9 Gemeenschappelijk landbouwbeleid en Nationaal Strategisch Plan

Aan de orde is het VAO Gemeenschappelijk landbouwbeleid en Nationaal Strategisch Plan (AO d.d. 15/05).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Gemeenschappelijk landbouwbeleid en Nationaal Strategisch Plan. Ik heet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte welkom. Ik geef mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren het woord. Gaat uw gang, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. In Europa wordt gesproken over een nieuwe periode van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daar is een bedrag mee gemoeid van maar liefst 365 miljard euro. Er wordt op geen enkele manier nog getoetst hoe dat geld zich verhoudt tot de klimaatdoelen en het verlies aan biodiversiteit. De Partij voor de Dieren doet er alles aan om ervoor te zorgen dat dit geld wordt gebruikt voor een omschakeling van de landbouw die natuur- en diervriendelijk en klimaatvriendelijk is.

In de tussentijd spreekt Nederland alvast over de invulling van het gemeenschappelijk beleid hier in Nederland. In dat licht wil de Partij voor de Dieren op dit moment één belangrijke uitspraak doen. Het is de afgelopen weken veelvuldig gegaan over wetsovertredingen, maar niet over de wetsovertredingen waar dieren letterlijk het leven voor moeten laten. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland de grootste kalvermester van Europa is;

constaterende dat Nederland daartoe ieder jaar maar liefst 700.000 piepjonge kalfjes importeert uit landen zoals Ierland, Litouwen en Letland, waardoor deze dieren — die hun moeder nog nodig hebben — dagenlang in veewagens worden vervoerd;

constaterende dat het welzijn van deze zuigelingen op transport ernstig in het geding is, dat er voortdurend rapportages zijn over het overtreden van de dierenwelzijnsregels en dat onlangs zelfs naar buiten is gekomen dat kalfjes uit Ierland (onderweg naar Nederland) op een officieel door de EU goedgekeurde "high quality" controlepost in Frankrijk in elkaar worden geschopt en geslagen;

constaterende dat de kalversector de afgelopen jaren fors gesubsidieerd is met Europese landbouwsubsidies — gemiddeld meer dan 40 miljoen euro aan directe betalingen per jaar — en dat het kabinet daar jaarlijks meer dan 1 miljoen subsidie bovenop deed met geld dat bedoeld was voor plattelandsontwikkeling;

overwegende dat er groot en groeiend maatschappelijk verzet is tegen het subsidiëren van dierenleed;

spreekt uit dat er in de invulling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid geen belastinggeld meer mag worden gestoken in de financiering van de kalverhouderij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 266 (28625).

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik nu het woord aan de heer Madlener namens de PVV.

De heer Madlener (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb naar aanleiding van het algemeen overleg over het gemeenschappelijk landbouwbeleid twee moties om de minister aan te moedigen. De eerste gaat over die onderhandelingen en luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland in de onderhandelingen over een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) inzet op lagere subsidies;

overwegende dat dit niet mag leiden tot een slechtere concurrentiepositie van Nederlandse boeren ten opzichte van hun Europese concurrenten;

verzoekt de regering een relatieve verslechtering van de inkomenspositie van Nederlandse boeren, als gevolg van de subsidieverdeling van een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid (externe convergentie), niet te accepteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 267 (28625).

De heer Madlener (PVV):

En dan een tweede motie. Dat is een aanmoediging om in die onderhandelingen over het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid zoals die nu bezig zijn ook meteen het Nederlands fosfaatrechtenstelsel te herzien. Nederland heeft zich vastgelegd in het fosfaatrechtenstelsel in Europese afspraken. Dat pakt heel slecht uit voor Nederlandse boeren. Daarom vinden wij dat er een geheel nieuw stelsel zou moeten komen. Daar heb ik de volgende motie voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de onderhandelingen over een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) aan te grijpen om het Nederlandse fosfaatrechtenstelsel te herzien, te vereenvoudigen en te verbeteren, en als uitgangspunt te nemen dat boeren die over voldoende grond beschikken om hun mest op hun eigen grond te kunnen aanwenden van dit stelsel worden vrijgesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 268 (28625).

Mevrouw Lodders (VVD):

Het is altijd wat lastig als de motie is ingediend maar nog niet rondgedeeld. Ik hoor de heer Madlener spreken over het fosfaatrechtenstelsel en het betrekken daarvan bij de onderhandelingen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Doelt de heer Madlener op de Nitraatrichtlijn en wil hij die ter discussie stellen? Daar komt uiteindelijk het fosfaatrechtenstelsel vandaan. Het fosfaatrechtenstelsel is natuurlijk het nationale stelsel.

De heer Madlener (PVV):

Dat nationale fosfaatrechtenstelsel is wel met instemming van Brussel in Nederland goedgekeurd. Als er wijzigingen komen in dat stelsel, zal er opnieuw in Brussel om goedkeuring moeten worden gevraagd. Daarom lijkt het me nu een heel goed moment om alvast na denken over een ander stelsel, want het pakt heel slecht uit voor Nederlandse boeren. U weet ook dat vooral boeren die hun eigen mest verwerken, zoals de biologische boeren, die helemaal geen mestoverschot hebben, toch te maken hebben met dit hele slechte beleid. Ik zou zeggen: laten wij nu deze onderhandelingen aangrijpen om een nieuw fosfaatrechtenstelsel te ontwikkelen, dat beter is voor boeren, dat eenvoudiger is en dat minder mestfraude in de hand werkt. Daarvoor is dit een goed moment, want het kan worden meegenomen in de onderhandelingen met Europa.

Mevrouw Lodders (VVD):

U ziet mijn twijfel. Ik ga zo meteen uiteraard luisteren naar het oordeel van de minister over deze motie, maar ik wil die zelf ook goed bestuderen, omdat ik denk dat dit niet helemaal de juiste plek is om over het fosfaatrechtenstelsel te praten. Dat moeten we juist doen bij het mestbeleid, bijvoorbeeld, of bij de bespreking van richtlijnen als de Nitraatrichtlijn. Dat gezegd hebbende, ga ik mijn fractie van een oordeel voorzien, gehoord hebbende deze discussie.

De heer Madlener (PVV):

Mag ik daar nog op reageren, voorzitter? We hebben net allemaal discussies gehad over het mestprobleem in Nederland. Dan horen we telkens weer: we hebben nou eenmaal afgesproken in Europa dat we het op deze manier doen. Dat is nu ook het probleem. Nu zijn we aan het onderhandelen over een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid. Als wij veranderingen willen op het gebied van het mestprobleem, kunnen wij die natuurlijk daarin meenemen. Het is nu een goed moment om dat te doen en daarom wil ik met mijn motie de minister aanmoedigen om er, samen met de Kamer uiteraard, over na te denken hoe we dat nu kunnen insteken. Dan kunnen we daar in Brussel succes mee behalen, denk ik, voor de Nederlandse boeren.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Madlener. Dan geef ik het woord aan de heer Moorlag namens de PvdA.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. In de commissie ontstond debat over de inkomenssteun die naar boeren gaat en die bestaanszekerheid voor boeren moet waarborgen. De PvdA onderschrijft dat. We moeten ook vaststellen dat een deel van de inkomenssteun terechtkomt bij ondernemers die die inkomenssteun in principe niet nodig hebben. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat enerzijds een aanmerkelijk deel van de EU-inkomenssteun in Nederland voor boeren terechtkomt bij ondernemers die een inkomen hebben dat tweemaal modaal of hoger is;

constaterende dat anderzijds er een categorie boeren is die, ondanks de inkomenssteun, een inkomen beneden het minimumniveau heeft;

overwegende dat dit, tezamen met het gegeven dat onder het nieuwe GLB minder middelen voor inkomenssteun beschikbaar zijn, reden moet zijn om de inkomenssteun effectiever en rechtvaardiger te verdelen;

verzoekt de regering bij de uitwerking van het GLB en het Nationaal Strategisch Plan de inkomenssteun zo te herverdelen dat inkomenssteun boven tweemaal modaal wordt afgetopt ten faveure van inkomenssteun voor boeren met een laag inkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 269 (28625).

De heer Moorlag (PvdA):

Dan een tweede motie, die beoogt een koerswijziging in het GLB te krijgen en de minister daarin te steunen en te stimuleren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het een urgent publiek belang is dat de biodiversiteit en de natuur- en waterkwaliteit verbeteren en dat de klimaatverandering wordt aangepakt;

verzoekt de regering dit in de conditionaliteiten en de inzet van publieke GLB-middelen tot uitdrukking te brengen en prioriteit te geven aan het behalen van natuur-, biodiversiteits-, water- en klimaatdoelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Moorlag en Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 270 (28625).

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Moorlag. Dan ga ik naar de heer De Groot namens D66.

De heer De Groot (D66):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet bijdragen aan de noodzakelijke transitie naar kringlooplandbouw;

overwegende dat deze transitie alleen kan slagen indien substantiële maatregelen worden genomen op het gebied van voer, mest en bodem;

overwegende dat het Nationaal Strategisch Plan invulling geeft aan de verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende maatregelen;

overwegende dat kringlooplandbouw een positieve impact kan hebben op de economische positie van boeren, biodiversiteit, klimaat en dierenwelzijn;

verzoekt de regering in het Nationaal Strategisch Plan substantiële maatregelen te nemen voor de transitie naar kringlooplandbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 271 (28625).

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Wat is "substantieel"?

De heer De Groot (D66):

We hebben in het algemeen overleg een discussie gehad over de baseline, het dilemma van hoeveel boeren nou kunnen deelnemen aan een bepaald steunregime. De minister schetste haar ambitie om zo veel mogelijk boeren te laten deelnemen. De praktijk leert alleen, in ieder geval in het huidige GLB, dat dat eigenlijk ten koste gaat van de werking van die maatregelen. Dat zien we bij de huidige vergroening. Daar heeft de Algemene Rekenkamer ook het nodige over gezegd. Dat waren geen substantiële maatregelen, omdat ze geen enkel effect hadden. Als wij het nieuwe GLB nu gaan richten op kringlooplandbouw, zoals de minister terecht aangeeft, dan moeten de maatregelen, die zich moeten richten op voer, bodem en mest, ook echt wat voorstellen. Vandaar de term "substantieel".

De voorzitter:

Mevrouw Bromet, tot slot.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Met het risico dat er maar heel weinig boeren meedoen?

De heer De Groot (D66):

Ja, dan zullen dus niet alle boeren kunnen meedoen. Dat is het effect daarvan, want anders bereik je niks.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

We moeten nog een discussie voeren met de minister over de vraag hoe die kringlooplandbouw nou precies wordt gedefinieerd. Het zou kunnen dat de Partij voor de Dieren daar andere criteria voor zou willen handhaven dan deze coalitie. Hecht D66 eraan om deze motie nu in stemming te brengen, of kunnen we even wachten tot we die algemene discussie over de kringloopvisie hebben gevoerd? Anders zou ik de motie alleen kunnen steunen met daarbij de aantekening dat de Partij voor de Dieren kringloop waarschijnlijk net even iets anders definieert dan de minister gaat doen.

De heer De Groot (D66):

Ik wil eerst even het oordeel van de minister afwachten. Er zijn ook andere moties ingediend die biodiversiteit en natuur centraal stellen. Dan zou daar hetzelfde voor moeten gelden.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot geef ik het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Wij hadden het bij het algemeen overleg even over de inkomenspositie van de boeren onder het nieuwe regime van het GLB en het Nationaal Strategisch Plan. We hadden wat discussie over het percentage van basispremie, van inkomenssteun, dat de boeren ontvangen. Daar werden we het niet helemaal over eens. Ik zou daar toch wat meer duidelijkheid over willen hebben. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in alle geschetste scenario's voor invulling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid slechts 30% tot 35% van het budget voor directe betalingen wordt uitgetrokken voor de basispremie, inclusief vergroeningseisen, terwijl dat nu meer dan 90% is;

overwegende dat de gewenste, doelgerichte betalingen met name een vergoeding zijn voor gederfde inkomsten en gedane investeringen, zodat het meer dan halveren van de basispremie grote gevolgen kan hebben voor het bedrijfsinkomen;

verzoekt de regering ook een scenario op te stellen met ten minste 60% van het budget voor de basispremie;

verzoekt de regering tevens de gevolgen van de verschillende scenario's voor het bedrijfsinkomen en de economische vitaliteit van landbouwbedrijven in kaart te laten brengen en in het vervolgtraject mee te wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 272 (28625).

De heer Bisschop (SGP):

Dank u zeer, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Ik kijk even naar de minister om te zien of zij direct kan reageren of toch een korte schorsing wil. De laatste motie wordt nu gekopieerd en rondgedeeld. Zullen we daarop wachten? Dan wachten we daar heel even op.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 266. Zij refereert hierin ook aan beelden die onder andere te zien zijn in een filmpje dat ik ook heb bekeken. Laat ik daar duidelijk over zijn: het zijn echt gruwelijke beelden. Het is onacceptabel hoe daar is omgegaan met de kalveren. Ik heb mevrouw Ouwehand hier eerder aan horen refereren, maar laat ik er duidelijk over zijn: dit zijn echt totaal onacceptabele beelden en situaties. Maar zij vraagt om meteen de hele kalverhouderij niet meer in aanmerking te laten komen voor subsidies. Dat zou betekenen dat als er in andere sectoren een situatie ontstaat dat iemand iets doet wat niet mag, dan gelijk de hele groep daarvoor veroordeeld wordt. Dat vind ik te ver gaan en daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank dat de minister nu ook zegt dat dit onacceptabel is. Maar in de motie, en daarom wil ik er een opmerking over maken, gaat het natuurlijk niet alleen om de beelden die naar buiten zijn gekomen over die controlepost. Het gaat ook over het simpele feit dat dieren die hun moeder nog nodig hebben, helemaal in Ierland op een vrachtwagen worden gezet om in Nederland te eindigen in een kalvermesterij. Het zijn dus niet alleen maar de beelden van het in elkaar schoppen en slaan van de kalfjes. Dat komt eigenlijk nog boven op het structurele dierenleed. Het zou dus wel goed zijn als de minister niet net doet alsof ik vanwege de mishandelingen op de controlepost een punt maak van de dierenwelzijnsschade in de kalverhouderij.

Minister Schouten:

Maar hier lopen de visies uiteen: hoe kijk je tegen de kalverhouderij aan? Mevrouw Ouwehand vindt het ten principale niet goed dat er een kalverhouderij is en dat dieren — overigens zijn er wettelijke termijnen voor wanneer ze gescheiden mogen worden van de moeder — getransporteerd mogen worden. Dat is een andere discussie en daarover verschillen wij van mening.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 267.

Minister Schouten:

Daarin vraagt de heer Madlener om geen externe convergentie te accepteren. Zoals de heer Madlener heeft kunnen lezen in het BNC-fiche dat we over het gemeenschappelijk landbouwbeleid hebben opgesteld, wil Nederland ook geen externe convergentie. In die zin ga ik mee met het verhaal van de heer Madlener. Wat hij hier vraagt, is: niet accepteren. Ik probeer dat te interpreteren als dat er een veto moet komen of iets dergelijks. Dat is echt weer een discussie die op de tafel van de regeringsleiders ligt, want die gaan over het Meerjarig Financieel Kader. Zij voeren de onderhandelingen daarover, dat doe ik niet. Om dan nu al te zeggen "dit is een veto" ... Ik vrees dat ik dan straks 25 moties met veto's krijg. De beleidsinzet van Nederland is duidelijk. Wij zetten niet in op externe convergentie. Maar nu al preluderen op een uitkomst is voorbarig en daarom moet ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

Een korte reactie of vraag, meneer Madlener.

De heer Madlener (PVV):

Ik heb de minister om een tussenstand gevraagd: hoe gaat het met de onderhandelingen? Volgens de laatste tussenstand gaat Nederland weer meer verliezen dan andere landen. Zo zie je dat altijd weer. Nederland is de grootste betaler. Wij zeggen: we willen minder subsidies. Dan zegt Frankrijk: dat is prima, u krijgt minder subsidies en wij krijgen net effe wat meer. Zo is Nederland altijd weer de pineut en dat moet stoppen. Het is een aanmoedigende motie. Ik vraag de minister om dat niet te accepteren en nu al te zeggen in de onderhandelingen: ik heb een motie van de Kamer; wij willen niet verder inkrimpen ten gunste van onze concurrenten. Want dat is waar het om gaat. Minder is prima, maar dan iedereen minder en niet alleen Nederland.

Minister Schouten:

Het bijzondere is dat ik die aanmoediging niet nodig heb, want dat is de inzet van Nederland in de onderhandelingen al. De heer Madlener heeft het nu over een tussenstand van de onderhandelingen over het MFK, maar er is nog helemaal geen tussenstand, want de onderhandelingen over het MFK moeten nog geopend worden. De heer Madlener kan dus helemaal nog niet weten waar we op uitkomen, want daar is nog helemaal geen besluit over genomen, en er is ook geen tussenstand of iets dergelijks. Nederland heeft als prioriteit genoemd: geen externe convergentie. Maar ik kan niet compleet vooruitlopen op de uitkomsten van de onderhandelingen.

De voorzitter:

De volgende motie.

Minister Schouten:

Ik kom op een motie die ik net als mevrouw Lodders even moest lezen om te zien hoe de dingen zich tot elkaar verhouden. De heer Madlener gaat de discussie over het GLB koppelen aan het fosfaatrechtenstelsel. Dat zijn twee zaken die niet samen behandeld worden. Zoals de heer Madlener weet, zitten wij zelf ook in onze nationale herbezinning op het mestbeleid. Daarin hoor ik goede ideeën langskomen. Ik hoor ook ideeën langskomen langs de lijn die de heer Madlener noemt. Over die zaken zijn we aan het nadenken, maar die worden ook in Europa niet gekoppeld aan de GLB-discussie. Dus ik ontraad deze motie.

Dan de motie van de heer Moorlag op stuk nr. 269, die gaat over de inkomenssteun in het GLB én in het Nationaal Strategisch Plan. Hij zegt daarover dat bij tweemaal modaal moet worden afgetopt. Zoals de heer Moorlag weet, komt de inzet van Nederland overeen met wat de Commissie voorstelt ten aanzien van de inkomenssteun. Dat gaat erover dat er in de eerste pijler vanaf €60.000 inkomen afgetopt gaat worden tot €100.000. Er is dan geen steun meer; dat is de cap daarop. Ik ga er een beetje van uit dat dit ook is wat de heer Moorlag hier bedoelt. Dit is de inzet van Nederland: vanaf €60.000 aftoppen en dan bij €100.000 naar nul. Hij vraagt hier: én in het GLB én in het Nationaal Strategisch Plan. Maar wij willen juist op dit punt een gelijk speelveld in Europa. Als we nationaal dan weer afwijken van zaken die we in Europa gelijk willen trekken, lijkt me dat weer heel erg contraproductief. U vraagt mij namelijk ook steeds om een gelijk speelveld in Europa, zeg ik in de richting van de heer Madlener. Als de heer Moorlag bedoelt dat we aftoppen vanaf €60.000 tot €100.000 in de eerste pijler, dan ben ik het daar helemaal mee eens, want dat is het regeringsbeleid. Als het anders is, moet ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

Wat bedoelt u precies, meneer Moorlag?

De heer Moorlag (PvdA):

Ik bedoel het wat minder ingewikkeld dan wat de minister zegt. Wat mij betreft wordt in ieder geval afgetopt op twee keer modaal. Laten we wel zijn: als een medicus een medicijn toedient als er geen kwaal is, wordt hij voor het tuchtcollege gesleept. Ik zeg het wat plastisch, maar wij dienen hier met inkomenssteun aan ondernemers die meer dan twee keer modaal verdienen een medicijn toe terwijl er helemaal geen kwaal is.

Minister Schouten:

Ik reken even hardop mee met de heer Moorlag. Volgens mij is één keer modaal €37.000. Dan hebben we ongeveer hetzelfde bedrag. Met twee keer modaal kom je dus al boven de €60.000 uit. Eigenlijk vraagt de heer Moorlag om verder te gaan met wanneer de aftopping begint dan waar wij mee zijn begonnen. Als dát de interpretatie van de motie is, dan moet ik die zéker ontraden.

De voorzitter:

Dan zou ik ook eerst even overleggen met de heer Nijboer, financieel woordvoerder.

De heer Moorlag (PvdA):

Dat is niet wat ik wou, maar de minister zei in haar eerste antwoord ook dat er een geleidelijke aftopping komt voor de inkomenssteun, die dan naar een ton gaat. Maar wat mij betreft wordt alles boven twee keer modaal afgetopt.

Minister Schouten:

Wil de heer Moorlag dat het bij €74.000 naar nul gaat? Wat wil hij precies? Echt, ik zoek eventjes naar wat de heer Moorlag wil.

De voorzitter:

Meneer Moorlag, wat wilt u nou precies zeggen?

De heer Moorlag (PvdA):

Ik ben het eens met de afbouw die de minister nastreeft, maar ik vind dat de afbouw gewoon sneller moet. Alles boven twee keer modaal kan wat mij betreft naar nul.

Minister Schouten:

Oké. Dus dan wil hij bij €74.000 naar nul, waar wij dat bij €100.000 willen. Dan is de inzet van Nederland duidelijk: vanaf €60.000 aftoppen en dan nul bij €100.000. Ik heb er geen reden voor om verder te gaan dan dat, dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

Oké. Dan de motie op stuk nr. 270.

Minister Schouten:

In de motie op stuk nr. 270 vraagt de heer Moorlag om in de conditionaliteit tot uitdrukking te brengen, en prioriteit te geven aan, het behalen van natuur-, biodiversiteits-, water- en klimaatdoelen. Zoals de heer Moorlag weet, zijn wij ten aanzien van de conditionaliteit nog in gesprek over de hoogte van die conditionaliteit. Daarbij speelt de vraag in hoeverre het nog mogelijk is voor iedereen om hieraan mee te doen. Dat is precies de discussie over hoe ambitieus je dat neerlegt. De heer Moorlag koppelt dit gelijk ook aan de inzet van de middelen. Laat ik het zo zeggen: de conditionaliteit is de stok, de middelen zijn de wortel. Wij willen graag ook dat de wortel goed gericht is op de doelen die de heer Moorlag hier benoemt. Ook hier probeer ik dus weer eventjes ... Als hij zegt dat de GLB-middelen ook gericht moeten worden op het behalen van natuur-, biodiversiteits-, water- en klimaatdoelen, dan zeg ik dat die verschuiving daarin ook precies het regeringsbeleid is. Maar als hij dat weer combineert met de conditionaliteit, dan zijn dat twee grootheden die door elkaar worden gehaald. Ik probeer echt een beetje te zoeken wat het is. Als de woorden "conditionaliteit" en "meer inzet van de publieke middelen op" geschrapt worden, dan kan ik de motie oordeel Kamer laten, maar hij mixt hier twee dingen met elkaar.

De voorzitter:

U heeft allemaal ingewikkelde moties ingediend, meneer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Nou, deze voldoet aan de Hans Alders-doctrine, waar ik mee ben opgevoed. Die houdt in dat een goede motie niet meer dan 100 woorden telt.

De voorzitter:

Oké.

De heer Moorlag (PvdA):

Dat als eerste. En besturen is soms een mix van aaien en slaan. Ik begrijp dat de minister zegt dat zij wat moeite heeft met dat slaan met de conditionaliteiten en dat zij het met positieve prikkels wil doen.

De voorzitter:

Dus?

De heer Moorlag (PvdA):

Dan ben ik bereid om dat woord "conditionaliteit" te schrappen. Het gaat mij erom dat de hoofdrichting een verschuiving is naar het realiseren van natuur-, water- en klimaatdoelen.

De voorzitter:

Niet te veel zeggen, want anders wordt het weer ingewikkeld.

Minister Schouten:

Maar dan ben ik al op het punt dat dit precies is wat we aan het doen zijn. Dan hoeft de heer Moorlag mij daar dus niet toe aan te moedigen met deze motie, want dat is de richting die ook in het regeerakkoord is benoemd.

De voorzitter:

De minister doet een suggestie.

Minister Schouten:

Ja, maar "meer richten op" is exact wat het regeerakkoord vraagt. Dan zou ik de motie gewoon kunnen overnemen, maar dan moet zij wel helemaal aangepast worden. Als "conditionaliteit" en "meer richten op" eruit gaan, is het gewoon het regeerakkoord, maar dan kan ik de motie overnemen.

De voorzitter:

Nee, dan is het anders. Ik weet wat mevrouw Lodders gaat zeggen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Als de motie conform het regeerakkoord is, is zij overbodig. Ik begin hier een klein beetje moeite mee te krijgen. We hebben hier nu al een aantal keren een debat gehad over de uitwerking van het GLB. U heeft gezien dat een aantal mensen zeer terughoudend zijn met het indienen van moties. Waarom? Omdat er nog een aantal stappen gezet moeten worden. Wat we nu gaan doen, is het wijzigen, nog een keer wijzigen en nog een keer wijzigen van moties, terwijl we ook nog een aantal inhoudelijke debatten moeten voeren, zeker wanneer er voortgang is met het MFK.

De voorzitter:

Die opmerking heeft u in het begin ook bij de heer Madlener gemaakt. Ik zie de heer Moorlag hardop nadenken over wat hij nu gaat zeggen.

De heer Moorlag (PvdA):

Nee, dat valt wel mee, voorzitter, want volgens mij is de motie nog niet gewijzigd. Ik vind dus dat mevrouw Lodders wel wat hard speculeert. Ik wil wel naar de tekst van die motie kijken, maar de boodschap van de motie is gewoon glashelder, namelijk dat de koers van het schip moet worden verlegd.

Minister Schouten:

Maar dat gaan we al doen. Dat vind ik wel het ingewikkelde, want dan is de motie inderdaad wel echt overbodig.

De voorzitter:

Wat is dan uiteindelijk het oordeel? Ja, ik weet het wel.

Minister Schouten:

Een overbodige motie moet ik tegenwoordig volgens mij ontraden, hè? Want dat is de lijn.

De voorzitter:

Ja, oké. Dan is dat ook helder. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 271.

Minister Schouten:

Maar we gaan het wel doen. Dat is het bijzondere.

De motie op stuk nr. 271 van de heer De Groot gaat over het substantieel inzetten op de transitie naar kringlooplandbouw. Dat is natuurlijk ook precies mijn inzet. Ik zou de suggestie van mevrouw Ouwehand kunnen overnemen om deze motie aan te houden en te kijken of we haar kunnen betrekken bij de discussie over de kringlooplandbouw, de realisatievisie en dergelijke, die daarbij gaan komen. Want dan hebben we daar meer zicht op.

De voorzitter:

Meneer De Groot, gaat u daarmee akkoord? Ja.

Op verzoek van de heer De Groot stel ik voor zijn motie (28625, nr. 271) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De laatste motie.

Minister Schouten:

Ja, de laatste motie. Die is van de SGP. We hebben een aantal scenario's gepresenteerd. Die gepresenteerde scenario's waren bedoeld om de ruimte die er is, te illustreren. Dat wil niet zeggen dat ik de basispremie tot 30% à 35% van het huidige bedrag wil laten afromen. Ik heb dat in het AO ook al aangegeven. Hier is wat onduidelijkheid over, maar dit is niet per definitie wat wij nu gaan doen. Maar ik heb gezegd dat ik de gedachte van de heer Bisschop om 60% toe te kennen, kan volgen en dat ik ook een extra scenario zou kunnen invoegen. De precieze gevolgen voor de inkomens laten zich op dit moment moeilijk voorspellen, maar daar kijken we uiteraard wel naar. Dat is een van de belangrijke factoren die we hierin meenemen. In de loop van het proces van het Nationaal Strategisch Plan zullen we dat dan ook verder uitwerken. Ik kan deze motie met deze appreciatie oordeel Kamer geven. Ik wil wel enige ruimte nemen voor de vraag wanneer zo'n uitwerking er helemaal ligt en hoe wij die gaan vormgeven, maar met deze ruimte kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De heer Bisschop knikt ja. Dat is dus ook duidelijk.

Hiermee zijn wij aan het einde van dit VAO gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties gaan wij volgende week dinsdag stemmen.

Ik dank de minister en ik dank de Kamerleden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven