2 Vragenuur: Vragen Hagen

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Hagen aan de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het bericht "Schoolleiding zet docent onder druk: krik cijfer leerling op".

De voorzitter:

Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik heet de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van harte welkom. Volgens mij is het de eerste keer dat zij een mondelinge vraag krijgt. Heel veel succes, minister! Ik heet de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier dit mondelinge vragenuur volgen welkom. Ik nodig mevrouw Hagen van D66 uit. Zij heeft een mondelinge vraag aan de minister over het bericht "Schoolleiding zet docent onder druk: krik cijfer leerling op". Het woord is aan mevrouw Hagen.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank, voorzitter. Ik heb deze vraag speciaal voor alle leraren in Nederland ingediend, want donderdag is de Dag van de Leraar, maar dit mooiste beroep staat enorm onder druk. Het lerarentekort is een van de allergrootste problemen waar we als land mee te maken hebben. De enige manier om dit tij te keren, is de leraar de ruimte en het vertrouwen te geven. Het is belangrijk dat we het daar als Kamer over hebben, zeker deze week. Want op dit moment zit elke week wel een klas thuis, met grote gevolgen voor de leerlingen. Daardoor neemt ook de werkdruk bij de andere leraren toe. Klassen worden verdeeld over andere groepen. Noodgrepen, zoals een vierdaagse lesweek, zijn aan de orde van de dag, waardoor er minder tijd, aandacht en vertrouwen is voor de individuele ontwikkeling van elk kind. Het is niet vreemd dat onze kinderen jaar op jaar met lagere taal-, lees- en rekenresultaten de basisschool verlaten.

Voorzitter. Op mijn 24ste begon ik voor groep 4. Ik stond acht jaar voor de klas en alle kinderen die ik lesgaf, hebben nog steeds een plekje in mijn hart. Het belangrijkste voor leraren is dat je autonoom kunt werken: als professional de juiste keuzes maken voor al die leerlingen in je klas. Maar heb je als leraar wel echt zeggenschap over de ondersteuning in je klas als je afhankelijk bent van samenwerkingsverbanden? Kun je als leraar wel echt adviseren als eindadviezen gecorrigeerd kunnen worden door de directie? Kun je als leraar wel echt je vak uitoefenen als je onder druk wordt gezet om cijfers op te krikken? Uit het onderzoek van de Algemene Onderwijsbond blijkt dat twee derde van de leraren onvoldoende vrijheid ervaart. Ze kunnen hun lessen niet invullen zoals ze willen, hun dagindeling niet bepalen en niet zelf toetsen ontwikkelen. Bijna acht op de tien leraren vinden dat hun autonomie tijdens hun loopbaan is afgenomen.

Voorzitter. Als eerste vraag: wat doet de minister om deze trend te keren?

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Paul:

Voorzitter, dank u wel. Laten we eerlijk zijn; ik sluit me in die zin geheel aan bij de woorden van mevrouw Hagen: leraren hebben al genoeg taken op hun bord. Ze doen hun best om alle kinderen in hun klas zo goed mogelijk voor te bereiden op de toekomst. Ze leren hun dat je moet werken voor wat je wilt en dat eerlijkheid het langst duurt. Dan moet het niet zo zijn dat leraren zelf het gevoel hebben dat ze onder druk staan en dat ze onder druk worden gezet door hun schoolleiding. Dan moet het niet zo zijn dat ze het idee hebben dat hun schoolleiding wil dat leerlingen bepaalde cijfers moeten halen. Want het is belangrijk dat je als leraar de ruimte hebt om je werk op jouw manier te doen, zonder het gevoel te hebben dat je op de vingers wordt gekeken. Dat is essentieel. Goed onderwijs vindt plaats in de klas. Daarbij zijn ook rust en ruimte onmisbare ingrediënten, zowel voor leraar als voor leerling.

Dat kun je op meerdere manieren proberen aan te pakken, bijvoorbeeld door de leraar meer zeggenschap te geven, door besturen en scholen meer te laten samenwerken of door te kijken naar de bekostiging van het onderwijs. Daarom heb ik ook naar aanleiding van het ibo over sturing aangekondigd te komen met een herijking van het sturingsmodel. De Kamer weet dat er onder andere wordt gesproken over bekostiging, zeggenschap en arbeidsvoorwaarden. Opties en scenario's hiervoor verwacht ik begin 2024 naar de Kamer te sturen.

Terugkomend op een van de prangende punten uit het betoog van mevrouw Hagen: laat ik vooropstellen dat het belangrijk is om het aan te kaarten als je als leraar druk voelt op het punt van examinering. Wat mij betreft moet dat in eerste instantie binnen de school aangekaart worden, want het is belangrijk om daar het goede gesprek te voeren over dit soort onderwerpen. Maar als je daar geen ruimte voor voelt, dan is het belangrijk om het direct te melden bij de inspectie. Wat mij betreft is het echt onbestaanbaar en onacceptabel dat leraren onder druk worden gezet om met cijfers te sjoemelen.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik kom eerst terug op dat punt. Een sterkere positie van docenten vraagt ook een sterkere medezeggenschapsraad op scholen, zodat ze, als ze dit voelen, ook gezamenlijk kunnen optreden richting bijvoorbeeld een directie. Is de minister dan ook bereid om deze medezeggenschap te gaan verstevigen?

Paul:

Ik refereerde al even aan het ibo, waarvan later dit jaar in ieder geval de scenario's en de uitwerking richting de Kamer komen. Een van de redenen om dat te doen — ik zeg het nu even wat simpeler — is dat er ruis is over rollen. Met betrekking tot het schoolbestuur, de schoolleiding, de leraar en de autonomie van de leraar is lang niet altijd duidelijk hoe het precies daarmee zit: waar gaat wie over? Ik vind het ontzettend belangrijk dat met name leraren en docenten die autonomie voelen en dat ze de handvatten hebben om dat ook in de praktijk te brengen. Medezeggenschap is daar een integraal onderdeel van.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik ben ook benieuwd naar het volgende. Een groot deel van de werkdruk voor leraren hangt samen met het feit dat ze niet zelf zeggenschap hebben. Ik heb net al even gerefereerd aan samenwerkingsverbanden, maar we hebben in het verleden erop gewezen — daar hebben we toen natuurlijk ook in samengewerkt — dat werkdrukmiddelen juist aan schoolteams zijn gegeven zodat leraren zelf kunnen bepalen of ze een klassenassistent, een extra gymdocent et cetera nodig hebben. In heel Nederland zijn er ontzettend goede initiatieven vanuit die werkdrukmiddelen beschikbaar. Kunt u er dan voor zorgen dat u die in kaart brengt, zodat dit eigenlijk staande praktijk wordt en zodat de leraar en niet een bestuur beslist over het vak van de leraar?

Paul:

Ik zou twee dingen willen splitsen. Aan de ene kant heb je inderdaad de autonomie van de leraar, die bepaalt hoe hij of zij onderwijs geeft in de klas zelf. Met betrekking tot bekostiging leg je bepaalde zaken, bijvoorbeeld de werkdrukmiddelen, neer bij leraren of bij schoolleiding en leraren, zodat zij kunnen bepalen hoe die middelen het beste besteed kunnen worden. Dat is iets wat nu al in de praktijk zo werkt, maar ik geloof dat mevrouw Hagen ook refereert aan brede bekostiging; dat is eigenlijk meer een vraag. De lumpsum is gebaseerd op het aantal leerlingen. Daar ga ik vooralsnog niks aan veranderen.

Mevrouw Hagen (D66):

Het gaat me met name om het volgende. Uiteraard is een van de perverse prikkels dat scholen steeds meer leerlingen willen hebben in hun school, omdat dat financieel aantrekkelijk is. Dit zorgt er natuurlijk voor dat bijvoorbeeld negatieve publiciteit gemeden wordt. Dat kwam onder andere naar voren in dit onderzoek. Maar mijn specifieke vraag was: bent u bereid om te zorgen dat juist schoolteams, dus de leraren, centraal komen te staan en dat zij kunnen beschikken over het geld? Dan gaat het niet zozeer naar de besturen, maar dan komen net als bij de werkdrukmiddelen de verantwoording en de keuzes bij de lerarenteams te liggen.

Paul:

Wat mij betreft is dat onderdeel van het hele ibo-onderzoek. Daar komen we later dit jaar — volgens mij moet ik dat begin 2024 doen — op terug bij de Kamer. Het lijkt me niet handig om daarop vooruit te lopen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Hagen.

Mevrouw Hagen (D66):

Tot slot, voorzitter. Geen autonomie en niet zelf keuzes kunnen maken in je klaslokaal is voor leraren echt een van de belangrijkste redenen waarom ze nu het vak verlaten. In een samenleving waarin we een enorm lerarentekort hebben, wil ik de minister nogmaals oproepen: kijk welke instrumenten er zijn om de leraar weer centraal te stellen. Doe het nu, in de week van de Dag van de Leraar.

Paul:

Dank voor deze oproep. Ik onderschrijf die volledig, maar zou er het volgende aan willen toevoegen. Ik ben geen lerares geweest, zoals mevrouw Hagen. Maar ik spreek wel met heel veel leraren en docenten. Daaruit haal ik dat die autonomie inderdaad heel belangrijk is. Maar voor de meeste leraren zit het niet in het financiële aspect, maar in hoe ze handen en voeten kunnen geven aan het vormgeven van lessen en andere zaken binnen de klas en binnen de school in bredere zin.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Hagen. Er is een vervolgvraag van de heer Peters, CDA.

De heer Peters (CDA):

Over die autonomie van de leraar heb ik ook een verhaaltje uit de praktijk, van mezelf bijvoorbeeld. Drie parallelklassen, één gezamenlijke toets voor het vak geschiedenis met één nakijkmodel. In de ene klas haalt men gemiddeld een 8, in de andere een 6 en in de andere een 4. Dat kan. Het is misschien extreem gesteld, maar het kan. Het zou niet moeten kunnen, maar het kan. Er zijn hele goede redenen om in te grijpen als het om cijfers gaat, maar ook hele slechte. Maar je hebt leraren — het is het prachtigste beroep dat er is — die heel goed zijn, en je hebt misschien ook mensen die nog wel een steuntje kunnen gebruiken. Mijn vraag is: hoe kunnen we nou, zonder te zeggen "jij haalt gemiddeld een 4, jij een 8; ga lekker autonoom aanknoeien", een lerende cultuur ontwikkelen voor die scholen? Dan zouden we allemaal veel beter kunnen gaan werken en hameren we niet enkel op het bestuur of op een leraar als individu, in plaats van als onderdeel van een team.

Paul:

Ik vind het een mooie vraag. Ik herken 'm. De heer Peters heeft het aspect van de lerende cultuur vaker benadrukt. Ik ben het daarover volledig met hem eens. Waarom zou je in je eentje het wiel opnieuw uitvinden? Waarom zou je dingen die goed werken niet breder uitrollen binnen een school? Ook daarbij denk ik dat het heel belangrijk is dat scholen met elkaar dat gesprek voeren. Ik denk dat het helpt dat wij hier ook benoemen dat het belangrijk is om goede voorbeelden binnen een school, maar voor mijn part ook binnen andere scholen, te omarmen en in de praktijk te brengen in de verschillende klaslokalen, en dat niet ieder individueel het wiel opnieuw uit hoeft te vinden. Wat mij betreft ga ik naar aanleiding van het onderzoek van de AOb en anderen erover in gesprek hoe we ervoor kunnen zorgen dat stevige ambities niet leiden tot oneigenlijke druk, maar dat die ambities worden omgezet in betere samenwerking, in het leren van elkaar en in de lerende cultuur die de heer Peters ook voorstaat.

De voorzitter:

Er is een aantal vervolgvragen. Graag maximaal 30 seconden, anders ga ik u hinderlijk onderbreken. Dat heb ik net niet gedaan bij de heer Peters, omdat ik dacht dat hij de regels zou kennen! Allereerst de heer Kwint van de SP, dan mevrouw Westerveld, GroenLinks, en dan de heer Drost, ChristenUnie.

De heer Kwint (SP):

Om de regels naar je hand te kunnen zetten, moet je ze natuurlijk eerst kennen. Het gaat nu over gesprekken en goede ervaringen uitwisselen, maar we zien gewoon dat de leraar, de professional, onder druk staat van besturen maar ook van ouders. Die gaan soms zelfs naar de rechter om bijvoorbeeld een herkansing voor een examen af te gaan dwingen. Ik ben er heel erg voor dat de minister gesprekken met scholen gaat organiseren. Maar welke voorstellen kunnen wij tegemoetzien om die leraar, die professional, beter te beschermen? Aan de ene kant gaat het om die doorgeslagen afrekencultuur, waarbij het alleen nog maar gaat over welk cijfer wie gehaald heeft en hoeveel kinderen een examen halen. En aan de andere kant is er die juridisering waarbij ouders soms zelfs naar de rechter gaan om hun gelijk te claimen over een herkansing bij een examen.

Paul:

Dat vind ik ook een heel belangrijk punt, want van die juridisering wordt helemaal niemand beter. Een punt dat ik nog niet heb gemaakt, is dat als je het hebt over het geven van cijfers, het in het belang van een leerling is om een eerlijk cijfer te krijgen dat recht doet aan de prestaties en dat niet opgekrikt of geflatteerd is. In de coronaperiode zijn er af en toe wat geflatteerde cijfers ontstaan en dan zie je dat dit zich uiteindelijk wreekt wanneer leerlingen naar een vervolgopleiding gaan en vervolgens uitvallen. Dus die eerlijke cijfers zijn ontzettend belangrijk. Het punt om in plaats van alleen naar platte slagingspercentages te kijken, een en ander in een breder kader te plaatsen, zoals de heer Kwint aangaf, is een van de aspecten die meegenomen worden in dat ibo-onderzoek.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

We hebben een enorm lerarentekort en weten dat veel mensen het onderwijs verlaten omdat het hun ontbreekt aan voldoende zeggenschap in de eigen klas. Maar dit zijn ook geen nieuwe signalen. Al in de tijd dat ik bij de Algemene Onderwijsbond werkte, kwamen dit soort signalen naar voren en werd er ook gevraagd om wet- en regelgeving strenger aan te scherpen. Dan ben ik natuurlijk blij met de minister die zegt dat ze in gesprek gaat en gaat kijken wat er nodig is, maar ik wil haar vragen of ze het ook met mij eens is dat er meer nodig is dan alleen gesprekken en dat het tijd wordt om alle aanbevelingen en alle kennis van de onderwijsbonden ook echt om te zetten in bijvoorbeeld wet- en regelgeving. En ik wil haar vragen wat zij ook op de korte termijn doet, want dat lerarentekort is er nu en leraren hebben nu behoefte aan perspectief.

Paul:

Het lerarentekort is een groot probleem waar je niet van de ene op de andere dag de oplossing voor hebt. Er zijn een aantal dingen die we daaraan moeten doen. Dat gaat inderdaad over zeggenschap in de klas, over het weghalen van administratieve rompslomp en dat soort zaken, over het werken aan zijinstroom zodat er meer mensen voor de klas komen te staan en over het zorgen voor goede begeleiding van vooral startende leraren zodat ze behouden blijven, want als zij uitvallen wordt de werkdruk voor anderen weer groter. Waar het gaat om wet- en regelgeving haak ik toch ook een beetje aan op wat de heer Kwint zei, namelijk dat je juridisering wil voorkomen. Ik ben helemaal niet zo dat ik denk dat je met goede gesprekken alles kunt oplossen, maar met die goede gesprekken begint het wel. Als uit de herijking die ik ga doen in het ibo, dat gaat over sturing, bekostiging en arbeidsvoorwaarden, blijkt dat er meer nodig is om positieve prikkels te geven of om ervoor te zorgen dat perverse prikkels worden weggehaald, dan ga ik dat doen. Als daar wet- en regelgeving voor nodig is, dan gaat die er komen. Dat is de toezegging die ik kan doen.

De heer Drost (ChristenUnie):

Scholen zijn geen leerfabriek, maar zijn de plek waar kinderen en jongere mensen worden gevormd op weg naar de samenleving en om daar hun weg in te vinden. Leraren hebben daar een hele bijzondere positie in om dat met die kinderen en die jonge mensen te doen. Door het artikel te verlagen lijkt het er nu op dat die prestatiedruk die we met elkaar in het onderwijs zien, nu ook nog eens over de rug van de leraren in het onderwijs terechtkomt. Dus ik ben wel benieuwd hoe de minister dat taxeert en wat zij kan doen om die leraar die voor de klas staat en die we hier met elkaar heel belangrijk vinden, te beschermen, te helpen en te ondersteunen.

Paul:

Wat ik in ieder geval kan zeggen — en dat is niet om het signaal te bagatelliseren — is dat als je breder kijkt, we niet de indruk hebben dat er heel breed sprake is van oneigenlijke druk op de leraren om dit soort zaken aan te pakken. Maar elke druk die oneigenlijk wordt uitgeoefend is al te veel. Vandaar dat ik zojuist ook zei dat, op het moment dat het niet mogelijk is om het goede gesprek te voeren, het belangrijk is dat aan de bel wordt getrokken bij de inspectie. Dat is namelijk de enige manier waarop die signalen bij mij en bij het ministerie komen en waarop je kunt acteren. Nu ben ik even kwijt wat verder de vraag was van de heer Drost.

De heer Drost (ChristenUnie):

Wat kan de minister doen om die leraar die voor de klas staat hierbij te helpen?

Paul:

Als het gaat om de acute situatie van oneigenlijke druk, is het gewoon belangrijk om daarop actie te ondernemen en dat te melden bij de inspectie. Met een gezonde ambitie is niets mis, zoals de heer Peters ook al aangaf. Stel dat een schoolleiding zou zeggen: hoe gaan we ervoor zorgen dat we met elkaar de kinderen, de leerlingen, de jongeren, op een 6,5, een 7 of een 8 brengen? In principe is dat een gezonde ambitie als het gaat om de activiteiten die je met elkaar gaat ontplooien om die te realiseren. Maar als het gaat om kijken naar cijfers en daar oneigenlijke dingen mee doen, dan is dat fout en is het dus inderdaad zaak om dat aan te kaarten.

Mevrouw Richardson (VVD):

Het gras is misschien al een beetje voor mijn voeten weggemaaid, maar ik wil nog even duidelijk aangeven dat wij het ontzettend belangrijk vinden dat de autonomie van de docent, de leraar, echt gewaarborgd blijft en ook beschermd wordt. Tegelijkertijd vinden we dat de onderwijskwaliteit een beetje onder druk staat. We moeten er dus inderdaad voor zorgen dat we daarvoor een goede ambitie kunnen behouden. Maar het belangrijkste voor ons is om voor de leraar te blijven staan. De minister geeft ook aan dat als men bij vragen niet bij de schoolleiding terechtkan, men bij de inspectie terechtkan. Maar wordt dat dan ook proactief vanuit de inspectie richting de schoolleiding of richting de leraren kenbaar gemaakt?

Paul:

De inspectie kijkt inderdaad naar het examineringsproces. Daar wordt ook onderzoek naar gedaan. Ik heb even niet scherp wanneer, maar dat komt binnen nu en een paar maanden naar de Kamer. Maar je kunt bij dit soort signalen simpelweg niet de inspectie naast elke leraar zetten en het laten controleren. Daarom doe ik die oproep ook zo expliciet. Ik ben blij dat mevrouw Richardson dat ook aanstipt. Ik denk dus dat het heel belangrijk is om wel zelf aan de bel te trekken wanneer er sprake is van oneigenlijke druk.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wil de minister danken voor haar aanwezigheid hier.

Naar boven