Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 60, item 13 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 60, item 13 |
Aan de orde is het VAO Natuur.
De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Natuur. Ik heet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte welkom en geef de heer Futselaar namens de SP-fractie het woord.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Een tweetal moties. De eerste betreft het voltooien van het NatuurNetwerk Nederland, waarbij er toch redelijk breed in de Kamer enige zorg bestond of dat wel tijdig zou gebeuren.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er nog een grote opgave ligt voor het voltooien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN);
overwegende dat in het huidige tempo het onwaarschijnlijk lijkt dat de opgave in 2027 gehaald gaat worden;
overwegende dat aanleg en beheer van natuur zijn gedecentraliseerd naar de provincies, maar het Rijk nog altijd bestuurlijk medeverantwoordelijk is;
verzoekt de regering in overleg te treden met de provincies om te komen tot een actieplan om de opgave voor het NNN in 2027 wel te halen en hiervan per provincie de resterende opgaven en de voorgenomen maatregelen te beschrijven, en dit actieplan te laten opnemen in de vijfde Voortgangsrapportage Natuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Futselaar (SP):
De tweede motie betreft de wolf. Daar is nogal wat om te doen en er wordt nogal wat geroepen over wolven, ook door politici van nationale en Europese signatuur. Daarom leek het ons wel verstandig om een Kameruitspraak te doen, naast de wijze woorden die de minister daarover heeft gezegd. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de minister van LNV bij het AO Natuur heeft gesteld dat wolven een beschermde soort zijn, dat er derhalve niet op gejaagd mag worden en dat zij geen reden ziet hier verandering in aan te brengen;
overwegende dat het opstellen en invullen van wolvenplannen op provinciaal niveau plaatsvindt en plaats hoort te vinden, en dat de Kamer hierin geen rol heeft;
constaterende dat periodiek in het maatschappelijk debat politici uitspraken doen die suggereren dat er wel landelijke beleidswijzigingen op dit gebied zouden moeten komen;
van mening dat het maatschappelijk gezien ongewenst is dat er onduidelijkheid over dit onderwerp bestaat;
spreekt haar steun uit voor de lijn van de minister van LNV met betrekking tot de beschermde status van de wolf,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Futselaar (SP):
Tot slot. De minister heeft toegezegd om eind maart te komen met een update over de natuurramp in het Waddengebied. Ik zie die update vol verwachting tegemoet, maar toch ook — moet ik wel zeggen — met enige angst, want ik vrees dat ons daar erg veel slechts te wachten staat. Ik zal dan waarschijnlijk ook vrij snel met een debataanvraag hierover komen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Futselaar. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Groot namens D66.
De heer De Groot (D66):
Voorzitter. Twee moties. De eerste motie gaat over een reddingsplan voor het koraal in het Caribisch gebied.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de onder(water)natuur de economische motor van het Caribisch deel van Nederland is;
overwegende dat tal van factoren, zoals het ontbreken van riolering, loslopend vee en erosie, daar leiden tot aantasting van het koraal;
overwegende dat het ministerie van LNV de eindverantwoordelijkheid heeft voor de uitvoering en implementatie van een zevental internationale natuurbeschermingsverdragen voor de eilanden;
overwegende dat Wageningen Marine Research recentelijk heeft geconcludeerd dat de staat van de natuur matig tot zeer ongunstig is en dat de huidige aanpak van de bedreigingen niet voortvarend genoeg is;
overwegende dat het ministerie van LNV al eind 2017 een natuurbeleidsplan had moeten opstellen en dat het ministerie van lenW tot nu toe geen milieubeleidsplan heeft opgesteld;
verzoekt de regering om uiterlijk najaar 2019 te komen met een integraal reddingsplan voor het koraal in het Caribisch deel van Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Geurts heeft een vraag.
De heer Geurts (CDA):
Op zichzelf denk ik de motie wel te snappen, maar heeft de heer De Groot ook in kaart gebracht wat de kosten van zo'n plan zijn, of in ieder geval van de uitvoering ervan?
De heer De Groot (D66):
Er spelen twee elementen een rol bij dit plan. Het eerste is dat de problematiek complex is, met veel loslopend vee, gebrekkige riolering en onvoldoende georganiseerde afvalverwerking. Dus dat is het inhoudelijke deel. Er moet gewoon een integrale, brede aanpak komen. Het andere deel is het financiële deel. Er is een regio-envelop, ook voor het Caribisch gedeelte van het Koninkrijk. Het eerste gedeelte is daar nu voor afgesproken en het tweede gedeelte kan nog worden toegekend. Het gaat in eerste instantie toch om een gecombineerde aanpak van die problemen, eerder nog dan om geld. Maar als er geld nodig is, kan dat gecombineerd worden ingezet. Ik wijs u erop dat er in de eerste tranche bijvoorbeeld geld voor de landbouw op Bonaire zat. Dat moet je dan zodanig inzetten dat het niet ten koste gaat van het koraal.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Het loslopende vee en landbouw, interessant. Maar daar gaan we een andere discussie over voeren. Het is mij nog niet helder. Ik hoor wel dat er eventueel geld geld nodig zou zijn, maar mijn concrete vraag was of de heer De Groot in beeld heeft hoe veel euro's er nodig zouden zijn.
De heer De Groot (D66):
Ik herhaal dat het niet gaat om de omvang van de financiën. Ik wijs u erop dat bijvoorbeeld het aanleggen van rioleringen op Saba voor €500.000 schijnt te kunnen. Het gaat dus niet om grote bedragen, maar wel om het slim inzetten van de middelen die er toch al zijn. Dat gaat over ettelijke miljoenen en dat moet ruim voldoende zijn om deze problematiek aan te pakken.
Voorzitter. Ik had nog een tweede motie en die gaat over het onder de directe inkomenssteun van het GLB brengen van landschapselementen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering voornemens is om de steun voor landschapselementen onder het nieuwe Europese landbouwbeleid te brengen;
overwegende dat de invoering van het nieuwe GLB waarschijnlijk wordt uitgesteld met één jaar, tot 2022;
van mening dat het voor het behoud van het landschap en biodiversiteit noodzakelijk is dat boeren steun voor landschapselementen ontvangen;
verzoekt de regering steun voor landschapselementen in 2021 onder de directe inkomenssteun te laten vallen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dien deze moties mede in namens mijn collega Wassenberg, die het algemeen overleg heeft gedaan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de provincie Noord-Brabant de mogelijkheid voor het gebruik van vangkooien verruimt bij de jacht op wilde zwijnen;
overwegende dat het zeer wreed is om dieren te vangen in vangkooien om ze vervolgens in de kooi dood te schieten;
verzoekt de regering het gebruik van vangkooien te verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de mens de belangrijkste veroorzaker is van de verspreiding van de Afrikaanse varkenspest;
overwegende dat de beperkte bewegingsjacht niet alleen een dieronvriendelijke en disproportionele, maar ook een ineffectieve maatregel is om de Afrikaanse varkenspest te bestrijden;
verzoekt de regering de ministeriële regeling die beperkte bewegingsjacht op wilde zwijnen toestaat per direct in te trekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Tot slot, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ondanks de internationale afspraak om de achteruitgang van biodiversiteit te stoppen in 2010 en uiterlijk in 2020, de biodiversiteit nog altijd achteruitgaat;
constaterende dat het kabinet toegeeft dat het doel ook in 2020 niet gehaald gaat worden;
constaterende dat de regering na minstens twintig jaar treuzelen nog altijd blijft inzetten op uitvoerbaarheid van de afspraken;
verzoekt de regering niet slechts te doen wat politiek haalbaar is, maar te doen wat nodig is;
verzoekt de regering voorts een leefbare planeet voor toekomstige generaties centraal te stellen in haar toekomstige biodiversiteitsbeleid,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik nu het woord aan de heer Geurts namens het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter, één motie en een kleine toelichting.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland het omgaan met wild is verleerd door de verstedelijking, en meer bewustzijn over rustgebieden en over mogelijk gevaar nodig is;
overwegende dat de wolf zich in Nederland heeft gevestigd en dat daarmee meer provincies, natuurorganisaties, mensen in de omgeving en recreanten met de wolf te maken kunnen krijgen;
verzoekt de regering een breed maatschappelijk debat te starten over het samen leven met natuur en over de hervestiging van de wolf in Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Laat ik vooropstellen dat ik de rol van de provincie met betrekking tot de wolf niet wil laten overnemen door de Kamer. De heer Futselaar sprak er net ook al een paar woorden over. Maar een landelijk maatschappelijk debat over de wolf mogen en moeten wij wat mij betreft wel gewoon voeren. Collega's, laten wij onze ogen niet sluiten voor de praktijk. Laten wij niet naïef zijn. In Duitsland wordt nu, onder aanvoering van de milieuminister, nota bene van SPD-huize, de discussie gevoerd om het eenvoudig te maken om de wolf te beheren. Kortom, steun de motie.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Geurts.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vroeg mij heel even af of de heer Geurts toevallig uiteen kan zetten hoeveel dieren er jaarlijks sterven door toedoen van de wolf en hoeveel dieren er jaarlijks sterven doordat de mens ze doodmaakt.
De heer Geurts (CDA):
Door toedoen van de wolf over heel de wereld heb ik echt niet in kaart.
De voorzitter:
Is deze discussie ook in het algemeen overleg gevoerd?
De heer Geurts (CDA):
Ja, deze moties moeten volgen uit de discussies die wij in het algemeen overleg hebben gevoerd.
De voorzitter:
Ja, oké, maar niet overnieuw.
De heer Geurts (CDA):
Maar deze vraag van mevrouw Ouwehand heb ik in het AO niet gehoord, voorzitter.
De voorzitter:
Oké.
De heer Geurts (CDA):
Maar ik heb ook gewoon het antwoord daar niet op en ik denk mevrouw Ouwehand ook niet.
De heer Futselaar (SP):
Ik wil de heer Geurts bedanken, want zijn uitspraken en zijn motie maken de noodzaak van motie op stuk nr. 146 extra duidelijk.
De voorzitter:
Dat was een statement van de heer Futselaar. Dank u wel, meneer Geurts. Dan ga ik naar de heer Weverling namens de VVD.
De heer Weverling (VVD):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik ga het hebben over zeehonden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Wetenschappelijke Adviescommissie Zeehondenopvang vorig jaar een advies heeft uitgebracht met betrekking tot het opvangen van zeehonden en de rol van opvangcentra;
constaterende dat vorige maand het landelijk zeehondenoverleg is stukgelopen;
overwegende dat het van belang is dat zo veel mogelijk organisaties zijn betrokken bij het ontwikkelen van een landelijk zeehondenakkoord;
verzoekt de regering zich in te spannen om alle relevante partijen opnieuw aan tafel te krijgen ten behoeve van een breed gedragen zeehondenakkoord,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer Weverling. Dan ga ik nu naar Bromet van GroenLinks. Ik ben benieuwd over welke dieren mevrouw Bromet het gaat hebben, want wij hebben de wolven en de zeehonden gehad.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. GroenLinks bekijkt het integraal.
De voorzitter:
Goed zo.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik heb een vraag en een motie. De vraag gaat over het Natuurpact, want het is ons nog onduidelijk welke afspraken Rijk en provincies precies gemaakt hebben binnen het Natuurpact. Wij willen eigenlijk wel weten hoe het zit met de verdeling en de besteding van het budget ten behoeve van Natuurnetwerk Nederland, of provincies bereid en verplicht zijn om te cofinancieren en of er voorwaarden zitten aan de besteding van de NNN-gelden. Is de minister bereid om de financiële afspraken die zij met de provincies heeft gemaakt in het kader van het Natuurpact op een rij te zetten in een brief aan de Kamer?
Mijn motie gaat ook over de natuur.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het voldoen aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn een resultaatverplichting is;
constaterende dat de COP biodiversiteit van november 2018 oproept om de realisatie van Aichi-biodiversiteitsdoelen te versnellen, een doelstelling die in EU-verband omarmd is door de Raad van milieuministers;
constaterende dat diezelfde Raad van milieuministers in 2017 unaniem instemde met het doel om biodiversiteitsverlies uiterlijk in 2020 te stoppen en om te zetten in herstel;
overwegende dat provincies maximaal 65% van de doelen in de Vogel- en Habitatrichtlijn halen als ze het Nationaal Natuurnetwerk in 2027 afronden en dat dit niet genoeg is voor het stoppen van het biodiversiteitsverlies;
overwegende dat provincies in de vierde Voortgangsrapportage Natuur aangeven dat ze een doelbereik van 100% ambiëren en momenteel samen met het PBL en het Rijk onderzoeken wat er nodig is om dit hogere doel te behalen;
verzoekt de regering in het genoemde onderzoek door provincies, PBL en Rijk helder aan te geven wanneer welke aanvullende maatregelen door wie moeten worden getroffen om het hogere doelbereik te halen, welke natuurresultaten de aanvullende maatregelen op welk moment moeten opleveren, wat de gevolgen zijn van niet tijdige realisatie, en dit onderzoek uiterlijk eind 2019 af te ronden en naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mevrouw Bromet. De heer Bisschop namens de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, het doet mij deugd dat ik twee dieren aan uw lijst kan toevoegen.
De voorzitter:
Vertel.
De heer Bisschop (SGP):
De vos en het schaap. Om te beginnen de vos.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat toenemende predatie door de vossen een bedreiging is voor weide- en akkervogels;
overwegende dat bejaging van vossen belemmerd wordt door het ontbreken van een landelijke vrijstelling voor effectieve bejaging van vossen in de nachtelijke uren;
verzoekt de regering in overleg met betrokken partijen de landelijke regelgeving zodanig aan te passen dat effectieve bejaging van vossen in de nachtelijke uren beter mogelijk wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Dat betekent niet dat wij per se willen dat iedereen de hele nacht op vossen mag jagen, maar een parallel met de wilde eend — daarmee hebt u weer een vogel op uw lijstje — zou een prima vorm zijn om het bestand beter te beheren.
Dan de aanbesteding van gescheperde schaapskuddes.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat goed grazingsbeheer gebaat is bij langetermijnrelaties met schaapherders;
overwegende dat juristen aangeven dat het aanbestedingsbeleid onder de Europese drempelwaarde Staatsbosbeheer niet verplicht om per se onderhands meervoudig aan te besteden;
verzoekt de regering bij Staatsbosbeheer aan te dringen op heroverweging van de meervoudige aanbesteding van gescheperde schaapskuddes,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik dien deze motie eigenlijk ook een beetje in in afwachting van een reactie die we nog tegemoet zouden zien. Bij mijn weten heb ik die nog niet onder ogen gehad. We hebben ook zelf nog een keer dingen goed nagetrokken en daaruit blijkt dat het ook voor Staatsbosbeheer mogelijk is om op een andere manier te zorgen voor een goede begrazing van de heidegronden en daarmee een bijdrage te leveren aan natuurbeheer.
De voorzitter:
Dank u wel. O, mevrouw Ouwehand wil nog wat vragen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik mis eigenlijk een motie die weidevogels echt beschermt. Ik kan me voorstellen dat je je zorgen maakt over de weidevogels, maar we weten van de monocultuur. Er is geen voedsel op het land voor de jonge kuikens en ook gif is een heel groot gevaar. De SGP is toch de partij van het rentmeesterschap? De SGP dient alleen maar een motie in die zegt: de vossen moeten dood. Waar is de motie die zegt: we gaan weidevogels echt beschermen?
De heer Bisschop (SGP):
Dat is een hele goede vraag. Dank daarvoor. Die stel ik zeer op prijs. Die motie is hier niet aan de orde, omdat wij dat bij de ontwikkeling van de landbouwvisie gaan betrekken. Ik ben het met u eens. In plaats van kunstbemesting zou je als overheid veel meer ruimte moeten bieden aan organische bemesting. Dan gaat het helemaal in de richting van een betere bodem, meer biodiversiteit in die bodem en meer voedsel voor de weidevogels. Daar ben ik het mee eens. Misschien kunnen we op dat punt straks samen zaken doen als het gaat over de landbouwvisie.
De voorzitter:
Ik zie vandaag positieve ontwikkelingen.
De heer Bisschop (SGP):
Mooi hè, wat er allemaal opbloeit, voorzitter!
De voorzitter:
Bij de regeling trok u samen met mevrouw Buitenweg van GroenLinks op en nu met mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.
De heer Bisschop (SGP):
Ja, ik ben daar heel ontvankelijk voor. Dat merkt u wel.
De voorzitter:
Ja, dat zie ik.
De heer Bisschop (SGP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Tot slot de heer Moorlag. Meneer Moorlag, waar gaat u het over hebben?
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Het gaat goed met de zeehond. Het gaat goed met de wolf. Het gaat goed met de vos, zelfs zozeer dat de heer Bisschop ze in ruimere mate wil laten afschieten. En toch kun je niet zeggen dat het goed gaat met de natuur, want het nationaal Natuurnetwerk ontwikkelt zich te traag en de biodiversiteit loopt achteruit. Het natuurbeleid is voor een belangrijk deel gedecentraliseerd naar de provincies. De PvdA vindt dat natuur ook een zaak van nationaal belang is en daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het nationaal Natuurnetwerk Nederland de kwaliteit van de natuur en de biodiversiteit moet borgen en verbeteren;
overwegende dat desalniettemin de natuurkwaliteit en de biodiversiteit zwaar onder druk staan;
verzoekt de regering behoud en verbetering van natuur en biodiversiteit op lange termijn te borgen door deze als nationaal belang in de Nationale Omgevingsvisie aan te merken en in deze visie voldoende ruimte, middelen en instrumenten te reserveren om de natuurkwaliteit en de biodiversiteit in Nederland te verbeteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Ten slotte wil ik nog enkele woorden wijden aan de nationale parken. In de commissie is het belang van de nationale parken breed onderstreept. Ook is in de commissie breed het signaal afgegeven om met de betrokken organisaties en de provincies afspraken te maken over de langdurige impasse die er is, opdat die impasse doorbroken wordt. De minister heeft daar goede woorden over gesproken. De PvdA gaat ervan uit dat dat probleem nu opgelost wordt en dat we er binnen niet al te lange termijn een brief over ontvangen, zonder dat dat gepaard gaat met mailtjes van teleurgestelde provincies en organisaties. Ik hoop oprecht dat de minister die impasse weet te doorbreken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Moorlag. Ik kijk of de minister kan antwoorden. Een korte schorsing? Dan schors ik de vergadering voor enkele ogenblikken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.
Minister Schouten:
Voorzitter. De minister moet even haar zaken organiseren.
De eerste motie, op stuk nr. 146, is van de heer Futselaar. Hij vraagt om een actieplan voor de resterende opgave in het NNN, het nationaal natuurnetwerk, en vraagt om het actieplan te laten opnemen in de vijfde voortgangsrapportage Natuur. Ik ben in overleg met provincies om die maatregelen wat meer te gaan opnemen, maar ik wil één disclaimer op de motie geven. Het is wat ambitieus om in de vijfde voortgangsrapportage allerlei afspraken vast te leggen. Ik zie de heer Futselaar al aanstalten maken, maar ik ben nog niet klaar. We zitten ook in de wisseling van de wacht met de verkiezingen en dat kan effect hebben op wat we kunnen realiseren in de afspraken en dergelijke. Ik snap de wens van de motie die hier wordt neergelegd. Ik kan toezeggen dat ik in de vijfde voortgangsrapportage meeneem wat ik heb, maar ik moet realistisch zijn: de hele invulling zal naar de zesde voortgangsrapportage gaan. Met die kanttekening zou ik de motie oordeel Kamer kunnen geven.
De heer Futselaar (SP):
Die interpretatie is prima wat de indieners betreft, zo zeg ik ook even voor de heer De Groot.
Minister Schouten:
De tweede motie is volgens mij niet aan mij gericht, maar aan de Kamer. Daar mag de Kamer dus zelf zijn gedachten over laten gaan.
Dan de motie op stuk nr. 147 van de heer De Groot en mevrouw Bromet over koraal. We zijn nu bezig met Caribisch Nederland om een natuurbeleidsplan op te stellen. Dat wordt eind 2019 aan de Kamer aangeboden. Ik kan in dat natuurbeleidsplan ook zaken opnemen rondom het koraal. Als ik de motie zo mag uitleggen dat ik het daarin laat meelopen, zou ik die oordeel Kamer kunnen geven. De heer De Groot zei ook nog wat over zaken als de financiering en dergelijke. Op het laatst gaf hij aan dat we ook moeten kijken naar middelen die er al zijn. Hij preludeerde ook al op een nieuwe tranche in de regio-envelop. Ik moet u zeggen dat er helemaal geen voorstel ligt voor een nieuwe tranche in de regio-envelop en dat we die tranche überhaupt niet opengezet hebben. Dus daar kan ik niet op preluderen, laat ik daar even duidelijk over zijn. Wel nemen we de zaken mee in het beleidsplan dat we aan het opstellen zijn. Als ik de motie zo mag uitleggen, is het oordeel aan de Kamer.
De motie op stuk nr. 148 gaat over het laten vallen van de landschapselementen onder de directe inkomenssteun van het GLB. Ik heb de Kamer eerder aangegeven dat ik de urgentie voel en ook met de Kamer het belang deel van het behoud van de landschapselementen. Ze zitten nu niet onder de directe inkomenssteun GLB. Ik heb de Kamer ook aangegeven dat als we dat nu nog willen gaan doen, als we dat nu nog willen gaan opzetten, het heel veel werk vereist en het nog maar de vraag is of we het redden om het überhaupt op tijd af te hebben in deze ronde voor het GLB. U heeft mij ook Kamerbreed gevraagd om mijn best te doen voor de landschapselementen. Ik kan wel toezeggen dat ik met de provincies in overleg ga om te kijken hoe we op een praktische manier, niet zijnde via directe inkomenssteun, de landschapselementen kunnen behouden en wat daarvoor nodig is. Daarvoor moet ik wel het overleg met de provincies aangaan, want daar zitten de mogelijkheden en zij hebben er ook wat meer zicht op waar die landschapselementen zich allemaal bevinden. Ik wil dus met de provincies meedenken of we een aantal zaken ten goede kunnen keren, waarbij ik ook al heb toegezegd aan uw Kamer dat ik voor het nieuwe GLB bezig ben om dit gewoon structureel goed te regelen.
De voorzitter:
En het oordeel is?
Minister Schouten:
Als ik de motie zo mag uitleggen: oordeel Kamer. Het valt dan niet onder deze ronde inkomenssteun GLB, omdat ik dat technisch gewoon niet voor elkaar krijg. Maar materieel wil ik met de provincies kijken hoe we nu al de periode tot het nieuwe GLB kunnen overbruggen, wanneer we het in één keer goed gaan regelen.
De voorzitter:
Dan kijk ik eerst naar de indiener, de heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Dat was wel het belangrijkste woord van de minister. Als het materieel op hetzelfde neerkomt, dus dat de landschapselementen onder het GLB gaan vallen, onder de steun, dan kan ik leven met deze uitleg.
Minister Schouten:
Maar dat heb ik allang toegezegd. Dat heb ik volgens mij in heel veel brieven die ik aan uw Kamer heb gestuurd, geschreven. Mijn inzet bij het nieuwe GLB is om het goed te regelen. Daar heeft de Kamer mij ook Kamerbreed toe opgeroepen en dat ben ik aan het doen. Alleen, het nieuwe GLB gaat later in. We moeten nog even kijken wanneer het precies ingaat: 2021 of 2022. Ik las de motie zo dat ik de tussentijd moet overbruggen. Dat is wat ik u toezeg en dan is het even aan u of u dat accepteert.
De voorzitter:
De heer De Groot, tot slot.
De heer De Groot (D66):
We begrepen uit de technische briefing dat het nieuwe GLB inderdaad later komt. Het zou voor de landschapselementen natuurlijk vreselijk zijn als ondertussen de kap doorgaat. Dus linksom of rechtsom: zorg dat ze gesteund kunnen worden. Als ik dat kan horen, vind ik het goed. Maar als de minister toch al bezig is met het inrichten van de systemen zodat onder het nieuwe GLB steun kan worden gegeven, dan vraag ik mij ook af — medio volgend jaar moet de minister daar toch mee klaar zijn — waarom zij het niet in haar eigen systemen oppakt, wellicht ter ondersteuning van de provincies.
De voorzitter:
Ik begrijp dat er aanstaande woensdag een algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad is waar dit punt ook aan de orde komt. Klopt dat?
De heer De Groot (D66):
Ja.
De voorzitter:
Dan zou het daar misschien ...
Minister Schouten:
Er zit echt geen licht tussen wat de heer De Groot zegt en wat ik zeg. Wij delen allebei het belang van de landschapselementen. Ik zoek naar praktische manieren om dat vorm te geven, gegeven het feit dat het gewoon veel tijd en moeite kost als je het nu in een bestaand systeem moet inrichten. Eigenlijk wil ik gewoon zorgen dat we daarvoor al goed zitten. Ik doe volgens mij precies wat de heer De Groot vraagt, alleen niet exact zoals het in de motie verwoord staat. Dat is mijn punt.
De voorzitter:
En dus?
Minister Schouten:
Als ik de motie zo mag uitleggen: oordeel Kamer. Maar dat vraag ik dan aan de indiener.
De voorzitter:
Mag de minister het zo uitleggen, meneer De Groot, zonder dat u er weer een heel verhaal bij houdt?
De heer De Groot (D66):
Dan is het wel een ultieme aansporing om ...
Minister Schouten:
Dat vind ik echt flauw. Ik ben hier zo ongeveer alles aan het toezeggen wat de heer De Groot wil.
De voorzitter:
Ja. En alles wat toegezegd wordt, maakt ook de moties overbodig.
De heer De Groot (D66):
Goed, dan ga ik daarmee akkoord.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik heb toch een vraag. Ik ben blij met de inzet van de minister. Ik geloof ook dat zij het beste voorheeft met de landschapselementen. Zij zegt: ik ga in overleg met de provincie. Mijn vraag is: gaat dat overleg over financiële tegemoetkoming voor degene die de landschapselementen onderhoudt, of kan dat ook regelgeving betreffen? Je kunt immers natuurlijk ook als lokale overheid zeggen: die landschapselementen mogen gewoon niet meer gekapt worden.
Minister Schouten:
Ik kan niet op voorhand zeggen welke middelen ik daarvoor kan inzetten. Maar dat zal ook bijvoorbeeld zijn: het in kaart brengen waar ze allemaal zitten. Want ook als je al weet waar je ze moet behouden, moet je weten waar ze zitten. Landelijk is dat best een klus, maar provincies hebben daar bijvoorbeeld meer zicht op, waarbij het soms ook al best een klus is. Dat zijn al een aantal zaken, maar het kan ook bijvoorbeeld zijn: kijken hoe je de prikkels op een goede manier neer zou kunnen zetten, zodat die behouden blijven.
De heer Geurts (CDA):
Ik vind het toch wel een beetje verwarrend wat er zo meteen aan materieel tot uitvoering gaat komen. Nu hoor ik ook: we gaan onderzoeken waar ze zitten. Dat weet de RVO wel, want ze gooien ze eruit als boeren ze intekenen.
Minister Schouten:
Dat is niet waar.
De heer Geurts (CDA):
Dat is dus wel waar. Ze worden er gewoon uitgegooid, want ze mogen niet meedoen. Maar dat even terzijde. Ik heb een concrete vraag: wat gaat er nu precies in materiële zin gebeuren als deze motie wordt aangenomen?
Minister Schouten:
Ik ben a bezig om te zorgen dat dit in het nieuwe GLB meegenomen wordt in de directe inkomenssteun. Dat heeft uw Kamer mij opgedragen; dat was Kamerbreed. Structureel zijn we dus bezig om dat te regelen. Het nieuwe GLB gaat per 2021 of 2022 in. Tot die tijd, zo lees ik de motie, doen we wat er kan om dit te regelen. De heer De Groot vraagt aan mij of ik het al in het huidige GLB wil doen. Daarvan zeg ik: het kost ongelofelijk veel moeite om dit te doen. Dus laten we naar een praktische manier zoeken om te realiseren wat de heer De Groot bedoelt, namelijk zorgen dat die dingen behouden blijven, en niet als het nieuwe GLB ingaat allemaal verdwenen zijn. Daarom ga ik overleggen met de provincies over wat daarvoor nodig is en wat daarvoor mogelijk is. Daarover zal ik uw Kamer ook inlichten, met het idee om het zo maximaal mogelijk te behouden.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 149.
Minister Schouten:
Die gaat over de vangkooien. De provincies kunnen ontheffingen geven om de vangkooien in te zetten. Sommige faunabeheereenheden doen dat ook, zo blijkt. Dit doen ze ook omdat er soms afwegingen worden gemaakt over wat het minst of juist het meest verstorende element is om die populaties te beheren, en wat daar dan voor nodig is. In dat licht hebben die provincies die mogelijkheid. Ik ben niet van plan om dat te gaan verbieden, dus ik ontraad deze motie.
De motie op stuk nr. 150 verzoekt om de regeling die beperkte bewegingsjacht op wilde zwijnen toestaat per direct in te trekken. Ik heb deze regeling net ingesteld, dus hiervan zeg ik ook: ontraden.
De motie op stuk nr. 151 is bijna — dat mag ik wel zeggen, voorzitter — een soort belijdenis van mevrouw Ouwehand, over hoe zij tegen de biodiversiteit aankijkt en tegen een leefbare planeet voor toekomstige generaties. De motie suggereert dat wij dat niet centraal stellen. Daar kunnen we een heel debat over voeren, denk ik. Dit zijn algemene uitgangspunten waarvoor ik zomaar proef dat mevrouw Ouwehand vindt dat wij niet genoeg doen en waarover we een discussie kunnen aangaan. Dus als ik deze motie aanneem, dan kunnen we nog een hele discussie krijgen over wat dat dan precies betekent. We zijn bezig met biodiversiteitsherstel; daar moet echt een kentering komen. Dat heb ik al vaker aangegeven. Er worden onder andere mooie maatschappelijke initiatieven voor opgezet, waaronder het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Dus aan alle kanten wordt de urgentie gevoeld en aan alle kanten worden ook de acties ingezet. Maar ik lees in deze motie dat mevrouw Ouwehand vindt dat we niet genoeg doen en daarom ontraad ik deze motie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
We lopen wel een beetje achter. Het doel was om al in 2010 de teruggang van biodiversiteit te stoppen. Dat is niet gelukt, en wat doet de politiek dan? Dan kiezen ze een nieuw doel, wat verder weg, en dan horen we dit soort kletsjes: we zijn heel hard bezig, er zijn mooie initiatieven. De motie zegt: ga gewoon je eigen doelen halen. Stel die voorop, en niet wat je politiek haalbaar acht met een partij als de VVD die nergens zin in heeft. Doelen halen, hoppakee! Dat zou je moeten willen.
Minister Schouten:
Wij zijn hard bezig om daar invulling aan te geven. Ik ontraad deze motie dus nog steeds.
Dan de motie op stuk nr. 152 over een breed maatschappelijk debat over de wolf. De portee van een breed maatschappelijk debat is natuurlijk ook dat je je zou kunnen laten overtuigen door degene aan de andere kant. Ik ben dus ook heel benieuwd hoe de heer Geurts zelf gaat acteren in dat maatschappelijke debat en hoe hij daarbij mogelijk zijn overwegingen en zienswijzen tegen het licht kan houden. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat ik zomaar de indruk heb dat dat maatschappelijke debat al gestart is. Er wordt voldoende over gesproken. Maar ik zie ook dat de heer Geurts zegt: probeer daar nou ook wat meer invulling aan te geven. De wolf is een onderwerp dat vooral ook bij de provincies ligt. Laat ik het zo zeggen: als ik de motie zo kan uitleggen dat ik eens met de provincies bekijk wat zij kunnen en willen en hoe we daar nog wat ondersteuning aan kunnen bieden om zo'n discussie vorm te geven, dan zou ik haar oordeel Kamer kunnen geven. Dan ben ik ook benieuwd of de heer Geurts aangeeft dat zijn gedachten ten aanzien van de wolf veranderd zijn.
De voorzitter:
Eerst de heer Geurts, als ondertekenaar van de motie.
De heer Geurts (CDA):
Ik word even uitgedaagd. Ja, ik sta altijd open voor een goede discussie. Er valt ook met mij over te praten of ik van gedachten verander. De minister heeft er ook al ervaring mee dat ik af en toe van gedachten verander in de discussie.
Minister Schouten:
Zeker.
De heer Geurts (CDA):
Dat zal dus zeker mogelijk zijn. Ik wil ook graag aan het debat meedoen. Ik heb me in het openbaar nog weinig over de wolf uitgelaten, dus laten we die maatschappelijke discussie voeren, samen met de heer Futselaar. Ik zie de avonden al voor me.
De heer Futselaar (SP):
Ik ben daar ook best toe bereid, al vind ik dit eerlijk gezegd de meest logische plek om die discussie met elkaar te voeren. Daar worden we namelijk voor betaald. Maar het probleem is een beetje dat het mij niet helemaal duidelijk is wat de minister nou gaat doen als deze motie wordt aangenomen. Ze gaat kijken wat de provincies voor ondersteuning kunnen krijgen. Gaat LNV dan zaaltjes huren voor de provincie? De Provinciale Staten hebben ook gewoon hun eigen debatten en hun eigen rol. Ik vind het dus een beetje lastig waar we nou eigenlijk over gaan stemmen.
Minister Schouten:
Volgens mij over de vraag: wil je dat er wat meer handen en voeten wordt gegeven aan de discussie over de wolf? Ik zeg dat ik wel even met de provincies wil bespreken hoe we dat dan zouden moeten doen, want die zijn eerstverantwoordelijke voor alle zaken rondom de wolf. Of daar zaaltjes boeken uit voortkomt ... Misschien kunnen we het ook wel gewoon bij het provinciehuis doen. Dat zou natuurlijk ook nog een optie zijn. Maar ik kan me voorstellen dat de discussie in sommige provincies wat meer leeft dan in andere. Ik wil dat eerst met de provincies bespreken. Als zij zeggen dat zij daar wel wat steun in kunnen gebruiken, dan zal ik die toezeggen. Dat is wat ik hier heb gezegd.
De voorzitter:
Goed. Gaat u verder.
De heer Futselaar (SP):
Ik wacht de uitkomsten vol spanning af.
Minister Schouten:
Ik ook.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 153.
Minister Schouten:
Ja, over het volgende dier: de zeehond. Er is nu een gesprek gaande onder leiding van mevrouw Schokker om te kijken of er met partijen een zeehondenakkoord kan worden opgesteld. Het uitgangspunt daarbij is het Wetenschappelijk Advies Zeehondenopvang, dat ik ook naar uw Kamer heb gestuurd. Ik heb ook om de opstelling daarvan gevraagd. Het is inderdaad zo dat een aantal partijen nu uit het overleg is gestapt. Mevrouw Schokker heeft al aangegeven dat ze dit zeer betreurt en dat ze hoopt en zou verwelkomen dat de partijen weer aan tafel komen. Zij heeft mij ook gemeld dat de overige partijen, waaronder vier van de vijf centra en het grootste strandingsnetwerk, nu verder werken aan een zeehondenakkoord. Ik onderschrijf het belang van een breedgedragen zeehondenakkoord zeer. Ook hierbij roep ik de partijen nog een keer op: doe alsjeblieft mee, want dan heb je ook invloed op wat daaruit komt en kan je ook meepraten over wat er op dat punt gebeurt. Tegelijkertijd wil ik mevrouw Schokker wel haar werk laten doen, want dat is nou eenmaal de verdeling die we hebben gemaakt. Daar ga ik nu niet opeens doorheen treden. Laat mijn oproep nu ook de invulling van de motie zijn: doe alsjeblieft mee en kom aan boord. Dat is het belangrijkste, om hier met elkaar een oplossing voor te zoeken. Mag ik haar nu zo uitleggen? Dan zou ik deze motie kunnen overnemen.
De heer Weverling (VVD):
Ik snap wat de minister zegt. Er zijn natuurlijk ook heel veel sentimenten rondom de zeehonden. Het gaat erom dat iedereen gewoon aan tafel zit en dat we ook begrijpen dat het een gevoelskwestie is en dat we natuurlijk meerdere partijen nodig hebben om tot een akkoord te komen. Door beide partijen moeten dus gewoon inspanningen geleverd worden. Dat snap ik dus, maar dat is volgens mij ook wat de minister zegt.
Minister Schouten:
Ja.
De voorzitter:
En dus?
Minister Schouten:
Volgens mij neem ik die motie hiermee al over.
De voorzitter:
Dan kijk ik naar de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Ik breng de motie wel graag in stemming.
De voorzitter:
O, oké.
De heer Weverling (VVD):
Ja, ik ben eigenlijk wel benieuwd.
De voorzitter:
Dat is uw goed recht. Ik maak het niet vaak mee, maar dat geeft niet. Gaat u verder.
Minister Schouten:
Oké. Dan ben ik benieuwd wat, als de motie aangenomen wordt ...
De heer Weverling (VVD):
Ik heb met meneer Geurts nog een keer een kopje koffie te drinken. U mag de motie dus overnemen.
De voorzitter:
Ik constateer dat niemand bezwaar heeft tegen het overnemen van deze motie.
Minister Schouten:
Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 154 van mevrouw Bromet. Daarvoor stelde zij een vraag, namelijk of ik de financiële afspraken over het Natuurpact in een brief kan aangeven. Dat kan ik doen. Dat kan ik haar dus toezeggen.
De motie vraagt om een onderzoek waarin heel exact wordt aangegeven hoe de plus op de Vogel- en Habitatrichtlijn eigenlijk vorm wordt gegeven; zo vertaal ik het maar even. In 2020 komt er een natuurverkenning. Die wordt vormgegeven door het PBL. Daarin wordt ook meer aangegeven hoe we ervoor staan en wat er nog nodig is om dit te gaan realiseren. De expertise van het Planbureau voor de Leefomgeving wordt dus ingezet bij die natuurverkenning, maar die komt in 2020. De provincies hebben hier uiteraard ook een rol in, maar mevrouw Bromet vraagt nu wel héél gedetailleerd welke zaken allemaal moeten worden beschreven en wat er allemaal moet worden aangegeven. Ik zou bijna zeggen: houd deze motie aan tot het moment dat je die natuurverkenning hebt in 2020. Dat duurt dus nog wel eventjes, maar dan kan je zien wat er met die natuurverkenning gebeurt en hoe die wordt omgezet in beleid dat we aan het voeren zijn. Maar als de motie zo nauwkeurig is geformuleerd, terwijl we zelfs nog zicht moeten krijgen op wat er allemaal achter wegkomt, dan is dat echt te vroeg en moet ik haar ontraden.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik vind dit een zorgelijk antwoord, want de dingen die ik wil weten, zijn de dingen die de minister ook allemaal zou moeten weten als zij de doelen die internationaal gesteld worden, serieus neemt. Zij vraagt mij nu om te wachten tot 2020. Dan komt er een natuurverkenning van het PBL. Daarna moet dan nog door het kabinet gekozen worden welke acties daarop genomen gaan worden om die biodiversiteitsdoelen te halen. Ik vind het allemaal niet getuigen van heel veel urgentiebesef, maar dat is volgens mij wel aan de orde. Ik ga hier dus even over nadenken.
Minister Schouten:
Dat kan. Volgens mij ben ik juist precies het inzicht aan het verkrijgen dat ik nodig heb om te kunnen bepalen wat er nog nodig is. Dat is de volgorde der dingen, maar dan merk ik wel waar de gedachtegang van mevrouw Bromet toe leidt.
Dan de motie op stuk nr. 155 van de heer Bisschop over de vos. Hij wil graag dat we landelijk een vrijstelling gaan geven, waar nu de provincies degenen zijn die die vrijstelling kunnen geven. Ik heb geen aanleiding om dit nu landelijk te gaan organiseren. De provincies zijn degenen die dit kunnen bepalen. Het verschilt ook per provincie. Ik ontraad deze motie dus.
Dan de motie op stuk nr. 156 van de heer Bisschop over de schaapskuddes. Die brief over de juridische analyse van wat er nu achter zit, gaat de heer Bisschop inderdaad nog krijgen, want die had ik toegezegd. Eind volgende week hopen we die brief naar de Kamer toe te sturen. We zouden de motie daarom kunnen aanhouden; die suggestie geef ik. Laat ik vooropstellen dat het voor mij geen doel is om een meervoudige aanbesteding te hebben ten aanzien van de gescheperde schaapskuddes, integendeel. Alleen wil ik zeker weten wat ik juridisch wel en niet kan. Daarom heb ik die analyse nog een keer toegezegd aan de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Wij zijn gaarne bereid om onze analyses ter beschikking te stellen aan de minister, maar als dit eind volgende week binnen is, wil ik de motie tot zolang wel aanhouden. Dan bekijken we dat.
Minister Schouten:
Ja.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bisschop stel ik voor zijn motie (33576, nr. 156) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan de laatste motie.
Minister Schouten:
Dat is de motie van de heer Moorlag over de NOVI. Hij verzoekt de regering om de natuur en de biodiversiteit op lange termijn als nationaal belang aan te merken, en ook nog "voldoende ruimte, middelen en instrumenten te reserveren". Het woord "voldoende" is wel altijd een wat open norm; laat ik het zo zeggen. Want ik kan me voorstellen dat wat ik voldoende vind, door de heer Moorlag niet als voldoende beschouwd wordt en omgekeerd. Ik moet dus wel precies weten wat hij daarmee bedoelt, anders kan ik niet aangeven wat ik daarvan vindt. Maar als de suggestie is dat er meer financiële middelen beschikbaar gaan komen omdat er een NOVI is, dan is dat niet het geval. Het is niet op grond van de NOVI dat daar nu wat gaat gebeuren. Maar volgende week vindt hier volgens mij nog een debat plaats over de NOVI. Mogelijk kan de heer Moorlag deze discussie daarin breder trekken, en deze motie tot die tijd aanhouden. De motie is nu wel heel open geformuleerd, waardoor ik niet weet wat ik nu toezeg, dus ik zou haar moeten ontraden.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik wil wel wat duidelijkheid geven. Ik vind dat wij gewoon minimaal aan onze internationale verplichtingen moeten voldoen. Als dat het ambitieniveau is, is dat naar mijn smaak ook een nationale verantwoordelijkheid. Dat zou ook minimaal het ambitieniveau op rijksniveau moeten zijn. Natuur is gedecentraliseerd, maar het Rijk is afrekenbaar op het halen van de doelen die gekoppeld zijn aan internationale verplichtingen.
Minister Schouten:
Maar dat wordt in deze motie niet gevraagd. Daarin staat dat er voldoende ruimte, middelen en instrumenten gereserveerd moeten worden om de natuurkwaliteit en de biodiversiteit in Nederland te verbeteren. En ik weet niet wat "voldoende" is, wat de heer Moorlag daarmee bedoelt. Dan moet hij dat toch echt materialiseren, anders kan ik nu niet zeggen of ik dat deel of niet.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Volgens mij materialiseer ik dat, en niet door een nationale kop voor te stellen maar door te stellen dat er minimaal middelen moeten zijn om de internationale verplichtingen te realiseren waaraan we ons in verdragen hebben verbonden. Het lijkt me raar als de minister zich daar niet aan wil committeren.
Minister Schouten:
De Nationale Omgevingsvisie bevat zelf geen beleidsinstrumenten en middelen, en daar wordt dit nu aan gekoppeld. Ik zoek dus een beetje naar wat er nu precies staat en waar ik dus een oordeel over moet gaan geven. De suggestie is dat er in de Nationale Omgevingsvisie wél zelfstandige beleidsinstrumenten en extra middelen komen, en dat is niet zo. Dus op basis daarvan moet ik deze motie ontraden.
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Nee, dat heeft geen zin, meneer Moorlag. Het staat u vrij om de motie in stemming te brengen.
Minister Schouten:
Ik heb nog één vraag, over de nationale parken. De heer Moorlag vroeg of ik de ambitie heb om nu echt door te pakken. Dat heb ik zeker. Ik heb die opdracht vanuit het regeerakkoord, maar ik vind het in zichzelf al belangrijk genoeg om daarin ook de goede dingen te doen. Daarover moet ik wel het gesprek aangaan met de provincies. Ik heb zonet aangegeven dat we daar na de verkiezingen mee aan de slag willen met de nieuwe gedeputeerden, en natuurlijk ook met de nog zittende, en dat ik daar zeer toe bereid ben.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende motie zullen we volgende week dinsdag stemmen.
Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, want er komt nu een debat waar de minister voor Medische Zorg bij hoort. Op hem wachten we nu even.
De vergadering wordt van 16.05 uur tot 16.10 uur geschorst.
Voorzitter: Van Toorenburg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20182019-60-13.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.