29 664 Binnenvisserij

Nr. 203 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2019

Met deze rapportage informeer ik u over de voortgang van de implementatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Ik zal daarbij onder andere ingaan op de stand van zaken van de implementatie van de aanlandplicht, Brexit, de kottervisie, het pulsdossier, de motie van het lid Bruins over onderzoek naar gegevensarme-bestanden (Kamerstuk 29 664, nr. 159), de motie van het Bisschop inzake de zegenvisserij (Kamerstuk 29 664, nr. 196) en de motie van het lid Bisschop ten aanzien van vangstverboden in het benedenrivierengebied. (Kamerstuk 29 664, nr. 195).

Aanlandplicht

In juli jl. hebben de lidstaten en de Europese Commissie overeenstemming bereikt over de Gezamenlijke Aanbeveling voor het Discardplan 2020 in de Noordzee waarmee uitvoering gegeven wordt aan de aanlandplicht. De Gezamenlijke Aanbeveling wordt momenteel omgezet in een gedelegeerde handeling. De Commissie streeft ernaar dat deze op 1 januari 2020 van kracht is.

In deze Gezamenlijke Aanbeveling zijn oplossingen voor alle belangrijke knelpunten voor de Nederlandse visserij opgenomen, met name uitzonderingen op de aanlandplicht voor de bijvangst van ondermaatse schol in de boomkorvisserij voor twee jaar, maar ook uitzonderingen voor tarbot (één jaar), roggen (twee jaar) en wijting (één jaar). De tijdelijkheid van de uitzonderingen hangt samen met de voorwaarden voor de gegeven uitzonderingen, namelijk een voortzetting van het aanleveren van gegevens en verder onderzoek naar selectiviteit en overleving.

Bij de uitvoering worden belanghebbenden en industrie betrokken door middel van de zogenaamde regionale adviesraden, zoals de regionale adviesraad voor de Noordzee. Ook vindt afstemming plaats tussen controle instanties van lidstaten in samenspraak met de Europese Commissie in de regionale controle expert groepen. Ook Nederland heeft hierin haar inbreng, onder andere om zorg te dragen voor afstemming en een gelijk speelveld, conform de motie Bisschop (Kamerstuk 29 664, nr. 188).

Ik ben tevreden met de het discardplan 2020, met name de uitzondering voor ondermaatse schol in de visserij met boomkorren voor de komende twee jaar.

Essentieel onderdeel van deze uitzondering is de uitvoering van het pilotproject Fully Documented Fisheries (FDF) dat dit jaar van start is gegaan. Het pilotproject FDF heeft tot doel om voor wetenschappelijke doeleinden inzicht te krijgen in de hoeveelheden en samenstelling van vangsten en discards door middel van automatische beeldherkenning en registratie. Deze gegevens dragen bij aan verbetering van wetenschappelijke onderzoek, het verkrijgen van beter inzicht in bestanden en verbeteren van het beheer er van. Momenteel zijn drie schepen uitgerust met FDF-apparatuur en vindt dataverzameling plaats. Met de voortzetting van de uitzondering voor ondermaatse schol zal ook het FDF-project voortgezet worden. Dit betekent onder andere een verdere ontwikkeling van de componenten die de automatische beeldherkenning en registratie betreffen en een verdere uitbreiding van het aantal deelnemers aan het project.

Brexit

De Commissie is in nauw overleg met de meest betrokken lidstaten over de mogelijke gevolgen van de Brexit voor toegang tot viswateren, met name in geval van een no deal scenario. Het kabinet is zoals ook eerder aangegeven blij met de mogelijkheid van een tijdelijke stilligregeling om eventuele ernstige gevolgen op te kunnen vangen. Er wordt tussen de lidstaten en Commissie ook samengewerkt ten behoeve van gezamenlijke monitoring van visserij activiteiten in EU-wateren. Nederland heeft regelmatig overleg met de sector over Brexit. Het kabinet verwelkomt daarnaast de inzet van de Commissie om informatie voor de sector op toegankelijke wijze, bijvoorbeeld door Q&A’s (vragen en antwoorden), te delen.

Voor de visserijsector heeft de Commissie eerder maatregelen getroffen om de effecten van een Brexit waar mogelijk op te vangen. EU-schepen kunnen autorisatieverzoeken indienen voor toegang tot VK-wateren, zodra de noodverordening aangaande visserijmachtigingen van toepassing wordt. Waar deze verordening eerst gold tot eind 2019, heeft de Commissie nu voorgesteld deze te verlengen tot 31 december 2020. Nederland kan hiermee instemmen. Doel hiervan is om de EU in staat te stellen om Britse schepen toegang te blijven verlenen tot EU-wateren, op voorwaarde dat EU-schepen ook gelijke toegang krijgen tot de Britse wateren. Het gaat onder meer over procedures voor het verkrijgen van vismachtigingen voor visserijvaartuigen van het VK in de wateren van de Unie, maar ook over de overdracht en uitwisseling van quota.

Het kabinet waardeert de inspanningen van de Commissie en naar mening van het kabinet heeft de Commissie adequate stappen gezet. Wel maakt het kabinet zich zorgen over de situatie indien het VK bij een no deal Brexit op 31 oktober uit de Unie stapt zonder (proces)afspraken over het beheer van de visserij in 2020. De voorbereidingen voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2020 zijn op 31 oktober al in gang gezet, inclusief de voorbereiding van de onderhandelingen hierover met de betreffende kuststaten. Het kabinet roept daarom de Commissie op om bijtijds in ieder geval procesafspraken te maken met het VK.

Kottervisie

Momenteel wordt er gewerkt aan een kottervisie, om het perspectief te schetsen voor de kottersector op de Noordzee. Gezien de beperking in de beschikbare ruimte voor de visserij op de Noordzee en de overige uitdagingen, zoals het pulsvisserijverbod en de Brexit, ziet de sector veel op zich afkomen. Ik heb mevrouw Annemie Burger, voormalig Directeur-Generaal van het Ministerie van LNV, gevraagd mij hierover te adviseren. Ik verwacht haar advies op korte termijn. Mede aan de hand daarvan zal ik u informeren over de maatregelen die ik voor mij zie om de sector meer perspectief te kunnen bieden.

De timing van verschijnen loopt ook samen met de lopende besprekingen over een Noordzeeakkoord waarover u bent geïnformeerd. In de kottervisie zal ik ook aandacht geven aan de noodzaak en mogelijkheden om onderzoek en innovaties breed internationaal op te zetten en te delen, waarmee ik invulling geef aan mijn toezegging terzake tijdens het plenaire debat op 21 februari 2019 over een mogelijk verbod op de pulsvisserij.

Stand van zaken pulsvisserij

Met mijn brief van 18 april jl. heb ik u geïnformeerd over de voorgenomen implementatie van de nieuwe Verordening Technische Maatregelen, waar het pulsverbod onderdeel van is (Kamerstuk 32 201, nr. 110). Deze verordening is eind juli jl. gepubliceerd en per 14 augustus jl. van kracht geworden. Zoals ook aangegeven in mijn brief betekende dit dat de pulsvissers uit groep 3 deze zomer moesten stoppen met pulsvissen. Voor zover bekend heeft het grootste deel van deze vissers het schip omgebouwd naar de traditionele boomkor, waarbij een deel zich vooralsnog heeft toegelegd op de garnalenvisserij.

Daarnaast hebben tot mijn teleurstelling, maar niet onverwacht, België en Frankrijk bij inwerkingtreding van de Verordening de eigen 12-mijlszone zonder overgangstermijn gesloten voor de pulsvisserij.

Eind dit jaar wordt het meerjarige pulsonderzoek afgerond. Dit onderzoek wordt na afronding voorgelegd aan ICES, het Europese onderzoeksinstituut dat het onderzoek zal valideren. Naar verwachting zal ICES in het voorjaar van 2020 haar advies over het onderzoek publiceren. Op basis van het advies van ICES zal ik in het voorjaar van 2020 bezien hoe ik dit ga opnemen met mijn Europese collega’s en de Europese Commissie.

Daarnaast stuur ik uw Kamer, tegelijk met de verzending van deze brief, een brief waarin ik uw Kamer informeer over het feit dat Nederland een verzoekschrift heeft ingediend bij het Hof van Justitie van de Europese Unie om het pulsverbod nietig te verklaren.

Onderzoek naar data-arme bestanden (Motie-lid Bruins)

Naar aanleiding van de motie Bruins (Kamerstuk 29 664, nr. 159) waarin de regering wordt verzocht om onderzoek naar data-arme bestanden te faciliteren, geef ik onderstaande toelichting waarmee invulling wordt gegeven aan te motie.

Visserijonderzoek op zee is internationaal georiënteerd. Zo vervullen Europese lidstaten gezamenlijk de datacollectie verplichtingen, onder andere in de Noordzee. Nederland draagt hieraan bij door middel van datacollectie en daarnaast zelf onderzoek te doen naar de belangrijkste commerciële bestanden, bijvoorbeeld door middel van surveys op zee.

Vanuit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) wordt ruim € 33 miljoen van het beschikbare budget door Nederland ingezet voor het uitvoeren van haar verplichtingen op het gebied van datacollectie. Dit is een relatief groot aandeel van het fonds. Als de behoefte bestaat om meer data te vergaren bovenop de wettelijke verplichte datacollectie, dan kan dat ook via de reguliere subsidies van het EFMZV

Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het Onderzoekssamenwerkingsplatform (OSW-platform). In dit platform vindt een structurele dialoog tussen de vier belangrijkste betrokken partijen in het visserijbeheer plaats: de sector, de wetenschap, maatschappelijke organisaties en de overheid. Zo heeft het OSW-platform in 2018 enkele onderzoeken opgezet om data te vergaren voor de data-arme bestanden tarbot, griet, roggen/blonde rog en Noorse kreeftjes, met als doel op termijn tot een verbetering van de bestandsschattingen voor deze soorten te komen.

Motie-Bisschop over zegenvisserij op de rivieren

Bij motie-Bisschop van 24 januari 2019 (Kamerstuk 29 664, nr. 196) wordt verzocht om te bezien wat de mogelijkheden zijn voor omzetting van de huidige schriftelijke toestemmingen voor zegenvisserij in het rivierengebied naar zesjarige huurovereenkomsten. Over dit onderwerp heb ik eerder met uw Kamer gesproken tijdens het Algemeen Overleg op 27 maart 2018. Naar aanleiding hiervan heb ik u in mijn brief voor de Landbouw- en Visserijraad van 8 juni 2018 geïnformeerd over de mogelijkheden hieromtrent (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1112). Kern van de zaak is dat omzetting van de huidige 2-jaarlijkse toestemmingen in 6-jarige huurovereenkomsten op juridische gronden niet mogelijk is. Ik heb daar aan toegevoegd dat omzetting voor de continuïteit van deze visserij ook niet nodig is, omdat deze visserij op basis van de huidige juridische vormgeving al tientallen jaren plaatsvindt, en ook in de toekomst op deze wijze kan blijven plaatsvinden. Bij mijn brief van 8 juni 2018 heb ik tot slot ook nog achterliggende correspondentie met nadere juridische duiding toegezonden. Voor meer achtergrond wil ik u daar verder naar verwijzen.

Motie Bisschop inzake vangstverboden in het benedenrivierengebied

Uw Kamer heeft een motie van het lid Bisschop aangenomen om de generieke vangstverboden voor wolhandkrab en paling in het benedenrivierengebied tegen het licht te houden (Kamerstuk 29 664, nr. 195). In uw motie geeft u aan dat de verontreiniging met dioxines en pcb’s afneemt en dat door verwateren extra reducties gerealiseerd kunnen worden.

De verontreiniging in de Nederlandse binnenwateren wordt jaarlijks gemonitord. Hierbij gaat het om enkele vaste plekken om zo eventuele trends te kunnen zien en wordt ook op enkele andere plekken regelmatig gemeten. Ik heb naar aanleiding van uw motie Wageningen Marine Research en Wageningen Food Safety Research gevraagd om de resultaten in het benedenrivierengebied van de afgelopen jaren nader te beschouwen en aan te geven of er een significante afname is van de contaminanten in paling en wolhandkrab (bijlage 1)1. Bovendien heb ik gevraagd om een literatuurstudie naar de effectiviteit van verwateren (bijlage 2)2.

Deze nadere analyses tonen aan dat er geen mogelijkheden zijn om de gesloten gebieden in het benedenrivierengebied wederom beschikbaar te stellen voor de visserij op paling en wolhandkrab zonder te tornen aan de voedselveiligheid.

In dit kader wil u eveneens informeren over een advies van Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek van de NVWA (bureau).3 Dit advies is opgesteld op verzoek van het Ministerie van VWS en betreft de gezondheidsrisico’s voor de Nederlandse consumenten bij de consumptie van wolhandkrab. Daarnaast is er de algemene risicobeoordeling van dioxines en PCB’s voor de humane gezondheid van de EFSA.4

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven