37 Beleidsbrief Ontwikkelingshulp

Beleidsbrief Ontwikkelingshulp

Aan de orde is het tweeminutendebat Beleidsbrief Ontwikkelingshulp (CD d.d. 02/04).

De voorzitter:

We gaan met hetzelfde gezelschap verder met het volgende tweeminutendebat: Beleidsbrief Ontwikkelingshulp. Ik wil de heer Bamenga van D66 als eerste het woord geven aan de zijde van de Kamer. Maar de heer Boswijk heeft gevraagd of hij misschien als eerste mag spreken. Ik zie dat daar niemand van opstuift, dus dat gaan we zo doen. Meneer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Dank aan collega Bamenga voor de hoffelijkheid. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de democratie, mensenrechten en maatschappelijke ruimte wereldwijd onder zware en toenemende druk staan volgens onder meer onderzoek van Freedom House en The Economist Democracy Index;

constaterende dat de AIV in zijn nieuwe advies "Krimpende maatschappelijke ruimte: vrijheid en veiligheid onder druk" acht belangrijke aanbevelingen doet, waaronder het geven van ruime, snelle en flexibele financiering voor ambassades voor het steunen van maatschappelijke actoren in tijden van crisis;

constaterende dat de regering de helft van het Mensenrechtenfonds wegbezuinigt;

verzoekt de regering om het Civic Space Fund te behouden;

verzoekt de regering om de aanbevelingen uit het AIV-advies over de krimpende maatschappelijke ruimte zo goed mogelijk uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Boswijk.

Zij krijgt nr. 140 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het thema voedselzekerheid in belangrijke mate bijdraagt aan de Nederlandse belangen in het ontwikkelingshulpbeleid;

overwegende dat in het Convenant Samenwerkingsafspraken SeedNL is vastgelegd dat SeedNL als publiek-privaat samenwerkingsverband de beschikbaarheid, de toegang en het gebruik van kwalitatief hoogstaand zaaigoed voor boeren in een aantal focusregio's beoogt te verhogen;

constaterende dat naast het ondersteunen en het ontwikkelen van de commerciële zaaizaadsector in focusregio's, de ontwikkeling van de zogeheten informele zaaizaadsector, waarin zo'n 80% van de boeren in deze regio's opereert, ook van cruciaal belang is om zowel veiligheid en stabiliteit te borgen als een toekomstige afzetmarkt te creëren voor het Nederlandse zadenbedrijfsleven;

verzoekt de regering in het zaaizaadontwikkelingsbeleid een brede geïntegreerde sectoraanpak te hanteren, waarin ook expliciet aandacht wordt besteed aan en middelen worden gereserveerd voor het ontwikkelen van de informele zaaizaadsector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Boswijk.

Zij krijgt nr. 141 (36180).

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Boswijk. Het woord is aan de heer Bamenga van D66.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de beleidsbrief Ontwikkelingshulp staat aangegeven dat het programma gericht op veiligheid en stabiliteit in de Grote Merenregio zal worden beëindigd;

overwegende dat de veiligheidssituatie in de Grote Merenregio, en met name in Congo, snel verslechtert, met duizenden doden sinds begin dit jaar en ernstige mensenrechtenschendingen zoals massamoorden op christenen en geweld tegen vrouwen;

verzoekt de regering het programma gericht op veiligheid en stabiliteit in de Grote Merenregio binnen het bestaande budget voor ontwikkelingssamenwerking voort te zetten en mee te nemen in de uitwerking van de beleidsbrief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Boswijk, Stoffer, Ceder, Dobbe, Koekkoek, Teunissen, Van Baarle, De Korte en Hirsch.

Zij krijgt nr. 142 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onderwijs een essentiële ingang is voor humanitaire organisaties om lokale bevolkingen te bereiken met levensreddende humanitaire hulp;

overwegende dat juist in onderwijs tijdens crisissituaties lesgegeven kan worden over levensreddende vaardigheden en mentale gezondheid en dat onderwijs en leraren in crisissituaties een veilige haven kunnen bieden voor kinderen;

verzoekt de regering om zich nationaal en internationaal actief in te zetten voor voldoende en voorspelbare financiering van onderwijs in humanitaire crisissituaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Boswijk en Ceder.

Zij krijgt nr. 143 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het WorldCoaches-programma al meer dan vijftien jaar bouwt aan maatschappelijke vooruitgang en de positie van Nederland op basis van voetbal;

overwegende dat een groot aantal kinderen is bereikt in meer dan 60 landen en dat lokaal duizenden coaches zijn opgeleid om een duurzame impact veilig te stellen;

verzoekt de regering om bij de uitwerking van de beleidsbrief de subsidie voor het WorldCoaches-programma in stand te houden en sport structureel te benutten als effectief instrument om bij te dragen aan internationale gezondheidsdoelstellingen en een sterk Nederland in het buitenland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bamenga.

Zij krijgt nr. 144 (36180).

De heer Bamenga (D66):

Ik wil graag mevrouw Kamminga bedanken voor onze samenwerking tijdens de debatten hier. Volgens mij is dit de laatste keer dat we in ieder geval in deze zaal met elkaar in debat zijn. Dank u wel voor alle samenwerking.

De voorzitter:

Zij zal op vele plekken gemist worden. Dank u wel, meneer Bamenga. Het woord is aan mevrouw Dobbe van de Socialistische Partij.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dank u wel. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet lobby in Nederland of op internationaal niveau, zoals bij de Verenigde Naties, niet meer wil financieren uit het nieuwe beleidskader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties;

overwegende dat pleiten en beïnvloeden noodzakelijk is voor een structurele aanpak van oorzaken van armoede, conflict en ongelijkheid en het bevorderen van mensenrechten, stabiliteit en rechtvaardigheid;

constaterende dat Nederland verplichtingen heeft op basis van internationale verdragen om bij te dragen aan de bescherming en bevordering van vrouwenrechten;

verzoekt de regering actief bij te dragen aan de bescherming en bevordering van vrouwen- en mensenrechten wereldwijd door lobby op internationaal niveau als instrument in het beleid voor samenwerking met maatschappelijke organisaties niet uit te sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe, Bamenga en Boswijk.

Zij krijgt nr. 145 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat minister Klever in haar brief heeft aangegeven vrouwenrechten niet langer als beleidsdoel voor ontwikkelingshulp te zien;

constaterende dat Nederland volgens verschillende internationale verdragen gebonden is aan de inzet voor vrouwenrechten;

verzoekt de regering om vrouwenrechten als beleidsdoel te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe, Bamenga en Boswijk.

Zij krijgt nr. 146 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de OESO tegenstander is van gebonden hulp omdat gebonden hulp de effectiviteit van hulp vermindert en de kosten voor ontwikkelingslanden verhoogt;

verzoekt de regering om ontwikkelingshulp via alle bestaande kanalen te blijven verstrekken en daarnaast het beleid met betrekking tot ongebonden hulp voort te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.

Zij krijgt nr. 147 (36180).

Dank u wel.

Mevrouw Dobbe (SP):

Is dit dan echt het moment? Is dit echt het laatste debat dat wij hebben met mevrouw Kamminga? Dan zou ik haar ook van harte willen danken voor de goede samenwerking en de goede debatten die we samen hebben gevoerd.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dobbe. Het woord is aan de heer Ceder, ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan mevrouw Kamminga voor de fijne samenwerking. Ik hoop dat ze als afscheidscadeau voor vele moties gaat stemmen. Dan kan ze het beleid nog in de goede richting proberen bij te sturen.

Voorzitter, ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 84% van de wereldbevolking zich identificeert als religieus;

constaterende dat religie en lokale religieuze actoren een effectieve rol (kunnen) spelen als het gaat om zaken als vredesopbouw, noodhulp en stabiliteit;

verzoekt de regering om bij het buitenlands en ontwikkelingsbeleid, waar relevant en voortbouwend op de bestaande kennis en kunde, structureel de samenwerking op te zoeken met religieuze actoren om zodoende de effectiviteit en duurzaamheid van het Nederlandse buitenlandbeleid te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 148 (36180).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensen met een beperking niet worden meegenomen in de beleidsbrief over ontwikkelingshulp;

constaterende dat wereldwijd 1,3 miljard mensen een beperking hebben en dat naar schatting 80% daarvan in lage- en middeninkomenslanden woont;

overwegende dat de ILO heeft berekend dat 3% tot 7% van het bnp verloren gaat door het uitsluiten van mensen met een beperking;

overwegende dat mensen met een beperking tot twintig jaar eerder overlijden door slechte toegang en discriminatie in gezondheidszorg;

verzoekt de regering om de toegang voor mensen met een beperking tot door Nederland gefinancierde interventies onder de sectoren water, voedsel en gezondheid aantoonbaar te garanderen, en hierover in gesprek te blijven met de relevante organisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Bamenga.

Zij krijgt nr. 149 (36180).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Veel succes en zegen voor mevrouw Kamminga.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Hirsch, GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sectorale multistakeholdersamenwerking tussen bedrijfsleven, sociale partners en maatschappelijke organisaties de effectiefste manier is om te voldoen aan (aankomende) imvo-wet- en regelgeving;

constaterende dat sociale partners bij de SER een standaardmodel hebben ontwikkeld zodat dit snel van start kan;

constaterende dat het kabinet de combitracks wil versterken in landen waar duurzame economische ontwikkeling en Nederlands verdienvermogen elkaar kunnen versterken;

verzoekt het kabinet om bij de nog te verdelen ruimte op artikel 1 middelen te besteden aan dit toekomstmodel voor sectorale samenwerking, en vakbonden en maatschappelijke organisaties te betrekken bij de combitracks,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch en Ceder.

Zij krijgt nr. 150 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dit kabinet het budget voor vrouwenrechten (artikel 3.2) op nul zet;

overwegende dat de motie-Kamminga (36180, nr. 111) en de toezegging aan meneer Bamenga (TZ202504-026) vragen om een inzet van het kabinet op vrouwenrechten;

overwegende dat landen waar vrouwenrechten zijn geborgd, stabieler, welvarender en veiliger zijn, wat ook in het Nederlands belang is;

verzoekt de regering om het budget voor vrouwenrechten (artikel 3.2) in stand te houden, hiervoor structureel 30 miljoen beschikbaar te houden, en dit te dekken uit artikel 4.3,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch, Bamenga, Boswijk, Dobbe en Teunissen.

Zij krijgt nr. 151 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet wil samenwerken met Nederlandse bedrijven voor ontwikkelingsdoelen;

overwegende dat de regering verwacht dat Nederlandse bedrijven zich aan OESO-richtlijnen houden;

constaterende dat er alleen een bijdrage kan worden geleverd aan ontwikkeling als bedrijven handelen volgens de OESO-richtlijnen;

verzoekt het kabinet om het naleven van de OESO-richtlijnen als voorwaarde op te nemen voor bedrijven om ODA te ontvangen, en hier jaarlijks over te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch en Ceder.

Zij krijgt nr. 152 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de effecten van de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking niet zijn doorgerekend, terwijl de minister aankondigde dit wel te doen;

overwegende dat de bezuinigingen effect hebben op mensen wereldwijd, en op de Nederlandse handelseconomie en werkgelegenheid;

verzoekt de regering de binnenlandse en buitenlandse effecten van de bezuinigingen kwalitatief en kwantitatief te laten meten, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch, Bamenga, Boswijk, Dobbe, Ceder, Stoffer, Teunissen, Van Baarle en Koekkoek.

Zij krijgt nr. 153 (36180).

En dat ook nog eens allemaal bijna binnen twee minuten.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Mag ik ook even mevrouw Kamminga bedanken?

De voorzitter:

Zeker! Ga uw gang.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Ik ga mevrouw Kamminga bedanken. Ik heb heel veel van u geleerd. Ik hoop dat we elkaar op de een of andere manier nog tegenkomen als u burgemeester van Groningen bent, misschien via het handelsdossier.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Van Baarle, DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in de beleidsbrief Ontwikkelingshulp het beleid vernauwt tot drie Europese nabuurregio's;

overwegende dat ontwikkelingshulp zowel universeel als gericht op de meest behoeftigen hoort te zijn, zonder onderscheid op basis van geografische nabijheid of een potentieel handelsbelang;

verzoekt de regering om de ontwikkelingshulp niet te vernauwen tot Europese nabuurregio's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 154 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in de beleidsbrief Ontwikkelingshulp het beleid vernauwt tot drie Europese nabuurregio's en het beleid meer richt op het economisch belang van Nederland;

van mening dat ontwikkelingshulp primair gericht moet zijn op het helpen van de allerarmste en de meest kwetsbare mensen;

verzoekt de regering om als primair doel van het ontwikkelingshulpbeleid het helpen van de allerarmste en meest kwetsbare mensen te hanteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 155 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de IPC en het World Food Programme waarschuwen dat bijna 71.000 kinderen onder de 5 jaar in Gaza aan acute ondervoeding lijden;

constaterende dat 14.000 van deze kinderen als "ernstig acuut ondervoed" zijn geclassificeerd;

constaterende dat aanvullend 17.000 zwangere vrouwen in Gaza acuut ondervoed zijn en het inhumaan is hoe weinig humanitaire hulp Israël op dit moment toelaat;

verzoekt de regering om consequent en actief aan de Israëlische regering over te brengen dat Nederland het veroordeelt dat Israël onvoldoende humanitaire hulp toelaat tot Gaza,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 156 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de IPC en het World Food Programme waarschuwen dat bijna 71.000 kinderen onder de 5 jaar in Gaza aan acute ondervoeding lijden;

constaterende dat 14.000 van deze kinderen als "ernstig acuut ondervoed" zijn geclassificeerd;

constaterende dat aanvullend 17.000 zwangere vrouwen in Gaza acuut ondervoed zijn en het inhumaan is hoe weinig humanitaire hulp Israël op dit moment toelaat;

verzoekt de regering om de Nederlandse bijdrage aan humanitaire hulp voor de ondervoede kinderen in Gaza te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 157 (36180).

Dank u wel.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik sluit mij bij alle voorgaande sprekers aan die mevrouw Kamminga bedanken voor de samenwerking. Namens de fractie van DENK wens ik haar ontzettend veel succes bij haar volgende functie.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw De Korte, Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw De Korte (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Namens Nieuw Sociaal Contract twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister in de beleidsbrief aangeeft dat zij de verbinding tussen hulp en handel wil bevorderen door het Nederlandse bedrijfsleven sterker te betrekken in de totstandkoming en implementatie van (ontwikkelings)projecten, voor het creëren van handelskansen, bijvoorbeeld door de opschaling van publiek-private programma's met het Nederlandse bedrijfsleven;

constaterende dat experts vanuit het bedrijfsleven stellen dat de inzet van de kennis en ervaring van maatschappelijke organisaties voor ketentransparantie zorgt, kostenbesparend werkt, reputatierisico's helpt te beperken en bijdraagt aan effectieve financiële risicoprofilering, en dit handelskansen bevordert;

verzoekt de regering om binnen het nieuwe subsidiekader van alle programma's voor ontwikkelingshulp de maatschappelijke organisaties een belangrijke rol te geven, omdat hun kennis en ervaring essentieel zijn voor de Nederlandse handel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Korte en Ceder.

Zij krijgt nr. 158 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de beleidsbrief Ontwikkelingssamenwerking niet gesproken wordt over het recht op leefbaar loon, zoals omschreven in artikel 23 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens;

overwegende dat het leefbaar loon als minimale vorm van bestaanszekerheid een essentiële basis vormt voor de verdere ontwikkeling van mensen in ontwikkelingslanden;

verzoekt de regering om het recht op leefbaar loon, zoals omschreven in artikel 23 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, voor mensen die op lokaal niveau werkzaam zijn voor organisaties expliciet en integraal als ambitie op te nemen in de nieuwe subsidiekaders van alle programma's voor ontwikkelingshulp en onderwerp van gesprek te maken in alle verdere samenwerkingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Korte.

Zij krijgt nr. 159 (36180).

Dank u wel.

Mevrouw De Korte (NSC):

Ook vanaf deze plek wil ik mevrouw Kamminga heel erg bedanken voor de samenwerking. Heel veel succes met uw nieuwe baan!

De voorzitter:

U heeft één interruptie van mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ik hoor mevrouw De Korte praten over het recht op leefbaar loon. Ze zei dat dit ook gevolgen zou moeten hebben voor het beleid dat door Nederland wordt gevoerd. Dat kan ik helemaal steunen. Alleen, er zijn nog meer rechten, bijvoorbeeld de rechten van vrouwen: vrouwenrechten. Die worden in dit beleid volledig geschrapt. Hoe kijkt mevrouw De Korte daarnaar? En is zij bereid om een motie te maken waarin precies met deze bewoordingen ook vrouwenrechten worden genoemd?

Mevrouw De Korte (NSC):

Er zijn heel veel verdragen en mensenrechten. We wilden nu specifiek het leefbaar loon eruit halen, omdat het echt belangrijk is voor de ontwikkeling van het land om een leefbaar loon te hebben. Dat is niet alleen loon om eten te kopen, maar ook om bijvoorbeeld scholing voor de kinderen te verzorgen. Daarom hebben we hiervoor gekozen. We kunnen allerlei verdragen gaan aanhalen, ook voor vrouwen, maar daar hebben we nu niet voor gekozen. We kijken even of we uw motie kunnen steunen.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan naar de heer Ram. Hij spreekt namens de Partij voor de Vrijheid.

De heer Ram (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ontwikkelingshulp aantoonbaar in het economische belang moet zijn van Nederland;

verzoekt de regering om bij ontwikkelingsprojecten actief het Nederlandse bedrijfsleven en met name het mkb te betrekken, met als doel dat dit structureel werk en inkomsten oplevert voor deze bedrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ram.

Zij krijgt nr. 160 (36180).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het huidige financieringsbeleid voor bedrijven die actief zijn in ontwikkelingslanden te traag, te versnipperd en te bureaucratisch is;

overwegende dat slimme combinaties van hulpinstrumenten, zoals concessionele leningen, garanties en exportkredieten, de handel kunnen vergroten;

verzoekt de regering om financieringsinstrumenten voor projecten in ontwikkelingslanden drastisch te vereenvoudigen en nadrukkelijk te koppelen aan Nederlandse bedrijven, Nederlandse handel, afzetmarkten, producten en diensten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ram.

Zij krijgt nr. 161 (36180).

De heer Ram (PVV):

En dan de laatste motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat migratiesamenwerking essentieel is voor het terugdringen van illegale migratie;

verzoekt de regering om te onderzoeken of ontwikkelingshulp aan landen afhankelijk te maken is van hun bereidheid om eigen onderdanen terug te nemen, om daarmee het Nederlandse migratiebelang te dienen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ram.

Zij krijgt nr. 162 (36180).

Eén interruptie van mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ik heb een vraag over de eerste motie van de heer Ram. De precieze woorden kan ik niet reproduceren, maar die motie komt erop neer dat Nederlandse bedrijven moeten profiteren van ontwikkelingshulp. Dat klopt, hè? Ik vraag mij af: vindt de heer Ram dit nog steeds zo'n goed idee op het moment dat blijkt dat daardoor de ontwikkelingshulp duurder of minder effectief wordt omdat er dan bijvoorbeeld producten en diensten worden geleverd die niet echt nodig zijn of die op een andere manier veel beter ingekocht kunnen worden?

De heer Ram (PVV):

Het doel van dit beleid is dat je handel en ontwikkelingshulp combineert. Met andere woorden, je helpt hiermee ontwikkelingslanden via ontwikkeling een middeninkomensland te worden. Dat is ons doel met het betrekken van het bedrijfsleven. Ik denk dat er heel veel expertise is bij het Nederlandse bedrijfsleven om goede afzetmarkten te creëren, maar ook om werkgelegenheid te creëren. Daar zien wij tal van voorbeelden van. Ik deel uw pessimisme dus niet.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we ...

De heer Ram (PVV):

Voorzitter, zou ik ook nog een bedankwoordje mogen uitspreken?

De voorzitter:

Gaat uw gang, gaat uw gang.

De heer Ram (PVV):

Ik wil mevrouw Kamminga vanaf hier bedanken voor de prettige samenwerking. Mevrouw Kamminga wordt burgemeester van mijn woonplaats, Groningen. Ik kom zelf ook uit de raad. U gaat naar een hele actieve, betrokken raad en daarnaast naar een hele dynamische stad met veel uitdagingen. Ik wens u dus veel succes, maar ook veel wijsheid.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ram. Er kan er eigenlijk maar één de laatste zijn: mevrouw Kamminga, VVD.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Voorzitter, dank. Ik voel me bijna een beetje bezwaard, want het lijkt wel alsof het tweeminutendebat er speciaal voor mij nog in gekomen is op de vrijdagmiddag — het stond niet op het donderdagschema — speciaal zodat ik hier nog even kon staan en afscheid van u kon nemen. Ik dacht in alle oprechtheid dat ik dat al had gedaan, maar wederom dank voor de mooie en aardige woorden. Net zoals velen zeiden dat ze veel van mij hebben geleerd, heb ik ook veel van u geleerd. We waren het niet altijd eens in deze commissie, maar we deelden wel de bevlogenheid om te kijken hoe we er het beste van konden maken met de middelen die er waren en, in sommige gevallen, om te kijken of er niet wat meer middelen bij konden. Nogmaals, ik verwacht zomaar dat diezelfde discussies de komende jaren zullen worden voortgezet, maar dan zonder mij. Maar ik zal dit natuurlijk zeker blijven volgen, ook vanuit mijn nieuwe ambt. Ik heb mijn afscheid nu ook echt aangekondigd: 3 juni, dinsdag na de stemmingen, neem ik afscheid. Ik heb wel geconstateerd, met alle moties, dat iedereen ook vandaag weer z'n best heeft gedaan om dat zo lang mogelijk uit te stellen, want het belooft aanstaande dinsdag toch weer een lange stemmingsronde te zijn.

Voordat ik mijn tijd opmaak, heb ik toch ook nog een motie. Een van de dingen waarvoor ik me altijd heb ingezet is het volgende. Ik vond dat de ontwikkelingshulp echt beter kon, gerichter kon, specifieker kon. Daar is deze minister ook echt mee aan de slag gegaan. Maar ik heb wel ook altijd gezegd dat een aantal thema's niet tussen wal en schip mogen vallen. Ik weet dat een aantal in uw Kamer zeggen: aandacht voor vrouwenrechten of voor rechten van andere minderheden kan alleen maar door een specifiek begrotingsartikel te hebben. Daar geloof ik niet zo in, maar ik geloof er wel in dat die aandacht geborgd moet worden. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat stabiliteit en veiligheid in kwetsbare regio's essentieel zijn voor de Nederlandse en Europese veiligheid en welvaart;

constaterende dat een gebrek aan goed bestuur en het schenden van mensenrechten, in het bijzonder die van vrouwen en minderheden, aantoonbaar bijdragen aan instabiliteit, conflicten en extremisme;

overwegende dat investeringen in goodgovernanceprojecten en de bevordering van mensenrechten, waaronder vrouwenrechten en de rechten van andere minderheden, duurzame stabiliteit en veiligheid bevorderen;

verzoekt de regering om binnen het artikel Veiligheid en stabiliteit nadrukkelijk aandacht en middelen beschikbaar te stellen voor goodgovernanceprojecten en de rechten van vrouwen en andere minderheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kamminga en De Korte.

Zij krijgt nr. 163 (36180).

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Mevrouw Kamminga en ik zijn het vaak eens over het doel, maar niet altijd over de middelen. Dit is ook zo'n voorbeeld, dus ik heb toch een vraag aan mevrouw Kamminga. Vrouwenorganisaties pleiten zelf voor het zelf kunnen bepalen waarop zij hun tijd en focus richten. Daarom is er dat ene artikel, artikel 3.2, waarin specifiek staat dat vrouwen zelf kunnen bepalen voor welke rechten zij gaan staan. Als ze dat voor stabiliteit doen, moeten ze dat ook zeker doen. Waarom kiest mevrouw Kamminga ervoor om het per se binnen één artikel te doen, waaraan een heel duidelijk andere doelstelling verbonden is dan vrouwenrechten per se, oftewel het versterken van de positie van vrouwen, en kiest ze er niet voor om dat ene artikel dat er wel is, te vullen met middelen zodat vrouwen zelf kunnen bepalen waar ze voor gaan staan?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dit is inderdaad een discussie die mevrouw Hirsch en ik wat vaker hebben gehad. Dan blijf ik het toch maar herhalen: voor mij gaat het erom dat we moeten oppassen dat we iedere keer al die individuele projecten versnipperd gaan doen en dat we overal losse projecten hebben. Daar geloof ik echt gewoon minder in. Ik geloof er veel meer in dat dit soort zaken onderdeel zijn van een breder geheel. Het gaat mij niet alleen om het artikel waarvoor ik hier aandacht heb gevraagd. Mevrouw Hirsch weet dat ik ook aandacht heb gevraagd voor het artikel over de gezondheidszorg, om daar ook specifieker aandacht voor te krijgen. Dat heeft de minister ook toegezegd. Voor mij gaat het erom dat als we dingen doen, we goed kijken naar wat er nodig is om het verder te brengen. Ik denk dat we moeten blijven staan voor deze specifieke thema's, vrouwenrechten, maar ook de rechten van minderheden, of het nou om lhbtiq gaat of om christenen of om andere minderheden van andere geloven, maar dat kan wat mij betreft het beste en het meest effectief als het in een context past van projecten die we al doen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kamminga. Ik schors tot 20.50 uur voor de beantwoording van de zijde van het kabinet.

De vergadering wordt van 20.34 uur tot 20.50 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de beantwoording van de zijde van het kabinet. Ik geef daarvoor het woord aan de minister.

Minister Klever:

Voorzitter, dank. Ik heb 26 moties.

De motie op stuk nr. 140, van de heer Boswijk, inzake het Civic Space Fund moet ik ontraden op het onderdeel dat gaat over het behoud van dat Civic Space Fund.

De motie op stuk nr. 141, van de heer Boswijk, inzake de informele zaaizaadsector is overbodig. We zijn het volledig met elkaar eens en we doen dit al.

De voorzitter:

Die is overbodig. Dan de motie op stuk nr. 142.

Minister Klever:

Dan de motie op stuk nr. 142, van de heer Bamenga, over het in stand houden van het Grote Merenprogramma. Zoals de heer Bamenga weet, heb ik een forse bezuinigingsopdracht. Ik moet 2,4 miljard bezuinigen op ontwikkelingshulp. Er moeten keuzes gemaakt worden. Daarom moet ik deze motie ontraden. Ik zeg u wel toe dat wij de afbouw zorgvuldig zullen doen.

De voorzitter:

Deze motie is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 143.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 143, van de heer Bamenga, gaat over onderwijs in humanitaire settings. Zoals de heer Bamenga weet, zijn er momenteel grote tekorten in het financieren van humanitair hulp, onder andere door het wegvallen van USAID. We leggen daarom de focus op levensreddende hulp. Waar we kunnen, geven we onderwijs, zoals bijvoorbeeld in het PROSPECTS-programma. Daarom moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 143 is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 144.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 144, over het WorldCoaches-programma, moet ik ontraden om dezelfde reden. Ik moet bezuinigen. Ik moet focus aanbrengen in het ontwikkelingshulpbeleid.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 145.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 145, over blijven inzetten op lobby: ontraden met verwijzing naar het debat over het maatschappelijk middenveld en het debat over de beleidsbrief.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 145 is ontraden.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 146 moet ik ook ontraden. Ook hier geldt: ik heb een bezuinigingsopdracht; ik moet scherpe keuzes maken. Ik houd aandacht voor vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen. Dat doe ik vanuit de thema's en de belangen vanuit mijn beleidsbrief. Dat doe ik niet meer apart, maar daar blijft via de thema's wel aandacht voor.

De voorzitter:

We doen één vraag, maar geen heropening van het debat, zeg ik tegen mevrouw Dobbe. Gaat uw gang.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dat klopt. De minister interpreteerde de motie op stuk nr. 145 als blijven inzetten op lobby, maar hier staat "om lobby niet uit te sluiten". Ik heb nagedacht over mijn woordkeuze, om de minister te helpen.

De voorzitter:

En de vraag?

Mevrouw Dobbe (SP):

Die is om opnieuw te kijken naar de appreciatie van deze motie met de woorden "niet uit te sluiten" in gedachten.

De voorzitter:

Is de minister daartoe bereid?

Minister Klever:

Ik snap wat mevrouw Dobbe vraagt, maar ik moet scherpe keuzes maken vanwege de bezuinigingen. Daarom heb ik besloten om geen lobby meer te financieren. De motie blijft dus ontraden.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 147.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 147, van mevrouw Dobbe, moet ik ook ontraden, onder verwijzing naar mijn beleidsbrief en het debat.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 148.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 148: oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 149.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 149. Dit doen we al, dus de motie is overbodig.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 149 is overbodig. Dan de motie op stuk nr. 150.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 150. Die gaat over ruimte op artikel 1 voor combitracks. Ik ben het met mevrouw Hirsch eens dat multistakeholdersamenwerking een effectieve manier is om te voldoen aan de aankomende wet- en regelgeving op het gebied van imvo. Wij faciliteren al sectorale multistakeholderinitiatieven bij de SER. Zo is er net een samenwerking gestart voor de natuursteensector en verkennen we de sectorale samenwerking op het gebied van de textielsector. Ook kijken we naar mogelijkheden voor de metaalsector en de waterstofsector. Daarop ligt nu de focus. Daarnaast is er budget voor een pilot voor het toekomstmodel. Daarbinnen gaan we de aanpak testen en faciliteren. Ik wil klein beginnen en de effectiviteit testen voordat ik meer geld ga reserveren voor een nieuwe aanpak. Ik ben het dus eens met het idee, maar het is ontijdig.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 150 is ontijdig. Mevrouw Hirsch, één vraag.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Ja, één vraag. De SER is naar mijn weten al ruim vijf jaar bezig met deze convenanten. Ik vraag dus toch aan de minister om even beter uit te leggen wat zij bedoelt met testen. De textielsector heeft zelfs al een aantal convenanten gesloten. Dit is gewoon een heel duidelijk signaal op basis van de ervaring uit het verleden, namelijk: minister, zet hiermee door bij artikel 1. Ik snap dus niet helemaal waarom het ontijdig is als er al heel duidelijk bewijs is dat deze convenanten functioneren.

Minister Klever:

De natuursteensector is net gestart. We zijn nog aan het kijken naar mogelijkheden in de metaalsector en de waterstofsector. Ik sta er ook niet negatief tegenover, maar ik wil het wel stap voor stap doen. De motie is gewoon nog net iets te vroeg.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 150: ontijdig. Dan de motie op stuk nr. 151.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 151 moet ik ontraden, onder verwijzing naar het debat.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 151 is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 152.

Minister Klever:

Dan de motie op stuk nr. 152, over de OESO-richtlijnen. We doen dit al. Bedrijven die gebruik willen maken van het bedrijfsleveninstrumentarium moeten op dit moment al verklaren dat ze de OESO-richtlijnen toepassen. Een jaarlijkse rapportage daarover levert weinig inzichten op en brengt enorme administratieve lasten met zich mee. Daarom moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 152 is ontraden.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Uit onderzoeken van voorgangers van de minister is gebleken dat een relatief klein deel van het Nederlandse bedrijfsleven de OESO-richtlijnen onderschrijft. Juist daarom vraag ik om de rapportage, omdat ik mij wel zorgen maak over het aantal bedrijven, zeker met de nieuwe inzet van het kabinet. Waarom kan de minister mij niet toezeggen dat zij hier wel degelijk over rapporteert, juist vanuit de zorg dat een minderheid van de bedrijven op dit moment de OESO-richtlijnen onderschrijft?

Minister Klever:

Die analyse deel ik niet. Bedrijven moeten verklaren dat ze zich aan die richtlijnen houden. Als ze zich daar niet aan houden, kan het betekenen dat de ondersteuning beëindigd wordt. Uiteindelijk dragen bedrijven er zelf verantwoordelijkheid voor. Op dat onderdeel ben ik het dus met haar eens. Maar een jaarlijkse rapportage brengt echt een enorme administratieve last met zich mee en levert echt weinig inzichten op.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 153.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 153 moet ik ontraden. Ik heb u in het debat al toegezegd dat de OESO-rapportage naar de Kamer gestuurd wordt. Daarin wordt ingegaan op de bezuinigingen op ontwikkelingshulp. Verder zullen we in de begroting en in het jaarverslag blijven rapporteren over het beleid en de aanpassingen daarin, waaronder de bezuinigingen.

De voorzitter:

Een hele korte vraag van mevrouw Hirsch.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

In een eerder debat heeft de minister letterlijk gezegd: "De invulling van de bezuiniging komt in de beleidsbrief van begin 2025. Daarin zal ik ook de effecten aangegeven." Dat heeft zij zelf toegezegd. De minister heeft dat in die beleidsbrief in ieder geval niet gedaan. Ik vraag in deze motie om dat alsnog te doen. Ik vind het jammer dat er zo negatief wordt geapprecieerd. De hele oppositie vraagt hierom. Kan ik dan ten minste een toezegging van de minister krijgen dat zij haar belofte tijdens de begrotingsbehandeling nakomt?

Minister Klever:

Wij rapporteren in de begroting. In het jaarverslag wordt gerapporteerd over het beleid. De OESO-rapportage stuur ik naar uw Kamer. Maar wat u in de motie vraagt, is ongelofelijk veel. U vraagt naar binnenlandse en buitenlandse effecten. Ik moet de motie dus ontraden.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 154.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 154 moet ik ontraden, onder verwijzing naar de beleidsbrief en het debat.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 155.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 155 is overbodig. De officiële ODA-doelstelling blijft gewoon overeind. Nederland blijft zich inzetten voor sociaal-economische ontwikkeling van lage-inkomenslanden en middeninkomenslanden. Ook helpen we mensen in nood. Dat staat op pagina 2 van mijn beleidsbrief. De motie is dus overbodig.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 155: overbodig. Dan de motie op stuk nr. 156.

Minister Klever:

Dan de motie op stuk nr. 156. Het kabinet veroordeelt de blokkade en vindt dat die indruist tegen het internationaal recht. Het heeft grote zorgen over de situatie. Dit wordt frequent aangekaart bij de Israëlische regering, ook door onze ambassadeurs. Deze motie is dus overbodig.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 156: overbodig. Dan de motie op stuk nr. 157.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 157 verzoekt de regering om de Nederlandse bijdrage aan humanitaire hulp voor de ondervoede kinderen in Gaza te vergroten. Dat doen wij dit jaar via een nieuw programma met UNICEF. Die motie is dus overbodig.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 157: overbodig. Dan de motie op stuk nr. 158.

Minister Klever:

Dan de motie op stuk nr. 158, over het subsidiekader combibeleid. Dit doen we ook al. Deze motie is ook overbodig.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 158: overbodig. Dan de motie op stuk nr. 159.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 159 is een heel breed gedefinieerde motie. Ik wil mevrouw De Korte vragen om er een hele kleine aanpassing, een verduidelijking, in te zetten. Als zij "binnen het combibeleid" kan toevoegen aan het verzoek — dan staat er dus "(…) in de nieuwe subsidiekaders van alle programma's voor ontwikkelingshulp binnen het combibeleid (…)" — kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Mevrouw De Korte, bent u daartoe bereid?

Mevrouw De Korte (NSC):

Daar ben ik toe bereid.

De voorzitter:

Dan zien wij een wijziging van de motie graag tegemoet, en dan krijgt deze na wijziging oordeel Kamer.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 160 van de heer Ram is overbodig. Dit is exact wat ik heb aangekondigd in mijn beleidsbrief en ik ben blij dat de heer Ram het met mij eens is.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 160: overbodig. De motie op stuk nr. 161.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 161: idem. Dit is ook onderdeel van mijn ontwikkelingsbeleid, dus deze is overbodig.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 162, van de heer Ram.

Minister Klever:

De motie op stuk nr. 162: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 162: oordeel Kamer. De heer Ram interrumpeert, denk ik, nog op de vorige appreciatie.

De heer Ram (PVV):

Ik heb een vraag over de motie op stuk nr. 161. Er zijn enorm veel verschillende financieringsinstrumenten. Exportkredietverzekeringen liggen bij Financiën. Invest International en RVO liggen bij EZ. Het is enorm versnipperd. Ik wil daar graag wat stroomlijning in aanbrengen. De minister geeft aan dat ze daarnaar kijkt, maar wanneer krijgen wij dan als Kamer iets te horen over die stroomlijning? Wilt u wellicht toezeggen om in het najaar met een beleidsbrief te komen?

Minister Klever:

Zoals u weet, wordt het ontwikkelingshulpbeleid over een grote breedte aangepast. Daar is dus heel veel werk aan. De motie vraagt om het financieringsintrumentarium te vereenvoudigen en nadrukkelijk te koppelen aan Nederlandse bedrijven, handel, afzetmarkten en diensten. Dat is nou exact wat we doen. Wanneer ik u daarover informeer, kan ik op dit moment niet zeggen. Dan zou ik eventjes ruggespraak moeten houden over hoe of wat. Maar het is onderdeel van het beleid.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 161 is overbodig. We gaan, tot slot, naar de motie van mevrouw Kamminga. Dat is de motie op stuk nr. 163.

Minister Klever:

Mevrouw Kamminga vraagt om binnen het artikel stabiliteit en veiligheid nadrukkelijk aandacht en middelen beschikbaar te hebben voor goodgovernanceprojecten en voor de rechten van vrouwen en andere minderheden. Mijn inzet op hulp voor veiligheid en stabiliteit richt zich ook op het aanpakken van problemen die de veiligheid in het land, en dus ook onze veiligheid, vergroten. Onderdeel van de inzet is nu reeds aandacht voor goed bestuur en voor de positie van kwetsbare groepen, waaronder vrouwen en meisjes. De motie is dus overbodig; ik doe dat al. Maar omdat het mevrouw Kamminga haar laatste debat is en we heel prettig hebben samengewerkt, zal ik voor deze keer een overbodige motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Zeer genereus.

Minister Klever:

Ik wil mevrouw Kamminga bedanken voor de fijne samenwerking, en haar heel veel succes wensen in haar nieuwe baan als burgemeester van Groningen.

De voorzitter:

Dank u wel. De motie op stuk nr. 163: oordeel Kamer.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Ik dank de minister voor haar aanwezigheid en ik dank de aanwezige leden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors enkele ogenblikken, tot het volgende tweeminutendebat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven