7 Wapenexportbeleid

Aan de orde is het VAO Wapenexportbeleid (AO d.d. 05/09).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Wapenexportbeleid. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom. Dit is een VAO. Zoals ik het nu zie, hanteren we spreektijden van twee minuten, zoals altijd gebruikelijk is. Ik wil ook een beroep doen op alle woordvoerders om korte vragen te stellen. Als het echt een lange vraag is, dan telt die gewoon ook mee in het aantal interrupties. Een VAO, zowel dit VAO als dat over Iran, is niet bedoeld om het debat dat gevoerd is dunnetjes over te doen. Ik ben vandaag dus heel streng, zeg ik alvast.

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Karabulut namens de SP.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een coalitie onder leiding van Saudi-Arabië sinds 2015 met westerse wapens, ook veel Europese, oorlog voert tegen Jemen, waarmee tal van oorlogsmisdaden zijn en worden begaan;

constaterende dat wapenexport vanuit de EU naar Saudi-Arabië en andere landen van de coalitie, ondanks een restrictiever beleid dat een aantal landen in de loop van het conflict is gaan hanteren, de afgelopen jaren is toegenomen;

constaterende dat de Group of Eminent Experts on Yemen onderzoek heeft gedaan naar schendingen van mensenrechten en humanitair oorlogsrecht en ook benoemd heeft welke landen daar door middel van wapenleveranties mogelijk medeplichtig aan zijn;

overwegende dat de Kamer in ruime meerderheid, maar ook onafhankelijke juristen stellen dat deze wapenexport in strijd is met Europese exportcriteria;

verzoekt de regering te laten onderzoeken op welke wijze en in welke mate EU-landen in de oorlog in Jemen de eigen staande EU-wapenexportcriteria hebben geschonden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 317 (22054).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een coalitie onder leiding van Saudi-Arabië sinds 2015 met westerse wapens, ook veel Europese, oorlog voert tegen Jemen, waarmee tal van oorlogsmisdaden zijn en worden begaan;

constaterende dat wapenexport vanuit de EU naar Saudi-Arabië en andere landen van de coalitie, ondanks een restrictiever beleid dat een aantal landen in de loop van het conflict is gaan hanteren, de afgelopen jaren is toegenomen;

overwegende dat de Kamer in ruime meerderheid, maar ook onafhankelijke juristen stellen dat deze wapenexport in strijd is met Europese criteria;

verzoekt de regering in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn of, als die er nu niet zijn, op zoek te gaan naar mogelijkheden om sancties op te leggen aan wapenexporterende landen die criteria schenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 318 (22054).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. De achtergrond van deze moties is uiteraard dat sinds het begin van de oorlog in Jemen onder leiding van Saudi-Arabië de wapenexport vanuit Europese landen naar Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten schrikbarend is gestegen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Karabulut. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Diks namens GroenLinks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een vraag aan de beide ministers en twee moties. De vraag gaat over de uitvoering van de motie-Van Ojik/Sjoerdsma over de export van surveillancesoftware. Die is door Nederlandse bedrijven aan China verkocht en daar doet China dingen mee waar we hier in het Westen niet vrolijk van worden. Er is voorgesteld om te kijken of er voor 1 juli 2020 een soort vergunningsplicht ingevoerd zou kunnen worden en of je zou kunnen kijken of er een mogelijkheid is om dat in EU-verband in te richten. Ik was benieuwd hoe het met de uitvoering van deze motie staat.

Voorzitter. Dan heb ik twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in december 2018 ruim 50 miljoen kogelpatronen vanuit Tsjechië via Nederland zijn doorgevoerd naar de Verenigde Arabische Emiraten, ondanks de presumption of denial die Nederland heeft ingesteld tegen landen die debet zijn aan de burgeroorlog in Jemen, waaronder de Verenigde Arabische Emiraten;

verzoekt de regering de mogelijkheden te verkennen om ook de doorvoer zonder overlading van militaire goederen van bondgenoten naar landen waartegen Nederland een presumption of denial heeft ingesteld, te blokkeren, en hierover de Kamer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 319 (22054).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de effectiviteit van het Nederlandse wapenexportbeleid staat of valt bij de harmonisatie tussen dit beleid en het wapenexportbeleid van andere Europese landen, aangezien een unilaterale maatregel op het gebied van wapenexport teniet wordt gedaan indien een andere EU-lidstaat deze wapenexport vervolgens wel toestaat;

verzoekt de regering in te zetten op harmonisatie van wapenexportbeleid van EU-lidstaten door hier een EU-bevoegdheid van te maken, en de Kamer bij reguliere verslagen van Raadsvergaderingen over dit onderwerp te informeren over de hiertoe ondernomen inspanningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 320 (22054).

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Diks. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Van Haga):

Voorzitter, ik wil graag eerst een punt van orde maken en dat duurt ongeveer 45 seconden. Ik heb zo dadelijk 60 seconden om mijn verhaal in de tweede termijn te doen en mijn moties in te dienen. De vorige keer had ik zelfs maar 40 seconden. Het is voor mij onmogelijk om als Kamerlid te functioneren als het mij onmogelijk wordt gemaakt om te spreken. Het partijkartel heeft onlangs via de werkgroep-Bisschop de regels voor afgesplitste Kamerleden veranderd en daardoor wordt nu voor het eerst sinds 100 jaar van een Kamerlid die uit zijn of haar partij wordt gegooid, meteen budget en spreektijd afgepakt. Dit is machtsmisbruik van de grote partijen.

De voorzitter:

Nee, meneer Van Haga.

De heer Van Haga (Van Haga):

Jawel.

De voorzitter:

Nee, dat kan echt niet. De heer Bisschop heeft in opdracht van de Kamer een rapport opgesteld over afsplitsingen. Dat rapport is in de Kamer uitgebreid behandeld. Er was een meerderheid. Volgens mij heeft bijna de hele Kamer daarvoor gestemd. Zo hoort het in een democratie en daar heeft u het mee te doen.

De heer Van Haga (Van Haga):

Ja, en daarom maak ik een punt van orde.

De voorzitter:

Het is geen punt van orde. Het is gewoon een standpunt. Als u hier anders over denkt, dan dient u een motie in waarin u vraagt om dat te herzien en dan ...

De heer Van Haga (Van Haga):

Ja, dat ga ik zeker doen. Mijn punt is in ieder geval ...

De voorzitter:

Nee, heel even. Het is geen punt van orde. Het is gewoon een standpunt over een rapport dat door de Kamer is aangenomen. Dat moet u ook respecteren. U mag daar ook anders over denken, wat ik me in uw positie ook heel goed kan voorstellen, maar dan is het aan u om de Kamer te vragen om dat rapport te herzien. Maar "machtsmisbruik", "de mond snoeren" en dat soort termen zijn grote woorden, want u staat hier, u krijgt het woord en u heeft het recht om uw mening te uiten. Dat gaat u nu doen.

De heer Van Haga (Van Haga):

Goed. Ik heb 60 seconden. Ik kan mijn moties dus niet toelichten. Dat is jammer. Daarom ga ik dus meteen over tot voorlezing.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bedrijven in de defensie-industrie die een exportvergunning krijgen, vaak contractuele verplichtingen moeten aangaan voor retour na reparatie, onderhoud en naleveringen;

constaterende dat het door wijzigingen in het beleid kan voorkomen dat er een vergunning verleend is voor de hoofdlevering, maar vervolgens de vergunning om aan bovengenoemde drie contractuele verplichtingen te voldoen wordt geweigerd;

overwegende dat het in het belang van het Nederlandse bedrijfsleven is om een betrouwbare contractpartner te kunnen zijn;

verzoekt de regering geen vergunningen voor retour na reparatie, onderhoud of naleveringen af te wijzen indien het defensieve zaken betreft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 321 (22054).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat lopende vergunningsaanvragen soms worden beëindigd indien de status van een land wordt gewijzigd in die van een land waaraan niet mag worden geleverd;

overwegende dat in het geval de status opnieuw wijzigt in die van een land waaraan wel geleverd mag worden, de vergunningsaanvraag in zijn geheel opnieuw moet worden opgestart en dat dit een zeer tijdrovend en kostbaar traject is;

verzoekt de regering voor deze specifieke gevallen de vergunningsaanvraag altijd aan te houden en niet te laten vervallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 322 (22054).

De heer Van Haga (Van Haga):

Dank u wel.

De voorzitter:

U heeft nog acht seconden. Dank u wel. Dat was de laatste spreker. De bewindslieden hebben behoefte aan een schorsing. Twee minuten? Ja. Dan schors ik de vergadering voor twee minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef eerst het woord aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Minister Kaag:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik zal de moties meteen behandelen. De motie op stuk nr. 317 ontraad ik. Zoals mevrouw Karabulut weet, heeft de Group of Eminent Experts on Yemen al onafhankelijk onderzoek gedaan naar schendingen van mensenrechten en van humanitair oorlogsrecht. Dat benoemt ook de landen met vermelding van welke wapens geleverd worden, en daarmee ook de landen die eventueel medeplichtig zijn. Het mandaat wordt altijd verlengd juist dankzij Nederlandse inzet. Wij kijken ook naar dit soort kwesties in de Mensenrechtenraad. We zijn vanaf 1 januari daarin weer van de partij. Overal waar wij optreden, maken we van Jemen een prioriteit. We beschikken dus al over dergelijk onderzoek en we vragen hier ook continu aandacht voor in de EU-Raadswerkgroep. Daarnaast hebben andere landen, bijvoorbeeld het VK, hun eigen parlement, hun eigen vergunningenstelsel en hun eigen mogelijkheden tot een gang naar de rechter. Dat is dus ook een optie. Dit is de context.

De motie op stuk nr. 318 ...

De voorzitter:

Gaat u verder. Mevrouw Karabulut, u krijgt zo de gelegenheid.

Minister Kaag:

De motie op stuk nr. 318 van mevrouw Karabulut verzoekt de regering om in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om sancties op te leggen. Die ontraad ik. De exportcontrole op militaire goederen is een nationale competentie. Gelet op het huidige krachtenveld zal dit ook zo blijven. Het is niet aan Nederland om andere landen, zeker in EU-verband, sancties op te leggen in dit kader. We blijven wel alle partners aanspreken op hun beleid. En we kijken naar een zorgvuldige toetsing van de criteria. Ik noem COARM en de jaarlijkse rapportage over wapenexport en de bespreking daarvan binnen de EU. Alle mechanismes zijn bekend. De werking van het mechanisme laat nog te wensen over, maar voor sancties is er absoluut geen draagvlak.

Mevrouw Karabulut (SP):

Op het eerste punt: applaus, applaus en nog een keer applaus voor alles wat wél gebeurt rondom Jemen, namelijk het instellen van een commissie die de mensenrechtenschendingen onderzoekt. Maar dat is toch echt iets anders dan wat de motie vraagt, namelijk onderzoek naar schending van EU-wapenexportcriteria. Natuurlijk, het is een nationale bevoegdheid, maar het zijn wel EU-criteria. De minister weet, misschien nog wel beter dan ik, dat er EU-landen zijn — Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en tot voor kort ook Nederland — die massaal exporteren naar Saudi-Arabië, dat dan weer Jemenitische kinderen bombardeert. Ik zou dus willen vragen of de minister hier toch nog een keer op kan reflecteren.

Minister Kaag:

Nee. Ik blijf bij ontraden, omdat we het op een andere manier doen. En we hebben de Raadswerkgroep. Er zijn andere momenten om elkaar daarop aan te spreken, en dat doen we ook.

De voorzitter:

De volgende vraag, tot slot.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dan wil ik toch vragen of op dit moment met deze houding niet wordt weggekeken. Landen komen er gewoon mee weg. Als we niet willen vaststellen of de criteria worden overschreden, hoe zouden we dan moeten optreden, hoe zouden we dan tot acties moeten komen? En waarom bestaan dan nog EU-wapenexportcriteria?

Minister Kaag:

Het gaat bij de EU om afspraken en om een race to the top. We willen de lat hoger leggen. Dit is op basis van afspraken met elkaar. Als we het op een andere manier willen, dan komt de lat lager te liggen. Wij blijven druk leggen op anderen. Maar Frankrijk heeft ook een parlement, de Assemblée nationale, waar gesproken kan worden, en daar zijn ook drukgroepen. We gaan niet in EU-verband op de stoel van de rechter zitten als het gaat om een nationale competentie van de lidstaten.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Kaag:

De motie van mevrouw Diks op stuk nr. 319 verzoekt de regering om de mogelijkheden te verkennen van doorvoer zonder overlading van militaire goederen. Het verzoek is om dat nog eens te bekijken. Ik ontraad deze motie om technische redenen. Ik begrijp de wens van de motie, omdat er afspraken zijn. Doorvoer met overlading wordt altijd gecontroleerd in het geval van zendingen waarvoor een presumption of denial geldt. Dit geldt ook na de aanscherping van het beleid in februari 2019, die betrekking had op zendingen van bondgenoten. U heeft dat ook schriftelijk nog meegekregen in april 2019. Controle op doorzending zonder overlading is logistiek en qua capaciteit bijna onuitvoerbaar, dus onhaalbaar. Er geldt wel een meldplicht. Dat is, denk ik, het belangrijkste. Die informatie is ook te zien. Als we informatie hebben treden we op, of kunnen we optreden, via de Douane. Na de invoering van de presumption of denial was er in december 2018 de zaak van de kogelpatronen die vanuit Tsjechië via Nederland naar de VAE zijn gegaan. Ik vond dat ook een erg treurige casus. We hebben dit ook aangekaart bij Tsjechië. Het is sindsdien niet meer voorgekomen. We moeten vertrouwen op elkaars toetsing. Een sanctie of een verbod is geen optie.

De voorzitter:

De volgende motie van mevrouw Diks. En daarna krijgt u, mevrouw Diks, de gelegenheid om maximaal twee vragen te stellen.

Minister Kaag:

De motie op stuk nr. 320 ontraad ik ook, want dat vereist een verdragswijziging. Er zou zelfs een risico optreden. Mocht je in het theoretische geval een verdrag krijgen, dan ligt de lat zeker lager, gelet op de enorme exportbelangen van de wapenexporterende landen om ons heen.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

We hadden de motie over de presumption-of-denialtoetsing heel zorgvuldig geformuleerd door te vragen of u nog eens naar de mogelijkheden zou willen kijken. U geeft aan dat dit technisch heel ingewikkeld is. Ik heb daar begrip voor en ik snap dat ook, maar u geeft zelf ook aan dat als we constateren dat er doorvoer is, het ook wel gruwelijke gevolgen heeft.

De voorzitter:

En de vraag is?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Of de minister toch kans ziet om die mogelijkheden te verkennen.

Minister Kaag:

Zoals de motie is geformuleerd ontraad ik die. Maar ik heb ook gesteld: als we informatie hebben, zullen we handelen.

De voorzitter:

Mevrouw Diks, tot slot.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ja, over de harmonisatie van wapenexportbeleid. Het is een beetje een catch 22. Elke keer vragen we of het mogelijk is om het in EU-verband met elkaar te regelen. Dan zegt de minister: het is heel lastig, want dan gaat de lat naar beneden. Maar omdat het niet in EU-verband is geregeld, doet eigenlijk elke lidstaat het naar believen, of tot op zekere hoogte naar believen. Vandaar mijn oproep aan de minister om toch te kijken of daar mogelijkheden voor zijn.

Minister Kaag:

Wij zetten in op harmonisatie, maar we doen dit gewoon in gesprek met de partners. Er is geen draagvlak, dus ik kan wel iets beloven in theorie, maar er is absoluut geen draagvlak voor.

De voorzitter:

Dank u wel. Er was nog een motie.

Minister Kaag:

Mevrouw Diks vroeg naar de motie-Van Ojik/Sjoerdsma. Wij zijn ermee bezig. Ik hoop in het voorjaar schriftelijk terug te komen op de vraag welke mogelijke voortgang is geboekt.

De motie op stuk nr. 321 van de heer Van Haga verzoekt de regering om geen vergunningen voor retour na reparatie et cetera af te wijzen indien het defensieve zaken betreft. In haar huidige vorm ontraad ik deze motie. De heer Van Haga heeft gelijk dat dit soort leveringen bijzondere aandacht vragen, want het heeft zwaarwegende consequenties voor bedrijven. Wij kijken er echt zorgvuldig naar. U herkent dit ook uit mijn Kamerbrief van november 2019 over de casus Turkije. Maar het kan niet in absolute zin gelden. Ook wanneer het defensieve zaken betreft, wordt het per casus bekeken. Er moet altijd ruimte zijn om te blijven toetsen, dus in de huidige vorm wordt de motie ontraden.

Mevrouw de voorzitter, de laatste motie, op stuk nr. 322, laat ik oordeel Kamer. Het gebeurt al en ik denk dat het goed wordt uitgevoerd. Bedrijven hoeven niet opnieuw een aanvraag in te dienen als het gaat om een opschorting.

De voorzitter:

Dank u wel. Wil de minister van Buitenlandse Zaken nog iets zeggen? Nee, zie ik.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven