21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

31 710 Deltaprogramma

Nr. 878 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 september 2015

In deze brief beantwoord ik de vraag van 7 juli jl. van de fractie van de Partij voor de Dieren over het rapport «de Staat van de Europese Zeeën» van het Europees Milieuagentschap, in het kader van een schriftelijk overleg inzake de Landbouw- en Visserijraad van 13 juli jl. In de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 10 juli jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 849) is aangekondigd dat de Minister van Infrastructuur en Milieu na het zomerreces een reactie zou sturen op dit rapport.

Vraag

De leden van de fractie van de PvdD willen graag een reactie van het kabinet op het recent gepubliceerde rapport «de Staat van de Europese Zeeën1» door het Europees Milieuagentschap. De leden verzoeken het kabinet nadrukkelijk in te gaan op de rol van de Nederlandse vloot in de mate van vervuiling en de ongezonde biodiversiteit van de mariene ecosystemen.

Antwoord

Het rapport van het Europees Milieuagentschap (EEA) concludeert dat de Europese zeeën niet gezond en schoon zijn en dat het gebruik op dit moment niet duurzaam is. Volgens het agentschap zijn met name de zeebodemhabitats en zeezoogdieren (en schildpadden – voor Nederland niet relevant) niet in een gezonde staat. Belangrijke drukfactoren die worden genoemd zijn: bodemberoering door visserij, exoten, zwerfvuil en klimaatverandering. Ook wordt gewaarschuwd voor de stapeling van effecten op ecosysteem (cumulatie) door toenemend gebruik van de zee. Verder wordt geconcludeerd dat de kennisbasis niet goed is en dat deze vergroot dient te worden. De EEA pleit voor meer integratie in de aanpak van beleid en onderzoek en het toepassen van de ecosysteembenadering om duurzame economische groei (Blue Growth) te laten samengaan met ecosysteemherstel.

Het kabinet onderschrijft de conclusie van het EEA dat een integrale, internationale aanpak van duurzame groei en ecosysteemherstel nodig is. Deze conclusie sluit aan bij de voorgestane aanpak zoals neergelegd in de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 en het Programma van maatregelen voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) (onderdeel van het Nationaal Waterplan 2016–2021 (Kamerstuk 31 710, nr. 35)), de doelstelling van de KRM en de strategie van het OSPAR-verdrag. Dit rapport van de EEA vormt dan ook een steun om deze ambitie verder invulling te geven, in nationaal en internationaal verband.

Net als het Europees Milieuagentschap heeft Nederland in de Mariene Strategie deel 1 (2012), ter uitvoering van de KRM geconcludeerd dat met name de bescherming van zeebodemhabitats, verduurzaming van de visserij en het terugdringen van zwerfvuil (waaronder microplastics) een beleidsintensivering behoeven, bovenop het vigerende beleid. Dit was ook een belangrijke conclusie van de door de Europese Commissie georganiseerde HOPE-conferentie van 3–4 maart 2014, naar aanleiding van de beoordeling van uitvoering van de eerste fase van de implementatie van de KRM door de EU-lidstaten. Uw Kamer heeft op 24 juni jongstleden met mij gesproken over de Ontwerp Beleidsnota Noordzee 2016–2021 en Mariene Strategie Deel 3, het KRM-Programma van maatregelen, als onderdeel daarvan (Kamerstuk 31 710, nr. 43). Hierin is bovenstaande beleidsintensivering doorvertaald naar een maatregelenpakket.

De huidige internationaal gecoördineerde aanpak van bronnen zoals in het kader van de Kaderrichtlijn Water, het OSPAR-verdrag en de Internationale Maritieme Organisatie (MARPOL-verdrag), volstaat om de vervuiling op zee met stoffen en een te hoge instroom van voedingsstoffen (eutrofiëring) terug te dringen en de goede milieutoestand te bereiken. Ook het Europees Milieuagentschap ziet de aanpak van vervuilende stoffen en eutrofiëring niet meer als grootste zorgpunt.

Met betrekking tot de Nederlandse vloot is de conclusie dat het huidige internationale milieubeleid een voldoende dekkend wettelijk kader biedt. De Nederlandse vloot heeft daarbij een goede naam in de naleving van deze regels. Om het ontstaan van zwerfvuil vanuit onze vloot en zeehavens verder te voorkomen, heb ik in 2014 green deals gesloten met zowel de zeescheepvaartsector en zeehavens alsook met de visserijsector.

Voor het herstel van biodiversiteit zijn met name maatregelen gericht op bodemberoerende visserij in de natuurbeschermingsgebieden, en verduurzaming van beheer en vistuigen in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid van belang. Aangezien de Nederlandse vloot (inclusief schepen onder de vlag van buurlanden) een aanzienlijk deel uitmaakt van de totale vissersvloot op ons deel van de Noordzee, dragen onze vissers in belangrijke mate bij aan het herstel van biodiversiteit.

Voorts is in de Mariene Strategie geconcludeerd dat voor de Noordzee de belangrijkste kennishiaten liggen op de terreinen van zwerfvuil in zee, onderwatergeluid, cumulatieve effecten van menselijk gebruik, functioneren van het ecosysteem en lange termijn ontwikkelingen met betrekking tot verzuring en klimaatverandering. Deze kennisagenda is opgenomen in de Mariene Strategie Deel 3. Nederland participeert in internationale kennisnetwerken voor het gecoördineerd oppakken van deze kennisvragen in OSPAR- en EU-verband.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven