dat deze regeling alleen voor zzp’ers is bedoeld. Dat is niet het geval. Ook zelfstandig ondernemers met personeel kunnen een beroep doen op de regeling, als zij voldoen aan de criteria.

De regeling is in nauw overleg met VNG, Divosa en experts van gemeenten uitgewerkt. Bij de uitwerking weegt zwaar dat de regeling snel ingevoerd kan worden en dat gemeenten bij de uitvoering van de regeling in staat zijn om de verwachte grote aantallen aanvragen voortvarend af handelen, zodat ondernemers snel geholpen worden. Dat betekent dat de administratieve lasten, zowel voor ondernemers als voor gemeenten, beperkt moeten blijven. Hoewel zorgvuldigheid en het beperken van frauderisico’s belangrijk zijn, impliceert de nadruk op snelheid mogelijk wel dat niet al het misbruik en oneigenlijk gebruik ondervangen kan worden. Het kabinet streeft in het licht van de huidige crisissituatie naar een goede balans tussen snelheid en zorgvuldigheid. In de regeling zijn waarborgen ingebouwd om misbruik tegen te gaan. Onderstaand worden die toegelicht.

Het streven naar eenvoud heeft in deze uitzonderlijke omstandigheden ook tot gevolg dat er, anders dan bij de reguliere bijstand, niet op huishoudniveau wordt gekeken of er sprake is van onvoldoende middelen van bestaan. Er is geen toets op het inkomen van de echtgenoot of partner en ook geen vermogenstoets. Dit impliceert dat er zich situaties kunnen voordoen waarin formeel gezien sprake is van een recht op ondersteuning op grond van deze regeling, maar waarin er materieel gezien geen reden is om een beroep te doen op de regeling. Zoals eerder is aangegeven doet het kabinet een nadrukkelijk appel op mensen die de extra ondersteuning niet nodig hebben om af te zien van een aanvraag. Dit ontlast de uitvoering en draagt bij aan een doelmatige besteding van publieke middelen. Het draagt eraan bij dat juist de ondernemers die het echt nodig hebben snel van hulp kunnen worden voorzien.

Het vervolg van deze brief is als volgt opgebouwd. Eerst wordt ingegaan op de vormgeving van de regeling. Vervolgens gaat de brief in op het proces om de noodzakelijke regelgeving tot stand te brengen. De brief gaat ook in op de ondersteuning van gemeenten bij de implementatie en de uitvoering van de regeling. Daarbij wordt ook ingegaan op de financiële middelen die gemeenten ontvangen van het Rijk.

Het is van groot belang om de ontwikkelingen bij de uitvoering van de regeling nauwgezet te volgen, om zo nodig bij te kunnen sturen. Ook daaraan wordt onderstaand aandacht besteed.

Vormgeving van de overbruggingsregeling

Het doel van de regeling is tweeledig: allereerst om te voorzien in het levensonderhoud van zelfstandigen wanneer het inkomen als gevolg van de coronacrisis tot onder het sociaal minimum daalt, en ten tweede om liquiditeitsproblemen als gevolg van de coronacrisis op te vangen.

De regeling is tijdelijk en geldt voor drie maanden (maart, april en mei 2020). Een aanvraag voor levensonderhoud kan tot en met 31 mei 2020 worden ingediend. De uitkering voor levensonderhoud duurt maximaal drie maanden. Een aanvraag voor een uitkering voor levensonderhoud kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd tot en met 1 maart 2020. Terugwerkende kracht is mogelijk voor alle aanvragen die zijn ingediend binnen de looptijd van de regeling (1 maart tot en met 31 mei 2020).

Om in aanmerking te komen voor de ondersteuning dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan. De zelfstandige moet in Nederland woonachtig zijn, eveneens moet het bedrijf in Nederland gevestigd zijn (of de hoofdzakelijke werkzaamheden). Er kunnen zich grensgevallen voordoen, bijvoorbeeld als de ondernemer in Nederland woont, maar zijn onderneming in Duitsland gevestigd is of andersom. Het kabinet vindt het belangrijk dat er voor alle ondernemers goede ondersteuning is. Daarom onderzoekt het kabinet met spoed de mogelijkheden om deze ondernemers te ondersteunen. Daarbij wordt in ogenschouw genomen wat andere landen doen voor deze groep. Uw Kamer zal daarover zo spoedig mogelijk geïnformeerd worden. Ten aanzien van bijstand voor levensonderhoud geldt dat elke lidstaat de verplichting heeft om haar inwoners een dergelijke vorm van bijstand te verschaffen. Als een zelfstandige met een onderneming in Nederland in een andere lidstaat woonachtig is, kan deze in het woonland een beroep te doen op sociale bijstand.

Daarnaast moet een zelfstandige voldoen aan het urencriterium, wat neerkomt op 1.225 uur per jaar ofwel circa 24 uur per week. Tot slot moet een zelfstandige bedrijfsmatig actief zijn geweest, waaronder ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel, voordat deze regeling is aangekondigd, dus voor 17 maart 2020.

Ook een directeur-grootaandeelhouder (DGA) van een besloten vennootschap kan in principe een beroep doen op de tijdelijke regeling, als deze voldoet aan de wettelijke eisen: het urencriterium, er moet sprake zijn van volledige zeggenschap en van het dragen van de financiële risico’s. Ook dient de DGA naar waarheid te verklaren en aannemelijk te maken dat zijn/haar B.V. nu geen salaris kan uitbetalen.

Ondersteuning op grond van de Tozo kan worden aangevraagd in de vorm van een bijstandsuitkering voor levensonderhoud én in de vorm van een lening voor bedrijfskapitaal.

  • 1. Aanvullende uitkering voor levensonderhoud (algemene bijstand): vanuit de regeling wordt het inkomen van de zelfstandige aangevuld tot het sociaal minimum dat op de zelfstandige van toepassing is. Dat komt neer op maximaal € 1.500 (netto) voor gehuwden, of maximaal € 1.050 (netto) voor een alleenstaande vanaf 21 jaar. De maximale uitkeringsduur is drie maanden. Om in aanmerking te kunnen komen voor deze uitkering dient de zelfstandige naar waarheid te verklaren dat het inkomen naar verwachting in de periode van ondersteuning minder zal bedragen dan het toepasselijke sociaal minimum als gevolg van de coronacrisis. Omdat de uitkering een inkomensaanvulling is tot het toepasselijke sociaal minimum, wordt de hoogte ervan afgestemd op de te verwachten inkomsten van de aanvrager. Vervolgens kan de uitkering in één keer worden toegekend voor een periode van maximaal drie maanden. De uitkering wordt maandelijks uitbetaald en telt mee voor het verzamelinkomen voor de inkomensafhankelijke toeslagen. Ontvangers van een uitkering zijn verplicht om wijzigingen in hun inkomenssituatie uit zichzelf door te geven. Achteraf controleren gemeenten het daadwerkelijk genoten inkomen.

  • 2. Lening voor bedrijfskapitaal: vanuit de regeling kan een zelfstandige een lening afsluiten van maximaal € 10.157 tegen een rente van 2%. De maximale looptijd van een lening is drie jaar. Tot 1 januari 2021 hoeft er nog niet te worden afgelost. Om in aanmerking te kunnen komen voor een lening dient een zelfstandige naar waarheid te verklaren en aannemelijk te maken dat er sprake is van liquiditeitsprobleem als gevolg van de coronacrisis.

Bij de vormgeving van Tozo is vanwege de uitzonderlijke omstandigheden gekozen voor het tijdelijk niet toepassen van de kostendelersnorm. Alleen zo kunnen gemeenten in staat worden gesteld om het inmiddels al ongekend hoge aantal aanvragen snel en efficiënt af te handelen. Er is op dit moment echter geen wettelijke grondslag om af te wijken van de kostendelersnorm. Daarom vraag ik gemeenten om die norm niet toe te passen bij de uitvoering van de Tozo, en de regeling dus contra legem uit te voeren. Het verzoek aan uitvoeringsorganen (in dit geval gemeenten) is mogelijk, maar dan moet dat wel in anticipatie zijn op een formeel wettelijke grondslag die nog tot stand zal worden gebracht. Daarom bereid ik reparatiewetgeving voor om met terugwerkende kracht afdoende grondslag in de wet te creëren om af te wijken van de kostendelersnorm. De reikwijdte van deze wetswijziging blijft uiteraard strikt beperkt tot deze uitzonderlijke situatie en periode. Deze wetswijziging zal – rekening houdend met de prioritering binnen de actuele situatie – worden voorbereid.

De inlichtingenplicht op grond van artikel 17 van de Participatiewet is ook van toepassing op de Tozo. Dat betekent dat degene die een beroep doen op de regeling verplicht is om uit zichzelf aan de gemeente alle inlichtingen te verstrekken die van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de uitkering. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om wijzigingen in de inkomenssituatie van de zelfstandige. Indien hiertoe aanleiding bestaat, past de gemeente de uitkering aan of zet de uitkering stop. Gemeenten zijn verplicht om bij fraude de toegekende bijstand terug te vorderen en een boete op te leggen. Voor het overige geldt voor gemeenten een terugvorderingsbevoegdheid.

In de bijlage staan bovenstaande kaders van de regeling verder beschreven.

Het tijdelijke besluit en reparatiewetgeving

Op dit moment wordt hard gewerkt om de regeling zoals hierboven beschreven in een algemene maatregel van bestuur (amvb) te vervatten. Dit vergt naar verwachting enige weken voordat deze amvb geformaliseerd kan worden.

Deze amvb wordt gebaseerd op artikel 78f van de Participatiewet. Dit artikel geeft de mogelijkheid om voor de bijstandsverlening aan zelfstandigen afwijkende regels te stellen. Zodra het ontwerpbesluit klaar is, zal dit voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State aanhangig worden gemaakt. Artikel 78f kent geen voor- of nahangprocedure bij de Staten-Generaal, maar ik zal de Kamer uiteraard op de hoogte houden van alle relevante vorderingen. Zodra de Raad van State heeft geadviseerd zal het besluit zo snel mogelijk in het Staatsblad worden gepubliceerd en terugwerken tot en met 1 maart.

Ondertussen zullen gemeenten op basis van de informatie in deze brief alvast van start gaan met de uitvoering van de regeling, hetgeen gebeurt op basis van een voorschot.

Ondersteuning van gemeenten bij de implementatie van de regeling

De VNG, Divosa en het Ministerie van SZW werken intensief samen om gemeenten te ondersteunen bij de uitvoering van Tozo. Gemeentelijke ICT-leveranciers werken ook hard mee aan het ondersteunen van de regeling in de systemen. De ondersteuning aan gemeenten bestaat uit drie onderdelen: 1) de Toolkit Tozo, 2) ondersteuning vanuit de VNG aan gemeentelijke softwareleveranciers die werken aan de aanpassing van hun software, en 3) een digitale beslisboom voor potentiële aanvragers.

De Toolkit Tozo bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen:

  • Een uitgebreide instructiehandreiking voor gemeenten die inzicht biedt in de wijze waarop gemeenten de regeling kunnen uitvoeren (wat moet ik doen en hoe moet ik dat doen?). Deze handreiking is 1 april beschikbaar.

  • Een modelaanvraagformulier, modelbrieven, modelformulieren en modelbeschikkingen. De Toolkit zal daartoe voortdurend worden uitgebreid.

  • Een overzicht van meest gestelde vragen en antwoorden.

De gemeentelijke softwareleveranciers ondersteunen de uitvoering van deze regeling met specifieke aanpassingen in de applicaties. De inzet is dat aanvragen digitaal worden ingediend en in hoge mate geautomatiseerd dan wel digitaal ondersteund worden afgehandeld. Het streven is dat de digitale toegang begin april gereed is.

Via een digitale beslisboom wordt het voor potentiele aanvragers mogelijk om voorafgaand aan de aanvraag te toetsen of zij voor Tozo in aanmerking komen. Zo kan de gemeentelijke uitvoering worden ontlast. Ook wordt in overleg met de vertegenwoordigers van ondernemers informatie ontwikkeld over wat het betekent als een ondernemer gebruik maakt van de regeling.

Financiële middelen voor gemeenten

Gemeenten worden volledig financieel gecompenseerd voor de uitkeringskosten en uitvoeringskosten in het kader van de Tozo. Op de SZW-begroting is hiervoor een bedrag van 3,8 miljard euro gereserveerd. Gemeenten ontvangen de benodigde middelen via een nieuwe specifieke uitkering.

Om direct aan de slag te kunnen gaan ontvangen gemeenten, vooruitlopend op publicatie en inwerkingtreding van de regeling, een voorschot van 250 miljoen euro om de benodigde uitgaven te kunnen doen. De beschikkingen hiervoor zijn vandaag verzonden. Het kabinet zal het aantal aanvragen monitoren en op basis hiervan en de signalen van gemeenten zal worden bezien in welke mate verdere bevoorschotting noodzakelijk is.

Gemeenten verantwoorden zich achteraf, na afloop van het uitvoeringsjaar, op de gebruikelijke wijze (via het systeem van Single Information Single Audit) aan het Rijk over de daadwerkelijke uitkeringskosten. De uitkeringskosten bestaan uit de uitkeringslasten verminderd met de baten uit uitkeringen, met name de baten uit aflossing en rente op de verstrekte leningen voor bedrijfskapitaal. Voor de vergoeding van de uitvoeringskosten geldt een vast bedrag per besluit op een aanvraag. Op basis van deze gemeentelijke verantwoording wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld en – onder verrekening van de aan de gemeente verstrekte voorschotten – betaald aan de gemeente.

Monitoring van de ontwikkelingen bij de uitvoering van de regeling

Het is belangrijk dat de ontwikkelingen bij de uitvoering van de regeling op de voet worden gevolgd. Zo kunnen tijdig mogelijke knelpunten worden gesignaleerd en kan worden bezien of nadere maatregelen nodig zijn. Op dit moment wordt met 30 gemeenten en samenwerkingsverbanden van gemeenten een snelle monitoring op gang gebracht van de binnengekomen Tozo-aanvragen. Samen zorgt dit voor informatie van 136 gemeenten verspreid over heel Nederland met voldoende diversiteit qua type gemeente. Op deze wijze wordt dagelijks een landelijk indicatief beeld van het aantal aanvragen verkregen, waarbij de overige gemeenten niet onnodig worden belast.

Daarnaast zal aan de Bijstandsuitkeringsstatistiek, beheerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), een nieuwe code voor de Tozo worden toegevoegd. Op deze wijze kunnen gemeenten het aantal beschikkingen voor de Tozo aanleveren aan het CBS. Het CBS zal vervolgens gedurende de verslagmaand vaker rapporteren over het aantal Tozo-beschikkingen en over de gemiddelde hoogte van het bedrag. Ook zal het CBS vaker rapporteren over de extra instroom in de bijstandsregelingen (Participatiewet, IOAW en IOAW).

Ruimte voor gemeenten om tijdelijk af te wijken van de Participatiewet

Als gevolg van de coronacrisis is het wenselijk dat gemeenten op een beperkt aantal bepalingen in de Participatiewet ruimte krijgen om niet-wetsconform te handelen. Dit betreft ten eerste een verruiming van de mogelijkheden om jongeren tot 27 jaar binnen de voorgeschreven zoekperiode van vier weken bijstand toe te kennen. Ten tweede betreft dit een versoepeling van de wijze waarop loonwaardebepaling voor het berekenen van loonkostensubsidie plaatsvindt.

Aanspraak jongeren op bijstand

Gemeenten krijgen op dit moment al te maken met extra aanvragen voor bijstand. Jongeren van 18 tot 27 jaar die een beroep doen op bijstand hebben te maken met een zoektermijn van vier weken voordat een aanvraag ingediend mag worden. Gedurende die vier weken kan er nog geen bijstand worden toegekend en is het verstrekken van een voorschot ook niet mogelijk. Door het plotseling wegvallen van inkomen kan er financiële problematiek ontstaan, terwijl ander werk of scholing door de uitzonderlijke omstandigheden op dit moment lang niet overal voor handen is. Gemeenten krijgen daarom de ruimte om in de periode 1 maart tot 1 juni 2020 af te wijken van regels rond de verplichte zoektermijn van vier weken. Daardoor kunnen zij individueel maatwerk toepassen bij het hanteren van de vier weken zoektermijn en daarmee financiële problemen bij jongeren die plotseling zonder werk en inkomsten komen te zitten als gevolg van de coronacrisis voorkomen.

Loonwaardebepaling

Als gevolg van de coronacrisis dreigen vertragingen bij de loonwaardebepaling voor het berekenen van loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet. Ook de loonwaardebepaling door UWV in het kader van de Wajong ondervindt hiervan hinder. Loonwaardebepalers kunnen hun werk niet altijd doen op de werkplek van de werknemer vanwege het besmettingsrisico. Ook is de werknemer als gevolg van de coronamaatregelen niet altijd op de werkplek aanwezig. Voor een zorgvuldige beoordeling van de arbeidsprestatie van een werknemer is een bezoek aan de werkplek essentieel. Tegelijkertijd belemmert vertraging van de loonwaardebepaling mensen met een arbeidsbeperking om aan het werk te komen, en het kan zelfs betekenen dat mensen met een arbeidsbeperking hun baan kwijtraken. Dat laatste is een risico wanneer een gemeente forfaitaire loonkostensubsidie heeft ingezet. Forfaitaire loonkostensubsidie is op grond van de Participatiewet voor maximaal zes maanden mogelijk en binnen die zes maanden moet een loonwaardebepaling plaatsvinden. De voorwaarden die gelden voor de loonwaardebepaling en de inzet van forfaitaire loonkostensubsidie (namelijk een werkplekbezoek) vormen onder de huidige omstandigheden een risico voor de baankans en het baanbehoud van mensen met een arbeidsbeperking. Daarom is het gewenst om gegeven deze omstandigheden in de periode 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 enige coulance in de uitvoering te betrachten.

Dit betekent concreet dat de interviews voor de loonwaardebepalingen telefonisch mogen worden uitgevoerd voor de periode 1 maart tot 1 juni 2020. Voorwaarde daarbij is dat de telefonisch vastgestelde loonwaarde voor maximaal zes maanden geldt, en dat er zodra de omstandigheden zijn genormaliseerd zo spoedig mogelijk een werkplekbezoek plaatsvindt. De instanties die de meeste loonwaardebepalingen uitvoeren voor gemeenten (UWV en Dariuz) hebben al besloten om de interviews telefonisch uit te voeren. Andere aanbieders mogen dat dus ook. Daarnaast mogen gemeenten, wanneer zij forfaitaire loonkostensubsidie hebben ingezet in de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020, de duur stilzwijgend verlengen voor een periode van maximaal zes maanden, als er geen tijdige loonwaardebepaling kan plaatsvinden. Ook hierbij geldt de voorwaarde dat er alsnog zo spoedig mogelijk een werkplekbezoek plaatsvindt, zodra de omstandigheden genormaliseerd zijn. Deze maatregelen dragen bij aan baanbehoud van mensen met een arbeidsbeperking.

Tot slot

Samen met VNG, Divosa en alle relevante partijen wordt er hard gewerkt om de tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandigen zo snel mogelijk uit te implementeren. Door deze samenwerking ontstaat een regeling en werkwijze die uitvoerbaar is en zelfstandigen op korte termijn financiële ondersteuning biedt.

Het kabinet heeft heel veel waardering voor de inzet die gemeenten nu al plegen en voor de bereidheid van gemeenten om deze tijdelijke regeling, samen met het Rijk, snel en adequaat tot uitvoering te brengen. Daarbij realiseren we ons dat de regeling ongetwijfeld niet perfect zal zijn. Werkende weg bekijken we of de regeling nog steeds voldoet aan de doelstelling en of aanpassingen gewenst zijn. Ook zal in de komende periode worden bezien of verlenging van de regeling noodzakelijk is en op welke wijze dit dan kan worden vormgegeven.

Een afschrift van deze brief heb ik heden ook aan de voorzitter van de Eerste Kamer gezonden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Bijlage Kaders Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandig ondernemers

  • Het kabinet stelt een tijdelijke, versoepelde regeling in om zelfstandig ondernemers, waaronder zzp’ers, te ondersteunen zodat zij hun bedrijf kunnen voortzetten.

  • De ingangsdatum van de regeling werkt terug tot en met 1 maart 2020. Terugwerkende kracht is mogelijk voor alle aanvragen die zijn ingediend binnen de looptijd van de regeling (maart t/m mei 2020).

  • De regeling is tijdelijk en geldt voor drie maanden. Een aanvraag kan tot en met 31 mei 2020 worden ingediend voor maximaal drie maanden.

  • De regeling wordt een nieuwe amvb op basis van artikel 78f van de Participatiewet, naast het huidige Bbz.

  • De regeling is geënt op de systematiek van het Bbz. In afwijking van het Bbz is er echter:

    • geen eis van levensvatbaarheid van het bedrijf;

    • geen vermogenstoets;

    • geen toets op het inkomen van de partner.

  • In afwijking van de artikelen 19a en 22a van de Participatiewet wordt de kostendelersnorm niet toegepast.

  • De regeling wordt uitgevoerd door gemeenten.

  • De doelgroep bestaat uit zelfstandigen (w.o. zzp’ers). Zelfstandigen dienen de voldoen aan de volgende eisen:

    • in Nederland woonachtig zijn en het bedrijf is in Nederland gevestigd (of de hoofdzakelijke werkzaamheden vinden in Nederland plaats);

    • voldoen aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek (minimaal 1.225 uur per jaar ofwel 24 uur per week werkzaam als zelfstandige);

    • voor 17 maart 2020 bedrijfsmatig actief zijn geweest als zelfstandige en ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel.

  • Vanuit de regeling kan beroep worden gedaan op twee voorzieningen:

    • 1. Bijstand voor levensonderhoud (algemene bijstand).

      Het inkomen van de zelfstandige wordt aangevuld tot het toepasselijke sociaal minimum (netto € 1.500 voor gehuwden en netto € 1.050 voor een alleenstaande, alsmede de gebruikelijke, lagere bijstandsnormen voor jongeren van 18 tot 21 jaar).

      Maximale uitkeringsduur is drie maanden.

      De uitkering voor levensonderhoud wordt in één keer voor drie maanden toegekend en wordt per maand uitbetaald.

      Om in aanmerking te kunnen komen dient de zelfstandige naar waarheid te verklaren dat naar verwachting het inkomen in de komende drie maanden minder zal bedragen dan het toepasselijke sociaal minimum als gevolg van de coronacrisis. Hieruit volgt dat het inkomen vooraf niet wordt getoetst.

      De uitkering telt gewoon mee voor het verzamelinkomen voor de inkomensafhankelijke toeslagen.

    • 2. Bijstand ter voorziening in de bedrijfskapitaalbehoefte.

      De zelfstandige kan een lening afsluiten van maximaal € 10.157 met een rente van 2%. Maximale looptijd van de lening is drie jaar. Tot 1 januari 2021 behoeft er nog niet te worden afgelost.

      Om in aanmerking te kunnen komen dient de zelfstandige naar waarheid te verklaren en aannemelijk te maken dat er sprake is van liquiditeitsprobleem als gevolg van de coronacrisis.

  • Met betrekking tot de verstrekking van een lening voor bedrijfskapitaal kunnen zich grensgevallen voordoen, bijvoorbeeld als het bedrijf in Nederland is gevestigd en de ondernemer in het buitenland woont.

  • De inlichtingenplicht op grond van artikel 17 van de Participatiewet is van toepassing op de regeling. Dit betekent dat degenen die een beroep doen op de regeling verplicht zijn om uit zichzelf aan de gemeente alle inlichtingen te verstrekken, die van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de uitkering. Indien hiertoe aanleiding bestaat, past de gemeente de uitkering aan.

  • Voor inkomensondersteuning moet de zelfstandige aangeven – dat zij verwachten – dat als gevolg van de coronacrisis het inkomen de komende drie maanden minder zal zijn dan het sociaal minimum. Wanneer dit achteraf anders blijkt te zijn moet de zelfstandige dit uit zichzelf doorgeven aan de gemeente en vindt er verrekening plaats.

  • Gemeenten zijn verplicht bij fraude de toegekende bijstand terug te vorderen en een boete op te leggen. Voor het overige geldt voor gemeenten een terugvorderingsbevoegdheid. Achteraf zal worden gecontroleerd.

  • Gemeenten worden volledig financieel gecompenseerd voor de uitkeringskosten en uitvoeringskosten van de regeling.

  • Er kan samenloop zijn met de EZK-regeling «noodloket» (gift 4.000 euro ten behoefte van bedrijfskosten; dit betreft geen inkomenssteun). Deze 4.000 euro wordt niet verrekend met de uitkering.

Naar boven