12 Aantal ontwikkelingen op het gebied van soortenbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Aantal ontwikkelingen op het gebied van soortenbeleid (36200-XIV, nr. 123).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Aantal ontwikkelingen op het gebied van soortenbeleid. Ik heet de minister voor Stikstof en Natuur wederom van harte welkom, en ook de woordvoerders. Ik geef meteen het woord aan mevrouw Akerboom, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Akerboom (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb wederom twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voor Natuur en Stikstof het huidige faunabeheer toekomstbestendig wil maken;

constaterende dat jagers altijd stelden dat zij moeten jagen op onder andere wilde zwijnen omdat deze geen natuurlijke vijand hadden;

constaterende dat Nederland nu wel natuurlijke vijanden van groot wild kent, zoals de wolf;

constaterende dat predatoren, zoals de wolf, een zeer belangrijke functie uitoefenen in de natuur, zoals het uit de populatie halen van zieke wilde zwijnen met bijvoorbeeld de varkenspest;

verzoekt de regering om de essentiële rol van grote predatoren voor het functioneren van het ecosysteem mee te nemen in het toekomstbestendig maken van het natuurbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Akerboom.

Zij krijgt nr. 8 (36410-XIV).

Ik negeer de heer Van Campen even. Gaat uw gang, meneer Van Campen.

De heer Van Campen (VVD):

Ik heb zelf zo dadelijk een motie — dat zal collega Akerboom horen — die gaat over de bestrijding van de Amerikaanse rivierkreeft. Dat is een diersoort die ook geen natuurlijke vijand heeft in dit land. Ik hoor de redenatie bij deze motie van mevrouw Akerboom; we gaan horen wat de minister daarover zegt. Maar kan ik wat betreft mijn eigen motie straks rekenen op de steun van de Partij voor de Dieren?

Mevrouw Akerboom (PvdD):

Nee. De heer Van Campen dient een motie in waarbij hij juist gaat vragen aan mensen om die rivierkreeft te bestrijden. Wij vragen nu juist om zo min mogelijk menselijk ingrijpen. Dus nee, daarvoor kan hij niet op onze steun rekenen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Akerboom (PvdD):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Natuurbeschermingswet stelt dat dieren die in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, niet bejaagd mogen worden;

constaterende dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeert dat de geldende landelijke vrijstelling voor de houtduif, zwarte kraai en kauw, konijn en vos niet voldoende onderbouwd is om aan de eisen uit de Natuurbeschermingswet te voldoen;

overwegende dat de huidige landelijke vrijstellingslijst daarmee niet langer van toepassing zou mogen zijn voor de daarop opgenomen soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd;

verzoekt de regering om per direct die soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd, van de landelijke vrijstellingslijst af te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Akerboom.

Zij krijgt nr. 9 (36410-XIV).

Dank u wel, mevrouw Akerboom. Dan geef ik het woord aan de heer Tjeerd de Groot, D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter. Ik heb een motie en een vraag. Eerst de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Aanvalsplan Grutto bijdraagt aan een rijkere populatie van weidevogels;

overwegende dat het breed gesteunde Aanvalsplan Landschap bijdraagt aan een hogere biodiversiteit;

overwegende dat beide aanvalsplannen ook bijdragen aan een beter inkomen van boeren voor verantwoordelijkheden die zij vaak toch al op zich nemen;

overwegende dat boeren terecht om langjarige zekerheid vragen;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe deze twee beleidsplannen een structurele oplossing kunnen krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tjeerd de Groot.

Zij krijgt nr. 10 (36410-XIV).

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dan zitten we met het volgende. Dat gaat mede over vogelgriep. Ik realiseer me dat dat ook voor uw collega is, maar ik ga de vraag toch stellen. De minister zegt vaak niet verantwoordelijk te zijn voor het financieren van het opruimen van wilde vogels. De motie die deze Kamer heeft aangenomen, roept de minister op wel een financiële strategie te maken voor vrijwilligers die zich daarvoor inzetten. Ik heb dan toch een vraag over de verantwoordelijkheid van de minister. Ik lees namelijk in de diergezondheidsverordening dat de minister wél een financierende rol heeft ten aanzien van het opruimen van wilde vogels die besmet zijn met de vogelgriep. Mijn vraag is of de minister ons een externe, onafhankelijke juridische analyse en onderbouwing kan toesturen op basis van de diergezondheidsverordening en het Diergezondheidsfonds, waarin ingegaan wordt op de juridische en financiële verplichtingen van de rijksoverheid ten aanzien van de uitbraak van vogelgriep bij wilde vogels. Ik neem aan ... De minister van LNV is ook nog in het pand, dus wellicht heeft hij meegeluisterd. Dan hoeft u hem geen brief te sturen, want dat zou echt onhandig zijn.

De voorzitter:

We gaan het zien.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ja. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Groot. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas, BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Ik heb een motie en een vraag. Mogelijk hoort mijn vraag thuis bij de minister van LNV, maar dat zien we dan straks.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat invasieve exoten, zoals onder andere de nijlgans, zich blijven vermenigvuldigen en grote schade toebrengen aan de landbouw, inheemse diersoorten en planten;

overwegende dat de bestrijding van invasieve exoten een verplichting is, gesteld door de Europese Unie aan haar lidstaten;

vaststellend dat de aanpak van invasieve exoten nu door het Rijk wordt uitgezet naar de provincies, wat wisselende uitkomsten geeft;

verzoekt de regering dit landelijk aan te gaan pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 11 (36410-XIV).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dan had ik een vraag over een uitspraak van de rechtbank van Den Haag van vandaag in een bodemprocedure met betrekking tot de jacht op de haas en het konijn. Daarin wordt geconcludeerd dat de jacht op de haas in Groningen, Utrecht en Limburg verboden is, en de jacht op het konijn in heel Nederland. Hiermee wordt de gunstige staat van instandhouding vrijwel volledig afhankelijk van de zienswijze van de minister. De besluitvorming wordt dan niet getoetst, maar stelt de politieke visie van de minister voorop. Dat is wat ik uit de uitspraak heb begrepen. Dus eigenlijk wordt dit afhankelijk van de politieke wind die waait in Den Haag.

Wij hebben een tijdje geleden een motie ingediend, die is aangenomen, waarin wij hebben gevraagd om de data afkomstig uit het NEM en de gegevens van de wildbeheereenheden. De data van de wildbeheereenheden werden niet meegenomen voor het bepalen van de landelijke populatietrends, onder andere die van de haas. De motie verzocht de regering de gegevens van de wildbeheereenheden voortaan mee te nemen in de toekomstige vaststellingen van de landelijke populatietrends. Even heel kort uitgelegd: de tellingen van de wildbeheereenheden verschillen nogal, bijvoorbeeld van die van Sovon. Wildbeheereenheden tellen namelijk heel anders. Die gaan 's nachts kijken waar hazen zitten. De haas is een nachtdier. Mijn vraag aan de minister is heel concreet of hij kan reageren op de uitspraak van de rechter van vandaag. Hoe zit het met de tellingen van de wildbeheereenheden? Wat is daar de status van? Kan de minister bevestigen of dit inderdaad afhankelijk wordt van de politieke visie van de minister of van de besluitvorming. Ik snap ook dat het misschien vroeg is om hiernaar te vragen, omdat de uitspraak vandaag was. Mocht het niet kunnen, dan zeg ik nu alvast dat ik daar graag een brief over wil.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik het woord aan de heer Van Campen.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter. Ik probeer mevrouw Beckerman nog steeds mee te krijgen op deze motie, dus ik zal vandaag niet spreken over "het rode gevaar", maar wel over een beestje waar we heel veel last van hebben in dit land.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het IPBES (Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten) concludeert dat invasieve exoten een van de vijf grootste bedreigingen zijn voor biodiversiteit en internationaal bijna 400 miljard euro kosten;

constaterende dat de Amerikaanse rivierkreeft een bedreiging vormt voor de waterkwaliteit en biodiversiteit, en dat hierdoor de doelen van de Kaderrichtlijn Water verder uit zicht raken;

constaterende dat op dit moment alleen beroepsvissers de Amerikaanse rivierkreeft mogen wegvangen, waardoor waterbeheerders van alleen deze beperkte groep afhankelijk zijn;

van mening dat het door de minister aangegeven beschikbare aantal van vijf tot tien beroepsvissers over heel Nederland die tegen betaling hiervoor kunnen worden ingehuurd, vanzelfsprekend geen zoden aan de dijk zet;

verzoekt de regering de wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat bevissing op verantwoorde wijze met fuik en kreeftenkorf — uitsluitend ter bevissing van de Amerikaanse rivierkreeft — breder wordt toegestaan dan door enkel de beroepsvisserij, bijvoorbeeld ook door sportvissers en agrariërs;

verzoekt de regering een offensief invasieve exoten op te stellen, zodat bedreiging van biodiversiteit, waterinfrastructuur en de waterkwaliteit wordt tegengegaan, en dit plan uiterlijk in het tweede kwartaal van 2024 aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Campen, Valstar en Grinwis.

Zij krijgt nr. 12 (36410-XIV).

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik heb een technische vraag. Het gaat over de netten die je nu niet mag gebruiken en die je volgens de motie van de heer Van Campen wel mag gebruiken, alleen om kreeften te vangen. Maar als je met zo'n net loopt, hoe ga je dat in vredesnaam handhaven? Je laat zo'n net in het water en je weet niet wat er tevoorschijn komt.

De heer Van Campen (VVD):

Dat is oprecht een terechte zorg. Daarom schrijf ik expliciet in het dictum van de motie dat het gaat om bevissing van alleen de Amerikaanse rivierkreeft. Je wil natuurlijk bijvangst voorkomen. En er zijn voorbeelden. Je hangt dan korven — het zijn niet zozeer netten — in het water. Daar laat je wat tijd overheen gaan en daar kruipen de dieren dan in. Je haalt ze op en dan blijven alleen deze Amerikaanse rivierkreeften achter. In Scandinavië wordt daarmee gewerkt. Als je ze had kunnen vangen met een hengel, dan hadden sportvissers er al werk van mogen maken, maar alleen vanwege de betreffende korf mag dat op dit moment niet. Dat vind ik bizar. Ik denk dus dat dit een onderdeel kan vormen van de oplossing tegen dit diertje. Ik hoop dat mevrouw Bromet daarom meestemt met deze motie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Campen. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de bijdrage van de Kamer. Ik kijk even naar de minister. Tien minuten? Dan schors ik de vergadering tot 20.30 uur.

De vergadering wordt van 20.19 uur tot 20.31 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan weer verder met het tweeminutendebat over een aantal ontwikkelingen op het gebied van soortenbeleid. Het woord is aan de minister.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Voorzitter. Ik heb eerst een vraag van de heer De Groot over de vogelgriep en de wilde vogels. Aan het einde van het jaar wordt uw Kamer geïnformeerd over het intensiveringsplan vogelgriep en daarin nemen we dit mee. Meer kan ik er niet over zeggen, want het is inderdaad de portefeuille van mijn collega Piet Adema. Aan het einde van het jaar wordt uw Kamer geïnformeerd over het intensiveringsplan vogelgriep. Dat was die vraag.

Dan een vraag van BBB over de bodemprocedure. Het besluit om de jacht op konijnen en hazen in drie provincies te sluiten, heb ik gebaseerd op de rapporten van de WUR, de Wageningen Universiteit. De rechter heeft vandaag inderdaad bepaald dat ik daarin rechtmatig heb gehandeld. Daarnaast — dat vind ik heel belangrijk om te zeggen — werk ik heel nauw samen met het CBS en de jagersvereniging om inderdaad die telprotocollen te verbeteren. Daarin willen we ook de data van de jagers zelf, die gewoon in de gebieden actief zijn, nadrukkelijk een rol geven. Ik ga nog op werkbezoek. Ik heb ook een afspraak met de jagers om verder te praten over de uitspraak en wat die precies betekent. Dat ten aanzien van de vragen.

Dan heb ik de motie op stuk nr. 8 van mevrouw Akerboom.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, nog op dit laatste punt mevrouw Van der Plas, BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik zou de minister willen vragen of zij de Kamer wil informeren over dat gesprek met de jagersvereniging, over wat daar is besproken en wat daaruit is gekomen. Dat is het verzoek.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Ik ben vorig jaar al de gesprekken gestart, ook met de jagersvereniging, om die banden aan te halen. Sindsdien werken we, vind ik, goed samen, juist om die telprotocollen te verbeteren en hun data daarin serieuzer mee te nemen. Als ik een gesprek heb, ben ik vanzelfsprekend bereid om daarvan verslag te doen. Ik wil er wel op wijzen dat als ik van alle gespreken die ik met stakeholders voer verslagen ga delen, dat kan leiden tot een enorme workload. Maar als mevrouw Van der Plas hier echt veel waarde aan hecht, wil ik dat natuurlijk doen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik hoorde minister zeggen: ik heb een afspraak met de jagers naar aanleiding van de bodemprocedure. Daarmee ging ik ervan uit dat er nu een afspraak is gemaakt, ook naar aanleiding van deze bodemprocedure, naar aanleiding van de uitspraak. Dat heb ik dan kennelijk verkeerd begrepen.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Ik heb gezegd dat ik een afspraak heb met de jagersvereniging en dat we het daarin ook zullen hebben over deze uitspraak. Ik heb vaker afspraken met de jagers, omdat we samen werken aan het verbeteren van telprotocollen. Aangezien vandaag deze uitspraak er was, zullen we tijdens de afspraak die ik binnenkort heb met de jagers samen deze uitspraak duiden. Dat zal ik terugkoppelen.

De voorzitter:

En het wordt teruggekoppeld aan de Kamer. Dank u zeer. Dan de moties.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Vanzelfsprekend. De motie op stuk nr. 8 van mevrouw Akerboom kan ik oordeel Kamer geven. Ik wil er wel bij opmerken, voor alle zorgvuldigheid, dat "essentieel" niet een criterium is uit de natuurbeschermingsregelgeving, omdat er ook bij beschermde soorten aanleiding kan zijn om beheersmaatregelen te treffen. Dat kan dus ook een onderdeel zijn. Dat wil ik wel genoemd hebben. Daarmee is deze motie oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 9, ook van mevrouw Akerboom.

De voorzitter:

Maakt u die nog even af. En dan mevrouw Van der Plas over de eerste motie.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

De motie op stuk nr. 9 moet ik ontraden, om de soorten waarvan het voortbestaan wordt bedreigd van de landelijke vrijstellingslijsten te halen. Ik heb een traject opgestart om het systeem te herzien. De uitspraak van de Raad van State richt zich op de onderbouwing in faunabeheerplannen. In nieuwe plannen zullen vrijstellingen inderdaad moeten worden onderbouwd. Daarom moet ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, BBB, heeft een vraag over de motie op stuk nr. 8, denk ik.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, dat klopt, want er staat bij de constateringen: constaterende dat predatoren zoals de wolf een zeer belangrijke functie uitoefenen in de natuur, zoals het uit de populatie halen van zieke wilde zwijnen met bijvoorbeeld varkenspest. Maar er is helemaal geen varkenspest in Nederland. Er is al sinds 1997 geen varkenspest meer geweest. Dus persoonlijk vind ik het een beetje een rare overweging om zo te stellen. Die krijgt dan ook nog oordeel Kamer, waarmee het lijkt alsof de minister bevestigt dat er varkenspest zou zijn, maar er is helemaal geen sprake van varkenspest in Nederland.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

De kern van deze motie is — en ik probeer bij alle moties altijd vooral naar de kern te kijken, ook bij de moties van mevrouw Van der Plas — het verzoek om de essentiële rol van grote predatoren voor het functioneren van het ecosysteem mee te nemen in het toekomstbestendig maken van het natuurbeleid. Daarbij zeg ik tegen mevrouw Akerboom dat dat ook kan betekenen dat wij voor beschermde soorten, zoals de wolf zelf, beheersmaatregelen treffen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van der Plas.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Zo bedoelde ik mijn opmerkingen richting mevrouw Akerboom.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, maar deze dierziekte komt hier al sinds 1997 niet meer voor. Dan praten we over 26 jaar. Dat wordt dan in een motie opgenomen alsof dat het geval is of binnenkort het geval is. Nederland heeft gewoon hele strenge protocollen en hygiënemaatregelen, juist om de varkenspest buiten de deur te houden. Dat is ons gelukt, in tegenstelling tot Duitsland en België bijvoorbeeld. Dan blijf ik het vreemd vinden dat die oordeel Kamer krijgt en dat niet eventjes erbij genoemd wordt dat er helemaal geen sprake is van varkenspest in Nederland en dat het er ook niet naar uitziet dat dat binnenkort het geval zou zijn.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

De vraag is om de rol mee te nemen in het functioneren van het ecosysteem en het toekomstbestendig maken van het natuurbeleid. Daar ben ik mee bezig. Daarbij zeg ik dat het zou kunnen dat we ook beheersmaatregelen moeten treffen voor beschermde soorten.

De voorzitter:

Ja. De motie op stuk nr. 10.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Dat is de reden dat ik deze motie oordeel Kamer zou kunnen geven.

De motie-Tjeerd de Groot op stuk nr. 10 over structurele financiering voor het Aanvalsplan Grutto en Aanvalsplan Landschap kan ik oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 11 gaat over de landelijke aanpak van invasieve exoten. Die motie snap ik. Dat is aan de provincies in hun rol als bevoegd gezag, maar daardoor zie je natuurlijk grote verschillen. Het verzoek in de motie om een meer landelijke aanpak snap ik, dus ik kan deze motie oordeel Kamer geven. Maar ik wil daar wel bij zeggen dat het formeel aan de provincies is. Ik kan niet in hun bevoegdheden stappen, dus het is dan wel nadrukkelijk samen met de provincies.

Dan heb ik tot slot de motie-Van Campen c.s. op stuk nr. 12. Die motie moet ik opdelen. Het eerste dictum moet ik ontraden. Het tweede deel over het aanvalsplan invasieve exoten kan ik oordeel Kamer geven, mits we er "midden Q2" van kunnen maken. Ik ben sowieso voornemens om uw Kamer in Q4 '23, dus nog dit jaar, mijn beleidsreactie op de evaluatie van de Europese Exotenverordening toe te sturen. In die Kamerbrief reageer ik ook op het IPBES-rapport en zal ik ook mijn inzet voor het exotendossier op de hoofdlijnen toelichten. Dat komt nog dit jaar. Maar het hele uitgewerkte aanvalsplan met een toelichting op de Nederlandse ambities voor de komende jaren komt Q2 '24. Dat is dus even stapsgewijs. En ja, het eerste deel …

De voorzitter:

Ja, dat heeft u gezegd. Ik kijk even naar de heer Van Campen om te zien wat hij met zijn motie gaat doen, want we kunnen …

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Ik wil nog even toelichten waarom ik het eerste deel moet ontraden. Ik begrijp de vraag heel goed, maar het is niet helpend, want een verkeerde opzet kan de groei in omvang zelfs juist stimuleren. Daar zit mijn grote angst. Momenteel loopt er een juridische verkenning naar de opties voor het aanpassen van wet- en regelgeving om een grootschalige aanpak van de rivierkreeft mogelijk te maken. Maar het breder toestaan van het gebruik van fuiken en korven en de grootschalige inzet van deze vangtuigen kan en zal heel veel ecologische nevenschade veroorzaken. Het beschermt, naast de rivierkreeft, ook een aanzienlijk aantal vissen, bijvoorbeeld de aal. We hebben echt grote zorgen dat die als bijvangst meegenomen gaat worden. Daarom is het echt zeer onwenselijk om dit geheel vrij te geven. Ik ga de beheersing van de uitheemse rivierkreeft wel echt beter mogelijk maken voor overheden, zoals de waterschappen. Maar ik zit met drie punten. Het eerste is dat een verkeerde opzet juist kan leiden tot groei in omvang; het kan dat zelfs stimuleren. Verder zit ik met de nevenschade en de handhaafbaarheid.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even ...

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Nogmaals, het inhuren van beroepsvissers ... Die kunnen heel veel betekenen, ook al zijn het er maar tien. Daarnaast kijken we samen met de minister van LNV natuurlijk naar een aanpassing van de visserijwetgeving, want daar gaat dit ook over.

De heer Van Campen (VVD):

Dit dossier begint echt een beetje koddig te worden. Al vijftien jaar wordt er in deze Kamer over gesproken en al vijftien jaar worden dezelfde argumenten gewisseld. Ik denk dat ik hoor wat de minister zegt. Maar misschien kunnen we op die drie punten ook wel tot elkaar komen. Wat het eerste punt betreft, denk ik dat verdere verspreiding van het betreffende dier, de kreeft, niet mogelijk is, want zoals blijkt uit de kaart van de minister, zit die echt al overal. Dus verdere verspreiding ... Nou, ze lopen gewoon zelf van het ene naar het andere water. We hebben het over sloten. Het derde punt is de handhaafbaarheid. Ik denk dat dit makkelijker is. Op dit moment zijn het namelijk maar vijf tot tien vissers in heel Nederland die in al die kleine sloten en binnenwatertjes en vijvers aan de slag mogen. De minister hoeft dan niet meer te handhaven, omdat het gewoon wordt toegestaan. Het tweede punt is de bijvangst. Dat is nou precies de reden dat ik in de motie spreek over een "verantwoorde wijze" en inzet. Ik vind het ook belangrijk dat die bijvangst moet worden voorkomen. Dat heb ik ook gewisseld in mijn interruptiedebat met collega Bromet. Volgens mij biedt de motie op de drie punten die de minister aangeeft ruimte, en juist een oplossing, om dit boek voor eens en voor altijd te sluiten.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

We zijn echt hard aan het werk met een aanvalsplan tegen die invasieve exoten. Ik doe daar alles aan. Ik kan het wel verkennen, maar ik vind het heel ingewikkeld om dit nu zomaar te beslissen. We nemen dan echt grote risico's. We krijgen echt negatieve effecten. Ik krijg dit ambtelijk te horen. Ik zoek bij iedere motie, van de totale Kamer, eigenlijk altijd de randjes op: wat kan wel? Maar ik krijg hierover echt, maar dan ook echt van alle kanten terug dat er ecologische nevenschade ontstaat. Ik ben wel de minister voor Natuur en ben hier ook verantwoordelijk voor. Ik wil hier dus ook zorgvuldig mee omgaan.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Als het gaat om een verkenning of dit op verantwoorde wijze zou kunnen, dan zou ik ernaar willen kijken. Maar ik vind het echt ingewikkeld om nu te zeggen dat er een verantwoorde manier is, zonder nevenschade. Ik weet niet eens of die er is. Dan moet ik de motie ook echt ontraden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dit is even voldoende, want anders wordt het allemaal ...

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Maar als het "verkennen" is, dan ...

De voorzitter:

Ja, dat heeft u gezegd.

De heer Van Campen (VVD):

Daarom is dit zo'n mooi ambt. Volgens mij komen we ergens met elkaar.

De voorzitter:

Ja, maar ik wil nu even weten wat u gaat doen met de motie.

De heer Van Campen (VVD):

De minister interpreteert het woord "verantwoord" zoals ik in het dictum heb geformuleerd volgens mij precies op de manier waarop ik het bedoel, namelijk: kijken of dat op verantwoorde wijze kan. Ik weet dat er in Scandinavië echt voorbeelden van zijn. Dus als de minister de motie zo interpreteert en op die wijze aan het oordeel van de Kamer kan laten, kan ik daarmee leven.

De voorzitter:

Ik kijk nog even naar de minister.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Twee dingen. Ik wil het verkennen, maar dat is dan ook echt het enige. Ik zeg daar nadrukkelijk bij: op een manier dat het niet tot nevenschade leidt. Dat wat betreft het eerste deel van het dictum. Het tweede deel van het dictum kan ik alleen oordeel Kamer geven als we er "midden Q2" van kunnen maken.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Van Campen: is hij bereid om te motie aan te passen? Dat is wel belangrijk. Anders krijgen we echt moeite om de verschillende interpretaties tot elkaar te krijgen. Ik zie dat u nog iets wilt, maar de minister zegt nee. Dus of u past de motie aan, dan krijgt ie oordeel Kamer, of anders wordt ie ontraden.

De heer Van Campen (VVD):

Het eerste dictum spreekt over "op verantwoorde wijze met fuik en kreeftenkorf". Dat biedt de ruimte om het te interpreteren als: waarbij nevenschade wordt voorkomen. Dat hoor ik de minister zeggen. Ten tweede hebben we het over "dit plan uiterlijk in Q2 2024 aan de Kamer te doen toekomen"; dat is de tweede kanttekening die de minister plaatst. Volgens mij verstaan we elkaar op beide punten dus goed.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Om heel eerlijk te zijn: ik weet hoe het gaat, maar dit dictum is echt te veel "we gaan de wet- en regelgeving aanpassen". Als het echt is "we verkennen het, met inachtneming van die nevenschade", dan vind ik de interpretatie goed. En tussen "Q2", "midden Q2" en "voor Q2" zit wel echt een verschil. Dus nogmaals, ik kan 'm oordeel Kamer geven als het "midden Q2" is.

De heer Van Campen (VVD):

Wat mij betreft stemmen we over de tekst. Ik heb gehoord hoe de minister de motie dan interpreteert.

De voorzitter:

Dat betekent dus dat conform deze tekst de motie wordt ontraden. Past de heer Van Campen de motie aan, dan krijgt zij oordeel Kamer. Ik zeg dit even voor de duidelijkheid, anders wordt dit een soort woordspelletje en daar hebben we uiteindelijk niks aan.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Sorry, voorzitter, maar als het een "verkenning" is, "met inachtneming van de nevenschade", dan kan ik 'm oordeel Kamer geven.

Dank u wel.

De voorzitter:

U bent heel duidelijk geweest. Ik wil de minister danken voor haar aanwezigheid hier.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan volgende week dinsdag stemmen. Ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan gaan we over tot het laatste tweeminutendebat, Gewasbeschermingsmiddelen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven