Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Brussel,17 september 2015
De Commissie dankt de Tweede Kamer voor haar gemotiveerd advies over het voorstel
voor een verordening van het Europees parlement en de Raad tot wijziging van Verordening
(EG) nr. 1829/2003 wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten het gebruik van genetisch
gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders op hun grondgebied te beperken of te
verbieden {COM (2015) 177final}.
De Commissie is van oordeel dat wanneer de lidstaten de mogelijkheid krijgen om op
nationaal niveau zelf een besluit te nemen op basis van andere dwingende redenen dan
redenen die betrekking hebben op de beoordeling van de risico's van de ggo's, de lidstaten
beter uiting kunnen geven aan hun nationale punten van zorg en de spanningen rond
het EU-besluitvormingsproces inzake ggo's zullen verminderen. Het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU) staat deze mogelijkheid toe: krachtens artikel
36 VWEU en de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese
Unie mag worden afgeweken van de regelgeving inzake de interne markt indien daartoe
dwingende gronden of dwingende redenen van openbaar belang bestaan.
De Tweede Kamer vindt in dit verband dat het voorstel te restrictief is of de lidstaten
niet de mogelijkheid biedt een beroep te doen op redenen die betrekking hebben op
de beoordeling van de potentiële risico's voor gezondheid en milieu. De Commissie
wenst te beklemtonen dat de grenzen van het voorstel worden afgebakend door de Verdragen,
met name de artikelen 34 en 36 VWEU, en de algemene rechtsbeginselen, waaronder de
beginselen van evenredigheid en non-discriminatie. Evenmin mag uit het oog worden
verloren dat het voorstel geen afbreuk doet aan de bestaande EU-wetgevingsbepalingen
op grond waarvan lidstaten noodmaatregelen kunnen vaststellen op basis van nieuwe
informatie die beschikbaar komt nadat een vergunning voor een ggo is afgegeven, op
voorwaarde dat het betrokken product een ernstig risico voor de gezondheid of het
milieu vormt.
De Commissie wil tevens onderstrepen dat het Europees parlement en de Raad hun goedkeuring
hebben gehecht aan de procedure voor het verlenen van een vergunning voor ggo's – die
de Commissie de mogelijkheid biedt om een besluit te nemen wanneer geen gekwalificeerde
meerderheid voor of tegen het ontwerpbesluit is bereikt1. Deze procedure wordt in tal van andere domeinen van de EU-wetgeving toegepast zonder
controverse over het democratische gehalte ervan. De regels inzake de gekwalificeerde
meerderheid zijn vastgelegd in de Verdragen en krachtens de procedure is het de Commissie
niet toegestaan een ontwerpbesluit vast te stellen als een gekwalificeerde meerderheid
van de lidstaten tegen heeft gestemd. Deze situatie heeft zich nog nooit voorgedaan
op het gebied van ggo's.
Met betrekking tot de inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel wijst de Commissie
er ten slotte op dat niet wordt voorgesteld de volledige verantwoordelijkheid voor
besluiten over ggo-vergunningen over te dragen aan de lidstaten. Het voorstel houdt
enkel in dat lidstaten maatregelen kunnen vaststellen om het gebruik van genetisch
gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders op hun grondgebied te beperken of te
verbieden nadat de EU-vergunning is afgegeven. Het voorstel raakt dus niet aan de
elementen van de ggo-vergunningsprocedure die het best op EU-niveau kunnen worden
behandeld, zoals de beoordeling door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
en het beginsel van een besluit inzake risicobeheer dat op basis van die beoordeling
wordt genomen op EU-niveau. Gezien de uiteenlopende standpunten van de lidstaten op
het gebied van ggo's blijkt echter duidelijk dat maatregelen op basis van legitieme
overwegingen die geen betrekking hebben op de risicobeoordeling, beter op nationaal
niveau in behandeling worden genomen. Een dergelijke aanpak is in overeenstemming
met het subsidiariteitsbeginsel.
Bovenstaande opmerkingen zijn gebaseerd op het oorspronkelijke voorstel van de Commissie
dat momenteel het wetgevingsproces doorloopt, waarbij zowel het Europees parlement
als de Raad, waarin uw regering is vertegenwoordigd, is betrokken.
De Commissie hoopt dat de vragen en opmerkingen van de Tweede Kamer hiermee zijn beantwoord
en verheugt zich op het vervolg van de politieke dialoog.
Hoogachtend,
Frans Timmermans Eerste vicevoorzitter
Vytenis Andriukaitis Lid van de Commissie