Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 21501-32 nr. 1212 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 21501-32 nr. 1212 |
Vastgesteld 10 december 2019
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 8 november 2019 inzake de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 18 november 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1204).
De vragen en opmerkingen zijn op 12 november 2019 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 14 november 2019 is een eerste deel van de vragen beantwoord (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1205). Bij brief van 9 december 2019 zijn de resterende vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister |
2 |
II |
Volledige agenda |
22 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de inmiddels beschikbaar gestelde informatie met betrekking tot de Landbouw- en Visserijraad van 18 november 2019. Deze leden hebben daar enkele vragen over.
Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 oktober 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1203)
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om in te gaan op de reacties van andere lidstaten op het punt van dezelfde Europese kwaliteitsstandaarden. De Nederlandse standaarden behoren tot de hoogste van de wereld. Op welke manier zet het kabinet zich in om dezelfde standaarden ook in Europees verband af te dwingen?
Tijdens de Landbouwraad heb ik in mijn inbreng gewezen op het belang om in handelsakkoorden zoveel mogelijk dezelfde productiestandaarden op te nemen om het gelijke speelveld binnen de EU te waarborgen. Waar in Nederland hogere standaarden zijn gesteld dan de Europese minimumeisen aan productie van landbouwgoederen, zoals sommige milieu en dierenwelzijnsstandaarden, zet het kabinet zich in de diverse gremia in om dit te agenderen. Nederland dringt verder bij onderhandelingen over handelsverdragen bij de Europese Commissie aan op impactanalyses. Ook zet Nederland zich er voor in dat er bij aanbiedingen bij handelspreferenties en tariefquota oog is voor eventuele verschillen in milieu en dierenwelzijnsstandaarden. Deze inzet is nodig omdat in Europa ingevoerde producten alleen aan de Europese productstandaarden voor voedselveiligheid en etikettering moeten voldoen. Voor de inzet voor dierenwelzijn in Europees en internationaal verband verwijs ik naar de voortgangsbrief Dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 991).
Houtskool-SWOT voor het Nationaal Strategisch GLB-plan 2021–2027
Op welke manier zijn de verschillende GLB-subdoelstellingen bepaald? Op welke manier draagt de SWOT-analyse bij aan het Nationaal Strategisch Plan (NSP) en hoe staat het met de NSP-onderhandelingen?
De SWOT is in principe feitelijk, het betreft een overzicht van hoe Nederland ervoor staat ten aanzien van de negen specifieke subdoelen van het nieuwe GLB. Deze negen subdoelen zijn door de Europese Commissie opgenomen in de concept NSP-verordening. De SWOT dient als basis voor het bepalen van de nationale noden en daaraan gerelateerde nationale doelen. Er is gekozen om eerst een houtskool-SWOT te laten maken omdat niet alle vereisten op dit moment bekend zijn. Zodra de besluitvorming over de Strategisch Plan-verordening is afgerond en daarmee de definitieve teksten bekend zijn, zal een definitieve SWOT worden opgesteld als onderdeel van het NSP. Uw Kamer wordt via de geannoteerde agenda van de landbouw en visserij Raad geïnformeerd over de stand van zaken van de NSP onderhandelingen.
Voortgangsrapportage Gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB)
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de voortgangsrapportage. Ten aanzien van de aanlandplicht hebben deze leden een vraag over het pilotproject Fully Documented Fisheries (FDF). Door middel van deze onderzoeksmethode kan meer inzicht verkregen worden in de samenstelling van vangsten en de noodzaak voor discards. Op welke termijn verwacht de Minister meer duidelijkheid te krijgen over de resultaten van dit onderzoek? Zijn er al voorlopige conclusies die gedeeld kunnen worden aan de hand van de data die door de drie met FDF-appratuur uitgeruste schepen is verzameld?
Het pilotproject FDF is in de eerste helft van dit jaar van start gegaan en loopt tot eind 2021. De dataverzameling door middel van camerabeelden is van start gegaan. Aan de analyse van die beelden en de ontwikkeling van een systeem voor geautomatiseerde beeldherkenning wordt gewerkt. In het kader van de discardplannen voor 2020 dient Nederland een FDF-tussenrapportage in te dienen bij de Europese Commissie in het voorjaar 2020. Hierin zal Nederland aandacht besteden aan de ervaringen die dit jaar worden opgedaan evenals voorlopige resultaten en een vooruitblik op het resterende deel van de pilot. Ik zal uw Kamer over de voortgang van het FDF-pilotproject in het voorjaar 2020 tijdig informeren.
Ten slotte kijken zij uit naar de publicatie van de kottervisie, die de kottersector op de Noordzee het benodigde perspectief zal geven. Wat kan de Minister zeggen over de verwachte datum waarop de kottervisie gereed zal zijn?
Het advies voor een kottervisie van Annemie Burger zal ik uw Kamer binnenkort doen toekomen. De kottervisie loopt parallel aan het lopend overleg over een Noordzeeakkoord. Een goede afstemming daarmee is noodzakelijk, zodat ik mijn reactie op de kottervisie niet eerder kan afronden dan na het afronden van de gesprekken over het Noordzeeakkoord.
Start hofprocedure tegen het pulsverbod
De leden van de VVD-fractie juichen toe dat de Minister bij het Europese Hof beroep heeft aangetekend tegen het ogenschijnlijk niet goed onderbouwde besluit om pulsvisserij te verbieden. Kan de Minister aangeven op welke termijn zij een uitspraak verwacht in deze beroepsprocedure?
Wij zijn inmiddels een procedure ingegaan waarbij het Europees parlement en de Raad een verweerschrift kunnen indienen, gevolgd door repliek en dupliek en mogelijk een mondelinge behandeling. Deze procedure zal minstens een jaar in beslag nemen waardoor ik een uitspraak zeker niet voor het eind van 2020 verwacht.
Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 14–15 oktober 2019
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor haar antwoorden op vragen van de commissie. Ten aanzien van haar antwoorden over haar inzet bij handelsakkoorden delen deze leden de inzet van de Minister om bij het onderhandelen van Europese handelsverdragen in te blijven zetten op equivalentie met Europese productiestandaarden. Kan de Minister aangeven of zij van mening is dat door middel van deze inzet de productiestandaarden en dierenwelzijnsvereisten van in Europa ingevoerde producten gewaarborgd kunnen worden?
Zie mijn antwoord bij de vraag van de VVD-fractie over de Europese kwaliteitsstandaarden.
Kan de Minister aangeven welke concrete voorstellen er ten aanzien van markttransparantie zijn gedaan in Europees verband gedaan om de markttransparantie te bevorderen?
Op 22 oktober jl. is door de Europese Commissie de uitvoeringsmaatregel (uitvoerings-verordening 2019/17461) gepubliceerd waarover ik uw Kamer in mijn antwoorden op uw vragen over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 14–15 oktober 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1201) heb geïnformeerd. Met deze uitvoeringsverordening wordt de al bestaande informatieplicht voor een aantal producten en schakels in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen in de EU uitgebreid. Het gaat hierbij onder meer om (detailhandels-, aankoop- en verkoop-)prijzen van (producten van) oliehoudende zaden, pluimvee-, rund-, varkens- en schapenvlees en van biologisch geproduceerde landbouwproducten. Deze gegevens moeten worden verkregen bij producenten, detailhandel en ander representatieve voedsel-verwerkers in de voedselvoorzieningsketen. In deze uitvoeringsverordening zijn drempelwaarden opgenomen; alleen lidstaten die met hun productie, verwerking, afzet en/of consumptie boven die drempelwaarden uitkomen, moeten gegevens verzamelen en doorgeven. De uitvoeringsverordening treedt op 1 januari 2021 in werking. Tot dan hebben de lidstaten de tijd om nationaal de details rond de informatie-inzameling vast te leggen. Ik zal dat in Nederland doen in overleg met vertegenwoordigers van de betrokken sectoren en ketens. De verzamelde gegevens worden door de Europese Commissie zo gepubliceerd dat gegevens niet herleidbaar zijn tot individuele marktdeelnemers om de concurrentieverhoudingen niet te verstoren.
Stand van zaken nationale voorbereidingen op LNV-terrein voor een no deal-Brexit
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat, hoewel de kans op een no deal-Brexit aanzienlijk is afgenomen sinds de te bespreken brief van de Minister, deze nog steeds niet uit te sluiten valt. Het is daarom zaak om te blijven werken aan nationale voorbereidingen op LNV-terrein voor een no deal-Brexit. Over die voorbereidingen hebben deze leden de volgende vraag. Hoeveel levende dieren zijn er de afgelopen tien jaar via de beschikbare ferryroutes naar Nederland gekomen (broedeieren en eendagskuikens niet meegerekend)?
De beschikbare cijfers, voor zover de NVWA kan nagaan voor de reisbewegingen binnen de interne markt van levende have (excl. broedeieren en eendagskuikens) afkomstig uit het VK naar Nederland via de beschikbare ferryroutes, gaan niet verder dan vijf jaar terug. Dit betekent dat ik uw Kamer kan informeren over de periode 2014 t/m 2018. Voor alle genoemde soorten levende have die de afgelopen vijf jaar vanuit het VK naar Nederland zijn gekomen geldt dat de aantallen en aantallen zendingen per jaar fluctueren.2 Hieronder vindt uw Kamer per categorie levende have het aantal dieren en zendingen dat per jaar vanuit het VK naar Nederland is gekomen via de beschikbare ferryroute.
Diersoort |
Paard(achtig)en |
Schapen |
Runderen |
Varkens |
Geiten |
|||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal dieren |
Aantal zendingen |
Aantal dieren |
Aantal zendingen |
Aantal dieren |
Aantal zendingen |
Aantal dieren |
Aantal zendingen |
Aantal dieren |
Aantal zendingen |
|
2018 |
2.685 |
892 |
599 |
15 |
201 |
12 |
9 |
2 |
14 |
3 |
2017 |
3.494 |
1.003 |
1.627 |
19 |
302 |
8 |
11 |
2 |
9 |
2 |
2016 |
3.167 |
1.004 |
6.769 |
26 |
12 |
9 |
0 |
0 |
20 |
6 |
2015 |
1.913 |
1.219 |
839 |
5 |
14 |
11 |
2 |
2 |
17 |
5 |
2014 |
771 |
509 |
2.547 |
13 |
33 |
9 |
2 |
2 |
1 |
1 |
Kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingsonderhandelingen LNV
Met betrekking tot de lopende wetgevingsonderhandelingen hebben de leden van de VVD-fractie een vraag over het te bespreken nieuwe fonds ter ondersteuning van het GVB, het Europees Maritiem, Visserij- en Aquacultuurfonds (EMVAF). Nederlandse vissers hebben met de aanlandplicht en het pulsverbod op verschillende manieren nadeel ondervonden van het Europese visserijbeleid. Hoe is de Minister van plan om bij de besprekingen voor het nieuwe EMVAF ervoor zorg te dragen dat bij de invulling hiervan de Nederlandse vissers geholpen worden om de aanpassingen te doen die noodzakelijk zijn om aan de veranderlijke Europese regelgeving te voldoen? Op welke manier kan de Nederlandse kottersector optimaal gebruik gaan maken van het EMVAF om de op handen zijnde kottervisie te realiseren?
De op handen zijnde kottervisie moet vissers die te maken hebben met de grote uitdagingen, waaronder het pulsverbod, toekomstperspectief bieden. De kottervisie zal richting geven aan de nationale invulling van het EMVAF daar waar het de kottervissers betreft. De invulling van het Nationaal Operationeel Programma biedt ook de ruimte om de middelen uit het EMVAF in te zetten voor de aanpassingen om te voldoen aan de Europese regels voordat ze van kracht worden. Door zoveel mogelijk in te zetten op innovatie vertrouw ik erop de benodigde steun te bieden om de noodzakelijk aanpassingen te realiseren.
Fiche: Mededeling intensivering EU inzet bescherming & herstel bossen wereldwijd
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de Europese inzet om wereldwijde ontbossing tegen te gaan. Deze leden delen de vragen die gesteld worden bij de wijze van financiering van deze inzet eveneens. Op welke termijn verwacht de Minister hier meer duidelijkheid over te krijgen?
Ik heb het belang van dit punt tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 14–15 oktober jl. onder de aandacht gebracht. Momenteel zijn er nog onderhandelingen gaande over de Meerjarenbegroting van de Europese Commissie. Het lijkt mij voor de hand te liggen dat de uitvoering van de mededeling en de financiering ervan in het werkprogramma (2019–2024) van de Europese Commissie wordt opgenomen.
Daarnaast moet regelgeving die er op toeziet om handelsketens ontbossingsvrij te maken wel werkbaar en uitvoerbaar zijn voor het midden- en kleinbedrijf, dat vaak niet over de benodigde compliancecapaciteit beschikt. Zeker gezien het feit dat de uitwerking van eventuele regelgeving regeldrukeffecten zou kunnen hebben, is het zaak om hiervoor te waken. Hoe gaat de Minister in haar inzet bij de aanstaande Raad zorg dragen voor de praktische werkbaarheid en uitvoerbaarheid van eventuele regelgeving?
Voor ik dit aan de orde stel in een Raad wil ik eerst de resultaten afwachten van de beoordeling door de Europese Commissie van de gevolgen van aanvullende maatregelen aan de vraagzijde op regelgevend en niet regelgevend gebied. De Europese Commissie stelt voor om eerst deze beoordeling uit te voeren voordat zij regelgevende of niet-regelgevende voorstellen zal doen. In elk geval zal ik mij inspannen dat in de Raadsconclusies over deze mededeling regel- en administratieve druk voor het midden- en kleinbedrijf als toetssteen wordt meegenomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De PVV-fractie heeft kennisgenomen van de stukken voor de Landbouw- en Visserijraad van 18 november 2019 en heeft daarover de volgende vragen.
In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 oktober staat dat een groep lidstaten een voorbehoud maakte bij de stap naar meer externe convergentie. Maakte Nederland deel uit van deze groep lidstaten?
Nederland is, conform motie van het lid Madlener (Kamerstuk 28 625, nr. 267), inderdaad tegen verdergaande externe convergentie.
Kan de Minister, gelet op de aangenomen motie van het lid Madlener (Kamerstuk 28 625, nr. 267) aangeven of de onderhandelingen zodanig verlopen dat de relatieve inkomenspositie van Nederlandse boeren als gevolg van de subsidieverdeling van een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid niet verslechtert?
De onderhandelingen over het volgende Meerjarig Financiële Kader (MFK) zijn nog gaande. Externe convergentie is een van de onderwerpen waarover nog geen overeenstemming is bereikt. Ik kan derhalve niet vooruitlopen op de uitkomst van de onderhandelingen op dit punt en de effecten hiervan voor Nederlandse boeren.
Vissers werken na het pulsverbod aan andere technieken. Is de Minister in overleg met de visserijsector en Brussel over de haalbaarheid hiervan zodat investeringen en innovaties niet weer voor niets zullen zijn?
Ja, er zijn verschillende ideeën in de sector voor duurzame vistuigen. Ik toets deze informeel in Brussel opdat we in vroegtijdig stadium weten dat de huidige regelgeving niet gaat knellen.
Probeert de Minister in de onderhandelingen naar het nieuwe GVB het pulsvissen weer mogelijk te maken?
Het is nog onduidelijk of de Europese Commissie op korte termijn de ontwikkeling van een nieuw GVB ter hand neemt of voorlopig doorgaat met de huidige Basisverordening. Overigens moet de pulsvisserij worden toegelaten via een aanpassing van de Verordening Technische Maatregelen. Een eerste gelegenheid om dit op tafel te leggen doet zich in 2020 voor. Dan moet de Europese Commissie een rapport publiceren waarin ze ingaat op de stand van zaken van de ontwikkeling van innovatieve visserijtechnieken. Ik zet mij in dat daarin ook de pulsvisserij aan de orde komt, waarna ik een handvat heb om het verbod van de pulsvisserij ter discussie te stellen. Hiermee geef ik invulling aan mijn toezegging terzake tijdens het plenaire debat op 21 februari 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 57, item 2) over een mogelijk verbod op de pulsvisserij.
Is de Minister al in contact getreden met haar Britse ambtsgenoot om de toekomstige relatie op het gebied van landbouw en visserij tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk te bespreken?
De Europese Commissie onderhandelt namens de EU27 met het VK over het terugtrekkingsakkoord en zal ook de onderhandelingen over de nieuwe relatie voeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 18 november 2019 en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zijn blij te lezen dat de Minister in de discussie over de intensivering van de EU-inzet met betrekking tot de bescherming en het herstel van bossen wereldwijd ook oog heeft voor andere cruciale ecosystemen. Op welke manier wordt biodiversiteit meegenomen in deze discussie?
Ik heb dit meermaals ingebracht in het proces voor Raadsconclusies. Echter ik heb geen steun gekregen bij andere lidstaten voor een brede interpretatie van het begrip ontbossing. Oorzaken die ten grondslag liggen aan degradatie en conversie van bos, liggen ook ten grondslag aan de degradatie en conversie van andere ecosystemen. Actie die gericht is op bossen zal daarom in veel gevallen ook gunstig uit kunnen pakken voor andere ecosystemen. Bossen herbergen 80% van de biodiversiteit op land. Met het tegengaan van ontbossing en herstel van bossen wordt biodiversiteit daarmee ook meegenomen. Daarnaast maakt Nederland zich in EU-verband hard voor een ambitieus nieuw raamwerk in het kader van het VN-Biodiversiteitsverdrag (CBD). De Commissie zal hierover in haar aangekondigde Green Deal met voorstellen komen.
Kan de Minister toelichten hoe de vijf prioriteiten die de Europese Commissie heeft geschetst in de mededeling intensivering EU-inzet bescherming en herstel bossen wereldwijd worden meegenomen in de bossenstrategie?
Zoals in het BNC-fiche is aangegeven onderschrijft het kabinet de vijf prioriteiten. Deze prioriteiten richten zich in het algemeen op de werkzaamheden van de Commissie. Op lidstaatniveau kunnen andere prioriteiten gelden gelet op de rol en de mogelijkheden die een lidstaat heeft om bij te dragen aan de doelen van de Mededeling. Ik zal in de Bossenstrategie aangeven waar de Nederlandse prioriteiten liggen. Ik informeer uw Kamer binnenkort hierover.
Deze leden lezen in het BNC-fiche dat de Nederlandse overheid verwacht van Nederlandse bedrijven en financiële instellingen dat zij ondernemen conform de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor multinationale ondernemingen, onder meer met betrekking tot het voorkomen en beperken van ontbossing. Op welke manier wordt gecontroleerd, bijgehouden en gemeten in hoeverre Nederlandse bedrijven hier ook echt aan voldoen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken monitort of grote bedrijven de OESO-richtlijnen onderschrijven als referentiekader voor hun internationale activiteiten. De resultaten van de eerste tussenmeting van de groep grote bedrijven die onder de 90%-doelstelling vallen wordt begin 2020 verwacht. Ook zijn binnen de convenanten voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen afspraken gemaakt over naleving van de OESO-richtlijnen en de monitoring daarvan. Tot slot kunnen partijen een melding doen van een (vermeende) schending van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen bij het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen (NCP).
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie juichen toe dat de Minister aanmoedigt om naar de mogelijkheden te kijken om handelsketens volledig ontbossings-, bosdegradatie- en ecosysteemconversievrij te maken. De Minister laat hierin ruimte om dit in regelgeving vast te leggen. Er zijn echter ook maatregelen waarvan deze leden vinden dat deze niet effectief genoeg zijn, zoals de verankering van bossenbescherming in vrijhandelsverdragen. Wil de Minister inbrengen dat deze specifieke maatregel niet afdoende is en dat een bossenwetgeving noodzakelijk is om álle producten in de EU ontbossingsvrij te krijgen en zou de Minister dit kunnen beargumenteren?
Ik wil eerst wachten op de analyse van de Europese Commissie van additionele regelgevende en niet-regelgevende maatregelen en mij in eerste instantie daarop baseren voor een oordeel of een zoals door uw Kamer omschreven bossenwetgeving noodzakelijk is. Ik wil daarin ook de uitkomsten betrekken van de beoordeling die momenteel plaatsvindt van de mogelijke milieueffecten van het Mercosur-akkoord.
Daarnaast zijn deze leden benieuwd welke lidstaten de kopgroep vormen die zich al direct achter een EU-bossenwetgeving hebben geschaard. Kan de Minister delen welke landen dit zijn en is de Minister bereid om Nederland bij deze landen toe te voegen?
Momenteel is nog besluitvorming over het standpunt van de Raad ten aanzien van de mededeling in voorbereiding. Lidstaten hebben nog geen definitieve positie ingenomen. Het streven van het Finse voorzitterschap is om eind dit jaar tot afronding van de besluitvorming te komen. Zelf wil ik zoals eerder aangegeven de beoordeling van mogelijke maatregelen door de Europese Commissie afwachten voor ik een standpunt inneem. Alle lidstaten hebben er op aangedrongen dat deze beoordeling zo snel mogelijk beschikbaar komt.
Hiernaast vragen zij af of de voorgenomen financiering van ontbossingsbeleid op dit moment voldoende is op zowel Europees als Nederlands niveau. Hoe denkt de Minister hierover?
De financieringsbehoefte is mede afhankelijk van de wijze waarop de Europese Commissie de mededeling wil gaan uitvoeren. Omdat op dit momenteel nog niet duidelijk is, mede omdat de nieuwe Commissie binnenkort aantreedt, zet ik mij in voor het opstellen van een werkprogramma door de Europese Commissie voor de uitvoering van de mededeling.
De leden van de GroenLinks-fractie willen opnieuw aandacht vragen voor de ontbossing en mensrechtenschendingen. Deze gaan nog steeds in rap tempo door. Het Amazonewoud wordt gekapt en verbrand. In Afrika wordt op veel plaatsen gekapt en ook Indonesië is veel regenwoud aan het verliezen. De voornaamste reden van houtkap is om ruimte te maken voor de landbouw. De producten die daar verbouwd worden komen op de Europese markt. Ook andere vormen van natuur worden kapot gemaakt voor de teelt. Denk hierbij aan natuurgebieden zoals de Cerrado en de Gran Chaco. Deze leden willen de Minister vragen om niet alleen aan te geven dat het EU-beleid oog moet hebben voor deze andere natuurlijke ecosystemen, maar ook of zij zich specifiek hard wil maken voor deze gebieden. Kan de Minister haar antwoord toelichten?
In de dialoog met derde landen waarbij mogelijk sprake is van schade aan de natuur door de teelt van landbouwgoederen wordt op verschillende niveaus gezocht naar samenwerking ten aanzien van de verduurzaming van de landbouw en veehouderij. Een dergelijke dialoog loopt ook met de Braziliaanse overheid, waarbij partners als Solidaridad en IDH een belangrijke rol spelen.
Kan de Minister een inschatting geven van het risico dat er meer ontbossingproducten op de Europese markt komen door het aannemen van het Mercosur-handelsakkoord?
Op verzoek van de Europese Commissie wordt momenteel een «Sustainability Impact Assessment (SIA)» uitgevoerd, waarvan een conceptversie is gepubliceerd. Hierin worden de sociale, economische en milieueffecten in kaart gebracht. Het definitieve SIA voor het Mercosur-akkoord wordt medio volgend jaar verwacht. Het kabinet zal de balans opmaken van de voor- en nadelen van het nog goed te keuren Mercosur-akkoord als daartoe alle noodzakelijke stukken beschikbaar zijn. De Kamer zal over het standpunt van het kabinet worden geïnformeerd voordat de Raad, naar verwachting in november 2020, besluit over het akkoord.
Kan de Minister ervoor pleiten dat EU-ontwikkelingssamenwerking niet alleen «ontbossingsbestendig» wordt gemaakt, maar juist proactief inzet op het tegengaan van ontbossing en het stimuleren van herbebossing? Wil de Minister zich ervoor inzetten dat EU-ontwikkelingssamenwerking inzet op de capaciteitsopbouw van relevante overheidsinstellingen in partnerlanden, zoals Ministeries van Milieu, om bossen beter te beschermen? Wil de Minister ervoor pleiten dat EU-ontwikkelingssamenwerking inzet op financiële prikkels voor ontwikkelingslanden om bestaande bossen in stand te houden en nieuwe bossen aan te planten?
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) zal uw Kamer op korte termijn per brief informeren over haar internationale inzet voor het behoud van bossen. Ik zal in de Bossenstrategie aangeven waar de Nederlandse prioriteiten liggen. Ik informeer uw Kamer binnenkort hierover.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat Nederland alles op alles moet zetten om de duurzame doelstelling voor de visserij van 2020 te halen. Deze leden realiseren zich echter dat voor het bereiken van dit doel nog heel veel moet veranderen. Het is beschamend dat het doel om in 2020 volledig duurzaam te vissen, dat in 2013 in Europa is vastgesteld, bij lange na niet is gehaald. Slechts 52% van de visquota is duurzaam in de Noordzee. In de Noordzee zijn we net over de helft van het doel, een jaar voordat het doel behaald moet worden. De Nederlandse visquota doet het met 63% beter. Tweederde van de niet-duurzame Nederlandse visquota vallen buiten de Noordzee. Kan de Minister ervoor zorgen dat de visquota voor schol en tong op duurzaam niveau komen waar Nederlandse vissers vissen?
Ja, ik zal mij voor tong en schol in de Noordzee inzetten voor een Total Allowable Catch (TAC) op basis van het Maximum Sustainable Yield (MSY) advies van ICES. Overigens gaat het met zowel tong als schol in de Noordzee goed en worden deze bestanden al enkele jaren op duurzaam niveau bevist.
Kan de Minister daarnaast aangeven dat zij het advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) op wil volgen bij het vaststellen van de quota voor alle vissoorten?
Ja. Ik zal mij inzetten voor het vaststellen van quota op basis van het advies van ICES, conform de uitgangspunten van het GVB en de meerjarenplannen waar van toepassing. Wel wil ik daarbij aangeven dat ik mij in eerste instantie in zal zetten voor de visbestanden die voor Nederland belangrijk zijn en waar Nederland een relatief groot aandeel in heeft.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Ontbossing
Wereldwijde ontbossing is een grote bedreiging voor de biodiversiteit en het klimaat. Daarom komt de EU nu met een Europese bossenstrategie. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen dat Nederland haar verantwoordelijkheid neemt in het stoppen van ontbossing. Dit kan door het probleem bij de bron aan te pakken: de grootschalige ontbossing die aan de andere kant van de wereld plaatsvindt om op de vrijgekomen stukken land soja te verbouwen die in ons land als veevoer wordt gebruikt. Ons landgebruik en ons voedselsysteem moeten drastisch worden hervormd om ontbossing tegen te gaan. Forse krimp van de veestapel is daarbij onvermijdelijk. Kan de Minister garanderen dat het Nederlandse handels- en landbouwbeleid de Europese bossenstrategie niet zal ondermijnen? Kan zij aangeven hoe zij zich hiervoor zal inzetten?
Ik zal mij inzetten voor een goede samenhang tussen het Nederlandse handels- en landbouwbeleid en de Europese bossenstrategie (de EU-mededeling «Intensivering EU- inzet bescherming en herstel bossen wereldwijd»). Dit zal ik doen door o.a. aandacht hieraan te besteden in de nationale eiwitstrategie en in de internationale paragraaf van de nationale bossenstrategie.
Deze leden zijn van mening dat het beëindigen van subsidies voor houtige biomassa onderdeel van de Europese bossenstrategie moet zijn. Kan de Minister toelichten of de Europese Commissie hierop in gaat in haar mededeling? Kan de Minister toelichten wat het standpunt van de Nederlandse regering is?
De Europese Commissie gaat hier in de mededeling niet op in. Het kabinet is ervan overtuigd dat duurzame biomassa nodig is voor de transitie naar een klimaat neutrale en circulaire economie. Wel geldt daarbij dat alle biomassa duurzaam moet zijn en we duurzame biomassa op termijn zo hoogwaardig en beperkt mogelijk inzetten. Ook houtige biomassa speelt hierbij een rol. Voor de grootschalige inzet van duurzame houtpellets gelden er op dit moment al zeer strenge duurzaamheidseisen. Door de duurzaamheidseisen voor houtpellets geldt dat reststromen uit reguliere houtproductie ook een nuttige toepassing krijgen. Bovendien zijn de duurzaamheidscriteria erop gericht om op middellange en lange termijn de koolstofvoorraden te behouden of vergroten. Daarnaast wordt houtige biomassa uit reststromen uit ons eigen land ingezet voor hernieuwbare energieproductie. Er wordt ook gewerkt aan het vergroten van de nationale biomassaproductie, waaronder houtige biomassa. De wijze waarop het kabinet nu stuurt op de inzet van houtige biomassa draagt daarom in eigen land en daarbuiten bij aan duurzaam bosbeheer.
In Nederland is de Minister bezig met een nationale bossenstrategie. Deze leden zijn van mening dat een Europees traject geen vertraging mag opleveren voor de nationale bossenstrategie; Nederland heeft de verantwoordelijkheid, zowel internationaal als in eigen land, ontbossing zo snel mogelijk te stoppen. Kan de Minister garanderen dat het EU-traject de nationale bossenstrategie niet zal vertragen?
Ja. De huidige EU Bossenstrategie loopt in 2020 af. Door de Landbouw- en Visserijraad is de wens uitgesproken dat er na 2020 een nieuwe EU bossenstrategie moet komen. De voorziene nieuwe EU bossenstrategie zal daarmee de nationale bossenstrategie niet vertragen, die voor die tijd is afgerond.
Overbevissing
Het Nederlandse visserijbeleid krijgt een dikke onvoldoende. Uit analyses blijkt dat bijna de helft van de Nederlandse visquota (48%) niet binnen de duurzame grens, de zogenaamde Maximum Sustainable Yield (MSY)-waarde, zijn bepaald.3 Dit betekent dat er structureel te veel vis wordt gevangen. Volgens wetenschappers moeten vispopulaties op of onder MSY-waarde worden gevangen om de populatie op de lange termijn niet aan te tasten.
Overbevissing brengt het gehele mariene ecosysteem in gevaar. De visbestanden in de Europese wateren worden ernstig bedreigd in hun voortbestaan. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen dat de Minister een einde maakt aan structurele overbevissing en de gezondheid van het mariene ecosysteem centraal stelt in het visserijbeleid.
In december 2019 zal worden onderhandeld tussen de Europese visserijministers om te bepalen hoeveel vis de EU-lidstaten in 2020 mogen vangen. Eerder werd in Europa afgesproken dat uiterlijk op 1 januari 2020 alle visquota op een duurzaam vangstniveau moeten liggen. De Minister heeft meermaals aangegeven de duurzaamheidsdoelstelling te onderschrijven, maar handelt er niet naar.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen dat Nederland stopt met het bepalen van visquota binnen de bandbreedte van 5% boven MSY-waarde. Dit is een truc om meer te kunnen vissen dan volgens wetenschappers duurzaam is en Nederland draagt hierdoor bij aan structurele overbevissing. Erkent de Minister dat?
Nee. Onder andere in het Meerjarenplan voor de Noordzee, maar ook in andere meerjarenplannen, is de mogelijkheid van bandbreedtes opgenomen. Deze bandbreedtes zijn hierin opgenomen om flexibiliteit te bieden bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden. Hierdoor kan er waar nodig rekening gehouden worden met de kenmerken van gemengde visserij en met de aanlandplicht. Deze bandbreedtes zijn gebaseerd op een wetenschappelijk model waarbij er 5% afgeweken kan worden van de MSY-benadering. Er kan enkel gebruik worden gemaakt van de bovenste bandbreedte, waarmee er een hogere TAC zou kunnen worden vastgesteld dan het MSY-advies, als het bestand gezond is. Als dit niet het geval is, dan zal er überhaupt geen bovenste bandbreedte in het ICES-advies worden opgenomen. Daarnaast kan de bovenste brandbreedte alleen worden ingezet voor het vaststellen van de vangstmogelijkheden als wordt voldaan aan de eisen in het meerjarenplan.
Ook willen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie weten van de Minister wat de gevolgen zijn als Nederland de doelstelling van het GVB om op 1 januari 2020 alle bestanden op duurzaam vangstniveau te bepalen, niet haalt?
Helaas zullen in 2020 niet alle visbestanden in Europese wateren op MSY-niveau bevist worden. In de Noordzee moeten we er voor kabeljauw rekening mee houden dat een duurzaam vangstniveau in 2020 voor dit bestand waarschijnlijk niet wordt bereikt en dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Ik ga hier verderop nader op in. Ook is de situatie in en rond de Middellandse Zee en Zwarte Zee dusdanig dat die kuststaten meer tijd nodig zullen hebben voor het bereiken van MSY.
Deze leden willen dat de visserijsector gesaneerd wordt om het mariene ecosysteem de kans te geven te herstellen. Kan de Minister aangeven of hier al plannen voor klaarliggen indien de doelen in 2020 niet gehaald worden?
Het sturen op het bereiken van een visserijdruk op duurzaam niveau gebeurt via de TAC en Quota verordening, waarbij de vastgestelde TACs jaarlijks behoorlijk kunnen fluctueren. Het is niet mogelijk en wenselijk de omvang van de vloot via een structurele maatregel als sanering af te stemmen op deze jaarlijkse fluctuaties, die overigens ook nog per soort kunnen verschillen. Verduurzaming en vermindering van de impact van de visserij op het ecosysteem is en blijft echter prioriteit bij het visserijbeleid, reden waarom ik mij blijf inzetten voor een visserijdruk op duurzaam niveau.
Een groot deel van de visquota waar Nederland aanspraak op maakt, betreft soorten waarop onbedoeld gevist wordt. Deze «bijvangstsoorten», zoals grote zilversmelt en kabeljauw, worden nog altijd overbevist. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat Nederland de verantwoordelijkheid moet nemen overbevissing te stoppen op alle soorten waar zij een deel van het quotum voor in handen heeft, zoals kabeljauw. Bijvangst wordt te vaak afgedaan als bijzaak. Met de kabeljauw gaat het zo slecht dat wetenschappers een vangstreductie van 61% adviseren. Deze leden vinden dat ook Nederland verantwoordelijkheid moet nemen om de zeer bedreigde kabeljauw erbovenop te helpen. Erkent de Minister dat Nederland hierin een verantwoordelijkheid heeft? Kan de Minister toelichten wat haar inzet zal zijn voor kabeljauw om ook voor de Nederlandse vloot de vissensterfte terug te dringen?
Ja. De eerste ronde van consultaties met Noorwegen over de gedeelde visbestanden is op 18 november 2019 begonnen. Prioriteit tijdens deze consultaties is het vinden van mogelijke maatregelen ten behoeve van herstel van kabeljauw in de Noordzee. Tijdens deze consultaties benadrukt Nederland dat eventuele maatregelen gericht moeten zijn op de directe kabeljauwvisserij en gericht moeten zijn op de gebieden waar veel kabeljauw voorkomt. Concreet betekent dit dat eventuele maatregelen met name moeten gelden in de Noordelijke Noordzee en in het Skagerrak. Hier komt kabeljauw voornamelijk voor en zullen maatregelen de meeste impact hebben.
Een deel van de Nederlandse vloot vist in de Noordelijke Noordzee en het Skagerrak. Als besloten wordt tot maatregelen in deze gebieden zullen deze naar verwachting ook van toepassing zijn op een deel van de Nederlandse vloot. Dit zal ik steunen. Immers, als er veel bijvangst is van kabeljauw in een visserij moeten maatregelen worden toegepast, ongeacht de nationaliteit van de vloot. Wel ben ik van mening dat maatregelen met name worden gericht op visserijen die een belangrijke bijdrage hebben aan de kabeljauwvangst.
De visserijcommissie van het Europees parlement heeft op 12 november toestemming gegeven om te starten met de onderhandelingen over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij 2021–2027 (EFMZV). De Raad van Ministers zet in zijn standpunt in op het (her)introduceren van miljardensubsidies voor het bouwen van nieuwe visserijschepen en modernisering van de visserijvloot. Deze subsidies leiden tot vergroting van de visserijcapaciteit. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat de overcapaciteit van de Europese vissersvloot het mariene ecosysteem in gevaar brengt. Enorme visfabrieken plunderen de zeeën, gesubsidieerd met Europees belastinggeld. Deze leden willen dat de Europese visserijsubsidies worden afgeschaft.
De EU is in World Trade Organization (WTO)-verband overeengekomen dat het verstrekken van visserijsubsidies die bijdragen aan overcapaciteit van de vloot uiterlijk in 2020 zullen worden gestopt, in lijn met Duurzaam Ontwikkelingsdoel 14.6 van de Verenigde Naties. De Europese Commissie heeft zorgen geuit over zowel het standpunt van het Europees parlement als over het standpunt van de Raad met betrekking tot het herintroduceren van capaciteit vergrotende visserijsubsidies, gezien de strijdigheid met WTO-afspraken en met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen.
Kan de Minister toelichten welk standpunt Nederland heeft ingenomen tijdens de onderhandelingen? Kan de Minister bevestigen dat Nederland zich bij het bepalen van het standpunt van de Raad heeft ingezet voor capaciteit vergrotende visserijsubsidies? Kan de Minister ingaan op de kritiek dat het standpunt van de Raad niet in lijn is met WTO-afspraken en Duurzaam Ontwikkelingsdoel 14.6? Kan de Minister ingaan op de kritiek dat deze subsidies bijdragen aan overcapaciteit van de Europese (en de Nederlandse) vissersvloot?
Zoals ik in mijn brief van 6 juni 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1182) heb aangegeven waren Nederland, Zweden en Oostenrijk kritisch op enkele punten van het compromisvoorstel met betrekking tot het Europees Maritiem, Visserij- en Aquacultuur Fonds (EMVAF). Dat had onder andere betrekking op de steun voor veiligheid en arbeidsomstandigheden aan boord van schepen. Zoals ik in mijn brief van 3 juli 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1190) heb geschreven, vond ik alles afwegende dit voor dit doel acceptabel, mede ook omdat het binnen de bestaande capaciteitsplafonds blijft. Het voorstel van het Europees parlement om steun te verlenen voor nieuwbouw van schepen vind ik echter niet acceptabel, mede in het licht van de strijdigheid met de WTO-afspraken en met de SDG-doelen.
Bijenrichtsnoer
Het Europees parlement heeft op 23 oktober 2019 met grote meerderheid zijn veto uitgesproken tegen de gefaseerde inwerkingtreding van het bijenrichtsnoer4. Uit de tekst van de resolutie blijkt dat het Europees parlement dit ziet als een uitholling van het originele bijenrichtsnoer uit 2013 en oordeelt dat de gefaseerde inwerkingtreding een inadequate bescherming vormt tegen het uitsterven van bestuivende insecten. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn blij dat ook het Europees parlement inziet waar deze fractie al sinds januari 2019 voor waarschuwt.
Tijdens het algemeen overleg Gewasbeschermingsmiddelen van 31 oktober 2019 stelde de Minister dat het spijtig was dat de Europese Commissie daarmee terug naar de tekentafel gestuurd is en aan een nieuw voorstel zal moeten werken. Maar volgens de leden van de Partij voor de Dieren-fractie is niets minder waar. Zowel het Europees parlement als de Nederlandse Tweede Kamer (aangenomen nader gewijzigde motie van het lid Ouwehand, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1175) heeft duidelijk uitgesproken de inwerkingtreding van het bijenrichtsnoer in zijn geheel (zoals in 2013 gepresenteerd door de European Food Safety Authority) wel te zien zitten, en daar zou dan ook haast mee gemaakt moeten worden.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie herinneren er graag aan dat het bijenrichtsnoer nog niet in z’n geheel in werking is getreden, omdat een aantal lidstaten hier, achter de schermen bij het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF), tegen hebben geageerd. Nederland was één van de lidstaten die tegenstemde, onder het voorwendsel dat de gehele inwerkingtreding «niet praktisch uitvoerbaar» zou zijn. Maar volgens de leden van het Europees parlement was er in het SCoPAFF geen gekwalificeerde meerderheid tegen de gehele inwerkingtreding. Een draai in het standpunt van een lidstaat als Nederland, in combinatie met het veto van het Europees parlement, kan dus nog zorgen voor de gehele inwerkingtreding van het bijenrichtsnoer. Dit is van groot belang voor de bescherming van verschillende soorten bestuivers, en daarmee voor de natuur én onze voedselzekerheid.
De Minister zegt uitvoering te hebben gegeven aan de aangenomen nader gewijzigde motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1175 ) middels een stemverklaring in de bijeenkomst van het SCoPAFF op 16 en 17 juli. Dat heeft geen resultaat opgeleverd. Maar na het uitgesproken veto van het Europees parlement liggen de mogelijkheden weer open en roepen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de Minister opnieuw op zich in te zetten voor de inwerkingtreding van het bijenrichtsnoer in z’n geheel, voor het eind van 2019, ter uitvoering van de aangenomen motie-Ouwehand. Kan de Minister laten weten hoe zij zich hiervoor gaat inzetten?
Zoals ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd, heb ik tijdens de behandeling van het voorstel voor de wijziging van de Uniforme Beginselen op het gebied van acute toxiciteit voor de honingbij, tevens gepleit voor de invoering van de overige delen van het bijenrichtsnoer voor het eind van 2019. Ik zal bij komende gelegenheden blijven pleiten, zoals ook in voorgaande jaren is gebeurd, voor een snelle implementatie van het bijenrichtsnoer voor honingbijen, wilde bijen en hommels. Dit ter bescherming van de biodiversiteit en de waardevolle ecosysteemdienst die deze bestuivers vervullen voor bijvoorbeeld de voedselproductie. Het is nu aan de Europese Commissie om met een nieuw voorstel te komen, nu het Europees parlement tegen het wijzigingsvoorstel heeft gestemd. EFSA werkt momenteel op mandaat van de Europese Commissie aan de herziening van onderdelen van het bijenrichtsnoer en vraagt deskundigen uit lidstaten om commentaar. Nederlandse deskundigen dragen daaraan bij. Ik heb uw Kamer daarover per brief geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nrs. 484 en 487).
Kan de Minister een brief naar de Europese Commissie sturen waarin zij aangeeft dat het Nederlandse standpunt is veranderd ten aanzien van de inbreng van de afgelopen jaren, nu zijnde voor inwerkingtreding van het bijenrichtsnoer als geheel, en dat de eerder door Nederland gemaakte bezwaren niet langer opwegen tegen het belang van het beschermen van de biodiversiteit?
Zoals in mijn voorgaand antwoord vermeld, is mijn positie niet gewijzigd en ben ik nog steeds voorstander van een zo spoedig mogelijke implementatie van een goed bijenrichtsnoer. Het Nederlands standpunt is bekend bij de Europese Commissie en EU-lidstaten. Nederland heeft, op momenten dat de Europese Commissie daarom vroeg, inhoudelijke commentaar ingediend op de onderdelen waar verduidelijking mogelijk was of de praktische toepassing naar de mening van Nederlandse deskundigen kon worden verbeterd. Ik heb uw Kamer geïnformeerd over het ingediende commentaar in de voorgaande jaren.
Is de Minister bereid een kopgroep te vormen met de lidstaten die ook voorstander zijn van een goede bescherming van bijen en hommels en zich de afgelopen jaren (ook binnen het SCoPAFF) hebben ingezet voor de invoering van het bijenrichtsnoer als geheel? Zo nee, hoe gaat de Minister het huidige Nederlandse standpunt dan (nogmaals) kenbaar maken, daarmee invulling gevend aan de aangenomen motie-Ouwehand? En hoe gaat zij zich inzetten om ook andere lidstaten te overtuigen van het belang van de gehele inwerkingtreding voor de bescherming van onder andere wilde bijen en hommels? Kan de Minister een overzicht van haar inzet op dit gebied, van de afgelopen en de komende maanden, naar de Kamer sturen?
Nederland heeft vanaf het begin af aan een actieve rol gespeeld bij de totstandkoming van het bijenrichtsnoer en ook nu bij de herziening van onderdelen. De inzet is onder meer gericht op wetenschappelijke bijdragen die een snelle implementatie van een goed bijenrichtsnoer, gebaseerd op de nieuwste wetenschappelijke inzichten, mogelijk maakt. Ik heb uw Kamer telkens geïnformeerd over de Nederlandse inzet. De Europese Commissie beraad zich nu op de situatie die is ontstaan na het afwijzen van het voorstel tot verbetering van de drempelwaarden voor de acute toxiciteit voor honingbijen door het Europees parlement. Daarbij zal ongetwijfeld de lopende herziening van onderdelen van het bijenrichtsnoer door EFSA worden meegewogen. Zodra de Europese Commissie met een nieuw voorstel komt, zal ik conform de motie-Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1175) wederom pleiten voor een snelle implementatie van het bijenrichtsnoer als geheel.
Bovendien is het, nu de mogelijkheden wat betreft het bijenrichtsnoer weer openliggen, van het grootste belang dat de onderhandelingen hierover openbaar zijn. De overleggen en de besluitvorming in het SCoPAFF (net als in de andere raadswerkgroepen) vinden momenteel plaats achter gesloten deuren. Zowel de werkdocumenten als de inbreng van lidstaten en het stemgedrag zijn geheim, waardoor zowel het Europees parlement als de Tweede Kamer haar controlerende taak niet uit kan voeren. Volgens de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zou het de transparantie van, en het vertrouwen in, de EU ten goede komen als die black box opengemaakt wordt. Dat de nieuwe vicevoorzitter van de Europese Commissie, Vera Jourova, de termen «waarden en transparantie» in haar titel heeft staan, stemt deze leden hoopvol wat betreft transparante onderhandelingen. Hoe gaat de Minister zich er bij de Europese Commissie voor inzetten dat de onderhandelingen over landbouwgif en het beschermen van insecten in openheid plaatsvinden?
De Europese Commissie is transparant over de agenda en de uitkomsten van het SCoPAFF overleg. Ik verwijs uw Kamer onder meer naar het comitologieregister van de Europese Commissie. Verder is het aan de lidstaten zelf om te bepalen in welke mate zij transparant zijn over hun eigen inbreng. Ik ben transparant over mijn inzet en heb dat met diverse brieven laten zien.
Lot van kalfjes
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie roepen de Minister op om zo snel mogelijk een importstop in te stellen voor kalfjes. Hierin staan deze leden niet alleen: ook een groep van 4.000 melkveehouders roept hiertoe op.5
Naast de grote hoeveelheid kalfjes die in Nederland wordt geboren in de melkveesector, importeert Nederland jaarlijks ook nog eens zo’n 800.000 tot 875.000 jonge kalfjes uit landen als Ierland, Letland en Denemarken. De import van kalfjes groeit al een paar jaar en is het afgelopen jaar vanuit Ierland zelfs verdubbeld6. Voor vleeskalveren zijn geen dier- of fosfaatrechten nodig, dus er is geen begrenzing aan de groei. Het aanbod van kalfjes in Nederland is inmiddels zo groot dat de opbrengsten voor veehouders heel laag zijn. Volgens een melkveehouder die onlangs te zien was in een uitzending van Zembla over de kalverhouderij komt het vaak niet uit om een dierenarts te laten komen voor een ziek kalf. Aan lichte kalfjes verdient de melkveehouder niets7. Hij moet hiervoor soms zelfs bijbetalen. Kalverslachter Van Drie Group is de enige die van deze situatie profiteert. Nederland is de grootste kalfsvleesproducent van Europa, waarbij 90% van het geproduceerde kalfsvlees wordt geëxporteerd naar het buitenland. Kan de Minister bevestigen dat keuzes van de Nederlandse consument nauwelijks tot geen invloed hebben op de wijze waarop kalfjes in Nederland worden gehouden?
De kalversector is van belang voor de melkveesector, zowel voor de afzet van de mannelijke kalveren als voor het benutten van producten zoals weipoeder, uit de zuivelindustrie in het kalvervoer. In een vrije markt bepaalt de consument of hij wil betalen voor bovenwettelijke kwaliteitscriteria. Omdat er in Nederland nauwelijks kalfsvlees wordt gegeten, wordt de marktvraag vooral bepaald door de buitenlandse consument.
De jonge en kwetsbare kalfjes, vaak amper 14 dagen oud, worden op lange transporten in vrachtwagens en op de boot gezet naar Nederland. In totaal (transporttijd en «rusttijd» tijdens een tussenstop op een verzamelcentrum) zijn de kalfjes vanuit Ierland soms wel 40 uur onderweg. Afgelopen mei kwam, nadat Stichting Eyes on Animals een klacht had ingediend, naar buiten dat jonge kalfjes waren mishandeld (geslagen, geschopt en aan hun oren weggetrokken) op een door de EU erkende, «high quality» rustplaats voor veetransporten in Tollevast, Frankrijk8. Daarnaast bleken de vrachtwagens waarin de kalfjes waren vervoerd, ook nog eens ongeschikt te zijn voor kalfjes, omdat de gemonteerde zuigspenen bedoeld waren voor biggen. Hierdoor konden de kalfjes tijdens het hele transport niet drinken.
Kan de Minister bevestigen dat dit waarschijnlijk structurele tekortkomingen zijn, aangezien de Europese transportverordening geen voorwaarden stelt aan de geschiktheid van drenkvoorzieningen voor ongespeende dieren, ook niet bij transporten over lange afstanden?
De Transportverordening (verordening (EG) Nr. 1/2005) schrijft voor dat dieren gedrenkt moeten worden op een wijze die bij hun soort en leeftijd past. Ook moet er de nodige aandacht worden besteed aan het feit dat dieren aan de voerder- en drenkmethoden moeten wennen. Metalen bijtnippels, zoals die gangbaar op de veewagens zitten waarin ongespeende dieren worden vervoerd, zijn niet passend omdat de dieren niet gewend zijn om hiermee te drinken en zij fysiologisch niet in staat zijn om hier water uit te drinken. Daarom staat Nederland sinds 2017 alleen lange transporten met ongespeende kalveren vanuit Nederland toe als de veewagens aangepaste drenkvoorzieningen hebben, waarbij gebruik wordt gemaakt van flexibele spenen. Ondanks brede aandacht hiervoor, met name bij landen als Ierland en andere landen die kalveren naar Nederland exporteren, is deze methode niet breed overgenomen door andere lidstaten. In diverse internationale gremia, zoals het National Contact Point Netwerk voor de Transportverordening en het Animal Welfare Platform, vinden discussies plaats over het drenken van ongespeende kalveren. Niet alle experts staan achter het systeem met de flexibele spenen. Nederland is uiteraard betrokken bij deze discussies. Ik vind het van groot belang dat deze problematiek EU-breed wordt aangepakt zodat er een goede oplossing komt voor dit probleem.
Aangekomen in Nederland worden de kalfjes met soortgenoten van zeer verschillende bedrijven bij elkaar geplaatst om in een aantal maanden tijd te worden vetgemest. De kalfjes leven op roostervloeren en mogen niet naar buiten. Bijna tweederde van de kalfjes wordt gehouden voor blank kalfsvlees en leeft constant op het randje van bloedarmoede. Regelmatig wordt bij hen bloed afgenomen om het ijzergehalte te controleren. Van deze kalfjes heeft meer dan de helft ook nog eens last van longaandoeningen en een derde van hen kampt met borstvliesontsteking, zo bleek uit onderzoek van Wageningen Livestock Research9. Bij kalfjes die worden gehouden voor rosé vlees, heeft zelfs twee derde van de kalfjes last van longaandoeningen en krijgt de helft borstvliesontsteking. De kalfjes zijn kwetsbaar en vatbaar voor ziekten, terwijl de infectiedruk hoog is. De kalfjessterfte is dan ook zeer hoog.
Naast dit dierenleed levert de kalfsvleessector ook nog gevaren op voor de volksgezondheid. Het antibioticagebruik en daarmee de kans op resistentie blijft hoog in deze sector: uit onderzoek bleek dat 75% van de monsters van kalvermest resistente bacteriën bevatte10. En ook het aantal Extended Spectrum Beta-Lactamase (ESBL) producerende darmbacteriën in de kalversector stijgt. Deelt de Minister de opvatting dat hier sprake is van een serieus gevaar voor de volksgezondheid?
Antibioticaresistentie is in den breedte een serieus probleem voor de volksgezondheid en de diergezondheid. Samen met veehouders en dierenartsen zetten we al sinds 2007 succesvol in op reductie van het gebruik van antibiotica in de dierhouderij. Dit is een effectieve manier om vermindering van antibioticaresistentie te bereiken. Ten opzichte van 2009 is het antibioticagebruik in de kalverhouderij met 44% gedaald. Voor een verdere reductie zijn sectorspecifieke reductiedoelstellingen vastgesteld, daar over bent u recent geïnformeerd (Kamerstuk 29 683, nr. 249). Uit de MARAN-rapportage over de monitoring van antibioticumgebruik en antibioticaresistentie in Nederland bij mens en dier in 2018 blijkt dat het aantal resistente bacteriën bij dieren ongeveer gelijk is gebleven. Het aantal ESBL-producerende darmbacteriën, volgens de Gezondheidsraad één van de meest risicovolle resistente bacteriën, is verder afgenomen bij bijna alle diersoorten die voor de voedselproductie worden gebruikt. Alleen bij vleeskalveren blijft het aantal ESBL-producerende darmbacteriën stijgen. Naar de oorzaak van deze stijging verricht Wageningen UR op dit moment onderzoek. Zodra dit onderzoek is afgerond, zal ik de kalversector vragen passende maatregelen te treffen.
Mensen worden behalve via het milieu, ook via andere wegen blootgesteld aan antibioticaresistente bacteriën. Blootstelling via het milieu kan bijvoorbeeld als mensen in contact komen met water waarop gezuiverd afvalwater wordt geloosd. Vooralsnog is het onduidelijk hoe groot de blootstelling van mensen via het milieu is ten opzichte van andere blootstellingsroutes zoals het reizen naar landen in Azië of Zuid-Amerika, en wat de feitelijke gevolgen daarvan zijn voor de volksgezondheid. Daarvoor werd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)aanvullend onderzoek aanbevolen.
Het RIVM heeft in 2018 in samenwerking met andere instituten onderzocht hoeveel resistente bacteriën via afvalwater in het Nederlandse oppervlaktewater terechtkomen. Afvalwater is, naast mest, de belangrijkste bron waardoor antibioticaresistente bacteriën in het milieu belanden. Dit onderzoek (Antibioticaresistente bacteriën, resistentiegenen en antibioticaresiduen in mest; 2019) heeft aangetoond dat afvalwater van mensen een grotere bron vormt voor resistente bacteriën in oppervlaktewater dan dierlijke mest. Het RIVM constateert ook dat er geen mestsoort is (kalveren, melkvee, varkens, legpluimvee, vleeskuikens) die het gros van de emissies van zowel ESBL, alsook van resistentiegenen en residuen van antibiotica in het milieu veroorzaakt. Ik kan daarom ook niet meegaan met uw vrees dat kalvermest een specifiek risico dan wel een groter risico dan andere soorten mest zou zijn voor verspreiding van resistente bacteriën.
Om een betere indruk te krijgen van de eventuele gevolgen voor de volksgezondheid van resistente bacteriën in oppervlaktewater heeft het RIVM onderzoek uitgevoerd bij mensen die geregeld in open water zwemmen. Voor een duiding van de resultaten van dat onderzoek verwijs ik naar de Minister voor Medische Zorg en Sport (MZS).
Deelt de Minister de analyse van de Rabobank dat de consumptie van kalfsvlees in Europa onder druk staat door dalende vleesconsumptie in het algemeen, door afnemende belangstelling onder jongeren en afnemend maatschappelijk draagvlak?11 Erkent de Minister dat het zoeken van nieuwe markten voor kalfsvlees in landen als China, Japan en Amerika, zoals aanbevolen door de Rabobank om de enorme kalfsvleessector in de benen te houden, volstrekt strijdig is met de uitgangspunten van de kringlooplandbouw die zij voorstaat?
De analyse van de Rabobank is een vaststelling van bepaalde ontwikkelingen die van invloed zijn op de vleesconsumptie in het algemeen. Het zoeken naar nieuwe markten voor kalfsvlees is een zaak voor commerciële partijen. Nederland heeft, los van commerciële mogelijkheden, veterinaire markttoegang tot de genoemde landen. In het kader van mijn visie op de kringlooplandbouw maken we een nieuw transparant afwegingskader voor markttoegang in landen buiten de Europese Unie.
Is de Minister bereid een einde te maken aan de import van jonge kalfjes voor de Nederlandse kalfsvleessector? Zo nee, waarom niet?
Ongeveer 80% van de geïmporteerde kalveren komt uit Duitsland, België of Luxemburg. De rest van de kalveren wordt van langere afstand aangevoerd. Lange afstand transporten tasten het welzijn van kalveren aan (update ongeriefanalyse vleeskalveren, Wageningen UR 2018). De sector geeft in zijn sectorplan aan deze lange afstandstransporten te willen afbouwen. Ik ben, zoals eerder aan uw Kamer gemeld, met de sector hierover in gesprek over hoe ik de noodzakelijke stappen in een duurzame ontwikkeling van de kalverhouderij kan borgen (Kamerstuk 28 973, nr. 218).
Import van paardenvlees
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich grote zorgen over de verschrikkelijke wijze waarop paarden in Zuid-Amerika en Canada behandeld worden. Deze leden zijn ervan overtuigd dat hierop maar één antwoord is: een totaalverbod op de invoer van paardenvlees in de EU.
Jaarlijks importeert de EU alleen al vanuit Zuid-Amerika 1 miljoen kilo paardenvlees. Dit goedkope vlees zit verwerkt in onder andere kroketten en bitterballen, waar consumenten zich vaak niet bewust van zijn. In een recente uitzending van Ellie in de Handel was te zien hoe paarden in Argentinië en Uruguay onder vreselijke omstandigheden worden afgevoerd naar de slacht, hoe zieke paarden en paarden met wonden lange tijd zonder eten en drinken buiten zonder beschutting staan te wachten op de slacht12. Kent de Minister de beelden van de mishandeling van paarden in onder meer Uruguay en Argentinië? Wat vindt de Minister van deze praktijken?
Dierenwelzijn is van groot belang. In de betreffende uitzending werd onder meer getoond dat paarden met een elektrische prikker de vrachtauto op worden gedreven. Dit is geen acceptabele praktijk. Voorts werden verzamelcentra/-weides getoond met weinig beschutting en weinig graasmogelijkheden. Verder lieten de beelden enkele manke paarden, magere paarden en enkele paarden met wonden (op poot respectievelijk schoft) zien; dat zijn uiteraard schrijnende beelden.
Sinds 2012 hebben officiële EU-audits en dierenwelzijnsorganisaties herhaaldelijk aangetoond dat er sprake is van grote welzijnsproblemen tot dierenmishandeling en ook van risico’s voor de voedselveiligheid. In een recent auditrapport13 betreffende Uruguay valt bijvoorbeeld te lezen:
– «Official controls do not cover the whole food chain which affects the veracity of declarations on residency and use of veterinary medicinal products.»
– «the absence of controls on-farm on the use of veterinary medicinal products in horses, together with the shortcomings in respect of labelling and of indications for correct use, compromises guarantees that drug withdrawal periods have been complied with.»
– «serious questions about animal welfare at the time of killing» and concluded that «the condition of the centres (.) clearly indicate that when in operation and with the numbers of animals present, animal welfare would be compromised»
De EU importeert echter nog steeds paardenvlees uit Uruguay. Kan de Minister bevestigen dat een groot deel van het geïmporteerde paardenvlees in Nederland terecht komt?
Via de Nederlandse grensinspectieposten worden producten van dierlijke oorsprong vanuit derde landen de EU binnengebracht. Na controles door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op EU vastgestelde regels met betrekking tot diergezondheid, voedselveiligheid en dierenwelzijn en goedkeuring in de grensinspectiepost zijn zendingen vrij voor de hele EU en kunnen in alle EU-lidstaten vrij worden verhandeld, verwerkt en geconsumeerd. Paardenvlees dat via de Nederlandse grensinspectieposten binnenkomt heeft voor het merendeel de bestemming België en Frankrijk. Zo hadden de 303 partijen paardenvlees uit Uruguay die tussen 2018 en heden binnen zijn gekomen bij de Nederlandse grensinspectieposten er 157 bestemming Frankrijk, 82 bestemming België en 64 bestemming Nederland. Andersom kunnen zendingen die via grensinspectieposten in andere lidstaten de EU binnenkomen op de Nederlandse markt worden afgezet en geconsumeerd.
Kan de Minister verklaren waarom serieuze actie op deze ernstige bevindingen tot nu toe is uitgebleven?
De Europese Commissie is verantwoordelijk voor de audits in derde landen en heeft naar aanleiding van deze audit aanbevelingen aan de bevoegde autoriteiten in Uruguay gegeven. Deze hebben aangegeven de aanbevelingen te zullen opvolgen. Periodiek bezoekt de Europese Commissie derde landen om na te gaan of de bevoegde autoriteiten aanbevelingen inzake de voorwaarden voor de erkenning van de bedrijven goed hebben geïmplementeerd en of toezicht en handhaving op de juiste wijze zijn uitgevoerd. Als daartoe aanleiding bestaat, zal de Europese Commissie de inspectiefrequentie verhogen en maatregelen eisen, of bij inspecties in derde landen zelfs direct ingrijpen, onmiddellijke actie vorderen of de erkenning van een bedrijf voor export naar Europa intrekken. In een enkel geval wordt de import in de EU uit een heel derde land stopgezet. De Europese Commissie neemt het besluit tot deze maatregelen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen welke handelsbelemmeringen er in het algemeen zijn voor de invoer van paardenvlees. Voorts vragen deze leden welke tarifaire en non-tarifaire handelsbarrières voor paardenvlees door de EU-handelsverdragen CETA en EU-Mercosur weggenomen worden. Ligt het in de lijn der verwachting dat deze handelsverdragen leiden tot ruimere mogelijkheden om paardenvlees uit Zuid-Amerika naar de EU te exporteren? En zal de invoer van paardenvlees in de EU en in Nederland daardoor stijgen?
Er zijn geen non-tarifaire handelsbarrières voor de import van paardenvlees in de EU. Al het paardenvlees dat wordt geïmporteerd in de EU moet voldoen aan alle door de EU gestelde eisen ten aanzien van voedselveiligheid en etikettering. Om (paarden)vlees vanuit derde landen naar de EU te mogen exporteren, moet aan de volgende eisen worden voldaan:
– het land moet voorkomen op een lijst van landen waaruit export van paardenvlees naar de EU is toegestaan (conform Verordening (EU) 206/2010);
– de inrichtingen waar de dieren worden geslacht moeten vermeld staan op een lijst met door de bevoegde nationale autoriteiten voor export naar de EU erkende bedrijven;
– de inrichting van de bedrijven, de werkwijze in de bedrijven en het toezicht daarop door de bevoegde autoriteit moeten voldoen aan de Europese eisen.
In handelsakkoorden kunnen tarifaire afspraken worden gemaakt om markttoegang vanuit derde landen te vergroten. Het is aan marktpartijen of ze producten uit Zuid-Amerikaanse landen willen importeren en daarbij gebruik maken van de mogelijkheden die huidige of toekomstige handelsakkoorden bieden.
Eerder is uw Kamer geïnformeerd dat nog niet alle stukken van het EU-Mercosur Associatieakkoord gepubliceerd zijn (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 544). Dit betreft onder andere de tarieflijsten voor landbouwgoederen. Er valt nog geen uitspraak te doen van een mogelijk te verwachten effect. In het handelsakkoord tussen de EU en Canada (CETA) Canada is voor paardenvlees sprake van volledige tariefliberalisatie. In 2017 en 2018 is de import naar de EU van paardenvlees uit Canada sterk afgenomen ten opzichte van 2015 en 2016 ondanks de tariefliberalisatie. In 2017 en 2018 is een gering deel van de import van paardenvlees vanuit Canada via Nederland de EU binnengekomen. In de jaren voorafgaand aan de voorlopige inwerkingtreding van CETA in september 2017 was er een sterke fluctuatie in de import van paardenvlees in de EU via Nederland van niets (2014 tot en met 2016) tot ca. 7,6% (2012) van de totale waarde van de import in de EU.
Kan de Minister garanderen dat het track and trace-systeem voor paarden en paardenvlees in de vier Mercosur-landen en Canada onfeilbaar is? Zo nee, welke problemen met het track and trace-systeem zijn er bij de Minister bekend?
De track and trace-systemen in derde landen zijn onderwerp van audits en inspecties door de Europese Commissie. De Europese Commissie is hiervoor verantwoordelijk.
Kan de Minister bevestigen dat de uitbaters van slachthuizen in (Zuid-)Amerika van tevoren op de hoogte worden gesteld van officiële EU-inspecties? Hoe vaak is het voorgekomen dat bij een inspectie van paardenslachthuizen buiten de EU er op het moment van de inspectie geen paarden aanwezig waren? Erkent de Minister dat EU-audits die op deze manier worden uitgevoerd, uiterst onbetrouwbaar zijn? Is de Minister bereid om te pleiten voor realiteitszin in de procedures aangaande het al dan niet aankondigen van inspecties van slachthuizen. Is de Minister bereid om er bij de Europese Commissie voor te pleiten dat inspecties in ieder geval nooit van tevoren aangekondigd moeten worden?
De Europese Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de audits van veterinaire inspecties in derde landen. In het kader van de audit door de Europese Commissie zijn en worden de te bezoeken bedrijven inderdaad van te voren ingelicht. Oogmerk is ook juist dat de betreffende inrichtingen/faciliteiten op het moment van een auditbezoek operationeel zijn (en dat de verantwoordelijken aanwezig zijn), zodat de praktijk zo goed mogelijk geaudit kan worden. Audits worden bemoeilijkt als een inrichting/faciliteit niet in bedrijf is als het bezoek plaats vindt, en wanneer de verantwoordelijke operatoren niet aanwezig zijn om geïnterviewd te worden. Onaangekondigde inspecties moeten door de bevoegde autoriteit van het land zélf worden uitgevoerd. Bij de audits wordt ook gekeken naar de documentatie van de nationale inspecties. Het is praktisch niet uitvoerbaar om onaangekondigd audits in derde landen te doen. Er wordt bij audits door de Europese Commissie altijd vooraf informatie gevraagd (pre-audit vragenlijst) zodat de Europese Commissie zich kan voorbereiden. Een inspectie richt zich niet alleen op een individueel bedrijf maar ook op wetgeving en het hele controlesysteem van de bevoegde autoriteit.
Kan de Minister uiteenzetten in welke producten in de Nederlandse snackbars paardenvlees verwerkt is? Uit welke landen is dit paardenvlees afkomstig? Is het volgens de Minister voldoende duidelijk voor consumenten die bij een snackbar een vleeskroket of bitterbal kopen dat de kans bestaat dat men paardenvlees uit Zuid-Amerika staat te verorberen? Zo ja, kan de Minister dit toelichten? Zo nee, hoe verhoudt dit zich tot de gewenste transparantie over de vleessector die ook de Minister voorstaat?
Ik ben er niet van op de hoogte in welke producten het paardenvlees wordt verwerkt. Daarvoor zou informatie vanuit het bedrijfsleven nodig zijn. Overigens moet de ondernemer op grond van de Europese etiketteringsverordening op het etiket vermelden welk type vlees in het levensmiddel verwerkt is.
Is de Minister, gezien de voedselveiligheidsproblemen en welzijnsproblemen die blijken uit EU audits en NGO-rapportages, bereid in Europa te pleiten voor een importverbod op paardenvlees uit Uruguay en Argentinië? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de laatste audit hebben de Uruguayaanse autoriteiten corrigerende maatregelen met betrekking tot dierenwelzijn bij de verzamelcentra/-weides aangekondigd en verbeterplannen geëist van de betreffende bedrijven. Naar aanleiding van de laatste audit in Argentinië hebben de Argentijnse autoriteiten verbetermaatregelen aangekondigd met betrekking tot de controles bij de paardenverzamelcentra. Het is aan de Europese Commissie om de betreffende verbetermaatregelen met betrekking tot het paardenwelzijn in relatie tot de betreffende slachterijen via de Uruguayaanse en Argentijnse autoriteiten te blijven verifiëren. Ik zal de Europese Commissie vragen een auditbezoek aan Uruguay in te plannen om te zien of de aanbevelingen van de Europese Commissie daadwerkelijk zijn geïmplementeerd.
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 18 november 2019. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1204 – Brief regering d.d. 8-11-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 oktober 2019. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1203 – Brief regering d.d. 4-11-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Houtskool-SWOT voor het Nationaal Strategisch GLB-Plan 2021–2027. Kamerstuk 28 625, nr. 276 – Brief regering d.d. 2-10-2019 – Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Verslag van de informele Landbouwraad van 22-24 september 2019. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1199 – Brief regering d.d. 7-10-2019 – Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Voortgangsrapportage Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Kamerstuk 29 664, nr. 203 – Brief regering d.d. 9-10-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Start hofprocedure tegen het pulsverbod. Kamerstuk 32 201, nr. 111 – Brief regering d.d. 9-10-2019 – Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 14–15 oktober 2019. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1201 – Brief regering d.d. 10-10-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Stand van zaken nationale voorbereidingen op LNV-terrein voor een no deal-Brexit. Kamerstuk 23 987, nr. 370 – Brief regering d.d. 22-10-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen LNV. Kamerstuk 22 112, nr. 2831 – Brief regering d.d. 25-10-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Fiche: Mededeling – Intensivering EU inzet bescherming & herstel bossen wereldwijd. Kamerstuk 22 112, nr. 2826 – Brief regering d.d. 27-9-2019, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok.
Reactie op het briefadvies «Europees landbouwbeleid: inzetten op kringlooplandbouw» van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Kamerstuk 28 625, nr. 278 – Brief regering d.d. 30-10-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1746 van de Commissie tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1185 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees parlement en de Raad wat betreft de aan de Commissie te melden informatie en documenten, Publicatieblad van de Europese Unie L268 van 22.10.2019, blz. 6–22.
Eerder heb ik u geïnformeerd (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2172) dat er circa 1.600 zendingen (via ferry en luchtvervoer gezamenlijk) levende have per jaar vanuit het VK naar Nederland komen.
Peet, Geert van der, Ferry Leenstra, Izak Vermeij, Nico Bondt, Linda Puister en Jaap van Os (2018): «Feiten en cijfers over de Nederlandse veehouderijsectoren 2018,» Wageningen, Wageningen University & Research, Rapport 1134.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-32-1212.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.