Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 74, item 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 74, item 2 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.
Vragen van het lid Podt aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht "Kinderombudsvrouw: kinderen in Ter Apel verwaarloosd".
De voorzitter:
Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Podt van D66. Zij heeft een vraag aan de staatssecretaris over het bericht "Kinderombudsvrouw: kinderen in Ter Apel verwaarloosd". Het woord is aan mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel, voorzitter. Kinderrechten kennen geen afkomst. Alle kinderen, ongeacht waar ze vandaan komen, hebben kinderrechten: recht op scholing, recht op een gezinsleven, of bij gebrek daaraan recht op goede begeleiding, en recht op spelen. Maar zoals burgemeester Schuiling zei: "Kinderen in Ter Apel spelen op dit moment tussen het afval."
En dit weekend lazen we de oproep van de Kinderombudsvrouw. Zij zei dat de momenteel 113 kinderen in Ter Apel, die zonder familie naar Nederland kwamen, mentaal worden verwaarloosd. Het gebrek aan dagbesteding en persoonlijke aandacht kan leiden tot trauma's. Wat D66 betreft kan en mag dat nooit de bedoeling zijn; alle kinderen hebben recht op een goede start. Deze kinderen gaan normaal gesproken net als andere asielzoekers binnen zes dagen naar een opvanglocatie. Voor kinderen die zonder familie naar Nederland kwamen, alleenstaande minderjarige vreemdelingen, is dat nog belangrijker, omdat ze dan naar kleinschalige opvang kunnen, waar ze beter kunnen worden begeleid en onderwijs krijgen.
Voorzitter. Dit gaat al heel lang niet goed. In november, toen wij met een aantal Kamerleden in Ter Apel waren, zaten daar 180 kinderen, ook tot grote frustratie van de COA-medewerkers, die deze kinderen graag beter willen begeleiden. We weten het inmiddels allemaal: de IND heeft het druk en er zijn onvoldoende opvangplaatsen, ook voor alleenstaande minderjarigen. Wat wordt er de komende tijd, in de procedure en in het realiseren van meer opvang, gedaan om te zorgen dat voor specifiek alleenstaande minderjarigen de wettelijke termijn van maximaal zes dagen in de opvang gehaald wordt?
Zolang deze termijn zo lang is, moeten we er natuurlijk voor zorgen dat de situatie voor deze kinderen zo snel mogelijk wordt verbeterd. We kunnen deze kinderen niet aan hun lot overlaten omdat wíj onze administratie niet op orde hebben. Kan de staatssecretaris daarom toezeggen dat er voor deze kinderen nu wel dagbesteding en scholing komt?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van der Burg:
Dank u, voorzitter. Met betrekking tot de minderjarigen in Ter Apel hebben we te maken met twee groepen. Mevrouw Podt verwees naar de uitspraken van de burgemeester van Groningen over de kinderen die met een gezin in de tenten overnachten. Die tenten worden vanaf vandaag weggehaald. We hebben afgelopen vrijdag met het college van Westerwolde afgesproken dat daar vanaf vannacht niet meer geslapen mag worden en dat de tenten worden weggehaald. Los van dat hij andere woorden kiest dan ik, ben ik het namelijk met de burgemeester, en met mevrouw Podt, eens dat de situatie in de tenten onacceptabel was. Vanaf vandaag moeten de tenten dus weg zijn en mogen er niet meer dan 2.000 mensen in het andere gedeelte van Ter Apel, dat wel gewoon goed is, overnachten. Dat is één.
De tweede groep — daar had de Kinderombudsman het over — zijn de amv'ers, de jongeren die zonder ouders naar Nederland zijn gekomen. Kinderen, jongeren, onder de 15 jaar komen via Nidos in pleeggezinnen terecht. 15-, 16- en 17-jarigen moeten op een amv-locatie ergens in Nederland terechtkomen. Dat duurt gewoon veel te lang. Mevrouw Podt verwees naar het getal 180 van toen zij er was. Het is zelfs hoger geweest. Het heeft zelfs de 300 aangetikt, terwijl er in beginsel plek is voor 50. Er is vervolgens wel meer ruimte gecreëerd in Ter Apel, maar dat laat onverlet dat op het moment dat het er meer dan 50 zijn niet de begeleiding geboden wordt die wel geboden moet worden. Dat betekent een paar dingen.
Eén. We moeten gewoon meer amv-locaties in Nederland hebben. U weet dat ik daarvoor nog steeds afhankelijk ben van de goede wil van gemeentes. Dus mocht u gemeentebesturen spreken in den brede, dus uiteraard niet alleen de voorzitter maar ook de raadsleden, probeer dan uw collega's ervan te overtuigen dat men in die gemeenten ook een amv-locatie wil hebben, want we komen op dit moment amv-locaties tekort. U weet dat ik bezig ben met een wet waardoor er, net als dat nu geregeld is voor Oekraïners via een noodwet, ook voor niet-Oekraïners een mogelijkheid komt waardoor gemeenten verplicht worden om opvang te bieden. Daarbij gaat het zowel om reguliere azc's, de sobere locaties, drie extra aanmeldcentra, als om amv-locaties. Alleen, dat laat nog een tijd op zich wachten, want het betreft het normale wetgevingstraject langs Tweede Kamer en Eerste Kamer. Vanaf afgelopen donderdag worden er extra coaches ingezet in Ter Apel om die groep — volgens mijn laatste telling zijn het er 113 — in ieder geval tot die tijd meer dagbestedingsachtige begeleiding te geven.
Tot zover, voorzitter.
Mevrouw Podt (D66):
Ik hoor dat de staatssecretaris heel erg zijn best doet. Daar zijn we natuurlijk ook blij mee, maar er zit van alles in de weg. Hij geeft eerst al aan dat de bal voor een deel nog bij gemeenten ligt. Dat roept bij mij wel de volgende vraag op. We kunnen natuurlijk verschillende dingen doen — dat hebben we ook al vaker gewisseld — die ervoor kunnen zorgen dat het gemeenten gemakkelijker gemaakt wordt. Eén daarvan is dat gemeenten al langer naar die verlengde opvang voor amv's, dus na het 18de jaar, vragen, om ervoor te zorgen dat dat niet in het mandje van de gemeente terechtkomt. Dat is voor dit jaar gerealiseerd. We vragen ons toch wel af hoe dat nou verder gaat, want dat kan voor gemeenten ook echt een doorbraak zijn.
Wat ik heel wrang vond in het artikel is dat de Kinderombudsman ook aangaf verbijsterd te zijn dat de problematiek die we nu zien, bij instanties gewoon bekend is. Hij gaf ook aan dat die instanties dat eigenlijk ook heel verschrikkelijk vinden, maar dat er geen verbetering komt. De staatssecretaris geeft nu aan dat er coaches komen. Dat is op zich goed nieuws, maar kinderen missen weken, soms wel maanden school. Die hebben mentale problemen, echt als gevolg van het nietsdoen. Veel kinderen zullen hier ook blijven en ze hebben nu al een achterstand. Ik vraag me dan dus wel af: gaan we het nou redden met die coaches en moeten we niet zorgen dat dagbesteding en scholing echt op orde worden gebracht? Wat zit dat eventueel nog in de weg?
Staatssecretaris Van der Burg:
Ik ben het eens met mevrouw Podt dat het voor gemeentes in ieder geval kan helpen dat de 18 jaar wordt verlengd. Daar zit overigens een deel bij mij c.q. Justitie en voor een deel zit het ook nog bij VWS. Dat is zo omdat een aantal van deze jongeren, een groot aantal van deze jongeren, bijvoorbeeld ook jeugdhulp nodig hebben. Op dit moment vallen ze dus onder de kosten van de desbetreffende gemeentes zodra ze boven de 18 zijn. Er wordt dus niet alleen gezegd dat ze langer onder dit regime vallen, maar ook dat de kosten daarmee gedekt zijn. Voor 2022 is dat nu inderdaad geregeld. Voor 2023 en daarna moeten we dat nog doen. U heeft als Kamer tot nu toe echter bijvoorbeeld in het coalitieakkoord bepaalde kaders meegegeven als het gaat om geld en u weet dat we komende vrijdag nog een aantal financiële dingen op te lossen hebben. Ik kan op dat punt dus niet heel snel wat beloven. En ja, het klopt dat instanties dit al een tijd weten. Mevrouw Podt gaf zelf aan dat zij in ieder geval vanaf november weet dat er meer dan 50 zitten, en met haar dus de Kamer en ook het kabinet. Waar we tegen aanlopen is dat het dus gewoon onvoldoende lukt om voldoende locaties in Nederland te krijgen. Daardoor kunnen we de jongeren om wie het gaat, niet doorplaatsen. Daar hebben we het over. We hebben het over die groep 15-, 16- en 17-jarigen. Dat is dus een andere groep dan die groep waar de heer Schuiling het over had. Het lukt ons op dit moment niet om voldoende locaties te krijgen. Daardoor zitten ze er langer. Zodra ze door kunnen stromen, hebben ze ook meteen onderwijs. Dat is op de reguliere amv-locaties namelijk wel geregeld.
De voorzitter:
Mevrouw Podt, tot slot.
Mevrouw Podt (D66):
Ik vind dit toch wel heel erg ingewikkeld. Ik snap de structurele problemen, echt waar. Ik dank de staatssecretaris ook echt voor zijn inzet daarop, maar ik hoor nog steeds niet echt een goed antwoord op de vraag wat we nou doen als kinderen daar uiteindelijk toch weken, soms maanden zitten zonder onderwijs, terwijl kinderen daar gewoon recht op hebben. Ik hoop echt dat de staatssecretaris daarop in gaat zetten en dat we die dagbesteding en dat onderwijs van de grond gaan krijgen, want iedereen, ook deze kinderen, verdient gewoon een kans op de allerbeste toekomst.
Staatssecretaris Van der Burg:
Dat laatste ben ik uiteraard met mevrouw Podt eens. Daar zijn we het denk ik allemaal over eens. Het is heel simpel: op dit moment heb ik die oplossing gewoon nog niet. Ik kan die u dus ook niet toezeggen.
De voorzitter:
Heel kort, mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Dan hoop ik dat u bereid bent om op korte termijn bij ons terug te komen, misschien wel met die oplossing. Daarbij gaat het dan met name om de vraag hoe we de dagen gaan invullen die jongeren nu gewoon vruchteloos doorbrengen.
Staatssecretaris Van der Burg:
Laat ik die vraag gewoon met ja beantwoorden, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Er zijn een aantal vervolgvragen. Het gaat om een korte vraag zonder uitgebreide inleiding. Allereerst de heer Jasper van Dijk, SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
"De kinderen krijgen te eten en dat is het"; dat is wat ik afgelopen week hoorde. Ik dacht: wat is dit nou; is dit Nederland? Ik kon me dat niet voorstellen, maar het is dus toch zo. Kinderen worden verwaarloosd in Nederland. En nu zegt de staatssecretaris: voor Oekraïners hebben we een noodwet ingesteld. Dat is hartstikke goed, maar voor de andere asielzoekers doen we dat misschien ergens in de zomer. Waarom gaat u niet op z'n minst ook voor deze kinderen zo'n noodprocedure inzetten, zodat we van deze omstandigheden afkomen?
Staatssecretaris Van der Burg:
U mag mij op van alles en nog wat aanspreken; laat daar geen misverstand over bestaan. Maar als het gaat om wetgeving, dan ben ik minstens net zo verantwoordelijk als u dat bent. Want u heeft bepaald onder welke voorwaarden noodwetgeving wel of niet kan worden ingezet. Daarmee doel ik uiteraard niet op de heer Van Dijk persoonlijk, maar de Kamer en het kabinet hebben gezamenlijk gezegd waarvoor je wel of niet noodwetgeving kan inzetten. Noodwetgeving kan in deze situatie niet worden ingezet. We moeten dus de normale procedure in van een behandeling in de Tweede en Eerste Kamer. Ik kan dus geen noodwetgeving inzetten. Anders had ik dat al gedaan.
De heer Kuzu (DENK):
Inmiddels hebben we het wekelijks over Ter Apel. Het is niet de eerste keer dat we erover spreken. Dan gaat het weer over de rol van de gemeente en dan weer over het COA. Justitie en VWS hebben een verantwoordelijkheid, maar ik vraag me af wat in dezen de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris is om ervoor te zorgen dat we geen Lampedusa van de Lage Landen krijgen.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ik weet dat de burgemeester van Groningen de term "Lampedusa" heeft gebruikt. Die wordt nu ook door de heer Kuzu overgenomen. Die uitspraak is onterecht. Daarmee doe je de mensen van het COA onrecht aan. Daarmee doe je de situatie in Ter Apel onrecht aan. Daarmee doe je zeker de situatie in Lampedusa, zoals mensen die voor ogen hebben, onrecht aan. Dat is niet aan de orde. We zijn het erover eens dat het niet goed is geregeld. Het probleem is dat wij het in Nederland zo geregeld hebben dat de staatssecretaris verantwoordelijk is. Ik ben dus verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat er in Nederland voldoende plekken zijn op het gebied van opvang. We hebben het met elkaar ook zo geregeld dat die verantwoordelijkheid niet kan worden vormgegeven door middel van een aanwijzing van de staatssecretaris. Ik hoef u er niks over te vertellen. U kent de brieven daarover van 14 december en 10 januari. Die middelen heeft de staatssecretaris niet. Dat betekent dat de staatssecretaris alleen door middel van praten met gemeentes kan zorgen voor de plekken.
De heer Kuzu (DENK):
Ik ben in ieder geval blij dat de staatssecretaris zich verantwoordelijk voelt, maar ik hoorde hem in zijn beantwoording ook zeggen dat wanneer het om de leefomstandigheden van de kinderen gaat, hij hier geen pasklare oplossing voor heeft. Ik zou de staatssecretaris dus willen vragen om, als hij zich verantwoordelijk voelt, de leefomstandigheden van de kinderen in Ter Apel op korte termijn op orde te brengen. Daarmee bedoel ik binnen een week en uiterlijk binnen twee weken.
Staatssecretaris Van der Burg:
De tenten en de mensen die daarin leven, dus ook de kinderen die in tenten leven, worden vanaf vanavond niet meer gebruikt. Dat betekent dus dat de rest van Ter Apel — ik weet niet of de heer Kuzu er geweest is, maar dan heb ik het over het gebied binnen de hekken — verder op orde is wat betreft de leefomstandigheden. Dan resteert het zeer belangrijke punt van de begeleiding, coaching en het onderwijs voor amv'ers, dus de 113 jongeren van 15, 16 en 17 die uitgeplaatst moeten worden naar reguliere amv-locaties. Daarover heb ik zojuist op een vraag van mevrouw Podt gezegd dat ik met nadere informatie naar u toe zal komen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ons eigen Lampedusa en zwaar verwaarloosde kinderen. Daar waarschuwt de Kinderombudsman ons voor. Het is echt schrijnend. Ik schaam me hiervoor. Mijn vraag aan de staatssecretaris is tweeledig. Kan hij ons voor het debat dat wij donderdag hebben over de opvang van Oekraïners, in detail het tijdpad schetsen van de wetgeving die eraan komt en waarmee we wél daadwerkelijk die aanwijzing kunnen geven? Kan hij juridisch onderbouwen waarom deze groep van minderjarigen, voor wie het echt hele schrijnende omstandigheden zijn, niet onder de noodwet zou kunnen vallen? Ik bedoel dus de juridische onderbouwing waarom voor deze groep de noodwetgeving niet zou kunnen gelden.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ten eerste vind ik het jammer dat mevrouw Kröger toch het woord "Lampedusa" overneemt. Het is uiteraard aan GroenLinks om dat te doen, maar ik ben het daar nadrukkelijk niet mee eens; laat ik dat gezegd hebben. Volgens mij heb ik in de debatten die u en ik sinds ik aangetreden ben … Nee, dat is niet waar. Sinds het moment dat de oorlog in Oekraïne uitbrak, heb ik elke keer aangegeven waarom noodwetgeving voor Oekraïne wel kan en waarom dat niet kan voor de niet-Oekraïense asielzoekers. De ene situatie heeft te maken met de noodsituatie waarin wij zitten en waarin zich in een maand tijd 5 miljoen mensen in Europa melden. De andere situatie heeft te maken met het feit dat er sprake is van een continuüm aan een tekort aan plekken. Het is dus geen noodsituatie, maar een door de samenleving, door u en door mij gecreëerde situatie van te weinig plekken en van wetgeving die daar niet op aansluit. Met "u" bedoelde ik de Kamer, voorzitter. Daarom kan de noodwetgeving niet worden ingezet ten behoeve van deze groep. En nee, het lukt mij niet om voor komende donderdag dat tijdpad aan mevrouw Kröger, aan de Kamer te schetsen.
De voorzitter:
Wanneer wel?
Staatssecretaris Van der Burg:
Ik zit voor een deel even in mijn hersenen te kijken ...
De voorzitter:
Kunt u daar anders straks op terugkomen?
Staatssecretaris Van der Burg:
Daar kom ik zo even op terug, voorzitter.
De voorzitter:
Ja. Het waren twee vragen, mevrouw Kröger, dus ik ga nu naar mevrouw Piri, PvdA.
Mevrouw Piri (PvdA):
We hebben het hier over amv'ers en over noodwetgeving. De termen vallen hier over elkaar heen. We hebben het hier over kínderen en ik vind dat het kabinet zich kapot moet schamen dat dit de manier is waarop wij kinderen die vluchten voor een oorlog opvangen. We verwaarlozen ze. Ze hebben geen dagbesteding en geen school. Mijn vraag aan de staatssecretaris is de volgende. En dan kunt u niet naar anderen wijzen en naar de Kamer wijzen; ú zit op die plek en bent hier hoofdverantwoordelijk voor. Hoeveel Ter Apels hebben wij in Nederland, waar kinderen niet naar school gaan? Ik hoorde dat dat ook bijvoorbeeld in Duiven sinds november het geval is. Hoeveel kinderen hebben we hier in Nederland die wij op deze manier opvangen?
Staatssecretaris Van der Burg:
Ik deel met mevrouw Piri de negatieve gedachte over de situatie in Ter Apel als het gaat om de amv'ers. Van de toon die zij vervolgens naar mij toe kiest, denk ik wel: ja, mevrouw Piri, ik ben als staatssecretaris verantwoordelijk, maar we hebben het in Nederland wel geregeld op basis van vrijwilligheid bij gemeenten. Je kunt dan dus wel de staatssecretaris heel boos en streng toespreken, maar tot nu toe vond in ieder geval de meerderheid van de Kamer niet dat er een wet moest zijn die een verplichting bij gemeentes neerlegde. Tot nu toe vond de Kamer, samen met het kabinet, dat het op basis van vrijwilligheid moest zijn. In die zin vraag ik gewoon simpelweg ook de hulp van mevrouw Piri. Is zij ook bereid om haar partijgenoten in het land te bellen en te vragen: zou je in jouw gemeente een amv-locatie willen hebben? Dat neemt niet weg dat het mijn verantwoordelijkheid is. Maar als het je zo aan het hart gaat, dan kan een beetje steun daarin zeker geen kwaad. Op dit moment ben ik ook gewoon gebonden aan het feit dat ik het vooral met mijn mond moet doen, en het niet kan doen met wet- en regelgeving. Als het gaat om de concrete situatie in Duiven, heb ik op dit moment het antwoord niet.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Ceder, ChristenUnie. Het is belangrijk dat u één vraag stelt. U mag ook twee vragen stellen, maar dan kost het wel twee keer een beurt. De heer Ceder, ChristenUnie. Gaat uw gang.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ga mijn eerste vraag toch gebruiken om de vraag van mevrouw Piri te herhalen, want die is volgens mij niet beantwoord. Hoeveel kinderen krijgen hier momenteel geen onderwijs? De staatssecretaris is niet voor alles verantwoordelijk — dat geeft u ook aan — maar we kunnen toch wel weten om hoeveel kinderen het gaat? Hoeveel kinderen die vluchteling zijn of in ieder geval in de procedure zitten, niet alleen in Ter Apel, maar in het hele land, krijgen momenteel geen onderwijs?
Staatssecretaris Van der Burg:
Ik gaf daar net het antwoord op dat ik dat niet wist. Dan zou het dus raar zijn als ik het een halve minuut later wel wist. Dus ik weet het niet.
De voorzitter:
Kan de staatssecretaris daar wel op terugkomen en de Kamer daarover informeren? Er zijn nu twee collega's die dezelfde vraag hebben gesteld.
Staatssecretaris Van der Burg:
Uiteraard kan ik daarop terugkomen en krijgt u daarop een antwoord. Ik moet even kijken of het dan van mij komt of van de collega van Onderwijs, maar u krijgt in ieder geval antwoord namens het kabinet.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank. Ik was een paar weken geleden in Ter Apel. Ik vind het pijnlijk om te zien dat de situatie na een aantal weken nog steeds dezelfde is, met name de uitzichtloosheid ten aanzien van minderjarigen, kinderen. Het gaat om kinderen. Ik heb een hele concrete vraag. Er is heel veel niet mogelijk of niet gelijk mogelijk, maar volgens mij kunnen wij toch onderwijs regelen. Dat hoeft niet per se op een school als dat niet kan. Maar je kan toch onderwijzers plaatsen of digitaal iets faciliteren? Volgens mij is het een kwestie van politieke wil, van of we dat willen. Volgens mij heeft u hier een Kamer die zegt: regel dat nou. Mijn concrete vraag aan de staatssecretaris is: kunnen wij in ieder geval voor die kinderen op zeer korte termijn fysiek, digitaal of op welke wijze dan ook enige vorm van onderwijs aanbieden? Het moet in een land als Nederland toch mogelijk zijn om onderwijs te faciliteren?
Staatssecretaris Van der Burg:
Laat ik ten behoeve van het debat van komende donderdag een memobrief, een notitie aan de Kamer doen toekomen over wat er wel kan en op welke termijn.
De voorzitter:
Vóór het debat zei u.
Staatssecretaris Van der Burg:
Vóór het debat.
De voorzitter:
Ja. De heer Brekelmans, VVD, en dan de heer Bisschop.
De heer Brekelmans (VVD):
Volgens mij is er vrijwel niemand in deze Kamer die vindt dat het goed is als kinderen lang geen onderwijs krijgen, als kinderen in slechte omstandigheden zitten of zelfs op vieze toiletten. Volgens mij wil niemand dat bij het COA en wil deze staatssecretaris dat ook niet, maar de realiteit is, zoals de staatssecretaris zelf aangaf, dat het ons niet lukt om het te regelen met gemeenten. We zien een crisis met Oekraïense vluchtelingen waarbij het gaat om tienduizenden mensen, terwijl dagelijks nog ongeveer honderd mensen in Ter Apel aankomen. Is dan de conclusie niet dat die aantallen in de praktijk voor ons als land te groot zijn, te groot voor de woningmarkt, te groot voor het onderwijs, te groot voor alle begeleiding, zodat we meer werk zullen moeten maken van het beheersbaar maken van de instroom?
Staatssecretaris Van der Burg:
Los van de vraag of we dat zouden moeten willen, is de instroom van Oekraïners niet te reguleren, omdat Oekraïners vrij mogen reizen door Europa. Inmiddels zijn er 5 miljoen Oekraïners buiten Oekraïne. Dus men kan ook gewoon naar Nederland komen. In die zin komt er een zeer laag percentage Oekraïners naar Nederland als je het vergelijkt met de rest van Europa. Uiteraard gaan de meesten naar de buurlanden van Oekraïne. Als het gaat om de niet-Oekraïners oftewel de asielzoekers die zich melden in Ter Apel, dan verschillen kabinet en VVD er niet van mening over dat die groep qua aantal zo laag mogelijk moet zijn. We moeten dus aan alle kanten kijken hoe we mensenhandelaren tegen kunnen gaan die dit soort paden bewandelen. Dat laat onverlet dat iedereen die zich in Ter Apel meldt, recht heeft op een asielprocedure. In die asielprocedure dient diegene dus ook gewoon opvang te krijgen tot het moment dat duidelijk is of hij of zij wel of niet mag blijven.
De voorzitter:
De heer Brekelmans, tot slot.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik begrijp goed wat de staatssecretaris zegt. Ik denk dat er meer landen in de Europese Unie zijn die in een vergelijkbare situatie als Nederland zitten, die al te maken hebben met een asielsysteem dat onder druk staat, waar vervolgens ook nog de crisis met Oekraïense vluchtelingen bovenop komt en waarbij het te veel is.
De voorzitter:
Graag een vraag, meneer Brekelmans.
De heer Brekelmans (VVD):
Ziet de staatssecretaris dit ook als het moment om samen met andere Europese landen te bespreken hoe we die beide grote stromen gaan oplossen en daar met derde landen afspraken over te maken om dat meer onder controle te krijgen?
Staatssecretaris Van der Burg:
Daarover staat het nodige in het coalitieakkoord. Daarover staat ook het nodige in het migratiepact, dat onder leiding van het Franse voorzitterschap werd opgepakt. Waarom spreek ik even in de verleden tijd? Omdat je ziet dat de afgelopen zes weken alle aandacht gaat naar de asielstroom, de vluchtelingenstroom vanuit Oekraïne, waarmee materieel alle afspraken met betrekking tot het migratiepact in Europa op een zeer laag pitje staan. Maar inderdaad, we moeten niet alleen met de collega's uit Europa maar ook met de collega's binnen het kabinet, bijvoorbeeld met mevrouw Schreinemacher, gezamenlijk kijken hoe wij aan de thuislanden of de herkomstlanden van de groep die uitgezet moet worden, een aanbod kunnen doen om ervoor te zorgen dat mensen ook daadwerkelijk vertrekken. Daarnaast moeten we kijken hoe we de instroom verder kunnen beperken.
De heer Bisschop (SGP):
Als je de verhalen over de situatie van de kinderen daar leest, dan raakt dat je. Maar ik moet zeggen: ik heb stellig de indruk dat het een onderdeel is van een veel groter probleem. Daarom ligt er een aangenomen motie op mijn naam met het verzoek aan de staatssecretaris om tot een inventarisatie te komen van wat er nodig is om structureel tot een veerkrachtig en robuust asielsysteem, een asielketen, een opvangketen te komen. Daar zou de staatssecretaris voor de zomer op terugkomen. Ik vraag hem nu dus niet hoe die keten eruitziet, maar ik vraag wel wat de stand van zaken is. Ik wil de staatssecretaris ook vragen om dit punt daar structureel in mee te nemen.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja, dat zal ik doen. Zoals gezegd doe ik dat voor de zomer.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze mondelinge vraag. De staatssecretaris zou alleen nog naar aanleiding van een vraag van mevrouw Kröger aangeven wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over de planning van het wetsvoorstel.
Staatssecretaris Van der Burg:
U zag mij naar mijn telefoon kijken. Ik heb nog even geen voldoende bevredigend antwoord waar ik mij in kan vinden. Dus dat wil ik even meenemen in die aan de heer Ceder toegezegde brief ten behoeve van het debat van donderdag.
De voorzitter:
Prima. Dan dank ik de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-74-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.