14 Jeugdbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Jeugdbeleid (CD 18/05).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Jeugdbeleid. Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom. Ik heet ook de Kamerleden welkom. Ik heb een verzoek aan de Kamerleden en dadelijk ook aan de staatssecretaris. We hebben 30 tweeminutendebatten in korte tijd, dus ik wil de Kamerleden verzoeken om zo kort mogelijk te zijn, alleen de moties voor te lezen en mogelijk een of twee vragen aan de staatssecretaris te stellen. Ik wil hernieuwde debatten voorkomen. Ik zal de staatssecretaris dadelijk ook vragen om beknopt te reageren op de moties en de gestelde vragen.

Ik geef allereerst het woord aan mevrouw Westerveld. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Om tijd te besparen spreek ik ook namens de fractie van de PvdA. Het debat dat wij hadden over het jeugdbeleid ging vooral over de plannen van het kabinet om een eigen bijdrage in te voeren voor jongeren die mentale hulp nodig hebben. Dat doen we nergens in de zorg. Ouders krijgen ook geen rekening op het moment dat hun kind met een gebroken been in het ziekenhuis ligt. Het kabinet is wel van plan om dat in de jeugdzorg te doen. In het debat werd wel duidelijk dat de oppositiepartijen allemaal fel tegen zijn, maar dat ook de coalitiepartijen dit helemaal niet zien zitten. Zij willen dat er eerst een verkenning komt. Maar wij weten allemaal dat die verkenning niets gaat opleveren. Dit is immers al eerder geprobeerd in de ggz. Daar was het ook geen goed idee en dat wordt het in de jeugdzorg ook niet. Daar dien ik zo een motie over in.

Ik heb ook nog een vraag over pleegzorg. In het debat zeiden we al dat het niet goed gaat met de pleegzorg. Inmiddels zijn er weer nieuwe cijfers naar buiten gekomen die ons verhaal bevestigen. Daaruit bleek dat er in 2021 13% minder nieuwe pleegouders bij zijn gekomen. En er was al een tekort. Dat tekort wordt dus alleen maar groter. Mijn vraag hierover aan de staatssecretaris is of hij die urgentie ziet en welke actie hij daarop onderneemt op de korte termijn. Wat gaat hij doen?

Dan mijn motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering 511 miljoen euro wil bezuinigingen op de jeugdzorg;

constaterende dat de regering gaat verkennen of dit mogelijk is door middel van het invoeren van een eigen bijdrage in de jeugdzorg;

overwegende dat het hele veld, van jongeren tot jeugdzorgmedewerkers, ervaringsdeskundigen, de jeugdbranches, cliëntenorganisaties en jeugdwethouders tegen dit plan zijn;

overwegende dat het ook in strijd is met het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, dat zegt dat een kind nimmer noodzakelijke zorg ontzegd mag worden omdat de ouders de eigen bijdrage niet kunnen betalen;

overwegende dat geprobeerd is om een eigen bijdrage in te voeren in de ggz en dat dit zo desastreus uitpakte dat ervan af werd gezien;

verzoekt de regering om de plannen voor het invoeren van eigen bijdrage in de jeugdzorg te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Mohandis, Kwint, Den Haan en Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 858 (31839).

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik het woord aan de heer Kwint. Hij spreekt namens de SP. Ik wil de Kamerleden toch verzoeken om als het even kan zo beknopt mogelijk te zijn, omdat we een heel klein beetje willen inlopen op de agenda.

De heer Kwint (SP):

Voorzitter. Ik had zeventien punten voorbereid. Maar de argumenten zijn meer dan voldoende gewisseld, dus omwille van de tijd dien ik een motie in over private equity en een motie over de professionele autonomie van de hulpverlener.

Sprinkhaankapitalisten hebben niks te zoeken in de jeugdzorg — wat mij betreft op een heleboel andere plekken ook niet, maar dat gaan we een volgende keer regelen. Voor nu beperk ik me tot de private equity.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de jeugdzorg private-equityfondsen actief zijn die de jeugdzorg een interessant verdienmodel vinden;

overwegende dat die sprinkhaankapitalisten niks te zoeken hebben in de zorg voor onze kwetsbare jeugd;

verzoekt de regering om een verbod op private equity in de binnenkort komende Wet integere bedrijfsvoering zorg op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Westerveld.

Zij krijgt nr. 859 (31839).

De heer Kwint (SP):

En dan de tweede motie. De behandelduur voor jeugdzorg dreigt ingeperkt te gaan worden door het kabinet. Daaruit spreekt een wantrouwen jegens de professional, want die weet echt wel hoeveel tijd hij nodig heeft om een jongere te helpen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Hervormingsagenda Jeugd het voornemen staat om de behandelduur voor jeugdzorg te maximeren;

constaterende dat dit getuigt van wantrouwen in de hulpverlener en dat dit een ernstige inperking van de professionele autonomie is;

verzoekt de regering om niet van bovenaf de professionele autonomie van hulpverleners in te perken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint.

Zij krijgt nr. 860 (31839).

De heer Kwint (SP):

Voorzitter. We zijn 52 seconden ingelopen.

De voorzitter:

Dat is heel goed. Dank u wel, meneer Kwint. Dan geef ik het woord aan de heer Raemakers. Hij spreekt namens de fractie van D66.

De heer Raemakers (D66):

Voorzitter, dank u wel. We hebben een goed commissiedebat gehad. We hebben daarin gediscussieerd over die eigen bijdrage. Áls er een eigen bijdrage in de jeugdzorg komt, dan komt die er wat D66 betreft niet voor de hoogcomplexe jeugd-ggz. De staatssecretaris heeft toegezegd dat deze optie ook wordt meegenomen in het onderzoek.

Ik heb één motie. Die gaat over onderwijs in de gesloten jeugdzorg.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 22% van de jongeren in de gesloten jeugdzorg geen onderwijs kreeg, 51% onderwijs op het verkeerde niveau kreeg en 76% vertraging opliep in het onderwijs;

overwegende dat onderwijs een grondrecht is voor jongeren, ook in de gesloten jeugdzorg;

overwegende dat de coronacrisis ons geleerd heeft dat onlineonderwijs een werkend alternatief is als fysiek onderwijs echt niet mogelijk is;

overwegende dat de staatssecretaris in het commissiedebat heeft toegezegd bij aanbieders van gesloten jeugdzorg te gaan vragen of onlineonderwijs niet nu al meer kan worden ingezet;

verzoekt de regering die gesprekken met aanbieders van gesloten jeugdzorg en de daarbij behorende onderwijspartners voor 1 november te voeren en daarbij te verzekeren dat zo veel als mogelijk wordt ingezet op het mogelijk maken van onlineonderwijs voor al die leerlingen waarbij fysiek onderwijs of onderwijs op niveau, gegeven de situatie, geen optie is, en de Kamer daarover te informeren voor het WGO Jeugd van dit najaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Raemakers.

Zij krijgt nr. 861 (31839).

De heer Raemakers (D66):

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Raemakers. Mevrouw Westerveld heeft nog een vraag voor u.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, ik heb een vraag. Want ik wil heel goed nadenken over de vraag of wij nou voor of tegen deze motie moeten gaan stemmen. De heer Raemakers kaart terecht een probleem aan, een probleem waar we in de afgelopen jaren heel vaak aandacht voor hebben gevraagd, namelijk dat er in gesloten jeugdzorginstellingen geen passend onderwijsaanbod is. Daar zijn toen ook uitgebreide onderzoeken naar gedaan door de inspectie, enzovoort. De heer Raemakers vraagt nu om onderwijs dan maar te vervangen door onlineonderwijs. Ik heb daar wel een probleem mee, omdat ik vind dat juist deze kinderen, die vaak geen onderwijs op eigen niveau krijgen, baat zouden hebben bij goede leraren daar. Zouden we niet dáárop moeten inzetten? Zou het niet beter zijn als de heer Raemakers deze motie zou intrekken en aan de staatssecretaris zou gaan vragen om te regelen dat de beste leraren in deze instellingen les gaan geven aan deze jongeren?

De heer Raemakers (D66):

Ja, fysiek onderwijs heeft absoluut wel mijn voorkeur. Dat staat ook duidelijk in de motie. Maar soms is fysiek onderwijs echt geen optie. Dat kan bijvoorbeeld doordat er een veiligheidsissue is met de jongere in de gesloten jeugdzorg. Dat kan ook komen doordat het niveau dat de leraar kan bieden niet aansluit bij het niveau dat de leerling graag krijgt. Dan is de allerlaatste optie onlineonderwijs; dat heeft de coronacrisis ons geleerd. Wij vinden dat onlineonderwijs dan in ieder geval overal uitgerold moet zijn. Maar dat staat ook fysiek onderwijs niet in de weg. We moeten ook fysiek onderwijs daar zo veel mogelijk en zo goed mogelijk gaan geven.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld stelt nog één korte vraag. Daarna wil ik door naar de volgende spreker.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik begrijp u, voorzitter, maar dit is wel een fundamenteel punt. Ik ben ook woordvoerder Onderwijs. Ik weet dat de kwaliteit inboet door het geven van onlineonderwijs. Daarom vind ik dat we hier in de Kamer toch met z'n allen het statement moeten maken dat deze kinderen goed fysiek onderwijs verdienen, in plaats van dat we nu naar een alternatief gaan. En natuurlijk is goed fysiek onderwijs mogelijk, op het moment dat die leraren goed beloond worden, op het moment dat hun arbeidsvoorwaarden goed zijn. Dus ik stel de heer Raemakers nog een keer de vraag: zouden we niet dáárop moeten inzetten?

De heer Raemakers (D66):

Daar zouden we zeker op moeten inzetten als dat haalbaar is. Maar ik zie nu gewoon dat heel veel leerlingen dat onderwijs niet krijgen. Ik zei al: 22% van de jongeren kreeg überhaupt geen onderwijs. Dan is voor mij de vraag wat je liever hebt: geen onderwijs of onlineonderwijs? Maar natuurlijk, in een ideale wereld zouden we fysiek onderwijs geven. Fysiek onderwijs is het allerbeste, dus laten we daar ook als volgende stap naartoe werken. En laten we deze staatssecretaris daar ook toe oproepen.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Den Haan. Zij spreekt namens de Fractie Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vijf partijen betrokken bij de Hervormingsagenda Jeugd de richting ondersteunen waarbij de triage bij jeugdhulpvragen wordt versterkt om onjuiste of onnodige verwijzingen zo veel mogelijk te voorkomen en de juiste zorg op de juiste plek te bieden voor de kinderen en gezinnen die dat het hardste nodig hebben;

overwegende dat deze beweging vereist dat er bij huidige samenwerkingen van lokale jeugdteams, huisartsen, jeugdartsen en andere deskundigen, meer ruimte komt voor het inzetten van zwaardere expertise en consultatie aan de voorkant van het proces;

overwegende dat het van belang is dat toegang tot de jeugdhulp via de huisarts, jeugdarts, kinderarts of andere medisch specialisten en gecertificeerde instellingen een belangrijk uitgangspunt blijft;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat in de komende jaren door het hele land lokale teams met voldoende expertise voor hoogwaardige triage worden ingericht, waarbij er bovendien geen belemmeringen zijn om consultatie toe te passen waarbij een beroep kan worden gedaan op aanvullende expertise,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Haan en Westerveld.

Zij krijgt nr. 862 (31839).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor patiënten binnen de jeugd-ggz van levensbelang kan zijn dat zij de juiste behandeling krijgen en, indien nodig, de juiste vervolgbehandeling;

overwegende dat hulpverleners binnen de jeugd-ggz op dit moment vaak niet weten welke vervolgbehandelingen er beschikbaar en passend zijn voor de patiënt, waardoor patiënten in een uitzichtloze situatie terechtkomen, en voor sommige patiënten zelfs de hulp te laat komt;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de hele integrale keten binnen de jeugd-ggz regionaal inzichtelijk wordt gemaakt, zodat hulpverleners sneller de weg weten te vinden naar passende zorg voor een patiënt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Haan en Westerveld.

Zij krijgt nr. 863 (31839).

Dank u wel, mevrouw Den Haan.

Dan geef ik het woord aan de heer Ceder. Hij spreekt namens de fractie van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een paar moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat als een kind niet thuis kan wonen, kleinschalige gezinsvormen, zoals pleegzorg van bekenden en onbekenden, deeltijd pleegzorg en gezinshuizen, te prefereren zijn boven opvang in een instelling;

overwegende dat daarnaast steungezinnen en buurtgezinnen een grote steun zijn voor kwetsbare gezinnen en een uithuisplaatsing kunnen voorkomen;

verzoekt de regering de werving van pleegouders en de ondersteuning van pleeggezinnen te intensiveren, daarbij de functie van het platform pleegzorg.nl mee te nemen, en de inzet van buurt- en steungezinnen te stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Raemakers.

Zij krijgt nr. 864 (31839).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een jeugdige gebaat is bij hulp en ondersteuning waar de eigen ouders en de sociale omgeving achter staan en een actieve rol in hebben;

constaterende dat jeugdzorgaanbieders en gecertificeerde instellingen op basis van artikel 4.1.2 van de Jeugdwet verplicht zijn om aan te bieden om een familiegroepsplan met de ouders en de jeugdige op te stellen;

verzoekt de regering bij de brancheorganisatie van de jeugdzorg erop aan te dringen dat aanbieders bij het opstellen van een familiegroepsplan aanbieden aan de ouders en de jeugdige het familiegroepsplan een plek te geven in de uitwerking van het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming en ook ouders actief op deze mogelijkheid te wijzen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Maeijer.

Zij krijgt nr. 865 (31839).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onderzoek "consequenties overheveling zorg voor ernstige enkelvoudige dyslexie naar het onderwijs" redeneert vanuit het bestaande stelsel en van daaruit adviseert niet over te gaan tot een volledige overheveling van dyslexiezorg naar het onderwijs;

overwegende dat de principiële keuze om ondersteuning rond dyslexie als onderwijstaak te beschouwen is gemaakt in de aangenomen motie-Peters c.s. (35570-XVI, nr. 60);

overwegende dat het genoemde onderzoek goede handvatten biedt om de overheveling zorgvuldig te realiseren;

verzoekt de regering de randvoorwaarden van het overhevelen van dyslexiezorg naar het onderwijs te identificeren en deze beleidsreactie voor de besluitvorming over de hervormingsagenda aan de Kamer toe te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Peters.

Zij krijgt nr. 866 (31839).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ceder.

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Maeijer. Zij spreekt namens de fractie van de PVV.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dank u, voorzitter. Uit het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd over de kwaliteit van het feitenonderzoek bij uithuisplaatsingen blijkt dat er bij spoeduithuisplaatsingen soms direct wordt gehandeld op aangeven van een derde, zonder dat de raadsonderzoeker of de jeugdbeschermer zelf bekijkt wat de ernst van de situatie is, zoals de richtlijn voorschrijft. Ook worden ouders en kinderen in slechts 60% van de spoeduithuisplaatsingen betrokken bij die beslissing.

Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat er geen spoeduithuisplaatsingen op basis van een melding van een derde plaatsvinden zonder dat de ernst van de situatie is bekeken en er contact is geweest met ouders en kind,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Maeijer.

Zij krijgt nr. 867 (31839).

Mevrouw Maeijer (PVV):

Omdat wij het belang van het familiegroepsplan onderschrijven, heb ik de motie van de heer Ceder meeondertekend.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Maeijer.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Sylvana Simons. Zij spreekt namens de fractie van BIJ1.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal gelijk ter zake komen. Ik heb namelijk twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • -de Tweede Kamer op 29 november 2021 unaniem een motie heeft aangenomen om een plan voor de afbouw van gesloten jeugdzorg te maken, maar hierin geen datum is vermeld;

  • -de voormalige minister van VWS in april 2018 in het actieplan Jeugdzorg al had beloofd dat er per 2021 niet meer gesepareerd zou worden in de gesloten jeugdzorg, maar deze belofte niet is nagekomen;

overwegende dat:

  • -experts tijdens het rondetafelgesprek van 7 februari 2022 de noodzaak hebben aangegeven om zo snel mogelijk te stoppen met gesloten jeugdzorg;

  • -de schadelijke gevolgen van gesloten jeugdzorg al sinds 2008 op de agenda staan, en de sector sindsdien al de kans heeft gekregen dit af te bouwen;

  • -de Jeugdwet nu te veel ruimte biedt voor beperkende maatregelen;

  • -zonder harde einddatum het stoppen van gesloten jeugdzorg te vrijblijvend blijft;

verzoekt de minister dit jaar zijn beloofde plan voor de afbouw van de gesloten jeugdzorg af te hebben, waarna de sector maximaal drie jaar krijgt om alternatieven op te bouwen, en de mogelijkheid om een gesloten machtiging af te geven uit de Jeugdwet te schrappen per 1 januari 2025,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 868 (31839).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • -uit onderzoek van Het Vergeten Kind blijkt hoe schadelijk de gesloten jeugdzorg is voor jongeren;

  • -ervaringsdeskundigen van ExpEx in hun positionpaper vragen om excuses aan alle jongeren die door nalatigheid van de overheid geen veiligheid en bescherming kregen, maar in een onveilige situatie terechtkwamen;

overwegende dat:

  • -het ministerie stelselverantwoordelijk is, en dus ook verantwoordelijk is voor jongeren die beschadigd zijn door de gesloten jeugdzorg en jongeren die civielrechtelijk in de jji's zijn geplaatst;

  • -zij de gevolgen hiervan dagelijks ondervinden door het niet hebben kunnen volgen van passend onderwijs, gebrek aan geschikte woonplek en behandeling;

verzoekt de minister excuses aan te bieden aan jongeren die in de gesloten jeugdzorg en jji's zijn opgesloten, en een op maat gemaakt plan tot herstel aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 869 (31839).

Dank u wel, mevrouw Simons. Dan geef ik als laatste spreker van de Kamer het woord aan de heer De Neef. Hij spreekt namens de fractie van de VVD.

De heer De Neef (VVD):

Dank u, voorzitter. Omwille van de tijd dien ik gelijk één motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Nederland verschillende laagdrempelige voorportalen zijn om met jongeren in gesprek te gaan over hun problemen en mogelijke oplossingen, zoals jongereninformatiepunten, onlineplatforms en buurthuizen;

overwegende dat een op de tien jongeren momenteel een vorm van jeugdhulp krijgt, waaronder veel lichte zorg die deels in deze laagdrempelige voorportalen aangeboden wordt;

overwegende dat de jeugdzorg lange wachtlijsten heeft die mede zijn ontstaan door een toenemend beroep op lichte zorg;

verzoekt de regering te onderzoeken welke laagdrempelige inloopvoorzieningen binnen verschillende gemeentes beschikbaar zijn voor jongeren;

verzoekt de regering tevens te onderzoeken of deze beschikbaarheid leidt tot betere maatschappelijke baten en tot minder kosten ten opzichte van de jeugdhulp of andere interventies, en of de inloopvoorzieningen afdoende hulp bieden om verdere doorverwijzing te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Neef.

Zij krijgt nr. 870 (31839).

Dank u wel, meneer De Neef. De staatssecretaris heeft aangegeven ongeveer vijf minuten nodig te hebben.

De vergadering wordt van 15.23 uur tot 15.29 uur geschorst.

De voorzitter:

De staatssecretaris kan nu de moties appreciëren en de vragen die aan hem gesteld zijn, beantwoorden. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank u wel, voorzitter. Ik ga eerst in op de vraag over de daling van het aantal pleegouders. Dat constateerde mevrouw Westerveld. Ik combineer het met de motie op stuk nr. 864 van de heer Ceder, die daar ook over gaat. Ik zou die motie in ieder geval oordeel Kamer willen geven. Wat doen we dan? We gaan de wervingscampagne die er al is, vernieuwen en opnieuw insteken. We gaan financiële barrières om pleegouder te worden, wegnemen. Dat gaat dus over de vergoedingen. Ten slotte zijn we bezig met het verbeteren van de ondersteuning die pleegouders krijgen, maar dat is iets algemener. Maar concreet gaan we er met de campagne alles aan doen om meer pleegouders te werven.

Voorzitter. Dan ga ik naar de moties.

De voorzitter:

Ja. En de motie op stuk nr. 864 heeft alvast oordeel Kamer gekregen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ja, zo is dat. De motie op stuk nr. 858 gaat over de eigen bijdrage. Volgens mij is daar lang over gesproken in het debat. Ik moet de motie ontraden.

Ik snap heel goed waar de motie op stuk nr. 859 over private equity vandaan komt. Tegelijkertijd zet u het allemaal wel heel straf neer in deze motie. Bovendien is ook nog even de vraag hoe we dit precies vorm kunnen geven in de Wibz. Geef me dus even de ruimte om dit goed te onderzoeken. Daarom moet ik deze motie, ook door hoe die nu geformuleerd is, ontraden.

De voorzitter:

De heer Kwint heeft daar nog een vraag over.

De heer Kwint (SP):

Ja. Het verzoek is nou net om het op te nemen in die wet. En als de staatssecretaris zegt "geef me de ruimte", dan ben ik daar natuurlijk, zo redelijk als ik ben, in de basis altijd toe bereid, maar hoe heb ik dan de garantie dat het in die wet terechtkomt?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Nou, die garantie heeft u niet, simpelweg omdat we echt even goed moeten kijken hoever we kunnen gaan binnen die wetgeving zonder dat het dermate schuurt met de Europese wetgeving dat het niet meer zou kunnen of mogen. De vraag is ook: hoe kan je het dan vormgeven, zodat het ook daadwerkelijk effectief is? Dus kortom, u zegt hier: verzoekt een verbod op te nemen. De vraag is bijvoorbeeld ook of je via het beperken van de excessieve winstuitkeringen eigenlijk de pas afsnijdt van het private equity. Maar nogmaals, ik snap heel goed wat u zegt. We zijn bezig met die Wibz en we proberen dit daarin mee te nemen, maar ik kan het gewoon niet op deze manier overnemen.

De voorzitter:

Afsluitend de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Nou ja, excessieve winstuitkeringen, dat helpt nou net juist niet. Dat is nou net een van die dingen bij die private-equityfondsen waarbij de verdienmodellen vaak net even wat anders in elkaar zitten. Nee, ik zie geen andere oplossing dan een wettelijk kader, en hoop dan maar op de steun van de Kamer.

De voorzitter:

Staatssecretaris, heeft u hier een reactie op, of is het gewoon: ontraden?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Volgens mij is het ... Nogmaals, en zoals ik ook heb gezegd, ik ga gewoon even goed kijken wat we binnen de wet kunnen.

De voorzitter:

Prima. De motie op stuk nr. 859: ontraden.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan de motie op stuk nr. 860. Die eerste constatering, "dat in de Hervormingsagenda Jeugd het voornemen staat", klopt niet. De Hervormingsagenda Jeugd is er nog niet. Bovendien, dat zou onderdeel kunnen worden van de Hervormingsagenda, maar het is daar niet per definitie onderdeel van. Bovendien ben ik het oneens met de constatering dat het per definitie uitgaat van wantrouwen in de hulpverlener. Dus om die redenen zou ik de motie in ieder geval willen ontraden. En bovendien, als we tot iets overgaan wat de behandelduur inderdaad maximeert, dan doen we dat altijd in samenspraak met de professionals.

De voorzitter:

Dus de derde motie, die op stuk nr. 860: ontraden.

Staatssecretaris Van Ooijen:

De motie op stuk nr. 860 wordt ontraden.

Dan de vierde motie, die op stuk nr. 861. Het is inderdaad wel terecht wat mevrouw Westerveld daarover zei, in het kader van het fysieke onderwijs. Maar zoals het hier geformuleerd is, kunnen wij er in ieder geval goed mee uit de voeten, dus zou ik deze motie heel graag oordeel Kamer willen geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 861: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan de vijfde motie ...

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld heeft daar nog een vraag over. Nou, een hele korte, want ik wil eigenlijk alleen vragen over de eigen motie, niet over de moties van anderen. Ik sta nu één vraag toe.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, voorzitter. Ik heb hier grote problemen mee, want de afgelopen vier jaar hebben we voortdurend bij de minister van Onderwijs en de minister voor Jeugd aangegeven dat dit een probleem was. Ik zou dan deze staatssecretaris willen vragen waarom deze motie oordeel Kamer krijgt in plaats van dat de staatssecretaris hier toezegt: dit is een groot probleem; ik ga er hard aan werken om alle jongeren in jeugdzorginstellingen goed en passend onderwijs te geven.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik kom deze week, of misschien uiterlijk volgende week — dat zal ik zo meteen ook tegen mevrouw Simons zeggen als het gaat om haar moties — nog met een brief over de gesloten jeugdzorg. Dan zal ik ook specifiek ingaan op een aantal knelpunten die er nu zijn rondom onderwijs. Want die zijn er daar; daar heeft u helemaal gelijk in. Daar moeten we ook een verandering doorvoeren, die ook past bij de grotere hervorming van de jeugdzorg. Maar dat daar inderdaad soms fysiek onderwijs niet mogelijk is en je in die gevallen tot digitaal onderwijs over zou kunnen gaan, dat is in feite wat deze motie impliceert. En dat is waar wij hier ruimte voor geven.

De voorzitter:

De staatssecretaris ontraadt de vierde motie, die op stuk nr. 861, maar daar komt nog een brief over.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Neenee ...

De voorzitter:

Sorry. Excuus, ik vergis mij helemaal. De vierde motie, die op stuk nr. 861, krijgt oordeel Kamer, en de staatssecretaris komt nog met een brief over de vraag die mevrouw Westerveld heeft gesteld. Nu de vijfde motie.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Nou, ik kom in de brief onder andere terug op de vraag die mevrouw Westerveld heeft gesteld, om het nog even precies te formuleren.

Dan de vijfde motie. Dat is in lijn met wat ik heb gestuurd. En het is een hartstikke goede beweging, dus ik zou die graag oordeel Kamer willen geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 862: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Ooijen:

De zesde motie, die op stuk nr. 863, lijkt mij toch wel een verzwaring van de bureaucratie, dus ik zou daar echt terughoudend in zijn. Bovendien vind ik het ook iets wat de regio's zelf moeten oppakken, en waar de expertteams en de bovenregionale expertnetwerken primair een rol in hebben, en niet wij van bovenaf. Dus kortom, die zou ik willen ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 863 is ontraden.

Staatssecretaris Van Ooijen:

De motie op stuk nr. 864 heb ik al gehad.

Dan de motie op stuk nr. 865 over het familiegroepsplan. Het is ook al in de wet verankerd, dus we kunnen ermee door. Die krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 866 idem dito. De besluitvorming moet natuurlijk nog plaatsvinden, maar met deze randvoorwaarden kunnen we natuurlijk verder op het ingeslagen pad, dus die kan ik ook oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De moties op stukken nrs. 865 en 866 krijgen oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Ooijen:

De motie op stuk nr. 867 van mevrouw Maeijer idem dito. Die krijgt wat mij betreft ook oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 867 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 868. Ik heb al gezegd dat ik uiterlijk deze week — ik ga ervan uit dat het gaat lukken — met een brief kom over de aanpak van de gesloten jeugdzorg. Dat is dus al eerder dan voor het einde van het jaar, zou ik willen zeggen. Dat heb ik eerder ook beloofd, dus ik kom die belofte ook na. Dan kunt u wegen wat u van het plan vindt en van de brief zoals ik die dan neerleg. Maar die wijkt op een aantal punten wel iets of meer af van wat u in deze motie zegt, dus deze motie ga ik ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 869. Volgens mij is daar uitgebreid over gesproken, of in ieder geval bij stilgestaan tijdens het debat. Dus onder verwijzing naar het debat zou ik die willen ontraden.

De voorzitter:

De moties op stukken nrs. 868 en 869 zijn ontraden.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan de motie op stuk nr. 870. Volgens mij is het zelfs al fors meer dan een op de tien. Volgens mij zitten we ondertussen op een op de acht of een op de zeven, maar desalniettemin is het zeer terecht wat u aankaart. Die motie zou ik dan ook graag oordeel Kamer willen geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 870 krijgt oordeel Kamer. Dan dank ik de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik dank de Kamerleden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Morgen, 7 juli, zullen we over deze moties stemmen. Ik schors voor een enkel moment, om daarna door te gaan naar het tweeminutendebat Medische preventie / Verslavingszorg / Drugspreventie. Dat is ook met de staatssecretaris, dus die zien we zo meteen weer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven