9 Ontwerp-invoeringsbesluit Omgevingswet

Aan de orde is het VSO Ontwerp-invoeringsbesluit Omgevingswet (33118, nr. 120).

De voorzitter:

Aan de orde is het VSO Ontwerp-invoeringsbesluit Omgevingswet, Kamerstuk 33118, nr. 120. Ik heet de minister voor Milieu en Wonen van harte welkom en geef de heer Smeulders namens de fractie van GroenLinks als eerste spreker het woord.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het Nederlandse landschap staat onder druk en daarom twee moties vanuit GroenLinks om ons landschap beter te beschermen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nederlandse landschap onder druk staat en door de ruimteclaims van de verschillende transities deze druk alleen maar zal toenemen;

constaterende dat het PBL in een recente rapportage wijst op de onvoldoende borging van het landschap in het omgevingsbeleid;

van mening dat de kwaliteit van het landschap beter gewaarborgd kan worden door aanvullende instructieregels op te nemen, zodat ook voldoende recht wordt gedaan aan het subsidiariteitsprincipe;

verzoekt de regering aanvullende instructieregels op te nemen die provincies vragen de landschappelijke kwaliteiten in hun gebied te beschrijven en deze vast te leggen in instructieregels richting gemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 125 (33118).

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat landschapselementen zoals sloten, bomen, houtwallen en vochtig grasland, landschappelijke structuren en -patronen niet benoemd worden in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl);

overwegende dat deze landschappelijke waarden onder grote druk staan, terwijl deze waarden onder meer vanuit het oogpunt van biodiversiteit juist van groot belang zijn;

overwegende dat het invoeringsbesluit de kans biedt om aanvullende instructieregels in het Bkl op te nemen waardoor decentrale overheden deze waarden niet uit het oog verliezen;

verzoekt de regering via aanvullende instructieregels decentrale overheden bovengenoemde landschappelijke waarden in kaart te laten brengen, zodat deze waarden behouden en waar mogelijk verbeterd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 126 (33118).

Dank u wel, meneer Smeulders. Dan geef ik nu het woord aan de heer Ronnes namens het CDA.

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter, dank u wel. We willen na een schriftelijk overleg toch nog een accent leggen op de invoeringsprocedure van de Omgevingswet, door middel van een motie met de volgende strekking. De inhoud spreekt voor zich.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat provincies in hun omgevingsverordening beschermende regels zouden moeten opnemen die moeten doorwerken in omgevingsplannen en projectbesluiten;

constaterende dat het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) in artikel 5:130 regels bevat inzake behoud van cultureel erfgoed;

overwegende dat historische windmolens een belangrijke rol spelen in het landschap, doch slechts kunnen blijven functioneren als ze voldoende windvang hebben;

verzoekt de regering in artikel 5:130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) een bepaling op te nemen die de vrije windvang van historische molens beschermt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ronnes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 217 (33118).

Dank u wel, meneer Ronnes. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. In deze ronde geen motie van de SP, maar wel een vraag. In het schriftelijk overleg hebben wij uitvoerige vragen gesteld over de positie van de RES'en, de Regionale Energiestrategieën. Ik zou van de minister een nadere toelichting willen op wat nou de democratische positie is van die RES'en. Daar is veel onduidelijkheid en veel discussie over, ook lokaal, met name als er verschillen zijn tussen gemeenten. Zolang de gemeenten het eens zijn met elkaar over wat de opgaven zijn en wie wat doet, is er niet zo veel aan de hand. Maar wat gaat er gebeuren als bijvoorbeeld in een gebied van pak 'm beet 30 gemeenten er gediscussieerd wordt en een aantal gemeentes zeggen, om het maar even onparlementair te zeggen: "Dikke doei! Wij gaan geen windmolens plaatsen, het zal allemaal wel. Wij geloven het wel en doen niks"? Om toch een bepaalde doelstelling te halen, komt het dan natuurlijk bij andere gemeentes te liggen. Dat voelt zeer onrechtvaardig en dat leidt ook tot ondermijning van het draagvlak. Want dan wordt de ene regio of het ene gebied opgezadeld met een heleboel windmolens of zonneweides, terwijl andere gemeentes daar niets aan doen. Dat is zich nu aan het ontwikkelen. Ik vraag de minister dus of zij wil ingaan op deze dilemma's en dit vraagstuk.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Gerven.

Is de minister in staat om direct te reageren? Nee, zij vraagt om één minuut schorsing. Dan wachten we even.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, voorzitter. Eerst zal ik reageren op de moties van de heer Smeulders van GroenLinks, op de stukken nrs. 125 en 126. Ik breng hem graag in herinnering dat er indertijd bij de Omgevingswet een amendement is aangenomen dat het voor de provincies voor het eerst mogelijk maakt om een provinciaal landschap aan te wijzen en te beschermen. Dit is volgens mij mede dankzij de inzet van GroenLinks zo gebeurd, maar ook dankzij de inzet van D66. Met dit amendement wordt deze nieuwe mogelijkheid geïntroduceerd met de Omgevingswet.

Ik kijk naar de specifieke vraag in de moties, namelijk om nog verder te gaan. Ik moet zeggen dat in het kader van het beleidsprogramma ONS Landschap nu samen met de provincies en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dragende landschapselementen per landschapstype in beeld worden gebracht. Dus die inventarisatie loopt in het kader van het beleidsprogramma ONS Landschap. Aan de Kamer is ook een landschapsbrief toegezegd. Die wordt ook onderdeel van de brief over de NOVI, en komt naar verwachting in februari naar uw Kamer. In die brief wordt ook ingegaan op de bevindingen van het PBL-rapport. Die slag wordt dus gemaakt. Dat is wat nu eerst loopt. Dus op dit moment lopen deze moties daar eigenlijk op vooruit. Ze gaan daaraan voorbij. Daarom zou ik de motie ontraden, of ik zou de heer Smeulders kunnen aanraden de moties aan te houden totdat die brief er is. Want de essentie van wat hij beoogt, namelijk het goed kunnen beschermen van het landschap, wordt ook via andere wegen straks al voldoende geborgd.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Ik wil ze best aanhouden, maar ik wil de minister er wel op wijzen dat er achter dat haakje dat gecreëerd is, geen juridische borging zit rondom nationale landschappen, provinciale landschappen of bijzondere landschappen. In onze ogen is dat heel erg nodig. We hebben het er allemaal over dat landschap zo belangrijk is. We kijken uit naar die brief. Tot die tijd houd ik de moties aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Smeulders stel ik voor zijn moties (33118, nrs. 125 en 126) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het ging toch inderdaad om beide moties?

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Het gaat om beide moties, voorzitter, want ze gaan over hetzelfde. Volgens mij gaat het er bij deze dingen steeds om dat we het doel bereiken. Daarom is het misschien goed om te kijken of het wellicht via de brief die er nu aan komt, ook al voldoet aan de doelen die GroenLinks hier probeert via een instructieregel te bereiken.

Dan de motie van de heer Ronnes op stuk nr. 127. De instructieregel waar de heer Ronnes aan refereert, beschermt niet alleen het cultuurerfgoed zelf maar gaat ook expliciet over de omgeving van monumenten. We snappen allemaal dat dat betekent dat een windmolen ook windvang moet kunnen hebben. Als de omgeving van een monument wordt aangetast, kan immers ook het monument zelf beschadigd of ontsierd worden. De toelichting bij deze bepaling noemt de vrije windvang van windmolens ook als voorbeeld. Die wordt dus goed beschermd. Een aparte bepaling is niet nodig, maar we zijn graag bereid om het nog wat nader toe te lichten in de algemene toelichting op het Invoeringsbesluit. Als ik de motie zo mag lezen dat ik er nog eens aandacht aan besteed in de algemene toelichting, dan is het oordeel Kamer. Anders zou ik de motie moeten ontraden, want een aparte bepaling is niet nodig.

De heer Ronnes (CDA):

Ik merk dat de minister het met ons eens is dat het goed is dat er een extra accent wordt gelegd, zodat er ook gezorgd wordt dat de omgeving van belang is voor sommige objecten die als cultuurgoed worden aangewezen. In die zin zou ik de suggestie van de minister willen ondersteunen. Ik wil wel even kijken of het voor de helderheid misschien beter is als we het dictum wat meer in lijn daarvan aanpassen, maar ik ga daar nog even wat overleg over voeren.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Over de inhoud zijn we het eens. Als de motie langs deze inhoud wordt aangepast, dan zou die oordeel Kamer krijgen.

Voorzitter. De heer Van Gerven had nog een vraag over de RES'en. Het proces van de RES'en bestaat juist uit een zorgvuldig overleg tussen alle partijen onderling, om te komen tot een verdeling van de taakstelling. In principe zouden de problemen die de heer Van Gerven schetst, in dat proces moeten worden opgelost. Mocht er, los daarvan, alsnog een probleem ontstaan, dan zou dat ten koste gaan van de doelstelling duurzame energie, maar dat is een discussie die u moet voeren met de minister van Economische Zaken en Klimaat.

De voorzitter:

Een korte opmerking, meneer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Het gaat mij natuurlijk ook om het democratische gehalte. De ene gemeente kan natuurlijk niet de andere gemeente corrigeren. Dat is een andere gemeenteraad. Zou de minister nog op dat aspect kunnen ingaan? Er ontbreekt een democratisch instrument om het goed op te lossen.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

De Omgevingswet gaat uit van nauw overleg tussen de bevoegde gezagen onderling, waar die elkaar raken. Het proces van de RES'en is ingericht om juist dat proces te ondersteunen, dus daarmee is dat geborgd.

De voorzitter:

Oké. Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VSO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we morgen stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven