13 Gewasbeschermingsmiddelen

Aan de orde is het tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen (CD d.d. 10/10).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen. Ik heet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wederom van harte welkom hier, net als de woordvoerders. Ik geef meteen het woord aan de heer Tjeerd de Groot van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter, dank u wel. We hebben gisteren een debat gevoerd over de verlenging van de toelating van glyfosaat. Ik vond dat niet het sterkste debat van de minister. We hebben als Kamer en ook als D66 zo precies mogelijk geformuleerd waar het hier over gaat, namelijk dat het kader waarmee wordt gekeken naar de toelating weliswaar ziet op neurotoxiciteit, maar niet de diepte in gaat over parkinson. We hebben gisteren een gesprek gehad met mensen met parkinson. Het is gewoon een absolute rotziekte, ontwrichtend tot en met. We hebben op dat punt een verantwoordelijkheid als Kamer.

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er wetenschappelijke aanwijzingen zijn dat er een verband is tussen glyfosaat en parkinson;

overwegende dat er vanuit de wetenschap wordt gewaarschuwd voor een parkinsonpandemie;

overwegende dat dit een vreselijke ziekte is die ontwrichtend is voor de mensen die het treft en hun omgeving;

overwegende dat de EFSA erkent dat in de toelating weliswaar wordt getoetst op neurotoxiciteit van de werkzame stof, maar niet specifiek op parkinson wordt getoetst;

overwegende dat het aan de politiek is de door de wetenschap aangewezen risico's te wegen en met voorzorg te handelen;

overwegende dat de Kamer bij de motie-Vestering/Bromet (21501-32, nr. 1570) heeft opgeroepen tegen de verlenging van glyfosaat te stemmen;

overwegende dat de minister deze motie niet uitvoert door zich slechts te onthouden van stemming en de Kamer dit betreurt;

verzoekt de minister alsnog met klem tegen de toelating van glyfosaat te stemmen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot, Bromet en Akerboom.

Zij krijgt nr. 621 (27858).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er aanleiding is vanuit de wetenschap om het onnodige gebruik van glyfosaat terug te dringen;

overwegende dat de toelating van glyfosaat mogelijk verlengd wordt en het daardoor nog urgenter is geworden om het gebruik te reduceren;

overwegende dat het mogelijk is het gebruik te reduceren met ten minste 60%;

constaterende dat er meerdere aangenomen moties zijn die hiertoe oproepen, zoals de motie-De Groot (27858, nr. 426), de motie-De Groot (27858, nr. 463) en de motie-De Groot/Bromet (27858, nr. 599), die het geelspuiten van graslanden en vanggewassen verbiedt;

overwegende dat de minister meerdere malen heeft aangegeven deze moties om juridische redenen niet te kunnen uitvoeren;

constaterende dat de minister aangeeft nu wel in staat te zijn de motie-De Groot/Bromet uit te voeren door middel van een ministerieel besluit;

verzoekt de regering de motie die het doodspuiten van graslanden en vanggewassen verbiedt uiterlijk 1 juli 2024 te hebben uitgevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot, Bromet en Akerboom.

Zij krijgt nr. 622 (27858).

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank voor de flexibiliteit. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Groot. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas, BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Ik heb ook twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Ctgb, het college toelating gewasbeschermingsmiddelen, en de EFSA, de Europese voedselautoriteit, op basis van 2.400 studies de herbicide, de onkruidbestrijder, glyfosaat als "veilig" hebben bestempeld;

overwegende dat de WUR, de Wageningen Universiteit, adviseert dat er heden onvoldoende niet-chemische alternatieven zijn;

constaterende dat de minister van LNV bij andere Ctgb-adviezen ook de deskundigheid van deze wetenschappers volgt;

verzoekt het kabinet om zich bij de stemmingen in de Raad over glyfosaat op 13 oktober 2023 niet te onthouden maar voor verlenging van glyfosaatgebruik te stemmen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 623 (27858).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gewasbeschermingsmiddelen, zowel groene middelen als gangbare middelen, essentieel zijn in de bijdrage aan de voedselzekerheid;

overwegende dat de minister van LNV stelt dat gewasbeschermingsbedrijven te weinig aanvragen doen om met groene alternatieve gewasbeschermingsmiddelen op de markt te komen;

overwegende dat de procedures om te komen tot een toelating voor een nieuw middel voor gewasbescherming lang zijn en fabrikanten boven op de toelatingsprocedure ook nog een wachttijd hebben van drie jaar;

overwegende dat bijna de helft van de stoffen die worden goedgekeurd in Europa al biologische stoffen zijn;

overwegende dat er tussen 2018 en 2022 sprake is van een verdubbeling van het aandeel laagrisicostoffen in Europa;

verzoekt de regering om in contact te treden met de brancheorganisaties van bedrijven die biologische middelen, "groene" middelen en/of laagrisicomiddelen in Nederland op de markt (willen) brengen en de Kamer te informeren over de uitkomst van dat overleg, en of de minister bereid is zijn mening over gewasbeschermingsbedrijven te herzien, ten aanzien van het aanvragen van een toelating,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Van Campen.

Zij krijgt nr. 624 (27858).

Dank u wel, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Alstublieft.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer Van Campen van de VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EFSA op basis van de beoordeling van 2.400 wetenschappelijke studies concludeert dat er geen kritiekpunten voortkomen uit de herbeoordeling van glyfosaat;

constaterende dat ook het Ctgb adviseert dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op wetenschappelijke gronden positief kan oordelen over het voorstel van de Europese Commissie om de goedkeuring van glyfosaat te verlengen;

constaterende dat de minister zich namens Nederland desondanks "in het specifieke geval van de werkzame stof glyfosaat en op dit moment" zal onthouden van stemming in de Raad Landbouw en Visserij;

van mening dat toelatingscriteria altijd voor verbetering vatbaar zijn, maar dat de uiteindelijke adviezen van instituties zoals EFSA en Ctgb moeten worden gevolgd;

van mening dat deze specifieke uitzondering bij glyfosaat op de normale gang van zaken, waarbij de regering de adviezen van instanties zoals EFSA en Ctgb niet volgt, niet mag leiden tot juridische precedentwerking;

verzoekt de regering bij de landsadvocaat na te gaan of deze afwijking van de normale gang van zaken kan leiden tot juridische precedentwerking voor de toepassing van andere werkzame stoffen en indien dit het geval is, advies in te winnen over hoe dit te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Campen, Bisschop en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 625 (27858).

Dank u wel, meneer Van Campen. Ik geef het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vroeg de minister net in een ander debat of hij trots was op zijn ministerschap. Om te illustreren dat hij best trots was, gaf hij aan dat hij gesproken had met de Rabobank en de ketenpartijen, en dat die nu bereid waren om mee te denken over het betalen van het geld dat allemaal naar de transitie van de landbouw moet gaan. Ik wilde daarbij wel nog even zeggen dat ik dat zelf heel anders heb ervaren. Vorige week vroeg de veevoederindustrie nota bene nog om financiële compensatie vanwege de dalende dierenaantallen in Nederland. In het debat over de ecosysteemdiensten dat wij vandaag hadden, waarin ik vroeg wat de minister daar nou mee had gedaan nadat hij beloofd had dat hij daar iets mee ging doen, is er niet eens een antwoord gekomen op de vragen die ik gesteld heb. Hij heeft zelfs niets gezegd over het gat dat is ontstaan voor het bestaande agrarische natuurbeheer, dat nota bene door de ChristenUnie-fractie hier in de Kamer gerepareerd moet worden bij de Financiële Beschouwingen.

Voorzitter. Gisteren hadden wij het debat over glyfosaat. Daarbij merkten we dat deze minister zelfs de moties die de Kamer hier in meerderheid aanneemt, niet wil uitvoeren. De vraag is: wat doe je dan? Wat doe je als de Kamer, als hoogste orgaan, de minister opdraagt om iets te doen en hij het niet doet en gewoon weigert?

Voorzitter. De minister heeft niets bereikt tijdens zijn ministerschap. Hij heeft ook niet geluisterd naar de Tweede Kamer. Hij is al onderweg naar de uitgang; dit is het laatste debat dat we voeren voor de verkiezingen. Dat is wat mij tot het besluit heeft gebracht om het hier voor nu dan maar bij te laten. Ik hoop op een positief oordeel over de motie die de heer De Groot net samen met de Partij voor de Dieren en mij heeft ingediend. Ik zou tot slot een beroep willen doen op het hart van de minister. Denk daarbij één keer niet aan de sector, maar aan de parkinsonpatiënten die we gisteren spraken.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan geef ik het woord aan mevrouw Akerboom, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Akerboom (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik ben er uitermate teleurgesteld over dat deze minister niet het lef heeft om de motie van de Partij voor de Dieren en GroenLinks uit te voeren en tegen glyfosaat te stemmen. Ik heb de motie van de heer Tjeerd de Groot dan ook meegetekend om een allerlaatste oproep te doen. Ik zeg ook tegen het kabinet: kijk bijvoorbeeld naar Duitsland. Zij stemmen tegen, en ze zijn daar niet eens toe opgeroepen door het parlement. Ik zeg tegen de minister: "Het kan gewoon. Hecht aan het voorzorgsbeginsel en toon lef."

Dan heb ik nog twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de teelten met het hoogste pesticidegebruik per hectare leliebollen, chrysanten, rozen en tulpen zijn, en dat de sierteelt in totaal goed is voor bijna een kwart van al het middelengebruik in de landbouw, terwijl dit geen bijdrage levert aan de voedselzekerheid;

overwegende dat het areaal aan sierteelt is toegenomen;

overwegende dat de minister van LNV heeft toegezegd met de sierteeltsector in gesprek te gaan over het hoge pesticidegebruik, maar dat hier al minstens tien jaar met de sector over wordt gepraat en dat het gebruik onverminderd hoog blijft;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe het areaal gangbare sierteelt beperkt kan worden, en de Kamer hier voor het eind van 2023 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Akerboom en Bromet.

Zij krijgt nr. 626 (27858).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de NVWA onderzoek doet naar alternatieven, zowel chemisch als niet-chemisch, voor de landbouwgiffen deltamethrin, esfenvaleraat en lambda-cyhalothrin, die zo giftig zijn dat ze vallen onder de categorie "kandidaten voor vervanging" van de Europese Commissie, waarvoor al sinds 2015 geldt dat deze vervangen moeten worden als hier een alternatief voor is;

verzoekt de regering dit onderzoek ook uit te voeren voor de andere "kandidaten voor vervanging",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Akerboom.

Zij krijgt nr. 627 (27858).

Dank u wel, mevrouw Akerboom. Dan geef ik het woord aan de heer Krul, CDA.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Ik vervang vanavond mijn collega Vedder en ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister de industrie aanspoort tot het aandragen van meer groene middelen voor toelating;

overwegende dat uit het jaarverslag van 2022 van het Ctgb blijkt dat van de 29 nieuwe werkzame stoffen die het Ctgb voor Europa beoordeelt, ongeveer 70% groen is;

overwegende dat uit een Europese survey bij de industrie over nieuwe stoffen en middelen blijkt dat er nog 129 groene stoffen/middelen in de pijplijn zitten;

overwegende dat de toelating van groene middelen nu zeer lang duurt, ondanks het instellen van het Green Team / Groene Loket, onder andere door capaciteitsgebrek bij het Ctgb;

verzoekt de regering de doorlooptijden van het toelatingsproces inzichtelijk te maken en de wachttijden voor het in behandeling nemen van aanvragen van groene middelen aanzienlijk te verkorten middels het vergroten van de beoordelingscapaciteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Krul, Vedder, Grinwis, Bisschop en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 628 (27858).

De heer Krul (CDA):

En dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat innovatieve technieken voor gewasbescherming kunnen leiden tot een significante afname van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;

overwegende dat dit in lijn is met de Toekomstvisie gewasbescherming 2030, waarin wordt gestreefd naar het zo veel mogelijk voorkomen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;

overwegende dat het huidige Nederlandse en Europese toelatingskader voor gewasbeschermingsmiddelen onvoldoende ingericht is voor de toelating van innovatieve technieken;

verzoekt de regering een taskforce op te zetten met betrokken partijen om in gezamenlijkheid tot een toelatingskader te komen waarin innovatieve gewasbeschermingstechnieken zijn meegenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Krul en Vedder.

Zij krijgt nr. 629 (27858).

Dank u wel, meneer Krul. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Bisschop, SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Een drietal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering ten aanzien van voorstellen voor het al dan niet toelaten van werkzame stoffen zich te laten leiden door de onafhankelijke en wetenschappelijke beoordeling van de toelatingsautoriteiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 630 (27858).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het ongeveer drie jaar duurt voordat aanvragen voor biologische en laagrisicogewasbeschermingsmiddelen door het Ctgb in behandeling genomen worden, waarna het nog minimaal een of twee jaar duurt voordat een beoordeling afgerond is;

overwegende dat er mogelijkheden zijn om de beoordeling van groene middelen naar voren te halen, bijvoorbeeld door te prioriteren bij de herbeoordeling van bestaande middelen;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat biologische en laagrisicomiddelen veel eerder in behandeling genomen worden en de wachttijd zo veel mogelijk beperkt wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Van Campen.

Zij krijgt nr. 631 (27858).

De heer Bisschop (SGP):

En dan de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zaadbehandeling bijdraagt aan vermindering van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en derhalve een aparte status verdient bij de inzet op geïntegreerde gewasbescherming en precisielandbouw in het kader van de Verordening duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;

verzoekt de regering erop in te zetten dat zaadbehandeling in de nieuwe regels voor duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen erkend wordt als een preventieve, reducerende maatregel in het kader van de geïntegreerde gewasbescherming en als precisietechniek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 632 (27858).

De heer Bisschop (SGP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de bijdrage van de Kamer. De bewindspersoon heeft aangegeven een kwartier nodig te hebben om zich voor te bereiden.

De vergadering wordt van 21.04 uur tot 21.16 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen. Het woord is aan de minister.

Adema:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. We hebben nu een tweeminutendebat over een debat dat nog heel vers in ons geheugen zit, namelijk het debat over gewasbescherming dat we gisteren uitvoerig met elkaar hebben gevoerd. Ik zal daarom proberen de appreciaties bij de moties kort te houden.

Verwijzend naar het debat van gisteren moet ik de motie op stuk nr. 621 ontraden.

Ook verwijzend naar het debat van gister ontraad ik de motie op stuk nr. 622.

Verwijzend naar het debat van gisteren ontraad ik ook de motie op stuk nr. 623.

De motie op stuk nr. 624 ontraad ik, ook onder verwijzing naar het debat van gister.

De motie op stuk nr. 625 over de precedentwerking ontraad ik ook onder verwijzing naar het debat.

De motie op stuk nr. 626 over gangbare sierteelt ontraad ik ook onder verwijzing naar het debat.

Ik verzoek de motie op stuk nr. 627 aan te houden omdat we daar eerst met het Ctgb over zouden moeten spreken. Als de motie niet aangehouden wordt, moet ik 'm ontraden.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Akerboom of zij bereid is de motie op stuk nr. 627 aan te houden. Dat is het geval.

Op verzoek van mevrouw Akerboom stel ik voor haar motie (27858, nr. 627) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Adema:

De motie op stuk nr. 628 van het CDA over de doorlooptijden ontraad ik vanwege de capaciteitsuitbreiding die in het verzoek wordt genoemd.

De motie op stuk nr. 629 van de heer Krul over de taskforce valt onder de verantwoordelijkheid van IenW. Ik zou hem willen verzoeken om de motie daarom aan te houden en bij IenW in te dienen.

De voorzitter:

Ik kijk even of de heer Krul bereid is om de motie op stuk nr. 629 aan te houden.

De heer Krul (CDA):

Ik heb eigenlijk een vraag over de motie op stuk nr. 628, voorzitter.

De voorzitter:

Dat snap ik, maar wat doet u met de motie op stuk nr. 629?

De heer Krul (CDA):

Wacht even … De motie aanhouden omdat het bij een ander ministerie moet? Dan kunnen we om een brief vragen voor de stemmingen van dinsdag, neem ik aan. Dan kunnen we dan besluiten of we de motie in stemming brengen.

De voorzitter:

De stemmingen zijn morgen. Ik kijk ook even naar de minister.

Adema:

Ja. Ik doe een ander voorstel. Ik ga in overleg met mijn collega van IenW. Ik heb gisteren in het debat over gewasbescherming een brief toegezegd. Ik stel voor dat we dit in die brief meenemen.

De voorzitter:

Is die brief er dan voor de stemmingen?

Adema:

Nee, die is er niet voor de stemmingen. Dan moet u de motie aanhouden.

De voorzitter:

Dan is het handiger om de motie op stuk nr. 629 aan te houden. Dat gebeurt, zie ik.

Op verzoek van de heer Krul stel ik voor zijn motie (27858, nr. 629) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

En u had nog een opmerking over de motie op stuk nr. 628.

De heer Krul (CDA):

Ik ben geen vaste gast in dit debat dus ik moet er even aan wennen dat de moties er zo snel zonder enige appreciatie doorheen gejast worden. Ik heb toch nog even een vraag over de motie op stuk nr. 628. De minister zegt dat hij die niet oordeel Kamer kan geven en niet positief kan appreciëren omdat er iets in staat over het vergroten van de beoordelingscapaciteit. Dat begrijp ik, maar er staat nog iets anders in de motie, namelijk of hij bereid is de doorlooptijden van het toelatingsproces inzichtelijk te maken. Dat de wachttijden voor het in behandeling nemen van aanvragen van groene middelen niet verkort kunnen worden middels het vergroten van de beoordelingscapaciteit is dan prima, maar hoe zit het met het eerste deel van het dictum?

Adema:

Ja, maar het tweede deel is juist het lastigste deel van de motie. Daar vraagt u eigenlijk om de toetsingscapaciteit te vergroten. Dat geeft een financieel beslag en dat kan niet aan de orde zijn. Als u dat tweede deel uit het verzoek zou wegstrepen, dan zouden we u wel het inzicht in de doorlooptijd kunnen leveren.

De heer Krul (CDA):

Dat is dan een verschil van interpretatie. Het hoeft niet altijd een financieel beslag op te leveren. In het eerste deel van het dictum wordt heel specifiek gevraagd om te kijken waar het knelt. Dan kun je misschien ook tot oplossingen komen die niet per se betekenen dat het om een kwantitatieve verruiming van de beoordelingscapaciteit hoeft te gaan. Maar goed, we handhaven de motie.

De voorzitter:

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 630.

Adema:

Even kijken.

De voorzitter:

Van de heer Bisschop.

Adema:

Ja, als ik de motie op stuk nr. 630 mag uitleggen als een bestendige lijn van het kabinet, zoals die ook in de brief aan de Kamer van gisteren over glyfosaat staat, dan geef ik die motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 631 geef ik ook oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 632 geef ik eveneens oordeel Kamer voor zover het gaat om zaadcoatings die er in de verdere periode van de teelt voor zorgen dat er aantoonbaar minder gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Dat is de enige interpretatie van de motie waarmee ik de appreciatie oordeel Kamer kan geven. Ik heb begrepen dat het allemaal in de Handelingen komt, dus we kunnen het nalezen.

De voorzitter:

Zo is het. De heer Bisschop is er niet. Hij heeft het debat verlaten. Uw interpretatie is duidelijk en daarmee krijgt de motie oordeel Kamer.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Sorry, dat ik de appreciatie niet heb gehoord. U zei dat we om 21.25 uur zouden beginnen, dus ik was nog eventjes ...

De voorzitter:

Ja, het was een meevaller. De minister was eerder. Uw motie is ontraden met verwijzing naar het debat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik had twee moties.

De voorzitter:

Ja, allebei.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Maar ik realiseer mij ook dat de motie op stuk nr. 623 gaat over het zich niet onthouden van stemmen maar voorstemmen, en dat dit al op 13 oktober is. Dat zou betekenen dat we morgen al over deze motie zouden moeten stemmen. Ik weet niet of ik dat hier kan vragen. Meestal gebeurt dat bij een regeling van werkzaamheden. Omdat we morgen toch gaan stemmen, zou ik verzoeken om deze motie toe voegen aan de stemmingslijst.

De voorzitter:

Morgen hebben we stemmingen, ja. Dus dan kunnen we over deze motie stemmen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, graag.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging. Ik dank de minister.

Adema:

Mag ik nog één opmerking maken, mevrouw de voorzitter? Volgens mij is dit het laatste debat dat deze minister gaat voeren met de commissie in deze samenstelling. Ik ben nog niet zo lang minister. We hebben hier stevige debatten gevoerd. Soms vonden we elkaar. Soms bleven de tegenstellingen bestaan. Ik heb de inhoudelijke en respectvolle benadering van elkaar en van elkaars standpunten altijd heel erg bewonderd. Ik bewonderde ook altijd de kwaliteit van het inhoudelijke debat. We werden het niet altijd eens, maar ik wil u daar heel hartelijk voor bedanken. Het is voor mij af en toe een mooie, steile leercurve geweest. Voor die lessen af en toe wil ik u heel hartelijk bedanken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik wil de minister danken, ook voor zijn woorden richting de woordvoerders. Heel veel succes, zeg ik ook tegen de minister.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over deze moties gaan we morgen stemmen; dan weet iedereen dat. Wij zijn hiermee aan het eind van deze avond gekomen, althans qua debatteren.

Naar boven