13 Mijnbouw/Groningen

Aan de orde is het tweeminutendebat Mijnbouw/Groningen (CD 02/06).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Mijnbouw/Groningen. Ik heet de staatssecretaris Mijnbouw van harte welkom. Ik wil de Kamerleden vragen om het zo kort mogelijk te houden, dus om hun moties in te dienen en zo mogelijk een of twee vragen te stellen aan de staatssecretaris. Ik hoop het aantal interrupties ook te beperken. Ik vraag ook de staatssecretaris vast om beknopt antwoord te geven op de vragen en om beknopt zijn appreciatie van de moties te geven. Waar het niet nodig is, bijvoorbeeld bij "oordeel Kamer", hoeft wat mij betreft geen uitgebreide uitleg te komen.

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Beckerman. Zij spreekt namens de fractie van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Goedemiddag, voorzitter. Ik heb vier moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel gedupeerde Groningers nog steeds vastlopen in het bureaucratisch moeras dat de compensatie van de gevolgen van mijnbouw is geworden;

constaterende dat een overzicht van alle regelingen, batches, groepen, aanpakken, subsidies, commissies, enzovoorts, enzovoorts ontbreekt;

constaterende dat het Groninger Gasberaad in 2020 met Boudel op rieg wel een stand van zaken presenteerde;

verzoekt de regering een totaaloverzicht van de huidige stand van zaken te maken inclusief alle verschillende regelingen, subsidies, enzovoorts, inzicht te geven in wie wel en niet in aanmerking komt en of deze naar behoren werken, wat er per regeling is uitgegeven en welk deel daarvan apparaatskosten zijn;

verzoekt de regering voorts voorstellen te doen ter verbetering en versnelling, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Nijboer.

Zij krijgt nr. 1045 (33529).

Mevrouw Beckerman (SP):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat SodM in een ongevraagd advies aan de staatssecretaris heeft geconcludeerd dat het overlaadstation aardgascondensaat in Roodeschool niet veilig genoeg is en heeft geadviseerd het te verplaatsen;

constaterende dat de staatssecretaris, net als zijn voorganger, voorstander is van de verplaatsing, maar het hiermee nog niet geregeld is;

voorts constaterende dat omwonenden hoopvol zijn, maar zeggen "eerst zien dan geloven";

spreekt uit dat het overlaadstation aardgascondensaat in Roodeschool verplaatst moet worden;

verzoekt de regering alle noodzakelijke stappen hiervoor te zetten, en de Kamer direct na het zomerreces te informeren over de stand van zaken alsmede de eventuele financiële gevolgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Nijboer.

Zij krijgt nr. 1046 (33529).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de gasopslag bij Grijpskerk extra ingezet zal gaan worden;

constaterende dat omwonenden, waarvan velen al schade hebben, zich grote zorgen maken over de gevolgen;

verzoekt de regering dit najaar de noodzakelijke wetswijzigingen te presenteren om het bewijsvermoeden van toepassing te laten zijn en te zorgen dat dit door het IMG correct wordt toegepast;

verzoekt de regering voorts te zorgen voor een MER van de gasopslag en met omwonenden in gesprek te gaan over de door hen gewenste (frequente) metingen, zoals bodemdalingmetingen aan de randen van het veld, drukmetingen en tiltmetingen, en de Kamer daarover te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Nijboer.

Zij krijgt nr. 1047 (33529).

Mevrouw Beckerman (SP):

En de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vorig jaar april werd aangekondigd dat er een regeling zou komen voor ondernemers met waardedaling door de gevolgen van mijnbouw;

constaterende dat deze regeling nu weer stilligt, waardoor gedupeerden nog langer moeten wachten;

constaterende dat dit de zoveelste compensatieregeling is waarbij vertraging optreedt;

verzoekt de regering met het IMG in gesprek te gaan en te zorgen dat er nog dit jaar een goede regeling start, en de Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Nijboer.

Zij krijgt nr. 1048 (33529).

Dank u wel, mevrouw Beckerman; u kunt weer rustig ademhalen. Voor het geval het te snel ging: u kunt straks alles nog even op uw gemak nalezen.

Dan geef ik als tweede spreker van de zijde van de Kamer het woord aan mevrouw Agnes Mulder. Zij spreekt namens het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dan is mijn bijdrage ineens heel kort.

Voorzitter. Van de bewoners rond de gasopslag van Norg hebben wij een terugkoppeling gekregen over lopende rechtszaken en zorgen over de hoogte van de vergoeding voor schade daar. Die zorgen betreffen de finale kwijting en de uitgangspunten waarop die gebaseerd is. Want de situatie bij de gasopslagen is natuurlijk niet een-op-een gelijk aan die van het Groningenveld. Het werkt dan ook niet om aardbevingen als uitgangspunt te nemen. De inwoners krijgen schade omdat de bodem gevuld wordt, leeggetrokken wordt en weer gevuld wordt. De bodem gaat letterlijk omlaag en omhoog. Dat kan voor mijnbouwschade zorgen. Het CDA wil dat die schade op een redelijke manier wordt vergoed. Kan de staatssecretaris reageren op deze zorgen? Kan hij hierop ingaan in zijn brief over onder andere de onuitlegbare verschillen, die aan het eind van de zomer toch al naar de Kamer komt?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Mulder. De derde spreker van de Kamer zou de heer Van Haga zijn, maar die is er niet. Mocht hij zich straks nog melden … Sorry, ik kijk verkeerd. De heer Van Haga is de derde spreker. Hij spreekt namens de Groep Van Haga; dat moet ik erbij zeggen.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter. Laat ik vooropstellen dat ik er ontzettend blij mee ben dat de staatssecretaris afgelopen donderdag heeft aangegeven dat we binnenkort de uitkomsten kunnen verwachten van technisch onderzoek naar waterinjectie en stikstofinjectie in het Groninger gasveld, waarvoor dank. Wij zijn ervan overtuigd dat we kunnen doorproduceren als we de druk in het veld op peil houden.

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat besloten is om, vanwege de seismische activiteit, de gasproductie van het Groninger gasveld te stoppen;

overwegende dat het strategisch verantwoord is om de installaties niet af te breken maar te blijven onderhouden;

overwegende dat de oorlog in Oekraïne heeft geleid tot een andere situatie op de gasmarkt;

verzoekt de regering minimaal een waakvlamscenario na te streven waarbij er genoeg gas geproduceerd wordt om de installaties en de infrastructuur in stand te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Smolders.

Zij krijgt nr. 1049 (33529).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris Mijnbouw aangeeft dat alleen in het uiterste geval er extra gas gewonnen gaat worden uit het Groningenveld;

overwegende dat dit betekent dat in potentie vele bedrijven afgesloten kunnen worden;

overwegende dat dit voor een enorme economische schade kan zorgen;

verzoekt de regering extra gas te winnen uit het Groningenveld als blijkt dat bedrijven zonder extra gaswinning afgesloten dienen te worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Smolders.

Zij krijgt nr. 1050 (33529).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Haga. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kröger van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Twee moties en twee vragen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er afspraken zullen worden gemaakt over een afbouwpad van fossiele energiewinning;

overwegende dat tijdelijke winningscontracten een fossiele lock-in voorkomen;

overwegende dat tijdelijke winningscontracten ook de kans op eventuele toekomstige schadeclaims voorkomen;

verzoekt de regering het vergunningensysteem binnen de Mijnbouwwet zo aan te passen dat er slechts tijdelijke winningsvergunningen worden uitgegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Thijssen.

Zij krijgt nr. 1051 (33529).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er gesprekken komen met de sector over een transitieplan van fossiele energiewinning;

constaterende dat winning van fossiele energie tot 2050 niet in lijn is met het Akkoord van Parijs;

verzoekt de regering een wetenschappelijk onderbouwd afbouwpad voor fossiele winning vast te stellen voor bestaande en eventuele nieuwe vergunningen in lijn met het doel om temperatuurstijging tot 1,5 graden te beperken, en dit voor de begrotingsbehandeling EZK met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Thijssen.

Zij krijgt nr. 1052 (33529).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Tot slot twee vragen. De eerste vraag is of de staatssecretaris kan toezeggen dat bij nieuwe gaswinning het SodM-advies rond veiligheid leidend is bij vergunningverlening. De tweede vraag gaat over de situatie in Woerden. Er is heel veel onrust over gaswinningsplannen op land. Ik kan me voorstellen dat de staatssecretaris daar wellicht schriftelijk op moet reageren, maar mensen zijn ongelooflijk ongerust.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger. Dan geef ik het woord aan de heer Boulakjar van de fractie van D66.

De heer Boulakjar (D66):

Dank u wel, voorzitter. Eén motie, die gaat over het betrekken van en perspectief voor jongeren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in 2019 in Groningen een succesvolle JongerenTop is georganiseerd met als focus perspectief voor Groningse jongeren;

constaterende dat deze JongerenTop mooie initiatieven heeft opgeleverd voor en door jongeren;

overwegende dat de JongerenTop in 2021 niet is doorgegaan vanwege corona en een gebrek aan financiering;

overwegende dat voor de toekomst van Groningen het perspectief en de ideeën van jongeren cruciaal zijn;

verzoekt de regering om de mogelijkheid te onderzoeken om de JongerenTop Groningen uit 2019 in 2023 opvolging te geven en hierover in gesprek te gaan met de organisatoren van de JongerenTop uit 2019,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Boulakjar en Paulusma.

Zij krijgt nr. 1053 (33529).

Dank u wel, meneer Boulakjar. De heer Van Wijngaarden ziet af van zijn spreektijd. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris tien minuten nodig heeft voor de beantwoording. Ik schors tot om en nabij 14.50 uur.

De vergadering wordt van 14.41 uur tot 14.50 uur geschorst.

De voorzitter:

Er is iets misgegaan met de nummering van de moties. Tot en met de vierde motie gaat het goed. Dat is de motie-Beckerman/Nijboer, maar vanaf de motie-Van Haga/Smolders moet er één bij worden opgeteld. Dus de motie-Van Haga/Smolders is de vijfde motie, en niet de vierde. Dat gaat zo door tot het einde. Er zijn negen moties ingediend. Als we dat even in het achterhoofd houden, geef ik nu het woord aan de staatssecretaris voor een appreciatie. Ik verzoek hem om zo beknopt mogelijk te zijn en de moties als het even kan in een of twee zinnen te appreciëren. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Voorzitter, dank u wel. De eerste motie, die van mevrouw Beckerman en de heer Nijboer op stuk nr. 1045, over het bureaucratisch moeras, mijnbouwschade en een overzicht van alle regelingen, krijgt oordeel Kamer. Dat zullen we graag doen.

Wat betreft de motie over Roodeschool ondersteun ik de wens van mevrouw Beckerman. Verplaatsing van het overslagstation is wenselijk en nodig. Ik kan het niet afdwingen, maar dat weet zij ook. Ik ben bezig met het aanpassen van de vergunning aan de nieuwe eisen. Alles overziende, dacht ik dat ik de motie-Beckerman/Nijboer op stuk nr. 1046 oordeel Kamer zou kunnen geven.

De motie-Beckerman/Nijboer op stuk nr. 1047 ligt ingewikkeld. Ik ben het met de geest van de motie wel eens, maar een paar dingen die daarin gevraagd worden, kan ik niet doen. Het voorstel gaat in het najaar naar de Raad van State. Gegeven de termijn die daarvoor staat, kan ik dit najaar niet de noodzakelijke wetswijziging aan de Kamer presenteren. Het tweede probleem dat ik heb met het dictum is dat ik sommige dingen heel snel ga doen. Ik ga volgende week al met omwonenden in gesprek, zeg ik tegen mevrouw Beckerman en de heer Nijboer, maar een MER voegt in onze ogen weinig toe aan het proces. Ik vermoedde al dat daar de kneep zat, dus ik houd even mijn mond.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman heeft daar een vraag over.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik wil de motie best aanpassen, maar dan zou ik moeten weten wat er in plaats van "najaar" moet staan. Een MER is eigenlijk een middel hierbij. De bewoners maken zich onder andere zorgen over het affakkelen, maar ook over andere zaken. Daar zouden ze graag meer duidelijkheid over willen hebben. Ik ben best bereid om de motie aan te passen en om het bijvoorbeeld mee te nemen in het gesprek en dan de Kamer te informeren hoe het wordt gedaan. Ik moet dan eigenlijk nog weten wat er in plaats van "najaar" moet staan, maar we vinden het wel heel erg belangrijk dat ernaar gekeken wordt, want omwonenden maken zich niet alleen zorgen over de opslag, maar ook over die kleine velden en over wat er op die locatie verder gebeurt. Ik zoek naar een formulering. Dat zou best kunnen door pas na "in gesprek te gaan" de opties te noemen, en "najaar" te veranderen in een ander moment.

De voorzitter:

De vraag is duidelijk.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Volgens mij zijn mevrouw Beckerman en ik het eens over de geest van de laatste alinea. Als daar het woord MER niet staat, maar als daar de inhoud van de MER wordt bedoeld — dus bijvoorbeeld kijken naar de omgeving en naar andere dingen die er gebeuren — is dat geen probleem. De ambtenaren luisteren mee. Misschien willen zij mij zo meteen even appen over het tempo, wanneer het wel zou kunnen.

De voorzitter:

De staatssecretaris komt er misschien nog op terug. Dan past mevrouw Beckerman de motie aan.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat doen wij.

Staatssecretaris Vijlbrief:

De motie op stuk nr. 1048: oordeel Kamer. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van mijn beleid. Ik ben doorlopend met het IMG in gesprek en ik ben het ermee eens dat dit zo snel mogelijk moet gebeuren.

Ik ben het eigenlijk nooit eens met de heer Van Haga over de winning op het Groningenveld. Als hij het woord "minimaal" niet noemt in zijn motie op stuk nr. 1049, maar gewoon "een waakvlamscenario na te streven" schrijft, kan ik er oordeel Kamer aan geven. Maar als er "minimaal" staat, dan impliceert dat dat er ook meer kan. Dat is niet de bedoeling.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Minimaal is minimaal, dus dat is het minste wat er kan. Dat impliceert helemaal niet dat er meer kan. Die hoop heb ik natuurlijk wel, maar ik schrap het woord "minimaal", om de staatssecretaris tegemoet te komen.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dan geef ik de motie oordeel Kamer, om de heer Van Haga tegemoet te komen. Verder is het natuurlijk volledig aan de Kamer wat zij met deze motie doet.

De voorzitter:

Dat klopt.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Die ga ik ontraden. Daar is geen toelichting bij; dat lijkt mij niet nodig.

Dat geldt niet voor de motie op stuk nr. 1051 van mevrouw Kröger waarin de regering wordt verzocht het vergunningensysteem zo aan te passen dat vergunningen tijdelijk worden verleend. Ja, vergunningen in de Mijnbouwwet worden voor bepaalde tijd verleend, maar ik denk dat de geest van deze motie is — ik was al van plan om dat in de contourennota op te nemen — dat de termijn waarop vergunningen worden verleend passen bij het afbouwpad. Dan vult mevrouw Kröger de rest zelf wel in van de 1,5 graden.

De voorzitter:

Wat betekent dat voor deze motie?

Staatssecretaris Vijlbrief:

Oordeel Kamer.

Dan de motie van Kröger en Thijssen op stuk nr. 1052. Dit was een lang gesprek in het commissiedebat over de 1,5 graden. De motie verzoekt de regering om een wetenschappelijk onderbouwd afbouwpad. Wat ik heb toegezegd aan de Kamer wil ik doen. Volgens mij is dat ook wat hier staat. Dan is de motie oordeel Kamer. We zijn in het kader van het Noordzeeakkoord bezig om onderzoek te doen hoe je binnen die 1,5 graad kunt blijven en hoe je ervoor zorgt dat je dan wel voldoende gas hebt. Dat is zo ongeveer wat wij met elkaar willen. Ik heb mevrouw Kröger al beloofd dat ik dat onderzoek zal doen. Als ik de motie zo lees — en volgens mij staat dat er — dan is de motie op stuk nr. 1052 ook oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Kröger knikken, dus de motie op stuk nr. 1052 van Kröger en Thijssen krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dan de motie van de leden Boulakjar en Paulusma over de JongerenTop Groningen. Ik ga graag met hen in gesprek, dus die motie geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1053 van Boulakjar en Paulusma oordeel Kamer. Dan zeg ik dank aan de staatssecretaris ...

Staatssecretaris Vijlbrief:

Nee, ik heb nog een paar vragen, voorzitter.

De voorzitter:

Excuus, u hebt nog een aantal vragen. Ik ben te snel.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Ik moet die vragen nog beantwoorden. De simpelste oplossing voor het probleem van de timing in de motie van mevrouw Beckerman en de heer Nijboer is om in dit najaar een niet-noodzakelijke wetswijziging aan de Raad van State aan te bieden. Dan is het opgelost.

Dan had ik nog een paar vragen. Laat ik beginnen met de vraag van mevrouw Mulder over de gasopslag Norg. Dat is een vrij technische vraag, zegt mevrouw Mulder, dus ik heb daar nu niet het afdoende antwoord op. Ik kom daarop terug, hetzij schriftelijk als ik toch de geschillennotitie aan de Kamer aanbied voor het volgende debat direct na het reces, ofwel ik maak daar een aparte brief over.

Dan de vraag die ik het moeilijkst vond omdat die dicht bij mijn eigen hart zit. Dat is de vraag: kan de staatssecretaris toezeggen dat het advies van het SodM leidend is bij gaswinning? Dat kan ik formeel niet toezeggen, want ik heb meerdere adviseurs. Maar mevrouw Kröger moet hebben gezien dat ik in de afgelopen tijd het oordeel van SodM steeds heel zwaar laat wegen. Dat kan ik er wel bij zeggen, maar leidend is volgens mij niet conform de wet. Ik heb meerdere adviseurs. Nou kan mevrouw Kröger wel zeggen "dan verander je de wet maar", maar goed. In de contourennota komt ook dit punt weer terug over hoe we omgaan met de verschillende adviseurs. Voor mij is het veiligheidsaspect belangrijk; dat kan ik wel zeggen. Als ik beoordelingen maak over Groningen, laat ik me wel leiden door het veiligheidsaspect.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger heeft daar nog een vraag over.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Kan ik dit interpreteren als: als het SodM een negatief advies geeft over veiligheid, moet hier wel heel erg zwaarwegend en beredeneerd van afgeweken worden, dus dat de bewijslast behoorlijk zwaar de andere kant op ligt?

Staatssecretaris Vijlbrief:

Het eerste klinkt voor mij beter dan het tweede. Het is niet zo dat de bewijslast de andere kant op ligt, maar het is wel zoals het SodM zegt. Kijk naar wat ik zeg rond Groningen. Precies dit zeg ik rond Groningen. Er moet een andere veiligheidsreden zijn om te zeggen dat we Groningen openen, en niet simpelweg iets anders. Het is precies wat u zegt: bij mij is op dat moment het veiligheidsargument leidend. Over Groningen heb ik natuurlijk ook een advies van de Mijnraad liggen. Ik kan niet van tevoren zeggen dat ik daar geen rekening meer mee ga houden. Het is subtiel, maar dat zei ik al. Dan de andere vraag van mevrouw Kröger, die op een andere manier dicht bij mijn hart ligt. Dat is namelijk een vraag over Woerden, en ik woon niet ver van Woerden af. Ik zal me er ook eens in gaan verdiepen wat ik daar toch allemaal weer van plan ben. Maar daar krijgt mevrouw Kröger een brief over; daar kan ik nu geen antwoord op geven.

De voorzitter:

Er was nog één ding. Bij de motie op stuk nr. 1047 waren nog open eindjes. Het ging over de MER en over het najaar. De staatssecretaris zei "ik krijg daar nog een appje over", mogelijk van een ambtenaar. Dat suggereert dus dat dat allemaal nu nog beantwoord kan worden. Wil de staatssecretaris daar nu nog op terugkomen of gebeurt dat later?

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dat heb ik net gedaan. Maar dat heb ik niet helder gedaan, want u heeft het niet gehoord. Ik zal het nog een keer doen. Als mevrouw Kröger, excuus, ik bedoel mevrouw Beckerman, het zou willen veranderen in "de noodzakelijke wetswijziging aan te bieden aan de Raad van State", dan is het najaar haalbaar. Dan is het dictum geworden "de noodzakelijke wetswijziging aan te bieden aan de Raad van State" in de eerste "verzoekt de regering"-alinea. In de volgende alinea heb ik niet een directe oplossing, behalve dat ik het woord "MER" liever niet wil zien. Dan laat ik dat verder aan de creativiteit. Ik ga geen aparte MER hierover houden, want dan maak ik het proces erg ingewikkeld. Maar ik ga in gesprek met de bewoners. Ik zal die aspecten allemaal meenemen, sterker nog, dat doe ik aanstaande dinsdag al. Ik zal al die aspecten meenemen.

De voorzitter:

Dan was er één vraag van de heer Van Wijngaarden.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Dank, voorzitter, want we hebben haast. Ik wil nog even een onduidelijkheid bij mijn fractie wegnemen ten aanzien van de motie op stuk nr. 1052 van mevrouw Kröger over het vaststellen van het afbouwpad. Daar gaf de staatssecretaris, als ik het goed begrijp, oordeel Kamer aan. En hij zei daar nog iets bij, wat hij misschien nog even kan herhalen, want het was voor ons niet helemaal duidelijk. Aan de ene kant willen we natuurlijk fossiele winning uiteindelijk wel afbouwen, maar tegelijkertijd willen we voorlopig ook onze onafhankelijkheid van bijvoorbeeld Rusland vergroten. Dus hoe verhouden die twee ambities zich tot elkaar, en waarom kwam hij nou tot oordeel Kamer bij deze motie, vraag ik de staatssecretaris.

Staatssecretaris Vijlbrief:

De reden dat ik hier tot oordeel Kamer kom, is dat hier niet staat — het is ook weer subtiel — dat we een wetenschappelijk onderbouwd afbouwpad moeten vaststellen en vervolgens moeten volgen. Er staat alleen maar: stel een wetenschappelijk vastgesteld afbouwpad vast en bereken dat. Ik lees haar — als ik haar verkeerd lees, moet de heer Van Wijngaarden me corrigeren — als: verzoekt de regering een afbouwpad vast te stellen. Maar dat wil niet zeggen dat de regering dat precieze afbouwpad moet volgen. De discussie die ik had met mevrouw Kröger ging over de vraag: meneer de staatssecretaris, past wat u doet qua vergunningverlening nou eigenlijk in de 1,5 graden? Daar kwamen we niet uit in het debat. Ik heb gezegd: ik denk van wel. Mevrouw Kröger zei: ik denk van niet; laten we daar nou wetenschappers naar laten kijken. Zo heb ik deze motie gelezen. Als deze niet zo bedoeld is, maar als "u kunt nooit boven dat pad uitkomen" — dat bedoelt de heer Van Wijngaarden — dan moet ik haar ontraden, want dat weet ik niet. Ik ga eerst dit laten uitrekenen.

De voorzitter:

Ik wil het debat niet opnieuw openen, meneer Van Wijngaarden. De staatssecretaris heeft aangegeven hoe hij het interpreteert.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Dus de staatssecretaris bedoelt het op de manier van "het is niet zo dat we het gaan vaststellen, we brengen het in kaart"?

Staatssecretaris Vijlbrief:

Ja. Het woord "vaststellen" is hier enigszins verwarrend. Maar zo heb ik het gelezen. Anders moet ik haar ontraden, want dan zijn we het niet eens.

De voorzitter:

Nogmaals, we gaan het debat niet heropenen. Ik sta nog één vraag toe, aan mevrouw Beckerman. Ze mag dus nog één vraag stellen, en dan wil ik dit tweeminutendebat echt beëindigen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Mijn vraag was simpelweg of het handig is om mijn motie hier en nu te wijzigen, of via de mail, want ik ben er wel al uit.

De voorzitter:

Dat moet via de mail. Dat is het handigst. En dan komt er, als het nodig is, schriftelijk een appreciatie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. Ik dank de Kamerleden. Ik schors voor een enkel moment, om zo meteen door te gaan met het tweeminutendebat Jeugdbeleid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven