11 Financiering politieke partijen

Aan de orde is het VAO Financiering politieke partijen (AO d.d. 04/04).

De voorzitter:

We gaan verder met het VAO Financiering politieke partijen. Dat is ook met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik geef mevrouw Özütok namens GroenLinks het woord.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. We hebben kort geleden een goed overleg gehad met de minister over de financiering van politieke partijen. Wat mijn fractie betreft zouden wij nog een paar stappen kunnen maken als het gaat om transparantie. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat politieke besluitvorming zo transparant mogelijk moet zijn;

overwegende dat zowel Europese als Nederlandse politieke partijen geld ontvangen van bedrijven of organisaties die een direct belang hebben bij een bepaalde uitkomst van een besluitvormingstraject;

overwegende dat zowel de staatscommissie parlementair stelsel als de commissie-Veling aanbevelingen hebben gedaan om de financiering van politieke partijen en kandidaten transparanter te maken;

overwegende dat uit internationaal vergelijkend onderzoek naar voren komt dat in andere Europese landen veel duidelijkere regels zijn ten aanzien van financiering van politieke partijen en kandidaten;

van mening dat het onwenselijk is dat organisaties direct of indirect invloed kunnen uitoefenen op politieke besluitvorming door middel van het geven van een geldelijke donatie;

verzoekt de regering zich in Europees verband in te zetten voor een verbod op donaties door bedrijven aan Europese partijen;

verzoekt de regering tevens om in de nog naar de Kamer te sturen aanpassing van de Wet financiering politieke partijen een voorstel te doen om tot een verbod te komen op de financiering van Nederlandse politieke partijen door bedrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (32752).

Dank u wel, mevrouw Özütok. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Raak namens de SP.

De heer Van Raak (SP):

De SP heeft een kongsi gesloten met de SGP. Dat heeft geleid tot twee moties, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Kijk eens aan.

De heer Van Raak (SP):

De eerste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering financiering van politieke partijen uit het buitenland wil verbieden, maar een uitzondering maakt voor financiering vanuit landen binnen de Europese Unie;

constaterende dat er geen openbaarmakingsplicht is voor stichtingen binnen de Europese Unie;

constaterende dat de commissie-Veling aanbeveelt buitenlandse partijfinanciering van binnen de Europese Unie onmogelijk te maken;

verzoekt de regering ook een verbod in te stellen voor financiering van politieke partijen vanuit landen binnen de Europese Unie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raak en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (32752).

De heer Van Raak (SP):

Dan de tweede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie-Veling heeft aanbevolen 1,5 miljoen euro van de subsidie voor politieke partijen te verplaatsen van de maatstaf "zetels" naar de maatstaf "leden" en de regering deze aanbeveling niet overneemt;

van mening dat vanwege de belangrijke functie van politieke partijen voor het democratisch proces voor een politieke partij niet alleen electorale steun, maar ook ondersteuning in de vorm van leden van groot belang is;

verzoekt de regering deze aanbeveling van de adviescommissie over te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raak en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (32752).

De heer Van Raak (SP):

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Raak. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Den Boer namens D66.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. De commissie-Remkes schreef het al: onze rechtsstaat en democratie vergen permanent onderhoud, ook als het gaat om regels voor de financiering van politieke partijen. Tijdens het AO heb ik aandacht gevraagd voor het te abrupt afbouwen van de subsidie aan politieke partijen, voor toezicht op de financiering en ook voor de financiering van politieke jongerenorganisaties. Op deze drie punten zal ik moties indienen.

Ik heb ook nog een vraag aan de minister. D66 vindt het belangrijk dat ook lokale partijen in de toekomst subsidies krijgen. De minister heeft tijdens het AO toegezegd dat ze daarover nadenkt. Kan zij duidelijk aangeven dat lokale partijen in de toekomst inderdaad subsidie krijgen en of ze dat zal meenemen in de Wfpp dit jaar of in de Wpp volgend jaar?

Dan de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de subsidie van politieke partijen fikse schommelingen kan kennen wanneer het zetelaantal flink toe- of afneemt en dit voor politieke partijen grote financiële gevolgen heeft;

constaterende dat de minister van Binnenlandse Zaken voornemens is dat in plaats van binnen drie maanden nu gedurende een jaar naar het nieuwe subsidiebedrag wordt toegewerkt;

van mening dat dat vooruitgang is maar nog steeds een abrupte verandering blijft voor politieke partijen;

verzoekt het kabinet de optie uit te werken die uitgaat van een subsidiebedrag dat een gewogen gemiddelde is van de uitslag van de afgelopen drie verkiezingen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Den Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (32752).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op dit moment de Commissie toezicht financiën politieke partijen onder het ministerie van Binnenlandse Zaken valt;

van mening dat deze belangrijke taak van toezicht op de Wpp belegd moet worden bij een toezichthouder die geheel onafhankelijk van de overheid staat, zoals ook is aanbevolen door de Raad van Europa;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat het toezicht op de financiering van politieke partijen volledig onafhankelijk wordt georganiseerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Den Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (32752).

De heer Van Gent (VVD):

We hebben het hier inderdaad uitgebreid over gehad in het AO. Ik vind het ook een heel goed idee, maar we hebben de minister ook expliciet de toezegging horen doen dat ze zorgvuldig gaat kijken naar dit onderwerp bij de totstandkoming van de Wet financiering politieke partijen. Dat is toch wel voldoende, dunkt ons.

Mevrouw Den Boer (D66):

D66 ziet graag een neutrale toezichthouder. Wij zouden de minister echt graag nog een duwtje in die richting willen geven, ook gezien het feit dat er internationale aanbevelingen of normen zijn die dat ook zeggen.

De voorzitter:

Ik zit even te kijken. Heeft u nog een motie? Want u bent bijna door uw spreektijd heen.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ja, ik heb nog een motie, namens twee andere partijen.

De voorzitter:

Ja, maar dat doet er niet toe. Dan moet u die meenemen en bij een volgend VAO indienen, mevrouw Den Boer.

Mevrouw Den Boer (D66):

Oké. Ik had het allemaal uitgerekend, en ik dacht dat het kon binnen de tijd. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Öztürk namens DENK.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. Politieke partijen hebben in onze democratie een hele belangrijke rol. Ik denk dat de ondersteuning daarvan ook heel goed zou moeten zijn. Als je kijkt naar alle andere Europese landen, zie je dat Nederland het het slechtst doet als het gaat om financiële ondersteuning van politieke partijen. Vandaar twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat de overheidssubsidie voor politieke partijen in Nederland verreweg het laagst is van de onderzochte landen;

constaterende dat de subsidie volgens de Wet financiering politieke partijen bedoeld is voor onder meer verkiezingscampagnes, het werven van leden, werving en selectie van politieke ambtsdragers, en politieke scholingsactiviteiten;

van mening dat politieke partijen voldoende basisvoorzieningen nodig hebben om goed binnen het politieke bestel te functioneren en de kwaliteit van de democratie te borgen;

van mening dat het basisbedrag voor kleine partijen niet toereikend is om alle basisvoorzieningen op orde te hebben;

verzoekt de regering bij het opstellen van de nieuwe Wet politieke partijen het basisbedrag per fractie, per partij, te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (32752).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering giften aan politieke partijen te verbieden van extreemrechtse, islamofobe en antisemitische organisaties die haaks staan op onze Grondwet, zowel vanuit Nederland als vanuit het buitenland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (32752).

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. We merken dat politieke partijen grote bedragen aan giften ontvangen. Dat zagen we bij Forum voor Democratie. Dat zien we met name bij de PVV. Het gaat om honderdduizenden tot miljoenen euro's. Ik denk dat het goed is dat wij er met z'n allen voor zorgen dat een aantal extreemrechtse, islamofobe of antisemitische organisaties niet de partijen spekken met geld, maar dat de overheid en de burgers de partijen zelf het geld geven om hun werk heel goed te doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Molen namens het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Twee moties van mijn kant. De eerste motie gaat over het punt dat er tussenschakels gebruikt kunnen worden om giften vanuit het buitenland te maskeren en dan toch naar politieke partijen te kunnen laten doorstromen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat transparantie van financiering van politieke partijen wenselijk is;

van mening dat het onwenselijk is dat giften eerst naar een tussenschakel gaan en dat daarmee de gever of het land van herkomst verhuld wordt;

verzoekt de regering maatregelen te nemen zodat donaties ook effectief zichtbaar zijn als zij via een of meer tussenschakels aan een partij of politicus gegeven worden en verplichte transparantie van deze tussenschakels als een effectieve voorwaarde op te nemen in de wet;

verzoekt de regering tevens er zorg voor te dragen dat er effectieve sanctiemechanismen in de wet worden opgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (32752).

De heer Öztürk (DENK):

Ik heb ooit een motie ingediend om alle giften vanuit het buitenland te verbieden. Ik noemde dat "de langearmmotie". Het CDA heeft daar toen tegen gestemd. Bent u nog steeds van mening dat het CDA ook giften vanuit het buitenland, dus van buiten Nederland, moet verbieden?

De heer Van der Molen (CDA):

Het toeval wil dat mijn collega Mustafa Amhaouch een motie heeft ingediend met precies dezelfde strekking. Die is door de Kamer aangenomen. Het voorstel van de minister om giften uit het buitenland te verbieden, steun ik dus van harte.

De heer Öztürk (DENK):

Nou, giften uit het buitenland zijn niet verboden. Vanuit de EU kunnen nog giften worden overgemaakt.

De heer Van der Molen (CDA):

O ja.

De heer Öztürk (DENK):

En helaas voldoen niet alle landen in de Europese Unie aan de criteria die wij hier in Nederland hebben. Vandaar dat wij hebben gezegd: laten we er gewoon voor zorgen dat er geen enkele gift komt vanuit het buitenland, vanuit welk land dan ook. Duitsland heeft dat ook eens een keer gedaan. Wat vindt het CDA hiervan?

De heer Van der Molen (CDA):

Het CDA steunt het voorstel van de minister dat giften vanuit landen van buiten de Europese Unie verboden worden. We hebben de minister in haar brief ook heel duidelijk zien aangeven dat het lastiger wordt als het ook in de Europese Unie verboden wordt omdat er ook stromen van financiële middelen zijn tussen partijen in landen en bijvoorbeeld Europese partijen. Ik zou dat niet willen doorkruisen. Het punt dat de minister maakt — binnen de Europese Unie kan het wel en daarbuiten kan het niet — heeft dus de steun van de CDA-fractie.

Voorzitter. Dan kom ik collega Den Boer maar even te hulp.

De voorzitter:

Ja, dat vermoeden had ik al.

De heer Van der Molen (CDA):

Zij kon een motie niet meer indienen. Daarom doe ik dat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor politieke jongerenorganisaties van in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen jaarlijks ongeveer 1 miljoen euro beschikbaar is en dit bedrag de afgelopen jaren gelijk is gebleven;

overwegende dat het aantal leden van politieke jongerenorganisaties de afgelopen jaren is gestegen en het aantal politieke jongerenorganisaties dat vanwege de Wfpp in aanmerking komt voor subsidie, is gegroeid van negen naar elf;

overwegende dat politieke jongerenorganisaties als gevolg van het vaste bedrag minder te besteden krijgen, ondanks hun groeiende ledenaantallen;

van mening dat politieke ontwikkeling en betrokkenheid onder jongeren aangemoedigd dienen te worden;

verzoekt de regering om te onderzoeken welke maatregelen genomen kunnen worden om op structurele wijze tegemoet te komen aan de toenemende ledenaantallen en activiteit van politieke jongerenorganisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen, Den Boer, Drost en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (32752).

De heer Van der Molen (CDA):

Daarmee hebben we een klein geitenpaadje om u heen genomen, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, zo ken ik Kamerleden. Ze weten altijd toch ergens een oplossing te vinden. Dank u wel, meneer Van der Molen.

Ik kijk naar de minister om te zien of ze direct kan reageren. De minister wil een schorsing van vijf minuten. Dan schors ik de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 16.57 uur tot 17.02 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Ollongren:

Voorzitter. Ik wil graag beginnen met het beantwoorden van een vraag voordat ik alle, als ik het goed heb geteld, negen moties zal doorlopen. De vraag kwam van mevrouw Den Boer en ging over de subsidiëring van lokale partijen. Zij sprak zich uit voor het subsidiëren van lokale partijen en vroeg of ook ik daarvoor ben en hoe we dat dan gaan regelen. In het AO heb ik ook gezegd dat ik er helemaal geen principiële bezwaren tegen heb. Integendeel, ik kan het me heel goed voorstellen. Maar het is wel ingewikkeld. Hoe wil je decentrale politieke partijen dan gaan financieren? Je moet kijken naar uitvoeringsvraagstukken en toezichtsvraagstukken. In de huidige Wfpp hoeven we alleen maar naar de landelijke partijen en hun neveninstellingen te kijken. Dat is redelijk overzichtelijk. Het zal exponentieel toenemen als je ook lokale en decentrale partijen gaat financieren. We moeten dus niet te lichtzinnig denken over de complexiteit daarvan. Ik heb er bovendien ook geen middelen voor. Daarom heb ik ook niet voorgesteld om dat al mee te nemen in de aanpassing van de Wfpp die dit najaar in procedure zal komen. Ik heb wel voorgesteld om in het wetsvoorstel Wet op de politieke partijen een uitwerking daarvoor te hebben. Maar dan moeten we de uitvoeringsvraagstukken en de toezichtsvraagstukken wel goed kunnen beantwoorden en moeten we t.z.t. daarvoor ook de financiële middelen hebben. We gaan dus wel stappen zetten in de uitwerking en in het uitzoekdeel, maar de volgorde is: eerst komt de Wfpp zonder dit onderdeel en daarna gaan we werken aan de Wpp, waarvan dit onderwerp dan onderdeel zal moeten zijn. Er zijn dus nog wel wat stappen te zetten, zeg ik tegen mevrouw Den Boer.

Mevrouw Den Boer (D66):

Deze uitleg snap ik heel goed. Ik kan me inderdaad nog herinneren dat u in het AO deze stappen uiteen hebt gezet. Maar als die Wet op de politieke partijen er komt, dan weet ik nu al dat die lokale partijen reikhalzend zullen uitzien naar een schema of een soort tijdsindicatie. Kunt u ons nog eens nader informeren over wanneer deze Wet op de politieke partijen aan ons zal worden voorgesteld en wanneer de behandeling daarvan zal plaatsvinden?

Minister Ollongren:

Ik meen dat ik dat in het AO ook heb gezegd. Ik dacht dat het volgend jaar is dat we met de Wet op de politieke partijen zullen komen. Maar, nogmaals, dat uitzoekwerk ten aanzien van de lokale partijen kost ook tijd. En de complexiteit kost ook tijd. Dus: stap voor stap.

Voorzitter, ik ga naar de moties. De eerste motie, de motie van mevrouw Özütok van GroenLinks op stuk nr. 56, ziet op een verbod op financiering van Nederlandse politieke partijen door bedrijven. Ik heb een andere route gekozen: geen onderscheid maken tussen donateurs. Het maakt dus eigenlijk niet uit of het een bedrijf, een vereniging, een stichting of een natuurlijke persoon is. Dat is ook met een gedachte, namelijk dat politieke partijen zelf kunnen bepalen van welke donateurs zij wel of geen giften willen ontvangen. Ik wil eigenlijk niet in die vrijheid van partijen treden. Ik ben dus geen voorstander van dat verbod. Dat advies heb ik ook niet gekregen van de commissie-Veling. De commissie heeft ook gezegd dat het lastig is om te achterhalen wie personen achter rechtspersonen zijn. Ik kom straks ook nog bij de motie van de heer Van der Molen op dat punt. De commissie heeft daarom geadviseerd om hier maatregelen voor te treffen. Dat advies van de commissie heb ik wel overgenomen. Ik wil dus de regels voor transparantie aanscherpen, ook de regels voor transparantie over giften van rechtspersonen, zodat duidelijk in beeld wordt gebracht wie de natuurlijke personen achter de rechtspersonen zijn. Dat geldt dan ook voor Europese politieke partijen. Excuses voor de lengte van dit antwoord, voorzitter. Om deze redenen ontraad ik dus deze motie.

Voorzitter. De motie van de heer Van Raak, mede namens de heer Bisschop, op stuk nr. 57 ziet op een verbod van alle giften aan Nederlandse politieke partijen vanuit landen buiten Nederland. Ik heb in het AO uitgelegd waarom het kabinet daar niet voor heeft gekozen. Er is binnen de EU vrij verkeer van kapitaal. We kunnen geen onderscheid maken tussen giften uit Nederland en giften uit andere EU-lidstaten. En verreweg de meeste politieke partijen in Nederland hebben nauwe banden met andere partijen in de EU. Om beide redenen hebben we ervoor gekozen om het verbod te laten gelden voor landen buiten de EU. Ik ontraad de motie.

De motie op stuk nr. 58 is ook van de heer Van Raak. Hij komt terug op de aanbeveling van de commissie-Veling om van zetels naar leden te gaan. Ik heb in het AO betoogd dat ik het echt belangrijk vind dat er een band is tussen de hoogte van de subsidie en de verkiezingsuitslag. De aanbeveling van Veling op dat punt vond het kabinet daar geen recht aan doen. Dat is wel wat de motie betoogt en om die reden ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 59 is van mevrouw Den Boer. Die ziet op een andere aanbeveling van Veling. Ik heb de aanbeveling van Veling die zegt dat we subsidie in een jaar tijd in vier stappen van 25% moeten aanpassen, overgenomen. Dat geeft iets meer lucht dan in de huidige situatie. De motie van mevrouw Den Boer gaat eigenlijk verder. Zij wil dat de uitslagen van de afgelopen drie verkiezingen hier een rol bij spelen in een gewogen gemiddelde. Het kabinet heeft gezegd dat het Veling volgt op dit punt. Als de Kamer het liever anders ziet dan wat Veling heeft geadviseerd, kan dat natuurlijk. Ik vind het ook heel belangrijk dat hier draagvlak voor is in de Kamer. U kent mijn voorstel, maar ik geef het oordeel aan de Kamer. Dan merk ik wel hoe de Kamer daarin zit.

De motie op stuk nr. 60 is ook van mevrouw Den Boer. Die vraagt ons ervoor te zorgen dat het toezicht op de financiering in de nieuwe Wet politieke partijen volledig onafhankelijk wordt georganiseerd. Ik heb al eerder gezegd dat daar bij de Wfpp nog geen aanleiding voor is. Dat ligt anders als er een Wet op de politieke partijen komt met een veel uitgebreider takenpakket. Als we die wet gaan behandelen en aannemen, kan ik me voorstellen dat daar inderdaad ook onafhankelijk toezicht onderdeel van zou kunnen uitmaken. Het oordeel over die motie laat ik dus graag aan de Kamer.

De voorzitter:

De heer Van Gent heeft een korte vraag hierover.

De heer Van Gent (VVD):

Ik wil hier toch even op reageren, want u heeft in het AO wel de toezegging gedaan dat u dit al zorgvuldig zou meenemen bij de Wet financiering politieke partijen.

Minister Ollongren:

Als ik mij goed herinner wat ik gezegd heb, heb ik toen hetzelfde onderscheid als net gemaakt. Ik heb gezegd dat we de aanpassing van de Wet financiering nu snel gaan doen. Die wijziging is eigenlijk niet zo groot dat je dan al zou moeten kijken naar een andere vorm van toezicht. Er is nu ook toezicht, maar niet in de vorm van een onafhankelijke toezichthouder. Als we het takenpakket groter zouden maken, kan ik me voorstellen dat daar wel aanleiding voor is. Wat betreft het AO: ik meen dat ik consistent ben. Dat laat onverlet dat ik het oordeel al heb gegeven.

De motie op stuk nr. 61 van het lid Öztürk vraagt om het basisbedrag per fractie te verhogen. Ik heb in het AO al gezegd dat politieke partijen de vrijheid hebben om de subsidie die ze krijgen, aan verschillende activiteiten en doelen te besteden. Ik zie geen aanleiding om het basisbedrag nu te verhogen en ontraad deze motie daarom.

De motie op stuk nr. 62 vraagt de regering om giften van extreemrechtse, islamofobe en antisemitische organisaties die haaks staan op onze Grondwet te verbieden. Ik vind het heel begrijpelijk dat je dat niet wilt. We willen sowieso geen antisemitisme, islamofobie of extreemrechtse uitingen, maar het is heel lastig om dat op deze manier af te dwingen. Ik zoek het heel erg in de transparantie. Laten we ervoor zorgen dat het allemaal transparant is. Laten we hopen dat partijen geld dat afkomstig zou zijn van dit soort partijen, helemaal niet willen hebben. Maar ik kan heel moeilijk zelf beoordelen en toetsen of degene die de schenking doet, voldoet aan deze beschrijving. Ik ontraad de motie.

De heer Öztürk (DENK):

Even over de motie hiervoor over het basisbedrag. Alle politieke partijen moeten een aantal dingen doen. Ze hebben een partijkantoor. Ze hebben een aantal ledenadministraties. Ze hebben een opleidingscentrum. Ze doen aan werving en selectie. Dus ik zeg wel basisbedrag, maar of je nou klein of groot bent, je hebt een bepaald bedrag nodig om als partij te kunnen functioneren. Mijn punt is: wil je een volwaardige democratie, dan moet je ook de kleine partijen de gelegenheid geven om die basisvoorziening goed te kunnen faciliteren. Ik merk gewoon dat daar middelen voor nodig zijn.

Minister Ollongren:

Dank voor de toelichting. In het AO is dit ook op deze manier naar voren gebracht. Er is ook specifiek gewezen op werving, selectie en begeleiding van volksvertegenwoordigers. Ik begrijp dat punt en ik vind het ook belangrijk, maar ik denk dat alle partijen, groot of klein, daar veel aandacht aan moeten besteden. Ze kunnen de subsidie die ze krijgen daarvoor inzetten als ze dat heel belangrijk vinden. Ik vind het dus niet onbelangrijk, maar ik denk dat er ruimte bestaat en dat de subsidie vrijelijk ook daaraan kan worden besteed.

De heer Öztürk (DENK):

Dan kom ik nog op mijn laatste motie. Wij vinden het heel gek als er bepaalde organisaties — moskeeën of geloofsgemeenschappen — geld sturen omdat ze een bepaald gedachtegoed uitdragen. Maar wij vinden het niet gek — dat zegt u ook eigenlijk — als bijvoorbeeld extreemrechtse organisaties donaties doen om te proberen de PVV in Nederland groot te maken. In principe is de gedachte hetzelfde. Als je van alles en nog wat doet als kabinet om bepaalde gedachten en stromingen binnen de wereld niet hier in Nederland te krijgen, dan zou je dat ook hier in Nederland moeten toepassen. Als je dat niet doet, sluit je weliswaar een groep uit maar wordt een extreemrechtse groep weer niet uitgesloten. Dat vind ik niet rechtvaardig overkomen voor de mensen waar we het voor doen.

Minister Ollongren:

Ik begrijp het doel wel. Ik kies alleen heel erg voor de route van de transparantie. We gaan niet voor niks de stap zetten van het verbieden van buitenlandse financiering van buiten de EU. Dus op die twee manieren proberen wij daar juist grip op te krijgen. Ik heb ook geprobeerd uit te leggen dat het gewoon lastig is om een beoordeling te maken van het koppelen van de definitie van de heer Öztürk aan deze wetswijziging. Ik ben het niet oneens met het doel, maar ik vind niet dat je dat moet neerleggen bij de toezichthouder. Ik vind dat je het moet doen op andere manieren, door transparantie en door het verbieden van buitenlandse giften.

De voorzitter:

De heer Öztürk, tot slot.

De heer Öztürk (DENK):

Binnen de EU heb je ook extreemrechtse organisaties en die worden steeds groter. Dat zie je aan wat er allemaal gebeurd is in Milaan. Dus wat dat betreft moeten we ons ook binnen de Europese Unie naar mijn mening zorgen maken als het gaat om islamofobie maar ook antisemitisme. We sturen zelfs kabinetsleden of burgemeesters naar andere landen om bepaalde giften richting een moskee te stoppen. En dan zegt u hier: ik wil het hebben over transparantie. Ik denk dat u op dit onderdeel eigenlijk niks wilt doen en het wilt laten gaan.

Minister Ollongren:

Die conclusie deel ik niet. Ik kom juist met voorstellen om aanpassingen te doen aan de Wet financiering politieke partijen om meer transparantie te bevorderen en af te dwingen. Het gaat hier over politieke partijen, niet over moskeeën, kerken of wat dan ook. Het ziet heel specifiek op politieke partijen. Wat mij betreft ligt er dus ook een verantwoordelijkheid bij politieke partijen zelf.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Ollongren:

De motie op stuk nr. 63 van de heer Van der Molen ziet op die tussenschakels. Die kunnen er natuurlijk zijn. Dat ben ik met de heer Van der Molen eens. Daarom steun ik de strekking van die motie. Ik vind ook dat we daar in de vormgeving van de aanpassing van de wet rekening mee moeten houden. Dat zal ik dus ook doen. Ik moet wel heel goed kijken naar de uitvoerbaarheid, want het is best weerbarstig. Maar ik wil met alle plezier het oordeel aan de Kamer laten, juist omdat ik de strekking ervan zo deel en steun. Alleen moet ik eerlijk zeggen dat ik gewoon nog niet helemaal weet hoe we dat kunnen vormgeven.

De heer Van der Molen (CDA):

In de voorbereiding op deze motie hebben we even gekeken naar de uitvoerbaarheid. Ik denk dat de minister een punt heeft. We hebben met name gekeken naar waartoe de Belastingdienst in staat is, bijvoorbeeld als het gaat om het controleren van financieringsstromen bij bedrijven. Men is in staat om ook achter een bepaalde stroom te kijken. Dat is van belang om deze verhullende praktijken tegen te kunnen gaan. Misschien is dat voor de uitvoerbaarheid en de toetsing dus nog een punt, maar volgens ons moet het goed mogelijk zijn.

Minister Ollongren:

Ik dank de heer Van der Molen ervoor dat hij dit nog even meegeeft, want dat kan alleen maar helpen om de vormgeving goed te krijgen. Het oordeel laat ik dus aan de Kamer.

Voorzitter. De laatste motie, op stuk nr. 64, is ingediend door de heer Van der Molen en gaat over de politieke jongerenorganisaties.

De voorzitter:

Die was eerst van mevrouw Den Boer.

Minister Ollongren:

Ja, eigenlijk wel, inderdaad. In het voorstel dat ik zal doen voor aanpassing van de Wfpp zal die systematiek conform het advies van de commissie-Veling worden aangepast. Dat betekent dat alle jongerenverenigingen een basisbedrag, een bedrag per Kamerzetel en een bedrag per lid gaan ontvangen. Dat moet tot een stabielere subsidiëring van de politieke jongerenpartijen gaan leiden. Het is dus geen verhoging van de subsidie voor de jongerenverenigingen, maar wel een aankondiging dat we ook in de Wet politieke partijen gaan kijken naar het vraagstuk van subsidiëring. Het vloeit dus niet rechtstreeks voort uit Veling, maar ik ben wel bereid om er in dat kader naar te kijken. Ik zou het oordeel over de motie dan ook aan de Kamer kunnen laten.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven