21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 890 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 december 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 14 oktober 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over:

  • Landbouw- en Visserijraad op 22 en 23 oktober 2015.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: De Caluwé

Griffier: De Vos

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: De Caluwé, Dijkgraaf, Dik-Faber, Dikkers, Geurts, Grashoff, Koşer Kaya en De Liefde,

en Staatssecretaris Dijksma, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang: 11.00 uur.

De voorzitter: Ik heet de Staatssecretaris van Economische Zaken en de leden van de commissie van harte welkom bij dit overleg. De spreektijd is vastgesteld op vijf minuten per fractie. Ik zie dat er op dit moment zes fracties aanwezig zijn. Wij hebben tweeënhalf uur voor dit overleg. Ik stel voor om maximaal twee interrupties toe te staan, met het verzoek om ze kort te houden om te voorkomen dat wij uit de tijd lopen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik ga meteen van start. Ik lees dat er op 21 augustus een bijeenkomst is geweest van een aantal landbouwministers om te praten over genetisch gemodificeerde organismen (ggo's). Was Nederland daarbij vertegenwoordigd en, zo ja, op welk niveau? Als wij er niet bij waren, ben ik wel benieuwd waarom dat was. Ik hoor graag een appreciatie van de Staatssecretaris van de uitkomsten van deze bijeenkomst. Ik hoorde dat er zorg was over onvoldoende ggo-vrije eiwitgewassen in de EU en ik ben benieuwd of de Staatssecretaris die zorg deelt.

Ik ben voorstander van het vergroten van het areaal soja. Ik heb laatst in deze commissie gemeld dat ik een ontzettend leuk werkbezoek heb gehad in Nederland, waarbij ik op een sojaveld heb gestaan en heb gezien dat de opbrengst daarvan helemaal niet onderdoet voor wat ze in Brazilië doen. Het kan echt. Dat areaal is groeiende. Boeren raken er steeds meer aan gewend. Dat is erg leuk om te zien. Het lijkt me wel goed om te melden dat de oogst van soja later plaatsvindt dan de oogst van andere gewassen, waardoor het zaaien van een vanggewas daarna niet zo heel erg nuttig meer is. Misschien is de Staatssecretaris daarvan op de hoogte. Mijn vraag is of zij daar eens over wil nadenken, want het is voor boeren wel een belemmering voor het telen van soja. Als je toch de ambitie hebt om meer ggo-vrije soja in Europa te telen, zou je hier ook naar moeten kijken.

De PvdA-fractie is warm voorstander van het voorstel van de Europese Commissie om ggo-veevoer en ggo-voedingsmiddelen op nationaal niveau alsnog te mogen verbieden. Zij zijn niet de belofte die zij zouden zijn volgens de glossy folders van de fabrikanten, al was het maar omdat de belofte van minder middelengebruik dankzij ggo's helemaal niet gehaald wordt. Wij weten dat de Staatssecretaris daar anders over denkt en wachten onze tijd rustig af. Die komt nog wel. De schimmelresistente aardappel – die kregen wij van de week weer aangeboden bij de aanbieding van een petitie – is de wereld aan het veroveren. Het is een Nederlandse uitvinding, volstrekt ggo-vrij en gewoon eerlijk veredeld. Daar zien wij veel meer in.

Dan de visserijprotocollen. Ik dank de Staatssecretaris voor de informatie over de visserijprotocollen die zijn gesloten met Gabon. In de evaluatie staat dat er voor de Europese vissers wel profijt is geweest, maar dat de economie van Gabon er niet of nauwelijks van heeft geprofiteerd. Daarnaast lezen wij over vismethoden die niet in lijn zijn met de aanbevelingen, zoals lokvlotten. Waarom dan instemmen met het onderhandelingsmandaat? Alleen de Nederlandse vissers worden beter van het geven van belastinggeld aan Gabon, zo lijkt het als ik de stukken lees. Ik laat me graag overtuigen. Ik kan me echter heel goed voorstellen dat de Staatssecretaris zich onthoudt van stemming of tegenstemt aan het eind van het traject, want wat ons betreft is niet voldaan aan de voorwaarden. Wij zouden graag zien dat in een onderhandelingsmandaat eisen worden gesteld aan zaken als reciprociteit, waardoor het voor de Gabonese vissers ook profijtelijk is.

Ik doe echt mijn best om binnen de vijf minuten te blijven, maar ik merk dat ik enorm struikel over mijn woorden. Rustig, rustig, rustig.

Dank voor de rapportage van het pilotproject cctv Toezicht aanlandplicht pelagische diepvriesvaartuigen die wij hebben mogen ontvangen, over cameratoezicht in de pelagische visserij. Wij vonden die interessant en vragen ons af of er vervolg aan wordt gegeven. In de rapportage wordt melding gemaakt van de kosten. Ik ben erg benieuwd wat de Staatssecretaris hiermee van plan is. Wij zijn er erg enthousiast over.

Ik heb nog wat visserijpunten. Kan de Staatssecretaris ingaan op de stand van zaken in het Europees Parlement ten aanzien van de protocollen met Liberia en Mauritanië? Wij willen ook graag weten hoe het tijdpad van de onderhandelingen eruitziet. Dat mag worden opgenomen in het volgende verslag. Ik kan me voorstellen dat de Staatssecretaris die informatie niet paraat heeft.

De Staatssecretaris gaat op tournee door Europa, hebben wij begrepen. Dat juichen wij van harte toe. Wij vinden dat heel erg leuk. Het is heel goed dat zij dat doet. Wij zouden graag op de hoogte blijven van de voortgang ervan. Ook dat punt kan aan de orde komen in een volgend overleg over de Landbouw- en Visserijraad. Het is leuk om daarover te horen.

Op 2 oktober heeft de Europese Commissie een tussentijdse evaluatie van de biodiversiteitsstrategie gepubliceerd. Hieruit komt naar voren dat er nog grote stappen gezet moeten worden. Kan de Staatssecretaris een schriftelijke appreciatie sturen van de tussentijdse evaluatie van de biodiversiteitsstrategie?

De voorzitter: Het was nog niet eens vierenhalve minuut, dus dat ging heel goed. Ik geef nu het woord aan de heer Dijkgraaf.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik neem die halve minuut er dan wel bij.

De voorzitter: Nee, dat gaan wij niet doen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Hoe is het mogelijk? Het gaat heel goed met de schol en de tong in de Noordzee. Er is heel veel jonge vis, waarmee ervoor gezorgd is dat visbestanden ook bij hogere quota op peil blijven. De vijfjaarlijkse evaluatie van de toestandbeoordeling van het tongbestand klinkt goed. Hoe is het dan mogelijk dat de ICES (International Council for the Exploration of the Sea) de MSY – een naar woord: de streefwaarde of maximum sustainable yield – naar beneden bijstelt en daar een verlaging van scholquota roll-over voor tong aan koppelt? Wij kunnen dat niet accepteren. Ik vraag de Staatssecretaris stevig stelling te nemen tegen het zomaar naar beneden bijstellen van de streefwaarde, ook richting ICES. Visserijbedrijven mogen geen speelbal van het ICES-bestuur worden.

Wij hebben de wetenschappelijke rapporten bestudeerd en constateren dat er licht zit tussen wat wetenschappers eind 2014 schreven en de keuzes die het ICES-bestuur heeft gemaakt. Ik vraag de Staatssecretaris of dat het geval is. Wij krijgen echt de indruk dat ICES te veel op de politieke stoel gaat zitten. Wij vinden dat er geen reden is om de streefwaarden naar beneden bij te stellen. Ik vraag de Staatssecretaris om op korte termijn uit te laten zoeken hoe het zit, bijvoorbeeld door IMARES, en bij de nieuwe meerjarenplannen vooralsnog in te zetten op de oorspronkelijke MSY-streefwaarde.

Waar doelt de Staatssecretaris op als zij stelt dat ICES adviseert om de scholquota met 22% te verlagen? Dat is toch slechts een optie? Het uiteindelijke advies is dat het quotum volgens het meerjarenplan met 15% verhoogd kan worden. De 22% verlaging is slechts een optie. Mag ik ervan uitgaan dat de Staatssecretaris vasthoudt aan die plus van 15%? Gaat de Staatssecretaris inzetten op de verhoging van de tongquota?

Brussel wil de heffingsvrijstelling voor import van 5.000 ton schar handhaven en Nederland aarzelt nog. Ik vraag de Staatssecretaris om te pleiten voor aanscherping van deze vrijstelling. De schar concurreert met de schol uit de Noordzee en wordt in Duitsland zelfs als schol op de markt gebracht. Er is geen sprake meer van een tekort aan Europese door het MSC (Marine Stewardship Council) gecertificeerde schol voor de Europese markt. Ik heb begrepen dat het aanbod groter is dan de vraag en dat er zelfs schol zonder label moet worden verkocht.

Tot slot wat betreft de visserij wil ik ingaan op de aanlandplicht. Wij hebben de indruk dat de Europese Unie niet goed weet waar zij aan is begonnen. Er is nog steeds geen duidelijkheid over de aanpassing van de verordening technische maatregelen bescherming mariene organismen. Hoe vaak hebben wij daar in deze commissie van alle mogelijke kanten al om gevraagd? Ook veel andere zaken zijn nog onduidelijk, terwijl over drie maanden ook voor delen van de kottervisserij de aanlandplicht van start gaat. Voor de pelagische visserij loopt de aanlandplicht al. Er is echter nog steeds geen duidelijkheid over de vraag welke controlemethode gehanteerd gaat worden en of die methode volgens het principe «gelijke monniken, gelijke kappen» voor alle pelagische vissers op Europese wateren gaat gelden. Kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er nu echt snel duidelijkheid komt? Het antwoord zal wel weer ja zijn. Dat is geen verwijt aan de Staatssecretaris, maar het is toch eigenlijk wel te triest voor woorden dat dit proces zo loopt. Als er dan geen duidelijkheid komt, zou het dan niet aan moeten komen op een opschorting van de aanlandplicht tot er wel duidelijkheid is? Daar kunnen wij die vissers toch niet mee opzadelen? Wij moeten daar wel een scherp punt maken.

Dan Natura 2000. Naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie van de Europese biodiversiteitsstrategie heb ik nog een opmerking met het oog op de fitness check Natura 2000. Er wordt een vrij negatief beeld geschetst van de ontwikkeling van de Europese natuur. Is het echter niet zo dat «one out, all out»-principe bij het beoordelen van habitattypen en -soorten veel verbeteringen met de mantel van de strengheid bedekt? Gaat de Staatssecretaris hier in Brussel op wijzen? Bij de Kaderrichtlijn Water is iets vergelijkbaars aan de hand en Staatssecretaris Mansveld pleit inmiddels voor het afschaffen van het «one out, all out»-principe bij het beoordelen van de waterkwaliteit. Goed voorbeeld doet hopelijk goed volgen.

Tot slot de aanpak van het antibioticagebruik in de veehouderij. De Staatssecretaris heeft een Europese aanpak tot prioriteit verheven, maar ik wil haar nog wel een waarschuwing meegeven. Wij moeten voorkomen dat onze aanpak als voorbeeld wordt gesteld, maar dat er vervolgens regels komen waar de Nederlandse veehouderij niet goed mee uit de voeten kan. Ik denk aan Natura 2000: onze aanpak was het voorbeeld, maar de regels zijn nu zo in het vat gegoten dat wij er zelf het meeste last van hebben. Gaat de Staatssecretaris dat hier voorkomen?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik begrijp het laatste punt van de heer Dijkgraaf niet helemaal. Pleit de SGP-fractie nu voor het verlagen van normen ten aanzien van antibioticagebruik?

De heer Dijkgraaf (SGP): Nee. Ik heb geen heel concrete aanwijzingen dat het hier misgaat. Wij hebben echter eerder gezien dat als de Nederlandse aanpak als voorbeeld wordt gesteld voor een Europese aanpak, zoals bij Natura 2000 en ook in andere dossiers, wij Europese regels krijgen en vervolgens de Nederlandse flexibiliteit kwijt zijn. Ik denk dat wij het bij de antibiotica heel goed gedaan hebben. Ik pleit er vooral voor om de regels zo in elkaar te steken dat wij kunnen doen wat nodig is.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik snap het antwoord nog steeds niet, maar ik denk dat ik ervan kan maken dat de Brusselse regelgeving de Nederlandse methoden niet in de weg moet zitten. Ik ben een beetje bang dat wij dan gewoon naar beneden gaan bijstellen. Ik zou graag zien dat het Nederlandse voorbeeld wordt gevolgd en ik wil de normen alleen maar omhoog hebben. Dat is goed voor de Nederlandse concurrentiepositie, omdat wij, zoals de heer Dijkgraaf al zegt, al heel erg voorlopen op dit terrein.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik zie die zorgen niet, in de zin dat het helemaal niet het doel is van mijn opmerking. Ik wilde alleen opmerken dat als wij succesvol Nederlandse beleid hebben en dat verheffen tot Europees beleid, dat vervolgens een juk kan worden waar wij aan vastzitten omdat wij onvoldoende doordacht hebben wat de gevolgen zijn voor de Nederlandse aanpak. Inderdaad, wij moeten hier flinke stappen zetten. Laten wij echter wel voldoende ruimte houden voor een ambitieuze Nederlandse aanpak.

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Ik begin met biotechnologie. Hoe staat het nu met het voorstel van de Commissie om het gebruik van ggo's aan de lidstaten over te laten? Volgens de VVD is dat een waardeloos plan. Ik heb al eerder gezegd dat het Nederland miljarden euro's schade kan toebrengen, mocht het ooit doorgaan. Niet doen dus. Het lijkt erop dat de Commissie dit plan door onze strotten wil duwen, ook al hebben het Europees Parlement, verschillende nationale parlementen en verschillende regeringen van lidstaten het afgewezen. Hoe staat het ervoor?

In september heeft de Kamer uitgesproken dat de Staatssecretaris zich in Europa hard moet maken voor ruimere samenwerking tussen tuinders en boeren, het beschikbaar stellen van extra promotiemiddelen en het verruimen van de mededingingsregels. Wat heeft zij bereikt tot nu toe? Wat is het verdere tijdpad en, belangrijker nog, welke lidstaten steunen haar nu al?

Ik ga over op de minimumprijs. De Europese Commissie, zo lazen wij vorige week, schijnt een minimumprijs voor melk te willen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Op alle vlakken proberen wij eerlijke concurrentie te bevorderen en prijsafspraken tegen te houden en dan komt de Commissie met minimumprijzen op de proppen. Zij lijkt haast wel getroffen door een vlaag van communistische verstandsverbijstering. Ondernemers moeten de vrijheid hebben en houden om zelf de prijs van producten vast te stellen. De enige echte manier om de concurrentie in de land- en tuinbouw goed te krijgen, is een gelijk speelveld in en voor Europa, zonder overbodige subsidies en zonder grote bemoeienis van overheden.

De heer Grashoff (GroenLinks): Betekent dat dat de heer De Liefde ook tegen het steunpakket is voor de melkveehouderij en de varkenshouderij zoals dat net is afgesproken?

De heer De Liefde (VVD): Ik kom daar verderop in mijn betoog op terug, maar ik kan de passage daarover ook nu al voorlezen. Dat laat ik over aan de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks): Dan trek ik de interruptie nu in en dan kom ik erop terug als de heer De Liefde eraan toe is. Dat kan spannend worden.

De heer De Liefde (VVD): Ik hoor graag de reactie van de Staatssecretaris op het onzalige plan voor een minimumprijs voor melk. Mocht kloppen wat in de media is verschenen, vraag ik haar om samen met de Minister van Economische Zaken dit plan de kop in te drukken. Dit gaat namelijk breder dan de landbouw. Melk is dan het eerste product waarbij de Commissie haar proefballonnetje oplaat. Ik voorzie dat zij dit op tal van andere sectoren zal willen toepassen als dit ballonnetje niet meteen wordt doorgeprikt: minimumprijzen voor vliegtickets van noodlijdende Europese airlines, wellicht voor Europese auto's, die het op dit moment ook niet al te best doen, en wat dies meer zij. Niet doen, is de boodschap van de VVD.

Dan de visserij. Ik sluit mij aan bij de zorgen van de SGP over de ICES. De koerswijziging van de ICES is wat ons betreft onbegrijpelijk gezien de historisch hoge stand van de schol. De Staatssecretaris deelt de verbazing, zo lezen wij, maar gaat zij de werkwijze van ICES ook aankaarten? De VVD heeft eerder gevraagd naar de consumptie van bijvangst. De Scheveningengroep heeft een voorstel ingediend bij de Commissie om dit mogelijk te maken. Ondersteunt de Staatssecretaris dit voorstel en, zo ja, is zij bereid om de Commissie tijdens de Raad hierop aan te spreken? Wat betreft de aanlandplicht sluit ik me gemakshalve aan bij de vragen die de SGP hierover heeft gesteld.

Dan kom ik nu bij de landbouw. De Europese Commissie heeft honderden miljoenen uitgedeeld en Nederland mag zich kennelijk gelukkig prijzen met 30 miljoen daarvan. Het is geld dat bedoeld is om de crisis in de melkvee- en varkenssector aan te pakken. Waar gaan wij het geld in Nederland voor gebruiken? De VVD is er blij mee dat de Staatssecretaris zich succesvol heeft verzet tegen de verhoging van de interventieprijs. De Staatssecretaris wil de 30 miljoen nu in verschillende subsidiepotjes gaan stoppen: een potje voor nog meer milieu- en dierenwelzijnseisen en een potje voor de weidevogels. De VVD wil van de Staatssecretaris weten hoe deze potjes de Nederlandse agrarische sector helpen om de concurrentiekracht, de innovatie en de export te bevorderen, want dat is op dit moment nog heel onduidelijk.

De heer Grashoff (GroenLinks): Ik hoor niet van de heer De Liefde dat hij apert tegen die 500 miljoen steun is voor die sector vanuit Europa. Dat lijkt me toch ontzettend in strijd met het verhaal over de vrije marktverhoudingen en de concurrentie.

De heer De Liefde (VVD): In Europa is dat soms een realiteit. Als een meerderheid iets wil en daar geld voor uittrekt, kunnen wij heel principieel gaan doen en zeggen dat het niet zo had gemoeten. Als er echter geld wordt uitgedeeld, ben ik ook pragmatisch genoeg om te bekijken wat voor nuttigs wij daarmee kunnen doen.

De heer Grashoff (GroenLinks): Hoor ik nu goed dat de heer De Liefde zegt dat hij daar gewoon tegen was, tegen die 500 miljoen, maar dat wij er iets nuttigs mee moeten doen nu het ons in de schoot wordt geworpen? Zegt hij dat nu echt zo? Het lijkt me een beetje strijdig met wat ik bijvoorbeeld mevrouw Lodders van de VVD weleens heb horen zeggen op dit thema.

De heer De Liefde (VVD): Ik ken mevrouw Lodders als een nog kritischer persoon dan ik op dit dossier. De VVD is geen groot voorstander van het uitdelen van honderden miljoenen, zeker als je ziet dat het in andere landen, zoals in Frankrijk, vooral wordt ingezet voor ordinaire inkomenssteun. Daarmee helpen wij de sector op de lange termijn echt niet vooruit. Er is veel te veel vrijheid gegeven ten aanzien van de besteding van dit geld. Daar zijn wij kritisch over.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik ga hier toch heel even op door, want ik kan me de inbreng van mevrouw Lodders heel goed herinneren: zij riep op om zo snel mogelijk iets te doen voor de noodlijdende boeren en zei dat het toch wel goed was dat er een oplossing kwam vanuit Europa. Dat was weliswaar geen interventieprijs – wat dat betreft zitten wij op één lijn: dat willen wij niet – maar Mevrouw Lodders gaf wel degelijk aan dat er iets moest gebeuren. Nu hoor ik de heer De Liefde een totaal ander verhaal vertellen. Ik kan die inconsequentie niet helemaal rijmen. Ik vraag de heer De Liefde om daar eens op in te gaan.

De heer De Liefde (VVD): Zoals ik net al zei, is de VVD geen groot voorstander van allerlei steun- en hulppakketten die vanuit Europa de lidstaten in geslingerd worden als daar geen heel heldere doelstellingen bij geformuleerd zijn. Dat is bij dit pakket helaas niet het geval. Het is veel korte termijn en er wordt veel te veel ruimte gegeven aan lidstaten om daar naar eigen believen zaken mee te doen. Mevrouw Lodders – vergeef me dat ik haar exacte woorden niet paraat heb – heeft zich kritisch uitgelaten over dit soort steunmaatregelen. Een veel betere methode zou zijn om ervoor te zorgen dat er een gelijk speelveld komt in Europa, want dan winnen onze boeren in de varkenssector en in de melkveehouderij het glansrijk van de boeren uit heel veel andere lidstaten. Daar hebben onze boeren pas echt iets aan.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Nu even scherp: is de VVD ertegen dat een bedrag van 30 miljoen uit die 500 miljoen naar Nederland is gekomen? Ik heb hier een lijst met al die bedragen. Ik wil van de heer De Liefde weten of de VVD daar gewoon tegen is en vindt dat dat bedrag nooit had mogen worden uitgedeeld, dus ook niet aan Nederland.

De heer De Liefde (VVD): In het vorige interruptiedebatje heb ik het ook al gezegd: wij hadden liever niet gezien dat er op deze manier geld was uitgedeeld. Dat is overigens geld dat afkomstig is uit een heffing die de boeren in Nederland zelf betaald hebben. Het is dus sowieso niet iets wat extra vanuit Europa komt. Omdat het eenmalig is, niet structureel, denk ik dat wij niet de juiste keuzes aan het maken zijn. Het geld is er echter en het besluit is genomen op Europees niveau. Dan zijn wij ook wel pragmatisch genoeg om ons deel in ontvangst te nemen en te bekijken hoe wij dat zo slim en efficiënt mogelijk kunnen inzetten.

De voorzitter: Vervolgt u uw betoog.

De heer De Liefde (VVD): Ik zei al dat Frankrijk ervoor kiest om zijn deel, ruim 60 miljoen, te besteden aan ordinaire inkomenssteun. Compensatie voor ziektekosten en tegemoetkomingen in de rentelasten zijn een paar van de voorbeelden. Daarnaast schijnt de Franse regering zelf een pakket van 3 miljard te hebben toegezegd om zijn niet-concurrerende sector in de lucht te houden. De Franse varkenssector bestaat vooral uit ouderwetse bedrijven die wakker zijn geworden en nu jaloers over de landsgrenzen heen kijken. De tijd heeft stilgestaan in Frankrijk. Laten wij ervoor zorgen dat dat in Nederland nooit gebeurt.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik wil beginnen met een aantal visserijonderwerpen. Ik probeer overlap met andere sprekers te voorkomen. De SGP en de VVD hebben al aangegeven dat de visbestanden in de Noordzee en de Noord-Atlantische Oceaan er heel goed voorstaan. Als je dan kijkt welke uitleg wordt gegeven in het concept-MSY, maximum toegestane vangst, zie je dat die steeds minder maximum wordt. Het verlagen van de MSY-waardes maakt vissers, volgens mij terecht, zeer bezorgd. Graag hoor ik van de Staatssecretaris hoe zij hiertegenaan kijkt. Wij zien in de brieven die aan de Kamer zijn gestuurd wel wat regels daarover. Ik hoop dat de Staatssecretaris daar wat verduidelijking op kan geven. Ziet zij mogelijkheden in Europa om hier iets aan te doen?

De MSY-methodiek moet beter ingekaderd worden. Dat is ook van belang bij het beheerplan gemengde visserij. Er moet vooral worden gekeken naar de sturing op belangrijke soorten, zoals tong, schol en kabeljauw, en niet naar kleinere soorten als bot en griet. Is de Staatssecretaris dat met mij eens? Er zijn al een paar voorbeelden genoemd van de MSY-benadering en er is al opgemerkt dat die is doorgeslagen bij ICES waar het gaat om het vangstadvies voor de schol. Ik sluit me aan bij de woorden van de SGP-fractie op dit punt en haar vragen hierover.

Dan de pelagische visserij. ICES geeft aan dat het meenemen van 25% van de quota naar volgend jaar voor de pelagische soorten geen negatieve gevolgen heeft. Gaat de Staatssecretaris zich inspannen bij de Europese Unie om de mogelijkheid om 25% quota mee te nemen op te nemen in de totale vangsthoeveelheid? Gaat zij daarvoor zorgen?

Ik kom op het tariefcontingent Pacifische schol. Dit tariefcontingent is ingesteld toen de scholstand slecht voor stond. Die staat er op dit moment veel beter voor. Dan rijst de vraag waarom wij dit tariefcontingent nog hebben. Hiermee wordt immers de import hiervan bevorderd ten opzichte van andere importen. Kan de Staatssecretaris inzichtelijk maken wat het voordeel c.q. nadeel is voor de Nederlandse economie als wij het tariefcontingent zouden – met een streep onder het woord «zouden» – afschaffen?

Dan een aantal landbouwonderwerpen. De Europese Commissie staat toe om betalingen uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid eerder te doen. Daar hebben wij al een paar keer eerder met de Staatssecretaris over gesproken. Zij heeft aangegeven te overwegen om dat te doen. Hoe gaat de Staatssecretaris dat doen? Gaat zij het uitbetalen van voorschotten voortvarend oppakken? Dat melkveehouders dit kunnen gebruiken is volgens mij voor niemand hier een issue. Dat is wel helder.

Ik heb begrepen dat de Staatssecretaris de Kamer pas in 2017 wil informeren over het onderzoek naar de inkomenseffecten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. In de discussie rond het GLB (gemeenschappelijk landbouwbeleid) was dit nog een hot item. Toen heeft zij gezegd dat wij die informatie in de zomer van 2016 zouden kunnen verwachten. Waarom kan dat niet eerder? Wij zien dat er landen zijn waar de gekoppelde betaling wel is gebleven, bijvoorbeeld in de kalverenhouderij in Frankrijk. Die is ook veel verdergaand dan die hier in Nederland. Dat heeft gewoon gevolgen voor deze sector. Ik wil daar toch graag in de zomer van volgend jaar duidelijkheid over hebben.

Dan het terugbrengen van het gebruik van antibiotica in de Nederlandse veehouderij. De Nederlandse veehouderij is daar koploper in. Op Europees niveau kan dat zeker nog beter. Is de Staatssecretaris bereid om meer aandacht te vragen voor het beperken van gemedicineerde diervoeders in Europa? In Nederland is dat geregeld, maar in andere Europese landen nog niet. Een afgeleide vraag daarvan is hoe het staat met de uniforme aanpak voor het gebruik van antibiotica in de Europese Unie.

Een volgend punt betreft duurzame gewasbeschermingsmiddelen. De CDA-fractie is blij met met inzet van de Staatssecretaris. Ik heb nog wel een vraag, namelijk of zij voornemens is om nieuwe laagrisicomiddelen versneld en gemakkelijker toe te gaan laten. Denkt zij er ook aan om de agrarische sector onderdeel uit te laten maken van de expertgroep die het kabinet wil gaan instellen?

Wij hebben hier hele debatten gevoerd over het afschaffen van de productschappen. Ik hoor graag wat de stand van zaken is. Hoe loopt het nu met de algemeenverbindendverklaringen van de brancheorganisaties c.q. producentenorganisaties? Kan de Staatssecretaris de Kamer daarover informeren? Hoe loopt het nu met de financiering van onderzoek en innovatie?

Mijn laatste vraag betreft de registratiesystemen in de pluimveehouderij. Eerder heeft de Staatssecretaris mij toegezegd om deze bureaucratische rompslomp die veel geld kost te gaan aanpakken en te komen tot één systeem. Wij zijn nu een jaar verder en ik heb nog weinig gezien. Wat nou regels wieden, vraag ik me dan af. Uitroepteken, vraagteken. Wanneer wordt de vereenvoudiging van de registratie van pluimveedata geregeld?

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Ik wil beginnen met de Vogel- en Habitatrichtlijn. Wij hebben al verschillende keren gesproken over de fitness check van de Vogel- en Habitatrichtlijn. In simpele woorden: er wordt gekeken of de Europese regels voor bescherming van vogels en natuurgebieden nog bij de tijd zijn. Dat kan natuurlijk het beschermingsniveau van dieren en natuur omhoog halen, maar ook omlaag. Er is veel vrees voor het laatste. Ik ben blij dat mijn motie om daar een absolutie ondergrens in te zetten, is aangenomen. Voorkomen is echter beter dan genezen. Er wordt steeds meer gepleit om af te zien van de gehele herziening. Duitsland stuurde al een brief met die boodschap aan milieucommissaris Vella. Ook Frankrijk en steeds meer Centraal-Europese landen zouden op die lijn zitten. Engeland wil wel een herziening, maar vooral vanwege een bijlage waarin vleermuizen en een watersalamander staan. Nederland lijkt een van de weinige lidstaten die juist wel een herziening van deze richtlijn wil. Waarom is dat het geval?

Juist de Europese regels werken goed, mar de nationale implementatie moet beter. Dat was ook de aanbeveling in de tussentijdse evaluatie de EU-biodiversiteitsstrategie. Er zijn geen nieuwe doelen nodig, maar de nationale uitwerking ervan moet aanzienlijk krachtiger en ambitieuzer. Daarom heb ik enkele vragen. Wat is het Nederlandse standpunt: wel of geen herziening van de richtlijn? Is dat in de loop van de tijd gewijzigd? Klopt het dat die scheidslijn er is in Europa? Waarin verschillen de landen in de wijze van implementatie? Is er wel een enorm verschil in implementatie en, zo ja, wat is dat dan? Is de kans reëel dat bij een herziening het beschermingsniveau omhoog gaat? Is die kans substantieel groter dan de kans dat het niveau achteruit gaat of dat winst in het ene land mag leiden tot verlies natuur in het andere land? Welke ruimte is er in Nederland om binnen de bestaande richtlijnen de uitvoering te verbeteren en nationale regels te versimpelen?

Het tweede onderwerp dat ik vandaag wil bespreken, is de besteding van de nationale enveloppes. De Staatssecretaris heeft 30 miljoen binnen weten te slepen. Als ik op de lijst kijk, zie ik dat wij op de vierde plaats staan wat betreft de omvang van het bedrag. Dat is een compliment waard. Bovendien is de interventieprijs tegengehouden. Ook dat is heel erg mooi. Drie weken geleden is een brief gestuurd met een driesporenbeleid voor de verdeling van het Nederlandse deel van het geld: verdere verduurzaming van de melkveehouderij, vitalisering van de varkenshouderij en mestverwerking. Dat zijn de drie onderwerpen. Uitwerking van de maatregelen vindt plaats in overleg met het bedrijfsleven. Dat is op zich ook heel mooi, maar hoe openbaar en transparant is dat? Wie zitten er aan tafel? Hoe gaat gemeten worden, in lijn met de aangenomen motie-Koşer Kaya/Dikkers (21501–32, nr. 873) waarin wordt verzocht om de enveloppe voornamelijk te laten gaan naar melkvee- en varkenshouders die een overgang inzetten van bulkproductie naar een duurzame en toekomstbestendige landbouwsector?

Mijn volgende punt is het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Op de agenda staat ook de brief van 10 september over de vereenvoudiging die Eurocommissaris Hogan heeft toegezegd in de Raad van 11 mei. De Staatssecretaris geeft aan dat het vereenvoudigen een van haar prioriteiten is tijdens het voorzitterschap. Hoe gaat zij dat invullen? Is dat middels een conferentie, onderzoek, vereenvoudigingsvoorstellen of betere uitwisseling? Graag hoor ik daar een reactie op. Een van de door Eurocommissaris Hogan genoemde terreinen is vereenvoudiging van de rapportageverplichtingen. Dat is hard nodig. Op dit moment is er veel administratie en zijn er lasten en onzekerheid door alle controles. Aan de andere kant kan de Rekenkamer nog steeds geen goedkeuring verlenen, onder andere vanwege problemen met landbouwsubsidies. Staat de Staatssecretaris ook achter die vereenvoudiging? Wat heeft zij precies voor ogen om wel de kwaliteit van de controle te waarborgen, de lasten voor subsidieaanvragers te verkleinen en de rechtszekerheid te vergroten? Wij willen aan de ene kant immers niet dat de rapportageverplichtingen zodanig worden bijgesteld dat de Algemene Rekenkamer straks toch weer zegt het niet te kunnen goedkeuren, maar aan de andere kant is het wel belangrijk dat ze blijven. Ik hoor daar heel graag een reactie op van de Staatssecretaris.

Ten slotte de visserij. Daar hebben andere woordvoerders al het een en ander over gezegd. Ik wil daar nog een enkele opmerking over maken.

De voorzitter: Heel kort graag, want u loopt uit uw tijd.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Wij zien, eigenlijk wereldwijd, dat er sprake is van overbevissing. Daar moeten wij heel voorzichtig mee omgaan. Dat die soorten op dit moment een beetje opleven, betekent niet dat wij meteen de teugels kunnen laten vieren. Daar wil ik ook graag een reactie op horen van de Staatssecretaris.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik maak even van de gelegenheid gebruik om te melden dat ik vanwege een debat over de Indische kwestie de vergadering om ongeveer kwart voor een moet verlaten.

De ChristenUnie is blij met de 30 miljoen euro die door de Commissie is toegezegd voor de Nederlandse melkvee- en varkenshouders. Ik denk dat dat een welkome steun in de rug is voor onze boeren. Mijn fractie is bij steunverlening wel voorstander van een gelijk Europees speelveld. Ik zie nu dat een ongelijk speelveld dreigt als lidstaten de mogelijkheid krijgen om de Europese steun met nationale cofinanciering bij te plussen en niet iedereen daarvan gebruik kan maken. Kan de Staatssecretaris aangeven of er lidstaten zijn die van deze mogelijkheid gebruik zullen maken? Frankrijk werd al genoemd door eerdere sprekers. Als dat het geval is, wat is daarop haar reactie? Is zij bereid om zelf ook budget uit te trekken als andere landen dit ook doen, juist om het gelijke speelveld te bewaken? Gaat de Staatssecretaris de toeslagen eerder uitbetalen nu zij zich voorstander heeft getoond van versoepeling van de controlevoorwaarden?

Een deel van de nationale enveloppe wordt besteed aan vitalisering van de varkenshouderij. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe mijn motie over het Initiative Tierwohl (21501–32, nr. 865) hierbij wordt betrokken? Ik ben heel benieuwd of dit Duitse initiatief inmiddels is besproken in de regiegroep. Is de Staatssecretaris bereid om verduurzamingsinitiatieven in de veehouderij met ander lidstaten af te stemmen? De ChristenUnie lijkt dit een goed onderwerp voor een Europees actieplan, zoals de Staatssecretaris volgende week ook een actieplan presenteert over duurzame gewasbescherming.

De fractie van de ChristenUnie is positief over de Europese inzet van de Staatssecretaris op het gebied van duurzame gewasbescherming, zeker als wij met gelijkgestemde lidstaten kunnen optrekken om de toelatingsprocedures voor duurzame middelen te versnellen. Kan de Staatssecretaris toelichten wat haar ambities zijn en vertellen van welke lidstaten zijn daarin steun verwacht? Eerder is een motie van de ChristenUnie, volgens mij mede ondertekend door de SGP, aangenomen over de versnelde registratie van basisstoffen als bier en melk. Dit zijn kostbare registratieprocedures. Het zou mooi zijn als lidstaten de registraties van de verschillende basisstoffen onder elkaar kunnen verdelen. Wil de Staatssecretaris dit punt meenemen in haar actieplan?

Dan de genetisch gemodificeerde organismen. Slovenië heeft een conferentie georganiseerd over een ggo-vrije landbouw. Hierbij is een aantal conclusies getrokken die de fractie van de ChristenUnie kan onderschrijven en die volgens mij ook goeddeels in lijn zijn met het kabinetsbeleid. Nu is er veel discussie over de behandeling van het voorstel voor een wijziging van de besluitvormingsprocedure voor de import van ggo's. Zowel bij de lidstaten als bij het Europees Parlement bestaat veel weerstand tegen dit voorstel. Hoe kan het dan dat de Commissie stug doorgaat met de behandeling volgens de gewone wetgevingsprocedure? Is de Staatssecretaris bereid om deze gang van zaken in de komende Raad ter discussie te stellen?

Een onderwerp dat nog niet eerder aan bod is gekomen vandaag, is peutermelk. Juist gisteren kwam de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) met een rapportage waaruit bleek dat de etikettering van peutermelk nog te wensen overlaat. Volgens mij hield twee derde van de fabrikanten zich niet aan de richtlijnen. Zelfregulering klinkt mooi, maar laat in de praktijk te wensen over. Wat gaat de Staatssecretaris doen met dit rapport van de NVWA? Als het aan de Europese Commissie ligt, bestaat er straks geen wettelijke categorie peutermelk meer. Gesjoemel met etiketten helpt natuurlijk het Frans-Nederlandse pleidooi voor een aparte categorie peutermelk niet.

Dan namens mijn collega Slob enkele punten over visserij. De onderhandelingen over de visserijquota voor 2016 gaan van start. De ChristenUnie is voor duurzame visserij, maar vindt de eerste voorstellen niet realistisch en slecht voor onze visserijsector. Ik heb een heel aantal vragen over de quota voor schol en tong. Die zijn echter vandaag al gesteld, dus daar sluit ik me bij aan. Over tweeënhalve maand gaat de aanlandplicht in voor de bodemvisserij, maar er zijn nog steeds veel onduidelijkheden. Het criterium «hoge overleving» is bepalend voor de vraag of bijgevangen vis overboord mag, maar het wetenschappelijk bureau van de Europese Unie geeft aan dat het daar geen mening over heeft. De politiek zal dus een uitspraak moeten doen. Wanneer komt er duidelijkheid en wat is de inzet van de Staatssecretaris? Allerlei technische maatregelen zouden worden geschrapt omdat deze strijdig zijn met de aanlandplicht, maar er ligt nog steeds geen voorstel. Volgens mijn fractie kan dat eigenlijk niet en zou de Staatssecretaris moeten zeggen: dit is onverantwoord, dus wij gaan de aanlandplicht nog even uitstellen.

De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil het kort hebben over de fitness check, over de ggo's en over het steunpakket.

Ik begin met de fitness check. Wij hebben daar al een aantal keer over van gedachten gewisseld. Het is buitengewoon goed om met elkaar vast te stellen dat in elk geval het uitgangspunt is dat er geen versoepeling plaatsvindt van het niveau, van het basisniveau van de regels. Je vraagt je dan natuurlijk af wat er dan overblijft, wat je dan wel zou willen veranderen. Laat ik duidelijk zijn: ook de fractie van GroenLinks vindt niet per definitie dat de Vogel- en Habitatrichtlijn zoals die nu is goed is. Laat ik een voorbeeld noemen. Een willekeurig land, Nederland, dat het presteert om 90% van zijn veldleeuweriken in één keer kwijt te raken, had met de Vogelrichtlijn in de hand al veel eerder op het matje geroepen moeten zijn door de Europese Unie en onder dreiging van fikse boetes zijn beleid moeten bijstellen. Datzelfde geldt natuurlijk voor alle 28 Europese lidstaten, als zij dergelijke zeer onwenselijke effecten voor hun rekening nemen.

Ja, er zou iets moeten veranderen. De fitness check zou onder meer gericht kunnen zijn – ik vraag de Staatssecretaris of zij dat met mij eens is – op effectieve handhaving. Niet op de details – niet op de laatste mus, de eerste mus of wat dan ook – maar wel op de grote lijnen. Doen wij nu de dingen die nodig zijn voor het behoud van onze biodiversiteit? Er is soms gesuggereerd dat dat zou kunnen door hier en daar in de bijlage van de regeling iets te veranderen. Ik ben wel benieuwd of de Staatssecretaris die gedachtegang deelt en waar het dan om zou gaan. Ik zou eigenlijk zo graag eens een handje vol ideeën hebben van de Staatssecretaris. Waar denkt zij nu aan als het gaat om die fitness check? Wat zou je kunnen veranderen, zodanig dat het beter werkt, steviger handhaaft op de hoofdlijnen, zich minder bemoeit met de superdetails en het uiteindelijk met elkaar misschien ook wel leidt tot ietsje eenvoudigere regelgeving? Daar zijn wij immers met zijn allen altijd voor.

Dan het steunpakket. Ik krijg de neiging om nog eens met de heer De Liefde door te praten en samen met de VVD een mooie studiedag te organiseren. Ik ben namelijk tot op zekere hoogte ook niet blij met zo'n steunpakket, want ik denk dat het niet nodig zou zijn geweest als er verstandiger was omgegaan met deze sector in de afgelopen jaren. Er wordt te veel geproduceerd, wij hebben veel te veel varkens in Nederland en wij dreigen ook te veel koeien te krijgen in Nederland. En ja, overproductie leidt tot het instorten van de prijs, zeker in de landbouwsector. Die kan daar moeilijk op reageren en dan heb je dus een hoop ellende voor mensen die in die sector werkzaam zijn. Het ware wenselijk om een keer met elkaar te constateren dat marktwerking in de landbouw zo slecht werkt dat het verstandig is om daar een aantal regels aan te stellen, zodat wij niet elke keer met geld hoeven te gaan smijten om dat weer te corrigeren, en zeker niet met directe inkomenssteun. Daar zijn wij vanuit GroenLinks eigenlijk ook helemaal niet voor.

Wij zijn blij dat de Staatssecretaris nu in elk geval aangeeft met deze 30 miljoen dingen te willen doen die structureel van karakter zijn en bijdragen aan structurele verbeteringen. Wij zijn blij met de inzet voor het vergroten van weidegang en weidevogelbeheer. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat dat eigenlijk ook een toename van het vereiste van grondgebondenheid van de melkveehouderij impliceert? Zou dat ook als uitgangspunt gehanteerd kunnen worden bij het toekennen van deze middelen? Is de Staatssecretaris bereid om de regels ten aanzien van die grondgebondenheid verder aan te scherpen om overproductie in de toekomst te voorkomen? Dan doen wij echt iets structureels. Wat betreft de varkenshouderij zijn wij blij met het faciliteren van bedrijfsbeëindiging. Ik zou het buitengewoon vervelend vinden als in de varkenshouderij individuele ondernemers zwaar de dupe zouden worden van iets wat wij met zijn allen hebben toegestaan de afgelopen jaren. Wat wel weer heel ingewikkeld is, zijn ondernemers die hun bedrijf willen verplaatsen naar een duurzame bedrijfslocatie. Met de enorme productie en het grote overschot aan varkens dat wij in Nederland hebben, bestaat er geen duurzame locatie. Is de Staatssecretaris dat met mij eens? Het zal daar moeten gaan om het netjes en geordend terugbrengen van de omvang van deze sector, met respect voor individuele belangen, en zelfs het vrij fors terugbrengen van de omvang van deze sector. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat je als je naar een duurzame varkenshouderij gaat, een keer zou moeten meemaken dat je in het restaurant niet het bordje tegenkomt «varkensvlees dat weer ergens naar smaakt, dat is het Limousinvarken» – maar dat er staat «varkensvlees dat weer ergens naar smaakt, dat is het echt hoge kwaliteit varkensvlees uit Nederland met een hogere toegevoegde waarde en ook een betere economische startpositie»? Daar zou ik graag een reactie op hebben.

Tot slot de ggo's. Wij hebben een prachtige brief gehad van ons allereerste vicevoorzitter van de Europese Commissie Frans Timmermans, die eindigt met de opmerking dat hij zich verheugt op het vervolg van de politieke dialoog. Enig gevoel voor humor kan hem niet ontzegd worden. Ik heb de brief drie keer gelezen, zelfs omgekeerd, maar ik begrijp niets meer van wat hier gebeurt. Laat ik maar eerlijk zeggen: ik begrijp er helemaal niets meer van. Het is een heel vage discussie, die gaat over de vraag wat nu wel en niet nationaal en op Europees niveau plaatsvindt. Zou de Staatssecretaris in deze wonderlijke brei enige helderheid kunnen scheppen? Ik heb namelijk het gevoel dat er intussen geen enkel belang meer gediend is met dit wazige proces. Wat is de inzet van de Staatssecretaris om elk geval te proberen om weer tot een coherente benadering te komen op Europees niveau? Dit lijkt namelijk echt nergens naar.

De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. De Staatssecretaris heeft aangegeven vijf minuten nodig te hebben. Daartoe schors ik de vergadering.

De vergadering wordt geschorst van 11.45 uur tot 11.50 uur.

De voorzitter: Wij hebben geconstateerd dat er heel veel vragen zijn gesteld aan de Staatssecretaris in eerste termijn. Ik zie een aantal pakketjes liggen. Ik wil een afspraak maken. Wij hebben nog anderhalf uur, inclusief een eventuele tweede termijn. Ik verzoek te Kamerleden om zich te beperken tot maximaal twee interrupties. Ik vraag de Staatssecretaris om aan het begin van haar beantwoording aan te geven welke blokjes zij heeft en hoe zij de vragen gaat beantwoorden. Dan kunnen de leden voor zichzelf afwegen wanneer zij hun vragen gaan stellen, het liefst aan het eind van een blokje. Ik zie dat dat akkoord is. Dan geef ik het woord aan de Staatssecretaris voor haar beantwoording in eerste termijn.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik wil mijn beantwoording graag in vier blokken doen. Allereerst het blok landbouw, inclusief de steunpakketmaatregelen en het thema duurzame gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica. Ik ga verder met het blok visserij en daarna kom ik bij de Vogel- en Habitatrichtlijn. Ten slotte wil ik ingaan op gmo's.

Ik begin met het landbouwverhaal. Het Nederlands voorzitterschap staat voor de deur. Dat is een kwestie van aftellen. Sommige Kamerleden gaven aan dat ik inmiddels begonnen ben met een tour door Europa, langs een aantal hoofdsteden. Eigenlijk alle onderwerpen die ik in de blokken zal bespreken, komen tijdens die tour aan bod. Ik spreek dan niet alleen met landbouwministers, maar ook, als het kan, met de Ministers die verantwoordelijkheid dragen voor de Vogel- en Habitatrichtlijn in hun land. Vaak zijn dat milieuministers. Ik ben op 29 en 30 september in Roemenië en Bulgarije geweest. Op 7 en 8 oktober was ik in Slovenië, Oostenrijk en Slowakije. In november ga ik nog – tussen drie andere grote reizen naar Japan, Zuid-Afrika en China in – naar Frankrijk, Portugal, Spanje, Polen, Denemarken en Estland. Die drie grote reizen hebben een andere reden, namelijk dat wij onze exportmarkt willen vergroten. Die reizen vinden plaats buiten de EU. De Kamer weet dat zij in november eigenlijk even niet op mij moet rekenen, zo zeg ik alvast maar. De Kamer heeft het dan lekker rustig, en ik niet. Dit type bezoeken wordt heel erg gewaardeerd. Heel veel bewindslieden die ik ben tegengekomen tijdens mijn bezoeken – ik ken hen voor een deel al wel goed – gaven aan dat het voor het eerst is dat een aankomend voorzitter zelf op hen afgaat en met hen een aantal zaken bespreekt. Mevrouw Dikkers vroeg ernaar: het is mijn voornemen om in de geannoteerde agenda van de volgende Landbouw- en Visserijraad de Kamer uitgebreider te informeren over de stand van zaken. Wat levert een en ander op en wat is ons beeld van wat er uit die gesprekken naar voren komt?

Vele Kamerleden hebben gesproken over en hun appreciatie gegeven van het steunpakket van de Europese Commissie ten gunste van de sectoren in de landbouw die op dit moment in meer of mindere mate crises tegemoetzien. Ik denk dat we moeten vaststellen dat Nederland goed uit dat verhaal gesprongen is. Mevrouw Koşer Kaya refereerde er denk ik terecht aan dat Nederland, als vierde land in de verdeling, met een behoorlijk bedrag naar huis gegaan is. Ik moet tegenspreken dat het geld van de boeren zou zijn, zoals de heer De Liefde leek te suggereren. Het is dus niet superheffingsgeld dat nu is herverdeeld. Wij hebben ook aan de Commissie gevraagd welk geld dit is. Het is nieuw geld, begrotingsgeld. Wat dat betreft is er ruimte om ook andere sectoren, zoals de varkenshouderij, tegemoet te kunnen komen. Dat heeft Nederland ook heel bewust bepleit. Het geldt ook voor andere lidstaten, maar het zou met name in Nederland heel merkwaardig zijn dat we bij uitstek deze sector, die het zo zwaar heeft, niet tegemoet zouden komen. Dat zou voor mij niet denkbaar zijn geweest. In Brussel hebben wij deze ruimte heel hard bepleit. Wij hebben die ook gekregen. Het pleidooi voor nationale enveloppes en flexibiliteit bij de besteding van de middelen werd voluit ondersteund. De middelen moeten worden ingezet om de kostprijs, de concurrentiekracht en de exportpositie te verbeteren, en om beleidsdoelen stap voor stap dichterbij te brengen. Wij kiezen daarbij voor verduurzaming van de melkveehouderij, vitalisering van de varkenshouderij en stimulering van de mestverwerking. Over die nadere uitwerking wordt nu gesproken met verschillende betrokkenen. Het is vanzelfsprekend dat we in de melkveehouderij vooral met de melkveehouders aan tafel zitten, maar omdat we ook op het punt van weidegang en weidevogels een en ander willen doen, sluit ik niet uit dat we breder met anderen zullen bespreken hoe we het geld effectief in kunnen zetten en welke programma's we kunnen maken. We willen niet aan alle melkveehouders eenmalig € 800 à € 900 overmaken en zeggen: dat was het dan. Dat zou namelijk de andere keuze zijn. Dat is in het verleden gebeurd en dat is een manier van het wegzetten van geld waarvan je zeker weet dat er nul bijdrage wordt geleverd aan het versterken van de sector. Ik heb vanaf het begin gedacht: dat moeten we zo niet doen. Ik ben dan ook heel blij dat er heel brede steun is, ook van de vertegenwoordigers van de boeren zelf, om het zo niet te doen. Dat is goed. De uitwerking ervan volgt. We zullen de Kamer een brief sturen waarin staat wat we ons daarbij voorstellen. Ik ga ervan uit dat de Kamer mij daar vanzelf over weet te vinden.

Mevrouw Koşer Kaya refereerde aan de aangenomen motie en vroeg zich af wie daarop let. Dat zal ik zijn; dat is mijn rol aan de tafel.

De heer De Liefde stelde de terechte vraag of dit pakket, zoals Nederland zich dat nu voorstelt, daadwerkelijk helpt om de sector niet alleen sterker te maken voor de toekomst, maar ook ten opzichte van andere lidstaten. Ik denk dat de middelen uiteindelijk zodanig ingezet moeten worden dat we de langetermijnbeleidsdoelen kunnen halen, waarbij we in de melkveesector aansluiten bij de Duurzame Zuivelketen en de plannen die daarvoor eerder al op stapel lagen. Met de toegevoegde waarde die men weet te creëren voor het product zal men de positie binnen Noordwest-Europa en richting andere werelddelen verder kunnen versterken. Juist waar de sector nu onder druk staat, kan men er met de gerichte inzet van beleid voor zorgen dat men het draagvlak en de concurrentiepositie van de sector vergroot. Dat is heel nadrukkelijk ook de bedoeling in de varkenssector. We zullen aansluiten bij de plannen die men voor ogen heeft met de herstructurering. De heer Rosenthal is daar in een breed gezelschap en met allerlei betrokkenen mee bezig. Het gaat niet alleen om marktkracht maar ook om het, zo zeg ik tegen de heer Grashoff, neerzetten van een sterk merk vlees. Daarmee krijg je nog meer toegevoegde waarde en een nog sterkere positie, overigens ook net buiten onze landsgrenzen. Met name in Duitsland is de vraag naar hoogwaardig varkensvlees nog heel hoog. Daar hebben we dus echt kansen. Wij zullen aansluiten bij de voorstellen die al op tafel zijn gelegd vanuit de regiegroep van de heer Rosenthal. We zullen een goede verdeling maken tussen hetgeen waaraan de Rabobank een bijdrage zou kunnen en willen leveren – ook zij kunnen met hun positie een en ander doen – en hetgeen waarvan het meer voor de hand ligt dat het met het deel van de overheid tot stand komt. En ja, dat zal in the end tot minder productie leiden, maar wel een hoogwaardige productie.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik ben ontzettend blij dat wij in Nederland voor topkwaliteit op het gebied van duurzaamheid gaan. Dat gaat onze redding worden, omdat we wereldwijd het merk zullen hebben met de beste kwaliteit, innovatie en duurzaamheid. Ik steun de Staatssecretaris enorm in het volgen van die lijn. Sterker nog, middels die motie hebben wij haar daar ook toe aangezet. In haar brief lees ik echter het volgende. De lidstaten mogen «de directe steun naar eigen inzicht inzetten». Enerzijds begrijp ik dat. Anderzijds zal dat er wel toe leiden dat we, als bijvoorbeeld Frankrijk niet op duurzaamheid en verbetering inzet, straks weer in eenzelfde situatie zitten. Maar dan gaat het geld vooral naar Frankrijk. Hoe gaan we dat voorkomen, en kunnen we tegen al die andere lidstaten zeggen dat duurzaamheid ook van hen gewenst wordt?

Staatssecretaris Dijksma: Dat is natuurlijk het meest moeilijk beïnvloedbaar. We hebben het geprobeerd via de Commissie, die met de lidstaten in gesprek zal gaan over de uitvoering van de diverse pakketten. Ik neem dus aan dat men het gelijke speelveld nadrukkelijk in het oog houdt. Dat is een van de zaken die ik eigenlijk door mijn hele bijdrage tijdens de afgelopen Landbouwraden heb laten doorklinken. Daarmee kon ik echter niet voorkomen dat er nu bijvoorbeeld de mogelijkheid is om met nationale cofinanciering tot een verdubbeling van het pakket over te gaan. Ik ben daar niet blij mee. Dat hebben we gewoon niet gered, want te veel andere lidstaten wilden die mogelijkheid wel hebben. Ik zal zo nog iets zeggen over de vraag van mevrouw Dik-Faber of wij dat gaan doen. Daarop zeg ik: nee, want ik heb daar gewoon geen middelen voor. Ik weet niet of zij 30 miljoen op mijn begroting ziet. Nee, zegt zij nu. Nou, ik ook niet. En als ik die al zou hebben, dan zijn er ten minste twee andere onderwerpen – ik noem maar even de NVWA en het groene onderwijs – die ook in beeld komen om meer geld aan te besteden. Los van het feit dat we het geld nu niet hebben, is het dus ook de vraag of dit het eerste onderwerp zou zijn waar je het geld in stopt als je het wel hebt. Ik weet dat het een lang antwoord is, maar het is voor de nuance van belang. Mevrouw Koşer Kaya heeft gelijk dat er verschil kan ontstaan, maar ik wil er wel op wijzen dat het bedrag van 3 miljard heel veel meer lijkt dan het feitelijk is. Ik heb dat in een brief al een klein beetje geprobeerd te ontrafelen Voor een deel betreft het bestaande middelen, die onder een nieuwe noemer de ether in geslingerd zijn. Ik was vorige week bij de Oostenrijkse regering. Oostenrijk verdubbelt ook. Toen heb ik meteen gevraagd waar dat geld vandaan kwam, want ik wilde wel weten of dat nieuw geld was. Maar nee, dat was geen nieuw geld. Het komt van andere subsidies, die ze stoppen. De boeren betalen in die landen de rekening dus voor een deel zelf. Het lijkt heel wat, maar als je er even doorheen prikt, kom je snel terug bij de realiteit.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Eén: dat gelijke speelveld is ontzettend belangrijk. Dat krijgen we zo niet. En twee: ik wil niet dat we in de toekomst weer maatregelen moeten nemen omdat Frankrijk, Polen of Bulgarije de boel niet op orde heeft. We moeten hier dus wel heel snel een prioriteit van maken. Als de Staatssecretaris straks de lead gaat nemen in Europa, vraag ik om dit een van haar prioriteiten te laten zijn. Want anders hebben wij hier ons huiswerk op orde, maar kunnen we betalen voor de landen die er niets mee doen.

Staatssecretaris Dijksma: Mevrouw Koşer Kaya is nu bezig met een preek tegen een gelovige. Het is al een prioriteit voor de Nederlandse regering. Het is natuurlijk niet zo dat we vandaag voor het eerst met dit onderwerp van doen hebben. Mijn bijdrage is in de afgelopen periode niet anders geweest dan hierop te wijzen. Een van de redenen waarom we ons zo manmoedig verzet hebben tegen de interventieprijs, het zogezegd creëren van een minimummelkprijs, was dat het gelijke speelveld daarmee echt geweld aangedaan zou worden. Tot nu toe hebben we weten te voorkomen dat een heel groot deel van de lidstaten – vergist u zich niet – daarover zijn zin krijgt. Ik zal alles doen wat er in mij aan kracht is om dit onderwerp met verve te brengen. Dat is ook goed gehoord. In de debatten heb ik gemerkt dat Nederland door sommige andere lidstaten niet alleen maar vriendelijk en welwillend wordt bejegend. Zo hoog loopt dat soms op. Wij doen het dus al. Tegelijkertijd vraag ik, zeker van een Europagezinde partij, enige realiteitszin: we moeten het wel met zijn achtentwintigen eens worden. Kortom, we doen al wat mevrouw Koşer Kaya vraagt.

De heer De Liefde (VVD): De Staatssecretaris stelde dat de 420 miljoen niet komt uit de superheffing. Ik heb hier een document van de Europese Commissie, waarin geantwoord wordt op vragen. Vergeef me dat ik het even in het Engels doe, maar dan is de quote het meest zuiver. De vraag is: «Where is this EU funding coming from?» Het antwoord daarop: «(...) will be funded from «existing margins within the 2016 CAP budget» (...) A significant part of the additional margin arises from the fact that the surplus levy payment is considerably larger than was originally budget for.» In goed Nederlands: het feit dat er extra geld in het CAP-budget zit, komt door de superheffing. Hoe rijmt de Staatssecretaris dat met haar uitspraak dat de superheffingsgelden niet gebruikt worden voor dit potje?

Staatssecretaris Dijksma: Niet rechtstreeks en niet alleen. Dat is wel relevant. Dat maakt het ook makkelijker mogelijk om de verbreding die voor Nederland van belang was, daadwerkelijk te realiseren voor de varkenssector. Het is dus niet zo dat het superheffingsgeld een-op-een is teruggesluisd naar deze enveloppe. Het is wel mede een reden dat er een begrotingsoverschot is. Dat klopt natuurlijk. Wij hebben tijdens de Raad ook gevraagd waar het geld vandaan komt. Toen is gezegd dat het begrotingsgeld is. Nederland heeft eerder mede op voorspraak van de Kamer ingezet op het rechtstreeks terugleveren van superheffingsgeld, maar vanuit de Commissie heeft men dat steeds geweigerd. Het is gewoon niet gebeurd.

De heer De Liefde (VVD): Vestzak-broekzak: ik lees dat die 500 miljoen uit «existing margins» worden gefinancierd. In de NB staat: een significant deel van die margins komt voort uit de superheffing. We kunnen dan proberen krom te lullen wat recht is, maar volgens mij komt het grootste deel van het geld gewoon uit de superheffing en gaat dat naar zaken als weidevogels en het verhogen van dierenwelzijnseisen, terwijl het gewoon betaald is door boeren. Volgens mij is het niet de bedoeling dat we kostprijsverhogende maatregelen nemen, die de boeren weer op achterstand zetten, maar is het juist de bedoeling dat we hun concurrentiepositie verbeteren. Het rijmt niet zo lekker, Staatssecretaris, met wat u allemaal zegt.

Staatssecretaris Dijksma: Daar ben ik het voor een deel niet mee eens. Waar het geld precies vandaan komt... Het zal voor deel ook onbenut GLB-geld zijn en ongetwijfeld ook een deel van de gelden die de superheffing eerder heeft opgeleverd. Daar behoef ik met u, vind ik, op zichzelf geen discussie over te voeren. Over de vervolgvraag hebben we denk ik wel een discussie: hoe geef je dat verstandig uit? Het gaat er niet om dat het dierenwelzijnsverhogende maatregelen zijn. Het gaat erom dat je een aantal dingen moet doen als je het varkensvlees in Nederland toegevoegde waarde wilt laten hebben en het daarmee concurrerend wilt laten zijn met bijvoorbeeld de landen om je heen. Daar is met de regiegroep onder aanvoering van de heer Rosenthal een heel plan voor getrokken. Dat geld zal overigens niet, zoals eerder geschreven werd, voor stalsystemen ingezet worden. Ik zal de vragen van mevrouw Lodders daarover beantwoorden. Zo moet dat niet worden gezien. Het geld gaat wel echt gebruikt worden om de keten te versterken. Een deel van het aanbod wordt er letterlijk mee naar beneden bijgesteld. Tegelijkertijd moet de positie, de exportkracht van de sector er juist mee worden vergroot. Die plannen verzinnen wij niet allemaal, zeg ik er maar bij. Wij ondersteunen ze, maar ze komen mede vanuit de sector zelf. Tegen de heer De Liefde zeg ik: als de melkveehouderij en de zuivelindustrie zelf van mening zijn dat het voor hun eigen positie verstandig en goed is – ook voor hun concurrentiepositie in de toekomst – om verdere stappen te zetten op bijvoorbeeld het punt van de weidevogels of de weidegang, wie zijn wij dan om hen daarover tegen te spreken?

Ik ga door met mijn beantwoording. Ik kom als vanzelf weer uit bij de heer De Liefde. Hij vroeg mij terecht naar de mededingingsregels en stelde de vraag wat er op dat onderwerp is bereikt. Ook hierover hebben wij bij de Europese Commissie op meerdere momenten een pleidooi gehouden. Daar hebben wij de Kamer ook van op de hoogte gesteld. Er komt een zogenoemde high level group op Europees niveau. Die gaat hiernaar kijken, net als naar de eerlijke verdeling in de keten. De heer De Liefde keek met zorg naar een bericht over de mogelijke instelling van een minimumprijs voor melk in supermarkten, wat overigens iets anders is dan de interventieprijs. Het is een van de ideeën waar op dit moment naar gekeken wordt. Het is niet op voorhand al een Commissievoorstel. Ik denk dat het heel verstandig is om daar heel voorzichtig naar te kijken. Wij zijn er inderdaad heel erg voor dat in de keten bijvoorbeeld boeren sterker worden gemaakt, zodat zij samen met de retail hun eigen positie kunnen verstevigen. Dat is een andere benadering – ik zou zeggen: de Nederlandse benadering – dan het hanteren van minimumprijzen. Als je daar namelijk aan begint, is het einde snel zoek. Bovendien zal het een hell of a job blijken te zijn om dan te bepalen wat een terechte minimumprijs is. Dat heb je niet zomaar goed voor elkaar. Het is dus ook niet nu al een voorstel van de Commissie. Wij zullen die high level group heel precies en scherp in de gaten houden en bekijken waar die mee komt. Dat men de keten sterker wil maken – ik zou haast willen zeggen: naar Nederlands model, want wij hebben in de melkveehouderij goed georganiseerde boeren – lijkt mij uitstekend. Ik denk ook dat dit belangrijk is. Maar je moet wel een heel goed onderscheid maken tussen de instrumenten die je daarvoor kiest. Voor je het weet, ben je namelijk met iets bezig waarvan je later heel veel spijt krijgt of wat niet handhaafbaar of uitvoerbaar is. Wij wachten het dus af, maar het ligt niet nu al als een soort besluit op tafel. Dat kan ik misschien ter geruststelling zeggen.

Ik kom nu toe aan het eerder uitbetalen van het GLB-geld, de directe betalingen, waarover de heer Geurts en anderen vragen hebben gesteld. Het gaat om het eerder mogen uitbetalen van voorschotten als onderdeel van het zogenoemde 500 miljoenpakket. Wij zijn op dit moment in overleg met LTO en andere partijen over deze kwestie. Het is natuurlijk ook voor ons een afweging van kosten en baten, maar ik heb steeds gezegd dat we daar echt welwillend over zijn, want het moet wel heel gek lopen als we dat om allerlei redenen niet zouden doen. Ik ben eigenlijk van plan om de Kamer hierover zeer binnenkort een brief te sturen, als het overleg is afgerond. Mijn intentie is dus welwillend. Ik heb dat eerder gezegd en wil dat hier graag nogmaals melden.

Mevrouw Dikkers heeft gevraagd of het telen van een vanggewas na de oogst late gewassen, zoals soja, wel effectief is. We proberen altijd te voorkomen dat de vrijkomende stikstof na de oogst in de winter uitspoelt naar grond- en oppervlaktewater op met name zand- en lössgronden, want die zijn daar het meest gevoelig voor. Daarom is de teelt van een vanggewas direct na de maisoogst voorgeschreven. Het gewas mag niet voor 1 februari van het volgend jaar worden vernietigd. Soja is een nieuw soort teelt. Daarvoor is nog geen regelgeving. Dat wordt nog bezien.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik ben blij met het antwoord van de Staatssecretaris, maar ik ben benieuwd wanneer die regelgeving verwacht kan worden.

Staatssecretaris Dijksma: Dat weten we niet, niet nu hier althans. Dat laten we terugkomen in het verslag.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Dat is prima. Zou de korrelmais daarbij ook meegenomen kunnen worden? Want dat is ook een van de gewassen die later geoogst worden.

Staatssecretaris Dijksma: Dat doen we. Het is letterlijk en figuurlijk voer voor techneuten en die zijn nu niet allemaal meegekomen.

Dan de evaluatie van de inkomenseffecten, waarnaar de heer Geurts heeft gevraagd. Hij heeft daar ook al eerder een heel punt van gemaakt. Dankzij hem hebben we daar dus al veel aandacht aan besteed. Het punt is het volgende. 2015 is het eerste jaar van de nieuwe vorm van het GLB. We kunnen dus pas in 2016 beginnen met een evaluatie. Je hebt immers een jaar nodig om te bezien wat er allemaal gebeurd is. Dat kost tijd en dat willen we goed doen. Daarom is het logisch dat de evaluatie er niet eerder dan begin 2017 komt. Ik wil best toezeggen dat we het zo snel doen als het kan. Ik begrijp namelijk heel goed waarom hij het opbrengt, maar hij heeft er ook niets aan als die evaluatie nergens over gaat. We zitten in tussen het tegemoetkomen aan de gewenste snelheid en de realiteit met een systeem dat pas net in de benen is. Daarbij is de vraag op welk moment je er een goed beeld van hebt. Laten we dus afspreken dat we het doen zo snel mogelijk als het kan. Maar de zomer van 2016 is niet realistisch.

Een aantal leden hebben aandacht gevraagd voor het antibioticabeleid. De heer Dijkgraaf zei: ook op Europees niveau inzetten op de Nederlandse aanpak is mooi, maar pas op dat je jezelf niet in de staart bijt en je er regelgeving voor terugkrijgt die zo weinig ruimte biedt dat je je eigen aanpak bijna ondermijnt. Zo heb ik hem althans verstaan. Ik ben het daarmee eens. Het is wel zo dat we in het verleden vaker hebben gezien dat de regelgeving op zichzelf goed was, maar dat er, op het moment dat ze in een richtlijn verpakt wordt, een paar cadeaus bij zitten die je niet helemaal had verwacht. Daar krijg je soms last van. Op dit moment hebben we het antibioticabeleid tot prioriteit van het Nederlands voorzitterschap verheven, over onze eigen departementale grenzen heen. We trekken samen met VWS op. In februari organiseren we samen een conferentie van zowel landbouw- als volksgezondheidsministers, over de zogenaamde one health approach. Dat betreft de manier waarop Nederland kijkt naar de verbinding van veterinaire en humane gezondheid en de wijze waarop we het antibioticagebruik op beide gebieden zouden willen terugdringen tot het maximaal noodzakelijke. Het doel is om commitment te krijgen voor een vervolgactieplan voor antibioticabeleid op Europees niveau. We willen immers met elkaar een aantal doelstellingen halen. Daar moet echt actie voor ondernomen worden. Tot nu toe merken we dat daar veel steun voor is bij de verschillende lidstaten. Ik heb er dus goede hoop op dat we een goede stap kunnen zetten.

Dan de duurzame gewasbescherming, waarvoor mevrouw Dik-Faber, de heer Geurts en anderen aandacht hebben gevraagd. Wij hebben datzelfde gedaan in de Raad van voor de zomer. Meerdere lidstaten vinden het een heel belangrijk onderwerp. Zij zijn het ermee eens dat er tot een actieprogramma gekomen moet worden. Dat gaat vooral over het vergroenen van het middelenpakket door het uit te breiden met biologische, natuurvriendelijke en alternatieve maatregelen en middelen. Ik zou dit programma graag tijdens deze Raad willen presenteren en er in de komende tijd veel op in willen zetten. Ook wil ik aan de Commissie vragen of zij de instelling steunt van een expertgroep voor het uitwerken van zo'n programma. Wij zullen dus wederom proberen om dat een stap verder te brengen tijdens de komende Raad.

Nederland wil de procedures voor de goedkeuring en toelating van laagrisicostoffen en -middelen inderdaad versnellen, zoals de heer Geurts en mevrouw Dik-Faber ook verzochten. Op nationaal niveau hebben we met de sector een green deal groene gewasbeschermingsmiddelen. Die betreft het ontwikkelen van procedures en van ideeën om die procedures te versnellen. Op EU-niveau kunnen we dit opnemen in het voorgestelde actieplan waarmee we aan de slag willen, en we kunnen daarvoor in de Raad aandacht vragen.

Mevrouw Dik-Faber vroeg naar Tierwohl en wilde weten of ik dat ga betrekken bij de verduurzaming. Naar aanleiding van de aangenomen motie wordt die mogelijkheid onderzocht. Daar zijn wij dus mee aan de slag gegaan. De ketenpartijen, waaronder de retail, zullen er natuurlijk wel het initiatief voor moeten willen nemen. Het is belangrijk dat zij de handschoen oppakken. Dat zou gebeuren naast bestaande concepten – die zijn ook succesvol en goed, zo zou ik willen toevoegen – als het Beter Leven keurmerk. Dat werkt prima. In parlementen van andere landen wordt dat weer gebruikt als voorbeeld om te zeggen hoe goed Nederland bezig is. Het is maar dat u het allemaal weet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Het onderwerp verduurzaming van de veehouderij leeft inderdaad in meerdere landen. Ik kan me dus heel goed voorstellen dat Nederland kijkt naar Duitsland, en men in andere landen kijkt naar initiatieven die in Nederland goed werken. Het punt is natuurlijk altijd dat mededingingsautoriteiten daar met hun neus bovenop zitten. Het mooie van het Duitse initiatief, Tierwohl, is dus ook dat de Duitse mededingingsautoriteit het heeft goedgekeurd. Veel landen zijn ermee bezig. Zou het daarom niet een goed onderwerp zijn om in een Europees actieplan op te nemen, zoals gebeurt bij de duurzame gewasbescherming?

Staatssecretaris Dijksma: We zijn natuurlijk met een aantal landen als Duitsland – maar ook Denemarken en Zweden, die zich daar inmiddels bij gevoegd hebben – al langer bezig om dierenwelzijn, een gelijker speelveld en, in sommige gevallen voor sommige lidstaten, de verhoging van het niveau, op de agenda te zetten. Ik kan me dus voorstellen dat we dit gewoon meenemen in de gesprekken die daarover verder gevoerd zullen worden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Het onderwerp staat op de agenda bij de lidstaten en de gesprekken daarover worden gevoerd, maar ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat men voor de verduurzaming van onze gewasbescherming met een aantal gelijkgestemde lidstaten komt met een Europees actieplan. Dat kan een vliegwiel zijn om het thema nog hoger op de agenda te krijgen en lidstaten die nog niet betrokken zijn ook aan te laten haken. Zou het een voorbeeld kunnen zijn voor de verduurzaming in de veehouderij?

Staatssecretaris Dijksma: Ik aarzel even. We zijn op het dossier van de verduurzaming van de intensieve veehouderij, met name de dierenwelzijnsdiscussie, al bezig met brieven, druk en conferenties die mogelijk nog georganiseerd worden, ook met maatschappelijke organisaties. Er wordt dus echt wel aan gewerkt. Ik moet het even mee terugnemen om te zien in hoeverre en op welke manier we dit type initiatief daar een plek bij kunnen geven. De vraag is nog even of het leidt tot een actieplan of tot een ander voorstel om op een aantal onderwerpen stappen te zetten. De transportverordening is een van de onderwerpen die onze warme belangstelling hebben. Wij vinden het gesleep met dieren gedurende heel veel uren en kriskras door Europa al langer een probleem. Als we succesvol willen zijn, hebben we daarbij vastgesteld dat het misschien goed is om op een paar heel harde, duidelijke punten in te zetten. Ik moet met mijn collega's bespreken of dit een onderdeel van de strategie zou kunnen zijn, maar dat kan ik nu niet meteen beloven.

De heer Geurts (CDA): Ik begreep dat de Staatssecretaris over gaat naar een volgend blok. Ik heb nog iets over de pluimveehouderij gevraagd. Er is geen blokje varia, dus ik dacht: dat valt zeker onder landbouw.

Staatssecretaris Dijksma: Ik was ook nog niet helemaal klaar; er zijn inderdaad veel vragen gesteld. Allereerst de etiketten: het is misschien goed om te zeggen dat Minister Schippers daarover gaat. De NVWA past bij bedrijven een interventiebeleid toe. Ik heb begrepen dat men die etiketten nu met behulp van zelfregulering en een onafhankelijke instantie gaat laten beoordelen. Men wil de naleving ook echt verbeteren. Dat kan ik er nu over melden, maar dit domein overschrijdt het mijne echt.

De voorzitter: Dit wordt de tweede interruptie van mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik begrijp dat dit mijn laatste interruptie is. Ik heb begrepen uit de stukken die vandaag op de agenda staan dat er straks, als het aan de Europese Commissie ligt, helemaal geen aparte etikettering meer is voor de categorie peutermelk. Als wij het in Nederland niet zo nauw nemen met die etikettering, helpt dat de Europese Commissie eigenlijk om het plan door te zetten. Volgens mij hoort dat onderwerp wel bij deze Staatssecretaris thuis.

Staatssecretaris Dijksma: Nee, dat klopt. Het helpt inderdaad niet als men het niet naleeft. Wij zijn het ook niet eens met het voorstel van de Commissie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Zou de Staatssecretaris dit nog eens expliciet bij haar collega onder de aandacht willen brengen? Er wordt nu fors ingezet op zelfregulering, maar die heeft gewoon gefaald. Er moet echt actie ondernomen worden. Ik zou het jammer vinden als het Frans-Nederlandse pleidooi voor een aparte categorie voor peutermelk ondermijnd wordt door dit soort activiteiten van fabrikanten.

Staatssecretaris Dijksma: De NVWA zet niet voor niets druk op de naleving. Dat is de bijdrage die wij kunnen leveren. Tegelijkertijd helpt een onafhankelijke club mee. Dat geeft aan dat de sector zelf ook wel begrijpt dat het menens is. Ik zal dat intern, ook samen met VWS, absoluut nog wel even bespreken, om aan te geven hoe belangrijk het is. Mijn indruk is overigens niet dat men die aansporing nodig heeft. Maar goed, ik zal dat doen.

Last but not least de registratie voor pluimveehouders. Wanneer komt de vereenvoudiging er? Er is op dit moment overleg met de sector, met AVINED, over het inwinnen van gegevens voor de uitvoering van de regelgeving. We overleggen erover om dat via AVINED te laten verlopen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de identificatie en registratie en om voetzoollaesies, dus allemaal kwesties rondom dierenwelzijn. De verwachting is dat er op korte termijn afspraken kunnen worden gemaakt binnen de gestelde voorwaarden. Vereenvoudiging is belangrijk, maar die moet ook goed gebeuren. Dat is altijd het spanningsveld bij zo'n gesprek, maar de indruk is dat het op een redelijke termijn kan.

De heer Geurts (CDA): Ik wil hiervoor mijn interruptie gebruiken. Dit speelt al ruim een jaar. Ik snap dat de Staatssecretaris echt wel inzet pleegt, maar kan zij een iets concretere datum noemen? Want heel veel van wat nog naar de Kamer komt, zit nog in de pijplijn, als ik het vandaag zo hoor.

Staatssecretaris Dijksma: Dat klopt, maar u vraagt ook ontzettend veel. Dat kost gewoon tijd. Ik begrijp overigens de urgentie op dit punt wel, maar zoals de heer Geurts ook niet zal zijn ontgaan, krijgen wij tijdens een debat als dit ontzettend veel boodschappen mee waarop we moeten acteren, met in het kader van een kleinere overheid steeds minder mensen. Soms merken we dat echt. Laat ik toezeggen dat ik erop terugkom. Ik moet even bedenken wat een handig moment is. Misschien is het niet handig om het te behandelen in het kader van een Landbouwraad, want het heeft er eigenlijk niet heel erg mee te maken, als ik zo vrij mag zijn.

De heer Geurts (CDA): We hebben vanmiddag de tweede termijn van het AO Mestbeleid. Misschien kan de Staatssecretaris er daarbij op terugkomen?

Staatssecretaris Dijksma: Ja, maar het heeft ook niet zozeer iets met het mestbeleid te maken. Ik kom er nog op terug. Ik laat voor het herfstreces heel kort schriftelijk weten wanneer we dat verwachten. Dat lijkt mij fair. Zo kan ik het ook even bespreken met de mensen die voor ons dat gesprek mede voeren. Zij zitten hier nu niet bij.

De voorzitter: Dan heeft de Staatssecretaris nog één dag respijt.

Het volgende blokje komt eraan. We hebben nog een klein uur. U hebt ongelooflijk veel vragen gesteld aan de Staatssecretaris en ik zie dat ze nog een heel pakketje papier voor zich heeft liggen. Ik wil voorstellen dat we de tweede termijn skippen en dat ik u een derde interruptie toesta. Ik begrijp dat u dat goed vindt. Prima, dan gaan we het zo doen.

Staatssecretaris Dijksma: Ik ben toe aan het grote blok visserij. Mevrouw Dikkers stelde een vraag over het protocol met Gabon. De Europese Commissie heeft, zoals gezegd, een nieuw onderhandelingsmandaat voor dat protocol aan de Raad voorgelegd. Het huidige protocol loopt af. Zoals mevrouw Dikkers weet, zijn we bij alle protocollen altijd alert op een aantal belangrijke punten. Hierbij zijn twee issues van belang. Het eerste belangrijke uitgangspunt is de bescherming van de belangen van de lokale bevolking. Het tweede is de bescherming van haaien. De haai is een heel kwetsbare vissoort, die voor de kusten bescherming verdient. Anders dan mevrouw Dikkers, ben ik positief over dit protocol, omdat er vooral via sectorale steun nu aandacht wordt besteed aan het versterken van de lokale visserijsector. Zij heeft er gelijk in dat het niet altijd even goed lukt; het is goed dat ze daar de kritische vinger op legt. Maar dat heeft natuurlijk ook te maken met de instabiliteit die er in die landen zelf soms is, net als met een wisseling van de wacht die er heeft plaatsgevonden. Daarmee blijven de mogelijkheden van zo'n protocol die er wel zijn, onderbenut. Als je optimistisch bent, zou je kunnen zeggen dat er met dit nieuwe protocol op dat terrein winst te boeken is, die ten goede komt van de visserijsector en de lokale bevolking. Vanwege de slechte infrastructuur is het niet mogelijk dat de vis op de kust in Gabon zelf aangeland wordt. Dat gebeurt in Ivoorkust en Ghana. Dat is op zichzelf ook positief, want die landen hebben de infrastructuur ook nodig en kunnen daar verder aan werken. Er is altijd ruimte voor verbetering; dat zal ook met dit protocol zo zijn. Dat zullen we vanuit onze positie ook zeker meegeven. Op het moment dat we geen protocol zouden sluiten, zouden vissers private afspraken maken met de overheid ter plekke. Dan zal er gevist worden los van de voorwaarden die onder het gemeenschappelijk visserijbeleid worden gesteld. Als je zou willen kiezen voor de optie «sterven in schoonheid, principes eerst», moet je wel even weten wat het gevolg is van zo'n positie. Soms moet je dat doen, omdat het echt zo'n slecht voorstel is dat je moet zeggen: sorry, als je dit toezegt, ben je eigenlijk ook niet meer geloofwaardig. Maar daarvan is hierbij geen sprake. Het alternatief, namelijk geen akkoord onder de voorwaarden van het gemeenschappelijk visserijbeleid en ieder individueel bedrijf op eigen termen laten onderhandelen met de overheden daar, is denk ik in the end slechter. Vandaar dus mijn positie.

Dan de aanlandplicht. Daarbij spelen een aantal dingen, die beantwoord moeten worden. Er wordt zowel in de pelagische als de demersale sector heel hard gewerkt aan de aanlandplicht. Dat is om te beginnen een heel groot compliment aan de mensen in de sector waard. Zij doen dat contrecoeur en vinden het eigenlijk niks – dat is het eerlijke verhaal – maar werken wel mee. Dat is top; dat vind ik heel goed. Er zijn wel zorgen, die door de heren De Liefde en Dijkgraaf zijn uitgesproken. Het is een ingewikkeld geheel, maar ik denk dat het, als we het met elkaar blijven doen, wel gaat lukken om hier vanuit de Nederlandse sector handen en voeten aan te geven. Ook blijf ik echt van mening dat daar een noodzaak toe is.

Mevrouw Koşer Kaya sprak over de overbevissing in de oceanen wereldwijd. Dat is een groot probleem. Gelukkig gaat het in de Noordzee beter. Ik kom daar zo meteen in het kader van de tags, de MSY (maximum sustainable yield) en de diverse soorten wel over te spreken, maar er is in algemene zin een noodzaak om tot selectiviteit over te gaan. We hebben steeds gezegd: we zullen binnen de huidige ruimte maximale rek en ruimte moeten zoeken. De afgesproken fasering en een aantal uitzonderingen die worden toegestaan, komen daaraan tegemoet.

Hoe het nu precies zit met de technische maatregelen is een van de kwesties. Bij het gemeenschappelijk visserijbeleid hoort een herziening van de technische maatregelen. Met de aanlandplicht kan een deel van andere regels in Nederland komen te vervallen. We hebben meerdere keren bij de Commissie aangedrongen op een snel voorstel. Ik wil dit heel graag tijdens ons Nederlands voorzitterschap behandelen, maar er ligt nog geen voorstel. Net als de Kamer ben ik daar teleurgesteld over, want dat moet er wel komen.

Dan de controle op de aanlandplicht. Er wordt in de regionale groepen gesproken over en gewerkt aan een geharmoniseerd handhavingsbeleid. Daar zullen we zo snel mogelijk duidelijkheid bieden. Ik denk dat het van belang is om hier te zeggen dat er een overgangstermijn geldt voordat overtredingen op de aanlandplicht leiden tot het toekennen van punten. Voor de pelagische sector werken we aan een uitwerking van het cameratoezicht. Voor het slagen van de aanlandplicht zijn die controle en handhaving dus van heel groot belang. We zien dat het cameratoezicht op zichzelf goed toepasbaar is. De sector heeft zich, zo zeg ik tegen mevrouw Dikkers, ontzettend meewerkend opgesteld en in heel veel gevallen technische maatregelen genomen, maar het zal wel op basis van het level playing field moeten worden georganiseerd. Ook andere Europese landen zullen dus echt aan de bak moeten. Dat hebben wij ook met de sector afgesproken. Wij willen ons daar samen voor inzetten. Dat ik mij vanuit het politiek niveau inzet, is voor de sector van groot belang. Anders voelt men zich terecht alleen staan. Ik wil hier absoluut mee verdergaan, maar niet als er geen level playing field is.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Dat brengt mij meteen naar de vervolgvraag. Welke stappen gaat de Staatssecretaris zetten om haar collega's zover te krijgen dat ze meegaan in deze pilot en die ook over de eigen vloot uitrollen? Volgens mij is het voor de pelagische vloot best handig, omdat men binnen de EU kan omvlaggen. Als men de apparatuur eenmaal aan boord heeft, heeft men die aan boord voor de regelgeving in Nederland, in Duitsland, enz.

Staatssecretaris Dijksma: Dat zullen we natuurlijk in al onze gesprekken met de collega's meenemen als een belangrijk onderwerp.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik vind dat wat mager. Ik zou er graag een tijdpad bij krijgen. Het liefst zou ik horen wanneer wij het invoeren, maar ik snap echt wel dat er een heel proces van duwen en trekken aan voorafgaat. Ik zou erg graag een terugkoppeling van de besprekingen krijgen. Wat mij betreft mag het ook in de volgende stukken over de Landbouw- en Visserijraad.

Staatssecretaris Dijksma: Ik begrijp dat er eind van het jaar een voorstel van ons komt. Ik kom erop terug bij de volgende Landbouwraadsagenda.

Er is gevraagd naar de hoge overlevingskans. Hoe gaan wij om met soorten die dat betreft? Er lopen onderzoeken naar de mate van overleving bij platvissen en naar een manier om die overleving te vergroten. Er is nog veel onduidelijkheid over. Er ligt geen concreet en onderbouwd verzoek voor een uitzondering. Wij zijn ook bezig met financiële ondersteuning van onderzoeken om ervoor te zorgen dat dit verhaal er wel komt. Dat is wat wij kunnen doen en wat wij dan ook doen.

Er zijn een aantal stappen gezet om meer duidelijkheid te scheppen voor de sector over de aanlandplicht. Het is niet zo dat men helemaal onwetend is over wat er op de sector afkomt. Wij hebben eerder gepleit voor uitstel. Daarvoor moet je een verhaal hebben waaruit blijkt dat dat absoluut noodzakelijk is. Er kan een moment komen dat er druk nodig is. Die druk op de Commissie moet worden gehandhaafd. Zij moet echt met een aantal zaken doorkomen. Verstandiger is het om via onze kanalen alles op alles te zetten om die paar laatste dingen waar wij nog op wachten, ook gewoon voor elkaar te krijgen. Dat lijkt mij ook strategisch de beste weg. Eerder hebben wij veel discussie gehad over de Omnibusverordening, maar die is er wel gekomen. Wij tasten dus niet in een compleet duister.

De heer Dijkgraaf (SGP): Het is irritant dat die oplossingen er allemaal niet zijn. Ik begrijp de woorden van de Staatssecretaris wel, maar ik zou nog wel wat meer scherpte willen proeven. Als wij bij een VAO een motie zouden indienen, wordt het een heel spannende strijd. Ik zie de Staatssecretaris al zorgelijk kijken, maar ik hou de motie voorlopig nog even in de binnenzak. Ik denk dat de Staatssecretaris ook wel doorheeft dat zoiets op een gegeven moment best kan gebeuren. Is de Staatssecretaris bereid om met die boodschap vanuit dit parlement naar het andere parlement en naar de Commissie te gaan? Gezien die technische maatregelen en die controlemethodes moet hier echt een oplossing voor komen.

Staatssecretaris Dijksma: Ja, maar die Omnibusverordening die de tegenstrijdigheid in regelgeving liet zien, is er nu. Dat punt hebben wij al getackeld. Als er onwerkbaarheden blijven bestaan, moet je niet uitsluiten dat je zo'n instrument inzet, maar dan moet je dat wel doen op het moment dat dat echt geloofwaardig is. En dat is niet nu. Een aantal stappen die men moest zetten, heeft men ook gezet. Een aantal dingen die nu moeten gebeuren, zijn zaken waar wij zelf mee aan de slag zijn. Ik ben altijd bereid om de maximale consequenties van het uitblijven van kwesties in te zetten – dan is het onmogelijk om iets te doen – maar in de aanloop naar de vorige Raad van december had ik daar, vanwege het toen ontbreken van de Omnibusverordening, meer zorgen over dan nu.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik kan wel meegaan in dat gevoel, maar de Staatssecretaris moet wel meenemen en communiceren dat de irritatie groeiende is. Het gevoel is groeiende dat er nu echt op tijd geleverd moet worden. Alleen dan is het op een goede manier uitvoerbaar. Anders gaat dat groeiende gevoel ergens toe leiden, namelijk tot de conclusie dat wij het op deze manier niet kunnen doen.

Staatssecretaris Dijksma: Er is nu nog discussie over de handhaving. Dat is een kwestie die wij vooral zelf met de buren moeten bespreken. Daar is een level playing field voor nodig en dat kost tijd. Daar zitten een aantal zaken vast. Het is dus niet helemaal fair om dat alleen maar bij de Commissie neer te leggen, want die zal het ook weer terugleggen. Het is in zekere zin een note to ourselves. Het is verstandig als mijn collega's en ik zien dat, hoe eerder daar duidelijkheid over kan komen, hoe groter het draagvlak blijft voor deze enorme verandering. Ik zie ook dat dat pijn doet. Wij moeten echt alles op alles zetten om die duidelijkheid te hebben. Als er op een gegeven moment buiten onze schuld om onduidelijkheden blijven die niet werkbaar zijn, dan moet je altijd ... Ik heb dat eerder namens de Kamer gedaan toen die Omnibusverordening niet opschoot. Toen hebben wij gezegd: vrienden, als het zo moet, dan blijven wij even achteroverleunen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Wanneer kan de Staatssecretaris hierover rapporteren? Ik denk zelf aan het eind van haar trip door Europa. Begin december heeft zij veel collega's gesproken. Het lijkt mij goed om dan de thermometer er nog eens in te steken.

Staatssecretaris Dijksma: Dat lijkt mij heel goed, ook omdat de Raad van december de traditionele Visserijraad is. In de aanloop daarnaartoe moeten wij het hele kaartenhuis goed in beeld hebben. Welke mogelijkheden hebben wij op de verschillende onderwerpen? Wat is onze positie? Wat zijn de punten waarover wij echt zorgen hebben? Dat lijkt mij dus prima.

Ik kom op de schol en schar. Ik verwacht daar op korte termijn een meerjarenplan voor. Daarin zou sturing op primaire soorten als tong en schol uitgewerkt worden. Ik heb met IMARES al onderzocht of de TAC voor schar kan worden afgeschaft. Dat lijkt immers geen passend instrument, zoals wij ook met de Commissie hebben besproken. De Commissie staat hier zeker voor open.

Meerdere sprekers zijn ingegaan op de ICES-adviezen. Er is gevraagd naar mijn appreciatie daarvan. Wij hebben zorgen over de opmerkelijke schommelingen in die adviezen. Daar moet echt heel snel een oplossing voor gezocht worden. Ik ben echt verbaasd dat ICES de langetermijndoelen opnieuw heeft aangepast, met name voor tong en schol, want daar lijkt geen aanleiding toe te bestaan. De bestanden zijn namelijk in goeden doen. Ook voor sommige pelagische bestanden vinden wij de adviezen echt opmerkelijk. Wij zijn erover in gesprek met de Europese Commissie. Heel binnenkort heb ik een gesprek met Commissaris Vella. Bij die gelegenheid zal ik dit zeker aan de orde stellen. Wij moeten inderdaad met IMARES gaan bekijken hoe wij dit probleem in ICES kunnen aankaarten, want dit ondermijnt natuurlijk ook het draagvlak. Het is iets waardoor wij wantrouwen bij vissers krijgen. Zij hebben het gevoel dat er veel op hen afkomt – soms is dat nodig – maar als wij hier al gedonder over krijgen, dan is Leiden in last. Duidelijker kan ik niet zijn. Daar moeten wij dus iets aan doen. Het scheelt weer een motie.

Ben ik bereid om de verzoeken van de sector voor ophoging van de TAC voor tong, voor tarbot en voor griet over te nemen? Over tong hebben wij het al gehad. Het verzoek voor een tussentijdse verhoging voor tarbot en griet ligt ingewikkelder. Het Nederlandse quotum was op 1 oktober voor niet meer dan 75% uitgeput. Als je naar de wetenschappelijke adviezen kijkt, dan zie je dat die niet erg positief zijn en dat een ophoging niet bij voorbaat duurzaam wordt geacht. In zo'n geval wordt dan gevraagd: waarom zie je een probleem, terwijl je nog niet eens je quotum hebt uitgeput? Waarom zou iets moeten worden opgehoogd, terwijl wij nog onder het quotum blijven? Als je een quotum zou ophogen, lijkt dat niet te passen bij wat wetenschappelijk verstandig wordt geacht. En dan vind ik het niet goed om op zo'n onderwerp te gaan bewegen.

Dan het nulcontingent voor platvis, waarover wordt gediscussieerd in de brede keten van de visserij. Tegenover het pleidooi van de visserijsector voor een lager contigent voor platvis staat het pleidooi van de Nederlandse visverwerkers voor juist een hoger contingent. Het contingent van 5.000 ton is elk jaar sneller uitgeput, terwijl de vangsten aan Noordzeeschol toenemen. Bij de visverwerkers is er blijkbaar echt behoefte aan de ingevoerde platvis. Voor dat nulcontingent is er nul steun. Wij kunnen daar wel voor gaan, maar daar winnen wij helemaal niets mee. Dat gaat er gewoon niet komen. In de hele keten zijn wij het erover eens dat die 5.000 ton eigenlijk net niks is. Als het contingent verhoogd wordt naar 10.000 ton, zal de aanvoersector niet in de problemen komen. Maar het kan de verwerkende sector wel enorm helpen. Dat is de afweging die voorligt. Op zichzelf zou het een gerechtvaardigd besluit zijn. Wij verwachten dat daar wel steun voor is. Wij zouden zoiets voor onze verwerkende sector kunnen doen zonder dat wij de aanvoerende sector diep in de problemen brengen. Dan moet je op een gegeven moment je knopen tellen als je ziet hoe de vlag er in de andere lidstaten bij hangt.

Ik kom op de overdracht van de pelagische quota van 25% naar 2016. Normaal kun je 10% van de ongebruikte quota overdragen. Ook de pelagische sector is getroffen door de Russische boycot. Met vijf andere lidstaten hebben wij een brief naar de Commissie gestuurd om het percentage op te hogen naar 25, mits dit duurzaam en verantwoord is. Het ICES-advies hierover is positief. Ik wil er in de Raad dan ook voor pleiten dat dit voor 2015 geregeld wordt. Dat kan in de verschillende verordeningen over de vangstmogelijkheden gedaan worden.

Er is al het een en ander gezegd over de aanlandplicht, maar de heer De Liefde vroeg naar het vermarkten en verwaarden van ondermaatse vis die aangeland wordt. De basisverordening zegt dat die ondermaatse vis alleen gebruikt mag worden voor toepassingen anders dan rechtstreekse menselijke consumptie. Daarbij moet gedacht worden aan vismeel, visolie, diervoeder, cosmetica en geneesmiddelen. Er is onduidelijkheid over de toepassingen die zijn toegestaan. Het is onze inzet om die duidelijkheid te krijgen en een zo breed mogelijke toepassing voor elkaar te boksen. Het is hoogwaardig eiwit en wij snappen niet waarom dat niet geschikt zou kunnen zijn voor humane consumptie. Met andere lidstaten hebben wij de Commissie om brede toepassing en om helderheid verzocht. Daar lijkt bij de Commissie ruimte voor te ontstaan. Dat zouden wij heel erg toejuichen, want dan kunnen de vissers datgene wat aangeland moet worden, voor een betere prijs verkopen. Dan kunnen wij ook voorkomen dat er voedsel verspild wordt.

Ik heb al gewezen op de roll-over van de TAC voor tong overeenkomstig de tweede fase. Ik zet mij in voor een ophoging vanwege de aanlandplicht. Wij hebben het verzoek van de sector voor een verhoging met 10% voor 2016 doorgestuurd naar de Commissie. Het wetenschappelijk comité zal dat verzoek in november beoordelen. Dan moet blijken of MSY niet in het geding komt. Daar zal het van afhangen.

Voor schol lijkt mij bij eerste lezing van het ICES-advies dat de TAC met 22% verlaagd moet worden, maar hier geldt natuurlijk dat er een meerjarenplan tegenover staat en daarin wordt de TAC juist verhoogd. Dat is ook mijn inzet.

Ik maak nog een laatste opmerking over de externe akkoorden. Ik begon met Gabon en eindig met de wat bredere vraag van mevrouw Dikkers. Gisteren heeft de Kamer een brief ontvangen met de stand van zaken, ook rond de akkoorden met Liberia en Mauretanië. Met beide landen zijn in de afgelopen zomer akkoorden bereikt. De voorstellen van de Commissie voor de voorlopige toepassing van die protocollen zijn eind vorige week ambtelijk in Brussel besproken. Naar verwachting neemt de Raad snel een besluit in afwachting van de definitieve goedkeuring door Raad en Parlement. Ik heb de Kamer daarom zo snel mogelijk willen informeren. In november zal de Kamer de halfjaarlijkse voortgangsrapportage ontvangen. Daarbij krijgt zij het overzicht van al die lopende onderhandelingen.

De heer Geurts (CDA): Ik kom terug op dat tariefcontingent, waar de Staatssecretaris net over sprak. Zij sprak van een verruiming met 10.000 ton, een forse hoeveelheid. Ik snap de woorden die de Staatssecretaris bezigt over het spanningsveld tussen de verwerkende visindustrie en de aanvoerende, onze vissers. Wil de Staatssecretaris voor ons nog wat beter in kaart brengen wat daar de gevolgen van zijn, want ik maak mij er wel zorgen over? Het zijn massale hoeveelheden, die echt invloed hebben.

Staatssecretaris Dijksma: Dat het massale hoeveelheden zijn, willen wij juist bestrijden. Wij denken dat het wel meevalt, maar ik zal het zeker in kaart brengen. Ik heb iets laten zien van de afweging. Ik kan de aanvoerende sector niet helpen met het verlagen, want dat stuit op een Europese onmogelijkheid. Zo'n voorstel redt het sowieso niet. Iedereen om ons heen wil juist omhoog. Dan moet je een afweging maken. Dit is één dossier, maar er spelen er nog een aantal. Dat is echt een kwestie van onderling geven en nemen. Misschien kan ik voor onze aanvoerende sector wat betekenen door hier iets te doen en ergens anders iets binnen te fietsen, maar dat kan ik niet op papier schrijven. Als wij overal in de njet-stand gaan, wordt het lastig, maar ik zal doen wat de heer Geurts vraagt.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dit steekt mij ook wel een beetje als een graat in de keel. Ik begrijp dat de Staatssecretaris eigenlijk misschien ook wel wat anders wil, maar naar de politieke werkelijkheid kijkt. Kan zij dit ook in overleg met de sector doen? Ik zie haar aanstevenen op een deal met alle elementen erin, maar het draagvlak in de sector is daarbij heel belangrijk. 10.000 ton is wel 10.000 ton of 10 miljoen kilo. Als je daar een kiloprijs tegenaan zet, dan heb je het over een stevige omzet.

Staatssecretaris Dijksma: Dan vraag ik andersom aan de heer Dijkgraaf wie de sector dan is. De sector is breed en daar zit exact het probleem. De vissers zijn het namelijk niet eens met de verwerkers, om het maar even heel plat in te zeggen. Op een gegeven moment kunnen wij de vissers niet tegemoetkomen door naar een nulcontingent te gaan. Dat is een onmogelijk te bereiken doel. Die 5.000 ton wordt ’m waarschijnlijk ook niet. Wij weten dat onze verwerkende sector wel degelijk belang heeft bij een verhoging. In andere dossiers kunnen wij daar wellicht gebruik van maken voor onze vissers. Het is een kwestie van onderhandelingstactiek, die zich niet helemaal op papier laat zetten. Ik acht het bij voorbaat kansloos dat wij het hierover met «de sector» eens worden, want men is het gewoon onderling niet eens. Men heeft tegengestelde belangen. Daar moet ik een weging in maken, ook gelet op de mogelijkheden. Dit is mijn lijn.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat snap ik op zich wel. De Staatssecretaris deed net de toezegging aan de heer Geurts dat het in kaart zal worden gebracht. Het lijkt mij goed dat de sector goed betrokken wordt bij de feitelijkheden. Men moet goed het gevoel krijgen dat de feiten ook echt de feiten zijn, niet gekleurd door de politiek.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is prima.

Ik kom op de Vogel- en Habitatrichtlijn. Mevrouw Dikkers heeft gevraagd om een schriftelijke appreciatie van de tussentijdse evaluatie van de Biodiversiteitsrichtlijn. Dat verzoek is gisteren via de procedurevergadering gedaan. Vóór de behandeling van het deel Landbouw en Natuur van de begroting zal ik deze naar de Kamer sturen. Dat gaan wij zeker doen.

Mevrouw Koşer Kaya heeft gevraagd of alleen Nederland een herziening wil. Ik heb al eerder aangegeven dat wij niet de wetgeving zelf op het oog hebben. Uit mijn eerste ronde langs een aantal lidstaten is mij gebleken dat daar eigenlijk geen steun voor bestaat. Er zou in dat geval een heel lang wetgevingsproces nodig zijn. Als het tegenzit, kan dat zomaar een decennium duren. Heel veel mensen vragen zich af wat daarvan de opbrengst is, behalve heel veel meer onzekerheid en onduidelijkheid. Bij verschillende lidstaten constateer ik wel de drastische wens om te komen tot een betere uitvoering. De heer Grashoff gaf terecht aan dat er nu soms gemicromanaged wordt in de uitvoering rondom de laatste soort of de laatste bloem in een gebied, terwijl je veel meer zou willen focussen op een op peil houden dan wel verbeteren van robuuste natuurgebieden. Dat is een van de zaken die wij steeds inbrengen. Je moet niet alleen naar een soort kijken, je moet meer kijken naar de robuustheid van het systeem als geheel. Misschien moet je landen meer ruimte bieden om dat (beter) te kunnen beschermen. Soms komt daar nu veel bureaucratie aan te pas, waardoor wij soms de boot lijken te missen. Ik noem de verzilting rondom het Grevelingenmeer. Eigenlijk mogen Minister Schultz en ik die niet doorzetten. Wij willen terug naar oernatuur, zou je kunnen zeggen, naar getijden. Dat is ook economisch interessant. In die zin vind ik het een vrij briljant voorbeeld. Maar eigenlijk mag het niet omdat het in de laatste decennia zoet water is geworden en er een paar plantensoorten zijn gekomen die alleen in zoet water gedijen. Op zulke momenten denk ik: was dit nou de bedoeling? Ik denk echt van niet. Daarnaast lijkt het mij veel beter om meer op Europees niveau te bekijken waar de meest kwetsbare natuur zit die hoort bij bepaalde gebieden. Iedereen zou daar veel steviger zijn eigen prioriteit bij moeten zetten. Voor Nederland zijn dat ontegenzeggelijk het Deltagebied en de Wadden. Het blijft lastig uit te leggen dat over de grens hoogveen wordt afgegraven, terwijl wij tegen vrij hoge kosten een heel klein postzegeltje in ons land beschermen. Het is de vraag of wij dat geld niet beter kunnen stoppen in het verstevigen van de positie van weidevogels, die de heer Grashoff terecht noemde. Die vogels horen bij onze biodiversiteit. Daar zouden wij onze prioriteit moeten leggen. Dat type discussies zou ik graag voeren, maar niet met de gedachte dat wij het minder gaan doen, want de regelgeving is nodig ter bescherming van kwetsbare natuur. Het gaat niet om de wetgeving zelf, maar wel om de manier waarop zij wordt uitgevoerd. Waar lopen wij tegenaan? Zijn wij door onze focus op sommige dingen niet soms het oog voor het grotere verhaal kwijtgeraakt? Dat willen wij graag met elkaar bespreken op een conferentie.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): De Staatssecretaris zegt dat zij in de uitvoerig wil inzetten op de eigen prioriteiten van landen. Nu is het voor alles een beetje, maar stijgen wij nooit ergens bovenuit. Als je prioriteiten stelt, ga je al het andere loslaten. Hoe zorg je ervoor dat er een basisbeschermingsniveau blijft bestaan?

Staatssecretaris Dijksma: Hoe kun je op biogeografisch niveau tot een meer robuuste systeembenadering komen? In een discussie daarover moeten wij het ook over dit soort vragen hebben. Je kunt het niet los van elkaar zien. Het is mogelijk dat de uitkomst is dat wij op één plek meer moeten doen en op andere plekken iets minder. Dat hangt af van het op Europees niveau hooghouden van waardevolle natuur. Dan gaat het niet alleen om het tegengaan van achteruitgang of om het handhaven van het huidige niveau, maar om het investeren in een enorme verbetering. Dat vragen de biodiversiteitsdoelen. Het uitgangspunt is dat wij de doelen willen halen. Zijn wij dan nu het effectiefst bezig? Het lijkt mij heel gezond om dat debat niet te ontlopen. Ik zie dat een hoop milieuorganisaties zich daar zorgen over maken, maar deze discussie kan ook in hun belang zijn. Ik zie het dus wat minder zwaarmoedig tegemoet. Ik heb niet de indruk dat de uitkomst zal zijn dat de richtlijn of de wetgeving zelf ter discussie komt te staan. Nogmaals, daarvoor heb ik geen draagvlak gezien in de landen waar ik geweest ben.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Dat je effectief wilt zijn, kan ik alleen maar toejuichen, maar die ondergrens mag niet losgelaten worden.

Staatssecretaris Dijksma: Ik vind het moeilijk om deze discussie hier nu zo te voeren, omdat ik niet precies begrijp wat u bedoelt. Als je naar een biogeografische benadering toe gaat, kan dat betekenen dat je op sommige plekken veel meer doet en op andere plekken minder, niet omdat je het hoogveen niet belangrijk vindt, maar wel omdat dat in Duitsland en Oost-Europese landen volop aanwezig is en omdat dat daar beter beschermd moet worden. Dergelijke keuzes lijken mij niet erg, als je ze maar met gezond verstand maakt en met het oogmerk van het behalen van de biodiversiteitsdoelen. Wij gaan voor het doel. Het middel moet daarbij passen. In de huidige situatie zie ik dat wij niet kiezen voor de robuuste benadering, terwijl die misschien wel het noodzakelijkst is.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Er is een motie aangenomen over de ondergrens. Die moet gestand worden gedaan.

Staatssecretaris Dijksma: Ik heb van het begin af aan gezegd dat ik het eens ben met die motie. Volgens mij gaat het nu helemaal niet over het basisniveau. Wij praten nu over de vraag welke milieuwinst kan worden geboekt.

De heer Grashoff (GroenLinks): De reactie van de Staatssecretaris heeft een aantal zaken in zich die ik deel, maar ik heb ook het gevoel dat de hardheid van een aantal opmerkingen die ik en passant ook heb gemaakt, een beetje omzeild wordt. In de biodiversiteit doen wij het slecht. Op een aantal terreinen moet het fors beter. Als de regels niet helemaal doen wat zij zouden moeten doen, omdat zij iets fixeren, iets lijken te bevriezen, zijn ze blijkbaar ook niet effectief om ons te dwingen om daadwerkelijk datgene te doen wat wij eigenlijk op hoofdlijnen zouden moeten doen. Ik heb niet voor niks die veldleeuwerik genoemd. Het is van de zotte dat je van een soort die echt heel erg bij Nederland hoort en waarvan niemand zal betwisten dat die belangrijk is, 90% kwijtraakt. Is de Staatssecretaris van plan om ook die kant van de medaille mee te nemen? De regels moeten snoeihard worden op de punten waar ze echt voor bedoeld zijn.

Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij zijn we daar al mee bezig. Zeker de afgelopen weken hebben wij laten zien dat wij, op het moment dat er weer ruimte is voor prioriteitsstelling – er is verwezen naar de envelop van 30 miljoen – goed laten zien waar dat bijvoorbeeld mede ingezet moet worden. Op het punt van de weidevogels moet het echt anders.

De heer Grashoff (GroenLinks): Wij zijn het erover eens dat er met die weidevogels van alles en nog wat moet. Bij de regelgevingsvraag, bij de fitnesscheck op de Vogel- en Habitatrichtlijn moeten wij kijken naar de vraag: doen ze dingen die wij niet willen? Een andere vraag is natuurlijk of ze effectief zijn voor datgene wat wij wel willen. Wat wil de Staatssecretaris daarover in Europees verband voorstellen?

Staatssecretaris Dijksma: Daar heb ik net iets over gezegd. Ik denk dat het noodzakelijk is dat er een robuustere natuurbenadering komt. Daar moeten wij veel meer de focus op leggen. De relatie tussen natuur en het behalen van maatschappelijke doelen, waardoor het makkelijker wordt om meer voor natuur te doen, is ook een belangrijk aspect. Wij moeten op zoek naar de redenen waarom er moeizaam geïnvesteerd wordt in natuur. Waarom komt dat niet tot volle wasdom? Kunnen wij de agenda zo omkeren, dat je economic drivers kunt vinden om natuur te versterken? Die mogelijkheden zijn er. Dat vraagt echt om een kanteling van het debat. Het zal voor iedereen lastig zijn, want je raakt snel je bestaande zekerheden kwijt. Als wij het maar met elkaar eens zijn over wat wij willen bereiken, namelijk de biodiversiteitsdoelen. Als mensen niet voortdurend moeten bewijzen dat zij daar toch echt voor willen gaan, dan kunnen wij volgens mij echt een veel beter debat voeren. Het moet ontdaan worden van de achterdocht, het wantrouwen, waarvan ik overigens begrijp dat het er is.

De heer Grashoff (GroenLinks): Ik loop gestrest weg, omdat ik eigenlijk al op een andere plek had moeten zijn. Het is dus niet vanwege onvrede over het antwoord.

Staatssecretaris Dijksma: Is het «one out, all out»-principe verkeerd? Wij vinden van niet. Als de heer Dijkgraaf daar ongelukkig van wordt, kan ik dat niet voorkomen. Het is een begrip uit de Kaderrichtlijn Water. De realiteit is dat alle aspecten en factoren goed moeten zijn om natuurdoelen te bereiken. Als er één omgevingsfactor is die het echt slecht doet, dan bereik je gewoon het doel niet. Dat principe is wel iets om te handhaven. Ik ben het wel met de heer Dijkgraaf eens dat de monitoring soms een vertekend beeld geeft. Je moet goed en gedetailleerd in beeld brengen wat wel goed en wat niet goed gaat. Wij moeten echt bekijken of dat anders kan. Wij willen de voortgang scherper in beeld kunnen brengen en niet alleen maar somberheid verspreiden.

Ik kom op de genetisch gemodificeerde organismen. Op 21 augustus heeft een bijeenkomst plaatsgehad van lidstaten die in het algemeen tegen het gebruik van genetisch gemodificeerd veevoeder zijn. Dat standpunt delen wij niet. Wij waren er ook niet. De landen hebben een verklaring ondertekend over de verbouw van voldoende ggo-vrije soja. Dat is nobel – wij willen daarin ook graag grotere stappen zetten – maar wij waren dus niet bij die bijeenkomst.

Eiwittransitie is een heel belangrijk onderwerp, dat zal terugkomen in onze reactie op het WRR-rapport. Het zal zeker niet onbenoemd blijven.

De heer De Liefde vroeg hoe het staat met de richtlijn met het voorstel van de opt-out. De Commissie is vrij stevig in het handhaven van het idee dat er nu eenmaal een wetgevingsprocedure is gestart. De paden die daarbij horen, wil men belopen. Dat is op zichzelf het recht van de Commissie, maar het is wel een doodlopende weg. In de Landbouwraad heb ik dat al vastgesteld. Daar is gewoon geen draagvlak voor. De bewoordingen waarmee de Commissaris te horen kreeg dat dit niet heel verstandig was, waren ongemeen scherp voor de mensen in de Landbouwraad, die meestal tamelijk gemoedelijk hun mening geven. Er was hier echt sprake van een categorische afwijzing. Als de Commissie denkt dat zij tegen beter weten in zich hieraan moet vastklampen, dan wens ik haar veel succes. Zo zou ik het eigenlijk willen zeggen. Dit voorstel gaat het niet redden, noch in de Raad, noch in het Parlement.

De heer De Liefde (VVD): Dat is mooi nieuws. En aangezien we geen tweede termijn hebben, gebruik ik dit even als haakje om terug te komen op de minimumprijzen. De stoere taal die de Staatssecretaris op dit voorstel van de Commissie bezigt, zou ik ook graag van haar horen over het concept van de minimumprijzen in de zuivel. In deze vergadering houdt zij de deur nog open voor zo'n mogelijkheid; zij wijst haar in ieder geval niet categorisch af. Volgens mij is het standpunt van de Nederlandse regering dat zij geen voorstander is van minimumprijzen, omdat die marktverstorend werken. Kan de Staatssecretaris daarop reageren?

Staatssecretaris Dijksma: Ja hoor, dat kan ik bevestigen, maar dat wist u toch al?

De heer De Liefde (VVD): Mooi. Dan is het helder dat de Nederlandse regering tegen de invoering van minimumprijzen in de zuivel is, ook op Europees niveau.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is zo. Dat zien we niet als een logische manier om de keten sterker te maken. Er zijn echt andere, betere oplossingen voor, die bovendien duurzamer zijn. Dan hoef je niet te interveniëren in de prijs. Wij hebben dat steeds helder gezegd, of het nu gaat om minimumprijzen voor supermarkten of om interventieprijzen vanuit de Commissie. Ik probeer mijn scherpe toon te bewaren voor de momenten dat er echt iets ligt. Dan is het namelijk het meest geloofwaardig. Als je in de aanloop naar iets al verscherpt, dan wordt het instrument bot. Nogmaals, dit is gewoon al heel lang het standpunt.

De voorzitter: Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van het debat. De griffier heeft de volgende toezeggingen genoteerd:

  • In de geannoteerde agenda van de volgende Landbouw- en Visserijraad zal de Staatssecretaris de Kamer informeren over haar tour door Europa in het kader van het Nederlands voorzitterschap.

Staatssecretaris Dijksma: Volgt u ondertussen mijn Facebook.

De voorzitter: Dat zal ik niet als toezegging noteren.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over het voorstel voor de verdeling van de nationale enveloppe, nadat deze in overleg met het bedrijfsleven nader is uitgewerkt.

  • De Staatssecretaris zal na afronding van het overleg met de sector, dat wil zeggen zeer spoedig, de Kamer informeren over het voorschot voor de directe betalingen van GLB-gelden.

  • Voor het herfstreces komt de Staatssecretaris schriftelijk terug op de vereenvoudiging van de registratie van pluimveehouders.

  • Begin december zal de Staatssecretaris de Kamer informeren over de herziening van de technische maatregelen in het kader van het herziene Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

  • In het halfjaarlijkse overzicht van de visserijprotocollen in november zal de Staatssecretaris de stand van zaken rond de visserijprotocollen met Liberia en Mauretanië opnemen.

Sluiting: 13.23 uur.

Volledige Agenda

1. Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 22 en 23 oktober 2015

Kamerstuk 21 501-32, nr. 879 – Brief regering d.d. 09-10-2015

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

2. Verslag van de extra Landbouwraad op 7 september 2015

Kamerstuk 21 501-32, nr. 874 – Brief regering d.d. 10-09-2015

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

3. Verslag van de informele Landbouwraad van 13 t/m 15 september 2015

Kamerstuk 21 501-32, nr. 876 – Brief regering d.d. 18-09-2015

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

4. Toezeggingen algemeen overleg informatievoorziening Europese dossiers dd. 20 mei

Kamerstuk 22 112, nr. 1985 – Brief regering d.d. 26-06-2015

Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

5. Vereenvoudigingen gemeenschappelijk landbouwbeleid

Kamerstuk 28 625, nr. 226 – Brief regering d.d. 10-09-2015

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

6. Verslag van een schriftelijk overleg over de informele Landbouwraad op 14 en 15 september 2015

Kamerstuk 21 501-32, nr. 875 – Brief regering d.d. 10-09-2015

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

7. Vanggewassen

Kamerstuk 28 625, nr. 227 – Brief regering d.d. 17-09-2015

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

8. Fiche: Herschikking verordening datacollectie gemeenschappelijk visserijbeleid

Kamerstuk 22 112, nr. 1996 – Brief regering d.d. 28-08-2015

Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

9. Reactie op het artikel «Kooiei duurzamer dan scharrelei», het onderzoek «Assessing the sustainability of egg production in The Netherlands» en de Monitor Duurzaam Voedsel

Kamerstuk 31 532, nr. 153 – Brief regering d.d. 22-09-2015

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

10. Verdeling nationale envelop Europese middelen melkvee- en varkenshouderij

Kamerstuk 21 501-32, nr. 877 – Brief regering d.d. 24-09-2015

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

11. Reactie op het gemotiveerd advies van de Tweede Kamer over het EU-voorstel: verordening herziening besluitvorming genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) COM (2015) 177

Kamerstuk 34 214, nr. 11 – Overig d.d. 22-09-2015

Organisatie, Europese

12. Antwoord op de vraag over het rapport «de Staat van de Europese Zeeën» van het Europees Milieuagentschap, in het kader van een schriftelijk overleg inzake de Landbouw- en Visserijraad van 13 juli 2015

Kamerstuk 21 501-32, nr. 878 – Brief regering d.d. 28-09-2015

Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

13. Verordening autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde visserijproducten voor de periode 2016–2018

Kamerstuk 22 112, nr. 2000 – Brief regering d.d. 18-09-2015

Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven