4 Vragenuur: Vragen Vedder

Vragen van het lid Vedder aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht "Blauwtong rukt op, een vaccin is er niet: 'We zullen dit moeten ondergaan'".

De voorzitter:

Ik heet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte welkom. Ik nodig mevrouw Vedder van het CDA uit om haar mondelinge vraag te stellen aan de minister over het bericht "Blauwtong rukt op, een vaccin is er niet: 'We zullen dit moeten ondergaan'".

Mevrouw Vedder (CDA):

Dank, voorzitter. Voor de kijkers thuis: blauwtong is geen vis, maar een hele vervelende ziekte, die koeien, schapen en geiten treft. Voor een boer is er weinig erger dan machteloos te moeten toekijken hoe je dieren ziek worden en onder je handen vandaan ertussenuit glippen, terwijl je weet dat er ondanks alles wat je probeert om je dieren erdoorheen te slepen, geen behandeling bestaat. Er is ook geen manier om je dieren te behoeden voor die blauwtong.

Blauwtong grijpt op dit moment hard om zich heen en ik houd mijn hart vast, omdat ik weet hoeveel houders van schapen, geiten en koeien hiervan wakker liggen. Toevallig zijn er vandaag ook een aantal van die mensen hier in ons huis.

Als politicus vrees ik dat mij neerleggen bij een situatie met zo weinig handelingsperspectief niet mijn sterkste kant is. Daarom heb ik de volgende vragen aan minister Adema.

Vier weken geleden heb ik in een debat gevraagd naar de beschikbaarheid van vaccins tegen blauwtong. Inmiddels weten we dat er tegen dit type 3 in Nederland geen toegelaten vaccin is, maar dat er wellicht wel een werkend vaccin in Zuid-Afrika is. Wat doet de minister om dit vaccin zo snel mogelijk in Nederland toegelaten te krijgen? Zou het bijvoorbeeld met een spoedprocedure mogelijk zijn dit middel beschikbaar te hebben voordat — en dat kunnen we toch wel verwachten — de tweede golf in het voorjaar losbarst, als het warmer wordt en de knoeten uit hun winterslaap komen?

Adema:

Blauwtong is verschrikkelijk. Ik ben de afgelopen week op een agrarisch bedrijf geweest. Ik heb het van dichtbij meegemaakt. Ik ben daar echt ontdaan vandaan gekomen. Als je ziet hoe de dieren lijden, uiteindelijk met de dood daaropvolgend ... Je staat er machteloos bij, want je kunt niks. Het is voor de dieren verschrikkelijk en het is voor de houders verschrikkelijk. Mevrouw Vedder wees er al op: er zijn hier mensen aanwezig van LTO Noord, boeren uit het noorden. Daar is het nog niet zo ver doorgedrongen als in het westen van het land. Maar ik kan me voorstellen dat je als boer, als je dieren het nog niet hebben, je hart vasthoudt voor wat er gaat gebeuren. Dat zal misschien ook gelden voor de mensen op de tribune. Ik zal het maar zeggen in de tweede rijkstaal: in protte sterkte tawinske.

Mevrouw de voorzitter. Op dit moment zijn er 577 gevalideerde locaties waar blauwtong heerst. Dat aantal groeit enorm. Een paar dagen geleden zaten we nog op 300. Dat betekent dat we verwachten dat de komende periode de blauwtong nog verder om zich heen zal grijpen. We hebben op dit moment geen mogelijkheden. Er zijn wel een paar dingen die boeren kunnen doen, zoals dieren op tijd naar binnen brengen, bijvoorbeeld vóór zonsondergang, en ventilatoren installeren, maar het is eigenlijk allemaal dweilen met de kraan open. Het enige wat goed zou kunnen helpen, is inderdaad de komst van een vaccin. Daar moet haast mee worden gemaakt. Mevrouw Vedder wijst op een vaccin in Afrika. Dat zou een mogelijkheid kunnen zijn. Dat vaccin is op dit moment al in onderzoek. Er wordt gekeken naar de veiligheid van het specifieke vaccin. We willen namelijk voorkomen dat met een vaccin ook andere typen blauwtong binnengelaten worden. Dat is onder andere in 2006-2008 gebeurd. Toen waren er twee typen blauwtong en toen kwam er een derde type bij, mede door het vaccineren. Het moet dus volstrekt veilig zijn. Daar wordt op dit moment onderzoek naar gedaan. Wij vragen aan de fabrikant van dat vaccin om ons gegevens aan te leveren, zodat we zo snel mogelijk het veiligheidsonderzoek kunnen doen.

Daarnaast is een aantal farmaceuten heel druk bezig om te kijken of ze een vaccin kunnen vinden tegen blauwtong. Voor serotype 3 zijn er geen vaccins, maar voor andere serotypes zijn ze er wel. Dat betekent dat het ontwikkelen van een nieuw vaccin misschien vrij snel kan. Dat gaan we ook doen. Op die manier proberen we zo snel mogelijk met een vaccin te komen. Het is natuurlijk wel aan het bedrijfsleven om daar zo snel mogelijk mee te komen. Maar nogmaals, wij stimuleren dat. Wij zijn druk bezig om dat zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen.

De voorzitter:

Misschien is het goed als mevrouw Vedder de kans krijgt om nog aanvullende vragen te stellen. Gaat uw gang.

Mevrouw Vedder (CDA):

Ik had het antwoord niet anders verwacht van minister Adema. Ik weet dat hij net zo'n doener is als ik. Maar ik hou wel zorgen. Zijn we wel op tijd? We hebben nu te doen met deze uitbraak. Het is verschrikkelijk hoe mensen toe moeten kijken. De rest van Nederland moet in spanning afwachten: gaat het ons huis voorbij, of niet? Op een gegeven moment wordt het winter, en dan begint de cyclus hoogstwaarschijnlijk weer opnieuw. Ik zou de minister echt op het hart willen drukken om alles op alles te zetten om ervoor te zorgen dat we een vaccin in huis hebben, voordat dat zover is.

Ik heb nog een aantal vragen over de toekomst. Ik vraag mij af of inmiddels bekend is hoe dit virus in Nederland terecht is gekomen. Het blijkt niet verwant te zijn aan de uitbraak in Italië van type 3. In tegenstelling tot 2012 is het ook niet uit het zuiden komen oprukken; het was er gewoon ineens, midden in het land. Als dat nog niet bekend is, wordt dit onderzocht? Als het wel bekend is, biedt die kennis dan handvatten om zo'n uitbraak in de toekomst mogelijk te voorkomen? We zien de verspreiding een beetje hand in hand gaan met waterrijke gebieden. Het kan zo zijn dat het van invloed is op verspreiding. Maar de vraag is vooral: hoe zorgen we ervoor dat het ons niet nog een keer overkomt dat we zonder vaccins zitten? Er zijn inderdaad vele types blauwtong. Op dit type was Nederland in ieder geval nog niet voorbereid, waar andere landen dat blijkbaar wel waren. Hoe zorgen we ervoor dat we die witte vlekken in beeld krijgen en daar proactief op gaan voorsorteren? Is de minister hierover al in gesprek met deskundigen? Ik zou hier namelijk niet graag weer staan over twee jaar met hetzelfde verhaal, maar dan over type 7.

Adema:

Natuurlijk zijn we aan het kijken wat de bron is van dit blauwtongvirus, waar dat vandaan komt. Dat is op dit moment nog niet te achterhalen. Het is ook heel complex om dat boven tafel te krijgen. Ten aanzien van de vaccins zeg ik het volgende. Dat vaccin in Afrika — dat zie ik ook in de media voorbijkomen — wordt als hoopvol gezien. Ik hoop dat dat ook kan. We kunnen dat ook versneld toelaten, dus dat is het probleem niet. Ik hoop ook dat de bedrijven, de farmaceuten, snel kunnen opschalen als het kan. We willen het alleen wel veilig doen. Ik noemde al het voorbeeld dat er van 2006 tot 2008 een nieuw blauwtongtype door een vaccin bij gekomen is. Dat wil je ook voorkomen in deze situatie, dus we moeten dit echt op een veilige manier doen. Daar zitten we volstrekt bovenop. Je kunt natuurlijk nooit voorspellen — dat geldt ook voor het Afrikaanse virus — of het hier gaat werken. Je kunt wel zeggen "we leggen pakhuizen vol met vaccins", maar dan zul je zien dat er net weer een ander type ligt waardoor je niet kunt handelen. Gelukkig zijn er blauwtongvaccins. Daardoor kun je ook vrij snel tot een nieuw vaccin komen. Dat voordeel hebben we wel.

Er is een verschil met bijvoorbeeld vogelgriep. Van vogelgriep hebben we afgesproken dat overheden die ziekte bestrijden. Dat was bij blauwtong ook ooit het geval. Inmiddels is blauwtong een meldplichtige ziekte. Dat betekent dat de bestrijding en de uitvoering primair voor rekening zijn van het bedrijfsleven en de houders zelf. Natuurlijk proberen we aan alle kanten te faciliteren dat er zo snel mogelijk vaccins komen, maar het is een andere situatie dan bij bijvoorbeeld vogelgriep, waar de overheid ook zelf bedrijven preventief moet ruimen om ervoor te zorgen dat het zich niet verspreidt. Overigens kan ruimen hier ook niet en heeft dat geen enkele zin, omdat het wordt verspreid via de knut. Maar dat is dus wel een onderscheid tussen deze twee ziekten. Dat maakt ook dat het overheidsoptreden anders is dan in dit geval.

Mevrouw Vedder (CDA):

Ik hoor de minister dus eigenlijk zeggen dat omdat de categorie dierziekte voor de blauwtong is veranderd, ook de rol van de minister anders is voor wat betreft het handelen omtrent het voorkomen van die dierziekte. Dat zet me aan het denken, want volgens mij is dit geen gewenste situatie.

Ik kom nog even terug op de vraag over de beschikbaarheid van vaccins. Ik doelde natuurlijk niet op "pakhuizen vol leggen" — ik begrijp dat dat niet rationeel is — maar er is nu überhaupt geen vaccin beschikbaar. We zouden toch al kunnen inzetten op onderzoek en een toelatingsprocedure, zodat we in ieder geval kunnen starten met de productie op het moment dat we zien dat we een bepaald serotype nodig hebben?

Adema:

Dat type vaccin is er, maar we moeten bekijken of het hier toegepast kan worden en of het aan alle veiligheidseisen voldoet. Wij hebben een bepaalde ervaring met dat vaccin uit 2006-2008. We willen ook niet een nieuw type blauwtongvirus binnenkrijgen met een vaccin. Het is dus geënt op de veiligheidsprocedures. We vragen de leverancier ook om extra informatie, zodat we de veiligheid goed kunnen beoordelen. Op het moment dat het veilig wordt bevonden, kunnen we het ook versneld toepassen. Daar zit het probleem dus niet. We willen wel, gezien de ervaringen uit het verleden met vaccins, zorgen dat het op een veilige manier gebeurt en dat we niet geconfronteerd worden met een extra uitbraak van een ander type virus. Voor de rest geldt inderdaad dat er bedrijven zijn die dit kunnen leveren. Ik kan me voorstellen dat ze ook aan het opschalen zijn — dat gebeurt ook wel — maar het is aan het bedrijfsleven om die voorraden aan te leggen. Dat gaan wij als overheid vanzelfsprekend niet doen. Ik denk dat dat het grootste probleem dus niet is. Het grootste probleem is de toelating: is het veilig genoeg gezien de ervaringen die we hebben?

De voorzitter:

Er is een aantal vervolgvragen. Graag kort en krachtig. Allereerst mevrouw Van der Plas, BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik zou toch wel graag van de minister willen weten wat het tijdpad wordt. Als ik het zo beluister, gaat het vrij lang duren. Boeren verliezen nu duizenden dieren en er is een exportverbod. Dus los van het dierenleed en het menselijk leed, is er ook nog financieel leed. Ik zou de minister willen vragen om hier echt haast mee te maken, want dit gaat straks heel ver en volgens mij is de minister niet duidelijk genoeg geweest. Hoe erg zit de minister op het vaccin uit Afrika? Wanneer kan het hiernaartoe komen? Wanneer zou het toegepast kunnen worden? Want boeren willen hier gewoon duidelijkheid over hebben voordat het echt helemaal uit de hand loopt.

Adema:

Het beeld dat ik er, gezien datgene wat ik gezien heb, niet bovenop zou zitten, om er zo snel mogelijk voor te zorgen dat we een vaccin hebben en dat er geholpen kan worden, bestrijd ik ten zeerste. Ik heb bij de schapen gestaan. Ik heb het gezien. Ik heb gezien hoe machteloos de boeren zijn. Ze kunnen niks. Dus we zitten er bovenop. Dat gebeurt as we speak. Terwijl wij hier in de Kamer zitten te debatteren, zijn onze mensen druk bezig met Afrika. Wij zijn overigens ook afhankelijk van de gegevens die de fabrikant in Afrika ons aanlevert. Dat is ook belangrijk. Wat ik u ook al heb gezegd: iedereen focust nu op het vaccin in Afrika, maar we zetten veel breder in. We proberen ook om te kijken wat de reguliere farmaceuten dichter bij huis kunnen doen om zo snel mogelijk tot een vaccin te komen. We zitten er dus bovenop, en dat blijven we doen. Het leed is zo groot dat het niet best zou zijn als we dat niet zouden doen.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas vroeg ook naar een concrete planning. Is daar iets over te zeggen? Kan het binnen één maand of twee maanden? Is er iets te zeggen over een planning?

Adema:

Dan ga ik toezeggingen doen en denkt de hele sector vervolgens: dán is er een vaccin. Het is niet zo dat het volgende maand klaar is, maar we hopen dat zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen. Ik heb wel gezegd dat het mooi zou zijn als we voor de volgende uitbraak een vaccin hebben en ook grootschalig gevaccineerd hebben. De verwachting is dat de knuttenpopulatie minder actief wordt, omdat we straks het winterseizoen ingaan, en dat daardoor de virusdruk in de knuttenpopulatie ook minder groot wordt. De verwachting is dan eigenlijk zoals het nu is gebeurd: als er geen vaccin is, gaat het virus zich weer verspreiden in de loop van volgend jaar, dus niet direct aan het begin van het voorjaar. Ik hoop dat we voor die tijd wat voor elkaar hebben. Alleen, dat is een hoop; dit kan ik echt niet garanderen. Dat ga ik ook niet doen. Ik ga geen datum noemen. Wij doen er alles aan.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, tweede vraag.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb nog een andere vraag. Mevrouw Vedder noemde het terloops al: de toename van stilstaand water, plasdrassen en moerasgebieden. We zien dat de vogelgriep in waterrijke gebieden wordt verspreid door wilde vogels. Daar worden kippen mee besmet. Er wordt al langer voor gewaarschuwd: natuur is hartstikke mooi allemaal, maar als die een bedreiging wordt, in dit geval voor het vee, dan is dat wel een probleem. Nou hebben we vorige week een voorstel ingediend om geen waterrijke gebieden meer aan te leggen bij bijvoorbeeld pluimveebedrijven. Kan de minister mij zeggen of er een wetenschappelijke link te leggen is met de toename in het aantal hoogwatergebieden of gebieden met stilstaand water in moerassen en natuur? Hebben die bijgedragen aan deze blauwtongepidemie? Bent u van mening dat er dan misschien wijzigingen nodig zijn in het natuurbeleid, om minder waterrijke gebieden aan te leggen op plekken waar veehouderijen zijn?

Adema:

Deze vraag wordt mij vaker gesteld. Ik kan u zeggen dat er op dit moment geen feitelijke wetenschappelijke analyses zijn op basis waarvan je zou kunnen zeggen dat er een relatie is. Als je ervan uitgaat dat er meer drassige gebieden bij zijn gekomen sinds de vorige uitbraak ... Ik kan u vertellen dat de verspreiding van het virus in de vorige uitbraak vergelijkbare eigenschappen vertoont met deze verspreiding. Dus dat blijft hetzelfde. Toen was de uitbraak veel minder ernstig, omdat het een ander serotype was, met minder ernstige verschijnselen. Het is een ander type, maar de verspreiding van het virus is in die periode eigenlijk volgens hetzelfde patroon gegaan als nu.

De heer Van Campen (VVD):

Ik ga het betoog van collega Vedder over de urgentie en het belang van vaccinatie niet overdoen. Dat heeft ze helder aangegeven en daar sluit de VVD zich bij aan. Maar ik heb de minister in zijn antwoorden ook nog iets anders horen zeggen, namelijk dat het blauwtongvirus in het verleden een andere status had dan dat het nu heeft en dat de verantwoordelijkheid volledig bij ondernemers, het bedrijfsleven, ligt, en dat zij ervoor moeten zorgen dat het virus wordt bestreden. Maar dat heeft nóg een gevolg, namelijk dat boeren zich niet kunnen verzekeren tegen een besmetting met het blauwtongvirus. Ik zou de minister willen vragen of hij bereid is om in aanloop naar het beschikbaar komen van een vaccin — iedereen zal er begrip voor hebben dat dat snel maar wel zorgvuldig moet — boeren gewoon de kans te geven om zich te verzekeren. Voor de schapenhouderij wordt het economisch effect al geschat op 2,7 miljoen, en dan hebben we de rundveehouderij nog niet eens meegeteld. Wat gaat de minister daaraan doen?

Adema:

Het is altijd wat lastig om je huis te verzekeren als het in brand staat. Dat is hier ook het geval. De heer Van Campen merkt terecht op dat de status van de ziekte anders is. Bij vogelgriep hebben we ruimingen, maar hebben we ook een Diergezondheidsfonds dat de schade vergoedt. De schapensector heeft er expliciet voor gekozen om niet te gaan werken met het Diergezondheidsfonds. Dat had wel gekund. Uit oogpunt van solidariteit had je nu dan misschien wat kunnen doen. Overigens is het zo dat als het uit overheidsgelden betaald moet worden, we ook zelf moeten gaan ruimen. Dat is hier niet aan de orde. Wij vergoeden de schade die ontstaat door de ruimingen van de overheid. In onderling verband zouden ze iets kunnen doen. Ik ben best bereid om met verzekeringsmaatschappijen te gaan praten of dit te verzekeren is, maar ik kan u zeggen: op het moment dat het huis in brand staat, heeft het niet zo veel zin om te gaan praten. Dus laten we eerst alles op alles zetten om te komen tot een nieuw vaccin en alles op alles zetten om te voorkomen dat er volgend jaar weer een grote uitbraak komt. Laten we daarna verder kijken wat je in de toekomst zou kunnen doen.

De voorzitter:

Kunt u naar aanleiding van de vraag van de heer Van Campen de Kamer informeren over de mogelijkheid om te verzekeren? Is dat mogelijk?

Adema:

Ik denk dat het op dit moment geen zin heeft om dat gesprek aan te gaan. Ik ben best bereid om dat later een keer te gaan doen, maar op dit moment heeft dat weinig zin.

De voorzitter:

Oké, op dit moment niet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ook bij mij liggen er langs het weggetje dode schapen en hebben de koeien van de buren last van dit virus. Ik wil ook namens mijn collega van de PvdA alle boeren die dit treft heel veel sterkte wensen de komende weken. De vraag aan de minister is eigenlijk de volgende. Ik snap de ophef en ik snap dat het aangemeld wordt voor het vragenuur, maar er is in dit geval eigenlijk niet zo veel een rol voor de overheid. Kan de minister dat bevestigen?

Adema:

Nou, er is wel een rol voor de overheid. Ik heb al gezegd dat we druk bezig zijn om te kijken of we het vaccin dat in Zuid-Afrika aan de orde is, ook in Nederland kunnen toelaten. Daarbij nemen we ook de veiligheidsaspecten mee. Er wordt door mijn team dus hard gewerkt om te kijken of we zo snel mogelijk kunnen komen tot een vaccin. Dat is eigenlijk het enige middel dat zou kunnen helpen op dit moment; andere middelen hebben we niet. We kijken ook wel of er nog andere dingen zijn die boeren kunnen doen. Ik noemde net al even twee voorbeelden van wat je als individuele boer zou kunnen doen. Vanzelfsprekend proberen we ook de boeren daarover te informeren. Maar dit is het enige middel. Daar zitten we bovenop. Daar werken we hard aan. Op het moment dat er een vaccin is, doen wij er alles aan om ervoor te zorgen dat het snel wordt toegelaten om hier een preventieve werking te hebben.

Mevrouw Akerboom (PvdD):

Er is hier al veel gezegd over de afschuwelijke ziekte blauwtong en over vaccins. De Partij voor de Dieren wil ook dat alles op alles wordt gezet om daar snel toe te komen. Maar dan over het lijden van de dieren: ik hoorde dat de minister na zijn bezoek ook erg ontdaan was. Wij krijgen van schapenhouders ook signalen dat de ernst van dit virus bijna niet te vergelijken is met vijftien jaar terug. Er is een veel ernstigere lijdensweg, hoge koorts, ontsteking en een hele nare dood. Dierenartsen zijn er ook ontzettend druk mee. Daarom is mijn vraag: wat kan de minister op dit moment verder nog doen aan het lijden van die dieren voordat de vaccins er zijn?

Adema:

Dat is echt aan de schapenhouders zelf. Bij elke uitbraak zijn vanzelfsprekend ook dierenartsen betrokken die bloedmonsters afnemen en de begeleiding van de dieren verzorgen. Het is een afweging van de schapenhouder zelf. De ene schapenhouder gaat misschien wat eerder over tot euthanasie dan een andere, maar dat is echt aan de schapenhouder in de relatie met de veearts. U kunt zich voorstellen dat het af en toe ook … Bij de schapenhouder waar ik was, stond ik in zo'n hok en toen begon een schaap opeens weer een klein beetje herkauwen. Dan begint er weer klein sprankje hoop te ontstaan: hé, die herkauwt weer! Zo zijn die schapenhouders ermee bezig. Die schapenhouders zijn er heel erg bij betrokken. Laten we dat vooral tussen de veearts en de schapenhouder houden.

Mevrouw Akerboom (PvdD):

Ik heb toch nog een concretere vervolgvraag. Die gaat met name over de koeien die blauwtong krijgen. Een paar dagen geleden werd er namelijk bericht dat de pijnstilling die gebruikt mag worden en de melk niet onverkoopbaar maakt, inmiddels helemaal op is. Weet de minister of die pijnstiller nu weer voldoende op voorraad is? En wat is dan belangrijk: dat de melk verkoopbaar is of de pijnstilling bij de dieren?

Adema:

Wat u zegt, is terecht. Er was een goede pijnstiller en op een bepaald moment was die op, eigenlijk precies op het moment dat ik bij dat bedrijf was. Daar hebben we het ook over gehad. Ik weet niet wat op dit moment de status is, maar de verwachting was dat die pijnstiller er weer na één, twee dagen zou zijn. Ik hoor daar ook geen signalen meer over, dus ik verwacht dat er op dit moment weer voldoende pijnstillers zijn.

De heer Thijssen (PvdA):

De beelden die we zien, zijn inderdaad vreselijk, voor de dieren die eraan lijden, maar natuurlijk ook voor de dierhouders. Heel veel sterkte dus aan hen allemaal. Laten we hopen dat het vaccin snel beschikbaar komt. De vrees is natuurlijk dat we een zachte winter tegemoetgaan en dat het virus dan in het voorjaar weer omhoogkomt. Ik vroeg me eigenlijk af: is wat we hier nu zien een van de gevolgen van klimaatverandering, die nu op een hele vervelende manier de schapenhouderij treft?

Adema:

Die conclusies nu zo even snel te trekken, doe ik niet. Soms worden conclusies heel snel getrokken naar aanleiding van dingen die gebeuren. Dat weet ik. Dat zie ik soms ook in de media, maar ik ga dat niet doen. Ik ben ook bezig met de bestrijding van dit blauwtongvirus. Wij weten dat het door de knut komt. Het zou goed zijn als er weer een beetje winter komt. Dat zeg ik niet alleen voor de boeren, maar ook voor de Friezen op de tribune, want ook daar wordt weer gesmacht naar een Elfstedentocht. Dat zou dus goed zijn. Om nu dit jaar heel snel even te koppelen aan de klimaatontwikkeling, gaat me net wat te snel. Ik ga dat niet doen.

De voorzitter:

De heer De Groot, D66, tot slot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik sluit me ook aan bij de opmerkingen die zijn gemaakt over dierenleed en het leed van de betreffende boeren. Mijn vraag is een andere en gaat over het feit dat we nu al een paar jaar bezig zijn met de ontwikkeling van een vaccin tegen vogelgriep. We horen geluiden over de opkomst van het westnijlvirus en nu moet in allerijl weer een vaccin worden gevonden tegen blauwtong. De vraag is in hoeverre de minister is voorbereid op de volgende ziekte. Hoe groot is de pandemische paraatheid van het ministerie?

Adema:

Als meneer De Groot mij een lijstje geeft van welke ziekten wij de komende tien jaar krijgen en als hij mij ook een lijstje geeft van alle typen virussen die er zijn, ga ik dat regelen. Natuurlijk zijn wij in die zin op het ministerie op dit soort situaties voorbereid. We weten dat er elk moment een dierziekte kan ontstaan en kan voorkomen in Nederland. We weten dus ook dat we dan snel moeten schakelen. De hele crisisorganisatie is goed opgetuigd. Dat gaat dus allemaal prima, maar we zijn wel afhankelijk van de match tussen in dit geval het type virus en het type vaccin dat er is. Dat moet ontwikkeld worden. Daar is even tijd voor nodig. Dat gaat ook over de veiligheid van het vaccin, zoals ik zojuist al gezegd heb. We zijn met onze organisatie dus zeker voorbereid op de komst van dit soort virussen, maar om nu te zeggen dat wij op elk type virus voorbereid zijn … Dat is een glazen bol, waar ik niet in kan kijken. Maar de organisatie staat. Vandaar dat we nu ook heel snel bezig zijn met het toelaten van een virus.

De voorzitter:

Dank u wel.

Adema:

Sorry, een vaccin.

De voorzitter:

Oeh … Maar het is voor de Handelingen gecorrigeerd. Ik wil de minister danken voor zijn aanwezigheid. Ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan gaan we over tot de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven