Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 101, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 101, item 7 |
Aan de orde is het VAO Gewasbeschermingsmiddelen (AO d.d. 06/06).
De voorzitter:
Aan de orde is een VAO Gewasbeschermingsmiddelen. Een hartelijk welkom aan de minister en de staatssecretaris. Ik geef de heer Tjeerd de Groot van D66 het woord.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dit voorjaar kleurden de weilanden weer geel. Dat was in tegenspraak met een motie die D66 vorig jaar heeft ingediend, en die de Kamer ook heeft aangenomen, om bepaalde toepassingen van glyfosaat in de landbouw te verbieden, omdat die toepassingen niets met gewasbescherming te maken hebben maar alles met gemak. Die motie is tot nu toe niet uitgevoerd. Dat is een beetje ongelukkig. Daarom dien ik de volgende motie in. Ik ben bereid om die aan te houden als de minister straks in haar reactie heel duidelijk toezegt dat ze de motie van vorig jaar zal uitvoeren.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de motie-De Groot (27858, nr. 426) over een verbod op glyfosaathoudende middelen buiten geïntegreerde gewasbescherming, zoals het resetten van grasland, kalenderspuiten en pre-harvestbehandeling, nog niet tot het gewenste resultaat heeft geleid;
verzoekt de regering om uiterlijk 1 oktober 2019, als onderdeel van het uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030, met de sector tot afspraken te komen over zo spoedig mogelijke beëindiging van het gebruik van glyfosaathoudende middelen voor voornoemde toepassingen;
verzoekt de regering tevens parallel aan de besprekingen met de sector de invoering van een verbod voor te bereiden en, mocht met de sector niet tot adequate afspraken kunnen worden gekomen, de procedure voor invoering van dit verbod zo spoedig mogelijk na 1 oktober 2019 te starten;
verzoekt de regering voorts daarbij ook de mogelijkheden te verkennen om het gebruik van glyfosaathoudende middelen voor de voornoemde toepassingen te ontmoedigen, bijvoorbeeld via het gemeenschappelijk landbouwbeleid,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Er zijn belangrijke onderwerpen aan de orde geweest bij dit debat. Daaronder was het bijenrichtsnoer, maar daar kom ik morgenavond op terug, want daar is nu onvoldoende tijd voor.
Het tweede belangrijke onderwerp ging over de gevolgen van het gebruik van landbouwgif voor omwonenden. D66 wierp die vraag ook al op. Kunnen we een nationaal verbod op of een inperking van een bepaalde stof regelen? Het PBL heeft gewaarschuwd dat het kabinetsbeleid onvoldoende werkt. Andere landen, zoals Oostenrijk, lijken wel over te kunnen gaan op een nationaal verbod, in ieder geval op glyfosaat. In dat licht wil ik het kabinet vragen om nog een keer te kijken naar de juridische analyse die de Partij voor de Dieren destijds heeft gemaakt over deze discussie. Toenmalig staatssecretaris Dijksma zei dat het juridisch niet kon. Oostenrijk doet het nu wel. Er liggen tal van aangenomen moties die vragen om nationale maatregelen. Dus ik zou graag aan het kabinet en de woordvoerders de analyse van destijds willen overhandigen en vragen of daar een nieuwe reactie van het kabinet op kan komen. Het lijkt nodig om toch ook nationaal maatregelen te treffen.
Dan heb ik twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de huidige beoordelingskaders voor de toelating van pesticiden niet alle risico's meenemen;
constaterende dat er in gebieden waar veel bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, gif wordt aangetroffen in de huizen van omwonenden en zelfs in de luiers van baby's;
constaterende dat het RIVM stelt dat er nog te weinig kennis is over de impact op kwetsbare groepen;
constaterende dat er wordt gewerkt aan de aanscherping van de beoordelingsmodellen, maar dat zolang dat proces duurt er middelen op de markt zijn en/of worden gebracht waarvan de risico's onvoldoende duidelijk zijn;
van mening dat het voorzorgsbeginsel moet worden toegepast;
verzoekt de regering, zolang bestrijdingsmiddelen die op de markt zijn niet zijn beoordeeld op basis van aangescherpte risicobeoordelingsmodellen die ook kijken naar indirecte en cumulatieve effecten en de impact op kwetsbare groepen, afstandsnormen in te stellen zodat gifgebruik pal naast de leefomgeving van omwonenden en de speelplekken van kinderen niet meer voorkomt totdat is vastgesteld dat dat veilig kan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
En kort de laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet de ambitie heeft uitgesproken het gebruik van bestrijdingsmiddelen fors te verminderen en dat de coalitie stelt dat het belang van voedselproductie daarbij niet uit het oog mag worden verloren;
constaterende dat lelies, tulpen, hyacinten en andere siergewassen geen voedsel zijn;
verzoekt de regering in het kader van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 de teelt van siergewassen waar pesticiden op worden gebruikt, kritisch te beoordelen, en de Kamer voor Prinsjesdag te informeren over de mogelijkheid van uitfasering van deze teelten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Het woord is aan mevrouw Bromet van GroenLinks.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Wij hebben afgelopen jaar meerdere malen gedebatteerd over gif, gewasbestrijdingsmiddelen, gewasbeschermingsmiddelen of bestrijdingsmiddelen; er zijn allerlei termen voor. Ik heb bij het debat over insectensterfte twee moties ingediend. Die heb ik toen aangehouden in afwachting van de nota van de minister over gif. Ik ga de moties opnieuw indienen.
De ene motie gaat over de bloementeelt. Die motie ga ik in stemming laten brengen. In de motie wordt verzocht de uitbreiding van het aantal hectaren grond in de bloemensector te verbieden, tenzij het gaat om teelt die geen gebruikmaakt van gewasbeschermingsmiddelen.
Er lag ook nog een andere motie. Die heb ik gewijzigd. Ik dien die in namens mijn collega Dik-Faber. In die motie wordt de regering verzocht om er bij de Europese Commissie op aan te dringen het richtsnoer voor het beoordelen van de effecten van de cumulatie van stoffen vast te stellen, zodat het Ctgb dit richtsnoer, zodra het gereed is, kan toepassen bij de toelating en voorafgaande risicoanalyse van gewasbeschermingsmiddelen en rekening kan houden met de combinatie van middelen en de effecten van middelen tijdens de levenscyclus, inclusief de reproductie van insecten.
Ik lever de moties niet in, maar ze komen wel in stemming.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan is het woord aan de heer Von Martels van het CDA.
De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Een motie van mijn hand, maar ik waarschuw wel dat het een lange is.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het doel van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst van 2013 is om het aantal gewasbeschermingsknelpunten te verminderen met 50% in 2018 en 90% in 2023;
overwegende dat de NVWA in de rapportage Monitoring ziekten, plagen en onkruiden voor de periode 2009-2016 vaststelt dat het aantal ziekten, plagen of onkruid die niet te bestrijden zijn met het huidige middelen- en maatregelenpakket, of uitsluitend met grote inzet van gewasbeschermingsmiddelen oftewel knelpunten tussen 2009 en 2016, met 19% is toegenomen;
overwegende dat knelpunten kunnen leiden tot een hogere impact op het milieu en gevolgen hebben op de inkomens van boeren;
verzoekt de regering dit jaar met voorstellen te komen om ervoor te zorgen dat het aantal knelpunten in 2020 en 2021 afneemt zodat het doel van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst wordt gehaald;
verzoekt voorts in de uitvoeringsagenda van de nieuwe toekomstvisie gewasbescherming in te zetten op het structureel oplossen en voorkomen van knelpunten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
De heer Bisschop, SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Soms worden met de beste bedoelingen maatregelen genomen die verkeerd blijken uit te pakken en die in feite de schade die je dacht te beperken, alleen nog maar groter maken. Vandaar de volgende motie over neonicotinoïden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat als gevolg van het verbod op de toepassing van neonicotinoïden voor coating van bietenzaad de plaagdruk en het gebruik van andere chemische gewasbeschermingsmiddelen in de bietenteelt sterk is toegenomen;
overwegende dat de toename van het gebruik van andere, minder effectieve chemische gewasbeschermingsmiddelen positieve effecten van het verbod op neonicotinoïden ongedaan maakt;
overwegende dat er vooralsnog geen zicht is op afdoende alternatieve methoden en middelen;
overwegende dat bij de Europese beoordeling van neonicotinoïden niet is gekeken naar de mogelijk negatieve gevolgen van de inzet van alternatieve chemische middelen en ook niet naar de specifieke toepassing voor de bietenteelt;
overwegende dat in omliggende Europese lidstaten werk wordt gemaakt van derogaties voor onder meer de bietenteelt;
verzoekt de regering een tijdelijke ontheffing of vrijstelling te verlenen voor de genoemde coating van bietenzaad, zolang er geen afdoende niet-chemische methoden en middelen beschikbaar zijn om de plaagdruk te beheersen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
Daar laat ik het graag bij, voorzitter. Dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ziengs, VVD.
De heer Ziengs (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Als waarnemend woordvoerder in plaats van mevrouw Lodders die op dit moment een andere bijeenkomst voorzit, mag ik haar vervangen. Ik begin met een motie over het versnellen van de toelating van nieuwe biologische gewasbeschermingsmiddelen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het aantal gewasbeschermingsmiddelen in een snel tempo afneemt;
overwegende dat een versnelling in de toelating van nieuwe (biologische) gewasbeschermingsmiddelen wenselijk is om gewassen en planten tegen ziekten en plagen te kunnen beschermen;
constaterende dat diverse biologische gewasbeschermingsmiddelen buiten Europa zijn goedgekeurd en toegelaten;
verzoekt de regering de procedure tot toelating van biologische gewasbeschermingsmiddelen te versnellen door gebruik te maken van de informatie van landen waar deze middelen al zijn goedgekeurd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ziengs (VVD):
Dan vervolgens een motie over het in kaart brengen van de gevolgen van schoonmaakazijn en natuurazijn.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het gebruik van glyfosaat voor particulieren ontmoedigd wordt;
constaterende dat er een flinke toename is in de verkoop van bijvoorbeeld schoonmaakazijn of natuurazijn, wat door veel mensen als alternatief wordt gezien als onkruidbestrijder in de tuin;
overwegende dat het gebruik van zuren, zoals schoonmaakazijn of natuurazijn, ook in kleine hoeveelheden, zeer schadelijk is voor allerlei nuttige insecten zoals bijen en kan leiden tot verontreiniging van het grondwater;
verzoekt de regering de schadelijke gevolgen van het gebruik van schoonmaakazijn, natuurazijn en of andere middelen in kaart te brengen en de Kamer hierover voor het einde van het jaar te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
U dient beide moties mede in namens het lid Lodders. Dat dien ik formeel nog even op te merken.
De heer Ziengs (VVD):
Ik heb dit formeel namens Lodders gedaan, ja. Dat is correct. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ziengs. Ik zie mevrouw Lodders zelfs binnenkomen. Het woord is aan de heer Moorlag, PvdA.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De minister heeft stevige ambities om het gebruik van bestrijdingsmiddelen terug te brengen. Dat is goed, maar in de komende elf jaar hebben de inwoners van Havelte, die bestrijdingsmiddelen aantreffen in hun moestuinen, op zonnepanelen en zelfs binnen hun woningen tot en met de luiers van hun kinderen aan toe, daar weinig aan. Daarom dien ik de volgende motie in, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er brede zorg is over de risico's van blootstelling aan bestrijdingsmiddelen en er aanwijzingen zijn dat aandoeningen en gezondheidsschade verband houden met blootstelling aan bestrijdingsmiddelen;
overwegende dat mensen in ieder geval in hun woningen en tuinen er zeker van moeten zijn dat ze gevrijwaard worden van blootstelling aan bestrijdingsmiddelen;
verzoekt de regering adequate spuitvrije zones in te stellen c.q. in te doen stellen voor landbouwpercelen grenzend aan gronden die een woonbestemming hebben,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De heer Moorlag en ik trekken ongeveer samen op: we hadden ongeveer hetzelfde pleidooi in het AO. Ik vroeg me alleen het volgende af. "Woonbestemmingen" laat nog ruimte voor het ontbreken van een afstandsnorm ten opzichte van bijvoorbeeld een schoolplein. Hoe ziet de Partij van de Arbeid dat? Is het een omissie dat dat nu niet genoemd wordt? Of vindt de Partij van de Arbeid dat ook schoolpleinen hier eigenlijk bij horen?
De heer Moorlag (PvdA):
Dat vind ik absoluut. Kijk, woonbestemmingen of bebouwd gebied, dus doorgaans wat in bestemmingen als bebouwd gebied wordt aangemerkt ... Zoals mevrouw Ouwehand terecht stelt: kinderen vertoeven ook op andere plekken dan in die tuinen en huiskamers.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog een motie, begrijp ik?
De heer Moorlag (PvdA):
Ja, een tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit de tussenevaluatie van het PBL blijkt dat de kans reëel is dat de waterkwaliteitsdoelen uit de tweede nota Duurzame gewasbescherming in 2023 en de doelen uit de Kaderrichtlijn Water in 2027 niet gehaald gaan worden;
verzoekt de regering maatregelen te nemen, zo nodig met inzet van GLB-instrumenten, om de doelen tijdig te behalen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Moorlag (PvdA):
Dan de laatste motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bij gemeenten is aangetoond dat beheer van sportvelden en sportparken goed mogelijk is zonder gebruik van bestrijdingsmiddelen;
verzoekt de regering het gebruik van bestrijdingsmiddelen op sportvelden en sportparken te verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan de heer Futselaar, SP.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Gewasbescherming brengt nogal wat teweeg in de maatschappij. Dat hebben we de afgelopen jaren gezien. Aan de ene kant doet het dat bij omwonenden van bijvoorbeeld velden waar sierbloemen worden gekweekt, die zich ernstig zorgen maken over wat er gespoten wordt. Aan de andere kant zien we het bijvoorbeeld terug in de kwaliteit van ons grondwater, zoals waterwinningsbedrijven ons met enige regelmaat laten weten. Het moet dus radicaal anders. Het goede nieuws is: dat vindt de minister ook. Daar zijn wij dus blij om. Het slechte nieuws is: wij vinden dat er op de tussendoelen tot 2030 nog wel iets specifieker kan worden ingezoomd. Vandaar dat wij een tweetal moties hebben.
De eerste motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen en pesticiden een ongewenst effect heeft op het milieu en de leefomgeving;
constaterende dat het doel zoals geformuleerd in de visie gewasbescherming 2030, "geen emissies meer in het milieu en nagenoeg geen residuen meer op producten in 2030", een goede uitvoering in de tijd vereist;
roept de minister op om tussendoelen te stellen voor de beperking van gewasbeschermingsmiddelen die op bepaalde momenten richting 2030 moeten worden gehaald, en hierover de Kamer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Futselaar (SP):
Dank, voorzitter. Ook praktisch, van deze tijd: het meest actuele betreft eigenlijk directe omwonenden van sierbloemen. Dus het is verstandig als we daarvoor nu ook echt met concreet beleid komen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen en pesticiden ongewenst is en met name bij de sierbloementeelt vaak een negatief effect heeft op het milieu en de leefomgeving;
overwegende dat bij het gebruik van deze middelen de omwonenden onterecht en bovenmatig worden belast;
roept de minister op te komen met wetgeving waarbij het gebruik van bestrijdingsmiddelen en pesticiden in met name de sierbloementeelt in de nabijheid van woningen wordt begrensd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Futselaar (SP):
De mate van wetgeving — moeten er specifieke afstandscriteria komen, et cetera — is hierin niet specifiek benoemd. Ik wil daar wat ruimte voor geven en ik wil ook alvast richting mevrouw Ouwehand zeggen dat ik waar hier "woningen" staat, bedoel niet-industrieel, niet-agrarisch gebied waar woonfuncties plaatsvinden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Futselaar. Dan is tot slot het woord aan mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Zojuist is door de heer Von Martels mede namens mij een motie ingediend over knelpunten in de beschikbaarheid van middelen. Mevrouw Bromet heeft een gewijzigde motie ingediend waar nu ook mijn naam onder staat. Die is dus niet vandaag ingediend; die was al eerder ingediend maar wordt nu gewijzigd. Ik denk dat het wel goed is als de minister een appreciatie van die motie geeft. Ik weet niet of dat dan vandaag kan of een keer schriftelijk moet. Ik heb de motie hier in gewijzigde vorm. Ik laat het misschien ook even aan u over als voorzitter wat hierin slim is. Want de motie is ook qua inhoud gewijzigd doordat het dictum is gewijzigd. Ik denk dus dat het goed is dat daar vandaag, of schriftelijk op ...
De voorzitter:
Maar u heeft de motie eerder ingediend en hem toen aangehouden?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mevrouw Bromet heeft de motie ingediend en die aangehouden. De motie wordt dus nu gewijzigd in stemming gebracht, met een wijziging in het dictum en de wijziging dat mijn naam nu ook onder de motie staat.
De voorzitter:
Ja, maar dan is de motie ingediend en aangehouden. Dus u kunt, zoals mevrouw Bromet bij haar eigen aangehouden moties net ook deed, een toelichting geven over de mate waarin ze nu gewijzigd is. Maar u hoeft de motie niet opnieuw hier voor te lezen, want ze is al ingediend.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. De motie is inderdaad ingediend en wordt gewijzigd. Er staat nu in het dictum: "verzoekt de regering om er bij de Europese Commissie op aan te dringen deze richtsnoer zo spoedig mogelijk vast te stellen zodat het Ctgb, zodra dit gereed is, deze kan toepassen bij de toelating en voorafgaande risicoanalyse van gewasbeschermingsmiddelen, en rekening kan houden met de combinatie van middelen en met de effecten van middelen tijdens de levenscyclus, inclusief reproductie van insecten."
Dus dat is het gewijzigde dictum. Voorzitter, de tijd loopt niet door; ik ga snel mijn eigen motie indienen.
De voorzitter:
Ik geef u die tijd even, maar het is wel belangrijk, want mevrouw Bromet gaf net ook een toelichting op diezelfde motie waar u nu ook aan refereert. Klopt dat?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Het gaat er volgens mij om, als ik mevrouw Dik-Faber goed begrijp, dat wij graag een appreciatie van de gewijzigde motie willen.
De voorzitter:
Zover was ik nog niet, maar dat gaan we sowieso vragen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat is heel fijn.
De heer Futselaar (SP):
Puur voor onze administratie zou het toch wel prettig zijn als de aangehouden moties, ook al zijn ze ingediend, ook rondgedeeld worden.
De voorzitter:
Ja, dat gaan we doen.
De heer Futselaar (SP):
Ook omdat we allemaal vrij snel hierover moeten gaan stemmen, vrees ik.
De voorzitter:
Heel goed. Mevrouw Dik-Faber, u gaat verder.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Excuses voor de verwarring. Dat was zeker niet mijn bedoeling.
De voorzitter:
Dat geeft niet.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Maar het geeft wel aan dat wij de appreciatie van de minister op deze motie willen, omdat die zo gewijzigd is.
De voorzitter:
Die gaat u krijgen en dan gaan we die ronddelen voor iedereen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Prima. Dank u wel. Dan ga ik nu mijn eigen motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de eikenprocessierups dit jaar op veel grotere schaal voorkomt dan in eerdere jaren;
overwegende dat de haartjes van de eikenprocessierups zorgen voor klachten zoals jeukende bultjes, zo weten de ChristenUnie-Kamerleden uit eigen ervaring;
overwegende dat onderzoek naar en toelating van biologische middelen een kostbare aangelegenheid is;
overwegende dat in de gemeente Westerveld een proef laat zien dat het stimuleren van de biodiversiteit leidt tot 85% minder nesten van de eikenprocessierups;
verzoekt de regering in kaart te brengen welke natuurlijke bestrijdingsmiddelen beschikbaar zijn, onderzoek hiernaar te bevorderen en best practices bij gemeenten onder de aandacht te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors zo voor enkele ogenblikken zodat beide bewindspersonen kunnen reageren op de ingediende moties.
Mevrouw Ouwehand, heeft u nog een vraag aan mevrouw Dik-Faber?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Nee. Het gaat over de door mij ingediende motie waarvan collega's terecht zeiden: ik snap het niet helemaal.
De voorzitter:
Kunt u het nummer even noemen? Welk nummer is dat dan?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat is de motie op stuk nr. 465 over de sierteelten. Ik sluit het dictum af met "deze teelten". Dat lijkt wat verwarrend te zijn, dus ik zou dat graag veranderen in "sierteelten waarbij chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt".
De voorzitter:
Deelt u de gewijzigde motie rond? Of wilt u dat wij op dit moment met u meeschrijven?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Wat uw voorkeur heeft.
De voorzitter:
Als u dat zelf even wilt wijzigen, dan zie ik dat graag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Prima.
De voorzitter:
Dan kunnen de bewindspersonen dat straks in ieder geval nog meenemen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan gaan we snel de gewijzigde motie printen.
De voorzitter:
Ja, dank u wel.
De voorzitter:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet de ambitie heeft uitgesproken het gebruik van bestrijdingsmiddelen fors te verminderen, en dat de coalitie stelt dat het belang van voedselproductie daarbij niet uit het oog mag worden verloren;
constaterende dat lelies, tulpen, hyacinten en andere siergewassen geen voedsel zijn;
verzoekt de regering in het kader van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 de teelt van siergewassen waar (veel) pesticiden op worden gebruikt, kritisch te beoordelen, en de Kamer voor Prinsjesdag te informeren over de mogelijkheid van uitfasering van sierteelten waarbij chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de toelating van gewasbeschermingsmiddelen grotendeels gebaseerd is op individuele middelen;
constaterende dat veel gewasbeschermingsmiddelen in combinatie met andere middelen worden gebruikt en dat sommige gewasbeschermingsmiddelen niet-dodelijke effecten kunnen hebben op onder andere de reproductie van niet-doelsoorten;
overwegende dat er nog weinig onderzoek is naar het cumulatieve effect op de bodem, waterkwaliteit, insectenpopulatie en volksgezondheid;
overwegende dat EFSA werkt aan een richtsnoer om effecten door cumulatie van stoffen te boordelen;
verzoekt de regering om er bij de Europese Commissie op aan te dringen deze richtsnoer zo spoedig mogelijk vast te stellen zodat het Ctgb, zodra dit gereed is, deze kan toepassen bij de toelating en voorafgaande risicoanalyse van gewasbeschermingsmiddelen en rekening kan houden met de combinatie van middelen en met de effecten van middelen tijdens de levenscyclus, inclusief reproductie, van insecten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 477 (27858).
De vergadering wordt van 11.58 uur tot 12.07 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.
Minister Schouten:
Voorzitter. Het was even puzzelen met de administratie omdat al ingediende moties worden gewijzigd en weer ingediend. Ik probeer die eerst te doen, want anders loopt de nummering door elkaar en dan hebben we het overzicht niet meer.
Ik kom bij de gewijzigde motie van mevrouw Bromet. Dat was de motie op stuk nr. 116 (26407), nu nr. 128. Die is mede ingediend door mevrouw Dik-Faber. In die motie wordt de regering gevraagd om bij de Commissie aan te dringen op het zo spoedig mogelijk vaststellen van het richtsnoer. Ik vind het, net als de Kamer, belangrijk dat de effecten van de cumulatie worden meegenomen in de goedkeuringsprocedure voor werkzame stoffen en ook in de toelatingsprocedure voor de gewasbeschermingsmiddelen. Het meenemen van die effecten is alleen mogelijk als daarvoor een Europees geharmoniseerd richtsnoer beschikbaar is. Ik zal er bij de Europese Commissie op aandringen dat het richtsnoer voor de cumulatie zo snel mogelijk wordt vastgesteld. Ik kan deze motie oordeel Kamer laten.
De voorzitter:
De gewijzigde motie-Bromet/Dik-Faber op stuk 128 krijgt dus oordeel Kamer.
Minister Schouten:
Ja. De andere motie die mevrouw Bromet had aangehouden, maar inmiddels weer heeft ingediend, is niet gewijzigd. Die houdt hetzelfde oordeel.
Dan de motie van de heer De Groot op stuk nr. 463 (27858) over de glyfosaathoudende middelen. Hij heeft daar inmiddels een voorschotje op genomen, in die zin dat hij die mogelijk wil aanhouden, maar ik ga toch op de motie reageren.
Ik heb al aangegeven in het algemeen overleg dat ik het ook heel belangrijk vind om met de sector afspraken te maken over het zo spoedig mogelijk beëindigen van het gebruik van glyfosaathoudende middelen voor het resetten van grasland, het kalenderspuiten en de pre-harvestbehandeling. Ik wil deze afspraken vastleggen in het uitvoeringsprogramma over de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 dat wij nu aan het opstellen zijn. Ik heb al eerder gezegd dat ik van plan ben om de Kamer dat na de zomer te doen toekomen. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.
De voorzitter:
De motie van de heer Moorlag op stuk nr. 463 krijgt oordeel Kamer.
Minister Schouten:
Dan kom ik bij de motie van mevrouw Ouwehand c.s. op stuk nr. 464. Die heeft twee lagen. Aan de ene kant gaat het om de herbeoordeling van de middelen en de mate waarin die wel of niet heeft plaatsgevonden. Aan de andere kant gaat het over een afstandsnorm. Dat zit een beetje vervlochten in de vraag. Mevrouw Ouwehand heeft het daar over, maar de heren Moorlag en Futselaar spreken er later in een motie ook over. Ik ga daar dus even algemeen op in. Ik heb in het algemeen overleg toegezegd om goede initiatieven op lokaal niveau te inventariseren en te delen. Ik voer daarover inmiddels ook gesprekken. Er is echter sprake van lokale bevoegdheden, dus daar kan ik niet zomaar in treden. Ik vind het wel goed om te kijken naar wat er nu precies gebeurt in de diverse gemeenten en of dat eventueel een idee kan zijn voor andere gemeenten. Ik zal de Kamer daarover informeren in oktober. Op dat punt verzoek ik mevrouw Ouwehand om haar motie aan te houden tot ik de Kamer hierover heb geïnformeerd. Anderzijds, over het vraagstuk van de toelating van de middelen en de procedure hebben wij vaker gediscussieerd. Ik heb daarvan aangegeven wat de procedures zijn en hoe die lopen. Daar gaan wij nu geen andere keuzen in maken. In het licht van haar verzoek over de afstandsnorm vraag ik mevrouw Ouwehand deze motie aan te houden totdat ik daar met de gemeenten over heb gesproken.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand. Het verzoek is om de motie aan te houden.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Dat neem ik in overweging. De heer Moorlag heeft er ook een motie over ingediend. Hij bracht in het algemeen overleg terecht op dat de minister die afstandsnormen wel kan instellen. Daar zit nog wel wat discussie tussen de Kamer en de minister. Zegt zij: ik wil het wel, maar ik kan het niet? Of zegt zij: ik moet nog even kijken of het kan?
Minister Schouten:
Er is wel degelijk sprake van lokale bevoegdheden op dit vlak. De gemeenten kunnen daar de keuzen in maken. Ik wil de gemeenten dus niet voor de voeten lopen wat dit betreft. Ik ga wel met de gemeenten overleggen om te kijken of daar sprake is van goede initiatieven die wij mogelijk kunnen delen. In dat licht geef ik mevrouw Ouwehand in overweging om de motie aan te houden.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, tot slot.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Betekent wat de minister nu zegt over die periode en over die gesprekken dat zij ook echt gaat kijken en uitzoeken of ze het kan? Want nogmaals: in het AO ontstond daar discussie over tussen de Kamer en de minister. Een deel van de Kamer denkt: het kan. Ik zou de motie wel willen aanhouden, maar dan moeten we ook duidelijkheid hebben in oktober over de vraag of dat inderdaad klopt, dan wel een goede onderbouwing waarom het niet zou kunnen.
Minister Schouten:
Ik wil best nog even op papier zetten of iets wel of niet kan, maar ik geef aan dat er nog meer zaken meespelen, zoals ruimtelijkeordeningsbeleid. Dat is echt het terrein van de gemeenten. Dus het is niet alleen één aspect, het zijn meerdere aspecten die daarin meespelen, waarbij ik gewoon het gesprek met de gemeenten aanga.
De voorzitter:
Dus u houdt de motie aan?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik wacht heel even af. Andere Kamerleden hebben ook nog vragen. Aan het eind zal ik laten weten wat ik doe.
De heer Moorlag (PvdA):
De minister neemt mijn motie in één adem mee. Ik zou van de minister wel graag de erkenning willen horen dat het Rijk de mogelijkheid heeft om ro-voorschriften uit te vaardigen. Dat is één. Twee. Ik heb er begrip voor als de minister zegt: ik wil met medeoverheden, bijvoorbeeld de VNG, in overleg gaan, maar mijn koers is er wel op gericht om die spuitvrije zones gerealiseerd te krijgen.
De voorzitter:
Over de motie-Moorlag c.s. op stuk nr. 470 heeft de minister nog geen oordeel gegeven.
Minister Schouten:
Nee. Ik dacht: ik ga vast een doorkijkje geven. Ik wil de discussie nu wel voeren.
De voorzitter:
Misschien is dat wel wijs, want de moties houden verband met elkaar.
Minister Schouten:
Die motie vraagt inderdaad om spuitvrije zones. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven hoe ik deze gesprekken ga voeren. Ik ga nu niet over tot het instellen van spuitvrije zones, maar ik heb wel gezegd: misschien kunnen er goede initiatieven zijn die op lokaal niveau worden toegepast en die dan ook breder kunnen worden ingezet. Ik heb net tegen mevrouw Ouwehand gezegd dat ik best even op een rijtje kan zetten wat de bevoegdheden wel en niet zijn, maar dat het vaak meer zaken betreft dan alleen de spuitvrije zones. Het heeft ook met ruimtelijkeordeningsbeleid te maken. Als de heer Moorlag nu van mij wil horen dat er een spuitvrije zone gaat komen, dan ga ik de motie ontraden. Maar ik zou hem in overweging willen geven om deze motie aan te houden, zodat we de gesprekken eerst kunnen voeren met de gemeenten om te kijken wat er wel of niet mogelijk is op lokaal niveau.
De voorzitter:
De minister adviseert dus om zowel de motie-Ouwehand c.s. op stuk nr. 464 als de motie-Moorlag c.s. op stuk nr. 470 aan te houden.
De heer Moorlag (PvdA):
Mijn vraag aan de minister was of zij erkent dat het Rijk bevoegdheden heeft. De tweede vraag was of zij bereid is om met de koepel van de gemeenten, de VNG, in overleg te gaan, met het doel om te onderzoeken of de spuitvrije zones gerealiseerd kunnen worden.
De voorzitter:
Wat ik van de minister net heb begrepen, is dat zij dat gesprek gaat voeren.
Minister Schouten:
Ik blijf dat herhalen. Dat is een beetje hetgeen ik nu precies probeer uit te leggen.
De voorzitter:
Met het oog op de tijd zou ik van de indieners graag willen weten wat de indieners met hun beider moties gaan doen. De minister geeft aan waarom ze u adviseert ze nog even aan te houden, omdat het gesprek nog gaat plaatsvinden. Dus aan u nu de vraag of u daartoe bereid bent. Meneer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag of erkend wordt dat het Rijk bevoegdheden heeft.
Minister Schouten:
Ik heb net aangegeven dat ik bereid ben om even op een rijtje te zetten waar wij wel en niet toe bevoegd zijn.
De voorzitter:
U krijgt dus nog een brief, meneer Moorlag, waarin dat wordt uitgelegd of toegelicht.
De heer Futselaar (SP):
Ik heb ook een motie ingediend van enigszins dezelfde strekking. Ik vermoed dat daar hetzelfde globale antwoord op gegeven wordt. Ik kijk even naar de minister.
Minister Schouten:
Ja, omdat die moties allemaal ongeveer op hetzelfde zagen, was het de bedoeling om hetzelfde advies te geven.
De heer Futselaar (SP):
Bij het algemeen overleg Insecten een tijd terug heb ik ook een motie ingediend over afstandscriterium. Toen zei de minister: wacht nou met dit soort maatregelen tot de visie op gewasbeschermingsmiddelen komt. Die is er en nu is het: wacht nou tot ik in gesprek ga met omwonenden. Het is mij allemaal wat te weinig urgent. Daar komt bij: de minister zegt dat zij niet wil treden in bevoegdheden van gemeentes. Ik wil dat de minister dat wel doet, eigenlijk. Ik wil die mogelijkheden beperken ...
De voorzitter:
Helder.
De heer Futselaar (SP):
.. om de omwonenden van dienst te zijn. Ik vrees dat we daarover van mening verschillen. Dan ben ik toch geneigd om mijn motie in stemming te laten brengen.
Minister Schouten:
Dat is prima, voorzitter, maar dan moet ik de motie ontraden.
De voorzitter:
Ja. En dat geldt dan dus voor de motie-Ouwehand c.s. op stuk nr. 464, voor de motie-Moorlag c.s. op stuk nr. 470 en voor de motie Futselaar op stuk nr. 474.
Minister Schouten:
Even kijken hoor.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de indieners. Mevrouw Ouwehand?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank. Ik weet nog niet of ik mijn motie aanhoud. Het zou kunnen dat ik haar nog iets wijzig, maar ik deel de lijn van de heer Futselaar.
De voorzitter:
Als u nu zegt: ik houd haar niet aan, dan wordt ze in stemming gebracht. Als u haar alsnog wilt aanhouden, dan kunt u daar altijd nog toe besluiten.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Zo is dat, maar dan weten de collega's dat ik haar mogelijk nog wijzig voor morgen.
De voorzitter:
Op dit moment krijgt de motie-Ouwehand c.s. op stuk nr. 464 dus het oordeel ontraden. Dan zien we daarna wel of mevrouw Ouwehand haar alsnog aanhoudt.
Minister Schouten:
Zo is dat.
De voorzitter:
Meneer Von Martels, had u ook een vraag naar aanleiding van de moties op stukken nrs. 464, 470 en 474?
De heer Von Martels (CDA):
Ja, voorzitter. Het heeft daar allemaal mee te maken, want we praten hier over normen. Het CDA vindt het altijd goed als er over normen en waarden wordt gesproken, maar we hebben het over toelatingsnormen, we hebben het over afstandsnormen, spuitvrije zones. Wat ons betreft praten we alleen over toelatingsnormen. Is de minister het met ons eens dat dat het enige criterium is dat eigenlijk geldend zou moeten zijn?
Minister Schouten:
Ik heb net een paar oordelen over moties gegeven ten aanzien van afstandsnormen die worden gevraagd. Ik heb aangeven wat de route is die ik ook in het algemeen overleg al voorgesteld heb, namelijk dat ik met de gemeenten ga kijken wat er gebeurt, wat de opties zijn, of dat ideeën zijn die je ook breder zou kunnen inzetten. Er wordt mij gevraagd om in de bevoegdheden van gemeenten te gaan treden. Dat ga ik niet doen, maar als er gemeenten zijn die goede ervaringen hebben met bepaalde afstandsnormen, die ze bijvoorbeeld met elkaar afspreken, dan ben ik best bereid om die te delen en te kijken of die breder ingezet kunnen worden, maar niet om nu bevoegdheden van gemeenten over te gaan nemen.
De voorzitter:
Helder.
Minister Schouten:
De motie-Ouwehand op stuk nr. 465 vraagt om de teelt van siergewassen uit te faseren. Ik heb in mijn visie aangegeven wat mijn ambitie is ten aanzien van de emissie van gewasbeschermingsmiddelen. Uitfasering van teelten is daar geen onderdeel van. Ik ontraad deze motie.
De voorzitter:
De motie-Ouwehand op stuk nr. 465 wordt ontraden.
Minister Schouten:
De motie-Von Martels/Dik-Faber op stuk nr. 466. In de tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei Duurzame Oogst (GGDO) is via een gericht project ook gekeken naar de knelpunten. Dat geeft een beter beeld dan de NVWA-rapportage waar de heer Von Martels naar verwijst. Uit die evaluatie komt ten eerste naar voren dat gewasbeschermingsknelpunten niet volgens een vaste systematiek kunnen worden geïnventariseerd. Het algemene beeld is dat de knelpunten verdwijnen, doordat er toelatingen beschikbaar komen. Er zijn zo'n 20 tot 25 prioritaire problemen opgelost, maar in alle sectoren wordt wel een toename van knelpunten ervaren. Onder andere klimaatverandering speelt daar ook een rol in. De landbouwkundige noodzaak speelt in de toelatingsprocedure van stoffen als zodanig geen rol. Er wordt uitsluitend gekeken naar de veiligheid voor mens, dier en milieu. Daar ga ik ook niet aan tornen, maar ik wil natuurlijk wel die knelpunten oplossen en dat is ook waar het beleid op is gericht. De beste manier om die knelpunten weg te nemen, is door de behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen drastisch te verminderen. Dat is ook de inzet van de toekomstvisie. Maar ik zal in het uitvoeringsprogramma een systematiek opnemen om actuele knelpunten te identificeren en op te pakken, en om dat ook goed te kunnen monitoren. Daarom kan ik ook deze motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 466 krijgt oordeel Kamer.
Minister Schouten:
Dan de motie op stuk nr. 467 van de leden Bisschop en Von Martels. Die wordt regelmatig ingediend, zou ik bijna zeggen, want deze discussie hebben we al vaak gehad. Het is bekend waarom het kabinet heeft besloten de neonicotinoïden niet meer toe te laten. Ik heb al eerder aangegeven waarom ik ook niet voor een tijdelijke ontheffing of een vrijstelling ben, dus ik ontraad deze motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 467 wordt ontraden.
Minister Schouten:
Dan de motie van de heer Ziengs en mevrouw Lodders op stuk nr. 468 over de procedure voor de toelating van biologische middelen. Het is mijn inzet, ook in Europa, om die laagrisicomiddelen makkelijker en sneller goedgekeurd te krijgen. Daar moet ook echt een versnelling in komen. In dat licht kan ik deze motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 468 krijgt oordeel Kamer.
Minister Schouten:
De motie op stuk nr. 469 is denk ik voor mijn collega. Over de motie op stuk nr. 470 hebben we het denk ik net gehad.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 470 is ontraden.
Minister Schouten:
Ja.
De motie op stuk nr. 471 is voor collega Van Veldhoven.
De voorzitter:
De staatssecretaris.
Minister Schouten:
Ja, de staatssecretaris. Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 472.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 473. Daarin wordt gevraagd om tussendoelen te stellen. We zijn bezig om het uitvoeringsprogramma op te stellen. Ik zal zorgen dat daar ook tussendoelen in worden gesteld. Ik kan deze motie dus oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 473 krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 474 is ontraden.
Minister Schouten:
Ja. Ik kom op de motie op stuk nr. 475. Er spreekt veel persoonlijk leed uit deze motie. We zijn nu inderdaad aan het kijken wat de mogelijkheden zijn om de eikenprocessierups te bestrijden. Dat maakt ook onderdeel uit van het geheel van wat we nu aan het doen zijn, om informatie beter beschikbaar te maken, maar om ook al te kijken naar volgend jaar. Want ja, dit speelt waarschijnlijk niet maar één seizoen; dit kan hier best wel structureler plaatsvinden. We zullen de vraag die hier in de motie wordt gesteld, dus ook meenemen en bekijken wat we daarin kunnen doen. In die zin kan ik deze motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 475 krijgt oordeel Kamer.
Minister Schouten:
Ja. Dan heeft mevrouw Ouwehand nog de vraag gesteld of inzichtelijk kan worden gemaakt wat er nou precies gebeurt in Oostenrijk. Daar is het, voor zover mij bekend, overigens een initiatiefwet geweest, waarbij het kabinet ook wel de juridische beperkingen heeft aangegeven. Maar ik ben wel bereid om daarnaar te kijken en dus om die analyse te maken.
De voorzitter:
Dank u wel. De staatssecretaris neemt het over.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. In de motie op stuk nr. 469, van de heer Ziengs en mevrouw Lodders, wordt de regering verzocht om de schadelijke gevolgen van het gebruik van schoonmaakazijn en natuurazijn op andere middelen in kaart te brengen. Inderdaad is uitwijkgedrag voor sommige middelen ongewenst. Ik zal de komende tijd ook met organisaties hierover spreken die niet deelnemen in de green deal, zoals supermarkten. Ondertussen zal Milieu Centraal zich meer inzetten op voorlichting over de nadelen van het uitwijkgedrag. Ik heb de NVWA ook gevraagd om volgend jaar extra toezicht te houden. En in het AO van 6 juni heb ik toegezegd om de Kamer in september te informeren over hoe het uitwijkgedrag in kaart wordt gebracht en hoe de risico's hiervan in beeld kunnen worden gebracht. Daarna komt er ook een evaluatie van de green deal. Begin 2020 zal ik de Kamer informeren over de resultaten van deze evaluatie. Dan kijken we weer verder. Ik zou dus eigenlijk om de leden Ziengs en Lodders willen verzoeken om deze resultaten even af te wachten, en om tot dat moment de motie aan te houden.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Ziengs daartoe bereid is.
Op verzoek van de heer Ziengs stel ik voor zijn motie (27858, nr. 469) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik kom op de motie op stuk nr. 471, van de heer Moorlag. Daarin wordt de regering verzocht om maatregelen te nemen om de doelen van de Kaderrichtlijn Water tijdig te halen. Uiteraard moeten wij ons inzetten om te voldoen aan Europese regelgeving. Dat doen we dus ook. Deze motie is dus in die zin overbodig, want wij werken hier heel erg hard aan. Het zou misschien logischer zijn om de discussie hierover verder voort te zetten met de minister van IenW, bijvoorbeeld tijdens het WGO Water. Ik heb ook begrepen dat er nog een brief naar de Kamer wordt gestuurd, voorafgaand aan het volgende WGO Water. Daarin zal uiteengezet worden wat de uitkomsten zijn van de analyse die nu wordt gedaan, en hoe de regering hieraan invulling gaat geven. Ik zou de heer Moorlag willen verzoeken de motie aan te houden, anders wordt zij in deze vorm ontraden.
De voorzitter:
Meneer Moorlag, bent u ertoe bereid om de motie op stuk nr. 471 aan te houden?
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Ik begrijp het niet zo goed. Aan de ene kant wordt gezegd dat de motie overbodig is. Naar mijn smaak is zij niet overbodig, want er zijn echt duidelijke signalen van het PBL dat het niet de goede kant op gaat. Het enige wat deze motie vraagt, is om de doelen te halen die de regering zichzelf heeft gesteld om maatregelen te nemen.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik vind de motie overbodig, want we doen alles wat er gedaan kan worden om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen. Dit is Europese wetgeving, dus uiteraard moeten we ons inzetten om te voldoen aan Europese regelgeving. Dat doen we ook. Ik ging een stapje verder door tegen de heer Moorlag te zeggen dat het PBL nog met een analyse komt. Dus als de heer Moorlag zegt dat hij er op voorhand nog niet van overtuigd is, dan zou ik hem adviseren om de motie aan te houden. Maar in feite is de motie overbodig, want daarin wordt gevraagd aan de regering om zich in te zetten om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen. Die inzet is er.
De heer Moorlag (PvdA):
Dit kost heel veel lenigheid van geest. Er zijn duidelijke signalen van het PBL dat het zo niet de goede kant opgaat. Ik vind het een niet meer dan reëel verzoek van de Kamer om toch maatregelen te nemen om de doelen te halen.
De voorzitter:
Meneer Moorlag, ik begrijp u goed. U wilt deze motie gewoon in stemming brengen.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan wordt die ontraden.
De voorzitter:
Dan krijgt de motie het oordeel ontraden. We hebben nog één motie, de motie op stuk nr. 472.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De motie op stuk nr. 472 is ook van de heer Moorlag. Het uitgangspunt is absoluut "nee, tenzij". Ik ben blij dat een aantal beheerders hun sportterreinen al zonder gewasbeschermingsmiddelen beheren. De Green Deal Sportvelden gaat er ook van uit dat er per 2020 geen gewasbeschermingsmiddelen meer worden gebruikt, tenzij dat strikt noodzakelijk is. Daar houd ik aan vast. Er zijn situaties waarin het gebruik van die middelen in 2020 technisch noodzakelijk lijkt te zijn, maar ik heb u in het debat ook toegezegd dat ik u in september een brief stuur over hoe ik omga met die "nee, tenzij". Ik zou de heer Moorlag willen vragen om de motie aan te houden. Als hij nu zegt dat het per definitie een nee is, dan moet ik haar ontraden. Het uitgangspunt is "nee, tenzij" en daar zullen we strikt op toezien. Daarover komt een brief.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik wil deze motie wel aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Moorlag stel ik voor zijn motie (27858, nr. 472) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Daarmee ben ik aan het einde gekomen.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Er zijn weer een heleboel moties ingediend. Daar zal morgen over worden gestemd.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20182019-101-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.