8 Iran

Aan de orde is het VAO Iran (AO d.d. 03/10).

De voorzitter:

Dan gaan we nu naar het volgende VAO, namelijk het VAO Iran. Ik geef het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter. Dagelijks bereiken ons schokkende berichten over hoe het Iraanse regime vreedzame protesten neerslaat. Vanochtend nog kreeg ik een brief van Iraanse moeders die zich enorme zorgen maken over het lot van hun kinderen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Iran vorige maand meer dan 200 doden zijn gevallen als gevolg van overheidsgeweld tegen demonstranten;

constaterende dat het Iraanse regime heeft toegegeven dat veiligheidstroepen demonstranten hebben doodgeschoten;

van mening dat het recht op demonstratie onder alle omstandigheden geldt, onder meer in reactie op verslechterde economische omstandigheden;

overwegende dat het huidige Amerikaanse beleid van maximale druk de bevolking van Iran onevenredig hard raakt en faalt als het gaat om het gericht veroordelen van het wanbeleid en de corruptie van de kant van de Iraanse autoriteiten;

verzoekt de regering het grove optreden tegen de eigen bevolking van de Iraanse autoriteiten stevig te veroordelen en in EU-verband te bepleiten dat gerichte maatregelen worden genomen tegen verantwoordelijken als zij niet op afzienbare termijn worden gestraft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ploumen, Karabulut en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (33783).

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben ook gesproken over de gevoelens van onveiligheid van Iraanse Nederlanders. We hebben de minister gevraagd of het nodig zou zijn om een apart meldpunt in te richten waartoe zij zich kunnen wenden. De minister heeft op ons verzoek de praktijk in Australië onder de loep genomen — dank daarvoor — en zij zegt dat de politie het aangewezen meldpunt is. Gegeven het feit dat mensen die uit Iran komen niet per se vertrouwen hebben in de politie, zou ik de minister wel willen vragen wat er gedaan kan worden om de aangiftebereidheid te vergroten als een meldpunt volgens haar niet de aangewezen weg is.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ploumen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Koopmans. Niet? Dan ga ik naar de heer Van Ojik namens GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. We hebben het over het meest wrede geweld denkbaar tegen demonstranten, op dit moment in Iran. We hebben het over een regime dat systematisch alle mensenrechten schendt. We staan voortdurend voor de vraag wat we vanuit Nederland en vanuit de Europese Unie kunnen doen om dit geweld en deze schending van mensenrechten te stoppen. Dat is niet zo eenvoudig. We hebben beperkte diplomatieke middelen, maar die moeten we wel maximaal inzetten. Ik heb de motie van mevrouw Ploumen ondersteund en ook de motie die mevrouw Karabulut straks gaat indienen, maar ik wil ook een motie indienen over iets wat Nederland echt zelf kan doen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het in de afgelopen jaren niet is gelukt aanwezig te zijn bij processen jegens Iraanse mensenrechtenverdedigers;

overwegende dat diplomatieke betrokkenheid bij processen tegen mensenrechtenverdedigers en vreedzame demonstranten voor hen een grote steun in de rug is;

verzoekt de regering bij voorkeur in EU-verband actief te volgen hoe processen jegens mensenrechtenverdedigers en vreedzame demonstranten verlopen en waar enigszins mogelijk bij die processen aanwezig te zijn, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Karabulut, Ploumen en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (33783).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter, dan het meldpunt. Mevrouw Ploumen sprak daar net ook al over. Ook ik heb kennisgenomen van de brief die de minister daarover heeft gestuurd. Ik denk inderdaad dat we, als het niet nodig is om een apart meldpunt in te richten, dat ook vooral niet moeten doen. Maar zoals we allemaal weten, is er ook een groot capaciteitsprobleem bij de politie. We zouden dus wel een garantie moeten krijgen. Tijdens het AO hebben we gesproken over Iran, maar hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld Eritreeërs en Oeigoeren. Wij willen graag de garantie dat er ook echt aangiftes opgenomen kunnen worden als men zich tot de politie wendt. Dat vraagt namelijk al best wat van mensen; mevrouw Ploumen zei het ook al.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik zie de heer De Roon. Ik weet niet of hij mijn opmerking mee heeft gekregen, namelijk dat we hier niet het algemeen overleg nog een keertje overdoen.

De heer De Roon (PVV):

Dat ga ik niet doen.

De voorzitter:

Dat gaat u echt niet doen? Oké, vooruit.

De heer De Roon (PVV):

Ik wilde graag nog even van de heer Van Ojik weten of onder mensenrechtenverdedigers ook de vrouwen in Iran vallen die hun hoofddoekjes afdoen in het openbaar en daarmee zwaaien of wat dan ook, maar in ieder geval kenbaar maken dat zij dat ding niet meer willen dragen. Vallen zij daar ook onder?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Zeker. De motie spreekt over mensenrechtenverdedigers en vreedzame demonstranten. Het voorbeeld dat de heer De Roon noemt, namelijk vrouwen die op straat in Iran opkomen voor vrouwenrechten, valt wat mij betreft zeker onder de categorie vreedzame demonstranten. Ik roep de Nederlandse regering op om het weinige wat we kunnen doen — helaas is dat niet zo veel; daar moeten we ook eerlijk over zijn — in ieder geval te doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Sjoerdsma namens D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Mevrouw de voorzitter. Ik wilde nog stilstaan bij het feit dat hier in Nederland op enkele honderden meters van dit parlement een liquidatie heeft plaatsgevonden waarvan dit kabinet heeft gezegd dat het naar alle waarschijnlijkheid gebeurd is omdat een buitenlandse mogendheid, Iran, dat heeft gedaan. Het is ongelooflijk belangrijk dat zoiets niet onbestraft gebeurt. Nederland heeft twee diplomaten uitgezet. Europa heeft persoonsgerichte sancties ondernomen tegen de Iraanse geheime dienst. Maar het strafproces heeft nog steeds geen conclusie bereikt. Dat is frustrerend voor een familie die uit de pers heeft moeten vernemen dat Iran achter de moordaanslag op hun echtgenoot en vader zat. Maar het is uiteraard ook ontoelaatbaar dat Iran er op deze manier mee wegkomt. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er op basis van informatie van buitenlandse inlichtingendiensten en de AIVD sterke aanwijzingen zijn dat de Iraanse overheid betrokken was bij liquidaties in Almere en in Den Haag;

overwegende dat deze vijandige acties een schending zijn van het internationaal recht en de Nederlandse soevereiniteit;

constaterende dat Iran tot op heden elke betrokkenheid ontkent;

constaterende dat onderzoek en strafvervolging voor deze moord ondanks de genomen diplomatieke stappen niet verder lijkt te komen;

overwegende dat een liquidatie door een buitenlandse mogendheid op Nederlandse bodem nooit onbestraft mag blijven;

verzoekt de regering te onderzoeken of informatie afkomstig uit inlichtingen openbaar kan worden gemaakt ten behoeve van deze strafzaak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Voordewind, Van Helvert en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (33783).

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sjoerdsma. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Roon namens de PVV.

De heer De Roon (PVV):

Dank u, voorzitter. Eind november zijn er honderden en volgens sommige berichten mogelijk meer dan 1.000 burgerdoden gevallen bij protesten in Iran. De slachtoffers waren burgers die het islamitische regime in Teheran beu waren. Om dat duidelijk te maken, gingen ze als onderdeel van een gigantische menigte de straat op. Als honden werden ze afgemaakt, beschoten vanuit helikopters en vanaf daken. Sommigen werden in hun rug geschoten terwijl ze wegrenden voor het geweld, geweld dat werd toegepast op het gezag van het moorddadige islamitische regime.

Voorzitter. Uitgerekend aan dat regime wil Nederland nu een gunst verlenen. Dat regime wil Nederland economisch helpen door sanctiewetgeving van de Amerikanen te helpen omzeilen. Dat is schandalig en niet acceptabel. Het is een trap in het gezicht van alle demonstranten voor vrijheid. En waarom? Waarom heeft Iran onder alle schurkenstaten deze voorkeursbehandeling verdiend? Iran is de grootste staatssponsor van terrorisme wereldwijd. Iran heeft meerdere olietankers met explosieven beschadigd. Iran probeert het Midden-Oosten te gijzelen met raketten. Iran liquideerde twee mensen op Nederlandse bodem. En Iran geeft onderdak aan en spant samen met de meest gezochte crimineel van ons land.

Voorzitter, dat regime moet je natuurlijk niet helpen. Dat moet je kei- en keihard aanpakken en onder druk zetten. Dat land moet je niet helpen met het uitvoeren van zijn economische, militaire en politieke agenda, terwijl de burgerdoden worden opgestapeld. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland aandeelhouder wordt van INSTEX, een onlangs opgezet handelssysteem tussen de Europese Unie en Iran;

overwegende dat Nederland het islamitische regime uit Iran, de grootste staatssponsor van terrorisme wereldwijd, op geen enkele wijze moet faciliteren in het omzeilen van Amerikaanse sancties;

verzoekt de regering zich volledig terug te trekken uit INSTEX,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (33783).

De heer De Roon (PVV):

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Roon. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Karabulut namens de SP.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ook wij zijn zeer bezorgd over de ontwikkelingen in Iran. Andere collega's zeiden al dat duizenden mensen, vreedzame demonstranten die opkomen voor hun rechten en die vrijheid willen, zijn opgepakt en gedood. Er worden mensen gemarteld. En het Iraanse regime lijkt de repressie alleen maar op te voeren. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat activisten in Iran onder moeilijke omstandigheden strijden voor gelijke rechten tussen mannen en vrouwen, voor economische en sociale rechten, voor politieke rechten en allerlei andere vrijheden;

overwegende de repressie van het Iraanse regime, hoofdzakelijk in Iran zelf, maar ook buiten de eigen grenzen, ook in Nederland;

spreekt solidariteit uit met de Iraanse bevolking;

roept op tot onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen en een einde aan elke vorm van repressie, in het bijzonder op de vrijheid van meningsuiting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Ploumen en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (33783).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Aansluitend heb ik nog twee concrete vragen aan de minister. De eerste vraag is op welke wijze hij in de gesprekken met Iran, ook waar het de handelsbetrekkingen betreft, systematisch de mensenrechten aan de orde stelt. Op welke wijze monitort en volgt hij vorderingen? Want mijn indruk is dat het alleen maar slechter gaat.

De tweede vraag gaat concreet over twee politieke gevangenen, jonge jongens die zijn opgepakt. Hun families weten net als duizenden andere families niet waar zij zich bevinden. Zij weten niets over hun gezondheid. Het gaat over de heer Tohid Islamparast. Hij is gearresteerd in Karachi. Zijn familie weet niets van hem. Het gaat ook om de heer Hamed Mohagheghi, 25 jaar. Hij is ook gearresteerd op 22 november in Karachi. Ik zou de minister willen vragen of hij bereid is om deze gevallen en alle andere politieke gevangenen voor te leggen aan de Iraanse autoriteiten en hen te verzoeken om deze families toegang te geven tot hun zoons en echtgenoten.

Ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat bij alles wat de minister probeert te doen in de relatie met Iran, de mensenrechten voorop worden gesteld.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Karabulut. Dan kijk ik of de minister in staat is om direct te reageren. Dat is het geval. Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Blok:

Dank u wel, voorzitter. Tijdens het overleg heb ik helder aangegeven hoezeer ik afkeur hoe Iran omgaat met demonstranten en mensenrechten en dat dit punt steeds naar voren komt in alle contacten die ikzelf heb met de Iraanse minister en die wij verder hebben met Iran. U zult in mijn reactie op uw moties dus ook heel veel overeenstemming ontmoeten.

Allereerst de motie van mevrouw Ploumen, mevrouw Karabulut en de heer Van Ojik op stuk nr. 36. Die verzoekt de regering het grove optreden tegen de eigen bevolking van de Iraanse autoriteiten te veroordelen en in EU-verband te bepleiten dat er gerichte maatregelen worden genomen. Dat is in lijn met wat ik tijdens het algemeen overleg heb geuit. Sindsdien heb ik ook gebeld met de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken, minister Zarif. Ik heb heel helder gemaakt dat ik het recht om te demonstreren — natuurlijk geweldloos van de kant van de demonstranten, maar het geweld kwam hier duidelijk van de kant van de overheid — een kernwaarde vind. Ik laat deze motie dus graag aan het oordeel van de Kamer.

Mevrouw Ploumen vroeg mij, overigens net als de heer Van Ojik, hoe we mensen uit Iran of mensen uit andere landen die bedreigd worden door de overheid van het land van oorsprong kunnen stimuleren om aangifte te doen. Ik heb u eerder aangegeven dat ik het van groot belang vind dat daarvoor de in Nederland gebruikelijke route, aangifte doen bij de politie, gevolgd wordt. In alle eerlijkheid ben ik er ook trots op dat je in Nederland wél veilig naar de politie kunt. Ik vind het in feite dus ook wel een principieel punt dat wij altijd uitstralen: in Nederland kun je veilig naar de politie. Ik was inderdaad graag bereid om te kijken naar het Australische model. Dat heeft ook weer zijn eigen merites, maar ik blijf die trots en daarom ook de keuze voor de route langs de politie delen. De opgave die wij hebben in inburgeringstrajecten, in het onderwijs en in de communicatie van de politie, is dus ook om helder te blijven maken aan iedereen in Nederland: u kunt bij ons veilig terecht. Dat is een voortdurende opgave. Nogmaals, ik heb zelf geen reden om daaraan te twijfelen, maar het is wel iets wat we voortdurend over moeten brengen.

De voorzitter:

Ik zie u staan, meneer Koopmans, maar dit is een antwoord op een vraag gesteld door mevrouw Ploumen. Ik ga niet opnieuw hier het debat voeren. Ik hoor u zeggen: ik wil alleen maar ... U wilt alleen maar wat?

De heer Koopmans (VVD):

Ik wil alleen maar een vraag stellen over de motie waar de minister zich net over heeft uitgelaten. Hij geeft oordeel Kamer aan de motie. Ik wil graag met mevrouw Ploumen en anderen meedenken, maar er staat een overweging in die mij doet vragen wat ermee wordt bedoeld. We zijn allemaal enorm bezorgd over de onderdrukking in Iran.

De voorzitter:

Kort. Wat is de vraag?

De heer Koopmans (VVD):

In de overweging lijkt het een beetje alsof het uiteindelijk de schuld is van de Verenigde Staten. Ik hoor graag van de minister hoe hij dat leest. Dan kunnen wij nadenken over hoe wij dat kunnen beoordelen bij de stemmingen.

De voorzitter:

U vindt eigenlijk dat die moet worden ontraden? Nee, dat is een grapje.

De heer Koopmans (VVD):

Voorzitter, ik heb graag dat mijn woorden zo worden uitgelegd zoals ik ze zeg.

Minister Blok:

Precies dit punt is ook gewisseld tijdens het algemeen overleg. Mevrouw Karabulut sprak toen zeer kritische woorden over de rol van de Verenigde Staten. Toen heb ik helder aangegeven dat ik het onjuist vind om aan te geven dat de Verenigde Staten de hoofdoorzaak zijn van het lijden van de Iraanse bevolking. Dus ik doe niets af aan wat ik toen heb gezegd. Het dictum, de oproep van de motie, deel ik volledig. Dat is ook in lijn met wat ik in feite gedaan heb. Vandaar mijn uiteindelijke oordeel Kamer.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Blok:

Dan kom ik bij de motie van de heer Van Ojik, mevrouw Karabulut en mevrouw Ploumen. Die verzoekt de regering, bij voorkeur in EU-verband, actief te volgen hoe processen jegens mensenrechtenverdedigers en demonstranten verlopen en waar mogelijk aanwezig te zijn. Dat is onze volledige inzet. Helaas krijgen Nederlandse of EU-diplomaten niet altijd toegang tot een proces. Het is wel onze inzet. Dus ook deze laat ik graag aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma staat er ook onder, alleen is het een beetje slecht leesbaar. Gaat u verder.

Minister Blok:

Dan kom ik bij de motie waar de heer Sjoerdsma bovenaan staat, met de heer Voordewind, de heer Van Helvert en de heer Van Ojik. De motie is naar aanleiding van Iraanse betrokkenheid bij moorden hier in Nederland. U verzoekt de regering te onderzoeken of informatie die afkomstig is uit inlichtingen openbaar kan worden gemaakt ten behoeve van de strafzaak.

Dat gaat om informatie van de inlichtingendiensten. Ik wil even ruggespraak houden met de daarvoor verantwoordelijke ministers, dus vraag ik aan de heer Sjoerdsma en de andere indieners om mij even de gelegenheid te geven daar schriftelijk op terug te komen. Dat lukt ook echt wel voor het kerstreces. Dan zal ik in die brief ook het oordeel over de motie geven.

De voorzitter:

Voor het kerstreces? Dat is dus voor aanstaande dinsdag.

Minister Blok:

Ja.

De voorzitter:

Ik hoor een telefoon. Ik weet niet van wie die is, maar dat kan echt niet. De telefoon is van een medewerker.

Minister Blok:

Het is goed nieuws dat het kerstreces aanstaande dinsdag begint. Bij de brief zullen we daar ook rekening mee houden.

De voorzitter:

Ja, dan hebben we stemmingen.

Minister Blok:

Nee, de voorzitter zei wat anders. Daar heb ik goed nota van genomen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Blok:

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Karabulut, die overigens ook twee vragen had. Maar eerst de motie. De motie is eigenlijk geen oproep aan de regering, dus die voorzie ik ook niet van een oordeel. Er zijn wel twee vragen gesteld. Hoe stel ik mensenrechten aan de orde? Dat doe ik bij ieder contact. Ik heb inderdaad niet voor niets afgelopen week zelf contact gezocht met de Iraanse minister en dit nadrukkelijk aan de orde gesteld. Wij zullen navraag doen naar de twee concrete gevallen die mevrouw Karabulut noemt. Dat zullen we graag doen. Daar zal ik de Kamer over informeren. Ik weet niet of dat voor het kerstreces lukt, nu dat zo snel komt.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut?

Mevrouw Karabulut (SP):

Dank u wel voor de toezegging. Ik heb nog een vraag over het eerste punt, als u mij dat toestaat.

De voorzitter:

Ja.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dank. Ik vind het echt heel goed dat de minister het voortdurend aan de orde stelt, maar ik heb het gevoel dat het niet echt werkt. Mijn vraag aan de minister — die vraag mag ook later per brief worden beantwoord — is: op welke wijze worden de mensenrechten, ook als het bijvoorbeeld gaat om handelscontacten, voorwaardelijk gemaakt in het beleid richting Iran?

Minister Blok:

Dit vraagt om een heel brede discussie. Mevrouw Karabulut zegt nu: u stelt mensenrechten aan de orde en het werkt niet. Ja, daar wil ik nog weleens een hele discussie met u over voeren.

De voorzitter:

Maar niet bij een VAO.

Minister Blok:

Nee. Was het maar zo dat we meteen resultaat zien als een Nederlandse minister mensenrechten aan de orde stelt. We zien het gelukkig weleens, maar dit is echt te kort door de bocht. Over de relatie tussen handel en mensenrechten stuurt met name collega Kaag met grote regelmaat brieven aan de Kamer en voert daar debatten met u over. Daar waar Nederlandse overheidsinstrumenten worden ingezet, vragen we het bedrijf zich te houden aan de criteria voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, dus dat geldt hier zeker ook.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ter geruststelling wil ik aan de minister meegeven wat ik echt heb gezegd. Ik zei: ik heb de indruk dat het vanuit Iraanse zijde niet echt veel indruk maakt. Dat is iets anders dan dat ik stel dat het beleid van de minister niet effectief zou zijn. Maar om dat te kunnen controleren, zou ik er wel degelijk op willen aandringen dat de minister een toelichting geeft — dat mag ook op een later moment — op hoe hij in zijn buitenlandbeleid mensenrechten onderdeel laat uitmaken van zijn beleid richting Iran. Dit, omdat we bijvoorbeeld ook spreken over INSTEX en er allerlei contacten zijn met de Iraanse regering, die ook in de Irandeal, de JCPOA, wil blijven.

Minister Blok:

Ik ben altijd bereid die toelichting te geven. Overigens zien wij elkaar een paar keer per maand.

Dan kom ik bij de motie van de heer De Roon, waarin de regering wordt verzocht zich volledig terug te trekken uit INSTEX. Het handel kunnen drijven daar waar geen sancties gelden tegenover Iran, is onderdeel van het nucleair akkoord met Iran. De Kamer heeft steeds van mij, overigens ook van mijn voorgangers, gehoord dat wij Iran zeer veel verwijten als het gaat om interne schendingen van mensenrechten, het steunen van terroristische groeperingen en het ontwikkelen van ballistische raketten. Wij zullen dat ook altijd aan de orde blijven stellen. Tegelijkertijd vinden wij het van groot belang dat er wel een akkoord gesloten is dat het ontwikkelen van nucleaire wapens bevroren heeft, omdat dit een enorme dreiging is voor de regio en voor de hele wereld. Onderdeel van dat akkoord is dat de daarbij betrokken Europese landen handel met Iran drijven. Daarvoor is sinds de Amerikaanse terugtrekking dit aparte instrument nodig. Dus ook wij moeten ons deel van het nucleair akkoord leveren. Vandaar dat Nederland tegelijkertijd met een heel aantal andere Europese landen recent heeft aangegeven dat het zal deelnemen in INSTEX. Ik moet de motie van de heer De Roon dus ontraden.

De voorzitter:

Een korte vraag van de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV):

Ik denk dat het nucleair akkoord waarnaar de minister verwijst, een uitstel is waar geen afstel van komt. Waar wel afstel van komt, door de houding van onze regering om te blijven deelnemen in INSTEX, is het ineenstorten van het Iraanse regime. De minister neemt de interne druk op het regime in Iran weg, waardoor dat regime zich sterker voelt en het langer zal volhouden. Waarom doet de minister dat?

De voorzitter:

Een korte reactie. De minister.

Minister Blok:

Was het maar zo simpel als de heer De Roon suggereert, dat door externe druk het regime zou instorten. Daar zien wij geen spoor van. Wel constateren wij dat Iran weliswaar de randen van het nucleair akkoord opzoekt, maar dat het zich daar wel aan houdt. Dan hoort het tot de goede en verstandige gebruiken dat ook andere partijen, dus ook Nederland, zich houden aan hun deel van het akkoord.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer De Roon (PVV):

Ja, tot slot, voorzitter. Die interne druk ontstaat alleen maar in voldoende mate als voldoende mensen in Iran de straat op gaan en zich blijven verzetten tegen dat regime. Door het INSTEX-programma wordt dat ondermijnd. Ik snap nog steeds niet waarom de minister die route kiest, want de andere route, de route van het nucleair akkoord, gaat ook niet werken.

Minister Blok:

Ik hoor nogmaals dat de heer De Roon er heel erg van overtuigd is dat deze route leidt tot een wijziging bij het Iraanse regime. Die route werkt in ieder geval al decennia niet. Wel hebben wij dankzij het Internationaal Atoomenergie Agentschap kunnen constateren dat het verrijken van uranium tijdens de looptijd van het nucleair akkoord, zoals is afgesproken, is bevroren. Dus dat akkoord werkte wel. Dan is het dus van groot belang om dat overeind te houden.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen wij volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven