14 Voorjaarsnota 2019

Aan de orde is het debat over de Voorjaarsnota 2019 (35210, nr. 1).

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over de Voorjaarsnota. Een heel hartelijk welkom aan de minister van Financiën. Ik zou als eerste het woord willen geven aan de heer Van Dijck van de PVV. Voordat hij zijn verhaal begint, zou ik nog even de spelregels willen doornemen. We hebben best wel beperkte tijd door het debat over het Klimaatakkoord, dat vanavond ook nog volgt. Ik zou daarom willen vragen om het kort maar krachtig te houden. We spreken af: twee interrupties en die interrupties gaan in tweeën. Meneer Nijboer heeft altijd een wijze interpretatie en hij zegt buiten de microfoon: vier dus. Ja, het mogen ook vier korte zijn, maar dan wel vier korte in één keer.

De heer Tony van Dijck van de PVV.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dank je wel, voorzitter. Twee interrupties of die vier korte is inderdaad wat weinig, maar ja goed ...

We bespreken vandaag de Voorjaarsnota, voorzitter, en we zien dat de economie afkoelt. De rek is eruit. Ook de stemming onder de inkoopmanagers is omgeslagen en bereikte het laagste punt in zes jaar, net boven 50, en dat voorspelt niet veel goeds. En ook het consumentenvertrouwen is voor het eerst in vier jaar weer negatief. In deze Voorjaarsnota zien we dan ook dat alle rooskleurige voorspellingen fors naar beneden worden bijgesteld. De economie groeit niet met 2,6% maar met 1,5%, de consumptie groeit niet met 2,3% maar met 1,3% en de koopkracht groeit niet met 1,6% maar met 1,2%. Forse bijstellingen naar beneden.

De mensen hebben er dan ook weinig vertrouwen in. Dat is begrijpelijk, want elk jaar worden hun gouden bergen beloofd, maar er komt niets van terecht. En na het zuur komt het zoet, weet u het nog? Iedereen gaat het merken dat het economisch beter gaat. Het zoet had er allang moeten zijn, maar voor het derde jaar op rij is het zoet uitgebleven voor de mensen en tegen de tijd dat het zoet moet komen, zitten we alweer in een volgende recessie en kunnen we het zoet weer op onze buik schrijven.

Voorzitter. Zo gaat het keer op keer en ook nu weer. De Voorjaarsnota laat bijvoorbeeld een dikke meevaller van 1,5 miljard zien en het overschot bedraagt dit jaar 7 miljard. Dat is bijna 10 miljard en aan geld is er dus geen gebrek. Maar waar gaat dat geld naartoe? Niet naar de mensen, zo veel is duidelijk. Het gaat wel naar een kinderpardon. Er gaat wel 150 miljoen naar de asielindustrie, 318 miljoen extra naar Brussel en 400 miljoen extra naar het klimaat. Defensie krijgt 1,2 miljard, terwijl er nog miljarden op de plank liggen. Maar weer niets voor de mensen in dit land, terwijl je ziet dat de koopkrachtbelofte van 1,6% niet gehaald wordt. Waarom dan nu niet ingegrepen, vraag ik aan de minister. Het geld is er, alleen de daadkracht ontbreekt.

Voorzitter. Door het foute beleid van dit kabinet met al zijn lastenverzwaringen stijgen de prijzen zelfs harder dan de lonen. Hoe krijg je het voor mekaar? En maar roepen dat iedereen gaat voelen dat het beter gaat. Mensen voelen wel wat: ze voelen zich belazerd. Dat is wat ze voelen. Deze minister verhoogt de btw op boodschappen en verhoogt de belastingen op energie, en dan is hij verbaasd dat de inflatie harder stijgt dan de lonen! Dat doet hij zelf.

Het kabinet presenteert zich ook als een "goed nieuws"-kabinet, maar eerst heeft Rutte samen met Asscher Nederland helemaal kapot bezuinigd en de lasten verzwaard met 16 miljard. En nu komt Wobke Hoekstra de pleisters plakken. Eerst keihard saneren op defensie, onderwijs, de ouderen- en de jeugdzorg en dan nu zogenaamd een royaal gebaar maken door geld bij te plussen. En dan proberen om dit te verkopen als goed nieuws. Een voorbeeld is de energierekening. Die gaat, als we het allemaal moeten geloven, volgend jaar met €100 omlaag, nadat zij eerder dit jaar met €334 omhoog is gegaan. Of neem de verpleegsters: er komen 100.000 verpleegsters bij, maar dan wel nadat er in een vorige kabinetsperiode 77.000 verpleegsters zijn ontslagen. Had ze dan niet ontslagen! Eerst 0,5 miljard bezuinigen op de politie, dan weer 0,25 miljard erbij en nu weer 111 miljoen eraf. Wat is het nou? Ze doen maar wat, maar de pleisters van minister Hoekstra zijn veelal too little too late.

Ook bij de VVD zijn ze helemaal de weg kwijt. Van "werkend Nederland verdient lagere belastingen" zijn ze nu lastenkampioen van Europa geworden. Nog nooit was de collectieve lastendruk zo hoog. De lasten stegen in Nederland twee keer zo hard als in de rest van Europa. Ze draaien ook op alle standpunten, om er tureluurs van te worden. Een paar voorbeelden. "Handen af van de hypotheekrenteaftrek". Weet u nog? Om er vervolgens de bijl in te zetten. "Nooit geen rekeningrijden, never nooit" wordt nu "moet kunnen, na 2026". Of het afschaffen van de dividendbelasting. Dat was "een must, een noodzakelijk kwaad". En toch hoeft het nu niet. Een CO2-belasting zou schadelijk zijn voor het vestigingsklimaat, en toch valt dat wel mee, als we het Klimaatakkoord moeten geloven. "Windmolens draaien op subsidie", maar laten we Nederland volplempen met die dingen! Mevrouw Lodders zei in het laatste AO over de fiscale beleidsagenda dat ze toch wel spijt had van die btw-verhoging, maar vanochtend hoorde ik haar op BNR zeggen dat ze spijt had van de bpm-verhoging. Verhoog die belastingen dan niet! Volgens mij heeft mevrouw Lodders spijt dat ze bij de VVD zit, de partij van de lastenverhogingen. Kijk naar de energierekening — ik zei het al — of de extra arbeidskorting: €1.000 extra beloven, en dan vindt de VVD het gek dat de mensen geen vertrouwen meer hebben in de politiek!

Voorzitter. Ondertussen draait de baantjesmachine overuren. Gisteren namen we afscheid van Kamerlid nummer 32 sinds het aantreden van dit kabinet. Ze zijn net een dik jaar bezig en 32 Kamerleden zijn al vertrokken uit dit huis, één op de vijf maakt de pleiterik. Ze zoeken een mooi baantje als burgemeester, wethouder of bij de Verenigde Naties, zolang het nog kan. Dit spreekt boekdelen. De coalitie zit er niet voor de mensen in dit land, maar voor zichzelf. Een werkende mag betalen, zelfs te veel betalen. Vorig jaar betaalden we met z'n allen 11,3 miljard euro te veel. Dit jaar betalen we 7 miljard euro te veel. Dat is 18 miljard te veel belastinggeld geïnd in twee jaar tijd! Dat is geen €1.000 erbij, dat is €1.000 eraf voor elke Nederlander. Een op de drie Nederlanders heeft serieuze geldzorgen anno 2019, en deze minister toucheert 18 miljard te veel! Pure diefstal, voorzitter.

Sinds het begin van de crisis zijn de overheidsuitgaven met 50 miljard gestegen, maar in die periode verdubbelden de lasten voor de burgers, terwijl de lasten voor het bedrijfsleven daalden. De burgers hebben dus vol die rekening van 50 miljard betaald. Het is dan ook niet zo gek dat gisteren Laura van Geest van het CPB, die eindelijk wakker is geworden, de noodklok luidde over de onevenwichtigheid tussen de belastingdruk op arbeid en die op kapitaal. Ze waarschuwde zelfs voor de belastingmoraal door de stijgende lasten op arbeid, terwijl die op kapitaal gelijk bleven. De koek wordt al decennialang niet eerlijk verdeeld in Nederland en ik vraag hier al jaren aandacht voor: de zogenaamde AIQ-problematiek. Gaat de minister dit nu eindelijk repareren? Het kan niet zo zijn dat je twintig jaar lang de rekening neerlegt bij de burgers en het bedrijfsleven met rust laat.

De lasten op arbeid zijn gewoon te hoog in Nederland. En dan kun je wel roepen dat de lonen omhoog moeten, maar als je van elke euro loonstijging meer dan de helft afroomt naar de schatkist, dan schieten we daar weinig mee op. Ik citeer iemand die daar onderzoek naar heeft gedaan: "dat verklaart waarom het netto besteedbaar inkomen van huishoudens achterblijft bij de stijgende brutolonen", aldus Widmar Bolhuis van de Universiteit Leiden. Oftewel, in mijn eigen woorden: de Nederlanders betalen zich scheel aan belastingen en alles wat we erbij krijgen, wordt gelijk afgeroomd door de maffiabende van Rutte cum suis.

Tot slot, voorzitter, iets over de multinationals. Tijdens een hoorzitting kwam aan het licht dat die inderdaad helemaal geen belasting betalen. De Philipsen, de Akzo's, de Unilevers en de Shells van deze wereld betalen helemaal niks aan de schatkist. Ze profiteren wel van de mooie infrastructuur, van de goed opgeleide bevolking, van de goeie zorg voor hun expats, maar ze dragen niks bij, en dat kan niet. Een kassajuffrouw bij Albert Heijn betaalt nog meer belasting dan Shell, Unilever, Akzo en Philips bij elkaar. Wat gaat Menno Snel, de tweede man op Financiën, daaraan doen? Ik schrok daarvan: helemaal niks namelijk. Hij vindt het niet nodig. Ik citeer hem: "Voorlopig ben ik blij met de situatie waar we in zitten." Wat is dit? Kan de minister dit in godsnaam oppakken? Want van de staatssecretaris hoeven we niet veel te verwachten. Die is niet van plan om de multinationals ook maar één strobreed in de weg te leggen, zoveel is duidelijk. Ik hoop dat de minister dat signaal wel oppakt.

Dank je wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw De Vries van de VVD.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Iedere dag werken miljoenen Nederlanders om ons land nog beter te maken. Het gaat nog steeds goed en de laatste jaren ook een stuk beter met ons land. Alleen, al die hardwerkende Nederlanders voelen dat nog te weinig in hun portemonnee. Daarvoor moeten we dus blijven knokken. Zij moeten beloond worden voor hun inzet.

De koopkracht blijft voor veel mensen nu nog achter, en de loonstijging blijft namelijk ook achter bij de verwachtingen. Vandaar ook de volstrekt terechte oproep van Mark Rutte tijdens het VVD-festival aan de grote bedrijven in ons land. Het gaat goed met heel veel bedrijven in ons land. Als VVD zetten wij ons in voor een goed vestigingsklimaat voor bedrijven om te zorgen voor banen. Maar dan mogen we van die bedrijven ook wel iets terugvragen, om bij te dragen aan onze samenleving en om die mensen die elke dag keihard werken bij de bedrijven, meer lucht te geven. Dus moeten bedrijven de lonen laten stijgen.

De VVD zet in op die wederkerigheid. Bedrijven moeten weer meer hun maatschappelijke rol pakken, zoals Philips in het verleden deed door huisvesting voor hun werknemers te bouwen. Onze partijleider heeft ook aangegeven dat als de lonen niet verder stijgen, wij dan zullen kijken naar gepaste maatregelen. Dat vraagt bij de cao-onderhandelingen dus iets van de werkgevers, maar ook van de vakbonden: meer inzetten op echte loonstijging.

Voorzitter. Laat ik ook alvast maar duidelijk zijn: wij zullen op dit moment hierover geen moties of amendementen steunen. De grote bedrijven zijn wat ons betreft nu eerst aan zet.

Voorzitter. De overheid kan natuurlijk ook dingen doen. De VVD is daarom blij dat het kabinet vorige week vrijdag heeft aangekondigd de energiebelasting nog eens extra te verlagen met zo'n €100 voor de gemiddelde Nederlander, een lastenverlichting van in totaal 425 miljoen euro. Maar laat ik duidelijk zijn: we zijn er nog niet. Als er de komende tijd mogelijkheden zijn, dan zal de VVD inzetten op verdere lastenverlichting voor de middeninkomens.

De voorzitter:

De heer Alkaya heeft een vraag.

De heer Alkaya (SP):

De VVD doet een terechte oproep, maar vervolgens verbindt de VVD daar geen consequenties aan. Want wat is dan de deadline? Als het niet vandaag is, wanneer moeten de bedrijven dan wel met significante loonstijgingen komen voordat de VVD ingrijpt?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Hiervoor zijn er ook al wat debatten geweest. Er is ook geprobeerd om percentages en een deadline vast te pinnen. Dat ga ik vandaag niet doen. Ik denk dat de oproep heel helder is geweest en dat ook heel helder is geweest dat als de lonen niet gaan stijgen, wij dan een aantal voorstellen zullen doen voor maatregelen. Ik denk dat onze oproep gewoon heel duidelijk is geweest. Wij willen dat mensen door de loonstijging meer geld te besteden krijgen.

De heer Alkaya (SP):

Het Belastingplan is een vrij natuurlijke deadline. Het is niet een natuurlijke deadline in die zin, maar we hebben hier wel met z'n allen afgesproken dat dat het moment is waarop wij gaan besluiten wat de belastingmaatregelen voor het komende jaar zijn. Dat is dus ook het moment waarop we zouden moeten ingrijpen. Als wij niets doen, gaat die winstbelasting gewoon omlaag, want dat heeft de coalitie zo besloten. Als mevrouw De Vries hier vandaag zegt "zelfs dan, zelfs bij dat Belastingplan, ben ik niet bereid in te grijpen of nu alvast te zeggen dat ik dan ingrijp", wat is dan zo'n uitspraak waard? Wat is dan zo'n uitspraak van de leider van het kabinet waard dat de winstbelasting niet omlaag zal gaan als de lonen niet stijgen?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik vind het normaal dat als je een oproep doet aan het bedrijfsleven, je het er de ruimte en de tijd voor geeft om aan die oproep te voldoen. Ik vind het wel een beetje een Haagse discussie om dan te zeggen: dat moeten we op dit moment doen en daar moet je per se een deadline voor zetten. De bedrijven zijn nu wat ons betreft eerst aan zet. Ik zie nu inmiddels allerlei collega's naar voren komen. Zij gaan mij dezelfde vraag waarschijnlijk nog drie of vier keer in een andere vorm stellen. Ik zal vandaag geen deadline noemen en ik zal vandaag ook geen percentages noemen. Ik moet de collega's dus helaas op dat punt teleurstellen.

De heer Snels (GroenLinks):

Haags is: voor de bühne wel iets roepen, en vervolgens de daad niet bij het woord voegen. Ik zou mevrouw De Vries van de VVD dus toch willen vragen wanneer er dan wel maatregelen zouden kunnen komen.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik zei net al: in welke vorm u mij dit ook gaat vragen, het komt volgens mij allemaal op dezelfde vraag neer. Ik heb al gezegd dat ik geen percentage ga noemen en dat ik geen deadline ga noemen. Onze oproep is helder. Ik denk dat het erom gaat dat wij vinden dat mensen meer geld in hun portemonnee moeten overhouden en dat die lonen gewoon achter zijn gebleven, waardoor de koopkracht minder is dan wij zouden willen. Dat is wat wij vragen van het bedrijfsleven en daar is het bedrijfsleven nu voor aan zet.

De heer Snels (GroenLinks):

Mag ik dan een heel concrete vraag stellen? Bij Prinsjesdag hebben we de cijfers van het Centraal Planbureau en de verwachtingen voor de cao-loonstijging, en dan zien we ook de ontwikkelingen van de cao-lonen. Zouden we het kabinet kunnen vragen om op dat moment vast eens een appreciatie te geven van de loonstijgingen tot dan toe, zodat we op dat moment het debat zouden kunnen vervolgen? Dat lijkt me dan in ieder geval een logische tussenstap.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Volgens mij hebben we dit helder aangegeven. En volgens mij heeft ook de minister-president in zijn rol als partijleider destijds — het was wat krom — bij de mondelinge vragen aangegeven dat wij ons er niet op vast willen leggen wanneer dat dan zou moeten. Wij moeten echt die bedrijven daar nu de ruimte voor geven.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben wat in verbazing, want dit was het grootste punt van het VVD-festival, en nou lijkt de koopkracht voor mensen wel een soort rekeningrijden bij de VVD te zijn geworden: er mag over nagedacht en over gepraat worden, maar pas ná deze kabinetsperiode verandert er iets. De verlaging van de winstbelasting gaat toch per 1 januari 2020 in? Daar doelde de premier toch op? Daar was zijn oproep toch aan gekoppeld? Dan moet je er toch voor 1 januari iets van vinden?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ook dit is volgens mij weer een poging om mij een deadline te laten noemen. Ik heb al aangegeven dat ik die nu niet ga noemen. Ik heb wel duidelijk gezegd dat wij vinden dat die loonstijging er moet komen. Ik heb ook aangegeven dat wij naar maatregelen zullen kijken als dat niet gebeurt. Maar ik wil het wel graag in die volgorde doen.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb het allemaal niet verzonnen, maar de VVD is blijkbaar tot de conclusie gekomen: die winstbelasting is niet populair en de koopkrachtbeloften maken we niet waar, dus we moeten wat. Toen is er gezegd: die winstbelasting van 4 miljard gaan we ter discussie stellen. Die maatregel gaat 1 januari in. Dat heb ik ook niet verzonnen en ik heb er ook tegen gestemd, maar het is allemaal door de Kamers aangenomen. De premier, de leider van de VVD heeft dat gedaan. Ik ben op dit moment met een woordvoerder van de VVD in de Kamer en de VVD gaat over die wetten. En nu zegt de VVD: nou, voor 1 januari hoort u niks van mij. Dat is toch raar?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik heb geen deadline genoemd. U vult dat nu in met een deadline, en met wel of niet. Wat mij betreft is die deadline er niet. Ik vind het belangrijk dat die bedrijven nu aan zet zijn. Wij vragen van die bedrijven om ook iets terug te doen voor de maatschappij. Wij vinden die loonstijging gemiddeld genomen bij de grote bedrijven nu te laag. En het belangrijkste voor ons is dat we uiteindelijk gaan zien dat de mensen meer in hun portemonnee overhouden, en daarbij kijken wij vooral toch ook naar de middenklasse.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik vind het heel goedkoop om nu de bal bij de bedrijven neer te leggen. Dit kabinet heeft een loonstijging beloofd van 1,6% dit jaar. Dus deze premier heeft gezegd: de mensen moeten voelen dat het economisch beter gaat in Nederland. En nu valt dat tegen. In plaats van de hand nu in eigen boezem te steken en in plaats van de lasten voor de mensen te verlagen zodat de koopkrachtbelofte wordt waargemaakt, legt u de bal bij het bedrijfsleven en zegt u: nee, de bedrijven moeten onze beloften maar waarmaken en de bedrijven moeten de lonen maar laten stijgen. Waarom doet u zelf niks?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Volgens mij doet het kabinet-Rutte III wel degelijk het nodige. Er is een netto lastenverlichting op arbeid van 5,2 miljard. Ik heb zonet ook al aangegeven dat ik erg blij ben dat nu ook besloten is dat de energiebelasting nu ook verder naar beneden gaat, met 425 miljoen euro. Wij zijn verder altijd bereid om, als er ruimte is, te kijken naar lastenverlichting. Dat zal dan voor ons ook prioriteit hebben. Ik zou dat dus zeker niet "niks doen" noemen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het is wél niks doen. Het is de mensen voor de gek houden en hen een rad voor ogen draaien. Dat is wat u doet. U verhoogt namelijk de energierekening met €334 en nu staat u hier mooi weer te spelen dat de energierekening volgend jaar met €100 omlaaggaat. Voor de mensen thuis gaat die nog steeds met €234 omhoog ten opzichte van vorig jaar. Dus u moet niet mooi weer lopen te verkondigen hier. U zegt dat de lasten op arbeid omlaaggaan. Nee, de Raad van State, iedereen heeft het doorgerekend: de lasten op arbeid gaan deze kabinetsperiode verder omhoog. Dat weet iedereen. Dus u probeert de mensen voor de gek te houden. De mensen laten zich niet meer voor de gek houden, want ze weten dat ze voor de gek worden gehouden door de VVD. Waarom repareert u niet uw koopkrachtbelofte van 1,6%? Die maakt u nu niet waar. U staat daar en u legt de bal bij het bedrijfsleven. Dat is goedkope retoriek.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Wat ik goedkope retoriek vind, is dat de PVV appels met peren vergelijkt. Ik heb het gehad over de energiebelasting. Dat is iets waar wij sturing op hebben als Tweede Kamer. Ik heb geen invloed op de gasprijzen. U heeft het over de energierekening, maar ik heb het over waar wij wél invloed op hebben. Daar hebben we ook op geacteerd. We hebben gezien dat dit veel onrust veroorzaakte bij mensen. Daarom ben ik ook blij dat we gewoon €100 lastenverlichting daadwerkelijk geregeld hebben.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik begin me nu echt een beetje boos te maken. Nu doet deze woordvoerder van de VVD voorkomen ...

De voorzitter:

Mevrouw De Vries.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Mevrouw De Vries doet voorkomen alsof zij niks kon doen aan die €334 en dat dit aan de gasprijzen lag. Dat is niet zo. De helft was beleid van dit kabinet of van het vorige kabinet. In ieder geval de helft was de gasprijs, maar de andere helft is wel degelijk door de politiek ingegeven. Kom nu niet aan met "daar konden wij niks aan doen" en noem maar op, want u kunt er wel wat aan doen. U hebt de btw verhoogd. Dat jaagt de inflatie omhoog. Daarom hebben de mensen minder koopkracht. Dat is toch logisch? U verhoogt de bpm. Daarom worden er minder auto's verkocht. Dan kunt u wel zeggen "daar kunnen wij niks aan doen", maar u kunt daar alles aan doen. U verkoopt praatjes en vertelt fabeltjes aan de mensen. U zegt "u gaat het voelen in de portemonnee", maar vervolgens gaat u verder met het leegroven van die portemonnee. Dat is nu afgelopen.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik vind het een heel mooi verhaal van de PVV, maar de verhoging van de btw is direct en een-op-een teruggegeven in verlaging van de inkomstenbelasting. Als het gaat om de energiebelasting, hebben we nu geacteerd en hebben we gezegd: we regelen dat er door de gemiddelde Nederlander €100 minder betaald hoeft te worden. Ik vind het wel een beetje makkelijk. U kunt heel makkelijk aan de zijlijn lopen schreeuwen nu, maar u liep weg toen het moeilijk werd. Ik vind dat te gemakkelijk. Wij zijn bezig om dingen te regelen. U heeft het nu over de bpm. Als ik kijk naar wat uit het oorspronkelijke ontwerp-Klimaatakkoord is gehaald, dan is dat onder andere de bpm-verhoging. Daar heeft de VVD heel hard voor geknokt.

De heer Alkaya (SP):

Het lijkt er sterk op dat we van de VVD vandaag geen daden kunnen verwachten. Daar hebben de mensen thuis helemaal niets aan. Dat kunnen we in ieder geval hierbij vaststellen. Ik wil het hebben over het resultaat. Kan mevrouw De Vries uitsluiten dat én de lonen niet significant zullen stijgen én de winstbelasting toch omlaaggaat? Kan zij dat uitsluiten?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dat is een beetje dezelfde vraag in een andere vorm. Ik denk dat we helder erover zijn geweest dat we vinden dat de grotere bedrijven nu aan zet zijn, een voorbeeld moeten geven en hun rol moeten oppakken naar de maatschappij door meer loonstijging te bieden. Als dat niet het geval is, zijn wij ook duidelijk geweest als VVD. Dan zullen wij met voorstellen voor maatregelen komen. Ik denk dat dit heel duidelijk is. Ik heb zonet al een aantal dingen aangegeven die wel degelijk duidelijk de daden zijn die de VVD oppakt en doet.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. De VVD is niet een politieke partij die zegt dat economische groei niet meer belangrijk zou zijn en dat het alleen draait om geluk of welvaart. Voor die welvaart, voor dat welzijn en voor dat geluk hebben we economische groei namelijk bikkelhard nodig. We hebben die nodig om onze voorzieningen, zoals het onderwijs, de AOW, de zorg, de sociale zekerheid, de veiligheid en de infrastructuur, die we in de afgelopen decennia hebben opgebouwd, te kunnen behouden. Daarvoor hebben we groei nodig. De VVD legt zich er niet zonder meer bij neer dat 1,5% het nieuwe normaal is als het gaat om economische groei, zoals de directeur van het Centraal Planbureau recent aangaf.

Het zal moeilijker worden om economische groei te bereiken, maar we zullen vechten voor elke promille economische groei. We moeten blijven kijken hoe we die groei weer kunnen vergroten. Dat kan door nu werkelijk te investeren in defensie en infrastructuur. Dat kan door meer koopkracht en hogere salarissen, waar ik zonet al over sprak. Maar dat kan ook door een hogere arbeidsparticipatie en arbeidsproductiviteit, en door het inzetten op een concurrerende economie, op technologie, research and development en innovatie. De VVD is benieuwd hoe het kabinet de groeikracht wil vergroten. Wat is de verklaring van de minister voor de enigszins afvlakkende groei in Nederland? Wat zijn daarvan de oorzaken?

Voorzitter. Het is goed dat het kabinet in deze Voorjaarsnota ook geld beschikbaar stelt voor belangrijke opgaven, zoals het versnellen van de afbouw van het Groningengas, asiel en migratie, klimaat en defensie. Het extra geld voor defensie is natuurlijk nog lang niet genoeg om de 2%-norm te halen. Na een forse impuls van 1,5 miljard euro bij het begin van dit kabinet is dit wederom een stap in de goede richting. Ook hier geldt: we zijn er nog niet, maar je kan niet van de vloer op de zolder springen.

Naast defensiematerieel is met name ook de personeelsinvulling een zorg bij Defensie. Om dat op te lossen, moet er veel gebeuren. Personeelssystemen en -beloningen van Defensie moeten meer in lijn worden gebracht met de civiele wereld. De VVD is daarom heel erg blij dat er gisteren bekend is gemaakt dat er overeenstemming is over een nieuwe cao voor Defensie. Dat was heel hard nodig. Onze complimenten voor staatssecretaris Visser en de bonden, omdat men er nu uit is gekomen. De VVD wil nog wel graag weten hoe Defensie de extra middelen uit de Voorjaarsnota nu precies in gaat zetten. Wanneer kan daarover duidelijkheid worden gegeven?

Voorzitter. Het is ook goed dat er extra geld komt voor de jeugdzorg, de bèta- en techniekopleidingen en het ministerie van Justitie en Veiligheid. Onlangs presenteerde mijn collega Roald van der Linde een lijstje met wensen voor een hardere aanpak van witwassen. Maandag presenteerde het kabinet een aanpak tegen witwassen en ondermijning. Het is wat ons betreft dan ook positief dat daar extra geld beschikbaar voor komt. Ook voor wat kleinere zaken is er extra geld gekomen, maar die zijn daarom niet minder belangrijk. Het gaat bijvoorbeeld om extra geld voor het tegengaan van drugsdumpingen, extra drugs- en telefoonhonden in gevangenissen, geld voor de aanpak van antisemitisme, extra geld voor de toerusting van de politie, extra toezicht op jihadisme en extra grensbewaking. Maar het gaat ook om de voor de regio belangrijke sluis en brug bij Kornwerderzand.

Voorzitter. Dan vraag ik ook nog aandacht voor enkele wat meer financieel-technische zaken. Die zijn misschien wat minder sexy, maar wel degelijk belangrijk. Allereerst de taakstellingen. Bij de Najaarsnota beloofde de minister de taakstellingen in de Voorjaarsnota of de begroting op te lossen en in te vullen. Het lijkt erop dat dit betekent dat de taakstellingen niet echt worden ingevuld, maar worden kwijtgescholden door ze uit de algemene middelen te betalen of met de loon- en prijsbijstelling te dekken. Dit is eigenlijk een ordinaire kaasschaaf. Eerder gaf de VVD al aan dat vaak te gemakkelijk wordt omgegaan met het probleem van de taakstellingen. Hoe kijkt de minister daarnaar? Wat is zijn rol geweest bij het invullen van die taakstellingen?

Ten tweede de ramingen. Wederom zijn er in de Voorjaarsnota meevallers bij de zorg. Het is steeds lastiger uit te leggen dat de ramingen te hoog zijn. Op zich is het natuurlijk mooi dat de zorgkosten meevallen, maar het is helaas niet het enige onderwerp waarbij de ramingen er vaak naast zitten. Dat gebeurt ook bij Sociale Zaken en Onderwijs. Is de minister bereid de handschoen op te pakken om de ramingen echt substantieel te verbeteren in overleg met het Centraal Planbureau en de betrokken ministeries?

Op 24 juni heeft minister Hugo de Jonge bovendien nog een overschrijding op de Wet langdurige zorg gemeld van circa 470 miljoen euro. Waarom is dit niet gewoon meegenomen in de Voorjaarsnota? De manier waarop er nu geraamd en geïnformeerd wordt, geeft de Tweede Kamer geen ruimte om goed te controleren of bij te sturen. In augustus komen bovendien weer nieuwe cijfers over de Wlz. Worden er nog hogere overschrijdingen verwacht en waardoor worden deze veroorzaakt? Hoe ziet de minister van Financiën een rol voor zichzelf hierbij?

Voorzitter. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen en de Najaarsnota heb ik al een punt gemaakt van de collectieve lasten en uitgaven. We moeten blijven nadenken over de verlaging van de collectieve lasten en uitgaven om meer koopkracht voor de middenklasse te krijgen. Bij de uitgaven ontkomen we er niet aan om naar de uitgaven voor zorg en sociale zekerheid te kijken die zo'n twee derde van alle collectieve uitgaven omvatten. We moeten kijken hoe we die kunnen beteugelen, want anders zullen deze uitgaven in de toekomst alle ruimte opsnoepen. De minister zou met zijn collega's van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de slag gaan om daar voor de toekomst een oplossing voor te zoeken. Wat heeft de minister de afgelopen periode concreet gedaan? Wat zijn de resultaten daarvan? Wat gaat hij nog doen?

Tot slot. Er ligt een mooie Voorjaarsnota met noodzakelijke extra uitgaven voor Defensie, voor het opvangen van het verminderen van het gas uit Groningen en voor nog heel veel andere zaken. Het kabinet heeft een paar mooie dingen laten zien, zoals de Wet arbeidsmarkt in balans, het pensioenakkoord en het klimaatakkoord. Maar dit kabinet is zeker nog niet klaar. Wat de VVD betreft moet dit kabinet aan de slag met lastenverlichting, het beteugelen van de uitgaven en het versterken van de economische groei.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Snels van GroenLinks.

De heer Snels (GroenLinks):

Voorzitter. Als grote bedrijven niet snel zorgen voor loonstijgingen, dan moeten we de verlaging van de winstbelasting maar schrappen. Dat waren enkele weken geleden ongeveer de woorden van de premier. Is de minister van Financiën het eens met de premier? Hoe gaat hij dat vormgeven bij de begrotingsvoorbereiding? Gaat hij zo snel mogelijk kijken naar de CPB-ramingen in augustus en dan het schrappen van de Vpb-verlaging op tafel leggen? Dit debat gaat natuurlijk precies over de kern van maatschappelijke onvrede. De minister heeft zelf weleens opmerkingen gemaakt over de te forse loonstijgingen bij CEO's van grote bedrijven en ook dat maakt deel uit van de onvrede en de oneerlijke verdeling van de welvaart. Maar als je als kabinet miljarden steekt in lastenverlichting voor bedrijven terwijl de koopkracht van mensen achterblijft doordat de boodschappen duurder worden en de energierekening stijgt, heb je ook zelf een probleem.

Het dreigement aan grote bedrijven is terecht, maar welke rol speelt het kabinet bij al die vastgelopen cao's in de publieke sector? Bij Defensie is het nu opgelost, zo lijkt het, maar hoe zit het met de verschillende cao's in onderwijs en zorg? Het is volgens mij de gecombineerde uitdaging waar dit kabinet voor staat: zorgen voor een energietransitie die de klimaatdoelen haalt en er tegelijkertijd voor zorgen dat mensen ook het gevoel hebben dat zij profiteren van een toename van de brede welvaart.

Voorzitter. Dit kabinet doet ook goede dingen. Deze Voorjaarsnota bevat vrij veel beleidsaanvullingen. De presentatie van de Voorjaarsnota ging ook gepaard met grote woorden: meer geld voor jeugdzorg, meer voor onderwijs en meer voor defensie. Er zijn grote knelpunten in de publieke sector en daar hebben wij vaak een debat over gevoerd de afgelopen twee jaar, maar nu wordt er ook een aantal stappen gezet en dat is goed.

Ik vind wel dat wij eerlijk moeten zijn over de cijfers. Tegenover de plussen staan namelijk ook minnen. Laat ik drie voorbeelden geven. Ik begin bij de jeugdzorg. Het viel mij ten eerste op dat het kabinet de intensivering presenteert als een investering van 1 miljard. Dat was volgens mij een persbericht van de collega's van de minister van Financiën. Hoezo een investering van 1 miljard? Het is gewoon een reeks van ruim 400 miljoen en dan nog twee jaar 300 miljoen. We zeggen toch ook niet dat het kabinet de winstbelasting met 12 miljard verlaagt? Waarom deze retorische truc? Ik vind eigenlijk dat de minister van Financiën hierop zou moeten letten bij zijn collega's.

Er zit wel een min in de cijfers door de trap-op-trap-afsystematiek. Gemeenten krijgen meer geld voor de jeugdzorg, maar minder uit het accres: 74 miljoen minder dan verwacht op Prinsjesdag, voor 2020 249 miljoen minder dan verwacht en in 2021 388 miljoen. Of, zoals collega's van de minister van Financiën in het kabinet dat zouden zeggen: 711 miljoen minder accres als je de drie jaren bij elkaar optelt. Hoe beoordeelt de minister van Financiën dit? Vindt hij het terecht dat wij nog eens goed gaan kijken naar deze systematiek? Het blijft gek dat je met de ene hand geeft en met de andere hand neemt.

Nog een voorbeeld. De politie is een belangrijke prioriteit voor dit kabinet. Bij het regeerakkoord werd 267 miljoen extra beloofd, maar bij de Voorjaarsnota zien wij ook de minnen. De loon/prijsbijstelling wordt niet toegekend maar gebruikt voor een taakstelling op JenV. Deze bijstelling betekent voor de politie een min van 18,5 miljoen in de jaren 2019 tot 2025. Ook extra beloofde middelen voor terreurbestrijding en hulpofficieren, 33 miljoen, worden op de lange baan geschoven. Onder anderen burgemeester Aboutaleb van Rotterdam heeft ons een brandbrief geschreven. Wat is uw antwoord aan hem? Is ook dit met de ene hand geven en met de andere hand nemen? En dat terwijl Defensie steeds meer geld krijgt, het onduidelijk is waaraan dit moet worden uitgegeven en daar geld op de plank blijft liggen. Hoe rijmt de minister dat met Inzicht in Kwaliteit en zorgvuldig beleid maken? Ik dacht dat wij dat toch anders zouden gaan doen.

Dan het hoger onderwijs en de universiteiten. In de Voorjaarsnota wordt een voorschot genomen op de uitkomsten van het recente advies van de commissie-Van Rijn. Deze commissie heeft geadviseerd om extra investeringen te doen voor bètatechniek en daarvoor is brede politieke steun. Maar op korte termijn, met name in het jaar 2019, is er bij universiteiten grote onzekerheid over de gevolgen van dit beleid. Het kabinet wil zorgen voor een zachte landing van de financiële gevolgen van dit advies voor universiteiten en trekt daar, voor het wetenschappelijk onderwijs, 27 miljoen voor uit. Hiertegenover staat een korting op de loon-/prijsbijstelling van 25,1 miljoen voor het wetenschappelijk onderwijs. Met de ene hand geven, met de andere hand nemen. Tijdens het notaoverleg afgelopen maandag bleef het onduidelijk wat de effecten van de herverdeling zullen zijn en werd door de minister van Onderwijs niet onderbouwd waarom nu al herverdelingen moeten plaatsvinden terwijl het onderzoek naar de toereikendheid van de bekostiging nog moet plaatsvinden. Hoe past dit nu in zorgvuldige besluitvorming? Is dit wat de minister verstaat onder Inzicht in Kwaliteit of artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet? Ik heb hier een amendement op gemaakt met collega Westerveld. Ons amendement schrapt de korting op de loonprijsbijstelling voor het wetenschappelijk onderwijs voor 2019 en ook alleen maar voor 2019. De dekking van 25,1 miljoen wordt gevonden in de 220 miljoen aan meevallers in 2019 die dit kabinet wil inzetten om de in=uittaakstelling alvast op te vullen. Dit is in lijn met de begrotingsregels van het kabinet, zo zeg ik maar tegen de minister. Met dit amendement wordt letterlijk tijd gekocht om bij de begroting van 2020 tot een zorgvuldige besluitvorming te komen. Ik hoop daarom ook op steun van kabinet en coalitie. Dit is een kans om deze besluitvorming ordentelijk en zorgvuldig te doen en de onrust op universiteiten weg te nemen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Slootweg van het CDA.

De heer Slootweg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. "Tijdens de algehele ineenstorting van geloofsovertuigingen en ideologieën is er tenminste een die standhoudt en onverminderd vitaal blijft: de economie. Ze is allang geen dorre wetenschap of kille verstandelijke bezigheid meer, maar ze heeft zich ontwikkeld tot de allernieuwste spirituele beweging. Ze is een streng geloof zonder buitengewone bezieling, maar legt in haar ingewikkelde schema's en modellen een brandende ijver aan de dag die veel weg heeft van een eredienst." Aldus de filosoof Pascal Bruckner in zijn boek Gij zult rijk worden!.

Ook vandaag, tijdens de bespreking van de Voorjaarsnota van dit kabinet, zal de verlokking groot zijn om aan te geven dat, door een impuls hier of juist daar, de burger de economische groei weer voelt: in zijn portemonnee, in de verzorging aan haar bed, in de beschikbaarheid van een woning of in de verminderde werkdruk voor de klas. Een belangrijk kader waar wij de Voorjaarsnota op beoordelen, s het rentmeesterschap. Het gaat dan om goed beheer. Dat goede beheer is in belang van de middenklasse, waarvan het steeds meer duidelijk wordt dat het juist deze groep is die enorm onder druk staat.

Voorzitter. Dit is het kabinet van en-en-en: én lastenverlichting ten opzichte van een basispad én investeren in de publieke sector én vergroenen én een vitaal ondernemingsklimaat én ... Het gevolg is een expansief begrotingsbeleid, zo expansief dat onze arbeidsmarkt het niet meer kan bijbenen. Daardoor wordt het spannend of infrastructurele projecten tijdig kunnen worden afgerond, of er voldoende leraren worden gevonden om les te geven, voldoende politieagenten om veiligheid te borgen en voldoende verzorgenden en verpleegkundigen om zorg te leveren. Het grote gevaar is dat er een enorme druk komt om het beschikbare geld in de toebedeelde sectoren maar uit te geven. Het wordt dan uitgegeven aan zaken waarvan we misschien achteraf hoofdschuddend moeten vaststellen dat het niet zo verstandig was. Rentmeesterschap is meer dan ooit geboden.

Ten aanzien van het achtergestelde onderhoud van bruggen en wegen heb ik wel een vraag. Zou je zo'n achtergesteld onderhoud eigenlijk niet moeten zien als een soort schuld? En zouden we dat eigenlijk niet moeten opnemen in de jaarstukken? Het gaat dan niet om gewoon onderhoud, maar om het achtergestelde onderhoud waarvan je vindt dat het toch wel snel moet plaatsvinden.

Verstandig rentmeesterschap van dit kabinet zien wij terug in de maatregelen die genomen zijn rond Groningen. Meevallers worden gebruikt om de wegvallende baten uit Groningen mee op te vangen. Ook is mijn fractie blij met de verhoging van de uitgaven aan defensie. Maar ik schaar me wel achter de vraag van mevrouw De Vries: wat wordt daar nou precies mee gedaan? Maar hierdoor kunnen we steeds beter aan onze NAVO-verplichtingen voldoen. Wat betreft het CDA is de NAVO een organisatie waarvan het belang voor ons land klip-en-klaar is. Als je meedoet en geniet van de voordelen van een club, moet je niet achteraan staan wanneer het gaat om de financiële verplichtingen.

Een andere organisatie waarvan we deel uitmaken, is de EU. Mijn collega Omtzigt heeft in een rapport voor de Raad van Europa geconstateerd dat Malta op een aantal essentiële zaken rond democratie en mensenrechten niet voldoet aan de waarden waarvan wij vinden dat de EU er zich op baseert. Wij hebben de zorg dat je in Malta een paspoort kunt kopen en daarmee vrij kunt reizen in heel het Schengengebied. Welke stappen kan Nederland nemen om Malta in het juiste democratische spoor te krijgen? En als Malta zich niet democratisch hervormt, is de minister dan bereid zich ervoor in te spannen dat Malta niet langer onderdeel kan uitmaken van het Schengengebied? Niet uitgegeven overheidsinvesteringen kunnen direct een rem betekenen op de economische groei en dat sijpelt weer door in de portemonnee, een portemonnee die toch al onder druk staat. Deelt de minister de conclusie van de OECD dat de middenklasse zodanig onder druk staat, ook in Nederland, dat ze lijkt op een boot in rocky waters?

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Snels.

De heer Snels (GroenLinks):

Toch even een vraag naar prioriteiten. We kunnen een politiek debat voeren over tot hoever de defensieuitgaven in de toekomst moeten worden opgevoerd. Tegelijkertijd zien we dat de extra gelden daar de afgelopen tijd niet konden worden uitgegeven. De minister van Financiën heeft volgens mij al een aantal keren beargumenteerd waarom dat lastig is. Toch wordt er bij deze Voorjaarsnota weer gekozen voor extra geld voor Defensie. Daarvan weten we dat het op de plank blijft liggen en tegelijkertijd wordt er bezuinigd op de politie.

De heer Slootweg (CDA):

In onze prioriteiten hebben we ook te maken met het feit dat we lid van de NAVO zijn. Als je lid bent van een club, geeft dat verplichtingen die je ook moet nakomen. Weliswaar is in 2018 gebleken dat we dat geld niet hebben uitgegeven, maar dat betekent niet dat we daarmee geen verplichtingen zijn aangegaan waarmee het geld wel wordt ingevuld.

De heer Snels (GroenLinks):

Dus u bent ervoor om maar te bezuinigen op de politie en om bij Defensie geld op de plank te laten liggen? Ik vind dat een merkwaardige constatering, zeker omdat we daar al zo veel onuitgegeven geld zien liggen.

De heer Slootweg (CDA):

Nee, er worden mij nu woorden in de mond gelegd. Als het gaat om Defensie hebben we jarenlang niet het geld uitgegeven dat daarvoor zou moeten worden uitgegeven en is er een inhaalopdracht. Het blijkt dat het ministerie er in 2018 niet in is geslaagd, met name omdat er in het verleden te veel bezuinigd is, om dat geld uit te geven. Ik hoop dat dit in 2019 wel gaat lukken.

Voorzitter. Ik ga verder. Een doorn in het vlees van de middenklasse is de hoge collectieve lastendruk. Hoe telt alle inkomensondersteuning buiten de inkomstenbelasting in deze indicator mee, bijvoorbeeld zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag? Dit zijn formeel uitgaven en ze tellen dus mee in het plaatje van uitgaven van de overheid. Toch voelt 5 miljard aan zorgtoeslag als een ander soort collectieve uitgaven dan ontwikkelingssamenwerking. Hoe zuiver is de collectieve lastendruk als indicator voor inkomensondersteuning buiten de inkomstenbelasting om en hoe hoog zou die collectieve lastendruk zijn wanneer we toeslagen anders zouden hebben vormgegeven, bijvoorbeeld als fiscale aftrekmaatregel?

Voorzitter. Naast het geld in de portemonnee is de woning maatschappelijk het meest besproken punt. De Voorjaarsnota besteedt hier weinig aandacht aan. Wat betreft het CDA de vraag hoe er meer woningen, met name voor starters en senioren, kunnen worden gebouwd. De bouwopgave staat voor ons centraal. Maar we zien ook concurrentie, met name tussen de starter en de particuliere belegger. De Telegraaf kwam vandaag met het bericht dat de afgelopen jaren massaal woningen weggekaapt zijn door particuliere belleggers voor starters. Valt hier nou echt niet iets aan te doen?

Voorzitter. Als het Rijk minder geld uitgeeft dan het van plan was, werkt dat door in de budgetten van gemeenten. Dat is een logisch gevolg van hoe wij de verhoudingen tussen Rijk en gemeenten hebben geregeld. Gezamenlijke verantwoordelijkheid nemen in tijden van voor- en tegenspoed, trap op, trap af. Toch kan ik mij inderdaad de ergernis van veel wethouders voorstellen. De gemeenteraad heeft net ingestemd met jouw mooie meerjarenbegroting en dan blijkt het Rijk te weinig te hebben kunnen uitgeven. Gevolg: soms wel tot €34 minder per inwoner en je mag terug naar de gemeenteraad. De VNG is helder; zij wil geen wijziging van dit systeem, deze systematiek van samen financiële verantwoordelijkheid delen op de algemene uitkering. Maar doordat bijvoorbeeld ook het budget van de jeugdzorg en de Wmo bij de algemene uitkering is ondergebracht, heeft de trap-op-trap-afsystematiek een steeds grotere invloed op de gemeentefinanciën. Hoe kijkt de minister aan tegen meer stabilisering door te onderzoeken of er varianten zijn van de trap-op-trap-afsystematiek die niet aan het beginsel afdoen maar die wellicht tot minder grote schommelingen van de budgetten voor gemeenten kunnen leiden?

Voorzitter. Een goed rentmeester heeft zijn uitvoering op orde. Veel cynisme van onze inwoners komt door de prestaties van uitvoeringsorganisaties. De Rekenkamer en de Ombudsman vragen hier vaker aandacht voor. Probeer in dit land als 75-jarige maar eens je rijbewijs te verlengen of als jongere met een lichte vorm van autisme af te rijden. Er is een disfunctionerend CBR, om maar te zwijgen van het UWV. Van de Belastingdienst zegt de Rekenkamer dat de wensen ten aanzien van nieuw beleid door een tekort aan IT-personeel niet kunnen worden doorgevoerd. Dit raakt de democratie. Maar ook is er de idiotie dat je als belastingaangifte-invuller twee verschillende machtigingscodes moet hebben: één om een belastingaangifte te mogen invullen en één om toeslagen mee te kunnen aanvragen. Op pagina 10 van de Voorjaarsnota staat ten aanzien van de prestaties van de uitvoeringsorganisatie dat er een taakgroep bezig is met probleemanalyse en scenario's voor oplossingsrichtingen. Die moeten gereed zijn in 2020.

Voorzitter. Voor een deel kunnen we echt niet zo lang wachten. Kan een eerste rapportage met wenselijke maatregelen, wellicht al met laaghangend fruit, met de Miljoenennota 2020 worden meegezonden? En kan er ten aanzien van het eigen ministerie voor het belastingjaar 2020 niet voor worden gezorgd dat vrijwilligers van bijvoorbeeld ouderenorganisaties nog maar met één machtigingscode hoeven te werken voor zowel de aangifte als het aanvragen van toeslagen voor hun leden, ouderen of mensen met een taalachterstand?

De minister beschrijft het belang van sterke buffers bij de overheid, omdat onze economie erg gevoelig is voor economische schokken. Volgens de Raad van State heeft dat voor een deel ook te maken met de schuldenpositie van huishoudens en bedrijven. Een belangrijke oorzaak van de schuldenpositie van onze inwoners is gelegen in de hypotheken. Huishoudens hebben een schuld van 105% van het bbp. De EU zegt dat je moet streven naar een schuld van maximaal 65% van het bbp voor huishoudens. In Nederland is de hypotheekschuld de oorzaak van 86% van die schuld. Maar is die 20% niet-hypothecaire schuld eigenlijk in lijn met schulden in andere EU-landen? Het vorige kabinet heeft veel maatregelen genomen om de hypotheekschuld in te dammen. Hebben deze maatregelen tot gevolg dat die 86% in de komende periode gaat afnemen?

Voorzitter. Het begrip "rentmeester" heeft niet alleen een financiële, maar ook een groene dimensie. Tijdens het Verantwoordingsdebat heb ik al aangegeven dat ik bijzonder verheugd was dat er zo veel belangstelling was voor de groene obligatie. Die biedt de mogelijkheid om de financiële markten te betrekken bij het klimaatbestendig maken van onze economie. Klimaatverandering brengt namelijk grote financiële risico's met zich mee. Een reportage van EenVandaag liet onlangs zien dat akkerbouwers in Zeeland door verzilting van de grond economische schade lijden. De Frankfurt School heeft een "Finance fit for Paris"-benchmark ontwikkeld. In het kader van deze benchmark is eerder in Duitsland en de Europese Unie bekeken in hoeverre wet- en regelgeving voor de financiële sector klimaatbestendig is. Anders dan bijvoorbeeld in Frankrijk, rapporteren Nederlandse financiële instellingen in hun verslaggeving nog relatief weinig over de klimaatrisico's van hun portefeuille. Tijdens een bijeenkomst van het Sustainable Finance Lab heeft DNB-directeur Frank Elderson zich positief uitgelaten over de toepassing van een dergelijke benchmark op de Nederlandse financiële sector. Hoe kijkt de minister ertegen aan om de Nederlandse wetgeving voor de financiële sector jaarlijks te laten beoordelen op een "Finance fit for Paris"-benchmark?

Voorzitter. Ik besef goed dat de vragen en voorstellen vandaag niet ineens iedereen rijk zullen maken en dat de middenklasse, het scharnier van onze samenleving, niet van alle zorgen vrij zal zijn. Daarvoor moeten er meer grondfouten in de economische structuur worden gewijzigd. Dat kunnen we deels zelf doen, maar deels zijn we ook afhankelijk van samenwerking met landen en instellingen die soms een andere agenda hebben. Maar dat ontslaat ons, binnen deze smalle marges, niet van de taak om meerderheden te vinden die juist deze groep mensen laten voelen dat de politiek er voor hen is.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Nijboer heeft een vraag.

De heer Nijboer (PvdA):

Complimenten voor uw afsluitende woorden. Mijn interruptie sluit daar direct bij aan, want die gaat over de middenklasse. De premier bood een opening om de winstbelasting minder te verlagen dan het kabinet van plan is — dat gaat over die 4 miljard — en de koopkracht van mensen te ondersteunen. Ik heb de VVD zojuist bevraagd en heb niet de indruk dat er iets van een concreet voorstel komt. Maar het kan natuurlijk best dat er in de coalitie partijen zijn die zeggen: dat spreekt me wel aan, die richting wil ik wel op. Hoe staat het CDA in deze discussie?

De heer Slootweg (CDA):

Als er een poging komt om de middenklasse in die zin echt mee te laten profiteren, zal het CDA daar in ieder geval geen blokkade voor zijn. Zo'n poging zullen wij alleen maar enthousiast ontvangen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Alkaya van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Dank u wel, voorzitter. Een oud spreekwoord luidt: als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen. Ik moet vaak aan dit spreekwoord denken bij dit kabinet, want vooralsnog kun je er echt vergif op innemen dat als het kabinet zegt iets voor de mensen te gaan doen, het er linksom of rechtsom op neerkomt dat de multinationals erop vooruitgaan. Het neoliberale sprookje dat vooruitgang voor multinationals automatisch betekent dat de samenleving er ook op vooruitgaat, lijkt bij dit kabinet nog springlevend, maar ik hoop van harte, misschien tegen beter weten in, dat er met de uitspraak van de premier dat de lonen te laag zijn, een andere weg is ingeslagen door de VVD en dat het kabinet onder haar leiding zal volgen. Dit debat zou ik, als ik het kabinet was, dan ook vooral als een kans zien om te laten zien dat het oprecht is in zijn claim er voor de gewone Nederlander te zijn. Om het kabinet te helpen, zal ik vandaag een aantal voorstellen hiervoor doen. Bij het Verantwoordingsdebat had ik dat ook al gedaan, bijvoorbeeld over het stimuleren van winstdeling met de mensen op de werkvloer die überhaupt ervoor zorgen dat die winst gemaakt kan worden.

Maar helaas blijven het kabinet en de coalitie dit soort ideeën afhouden. Waarom, vraag ik aan het kabinet. En deelt de minister überhaupt de zorgen van de premier over de lonen en, zo ja, wanneer komt dan het moment dat hij zal beginnen met de broodnodige extra stappen om mensen meer koopkracht te geven? Want de situatie is vandaag glashelder. De lonen blijven achter terwijl de lasten blijven stijgen. En ik snap dus oprecht niet waar het kabinet op wacht. Ik heb een motie achter de hand om het kabinet te bewegen hier meer voor te doen. Ik zal aansluiten bij de woorden van de premier hierover en ik hoop echt dat de VVD in ieder geval de daad bij het woord gaat voegen vandaag.

Voorzitter. Wij spreken vandaag over de voortgangsrapportage van de begroting van dit kabinet. We hebben het dus over een begroting die de SP in eerste instantie al heel anders zou hebben opgesteld en waarvoor wij destijds samen met de Partij van de Arbeid en GroenLinks ook alternatieven hebben gepresenteerd. Wij zagen toen en zien nog steeds een socialer en rechtvaardiger Nederland voor ons. Voor hetzelfde geld, waarbij we nog steeds sparen voor slechtere tijden. Maar we hebben nu helaas te maken met de begroting van de coalitie. Die ligt er nu eenmaal. Ik heb vandaag dus een aantal voorstellen die het kabinet nog dit jaar zou kunnen doorvoeren op basis van een begroting die er ligt en die het trendmatige begrotingsbeleid niet of nauwelijks beïnvloeden.

Allereerst over de isolatie en het verbeteren van de sociale huurwoningen. Een op de zes Nederlanders woont in een huis met grote gebreken, zoals schimmel, verrotte raamkozijnen, lekkende daken of vochtige muren. Onder bepaalde groepen is dat zelfs één op de vier. Ik heb het vaak genoeg zelf gezien in mijn eigen stadsdeel Amsterdam Nieuw-West. Het is onbegrijpelijk in een rijk land als Nederland. De Regeling Vermindering Verhuurderheffing Verduurzaming — zo heet die nou eenmaal — is bedoeld voor onder meer isolatie van verwaarloosde sociale huurwoningen, maar die is afgelopen maandag, op 1 juli, stopgezet voor de rest van het jaar omdat er veel te veel vraag naar is. En logisch, want er zijn dus heel veel woningen die aan verbetering toe zijn.

Daarom stelt de SP voor om het budget voor dit jaar met 78 miljoen te verdubbelen. Dat was 78 miljoen en dat budget willen we verdubbelen, zodat corporaties ook in de tweede helft van 2019 een korting ontvangen op de verhuurderheffing die ze moeten betalen als zij investeren in het verbeteren van de sociale woningvoorraad. Dit voorstel zou slechts een honderdste van het beoogde overschot afsnoepen, dus wij sparen dan nog steeds voor slechtere tijden maar laten ondertussen niet kinderen in de kou slapen of tussen de schimmel. Bovendien zorgt betere isolatie ervoor dat mensen meer overhouden in hun portemonnee omdat zij minder stoken, wat tevens goed is voor het klimaat.

Het tweede voorstel gaat over de jeugdzorg. De afgelopen jaren zijn gemeenten voor een onmogelijke taak geplaatst omdat zij veel te weinig geld hiervoor kregen van de afgelopen kabinetten en dit kabinet. Nu komt er eindelijk meer geld bij, maar het kabinet wil dit overmaken naar de gemeenten zonder zeker te stellen dat dat geld ook daadwerkelijk naar de jeugdzorg gaat. Wij worden dus gevraagd om goedkeuring voor extra middelen, maar hoe moeten wij als parlement de rechtmatige besteding daarvan controleren?

Het lijkt er zelfs op dat aan de andere kant gemeenten minder zullen krijgen vanwege dat trap-op-trap-afsysteem. Wat vindt de minister hiervan? Want dan zijn wij nóg verder van huis. Dan kun je je wel voorstellen dat de gemeenteraden wéér voor zo'n keuze worden geplaatst: jeugdzorg of bibliotheken, of speeltuinen. De SP is dus voorstander van een specifieke uitkering voor de jeugdzorg zodat wij als parlement er zeker van kunnen zijn dat deze broodnodige extra middelen ook daadwerkelijk naar de jeugdzorg gaan.

Vervolgens een voorstel om te garanderen dat iedereen toegang kan behouden tot de rechtsgang, ongeacht de dikte van je portemonnee. Vorig jaar is ongeveer 46 miljoen die was bestemd voor de gesubsidieerde rechtsbijstand niet daaraan besteed. De SP is van mening dat dit geld in 2019 wél besteed moet worden aan waar het voor is bedoeld, namelijk een eerlijke vergoeding voor sociaal advocaten. Voor de dekking kan de minister de verwachte onderuitputting aanwenden die voor dit jaar alweer in de begroting stond van JenV. Wat ik overigens bizar vind: dat je een onderuitputting alvast in de begroting zet.

Ten slotte stelt de SP voor om 10 miljoen extra vrij te maken voor ouders met zieke kinderen. Dat kan dan worden betaald met een klein deel van de onderuitputting van het loonkostenvoordeel, waarvan de raming met 130 miljoen naar beneden is bijgesteld door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daar willen wij dus slechts 10 miljoen van gebruiken.

Voorzitter. Zoals gezegd, zou ik, als ik het kabinet zou zijn, dit debat als een kans zien om te laten zien of het oprecht is. Er zijn grote woorden gebruikt door de leider van het kabinet, de leider van dit land. Het geld om de levens van mensen te verbeteren, is er gewoon. Er zijn dus verwachtingen gewekt. Iedereen wacht op daden van het kabinet om de koopkracht te verbeteren, maar ook om te investeren in onze gezamenlijke toekomst.

Ik begon mijn betoog met een spreekwoord over de vos. Ik zal daar ook mee afsluiten. Ik hoop van ganser harte dat deze vos, genaamd Rutte III, niet alleen zijn haren kan verliezen maar ook zijn streken en dat de mensen er dit jaar eindelijk echt op vooruit zullen gaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Wie vandaag naar Nederland kijkt, vraagt zich al snel af: waar is het beter dan hier en wanneer was het ooit beter dan nu? Maar niet iedereen heeft dezelfde kansen. En de vrijheid om kansen te pakken, moeten we altijd actief onderhouden en steeds weer bevechten. Voor beleid dat belemmert en beklemt, moeten we zonder taboes zoeken naar oplossingen met draagvlak.

Voorzitter. Dit kabinet heeft belangrijke — sommige mensen zouden zelfs zeggen "historische" — stappen gezet: een pensioenakkoord waarmee de kansen van jong en oud op een goed, eerlijk en transparant pensioen toenemen en een Klimaatakkoord waarmee we Parijs gaan halen, innovatie aanjagen en volgende generaties dezelfde kansen geven. Maar net als journalisten staan sociaalliberalen niet lang stil bij de successen van gisteren. We zijn ervan overtuigd dat verdere vooruitgang voor morgen mogelijk en noodzakelijk is. Bij structurele hervormingen weten we vaak dat politieke actie nodig is. Dat weten we al langer, maar de moed ontbreekt om taboes te doorbreken. Voor de crisis — ik noemde het al bij het Verantwoordingsdebat — waren dat de hypotheekrenteaftrek, de AOW-leeftijd en het ontslagrecht. De noodzaak tot verandering werd lang ontkend, terwijl de problemen zich opstapelden en tijd om te handelen verstreek. Het is net als wanneer je met een auto op een muur afrijdt. De bestuurder die de muur tijdig ziet, kan nog goed om zich heen kijken en naar links of naar rechts bijsturen. Wie te lang wacht, kan eigenlijk alleen nog maar in blinde paniek het stuur omgooien. Dus laten we vooral niet wachten tot de volgende crisis komt en onze internationale afspraken ons dwingen, of tot de volgende rechtszaak komt en onze wetten ons dwingen. Laten we ook niet afwachten tot de volgende formatie komt en onze coalitiepartners ons dwingen. Maar laten we het stuur in handen nemen en laten we proberen dat debat voorbij nieuwe taboes te brengen. Daarom kijk ik ook zo uit naar de uitwerking van mijn motie waarbij ministeries zonder politieke sturing vooraf kijken naar hervormingen, bezuinigingen en zeker ook naar investeringen, zodat de politiek hier achteraf open het debat over kan voeren. Ik vraag de minister om toe te lichten hoe het met de uitvoering staat op dat punt.

Voorzitter. Die uitkomsten kunnen we goed gebruiken, want we weten dat de Nederlandse economie een aantal structurele zwaktes heeft. Gezaghebbende instituties zoals het IMF van mevrouw Lagarde, het CPB, dat eerder ook werd genoemd, de OESO, DNB, de Europese Commissie, de Raad van State, de European Systemic Risk Board — zo kan ik doorgaan — beschrijven deze zwaktes in rapport na rapport, maar we doen er maar mondjesmaat wat aan. We weten dat onze economie te gevoelig is voor de stand van de conjunctuur. Het remt vooruitgang, terwijl de rekening van ups en downs niet gelijk neerkomt. Het maakt de verschillen groter tussen mensen die voor zichzelf kunnen zorgen en mensen die de overheid nodig hebben voor een steuntje in de rug. We weten dat onze hoge private schulden hier mede debet aan zijn. En we weten dat onze vermogens aan de andere kant van de balans vastzitten in woningen en pensioenen, waardoor ze nauwelijks meewegen als die volgende crisis er komt. Het kabinet heeft ook op dit punt met onder andere het pensioenakkoord en de beperking van de hypotheekrenteaftrek zeker stappen vooruit gezet. Maar de vraag is of het genoeg is. Ik las in de krant dat het kabinet actief nadenkt over nieuwe ambities voor de tweede helft van de kabinetsperiode. Dat klinkt verstandig. Ik zou graag van de minister horen of deze zwaktes daarin ook een rol spelen.

We weten ook dat we een buitensporig overschot op de lopende rekening hebben, mede door onze lonen. Dit kabinet nam zich bij aanvang voor om ervoor te zorgen dat mensen het herstel zouden gaan merken. De honderdduizenden mensen die sindsdien werk vonden, hebben dat zeker gemerkt. Maar breed in deze Kamer en daarbuiten leeft het ongenoegen over de beperkte groei van het besteedbaar inkomen. De voormannen van de VVD en VNO hebben daar natuurlijk allebei een punt. Helaas heeft niemand iets aan hun geruzie over de hoofden van mensen heen. Mijn vraag aan de minister van Financiën is dan ook: wat gaat het kabinet nou doen om te zorgen dat meer mensen het herstel gaan merken? Hoe wil het kabinet ervoor zorgen dat de kloof op de arbeidsmarkt kleiner wordt en werkenden sterker staan wanneer zij over lonen onderhandelen? Ook op dit punt deed het kabinet met de Wet arbeidsmarkt in balans een stap vooruit. Maar de commissie-Borstlap vraagt volgens mij terecht: worden verschillen tussen mensen vergroot als je contracttype bepaalt op hoeveel sociale zekerheid je kunt rekenen?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik vind het heel terechte vragen van de heer Sneller aan het kabinet, maar ik zou die vragen ook graag aan D66 willen stellen. Wat gaat u doen, nu de opening is geboden om de winstbelasting minder te verlagen en die middelen aan koopkracht te spenderen, om dat ook te verwezenlijken? De D66-staatssecretaris Snel heeft de deur direct dichtgegooid. Daar was ik heel verbaasd en ook wel een beetje ontevreden over. Maar ik hoop van D66 in de Kamer daar ook initiatieven voor te krijgen en ik verwacht dat ook. Want de VVD wilde dit aldoor zo graag en legt de bal nu op de stip. Ik zou zeggen: schiet hem erin en bereik wat!

De heer Sneller (D66):

Dat lijkt me ook een hele terechte vraag, die ik hier ook stel aan de minister van Financiën. Hoe worden de woorden omgezet in daden? Daar gaat het inderdaad om. Volgens mij was dat ongeveer de wisseling die u had met de heer Slootweg en daar sluit ik mij van harte bij aan.

Tegelijkertijd: hoe gaat de rijksoverheid het goede voorbeeld geven met haar eigen lonen en de cao's in de publieke sector? Hoe wil het kabinet ervoor zorgen dat de collectieve lasten, waarvan we weten dat ze relatief hoog zijn, omlaaggaan? We weten ook dat die stijgende lasten veroorzaakt worden door stijgende zorgkosten. Elke Nederlandere betaalt inmiddels elk jaar gemiddeld meer dan €5.500 aan zorg. Artsen kunnen steeds meer en we worden steeds ouder. Maar het komt ook doordat de zorg als enige sector elk jaar automatisch mag groeien. Dat is deels terecht, maar deels ook door aannames uit de modellen en het basispad, die de politiek onmachtiger maken dan nodig. Volgens mij kan meer transparantie hier geen kwaad, om de politiek ook bewuster te maken van het stuur dat ze in handen kan nemen.

Ik hoorde in een podcast vorige week dat de politiek altijd goed luistert naar de Studiegroep Begrotingsruimte, dus ik hoop ook dat ze op dit moment met ons meeluisteren, wanneer ik hun vraag om te kijken naar die automatische stijging van de zorgraming op de middellange termijn. Ik kijk ook uit naar het WRR-rapport, om dit onderwerp concreter in de politieke discussie te trekken. Ik hoor graag een reactie van de minister over de timing daarvan.

De heer Van Otterloo (50PLUS):

Ik heb een vraag daarover. Hoe verklaart de heer Sneller dan dat bijna altijd de ramingen hoger zijn dan de feitelijkheden? In de afgelopen jaren hebben we steeds gezien dat de zorg in CPB-verband werd gezien als de meest afschrikwekkende stijger van kosten, alsof het niet zou gaan over mensen. Alsof in vergelijking daarmee de particuliere sector eigenlijk moet groeien. Ik vind het een moreel tekort als je vindt dat een kopje koffie geweldig is in de horeca, maar dat het slecht is voor de staatsfinanciën als dat kopje koffie in de zorginstelling wordt verstrekt. Feit is dat er niet aan de kant van de feitelijke uitgaven, maar aan de kant van de ramingen steeds gaten zitten. De kosten worden in de ramingen ernstiger ingeschat dan ze feitelijk zijn.

De heer Sneller (D66):

Wij zijn het volledig eens en dat is dan ook precies mijn punt. Die middellangetermijnraming laat steeds een te grote stijging zien. In de aannames waardoor dat stijgt, zitten ook een aantal dingen die wij als politiek kunnen beïnvloeden, maar het Centraal Planbureau zegt eigenlijk: vanwege het stelsel en de open norm, zoals die nu vorm is gegeven, nemen we gewoon aan dat het heel erg stijgt. Dan valt het inderdaad steeds mee, terwijl het volgens mij beter zou zijn om ons wat meer te laten zien van de keuzes die hier zijn gemaakt en van waaruit die groei is opgebouwd, zodat wij daar iets aan kunnen doen.

De heer Van Otterloo (50PLUS):

Daar kom ik straks zelf op terug in mijn bijdrage.

De heer Sneller (D66):

Ik ga daar met belangstelling naar luisteren. Ik hoor graag van de minister wanneer hij verwacht dat dit WRR-rapport over precies dit onderwerp naar de Kamer komt, zodat wij het kunnen bespreken.

Voorzitter. Een ander punt, dat ook al eerder is genoemd, is dat de stijgende zorgkosten investeringen in nieuwe economische groei wegdrukken, terwijl we weten dat we al te weinig investeren in onderzoek en innovatie en we onze productiviteitsgroei juist moeten versnellen. Of zoals een minister van Financiën ooit zei: "We investeren bar weinig in de economie van de toekomst. Artificial intelligence, big data, nanotechnologie, biotech: we doen er nauwelijks aan mee." En inderdaad, hij zit dáár. Overigens zegt het CPB over onderwijs en onderzoek dat het een pure kostenpost is; het levert niks op aan economische groei. Het CPB zegt dat terwijl wij en ook zij weten dat dat niet waar is. Ik vraag me daar steeds bij af: waarom deze perverse prikkels?

Voorzitter. Datzelfde CPB laat zien dat de economie afremt. Van een hoge piek lijken we langzaamaan op weg naar een dal. De vraag is natuurlijk: is die wetmatigheid in steen gebeiteld? In de slechte jaren kenden we de zogenaamde double dip, maar is er ook zoiets als een double high, buiten het weedexperiment dan? Dat is de vraag die daarbij opkomt. We weten in ieder geval dat alleen sparen ons dat niet gaat brengen. En net als vorig jaar vraag ik de minister daarom: waarom is er in de in=uittaakstelling alweer zo'n hoog percentage ingevuld? Ik vraag dat met de hoge onderuitputting van vorig jaar nog vers in het geheugen. Steeds vaker komt met betrekking tot de staatsschuld de luxe vraag op, die kortgeleden nog onvoorstelbaar was: hoe laag is laag genoeg? Ik geleid die vraag door naar de minister en ik neem ook dat diezelfde studiegroep zich daarover zal uitspreken.

Nog een discussie die technisch lijkt, maar grote consequenties kan hebben, is het budgettaire doel dat we als land afspreken met de Europese Commissie, die zogenaamde middellangetermijndoelstelling, de MTO. Die ligt al jaren op -0,5% en het kabinet stelt voor om die daar weer op vast te stellen. Mijn vraag aan de minister is: waarom pinnen we onszelf daar weer op vast en bij welke schuld had hij bijvoorbeeld gekozen voor min -1%?

Voorzitter, ik rond af. Ik zei al dat sociaalliberalen ervan overtuigd zijn dat vooruitgang mogelijk is en dat de successen van vandaag geen gegeven zijn, maar een opdracht om voortdurend te blijven vechten voor een toekomst waarin we vrijheid kunnen delen met nog meer mensen. Dat is ook wat ik verwacht van dit kabinet door tijdig moderniseringen te agenderen, maar vooral door te zorgen dat we het stuur niet te lang uit handen geven maar tijdig gebruiken, zoals dat in een gezonde democratie hoort.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Nijboer van de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Mensen boven multinationals, dat is eigenlijk het motto waarmee de oppositie eigenlijk breed tegen het kabinet zei: "Waar zijn de problemen in de samenleving? De publieke sector staat onder druk. De koopkracht van mensen blijft achter. Heb daar nou meer aandacht voor, kabinet. Het probleem zit niet bij bedrijven die te weinig winst maken, die te veel belasting afdragen en die worden beknot. Dat zijn niet de grote problemen van deze tijd op dit moment, niet van de Nederlandse economie en overigens ook niet in de wereld." Daar hebben we een tegenbegroting voor opgesteld, samen met de SP en GroenLinks.

Er zijn veel debatten over geweest, bijvoorbeeld over de dividendbelasting, maar de hoofdkeuze van het kabinet bleef dezelfde. De grootste belastinguitgave die het kabinet doet, 4 miljard, blijft naar het bedrijfsleven gaan: een verlaging van de winstbelasting, terwijl de winsten torenhoog zijn en de koopkracht onder druk staat. De mensen kregen dit jaar een btw-verhoging en een hogere energiebelasting voor de kiezen.

Voorzitter. Het lijkt erop dat tot de coalitie, en in het bijzonder tot de premier, begint door te dringen dat dit niet de goede keuzes zijn. Dat juich ik toe en dat wil de PvdA ook graag verzilveren. Ik heb dan ook een amendement ingediend om de woorden van de premier — de koppeling van de cao-beloningen bij multinationals en de winstbelastingverlaging, die per 1 januari volgend jaar ingaat — ook in de wet vast te leggen. Anders hebben ze het immers al binnen. Ik probeer altijd de woorden van de premier op waarde te schatten en ook echt serieus te nemen, ook als parlementariër. Maar ik zie deze premier van VVD-huize een verlaging die eenmaal is doorgevoerd, niet daarna weer terugdraaien. Het moet dus wel voor 1 januari gebeuren. Dat zijn de consequenties van zijn eigen woorden. Adel verplicht, dus ik ben ook benieuwd welke voorstellen de minister van Financiën nu voornemens is te doen. Ik hoorde in de coalitie in ieder geval brede steun. Behalve van de VVD, eerlijk gezegd, die lijkt er vandaag weer een beetje de handen van af te trekken. Maar D66 en CDA stonden er gewoon ronduit positief tegenover en de ChristenUnie komt nog, maar ik weet wat die ervan vinden. Die staan er ook positief tegenover. Dus ik zou zeggen: kabinet, aan de slag! Doe daar voorstellen voor; u krijgt de warme steun van de PvdA-fractie en ik denk ook van de bevolking.

Voorzitter. Mijn tweede punt zijn de inhoudelijke keuzes in de Voorjaarsnota. Ik vind het een goede zaak dat in ieder geval het uitgavenkader weer sluit, dat de 1,5 miljard die er aan onderbesteding was, is ingevuld met andere maatregelen. De tegenvallers zijn natuurlijk opgevangen, maar er zijn ook extra investeringen op verschillende terreinen aangekondigd, bijvoorbeeld in onderwijs, bèta en techniek. Goeie zaak, anders dan afgelopen najaar, toen het gewoon in de staatsschuld is gestort. Maar ik heb wel een vraag over de inhoudelijke keuzes. Zo wordt er 461 miljoen, in 2024 oplopend, uitgetrokken voor defensie en slechts 41 miljoen voor onderwijs. Ik vind die verhouding scheef, temeer daar Defensie enorme problemen heeft om het al toebedeelde geld überhaupt besteed te krijgen. Op dit moment zijn er nog steeds scholen die maar vier dagen open zijn. Op dit moment staken nog steeds de basisschoolleraren om de beloning te krijgen die ze verdienen. Dus vanwaar die keuze en vanwaar ook die verhouding? Had er niet meer naar onderwijs gekund? Had er ook niet meer naar wonen gekund? Ik vond dat de heer Alkaya heel goede woorden sprak over de kwaliteit van woningen, maar het geldt breder. Er is woningnood in Nederland, maar welke begroting ik er ook bij pak, er wordt nergens extra geld voor de bouw van betaalbare woningen beschikbaar gesteld, terwijl dat hartstikke hard nodig is! De verhuurderheffing klotst tegen de plinten op, er komt almaar meer binnen, maar het kabinet trekt er helemaal niks voor uit om betaalbare woningen te realiseren. Is dat dan geen prioriteit? Dat is een van de grootste problemen van dit moment. Waarom heeft het kabinet daar niet voor gekozen?

Voorzitter. Ik kom op het derde thema: de problemen bij de gemeenten. Het is niet zozeer dat wij die gemeenten zo zielig vinden, maar de gemeenten doen natuurlijk wel nuttige dingen, zoals voor de jeugdzorg, waarvoor het kabinet terecht extra geld uittrekt. Maar je hoort van verschillende kanten — ik denk dat wij dat allemaal horen van onze wethouders, die bij verschillende partijen actief zijn, en anders van onze gemeenteraadsleden, die dan wel in de oppositie, dan wel in de coalitie zitten — dat ze een enorm probleem hebben op de begroting van dit jaar. Dat komt doordat het kabinet meer dan 5 miljard niet besteedde, die het wel van plan was te besteden. Daar heb ik grote kritiek op gehad bij het Verantwoordingsdebat. Ik heb de minister toen de Colijn van de 21ste eeuw genoemd: oppotten, op je geld zitten, staatsschuld aflossen als enige prioriteit van dit moment. Onverstandig. Maar de gemeenten dreigen daar nu de dupe van te worden. Ik ben er geen voorstander om van de trap-op-trap-afsystematiek af te stappen, want dat is een goed beginsel. Maar je zou wel kunnen zeggen: deze onderbesteding, deze 5,2 miljard, is zo uniek, het is nooit eerder voorgekomen; de problemen bij de gemeenten zijn zo groot, bijvoorbeeld op de jeugdzorg maar ook in de voorzieningen, de leefbaarheid in dorpen, de leefbaarheid in steden; voor die specifieke doelen trekken we wat extra geld uit, we hebben het ook en dat doen we ook. Waarom is daar niet voor gekozen? Je ziet nu al die gemeenten inventarisaties maken, en de eerste colleges zijn al gevallen: waar moeten we op bezuinigen? Dat doen ze niet omdat ze dat willen, maar dat doen ze omdat het Rijk, deze minister van Financiën vorig jaar niet heeft gedaan wat hij in de begroting heeft afgesproken. Is het dan terecht dat er zwembaden of bibliotheken moeten sluiten of andere pijnlijke keuzes worden gemaakt, kinderen de zorg niet krijgen die ze nodig hebben, omdat hier de begrotingsafspraken niet zijn nageleefd? Die vraag wil ik aan de minister voorleggen.

Voorzitter. Kortom, wij hadden als PvdA echt andere keuzes gemaakt; dat is algemeen bekend. Daar hebben we het ook bij de begroting weer over: veel meer investeren in de publieke sector, in onderwijs en zorg, in de beloning van mensen. Het is goed dat er binnen de begroting in ieder geval 1,5 miljard is aangewend in tegenstelling tot vorig jaar. Maar ik heb wel vragen over de inhoudelijke keuzes daarbinnen. Ik zie uit naar de antwoorden van het kabinet. Ik zie vooral ook uit naar morgen, wanneer de stemmingen zijn over het amendement dat de woorden van de premier heeft omgezet in politieke daden. Anders blijkt dat een lege huls. Dat zal toch niet waar zijn, voorzitter?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Bruins, ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Tijdens het debat over de Najaarsnota stond ik hier ook en werd ik geïnterrumpeerd door mijn zeer gewaardeerde collega's van de PvdA en GroenLinks, met name over de energierekening. Ik moet zeggen: dat was terecht. Ik kon toen niet veel meer zeggen dan dat in het kader van het Klimaatakkoord onze inzet was om de ongelukkige verlaging van de korting terug te draaien en het liefst meer dan dat. Ik ben vandaag echt blij dat we het debat over de Voorjaarsnota nu kunnen voeren met én definitief meer korting op de energierekening én een verschuiving van de opslag duurzame energie richting bedrijven én een warmtefonds waaruit woningeigenaren zonder spaargeld ook kunnen gaan investeren in verduurzaming van hun huis. Ik hoop dat mijn gewaardeerde collega's nu samen met mij deze mooie ontwikkelingen op waarde weten te schatten. Het is goed om samen stil te staan bij "junimaand akkoordenmaand" en vooruit te blikken op wat nodig is.

Voorzitter. Er zit veel moois in de Voorjaarsnota. Grote bedragen, maar er worden ook grote dingen gedaan met kleine bedragen. Neem de aanpak van antisemitisme in ons land, de aanpak van jihadisme, van drugsdumpingen, de extra gelden voor het uitstappen uit de prostitutie, 41 miljoen extra voor bèta- en techniekonderwijs, en natuurlijk de eerdergenoemde 40 miljoen voor de sluis bij Kornwerderzand.

Voorzitter. Het regeerakkoord bood na jaren van schaarste eindelijk weer eens perspectief voor gemeenten. Ze zouden er fors op vooruitgaan, zodat ze hun uitgebreide takenpakket naar behoren zouden kunnen uitvoeren. Het vorige kabinet had hard ingegrepen en nu zou het anders worden. De praktijk blijkt echter weerbarstig. De heer Nijboer wees daar al op. Gemeenten hebben sinds 2015 met de Wmo en de jeugdzorg een aantal openeinderegelingen van formaat over de schutting gekieperd gekregen en ze komen er bijna zonder uitzondering schreeuwend op tekort. Het is goed dat dit kabinet in de Voorjaarsnota over de brug is gekomen met grote bedragen. Tegelijkertijd weten we dat deze bedragen voor veel gemeenten nauwelijks de helft van de problematiek oplossen, terwijl dit voor andere gemeenten weer anders ligt. Die trap-op-trap-afsystematiek, die in het regeerakkoord nog zo fijn voor de gemeenten leek, is in de praktijk op dit moment een afknapper voor hen. Ook daar wees de heer Nijboer op. Hoe kijkt de minister hier aan tegen deze problematiek? Wat kan hij gemeenten en de Kamer in het vooruitzicht stellen? Is het kabinet bereid om in de aanloop naar de augustusbesluitvorming een ronde langs de gemeenten te maken om boven water te krijgen hóé klem ze zitten in hun begrotingsvoorbereiding?

Voorzitter. Twee weken geleden kwam de Commissie Regulering van werk met haar eerste pennenvrucht met de welluidende titel In wat voor land willen wij leven? Deze vraag is een van de meest prangende vragen van deze tijd, want de arbeidsmarkt flexibiliseert als een malle. Het is niet zo dat wij erbij staan en er louter naar kijken. Ik denk aan de Wet arbeidsmarkt in balans, de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering en minimumtarieven voor zzp'ers. Maar er is meer nodig, en snel ook. Want een op de vijf werkenden werkt in een tijdelijk dienstverband en een op de acht werkenden is zzp'er. Het duurt nog een jaar of tien meer, en nog maar de helft van de werkenden heeft een vast contract. En dat is geen natuurverschijnsel, maar het gevolg van te grote verschillen tussen deze groepen. Het is een kloof, waardoor bijna ongemerkt een ongekende flexibilisering is ontstaan. Daarvan zijn vooral jongeren de dupe.

En juist de minister van Financiën moet zich hier zorgen over maken. Waarom? Wel, deze minister "dreigt", hij dreigt de eerste minister te worden met louter overschotten op de begroting als gevolg van jarenlange economische groei en een prudent begrotingsbeleid. En weliswaar investeert het kabinet weer in cruciale publieke taken waarop in de achterliggende jaren te veel was ingeteerd, maar we ondervinden dagelijks dat het niet eenvoudig is om de dienstverlening weer op een acceptabel peil te brengen. Of het nou gaat om de Belastingdienst, de Voedsel- en Warenautoriteit, het UWV: de financiële aanslagen hebben hun tol geëist en dat maak je niet zomaar in één kabinetsperiode weer goed. Alleen dat is al een reden om bij een volgende recessie de automatische stabilisatoren hun werk te laten doen, opdat publieke belangen, goede diensteverlening et cetera, niet in het gedrang komen.

Maar een van de vragen die achter de commissie-Borstlap wegkomt, is of de automatische stabilisatoren in de toekomst nog wel stabiliserend genoeg zullen zijn in tijden van recessie. Zullen ze dan nog wel stabiliserend genoeg werken? En heeft de voortgaande flexibilisering op de arbeidsmarkt niet een proces op gang gebracht waardoor bij de eerstvolgende recessie massaal flexibele arbeidskrachten zullen worden gedumpt, dan wel worden gedwongen om tegen lagere lonen te functioneren, en zzp'ers op een houtje mogen bijten? Heeft deze minister voldoende grip op de gevolgen van deze flexibiliseringstrend voor de overheidsfinanciën? Want de cijfers voor economie en samenleving zijn aan de buitenkant alweer een heel aantal jaren prachtig, sinds we na de crisis uit het diepe dal zijn gekropen, maar laten we niet vergeten dat we al die tijd op dun ijs schaatsten. Laten we na het pensioenakkoord en het Klimaatakkoord daarom aan de slag gaan om een van de grootste kloven van onze tijd, een echte sociale kwestie, te dichten met een arbeidsmarktakkoord. Want al is werk niet alleszaligmakend, werk is wel waardevol en draagt bij aan zingeving en waardigheid voor velen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een vraag voor u van de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter. Ik zit ook in de commissie Handel. Daar heb ik ook met verbazing naar de VVD geluisterd. Behalve dat lonenverhaal, had de VVD daar ook de stelling dat Nederland nóg meer van zijn geld in het buitenland moest verdienen en dat dus de lonen ook weer niet te veel zouden moeten stijgen, omdat Nederlandse producten dan te duur zouden worden op de internationale markt. Is de ChristenUnie het met mij eens dat dat een bizar verhaal is? De volatiliteit van onze economie hangt samen met het feit dat we juist te veel afhankelijk zijn van de buitenlandse economieën en van wat er in het buitenland gebeurt. Is de ChristenUnie het met mij eens dat bij het verhogen van de lonen in zo'n akkoord het mes aan twee kanten zal snijden? Want dan realiseren we tegelijkertijd een economie die meer gericht is op consumptie hier in Nederland, en minder op consumptie ergens anders in de wereld.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Nederland is een klein land. We hebben dus veel buitenland. En uiteindelijk moeten we ons geld verdienen met het maken van slimme producten: low volume, high complexity, dus hightech. Dat betekent dat we moeten innoveren, dat betekent dat we slimme mensen moeten opleiden en dat we veel geld moeten stoppen in onderwijs, in vakmensen. Daar bouwen we dan slimme producten mee die we kunnen exporteren. En ja, we exporteren veel. Nederland is een hele grote exporteur. Dan moet je ook redelijke lonen hebben, maar uiteindelijk kunnen lonen omhoog als we innoveren, als we durven te investeren in wetenschap, in onderwijs en in innovatie. Als we dat doen, dan zullen ook de lonen omhoog kunnen zonder dat dat een negatief effect heeft op onze exportkwaliteit.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is nu aan de heer Van Otterloo van 50PLUS.

De heer Van Otterloo (50PLUS):

Dank u wel, voorzitter. Dit is de eerste Voorjaarsnota die ik mag behandelen, dus ik zal ook wat algemene thema's behandelen in plaats van alle postjes na te lopen. Niet dat ik dat alleen maar aan de collega's overlaat, maar ik denk dat daar ook al een aantal dingen over zijn gezegd waar ik het mee eens ben.

Ten principale heeft 50PLUS een meer fundamentele insteek. We zien dat bij met name sociale zekerheid en het Budgettair Kader Zorg de uitgaven meevallen, maar we zien tegelijkertijd dat dit het gevolg is van een tegenvallende loonontwikkeling. We zien als onderliggend probleem dat de solidaire financiering in de samenleving onder druk staat. Er is al het nodige opgemerkt, zoals "als de lonen niet goed genoeg omhooggaan, dan trekken we de winstbelastingverlaging in". In onze tegenbegroting stond die al niet, dus het is voor ons nooit een probleem om dat toe te passen. Maar als er een fittie is tussen Hans de Boer en Mark Rutte, moet ik zeggen dat Hans de Boer te makkelijk roept over de verhoging van de lasten. Juist de werkgevers, het bedrijfsleven, hebben zich de afgelopen tien, vijftien jaar stelselmatig onttrokken aan hun bijdrage aan de financiering van de samenleving.

Met name door het veelvuldig gebruik van zzp'ers en andere inhuurkrachten zijn met name premieafdrachten achtergebleven bij de totale ontwikkeling. Dit betekent dat bijvoorbeeld de kosten van de zorg in toenemende mate terechtkomen bij de burgers en dat belastingen verhoogd moeten worden om het geheel sluitend te krijgen. Wij maken ons daar dus heel veel zorgen over. Dat was ook de reden waarom de winstbelasting bij ons niet verlaagd werd. We hebben ook niet gemerkt dat de Duitse auto-industrie zich in de afgelopen jaren hier massaal vestigde — ongeacht of dat in Limburg, Brabant of andere streken was — omdat bij ons de winstbelasting 2 procentpunt lager was dan in Duitsland. We zijn dus ook niet zo bang voor allerlei weglekeffecten en problemen met het vestigingsklimaat, want daarbij spelen veel meer andere zaken een rol.

Waar wij als 50PLUS bezorgd over zijn, is het gebrek aan solidaire financiering in de samenleving van het geheel. Dat komt nog bij het blijven vasthouden aan het begrotingsbeleid zoals dat ruim 30 jaar geleden werd ingesteld; ik gaf dat vanochtend in het debat over de Ecofin al aan. Ik herinnerde u vanochtend al aan de Bertnorm. Bert de Vries introduceerde als toenmalig fractievoorzitter van het CDA dat de staatsschuld niet hoger mocht zijn dan 60%. Sindsdien is er heel veel veranderd in de wereld, en in de financiële wereld, maar blijkbaar is die norm nog steeds onaantastbaar. Ik heb Bert de Vries best hoog zitten als econoom, maar zijn voorspellende gave over dit moment is niet meer behulpzaam bij het vinden van een goede oplossing.

Over de zorg hebben we allemaal een brief gehad — dat heb ik ook tegen de heer Sneller gezegd — van een aantal meer sociale zorgverzekeraars. In die brief staan een aantal voorbeelden van mogelijkheden om de kosten aan te pakken en de burgers minder te laten betalen. Maar — dit is tegelijkertijd een bruggetje naar de AOW — we zitten ook met een CBS en een CPB die stelselmatig de uitgaven aan zorg en sociale zaken te hoog inschatten. Het CBS heeft in — als ik dat nu mag zeggen — de hysterie van de AOW-verhoging besloten dat de Nederlandse sterftecijfers te somber waren en dat we dus meer moesten kijken naar hoe het in het buitenland was. Nog steeds heeft Nederland de op een na hoogste kankersterfte. Die kan het CPB niet even in het geheel oplossen. Als je de toekomstige kosten berekent voor de AOW, zul je dus ook rekening moeten houden met reële cijfers en niet met opgepluste cijfers. Hetzelfde geldt voor de kosten van de zorg. Dat betekent dus dat je reële cijfers moet hebben van de kostenstijgingen in de komende jaren en niet de 12,6 miljard die in de verkiezingsstrijd is genoemd.

Wij maken ons grote zorgen over de werving van personeel in de publieke dienst. Daar hoort het verhaal over achterblijvende lonen ook bij. De lonen zijn te laag en er moet een concurrentiestrijd worden gevoerd. Die kun je nooit winnen als het op deze manier gaat. Wij willen graag dat de koopkracht wordt opgeplust, maar dat dit niet alleen geldt voor de werkenden, maar ook voor de gepensioneerden. Daar heeft dit kabinet ook met dit nieuwe pensioenakkoord nog geen enkel zicht op gegeven. Want zelfs als de dekking volgend jaar 5% hoger zou zijn, moeten de mensen tien jaar wachten voordat die 5% van volgend jaar in de dekkingsgraad ook in de portemonnee wordt gevoeld. Met de huidige sterftecijfers zal dat voor veel mensen te laat zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Otterloo. Tot slot de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Als het goed is, kijk je als politicus altijd met enig mededogen naar de samenleving. Maar vanmiddag keek ik ook met een beetje mededogen naar de minister die hier in dit vak zit, want ik keek eens naar het vak van de ambtelijke ondersteuning. Ik weet dat deze minister zuinig en deskundig is, maar het grootste deel van de middag was dat vak helemaal leeg. Ik dacht: doet hij het nu echt helemaal alleen? Dat zal ongetwijfeld niet zo zijn. Gelukkig kijkt hij nog opgewekt.

Voorzitter. We keken de afgelopen weken met elkaar naar deze minister tijdens het Verantwoordingsdebat. Sinds dat Verantwoordingsdebat is er wel het een en ander gebeurd en zijn er weer nieuwe cijfers naar boven gekomen. Daar wilde ik het vanmiddag even over hebben. Er zijn namelijk een aantal cijfers die mij toch niet helemaal geruststellen, moet ik eerlijk zeggen.

Laat ik met de deur in huis vallen. Het eerste cijfer is de groei van de economie. Tijdens het Verantwoordingsdebat hadden we het nog over een groei van de economie van 2,7% in 2018. Maar in 2019 is de verwachte groei al bijgesteld naar 1,7%. Dat lijkt voor dit jaar dus een flinke daling te zijn.

Ook over de koopkracht kwamen cijfers naar buiten die niet helemaal zo zijn dat de SGP er blij van wordt. Tijdens het Verantwoordingsdebat hebben we dan ook een oproep gedaan om alle groepen van de samenleving — de heer Van Otterloo haalde zojuist een specifieke groep naar boven — van de economische groei te laten profiteren. Die oproep wil ik hier herhalen. Want ook de gepensioneerden moeten daarvan profiteren en wat ons betreft ook de mkb-ondernemers, de politie, de eenverdieners. En laten we zeker de alleenstaanden in onze samenleving niet vergeten. Ook die groepen moeten profiteren van de economische groei. De SGP hoopt dat hiervoor in het aankomende Belastingplan dat we na het zomerreces gaan behandelen, voldoende aandacht voor zal zijn.

Voorzitter. Ik had het zojuist al over de koopkrachtcijfers. Recent zijn die cijfers weer naar buiten gebracht door het CPB. Bij de Miljoenennota 2019 kregen wij een prachtig beeld waarbij iedereen er fors bijpluste. Gelukkig moeten we constateren dat de koopkracht nog wel stijgt, maar veel minder dan destijds verwacht werd. Als je naar dat plaatje kijkt, vind ik het meest pijnlijke dat de eenverdieners er samen met de gepensioneerden opnieuw het meest op achteruitgaan ten opzichte van het beeld bij de Miljoenennota 2019. Daarbij moet ik constateren dat de marginale druk voor deze groep, de groep eenverdieners, bijzonder hoog is. In sommige gevallen kan die zelfs oplopen tot 167%. Je levert dan gewoon in, terwijl je méér verdient. De SGP hoopt en verwacht ook dat er in het komende Belastingplan echt iets aan gedaan wordt. Want volgens het kabinet moet werk lonen, maar in sommige situaties loont het juist niet om meer te gaan werken. Als je meer moet inleveren dan erbij komt, voelt dat heel vervelend. Ik wil hier dus nog een keer onder de aandacht brengen dat wij heel erg uitzien naar het onderzoek marginale druk, dat we zoals het er nu uitziet, kort na het reces kunnen verwachten.

Voorzitter, ik heb nog één punt dat ik bij de kop wil pakken en dat is Defensie. Ik wil in de eerste plaats graag een compliment maken, want de SGP is blij dat er meer geld bij komt. De komende jaren wordt er ongeveer 1,5 miljard extra geïnvesteerd in Defensie. Dat is en blijft een goede en noodzakelijke ontwikkeling. Maar u weet wat het standpunt van de SGP is: er moet meer bij. En dat is gelukkig niet alleen het standpunt van de SGP, maar ook van dit kabinet. Ook de minister-president heeft bij de behandeling van het Verantwoordingsdebat benoemd dat het de inzet van het kabinet is om te komen naar die doelstelling van 2%.

Als reactie op de Voorjaarsnota las ik vanuit het ministerie van Defensie het volgende. Het geld dat vrijkomt bij de Voorjaarsnota is onvoldoende om te investeren in alle prioriteiten. Er moeten keuzes gemaakt worden en dat gaat de komende maanden gebeuren. Ik lees dus dat er prioriteiten zijn gesteld, maar dat er ook daarbinnen nog weer prioriteiten gesteld moeten worden. Dat geeft volgens mij aan dat een extra investering echt noodzakelijk is.

Ik wil vandaag concreet iets bij de kop pakken, namelijk munitie en uitrusting, heel concrete zaken. Twee jaar geleden stonden de kranten vol met artikelen over grote tekorten aan munitie. De afgelopen week konden we gelukkig lezen dat er sindsdien echt wat verbeterd is. Maar tegelijkertijd vangen wij uit het veld signalen op dat er op dit punt nog echt een aantal uitdagingen bestaan. Graag hoor ik van de minister hoe het ervoor staat. Het gaat niet om dat specifieke punt alleen. Kan de minister een wat breder beeld schetsen van de voorraden bij Defensie? Hoe staat het bijvoorbeeld met de voorraden van kleding en andere uitrusting? Is er nu in de breedte voldoende materieel beschikbaar om onze mensen echt goed en goed geoutilleerd op oefening te sturen?

Daar wil ik het bij laten, voorzitter, want ik ben precies op tijd.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Stoffer. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors tot 16.45 uur.

De vergadering wordt van 16.35 uur tot 16.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Hoekstra:

Voorzitter, dank. Ik was wat in verwarring omdat ik dacht dat nog niet iedereen aanwezig was, maar nu voel ik mij gerechtigd om te beginnen.

Wij spreken vandaag met elkaar over de Voorjaarsnota. Laat ik beginnen met de leden te danken voor alle vragen en opmerkingen over de volle breedte van het financiële, maar ook het politieke spectrum. De Voorjaarsnota is, zoals de leden heel goed weten, de eerste voortgangsrapportage van het kabinet over 2019 en biedt daarmee een tussentijds overzicht van het lopende begrotingsjaar. Het grotere gesprek over de begroting voor 2020, waarover de facto ook veel opmerkingen gemaakt zijn, gaan wij hebben om en na Prinsjesdag, onder andere tijdens de financiële beschouwingen.

Ik wil het vrij staccato doen, ook gegeven de tijd die mij vermoedelijk gegeven is. Ik heb met enige nervositeit naar de planning gekeken. Ik wil het doen in verschillende blokken: 1. economie, 2. uitgaven, 3. lasten, 4. koopkracht, 5. bedrijven, 6. de woningmarkt, relatief kort, 7. overig en dan de amendementen die in eerste termijn zijn ingediend.

Ik begin dus met de economie en het economisch beeld. Zeer terecht hebben sommigen, de heer Van Dijk onder anderen maar ook de heer Stoffer als laatste spreker, aangegeven dat de economie vorig jaar nog groeide met 2,7%, maar dat we inmiddels die groei fors naar beneden hebben bijgesteld. Dat laat precies zien wat we met elkaar weten en wat ik ook wel eens onder de aandacht probeer te brengen, namelijk hoe volatiel de Nederlandse economie is, met allerlei repercussies voor ons financieel-economisch beleid. Gaat het goed met de wereldeconomie, dan gaat het vaak heel goed met de Nederlandse economie, maar het tegenovergestelde is ook waar.

Voorzitter. Ik zal omwille van de tijd niet uitweiden over alles wat er mogelijk in de toekomst roet in het eten gooit. Mevrouw De Vries vroeg zeer terecht wat de verklaring ervan was. De verklaring moeten we vooral zoeken in de wereldhandelsgroei, in de spanningen die er tot op de dag van vandaag zijn over het al dan niet echt uitbreken van een handelsoorlog en daarnaast in de gematigde consumptiegroei. Als ik heel eerlijk ben, bevinden veel van die risico's zich op het globale niveau, waar wij natuurlijk buitengewoon weinig invloed op hebben. Het zijn vooral risico's met potentieel een belangrijk negatief effect op de nabije toekomst, helaas. Verder zijn er veel opmerkingen gemaakt over het economische beeld, maar dit waren wat mij betreft de vragen in het blok economie. Ik ga door met de uitgaven.

Zoals bekend, komt de budgettaire ruimte dit voorjaar vooral voort uit de meevallers en de ramingsbijstellingen. Dat geld hebben we vrijwel geheel weer besteed. Ik dank de heer Nijboer voor zijn complimenten voor het sluiten van de uitgavenkaders. De bedoeling ervan heb ik, als ik het huiselijk mag zeggen, zo geïnterpreteerd dat hij het goed vond dat de minister het geld opmaakte en uitgaf. Ik zal het hele lijstje niet herhalen, maar velen in de Kamer hebben aangegeven welke onderdelen waar het geld naartoe is gegaan, hun specifiek aanspraken, van heel klein maar toch heel belangrijk, waar de heer Bruins het over had, tot ook bedragen die in de vele tientallen miljoenen of zelfs honderden miljoenen liepen.

Voorzitter. De heer Nijboer vroeg nog naar de keuzes. Hij had zelf graag meer gewild op het gebied van onderwijs en woningen. Hij wees ook specifiek naar Defensie. Die vraag begrijp ik overigens vanuit zijn politieke oriëntatie heel goed. Zoals altijd geldt in de politiek dat het gaat om keuzes maken in schaarste. We hebben echt geprobeerd in de oploop bij Defensie te kijken naar wat er realistisch is op de korte termijn. Het is dus best een aanzienlijk bedrag, ook structureel, maar het oploopje begint dit jaar heel voorzichtig. Daarbij proberen we juist rekening te houden met het thema dat de Kamer en ik natuurlijk vaker "aan snee" hebben: de onderbesteding bij Defensie. Het begint dus met een heel klein bedrag en het loopt vervolgens heel fors op. Daarnaast hebben we er natuurlijk bij de jeugdzorg fors bij willen doen, vanaf dit jaar en volgend jaar, juist vanwege de gemeentelijke problematiek die velen terecht hebben aangesneden. Dat is natuurlijk een heel andere categorie qua bedragen. Dat betekent dat het geld dat we aan de ene kant over hebben in de zorg, voor een heel groot deel ook weer aan de zorg wordt besteed.

De heer Stoffer verwees nog naar het grote belang van Defensie. Dat ben ik met hem eens. Overigens is dat precies de reden waarom we wel degelijk hebben gekeken of er in die hele balans nog iets van het geld dat over is, extra naar Defensie moest, met die aantekening dat we wel hebben willen kijken naar wat een realistische oploop is die Defensie daadwerkelijk kan waarmaken.

Mevrouw De Vries vroeg terecht naar de taakstellingen. Over dat onderwerp hebben we ook vaak met elkaar gewisseld. Ik heb tijdens de voorjaarsonderhandelingen in de gesprekken met de collega's zo veel mogelijk willen kijken hoe we dat konden oplossen. De eerste resultaten heeft mevrouw De Vries denk ik in de Voorjaarsnota kunnen lezen: de taakstellingen bij OCW, EZK, IenW en Buitenlandse Zaken. Die zijn structureel van dekking voorzien. Over de taakstellingen van JenV en VWS is in de voorjaarsbesluitvorming afgesproken dat ze structureel worden gedekt. Daar zullen we binnenkort op terugkomen.

De voorzitter:

Hier heeft de heer Nijboer een vraag over.

De heer Nijboer (PvdA):

De taakstelling voor onderwijs is inderdaad gedekt, maar er is intussen alweer een nieuwe bij gekomen. Dat is namelijk de rente op de studieleningen, die is gesneuveld in de Eerste Kamer. Het zou de PvdA een lief ding waard zijn als die niet binnen de Onderwijsbegroting moet worden gedekt. Dit zal niet meer in de voorjaarsnota worden opgenomen. Kan de minister toezeggen dat we in de begroting niet elders een bezuiniging op onderwijs zien staan?

Minister Hoekstra:

Ik begrijp de vraag van de heer Nijboer heel goed. Dit is precies een van de dingen die nog na de voorjaarsonderhandelingen heeft plaatsgevonden, en nadat de Voorjaarsnota naar de Kamer is gestuurd. Zoals de minister van Onderwijs al richting de Kamer heeft toegezegd, zullen we dit betrekken bij de augustusbesluitvorming. Dat lijkt me op dit moment prudent en logisch.

De heer Alkaya vroeg hoe de rechtmatige besteding van de extra middelen voor de jeugdhulp kan worden gevolgd. Het kabinet vindt deze uitkeringsvorm het beste passen bij de gemeentelijke autonomie. Misschien is daar overigens helemaal geen discussie over. We hebben afspraken met de VNG gemaakt om het jeugdhulpstelsel effectiever en efficiënter te maken, en om het beter te laten functioneren. We hebben met de VNG juist afspraken willen maken voor de periode na deze kabinetsperiode. Waarom is dat nou redelijk? Volgens mij zien we allemaal dat er bij in ieder geval een deel van de gemeenten op de korte termijn een probleem is. De heer Nijboer zei terecht: je spreekt natuurlijk allemaal mensen uit gemeenteland. Om het beeld recht te doen, wil ik daarbij zeggen dat ik ook best een aantal gemeenten heb gesproken die zeiden dat er bij hen eigenlijk geen probleem is. Volgens mij is het precies daarom zo belangrijk dat we in alle objectiviteit gaan kijken wat er bij de gemeenten aan de hand is. Sommige gemeenten hebben kennelijk geen probleem. Andere hebben een beetje een probleem. Nog weer andere hebben een groot probleem. Ik denk dat we moeten kijken wat effectief is en hoe we ervoor zorgen dat kinderen van wie je zou willen dat ze aanspraak maken op jeugdhulp ook geholpen worden. Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat er geen aanzuigend effect is of dat we diegenen gaan helpen die daar primair misschien helemaal niet bij gebaat zijn.

Voorzitter. Mevrouw De Vries vroeg waarom de tegenvaller in de Wet langdurige zorg niet eerder bij de Voorjaarsnota bekend was, en of er nog hogere overschrijdingen worden verwacht. Het zit zo. De Nederlandse Zorgautoriteit adviseert het ministerie van VWS tweemaal per jaar. Dat advies kwam uit op 29 mei 2019. Ik begrijp dus heel goed dat de minister van VWS dit niet kon meenemen in de gesprekken met Financiën.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Het is helder dat er een advies moet komen, maar het is heel onwenselijk dat dit continu achter de voorjaarsnota aanloopt. De vraag is dus of je het systeem niet kunt aanpassen, zodat het advies iets eerder komt en het wel met de voorjaarsnota kan meelopen.

Minister Hoekstra:

Ik begrijp de inspiratie achter die vraag goed. Mag ik met mevrouw De Vries afspreken dat ik dit opneem met de ministers van VWS? Ik teken daarbij overigens meteen het volgende aan. Ik weet niet precies wat de logica achter deze rapportage is. Als dit al zou kunnen, is dat niet op de heel korte termijn. Anders ga je heel snel vrij veel rapporteren, of een te lange periode niet. Laat ik de vraag bij de ministers van VWS neerleggen om dit te bezien, ook in het licht van een zo effectief mogelijk debat met de Kamer over de voorjaarsnota.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dank voor die toezegging, met daarbij de opmerking dat het streven eigenlijk moet zijn dat dit zo veel mogelijk aansluit bij de begrotingscyclus van het Rijk.

Minister Hoekstra:

Dat dacht ik inderdaad goed begrepen te hebben. Dat is ook precies de reden om dit te willen voorleggen.

Voorzitter. De heer Snels vroeg naar de investering in de jeugdzorg en waarom deze als 1 miljard wordt gepresenteerd. Volgens mij heb ik net geprobeerd antwoord te geven op de vraag of het probleem in de jeugdzorg tijdelijk of structureel is. Dat moet het onderzoek uitwijzen. Daarom heeft het kabinet besloten om de gemeenten tegemoet te komen met een reeks van 420 dit jaar en dan nog twee keer 300. Ik denk dat daar wellicht de verwarring vandaan komt. Volgens mij kunnen we allebei staande houden wat we ten aanzien van die investering bedoelen.

Voorzitter. Dan vroeg mevrouw De Vries nog hoe Defensie de extra middelen gaat inzetten en wanneer er extra duidelijkheid is. Defensie heeft in het nationale plan voor de NAVO de prioritaire capaciteitsdoelstellingen uiteengezet. Dat is gewoon een vast lijstje waar onder andere de F35's opgestaan, maar ook de special forces en cyber. We hebben expliciet met elkaar afgesproken dat een deel van de extra middelen geïnvesteerd wordt in personeel. Mevrouw De Vries verwees er volgens mij ook zelf naar dat er zeer recent witte rook was of lijkt te zijn — laat ik voorzichtig formuleren — ten aanzien van de gesprekken over de cao's. Dat lijkt me uitstekend nieuws.

Voorzitter. GroenLinks had ook een vraag over Defensie, maar de inspiratie was, denk ik, een net wat andere. Het zit, denk ik, ook in het DNA van de partij om er net wat anders naar te kijken. De vraag ging over inzicht in kwaliteit: hoe maken we nou zorgvuldig beleid? Dan ben ik eigenlijk weer terug bij het antwoord over de fasering. Het kabinet vindt wel degelijk dat er meer moet worden gedaan op het gebied van Defensie, ook de onveiligheid in de wereld in acht nemend en met het idee om zelf verantwoordelijkheid te nemen, ook richting onze NAVO-partners. Maar ik snap heel goed dat de heer Snels en anderen zeggen: maar het geld kwam al niet op. Dat is precies de reden geweest om met Defensie heel goed te kijken naar wat nou een oploop is die redelijk is en vermoedelijk ook kan worden nagekomen.

Voorzitter. Zowel de heer Snels als de heer Slootweg vroeg of ik het ermee eens ben om nog eens naar de normeringsystematiek en de indexatie van het Gemeentefonds te kijken, de hele trap-op-trap-afdiscussie. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik daar wat dubbel in ben, want het was juist de VNG die ook in de recente gesprekken over de jeugdzorg aan ons heeft aangegeven te willen vasthouden aan de trap-op-trap-afsystematiek. Ik begrijp op zichzelf het ongemak best. Ik denk dat de heer Nijboer breder verwoord heeft wat velen van ons, in ieder geval weleens, horen als we contact hebben met partijgenoten of anderen die lokaal actief zijn. Maar de VNG ziet voordelen en die begrijp ik ook. Op zichzelf kun je aan de ene kant zeggen dat het toch raar is dat de gemeente er wat bij krijgt als de landelijke politiek besluit om extra te investeren in bijvoorbeeld defensie of onderwijs, of vice versa, en dat het ten koste zou moeten gaan van het lokale zwembad als de landelijke politiek besluit te bezuinigen. Maar in een wereld van imperfecties is dit toch een oplossing die misschien wel de minst slechte is. Ik ben op zichzelf bereid om overal over na te denken, maar dan zou wel ook vanuit de VNG de gedachte moeten zijn dat dat zinvol is.

De heer Slootweg (CDA):

Ik begrijp het dilemma van de minister, want dat is ook mijn dilemma. Ik zou ook helemaal niet willen dat er iets wordt afgedaan aan het fundament van trap-op-trap-af. Volgens mij zijn met de integratie van de jeugdzorg en de Wmo de algemene uitkering en het effect groter geworden. Daarbij zou je volgens mij wel kunnen nadenken of je dat dan 100% moet doen. Natuurlijk moet daarover overeenstemming zijn met de VNG. Ik ben benieuwd of daar toch wat ruimte is voor de minister van Financiën. Het heeft ten slotte effect, ook in de onderlinge verbinding tussen decentrale overheden in het Rijk.

Minister Hoekstra:

Ja, en dat is echt nog wel even puzzelen. Nogmaals, we zien allemaal de problematiek. Tegelijkertijd is er natuurlijk vooral heel veel geld bijgekomen, ook bij de uitgaven van het Rijk. Dat betekent dus ook dat gemeenten er via het Gemeente- en het Provinciefonds juist heel veel geld bij hebben gekregen. Bovendien hebben we het hier vaak over de onderbesteding, maar ten opzichte van het totaal is dat toch maar een klein stukje. We gaan in de periode november-december nog eens kijken of er nou een probleem is. Volgens mij heeft de heer Sneller mij daar toen toe aangezet. Gemeentes liepen niet voorop met aan te geven: er is eigenlijk een heel groot probleem en dat komt door deze systematiek. Dus misschien kan ik met de heer Slootweg en de Kamer afspreken dat we dit onderwerp op de agenda houden. We gaan ook zeer serieus kijken naar de jeugdzorg. Ik ga zo meteen nog meer zeggen over de commissie voor begrotingsruimte, namelijk dat het niet zo netjes is om die van opdrachten te voorzien. Maar ik kan natuurlijk wel zorgen dat zij goed meeluisteren naar wat er in dit debat wordt gezegd en ik zou ze nog eens kunnen suggereren om daar hun voordeel mee te doen.

De voorzitter:

Dat leidt tot een vraag bij de heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

De minister zegt op een interruptie van de heer Slootweg toe om dit onder de aandacht te houden. Ik vroeg specifiek of de minister voorafgaand aan de augustusbesluitvorming toch nog een rondje langs de gemeenten zou kunnen maken om te kijken wat nu de temperatuur van het water is.

Minister Hoekstra:

Op zichzelf lijkt dat een hele charmante gedachte, maar los van het feit dat het al bijna augustus is, dat de augustusbesluitvorming vooral gaat over 2020 en dat we dan meestal niet meer heel grootschalig aan de uitgavenkant aan het klussen zijn, is de suggestie van een rondje maken met als vraag "had u er graag wat geld bij gewild" het soort rondje waar ik ook geen enkele illusie over zou hebben als ik dat in het kabinet zou maken. Dus volgens mij zouden we het netjes moeten doen. En "het netjes doen" betekent, bijvoorbeeld bij de jeugdzorg: we gaan echt objectief kijken in hoeverre er een probleem is, waar dat probleem door komt en hoe we dat kunnen oplossen. Als geld dan onderdeel van de oplossing is, dan moet geld ook onderdeel van de oplossing zijn. Volgens mij is dat redelijk en fair.

De heer Bruins (ChristenUnie):

De minister staat inderdaad niet bekend om dat type rondjes; dat geef ik toe. Hij zou wel in een rondje, op welke termijn dan ook, kunnen vragen aan de gemeenten of zij, met behoud van de trap-op-trap-afsystematiek, die systematiek dan wellicht op basis van de begroting in plaats van op basis van de realisatie zouden willen zien. Waar je je dan wel als Rijk op vastlegt, is dat je niet lopende het jaar kunt bezuinigen op gemeenten, fondsen en provinciën. Dus je zet jezelf minder klem, maar het is ook een trap-op-trap-afsystematiek in de zuivere zin van het woord. Zou de minister zoiets kunnen onderzoeken?

Minister Hoekstra:

Ja, maar mijn aarzeling ligt bij het volgende. Ik heb zelf de gesprekken met de VNG niet gevoerd, maar mijn indruk was — ik formuleer voorzichtig — dat men van dat type ingrepen, dat ik me best in de jeugdzorgdiscussie had kunnen voorstellen, niet het meest heil verwachtte. Dus om mensen nou tegen hun zin gelukkig te maken met iets wat wij hier volstrekt redelijk vinden, is misschien ook niet verstandig. Maar laat ik de heer Bruins wel toezeggen dat ik dit op de agenda houd voor mijzelf, maar ook samen met de minister van BZK, want dit is ook iets waar zij veel meer over spreekt.

Voorzitter. De heer Slootweg en volgens mij ook anderen, waaronder mevrouw De Vries, maakten terecht opmerkingen over de infrastructuur. Het lijkt mij niet logisch om het achtergesteld onderhoud op te nemen als schuld in de jaarstukken, want het ministerie heeft op de balans middelen om dit type onderhoud op een later moment te laten plaatsvinden. Het wordt geprogrammeerd, ook voor latere jaren. Maar recentelijk heeft de minister van IenW hier natuurlijk ook het een en ander over gezegd, dus het is wel een gesprek dat onze aandacht verdient: hoe zorgen we nou dat we én de kortetermijninvesteringen doen, waar we allemaal misschien wel reikhalzend naar uitkijken, én dat we daarnaast niet in de situatie komen dat we zo meteen een heleboel wegen en bruggen en andere zaken niet hebben onderhouden. Dus ik zeg toe dat ik nog wel met haar opneem hoe we dat voldoende scherp op het netvlies houden. Daarbij is overigens mijn indruk dat zij dat bijzonder goed doet.

De heer Bruins vroeg mij nog naar de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Deze vraag was ongetwijfeld geïnspireerd door, laat ik zeggen, het tussenvonnis van de heer Borstlap. Laat ik de neiging onderdrukken om daar nu al positief appreciërend op te reageren, niet alleen omdat dat in eerste instantie aan collega Koolmees is, maar ook omdat het ei daar nog niet definitief gelegd is. Dat vind ik netjes. Maar in z'n algemeenheid heeft de heer Bruins natuurlijk wel gelijk dat de flexibilisering op de Nederlandse arbeidsmarkt zeer sterk is toegenomen en harder is gegroeid dan, naar ik meen, in vrijwel elk ander Europees land.

De voorzitter:

Over dit laatste heeft de heer Bruins een vraag.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik wachtte nog op een paar zinnen. Ik dacht: er komt vast nog iets moois van de minister. Maar dat kwam niet. Hier stopte het. Dat vind ik toch wat mager. Ik denk dat het een groot en belangrijk onderwerp is. Dat erkent de minister ook. Maar ik zou het dan toch wel mooi vinden als de Studiegroep Begrotingsruimte dit onderwerp onder haar vleugels zou nemen en dit meeneemt in de toekomstige activiteiten.

Minister Hoekstra:

Het zou zomaar een lange middag luisteren kunnen worden voor de studiegroep. Ook dit zal ik, met gevoel voor de verhoudingen, waar nodig nog eens onder de aandacht brengen.

Voorzitter, misschien mag ik er toch nog dit over zeggen. Het is daarbij helemaal niet uitgesloten dat de politiek zich ook afvraagt wat de implicaties zijn van dit rapport, zodra het er is. Maar ik realiseer me dat dat een hele wilde gedachte is.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Heel mooi. Misschien kan de minister al een paar reflectieve gedachten formuleren in de Miljoenennota, als hij in de zomervakantie daaraan gaat schrijven.

Minister Hoekstra:

Als ik ook bij deze vraag zeg dat ik het antwoord in de Miljoenennota ga geven — dat ga ik zo meteen trouwens zeker nog een paar keer doen — dan wordt dat weer zo'n dik boekje. Laten we het stap voor stap doen. Eerst het rapport, dan minister Koolmees en dan wij allemaal.

Voorzitter. De heer Sneller vroeg terecht naar structurele zwaktes. Ik heb het nu over de uitgaven, maar ik behandel even het breder palet van zijn vragen. Hij had een paar dingen die te maken hebben met structurele zwaktes. Hij legde mij ook fijntjes nog eens mijn eigen woorden in de mond.

Voorzitter. Allereerst over zijn motie. Ik doe het even uit mijn hoofd. Ik denk dat daar vrijdag een voortgang van ligt in het kabinet. Daar zullen we in ieder geval op terugkomen. Anders zal dat snel na de zomer zijn, overigens zonder dat ik ook maar enigszins de suggestie wil wekken dat het werk dan af is. Sterker nog, als het niet het begin van het begin is, dan is het hoogstens het einde van het begin.

Zijn tweede opmerking ging over innovatie. Daar heb ik ook mevrouw De Vries en anderen iets over horen zeggen. Ik denk dat dat terechte opmerkingen zijn. Het is best een lang lijstje met dingen die het kabinet doet, maar over het toekomstig verdienvermogen in een veranderende wereld met nieuwe technologieën is best nog wat meer te zeggen. Ook met het oog op de klok wil ik daarom aan beide leden toezeggen dat ik daar in de Miljoenennota echt nog op terugkom met een bredere analyse dan ik nu kan maken. Dan kunnen we het daar tijdens het debat dat daarop volgt het met elkaar over hebben.

Voorzitter. Het laatste stukje ten aanzien van die structurele zwaktes sluit aan bij het antwoord dat ik net aan de heer Bruins gaf. Er zijn diverse zwaktes. Je kunt dan onder andere aan de arbeidsmarkt denken. Volgens mij is het vervolgens de kunst om die ook weer politiek te adresseren.

Voorzitter. Dat brengt mij bij de lasten. Terecht is hierbij door sommigen gewezen op het toch snel omslaande economische weer. Dat betekent dat er als je kijkt naar de inkomstenkant van de begroting vorig jaar veel extra geld is binnengekomen, maar dat dat snel zal opdrogen zodra het minder goed gaat met de economie. Overigens — maar dat hoef ik in dit huis eigenlijk niet te doen — is er op al die bedragen die er in de pers verschijnen echt wel het nodige af te dingen, ook als het gaat om geld dat gewoon beschikbaar blijft voor de begroting van Infrastructuur en voor Defensie.

Er is nog iets relevant, zeg ik in het bijzonder richting de heer Van Dijck. Bij deze discussie, bij de drie piketpalen waarover we met elkaar discussiëren, namelijk de investering in de samenleving, de lasten van de burger en de situatie van de schatkist, is het goed om te memoreren dat de staatsschuld nog steeds ongeveer 400 miljard bedraagt. In percentage is de overheidsschuld nog aanzienlijk hoger dan voor de crisis. Dat vind ik bepaald niet de enige indicator van succes, integendeel, maar het is wel een relevant gegeven dat we nog niet zijn waar we waren. Sommigen herinneren zich nog het maken van begrotingen in de periode voor de vorige crisis. De getallen zijn toen in een halfjaar drie, vier, vijf keer vrij dramatisch bijgesteld.

De heer Van Dijck, mevrouw De Vries en de heer Sneller vroegen terecht naar de ontwikkeling van de collectieve lasten. Het is waar dat die sterk zijn toegenomen. Er is wel nog één ding bij te vertellen. Dat slaat op wat de heer Sneller en mevrouw De Vries zeiden. We hebben er in de afgelopen jaren namelijk voor gekozen om de uitgaven fors te laten toenemen, bijvoorbeeld op het gebied van de volksgezondheid, en die kosten vervolgens collectief te dekken. Daar is heel veel voor te zeggen, want het betekent dat iedereen in Nederland toegang heeft tot uitstekende zorg, zeker als je het in internationaal perspectief beziet, maar dat de kosten ook flink zijn gegroeid.

Zie de kosten van de volksgezondheid nu. Ik las laatst dat we het bedrag van 100 miljard zijn gepasseerd op een bbp van ongeveer 800 miljard. Toen ik dat vorige week aanhaalde in de vergadering van de G20 bij een gezamenlijke bijeenkomst van de ministers van Financiën en van Volksgezondheid, zaten de meeste mensen wel vrij glazig te kijken. Die kwamen ook naar mij toe: dat is dus 100 gedeeld door 800 en dan kom je op een bepaald percentage; is dat echt waar? Ik zei: ja, dat is echt waar. Daar hebben we een uitstekende volksgezondheid voor, maar dat neemt dus wel een hele grote hap uit onze uitgaven. De keuze om dat te doen — nogmaals, er is veel voor die keuze te zeggen — heeft als consequentie dat je daar ook belasting voor moet heffen.

De voorzitter:

Hierover heeft de heer Van Otterloo een vraag.

De heer Van Otterloo (50PLUS):

Ik weet niet of de minister uitgesproken is over de kostenstijging van de zorg.

Minister Hoekstra:

Het was meer een soort tussenzang in het stukje dat mij richting de heer Van Dijck moest leiden. Ik weet eigenlijk niet of ik nog heel veel meer over de zorg wilde zeggen. Volgens mij niet.

De heer Van Otterloo (50PLUS):

Wij scoren redelijk hoog qua uitgaven, maar we zijn ook vicewereldkampioen bureaucratie. De vergelijking over de hele wereld laat zien dat wij op de Verenigde Staten na verhoudingsgewijs het meeste uitgeven aan bureaucratie in de zorg. Dan hebben wij het over gereguleerde marktwerking, over allerlei systemen die ervoor moeten zorgen dat burgers gecontroleerd worden op hun zorgkosten, over het systeem van de toeslagen. Het lijkt mij dat wij, na de introductie van dit systeem in 2006, het systeem eens even grondig tegen het licht moeten houden. Wij geven het geld namelijk niet allemaal uit aan de zorg. Wij geven heel veel geld uit aan de controle van de zorg en aan de administratie. En dat is met de decentralisatie overigens alleen maar toegenomen.

Minister Hoekstra:

Het goede nieuws voor de heer Van Otterloo is dat de ministers van VWS, ten dele ook met mij samen, echt aan het kijken zijn naar hoe je de zorg, in hun woorden, organiseerbaar houdt. Hoe zorg je dat de toegang uitstekend blijft? Hoe zorg je dat de kwaliteit uitstekend blijft? En hoe houd je het ook op de lange termijn betaalbaar? Daar lopen allerlei onderzoeken naar en daar letten ze ook in het hier en nu absoluut op. Ik wil helemaal niet ontkennen dat een deel van de kosten ook te maken heeft met wat de heer Van Otterloo "bureaucratie" noemt, maar ik zou nog wel een keer willen memoreren dat de volksgezondheid in Nederland en dan met name de cure van uitstekend niveau is. Bovendien heeft iedereen toegang, wat hij of zij ook verdient. Dat is een groot goed en dat zou ik niet te makkelijk willen bagatelliseren door te doen of dat niet belangrijk is, want daar profiteren heel veel mensen in Nederland iedere dag opnieuw van.

De heer Van Otterloo (50PLUS):

Ik ben de laatste om dat te bagatelliseren, maar aan de andere kant laten de sterftecijfers, die ik ook heb gegeven, zien dat wij de op een na hoogste kankersterfte in Europa hebben en dat geld dus niet altijd op de juiste plek terechtkomt. Als het geld terechtkomt bij de bureaucratie door de wijze waarop wij rekeningen versturen — de afdeling debiteuren/crediteuren is heel groot in de zorg — gaat dat geld niet naar de zorg, maar naar het systeem. Daar sloeg mijn opmerking op. Overigens vind ik nog steeds dat wij een pluim verdienen als Nederland voor de toegankelijkheid van onze zorg. Dat hebben wij mooi met z'n allen voor elkaar gebracht.

Minister Hoekstra:

Ik denk dat ik de ministers van VWS toch niet tekortdoe als ik zeg dat ik het bruggetje van de heer Van Otterloo wel wat aanvechtbaar vind. Hij zegt: die hoge kankersterfte aan de ene kant heeft wat te maken met de organisatie en de kosten aan de andere kant. En misschien — zo heb ik hem in ieder geval begrepen — heeft het ook wel te maken met de onwil om daar geld aan uit te geven. Ik ken de cijfers niet in detail, maar ik weet er wel zo veel van dat ik durf te zeggen dat het een samenspel is met preventie, bijvoorbeeld het preventieakkoord roken. Ik weet verder ook dat het te maken heeft met genetisch materiaal, diagnostiek en met allerlei andere zaken die inderdaad in de spreekkamer plaatsvinden. De koppeling, zoals die nu gemaakt wordt, is denk ik kwetsbaar.

De heer Van Otterloo (50PLUS):

Nee, voorzitter. Om alle misverstanden te vermijden, ik heb niet gezegd dat het een-op-een een kwestie is van alloceren. Ik heb gezegd dat het erom gaat dat wij in de zorg nog veel winst kunnen boeken. Voor een deel is dat heel lange termijn. We hebben natuurlijk een hele lange periode achter de rug waarin stoppen met roken onbespreekbaar was. In het vorige kabinet is er flink bezuinigd op dat soort activiteiten en het duurt heel lang om met name de sterfte aan longkanker sterk terug te brengen naar het niveau van de ons omringende landen. Wij scoren er heel slecht op, omdat er veel gerookt is. Vandaar dat mijn opmerking ...

De voorzitter:

En uw vraag, meneer Van Otterloo.

De heer Van Otterloo (50PLUS):

Voorzitter, het was ook een verduidelijking. Ik heb niet gezegd dat het geld een-op-een naar de bureaucratie gaat in plaats van naar iets anders. Ik heb alleen gezegd dat onze inspanningen op dat terrein groter moeten worden en dat er geld vrijgemaakt kan worden waar dat nodig is.

Minister Hoekstra:

Dank, voorzitter, aan de heer Van Otterloo. Dan hebben we dat misverstand uit de weg geruimd.

Ik ben de heer Van Dijck nog een laatste stukje beantwoording verschuldigd. Verder moet ik ook nog reageren op zijn appel op lastenverlichting. We zijn een beetje terug bij een gesprek dat we weleens vaker hebben gehad. Het kabinet doet ook wel degelijk wat aan de lasten in de volle breedte ten opzichte van dat befaamde basispad. En de lasten zullen ook in 2020 en 2021 nog weer verder dalen ten opzichte van het basispad. Mevrouw De Vries en anderen hebben er bovendien terecht op gewezen dat het kabinet en de coalitie ook nog hebben willen ingrijpen bij de energierekening voor een bedrag van ongeveer 435 miljoen euro.

De heer Tony van Dijck (PVV):

We weten allemaal, dat kunnen we ook lezen in de kranten, dat de lasten in Nederland de afgelopen tien jaar drie keer zo hard zijn gestegen als het EU-gemiddelde en twee keer harder dan in Duitsland en België. Met andere woorden, 50 miljard is opgehaald bij de burgers en het bedrijfsleven heeft helemaal niets bijgedragen aan die 50 miljard. Laura van Geest deed gisteren nog een oproep. Zij zei dat er iets structureel misgaat met de overheidsfinanciën en het overheidsbeleid. Want je kunt niet van burgers blijven vragen dat zij alle rekeningen betalen maar van het bedrijfsleven, het kapitaal, geen bijdrage vragen. Dat kan niet. Het is bewonderenswaardig dat het niet hier maar in Frankrijk vol staat met gele hesjes, want in principe verdient Nederland heel veel gele hesjes op dit punt. Deze minister komt ermee weg, met allemaal mooie praatjes over de zorg en dat die zo toegankelijk is, maar feit is gewoon dat een op de drie Nederlanders in geldproblemen zit, zich zorgen maakt over zijn financiën. De mensen buffelen maar door, hebben het goed, de kinderen zitten op school en noem maar op. Maar de burgers van Nederland verdienen beter, wat mij betreft. Deze minister zou zich dat moeten aantrekken, ook omdat ik nu steun krijg van het CPB.

Minister Hoekstra:

Laat "deze minister" dan toch nog een keer onder woorden brengen wat een enorme verworvenheid het is om dit niveau van volksgezondheid te hebben. Of dit niveau van onderwijs, met weer extra investeringen. Of dit niveau van veiligheid, een samenleving waar het ieder jaar veiliger wordt op straat, mede dankzij de investeringen die dit kabinet bij de laatste ronde opnieuw gedaan heeft. Of de verworvenheid dat we weer extra geld aan jeugdzorg kunnen besteden. Ja, er is een probleem, maar wij hebben ook de mogelijkheid om in deze regeringsperiode boven op het geld dat we al investeren, nog eens honderden miljoenen extra toe te voegen. Volgens mij is dat een breed gedeelde wens. De heer Van Dijck is wel vaker wat somber over dit kabinet, te somber, maar hier doet hij de samenleving en hoe het gaat met Nederland echt een beetje tekort.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik doe helemaal niemand tekort. Natuurlijk is dat een verworvenheid van al die hardwerkende Nederlanders die u dat geld toevertrouwen, die erop vertrouwen dat u dat goed besteedt aan zorg en veiligheid en onderwijs. Natuurlijk. Maar deze mensen staan al twee, drie decennia stil wat betreft hun reëel besteedbaar inkomen. Ze hebben evenveel te besteden als dertig jaar geleden, terwijl de economie verdubbeld is en de winsten van de bedrijven vervijfvoudigd zijn. Iedereen heeft geprofiteerd van die hardwerkende Nederlander, behalve de Nederlander zelf. Ja, inderdaad, onderwijs, zorg en veiligheid, maar niet in hun portemonnee, niet in hun koopkracht.

Nu krijgen ze een lichtpuntje van deze minister, iedereen gaat het voelen: 1,6%. Wauw. Het blijven kruimels, maar ze gaan er 1,6% op vooruit. En wat blijkt bij de Voorjaarsnota? Nee, het wordt toch 1,2%. En bij de Miljoenennota? Het wordt toch 1%. En bij de Najaarsnota is het dan toch weer 0,6%. Zo gaat het elk jaar. Jaar in, jaar uit. Daarom zeg ik: wanneer repareert deze minister nu eens een keer die scheve verhouding? Deze minister heeft bakken met geld om uit te geven.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Hij heeft zelfs overschotten. Het bedrijfsleven barst van ...

De voorzitter:

Meneer Van Dijck, u bent helder.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Maar de mensen worden kort gehouden.

De voorzitter:

De minister.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat is niet eerlijk.

Minister Hoekstra:

De heer Van Dijck is te somber. Laat ik er nog aan toevoegen dat we ook dit jaar in augustus de lastenverdeling zullen herbezien.

Voorzitter. Zo kom ik automatisch van de lasten op een aantal vragen die te maken hebben met de koopkracht. De heer Snels vroeg welke rol het kabinet speelt bij de cao's. Volgens mij een heel constructieve rol. Want we hebben vorig jaar een heleboel cao's weten af te sluiten en recent was er goed nieuws over een cao-pad dat best ingewikkeld is geweest en waar de bewindspersonen van Defensie heel veel tijd en moeite in hebben gestoken, overigens samen met vele anderen. Ook heeft het kabinet een heel forse investering bij het primair onderwijs gedaan, met eerst 8,5% en toen nog 1% erbij in een periode van pak 'm beet zes tot negen maanden. We hebben vaker de discussie gehad over het goede voorbeeld geven. Ik denk echt dat het kabinet, dat ieder van de leden van het kabinet die verantwoordelijk zijn voor een stukje van die onderhandeling daar meer dan haar of zijn fair share heeft gedaan.

Voorzitter. De heer Sneller vroeg nog breder naar lonen. Daar hebben we natuurlijk vaker met elkaar over gewisseld. Ik wil er altijd voor waken, zeker ook gegeven mijn positie, om te optimistisch te zijn. Maar ik meen wel oprecht dat nu juist de vakbonden een paar maanden geleden of een aantal weken geleden hebben gezegd dat ze een aantal cao's hebben weten af te sluiten waar ze tevreden over waren. Ik parafraseer het een beetje onzorgvuldig: ze hadden graag meer gewild, maar ze vonden 3% toch ook heel behoorlijk. Dat was van een ander niveau dan de berichten die we in de maanden daarvoor steeds gezien hadden. Het moest er, zou ik bijna willen zeggen, ook een keer van komen met die krapte. Ik hoop natuurlijk zeer dat die tendens zich voortzet. Ik kan het niet garanderen, maar mijn verwachting is van wel.

Voorzitter. De heer Slootweg vroeg nog of ik de conclusies van de OECD deel dat de middenklasse onder druk staat. Hij heeft gelijk dat dat een wereldwijd fenomeen is dat je misschien wel het sterkst ziet in de Verenigde Staten, waar sprake is van de fear of falling van de middenklasse met alle onzekerheid die dat met zich meebrengt. Als je dan naar Nederland kijkt — ik heb er recent ook nog met de heer Putters over gesproken — dan zie je dat dat gelukkig wel meevalt, maar dat dat niet helemaal garandeert dat het zo blijft. Ik vind het terecht dat we dat scherp in het oog houden. Veel van het beleid van het kabinet is natuurlijk specifiek op deze groep gericht, want de middenklasse, de middeninkomens zijn nou eenmaal de ruggengraat van onze samenleving.

Voorzitter. De heer Alkaya vroeg nog naar winstdeling voor mensen op de werkvloer. Het kabinet zou dat afhouden. Voor de goede orde, winstdeling kan een manier zijn om betrokkenheid te stimuleren en kan ook een manier zijn om mensen gewoon mee te laten profiteren in perioden van economische groei. Ware ik ondernemer geweest, dan zou ik er misschien allerlei opvattingen over hebben. Maar dat ben ik niet. Ik ga daar namelijk niet over. Dit is echt iets wat aan de cao-tafel zou moeten worden afgesproken, maar ik herken wel wat de heer Alkaya zegt, namelijk dat er ondernemers zijn die dit doen en die daar overigens zeer succesvol mee zijn.

De heer Alkaya (SP):

Dat zou een voorbeeld moeten zijn. Kijk, als een ondernemer daar zelf toe besluit ... Er zijn genoeg ondernemingen, de verstandige zou ik bijna zeggen, die dit soort plannen hebben. Daarbij zie je ook dat de werknemers op de werkvloer meer loyaliteit tonen, dat ze meer productiviteit tonen, dat ze productiever zijn en ook enthousiaster aan het werk gaan. Dat is ook logisch, want als het een jaartje minder gaat, dan hebben die werknemers ook door "oké, dan heb ik geen deel van de winst", want er wordt namelijk geen winst gemaakt. Mijn vraag aan het kabinet is de volgende. Stel nou dat de loonstijgingen die wij hier met z'n allen verwachten geen realiteit worden, is het kabinet dan bereid om dit soort maatregelen zoals winstdeling bijvoorbeeld fiscaal te stimuleren of in ieder geval te onderzoeken hoe we dat meer zouden kunnen doen. Ik als socialist heb verdergaande meningen daarover. Maar als het kabinet hier aangeeft dat het een verstandige keuze voor ondernemers is om dat te doen, dan zou het toch ook kunnen onderzoeken hoe dat kan worden gestimuleerd?

Minister Hoekstra:

Ik maak me er geen enkele illusie over dat de gedachten van de heer Alkaya echt nog wel wat verdergaan dan die van mij op dit terrein en, vermoed ik overigens, van de meesten hier aanwezig. Ik vind dat dit ten principale echt iets is wat besproken moet worden aan de cao-tafel en waar werkgevers en werknemers zelf afspraken over moeten maken. Ik ben het wel met de heer Alkaya eens dat het van goed en verstandig werkgeverschap getuigt, ook als je als werkgever aan jezelf denkt, om na te denken over: hoe inspireer en motiveer ik mijn personeel, zeker in tijden van krapte; hoe bind ik dat aan mij?

De heer Alkaya (SP):

Ik ga zelf ook met voorstellen komen. Ik heb hier al een paar keer genoemd dat wij als Socialistische Partij voorstander zijn van een gouden aandeel voor werknemers, naar het model van gouden aandelen die overheden hadden bij voormalige staatsbedrijven. Dat voorstel ga ik zelf uitwerken. Ik heb nog een volgende vraag aan het kabinet, want stel nou dat die loonstijgingen uitblijven. Het kabinet is dus niet van mening dat winstdeling gestimuleerd moet worden. Wanneer komt dan het moment dat er extra stappen overwogen gaan worden? Er zijn vele vragen over gesteld. Is dat dan het Belastingplan 2020?

Minister Hoekstra:

Dan ga ik die vraag maar meteen even doen, want daar hebben natuurlijk meerdere sprekers in ieder geval op gereflecteerd. Er zijn niet eens zozeer veel vragen aan mij over gesteld, maar laat ik er toch wat over zeggen. We hebben afspraken gemaakt in het regeerakkoord over de lastenverlichting en het Vpb-pad. Er is vervolgens recent nog door de Kamer overlegd met experts over in hoeverre die Vpb nou daadwerkelijk betaald wordt. Er is toen volgens mij op verzoek van de Kamer — ik meen dat het van de heer Omtzigt was — besloten om te gaan kijken naar hoe effectief dat nou is, in hoeverre die Vpb wordt betaald en nog een aantal dingen meer. Ik denk dat de heer Alkaya daar tot in detail van op de hoogte is. Volgens mij is dat het eerste deel van het antwoord. Dan het tweede deel van het antwoord. Wij gaan vanzelfsprekend zoals altijd in augustus weer kijken wat nou een redelijke verdeling is, ook als het gaat om de verdeling van de lasten. De heer Rutte heeft hier natuurlijk opmerkingen over gemaakt op een VVD-aangelegenheid in zijn capaciteit als VVD-leider. Wij zullen met het kabinet en met de coalitie, zoals altijd, in augustus moeten reflecteren op de lastenverdeling zoals die haar weerslag zal vinden in de Miljoenennota.

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter, concluderend. Ik kan hier dus uit afleiden dat de voorgenomen verlaging van de Vpb niet meer in steen gebeiteld is en dat dat in augustus wordt besproken, allereerst in de coalitie.

Minister Hoekstra:

Het is natuurlijk altijd het prerogatief van de Kamerleden om welgevallige conclusies of bewust onwelgevallige conclusies te trekken uit wat ik zo-even gezegd heb. Ik wil erg dicht bij mijn eigen formulering blijven. Want als ik dat niet zou doen, zou zomaar de heer Nijboer kunnen opstaan en mij een vraag kunnen stellen. Dat risico zou ik natuurlijk niet willen lopen, voorzitter.

De voorzitter:

Het gebeurt toch. De heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Het is natuurlijk veel te makkelijk om nou te zeggen: Kamerleden ontlokken bewindslieden wat. Nee, de premier van uw kabinet heeft wat gezegd en er bestaan geen premiers die deelbaar zijn. Die is gewoon altijd premier, 24 uur per dag. Dat zegt hij zelf altijd en dat is hij ook. Het is niet zo dat als hij op een bijeenkomst of in de Kamer iets zegt, het dan niet telt of anders is. Dus de premier heeft gezegd dat die verlaging van de winstbelasting per 1 januari ter discussie staat en mogelijk niet doorgaat als die multinationals hun lonen niet genoeg verhogen. Dan is de vraag gewoon of de minister van Financiën die uitspraak deelt en of hij daarnaar handelt.

Minister Hoekstra:

Nee, met waardering voor de retorische kennis en kunde van de heer Nijboer. De partijleider van de VVD heeft een uitspraak gedaan die ik, had ik hier gestaan als CDA-politicus, als CDA-politicus had kunnen becommentariëren. Dat heb ik overigens buiten deze Kamer ook wel gedaan. Maar ik sta hier als minister van Financiën het kabinetsbeleid te verdedigen en ik wissel hier van gedachten met de woordvoerder van de Partij van de Arbeid. De minister-president is in het vragenuurtje verschenen. Ik had het genoegen om er nog voor een deel naast te zitten want ik mocht zelf ook komen, maar dan voor ander onderwerp. Hij heeft de Kamer geduid hoe zijn uitspraken moesten worden verstaan en wat het kabinet daarmee zou doen en hij heeft daar vervolgens aan toegevoegd dat hij als minister-president daar geen termijn aan wilde verbinden. Kijk, voor de goede orde: wij gaan natuurlijk deze zomer kijken naar wat een redelijke lastenverdeling is, overigens zoals dat ieder jaar plaatsvindt.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik doe geen woordenspel. Ik kijk gewoon naar wat de premier zegt. Ik ben daar heel blij om, want het is het hoofdpunt van het politieke debat. Dividendbelasting, dat ging over belastingen voor grote bedrijven. Dat is niemand ontgaan. Daar zegt een premier wat over en dan wil ik graag namens de bevolking dat dat ook gebeurt. Tenminste, een deel van de bevolking is daarvoor. Dan vind ik dat het kabinet wel met één mond moet spreken. De minister van Financiën is het toch wel met mij eens dat de verlaging van de winstbelasting per 1 januari 2020 gewoon in de wet staat? Daar sloeg die opmerking van de premier toch op?

Minister Hoekstra:

Juist omdat de heer Nijboer zo aandringt op eenheid van kabinetsbeleid, heb ik geen andere keuze, staatsrechtelijk, dan aan te sluiten bij wat de minister-president van dit land in het vragenuurtje heeft gewisseld met onder anderen de woordvoerder van de Partij van de Arbeid. Ik kan er niets anders van maken. Dat ook de partijleider van de VVD uitspraken heeft gedaan op een festival en dat dat een van de redenen was voor de Kamer om hem naar het vragenuurtje te roepen, daarin heb ik natuurlijk verder geen rol gehad.

De voorzitter:

Meneer Nijboer, kort.

De heer Nijboer (PvdA):

Toen de heer Nawijn minister was, zei hij buiten de Kamer: ik ben eigenlijk wel voor de doodstraf. Nou, dat moest hij snel weer inslikken en ik weet niet wat allemaal. Dat kan gewoon niet. In een van de belangrijke sociaaleconomische discussies van dit land zeg je als leider van een kabinet: als dit niet gebeurt, dan dat. De minister van Financiën van je eigen kabinet zegt vervolgens: we veranderen eigenlijk niks, het blijft zoals het is. Dat is wat u zegt. Dat kan niet. U zegt: ik pas de begroting niet aan; het is op een festival gezegd. We zeggen in de Kamer wat anders dan in zaaltjes, we maken onze beloftes niet waar. Dat is dan heel gewoon.

De voorzitter:

Punt.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat is niet gewoon, dat is onacceptabel.

Minister Hoekstra:

Het is een intrigerende stijlfiguur. De heer Nijboer slaagt erin om mij aan te wrijven wat voor uitspraken er worden gedaan op een VVD-festival. Maar laat ik hem toezeggen dat ik zijn onvrede hierover zal wisselen met zowel de partijleider van de VVD als de minister-president van dit kabinet.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat is niet mijn bedoeling. Mijn bedoeling is dat de minister het uit gaat voeren, niet dat hij zijn onvrede kenbaar maakt.

De voorzitter:

Ik denk dat de minister wel begrijpt wat u bedoelt, maar dit is zijn antwoord.

Minister Hoekstra:

Toch even voor de precisie. De heer Nijboer vindt het ongemakkelijk dat er in twee hoedanigheden wat gezegd is. Vervolgens sleept hij de heer Nawijn aan zijn haren dit debat in, wat hem natuurlijk geheel is toegestaan. Maar het lijkt mij ingewikkeld dat ik dan vervolgens degene word die becommentarieert wat de heer Rutte in een van die twee hoedanigheden heeft gezegd. Maar nogmaals, een deel van het basale enthousisme van de heer Nijboer kan ik goed begrijpen. Ik zeg het graag nog een keer dat wij vanzelfsprekend als kabinet deze zomer zullen kijken naar de lastenontwikkeling van in het bijzonder middengroepen en burgers.

De heer Snels (GroenLinks):

Mijn ervaring de afgelopen twee jaar is dat als belangrijke leiders van de VVD, of ze nou fractievoorzitter of premier zijn, iets zeggen in de media, dat vrij snel beleid is. Dat gold niet alleen voor de afschaffing van de dividendbelasting, maar dat gold bijvoorbeeld ook voor het klimaatbeleid. De premier zegt dat als er niet voldoende loonstijgingen komen, die verlaging van de winstbelasting maar niet moet doorgaan. De hele simpele vraag is: bent u dat met de premier eens, minister van Financiën?

Minister Hoekstra:

Maar dan zijn we toch weer terug bij de discussie die zich ontspon in het vragenuurtje. Daar heeft de minister-president namens het kabinet — dat zijn dus ook de woorden waarbij ik aansluiting zal moeten zoeken, want anders ben ik het zeer eens met de Nijboerdoctrine — gezegd dat hij in zijn hoedanigheid van festivaldeelnemer weliswaar het een en ander heeft gezegd, maar dat hij als minister-president geen termijnen wilde verbinden aan zijn opmerking en het bedrijfsleven aan het werk wilde zetten. Met dat laatste ben ik het graag eens. Ik bespeur bij GroenLinks groot enthousiasme over het vermogen van in ieder geval een van de coalitiepartijen om opvattingen direct om te zetten in beleid. Ook dat compliment geleid ik graag verder.

De heer Snels (GroenLinks):

Dit debat hebben we ook vorige week gehad met de staatssecretaris van Financiën. Die zei op z'n minst dat als we het zouden willen als Kamer — als Kamer moeten we het ermee eens zijn — het dan kan.

Minister Hoekstra:

Zeker.

De heer Snels (GroenLinks):

Mag ik dan het antwoord van de minister van Financiën als hij het heeft over de augustusbesluitvorming zo samenvatten dat de staatssecretaris zegt dat het kan en dat de minister van Financiën zegt dat het niet ondenkbaar is?

Minister Hoekstra:

Maar we gaan natuurlijk vooral met elkaar opletten dat niemand een loopje neemt met dit debat. Ik zag de heer Nijboer alweer met zijn telefoon in de weer. Dan ben ik altijd doodsbang voor wat daar nog weer uit voortvloeit, maar misschien was het een onschuldig whatsappberichtje. Ik heb net ook al tegen de heer Nijboer gezegd dat ik een deel van zijn basale enthousiasme op zichzelf wel begrijp, maar het kabinet — dan ben ik weer terug bij de bondskanselier — dit stap voor stap zal moeten doen en dat wij in augustus deze afweging met elkaar maken.

De heer Snels (GroenLinks):

Tot slot: bij die afweging in augustus, waarbij gekeken wordt naar die even... eh ... even... — ik word echt moe! — evenwichtige lastenverdeling, is het niet ondenkbaar dat ook de Vpb-verlaging op tafel ligt? Uiteindelijk is dat gewoon de vraag waar volgens mij de hele samenleving op zit te wachten.

Minister Hoekstra:

Ik begrijp de behoefte aan een smeuïge kop in een nieuwsbericht, maar in zijn algemeenheid ... U gebruikt het woord "ondenkbaar". Dan verwijs ik toch nog even naar het debat van vanochtend. Gedanken sind frei. Daarmee is per definitie weinig — of misschien mag ik zeggen: niets — ondenkbaar. De staatssecretaris van Financiën had natuurlijk volstrekt gelijk. Dat wil ik graag herhalen. Als de politiek wil ingrijpen in het Belastingplan, dan is dat bij een deel van de maatregelen op korte termijn mogelijk, los van de discussie over de wenselijkheid. Bij een deel van de maatregelen is dat niet mogelijk, want daar kan dat pas ruim een jaar later, en bij nog weer andere mogelijkheden zal je minimaal een jaar of twee moeten wachten. Maar bij dit specifieke onderwerp is het ook absoluut mijn inschatting dat het technisch — want daar gaat het dan om — mogelijk is om aanpassingen te doen in het Belastingplan dat volgend jaar ingaat.

De voorzitter:

U gaat door met uw betoog.

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Als u nou nog eens een festival organiseert, en ik mag dat dan weer van commentaar voorzien, dan kijk ik daar nu al naar uit.

De voorzitter:

Daar gaan we over nadenken. We waren bij het hoofdstuk koopkracht, of niet?

Minister Hoekstra:

Daar waren we volgens mij wel mee klaar, voorzitter. Het hele volgende blok ging over de verlaging van de vennootschapsbelasting.

De voorzitter:

Precies.

Minister Hoekstra:

Dat hebben we dus ook met elkaar afgehandeld.

De voorzitter:

Dat hebben we daarmee ook afgerond.

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Laat ik nog één ding doen voor de precisie. Ik heb volgens mij richting de heer Nijboer al gezegd dat wij bij het maken van keuzes in schaarste natuurlijk voor allerlei zaken hebben gekozen. Ik heb natuurlijk graag zijn complimenten naar me toe geharkt over de uitgavenkaders, maar hij maakte ook nog specifieke opmerkingen over de woningmarkt. Daar is natuurlijk wel degelijk het een en ander gebeurd. Er zijn woningdeals gesloten. Corporaties hebben meer ruimte in de regels gekregen. Ze hebben vorig jaar wat meer financiële ruimte gekregen. Op dit moment wordt gekeken of ze meer financiële ruimte nodig hebben om de bouwopgave te halen. In het Sociaal Huurakkoord — dat kent de heer Nijboer veel beter dan ik, denk ik — zijn begin dit jaar ook nog weer afspraken gemaakt over het aanpassen van de jaarlijkse maximale gemiddelde huurverhoging van woningbouwcorporaties. Ik noem het dus. Ik weet dat de heer Nijboer er vaker naar vraagt. Ik vermoed dat hij dat ook in andere commissies doet. Ik snap ook oprecht zijn zorg, want op sommige plekken zijn er belangrijke knelpunten. Maar het is niet alsof er niks gebeurt.

Voorzitter. Dan ben ik bij de categorie overig. Mevrouw De Vries en de heer Sneller vroegen naar het verbeteren van de ramingen. Mevrouw De Vries maakte het nog iets specifieker. Zij vroeg mij of ik bereid ben om de ramingen voor onder andere de zorg structureel te verbeteren samen met het CPB en de andere ministeries. Eerlijk is eerlijk: dit zijn de best mogelijke inschattingen van de kosten van beleid in de toekomst. Ik heb weleens breder gekeken naar hoe onze instituten het nou doen. Denk aan het ministerie zelf, het planbureau en De Nederlandsche Bank. Bij allerlei voorspellingen over inkomsten en over ontwikkeling van de economie zie je dat we het eigenlijk behoorlijk goed doen, zowel nationaal als in internationaal verband. Ik wil dus best nog eens een keertje vragen om opnieuw te bezien of er nou dingen in die systematiek zitten die eigenlijk zorgen dat we nu al twee jaar op rij hebben wat we hebben. Aan de andere kant is er tot een jaar of vier, vijf geleden een hele trits jaren geweest waarin de zorgkosten juist tegenvielen, met als consequentie dat de gaten op de zorgbegroting vervolgens weer gedekt moesten worden door de anderen. Ik had namelijk dezelfde vraag als mevrouw De Vries: wat is de historie? Hebben we dit altijd? Toen heb ik op het ministerie in ieder geval geleerd dat dit een — laat ik het zo formuleren — nog relatief korte traditie is.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

De minister zegt dat het een relatief korte traditie is dat we te hoog zitten met de ramingen, maar ik vind het eigenlijk net zo erg als het laag zitten met de ramingen. Die traditie hebben we natuurlijk ook een aantal jaren achter elkaar gehad. Ik zou graag dichterbij de werkelijkheid willen zitten, want ik denk dat dat redelijker en beter uitlegbaar is. Ik vind dat je dan altijd bereid moet zijn om naar de modellen te kijken. Zitten daar nou dingen in die je aan kan passen, zodat je dit soort dingen gaat voorkomen? We hebben dat namelijk vaker gezien met modellen.

Minister Hoekstra:

Zo heb ik het ook echt begrepen en daar begon ik ook mee in mijn inleiding. Kennelijk is het niet de makkelijkste tak van sport. We hebben die eerlijk gezegd best aardig onder de knie, maar niet perfect; daar heeft mevrouw De Vries gelijk in. Laat mij de vraag dus nog een keer neerleggen. Het is bovendien ook zo dat de WRR nog gevraagd is om ons bij te lichten over welke inzichten ons kunnen helpen om de zorguitgaven te beheersen. Mogelijk zit er ook wel iets in wat te maken heeft met de voorspellingen, maar dat zeg ik zonder enige voorkennis; misschien heb ik het dus volstrekt mis. Misschien mag ik de toverformule van de studiegroep laten meeluisteren hier ook nog toepassen.

Voorzitter. De heer Slootweg vroeg nog iets heel specifieks: kan het mogelijk gemaakt worden om een machtigingscode aan te vragen die geldt voor Belastingdienst en Toeslagen? Heel eerlijk gezegd, begrijp ik de vraag goed, maar op dit moment is het niet mogelijk om een machtigingscode aan te vragen die zowel geldt voor de belastingaangiften als voor de toeslagen. Voor Belastingdienstzaken zijn vier machtigingsdiensten mogelijk, namelijk voor inkomstenbelasting van een bepaald jaar, Mijn toeslagen, GeldZaken en ook voor de verhuurderheffing, maar dan van een specifiek jaar. Er kan één dienst tegelijkertijd gekozen worden. Ik moet ook heel eerlijk zeggen dat de Kamer natuurlijk vaak met de staatssecretaris van Financiën van gedachten wisselt over de uitvoeringsproblematiek. Ik heb vaker tegen de Kamer gezegd dat de uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst groot, complex en hardnekkig zijn. Hoezeer ik de vraag ook begrijp, ik zou die niet nog bovenop de stapel bij de dienst willen leggen, in ieder geval niet nu. Ik hoop dat de heer Slootweg daar met enige clementie, of met enig mededogen naar zou willen kijken, om de woorden van de heer Stoffer te parafraseren.

De heer Slootweg (CDA):

Ik wil altijd met mededogen kijken, maar je kan volgens mij echt al enorm veel digitaal aangeven. Op dit moment is het dus echt onmogelijk om via twee kruisjes aan te geven dat je iemand machtigt voor zowel de aangifte als de toeslagen. We zijn nu halverwege het jaar. Dan is het toch ook weer niet zo'n gekke vraag om te onderzoeken of we dat voor 2020, het volgende belastingjaar, wel kunnen aangeven. Want dat helpt echt veel mensen die nu toeslagen mislopen. We hebben het vandaag ook gehad over koopkracht en onvrede. Ik denk dat je daarmee in ieder geval een stukje koopkracht aan mensen terug kunt geven.

Minister Hoekstra:

Dit is een volstrekt logische en ook zeer redelijke vraag. Maar wetend dat er met man en macht wordt gewerkt, wetend hoe hard de staatssecretaris zich inzet voor heel veel dingen die juist met operationele problematiek te maken hebben, wetend hoeveel vragen van de Kamer er al zijn en ook wetend dat de Kamer begrijpelijkerwijs zegt dat ze het ingewikkeld vindt dat haar beleidswensen uitvoeringstechnisch niet mogelijk blijken te zijn, heb ik echt aarzeling om dit ook nog eens bovenaan het lijstje te zetten of ernaast te leggen. Wat ik best wil doen, is dit verzoek nog een keer bij de staatssecretaris neerleggen. Ik ben zo voorzichtig om dat ik juist op dit dossier niet wil overbeloven.

De heer Slootweg (CDA):

Wat niet kan, dat kan niet. Dat begrijp ik. Volgens mij is het ook weer niet zo'n onredelijke vraag dat niet in gemoede onderzocht kan worden of dat zal lukken. Dan is dat er misschien nog niet in 2020 of 2021, maar je moet er wel naartoe gaan. Volgens mij is dat op dit moment nog helemaal niet belegd.

Minister Hoekstra:

De heer Slootweg drijft mij tot het uiterste. Ik zal dit intern nog een keer opnemen. We hebben dit natuurlijk van tevoren nagevraagd. De hoofdroute is dat dit op dit moment helaas niet mogelijk is. Ik wil dit best nog een keer vragen, maar ik wil ook echt vragen om enig mededogen gegeven de lange lijst van dingen die moeten gebeuren. Hoezeer ik dit ding ook zou willen wegwerken, sommige andere dingen zijn eerlijk gezegd van nog grotere importantie.

Voorzitter, ik weet niet zeker of het mededogen het gewonnen heeft, maar volgens mij mag ik van de heer Slootweg en van u door naar de volgende vraag. De heer Slootweg vroeg naar Malta. Hij gaf zeer terecht aan dat daar zorgen over bestaan. Ik moet hem daarvoor doorverwijzen naar de minister van Buitenlandse Zaken want die is verantwoordelijk voor het aansnijden van dit type onderwerpen.

Dan vroeg de heer Sneller naar de MTO, de Medium Term Objective. Waarom is die 0,5? In principe ligt die altijd op -0,5. Er kan wel van worden afgeweken als een lidstaat een schuld heeft onder de 60% en een laag houdbaarheidsrisico heeft. Maar de Commissie vindt — en dat is wel interessant juist in het licht van de discussies die we hebben over nog meer geld uitgeven — dat Nederland geen laag houdbaarheidsrisico heeft maar een medium houdbaarheidsrisico. Daarom vonden wij het logisch om door te gaan op die -0,5.

De heer Slootweg vroeg naar de "Finance fit for Paris"-benchmark. Ik deel de mening dat die benchmark vanuit de academische wereld een goed initiatief is. Ik hecht ook aan de onafhankelijkheid van het academisch initiatief. De overheid en de sector zijn ambitieus aan de slag. Mag ik het met de heer Slootweg zo afspreken — ik denk ook aan de gedachtewisseling die ik vaak met de heer Snels heb — dat ik zelf zorg dat ik dit met niet-aflatende duidelijkheid bij de sector onder de aandacht breng? Volgens mij zou dat een goede weg kunnen zijn. En echt, ik heb het vaker gezegd: de Nederlandse financiële sector loopt bepaald niet achteraan als het gaat om initiatief, juist op dit terrein. En dat is te prijzen.

Voorzitter. Ik heb al een heleboel gehad. Volgens mij heb ik ook de vraag van de heer Stoffer over het belang van Defensie onderkend en met hem gewisseld. Ik ben zelf recent in Litouwen geweest bij de Nederlandse troepen en heb daar nog eens gezien wat het uitmaakt als je over goede spullen beschikt. Velen hebben verwezen naar een lange lijst aan kleine en grotere dingen die in de Voorjaarsnota hun weerslag hebben gekregen, maar daar hoef ik volgens mij geen vragen over te beantwoorden. Ik zou denken dat dit het moment is om door te gaan naar de amendementen.

Als eerste het amendement op stuk nr. 4 (35210-IX) van de heer Nijboer over het schrappen van de verlaging van de vennootschapsbelasting. Gegeven het debat van net en gegeven mijn sympathie en het nette proces dat ik wil voeren, moet ik dit amendement ontraden.

Het amendement op stuk nr. 5 (35210-IX) van de leden Beckerman en Alkaya gaat over de heffingsvermindering voor verduurzaming. Dat moet ik ook ontraden. Als ik het goed gezien heb, is het voorstel ongedekt. Er loopt op dit moment ook een interdepartementale werkgroep die kijkt hoeveel geld de woningbouwcorporaties de aankomende jaren nodig hebben. Het lijkt me prudent om dat af te wachten.

Het volgende amendement op stuk nr. 4 (35210-VI) is ook van de heer Alkaya, maar nu met de heer Van Nispen samen. Het gaat over het exploitatieoverschot artikel 92 nog onverdeeld en de sociale advocatuur. Hoewel ik de vraag op zich wel begrijp, is het misschien goed om aan te geven dat technisch gezien deze dekking wel ingewikkeld is, om niet te zeggen onmogelijk. Er wordt namelijk voorgesteld om de in 2018 gerealiseerde onderuitputting en het exploitatieoverschot van artikel 92 nog onverdeeld te gebruiken, als zou dat niet worden ingezet. Maar die post is nu juist gebruikt in de begroting 2019 om knelpunten op te kunnen vangen binnen de begroting van JenV. Dat amendement moet ik dus ontraden.

De voorzitter:

Voordat u verder gaat, wil de heer Alkaya hierop reageren.

De heer Alkaya (SP):

Ik heb hier mijn verbazing over uitgesproken, want die onderuitputting is structureel in de begroting opgenomen. Dezelfde onderuitputting staat in de begroting 2019 van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Als wij dat niet bestemmen, wordt dat aan het eind van het jaar, zoals in 2018 is gebeurd, ingezet voor van alles en nog wat. Ik zeg: laten we het inzetten voor de sociale advocatuur.

Minister Hoekstra:

Ja, maar daar is door de ministers van Justitie en Veiligheid, in overleg met het kabinet, een andere keuze in gemaakt. De heer Alkaya zal met mij eens zijn dat je dat geld niet twee keer kunt inzetten. Het wordt nu dus gebruikt om knelpunten binnen de begroting op te vangen. Nu kan ik op zichzelf politiek begrijpen dat de heer Alkaya dat onverstandig zegt te vinden, maar je kunt het niet twee keer inzetten. Dat zal hij dan denk ik weer met mij eens zijn.

De heer Alkaya (SP):

Nee, u kunt het niet twee keer inzetten. Daarom heb ik een amendement ingediend, om het in 2019 hiervoor in te zetten. Technisch is het wel mogelijk, maar we hebben inhoudelijk een meningsverschil.

Minister Hoekstra:

Ja, behalve dan dat we die knelpunten natuurlijk wel opgelost moeten hebben, anders krijg ik er een nieuw probleem voor terug en dan raken we toch een beetje van de regen in de drup. Afgezien daarvan is dit gewoon een keuze die de leden van het kabinet met elkaar hebben gemaakt. En die vinden zij echt afgewogen.

Ik kom op het amendement van mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid. Ik moet dat ontraden, want volgens mij wordt in de eerste suppletoire begroting van OCW ook toegelicht dat een gedeelte van de loon- en prijsbijstelling gebruikt wordt om de openstaande taakstelling en de tegenvaller bij DUO op te lossen. Daarbij is het goed om nog eens te benadrukken dat OCW de loonbijstelling op de onderwijsbekostiging volledig uitkeert.

Dan kom ik weer bij de heer Alkaya, nu met een andere indiener, namelijk mevrouw Hijink.

De voorzitter:

Daar maken we de heer Hijink van.

Minister Hoekstra:

De heer Hijink, excuus voorzitter. Gevraagd wordt om de financiële middelen die we uittrekken te oormerken. Ook dat amendement moet ik ontraden, want de extra middelen voor jeugdzorg maken deel uit van de algemene uitkering. We hebben nu juist gekozen voor een extra investering in combinatie met dat onderzoek. Dat is volgens mij echt de verstandige route.

De heer Snels heeft het amendement op stuk nr. 5 (35210-VIII)ingediend over de loon- en prijsbijstelling. Hij wil daar ook wat terugdraaien. Dat moet ik ontraden, want er wordt in de Voorjaarsnota al 41 miljoen vrijgemaakt voor de verzachting van herverdeeleffecten. De eerste twee jaar zijn er geen negatieve herverdeeleffecten. Zoals maandag ook door de minister van OCW is aangegeven, zal er vanwege de investeringen van het kabinet juist in het hoger onderwijs en onderzoek geen enkele universiteit op achteruitgaan. Verder bepalen universiteiten, legt zij mij ook regelmatig uit, zelf hoe zij hun budget verdelen binnen hun universiteit.

De heer Snels (GroenLinks):

Dat amendement is ook geïnspireerd op het debat dat de minister van Onderwijs afgelopen maandag had. De onderwijswoordvoerders zijn in totale verwarring achtergebleven over de plussen en minnen waarover in dat debat gewisseld is. Bovendien is er bij de universiteiten heel veel onrust ontstaan, want die zijn ook weer met nieuwe cijfers gekomen, vandaag nog. Mijn amendement gaat niet over die 41 miljoen, maar alleen maar over die 27 miljoen voor het wetenschappelijk onderwijs, waar de korting op de prijsbijstelling tegenover staat. Het verzoek is om dat nu even terug te draaien en te zorgen voor zorgvuldige besluitvorming, waar de minister het zelf altijd over heeft.

Minister Hoekstra:

Los van dat ik dat onderwijsdebat niet gevoerd of gevolgd heb, is mijn indruk echt dat de minister van OCW dit buitengewoon zorgvuldig doet. Het kabinet heeft extra geld beschikbaar gesteld boven op de enorme investeringen die het kabinet doet op het gebied van OCW, dus naast die 1,6 miljard en volgend jaar 1,9 miljard, geloof ik, komt er nog eens 100 miljoen bij. Dat is voor een deel geld dat gaat naar het grotere aantal kinderen — nee, ik moet "jongvolwassenen" zeggen — dat gaat studeren of onderwijs gaat volgen. Daar hebben we extra geld voor ter beschikking willen stellen. Daarnaast komt er extra geld bij voor met name het wetenschappelijke onderzoek en onderwijs. Volgens mij verwees de heer Nijboer daarnaar. Ik denk dat dat echt royaal is, al klinkt "royaal" altijd zo royaal, en dat het echt laat zien hoe serieus we het onderwijs in Nederland nemen. Ik vind het wat ingewikkeld om nu een debat waarin een collega heeft opgetreden, te recenseren, daar bepaalde verwarring uit te destilleren en vervolgens met een GroenLinksamendement het feest te vergroten. Dat lijkt mij niet verstandig.

De heer Snels (GroenLinks):

Waar ik bezwaar tegen maakte, is dat de minister al die bedragen nu weer bij elkaar optelt. Ik probeer het juist zo klein mogelijk te maken. Dit gaat over de commissie-Van Rijn en over iets wat we bijna Kamerbreed delen, over extra investeringen in bèta en techniek. De minister zegt: daar zitten herverdeeleffecten in — dat staat in de Voorjaarsnota — maar die verzachten we. Dat gaat alleen voor het wetenschappelijk onderwijs om 27 miljoen. Als je daar ook het onderzoek bijtelt, heb je 41 miljoen. Tegenover die verzachting staat de harde steen van de korting op de loonprijsbijstelling. Er is dus geen sprake van verzachting en daarom zijn alle universiteiten in rep en roer. Ik zou zeggen: ga bij de begroting nog eens zorgvuldig over dat proces nadenken. We kunnen dit amendement gebruiken om daar tijd voor te kopen.

Minister Hoekstra:

Zou het kunnen dat de heer Snels een klein beetje selectief winkelt in het totale pakket van wat daar heeft plaatsgevonden? Zelfs zonder dat spectaculaire debat op het netvlies te hebben, is mijn waarneming dat het volstrekt redelijk is wat de minister van OCW doet. Dat hier geld bij komt, vind ik ook zeer verdedigbaar. Kinderen en jongvolwassenen gaan vaker gebruikmaken van een opleiding. Voor die goede situatie willen we de universiteiten en het hoger onderwijs niet korten. Daarnaast gaan we een groot gedeelte van het geld dat we overhebben structureel gebruiken voor juist het hoger onderwijs. Dat is het bedrag in een orde van grootte van 40 miljoen. Ik vind dat een afgewogen en redelijk pakket.

De voorzitter:

Meneer Snels, dit is de vierde keer op dit punt.

De heer Snels (GroenLinks):

Nee, de derde.

De voorzitter:

Dan heb ik verkeerd geteld. Wat heeft u hier nou nog aan toe te voegen? Heel kort.

De heer Snels (GroenLinks):

Heel kort dan. Kan de minister uitsluiten dat de universiteiten met al die plussen en minnen in de komende maanden ontslagen moeten aanbieden aan wetenschappelijk medewerkers bij de alfa- en gammawetenschappen, dan wel dat zij hun contracten niet kunnen verlengen? Kan de minister dat uitsluiten?

Minister Hoekstra:

Volgens mij heb ik net een heel uitgebreide toelichting gegeven en heeft de heer Snels, of een van zijn collega's uit de GroenLinksfractie, het genoegen gesmaakt om hier eerder deze week een hele avond over te debatteren. Laat ik het feest nou niet verpesten door hier een ingewikkelde gesloten vraag over te beantwoorden.

Dat brengt mij bij het langdurige zorgverlof en het amendement van de heren Alkaya en Jasper van Dijk. Ik moet dat ontraden, want een subsidieregeling acht ik niet noodzakelijk. De overheid biedt ondersteuning via verlofregelingen en rechten op flexibel werken. Waar mensen met name behoefte aan hebben, is begrip van hun werkgever en flexibiliteit op de werkvloer. De minister van Sociale Zaken heeft met de sociale partners afgesproken om een handreiking voor werkgevers op te stellen om ze juist hierin te ondersteunen.

Voorzitter. Met uw goedvinden brengt mij dat bij het einde van mijn bijdrage.

De voorzitter:

Niet bij het laatste amendement? Als het goed is, is er nog eentje.

Minister Hoekstra:

Dit was het amendement op stuk nr. 5 (35210-XV).

De voorzitter:

Het zijn er acht in totaal. Er is er nog eentje van de heren Alkaya en Hijink. Klopt dat?

Minister Hoekstra:

Ik dacht dat ik dat al behandeld had.

De voorzitter:

Ben ik dan abuis? De heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Technisch gezien zijn het twee amendementen. Het amendement op stuk nr. 4 (35210-XVI) vraagt om de begroting van het ministerie van Financiën op te hogen. Het amendement op stuk nr. 4 (35210-B) vraagt om het Gemeentefonds te verlagen. Ze horen bij elkaar.

De voorzitter:

Oké, helder. De heer Slootweg.

De heer Slootweg (CDA):

Ik kwam net iets later binnen, toen de minister was al begonnen. Ik had een vraag gesteld over de uitvoeringsorganisaties. Daar staat een passage over in de Voorjaarsnota. Er wordt gekeken hoe die kunnen worden verbeterd. Waar ik zo bang voor ben, is dat daar een mooi diepgravend rapport over komt, terwijl je eigenlijk al eerder iets zou kunnen doen. Kan de minister iets aangeven over het proces?

Minister Hoekstra:

Zeer mee eens. Dat is overigens precies de reden waarom het kabinet heeft besloten om bij een paar uitvoeringsorganisaties meteen boter bij de vis te doen. Ik zal ze niet allemaal noemen, maar de Belastingdienst stond in dat rijtje. Ik meen dat ook het UWV in dat rijtje stond, en een van de organisaties die valt onder het ministerie van IenW. We willen dus niet alleen onderzoeken, maar we willen ook in het hier en nu geld ter beschikking stellen. Dat is precies om te voorkomen wat de heer Slootweg zegt, namelijk: je laat het probleem rustig rijzen en gaat pas wat doen op het moment dat het onderzoek er is. Je zou eigenlijk kunnen zeggen: we kiezen voor dezelfde aanpak als die we gevolgd hebben bij de jeugdzorg. Daar hebben we ook en-en gedaan, dus een forse investering en een onderzoek om te begrijpen hoe de problematiek precies in elkaar steekt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Mooi. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de kant van het kabinet. Ik kijk naar de leden voor een tweede termijn. Laten we daar snel mee beginnen. Allereerst de heer Van Dijck van de PVV.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Ik moest net denken, toen ik de minister van Financiën bezig zag tegen de heer Snels, dat het eigenlijk goed is als hij zo moeilijk doet als iemand geld komt vragen, want het gebeurt natuurlijk regelmatig op het ministerie van Financiën. Dan moet hij de boot afhouden. Aan de andere kant dacht ik: hij zit op een overschot van 10 miljard en vorig jaar van 11,3 miljard. Hij belooft de burgers in dit land een koopkrachtplus. Als dan blijkt dat die koopkrachtplus niet gehaald wordt door allemaal maatregelen die hij zelf neemt, de btw, de energierekening, waardoor de inflatie hoger is dan verwacht, dan geeft hij niet thuis. Dat zijn de burgers spuugzat. Dat is namelijk al 30 jaar aan de gang, niet alleen bij deze minister van Financiën, maar bij bijna elke minister van Financiën de afgelopen 30 jaar. Ik heb nog twee vragen liggen. Gaat hij nu iets doen aan die onevenwichtigheid tussen belastingdruk op arbeid en op kapitaal? Laura van Geest van het CPB riep daar gisteren ook toe op. Dat is mijn eerste vraag.

Mijn tweede vraag: gaat hij iets doen aan de koopkracht van de burgers? Hij heeft beloofd dat ze een plus zouden krijgen. Nu de inflatie hoger is dan de prijzen hebben de mensen het nakijken en gaan ze er bruto straks op achteruit.

Voorzitter. Dat zijn mijn twee belangrijkste vragen.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw de Vries, VVD.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Dank voor de beantwoording. Ik heb nog een aantal vragen naar aanleiding daarvan. De minister heeft een aantal zaken aangegeven over de zorguitgaven. Ik had naar de zorguitgaven gevraagd, maar in ieder geval ook naar de uitgaven van Sociale Zaken. Die vormen natuurlijk ook een groot deel van de collectieve uitgaven op dit moment. Ik ben dus wel benieuwd naar hoe de minister daarnaar kijkt.

Dank voor de toezegging om in ieder geval ook naar het verdienvermogen te kijken en daar uitgebreid op in te gaan bij de Miljoenennota. Ik neem aan dat de minister het dan ook heeft over de groeikracht. Ik hoop ook dat de minister zich niet beperkt tot alleen innovatie, technologie en al dat soort zaken, maar ook wil kijken naar bijvoorbeeld infrastructuur. Daar hebben we het vanochtend ook al even over gehad in een ander debat. Ik zou het een slechte zaak vinden als wij het achterstallig onderhoud de nieuwe aanleg van infrastructuur zouden laten wegdrukken.

Ook dank voor de antwoorden over Defensie. Mij is niet helemaal duidelijk wanneer het ministerie van Defensie nu komt met informatie over hoe de middelen ingevuld gaan worden. Ik had wel gevraagd naar een concrete datum.

Daar is natuurlijk uitgebreid gesproken over het festival en de partijleider van de VVD. Laat ik hier nogmaals helder aangeven dat wij vinden dat de grote bedrijven voor een hogere loonstijging zouden moeten zorgen. Als zij die handschoen niet oppakken, dan zullen wij zeker naar gepaste maatregelen gaan kijken. Ik vind het een beetje flauw dat een aantal partijen daar iets anders over geïmpliceerd heeft. Laat ik dat hier voor de duidelijkheid nogmaals aangegeven hebben.

Tot slot. Vanochtend is in het debat iets gezegd over de zaken van vanmiddag. Ik wilde nog iets zeggen over het debat van vanochtend. Duidelijk is geworden dat Italië niet aangepakt gaat worden. De minister heeft vanochtend informatie toegezegd. Ik wil graag dat er wat uitgebreidere informatie over komt. De tekortprocedure is niet in gang gezet. Ik wil dat er meer duidelijkheid is over de cijfers die er zijn, maar ook over welke cijfers dan echt gebruikt zijn. We hebben ook weleens gezien dat wisselende cijfers aan de basis van de beoordeling liggen.

De voorzitter:

De heer Nijboer heeft een vraag.

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, voorzitter, ik voelde me aangesproken omdat mevrouw De Vries zei over het festival: daar moeten ze niet zo flauw over doen. Maar er is niemand van de oppositie die de koppeling heeft gemaakt tussen de winstbelastingverlaging en de loonstijging. Dat is gewoon een van de grootse maatregelen die dit kabinet neemt. Er is er maar één die dat heeft gedaan en dat is premier Rutte. Dan is het toch niet zo gek dat wij erop doorvragen. Dan kunt u wel richting ons gaan slaan, van "het is flauw dat ze erop doorvragen", maar u zegt gewoon niet hetzelfde als wat hij zei. En de minister en de staatssecretaris van Financiën zeggen heel iets anders dan de premier. De minister van Financiën heeft zelf gezegd: ik ga de premier erop aanspreken; dat moet niet meer zo. Dat is toch een vertoning van jewelste?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

U mag overal op doorvragen. Ik heb er ook uitgebreid op geantwoord. Daar zeg ik ook niet van dat het flauw is. Ik vind het flauw als u zegt dat wij niet voor maatregelen zouden zijn. Wij willen alleen het bedrijfsleven, dat wat ons betreft nu aan zet is, de mogelijkheid geven om die loonstijging ook te gaan realiseren. Daarna, als dat niet het geval is, vind je dat gepaste maatregelen nodig zijn. En daar maakt u een karikatuur van. Dat vind ik flauw. U mag mij op alles aanvallen; u mag mij aanvallen op de uitspraken van mijn partijleider, u mag mij aanvallen op de uitspraken van de minister-president, u mag mij aanvallen op uitspraken tijdens festivals en u mag mij aanvallen op uitspraken hier; prima. Ik sta u gerust te woord; ik leg het u graag nog een keer uit, maar dan wel op deze manier, dat dit de volgorde is die wij als VVD zien. Dat wilde ik nog eens benadrukken.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik maak geen karikatuur. Ik neem de uitspraken van de premier juist uiterst serieus. Dat is ook de reden waarom ik een amendement heb gemaakt, dat precies dat heeft opgenomen, ook zonder percentages. Want ik hoor u zeggen: het moest geen 3% of 4% zijn, maar een significante verhoging. Ik heb het precies zo gedaan zoals hij het heeft gezegd, om ook vast te leggen in het parlement wat er op dat festival is gezegd. En ik reken op de steun van de VVD.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Als u dat inderdaad precies zo doet, dan moet u ook kijken naar wat onze partijleider daarover heeft gezegd, in de volgordelijkheid van zaken. Dat is ook waar wij aan hechten. Dan moet u niet het ene deel wel meepakken en het andere deel niet. dat is mijn enige opmerking richting een aantal mensen in deze Kamer.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Snels van GroenLinks.

De heer Snels (GroenLinks):

Dank, voorzitter. En dank aan de minister voor het antwoord op al onze vragen. Maar ik moet wel zeggen dat ik teleurgesteld ben over het oordeel van de minister over mijn amendement voor het wetenschappelijk onderwijs. Dit is naar aanleiding van de commissie-Van Rijn. Het is een belangrijk onderwerp; er is volgens mij veel steun voor in de Kamer, maar er is ook veel steun voor bij universiteiten: meer investeren in bèta en techniek. Tegelijkertijd moet ik zeggen dat het kabinet wel een beetje een rommeltje maakt van de besluitvorming. Mijn amendement was erop gericht om dat te verbeteren. Ik hoop op de welwillendheid van de coalitie, om daar in het stemgedrag nog eens goed naar te kijken.

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de minister-president gelijk heeft dat het met de huidige winsten in het bedrijfsleven niet acceptabel is dat de cao-lonen onvoldoende omhooggaan;

van mening dat de minister-president gelijk heeft dat de voorgenomen verlaging van de winstbelasting geschrapt moet worden als er geen aanzienlijke loonsverhogingen volgen;

verzoekt de regering om bij Prinsjesdag een appreciatie te geven van de loonstijgingen in het bedrijfsleven op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB en de daadwerkelijke cao-loonontwikkelingen, zodat de Kamer bij het Belastingplan kan besluiten of de verlaging van de winstbelasting inderdaad geschrapt moet worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snels, Nijboer en Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (35210).

De heer Snels (GroenLinks):

De motie is erop gericht om in ieder geval rond Prinsjesdag een tussenstand op te nemen om te zien hoe het er nu voor staat met de loonstijgingen. Dan kunnen we op basis van die feiten dit debat, een belangrijk debat, een vervolg geven.

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Slootweg.

De heer Slootweg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de minister ook bedanken voor het geven van de antwoorden. Ik meende toch dat ik een antwoord miste, namelijk op de vraag: hoe werken de toeslagen nu via de uitgaven op de collectieve lastendruk? Is het nu bij wijze van spreken zo dat als je meer gaat uitgeven aan toeslagen, dat dat er automatisch voor zorgt dat de collectieve lastendruk dan ook stijgt? En stel dat je dat zou hebben omgezet in een fiscale aftrekmaatregel, is het dan zo dat dat lager is? Dat antwoord heb ik niet gehoord.

Ik ben blij dat de plannen die in de Voorjaarsnota zijn gelanceerd om te kijken naar de uitvoeringsorganisatie — want daar gaat het toch ook al een beetje over — werkende weg meteen al worden geïmplementeerd en dat niet wordt afgewacht totdat men alles heeft. Met een beetje tegenzin ga ik dan toch een motie voorlezen, omdat ik een iets royalere reactie had verwacht op de vraag rond de machtigingscode. Ik begrijp dat het klein lijkt, maar voor een heel aantal mensen — het is hier ook aan bod gekomen; de heer Van Dijck gaf dat net aan — spelen schulden een grote rol en kan dat kleine beetje toeslag wel degelijk van nut zijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vrijwilligers van maatschappelijke organisaties die mensen helpen bij het invullen van een belastingaangifte twee machtigingscodes moeten aanvragen, één voor de belastingaangifte en één voor het aanvragen van toeslagen;

overwegende dat dit niet in lijn is met de slogan "leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker";

verzoekt de regering te onderzoeken of het mogelijk is dat er nog maar één machtigingscode nodig is voor zowel de aangifte als de toeslagen;

verzoekt de regering tevens, indien dit kan, te onderzoeken of dit al voor het belastingseizoen 2020 ingevoerd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Slootweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (35210).

De heer Alkaya van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties, maar ik begin met een opmerking vooraf. Ik vind dat het kabinet zich vandaag van zijn meest starre kant heeft laten zien. We hebben een bescheiden aantal voorstellen gedaan voor verbeteringen ten opzichte van de begroting die ruimschoots onder het verwachte begrotingsoverschot vallen. Toch zijn ze allemaal ontraden. Vooral als het bijvoorbeeld erom gaat hoe sociale huurwoningen verbeterd of geïsoleerd kunnen worden, vind ik dat bizar. Daar is helemaal geen dekking voor nodig. Dat is een aftrekpost, dus dat zou dan zorgen voor minder inkomsten aan het eind van het jaar, wat een honderdste minder begrotingsoverschot zou opleveren. Ik heb een amendement ingediend om daarmee rekening te houden. Daar hoort deze motie bij.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aanvraagproces voor de Regeling vermindering verhuurderheffing verduurzaming per 1 juli 2019 is gestopt;

overwegende dat deze regeling verhuurders stimuleert woningen te verduurzamen, hetgeen leidt tot een broodnodige verlaging van de energierekening en daarnaast de klimaatdoelen dichterbij brengt;

verzoekt de regering de zogenaamde cap op de Regeling vermindering verhuurderheffing verduurzaming in 2019 te verhogen, zodat er weer een beroep kan worden gedaan op deze regeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (35210).

De heer Alkaya (SP):

Vervolgens heb ik nog een motie over de discussie dat de lonen omhoog moeten en dat de winstbelasting anders niet verlaagd wordt. Deze motie gaat iets verder dan die van GroenLinks, maar lijkt er wel op.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister-president van mening is dat de cao-lonen gelijke tred moeten houden met de lonen aan de top van het bedrijfsleven;

constaterende dat de voorgenomen verlaging van de winstbelasting volgens de premier geen doorgang moet vinden als de lonen achterblijven;

verzoekt de regering uiterlijk op Prinsjesdag maatregelen voor te leggen aan de Kamer die de koopkracht van huishoudens doen stijgen, bekostigd door het niet laten doorgaan van de voorgenomen verlaging van de winstbelasting, opdat deze maatregelen ingevoerd kunnen worden indien blijkt dat de cao-lonen geen gelijke tred houden met de lonen aan de top,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya en Nijboer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (35210).

De heer Alkaya (SP):

Dan heb ik nog een laatste korte vraag aan de minister. Wil hij toezeggen of hij kan bekijken of de onderuitputtingen door verschillende ministeries willekeurig worden ingezet? Dat hebben we dus zojuist gehad met het ministerie van Justitie, maar het ministerie van Sociale Zaken doet dat ook. Dan geven wij hier dus goedkeuring aan bepaalde uitgaven, maar vervolgens wordt de onderuitputting, waar al rekening mee wordt gehouden, voor allerlei zaken gebruikt. Ik had het gevoel dat de minister daar niet van op de hoogte was. Mijn vraag is dus of hij daar nog eens naar wil kijken.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Ook ik dank de minister voor de beantwoording. Voor alle mensen op de publieke tribune en thuis die dit debat volgen en zich afvragen wat die Studiegroep Begrotingsruimte is, vertel ik nog even welke podcast ik luisterde. Dat was Haagse Zaken.

Dan kijk ik uit naar de bespiegeling van de minister over innovatie in de Miljoenennota. Mocht hij nou in die bespiegeling tot de conclusie komen dat er meer geld bij moet, dan mag dat ook in de Miljoenennota.

Ik kijk ook uit naar het tussenrapport over de motie-Sneller c.s. Daarbij zal ik er met name op letten of er ook naar investeringen wordt gekeken.

Ik zal de minister vergeven dat hij geen antwoord heeft gegeven op mijn vraag over de midterm. Wij zullen de kranten blijven volgen.

Over de middellangetermijndoelstelling vond ik het antwoord van de minister interessant. Het was een extra aansporing om ervoor te zorgen dat wij in de houdbaarheidsanalyses van de Europese Commissie beter gaan scoren, zodat wij een ambitieuzer pad voor onszelf kunnen neerleggen.

Ik zou nog wel graag de vraag beantwoord zien of de minister al iets kan zeggen over het WRR-rapport over de zorg en over het verschijnen daarvan.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Nijboer van de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik begin met een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het wetsvoorstel voor hogere rentes op studieleningen is ingetrokken;

overwegende dat daarmee een gat is geslagen in de Onderwijsbegroting;

verzoekt de regering in de komende Miljoenennota dit gat te dekken zonder elders op de Onderwijsbegroting te bezuinigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer en Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (35210).

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording van de vragen van de Kamer. Ik kom terug op één punt en dat is de verlaging van de winstbelasting in relatie tot de loonsverhoging bij multinationals. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de staatssecretaris en de minister wat uit de maat lopen bij de festivalganger die voorop in de polonaise gaat. We spreken hier best vaak over het vertrouwen in de politiek. Doen die politici wel wat ze zeggen? Politici staan op een festival, op een verkiezingsbijeenkomst. Je bent premier en het mag allemaal wel, maar ik vind dat het veel te lichtvaardig wordt gedaan. Als een premier wat zegt, dan verwacht ik en dan mogen de mensen in Nederland ook verwachten dat dat kabinetsbeleid is, dat de minister van Financiën dan hetzelfde zegt als de premier en dat de daad bij het woord wordt gevoegd. Anders is het ongeloofwaardig. Het is een grote maatschappelijke discussie. De opmerkingen waren welbewust gekozen. Overigens zou de premier zich er ook aan moeten houden als hij het per ongeluk had gezegd. Nee, er is bewust een strategie gekozen om het zo te poneren.

Uiteindelijk blijkt vandaag dat bij het kabinet en bij de fractie van de VVD maximale ruimte wordt gezocht om terug te krabbelen. Dat vind ik niet goed. Daarom heb ik een amendement ingediend dat de woorden van de premier precies in wetgeving omzet: als de lonen onvoldoende stijgen, gaat de winstbelastingverlaging niet door. Ik proef daarvoor brede steun, ook bij coalitiepartijen. Ik reken er dus eigenlijk op dat we morgen bij de stemmingen zullen zien dat als de lonen onvoldoende stijgen — die grote belofte van de premier — de winstbelasting volgend jaar niet naar beneden gaat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Bruins van de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik ken deze minister van Financiën als een prudent schatkistbewaarder. Op regelmatige basis prijs ik hem daarvoor en kenschets ik hem ook zo. Ik weet dan ook zeker dat deze minister de ontwikkelingen in de maatschappij goed wil bijhouden, zeker als deze invloed hebben op de conjunctuurgevoeligheid van onze overheidsfinanciën. Ik vond daarom zijn antwoord op mijn vraag over automatische stabilisatoren in een steeds flexibeler arbeidsmarkt wat zuinig. Daarom wil ik die vraag toch nog een keer stellen in de vorm van een motie. Die klinkt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse economie en daarmee de overheidsfinanciën relatief conjunctuurgevoelig en volatiel zijn;

overwegende dat door de snelle flexibilisering van de arbeidsmarkt deze volatiliteit mogelijk verder toeneemt en de klap voor economie en samenleving bij een volgende recessie daardoor groter zou kunnen zijn dan voorheen;

verzoekt de regering een analyse op te (laten) stellen over de gevolgen van de steeds verdergaande flexibilisering van de Nederlandse arbeidsmarkt voor de overheidsfinanciën, in het bijzonder voor de effectiviteit van de werking van de automatische stabilisatoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (35210).

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Van Otterloo namens 50PLUS.

De heer Van Otterloo (50PLUS):

Voorzitter, ook ik dank de minister voor zijn bijdrage aan het debat. Maar ik denk dat de vraag over de ramingen van het CBS en het CPB nog wel terug zullen komen bij de behandeling van de begroting EZ. Het is voor mij nog wel de vraag waar nou eigenlijk de grote vragen terecht moeten komen over hoe groot ons tekort zou moeten zijn. Oftewel, welke bestedingen kunnen wij doen met de werkelijk grote overschotten die we hebben? We zullen daar in ieder geval bij de Miljoenennota op terugkomen, omdat duidelijk is dat het zo niet kan doorgaan. Overigens, als het gaat over de ramingen en hoeveel die erboven zaten, herinner ik me een overschot in de vorige periode van 1 miljard, 1.000 miljoen, bij Volksgezondheid op basis van de ramingen die daarvoor gepleegd waren.

Wij steunen alle moties en amendementen die gericht zijn op de verbetering van de lonen. Dat is voor 50PLUS ook heel belangrijk. Maar tegelijkertijd heb ik de minister niets horen zeggen over wat dat allemaal zou kunnen betekenen voor de pensioenen. De pensioenen profiteren namelijk niet mee van de loonstijging. De pensioenen zitten in een andere systematiek en ik heb al aangegeven dat er door het pensioenakkoord, zelfs als er het komende jaar 5% extra rendement is, nog maar 0,5%, dus ver onder de inflatie, wordt bijgeplust op de pensioenen. En dat terwijl er tegelijkertijd een aantal pensioenfondsen met hun dekkingsgraad onder de 100% terechtkomen. Dat betekent dus dat het ellende blijft voor de pensioenen en dat het gat tussen de gepensioneerden en degenen met werk alleen maar groter wordt. U begrijpt dat 50PLUS zich zal verzetten tegen deze desastreuze ontwikkeling van het uit elkaar drijven van ouderen en jongeren.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk naar de minister, want tegen mij is gezegd dat hij meteen kan antwoorden.

Minister Hoekstra:

Voorzitter, ik mis volgens mij alleen de zesde motie. Ik vraag 't maar, omdat ik nog weleens de weg kwijtraak in alle papieren die ik voor mijn neus heb liggen. Ik doe eerst de resterende vragen en daarna behandel ik de moties, die ik volgens mij dus bijna allemaal voor mijn neus heb liggen.

Voorzitter. De heer Van Dijck vroeg nog een keer naar de koopkracht. Hij kent mijn opvattingen daarover: ik wil daar geen beloftes over doen. Dat zal ik dus hier ook niet doen, hoe belangrijk ik het onderwerp ook vind.

Voorzitter. Ik beantwoord de vragen in de volgorde waarin ze gesteld zijn en kom dan bij mevrouw De Vries. Zij vroeg nog een aantal dingen. Als eerste zei ze dat we nu goed gaan kijken naar VWS, maar dat ze wil dat er ook wordt gekeken naar de kosten van SZW. Dat begrijp ik heel goed. Want al stijgen de kosten van SZW minder snel dan die van VWS, het is wel het andere grote onderdeel van de rijksbegroting. Ik zou haar willen toezeggen dat ik daar samen met de minister van SZW naar ga kijken. Dit overigens helemaal los van de doornen en distels waarmee dat pad vervolgens bezaaid ligt, want er zitten allerlei ingewikkeldheden in die begroting op allerlei onderwerpen die we ook belangrijk vinden.

Voorzitter. Mevrouw De Vries vroeg ook nog naar Defensie en het plan. Volgens mij is er tevredenheid bij velen hier dat het erop lijkt dat er een cao is. Dat betekent dat Defensie nu zo snel mogelijk invulling zal geven aan de extra middelen en de Kamer daar zo spoedig mogelijk over zal informeren, uiterlijk bij de ontwerpbegroting van 2020, dus in ieder geval nog dit jaar.

Voorzitter. Vanochtend hadden we al het idee dat sommige delen van dat debat ook een plek zouden kunnen krijgen in dit debat, maar dat blijkt nu ook vice versa het geval te zijn. Ik doel dan op Italië. Laat ik daar in ieder geval een paar dingen over zeggen, want ik begrijp heel goed dat mevrouw De Vries ernaar vroeg. Hoe is de stand van zaken nu ten opzichte van vanochtend? De Commissie heeft zojuist, ik denk vlak voor het debat, besloten om geen EDP, excessievetekortprocedure, te starten. Wat positief is, zo maak ik op uit de stand van het gewas zoals die me tot nu toe bekend is, is dat de Italiaanse begrotingspositie in 2019 met ruim 7 miljard verbeterde; 7 miljard plus nog 600 miljoen, als ik me niet vergis.

Het is ook positief dat de Commissie gelijk een eigen analyse heeft gemaakt, dat dit een eigen analyse is en dat de Commissie de Italiaanse cijfers heeft bevestigd. Mevrouw De Vries herkent, denk ik, wel dat ik vaker heb gezegd dat het gaat om groei, om de begroting en om het kloppend maken van de getallen om die te kunnen verifiëren.

Aan de andere kant staat hier wel tegenover dat de Italiaanse schuld natuurlijk nog erg hoog is en ook niet afneemt. Dus de vraag ligt voor die ik ook vanochtend heb besproken: het is een goede stap, maar is die stap groot genoeg en is de Commissie daarin wel of niet te flexibel geweest? Ik wil daar graag nog echt even goed naar kijken. Daarna zal ik de Kamer zo snel mogelijk voorzien van mijn oordeel. Ik weet niet helemaal zeker of het lukt, maar ga proberen om dat te doen nog voor de vergadering van aanstaande maandag.

Ik zeg mevrouw De Vries ook nog een brief toe over het gebruik van de cijfers, want daar refereerde zij nog in het bijzonder aan.

Het enige punt waarop ik, met haar goedvinden, een pas op de plaats wil maken, betreft de vraag of dit allemaal lukt voor de vergadering van maandag en dinsdag. Ik ga me er wel voor inspannen, maar weet niet helemaal zeker of het lukt.

Voorzitter. Ik heb drie vragen van mevrouw De Vries beantwoord. Zij vroeg mij daarnaast nog één ding: nog breder te kijken dan alleen naar innovatie. Zo had ik de vraag ook echt verstaan, daar waar het ging om de Miljoenennota. Met een hink-stap-sprong betrek ik hier ook het punt van de heer Sneller bij, dat het mooi zou zijn als er geld aan vastgeplakt wordt. Volgens mij heb ik echt ten volle willen toezeggen om hiernaar te gaan kijken, maar het is nou ook weer niet zo dat ik al een voorschot had genomen op geld. Daar wil ik geen misverstand over laten ontstaan.

Voorzitter. Volgens mij had de heer Snels nog wat observaties die ik niet verder van commentaar hoef te voorzien.

De heer Slootweg stelde nog een goede en inderdaad best complexe vraag naar de doorrekening. De meeste toeslagen maken geen onderdeel uit van de collectieve lasten, maar wel van de collectieve uitgaven. Dan krijg je dus de merkwaardige figuur dat als de ... Nee, als de toeslagen zouden worden omgezet in een belastingkorting, zouden de collectieve lasten dus dalen. Dat is overigens weer anders dan bij de zorgtoeslag. Dat hele complexe woud zou ik best nog willen verduidelijken in een brief als de heer Slootweg denkt dat dat nuttig is, maar dit is het antwoord op hoofdlijnen. Ik zie hem niet onmiddellijk knikken dat dat nog nodig is, of wel? Laat ik dat nog als toelichting meegeven.

De heer Alkaya was wat verdrietig over wat er allemaal niet gebeurd is met zijn amendementen. Ik moest meteen denken aan het spreekwoord: frustratie is verzuurde ambitie. Dat moet hij dan ook maar lezen als een uitnodiging om nog eens mee te doen aan een kabinetsformatie, want dan is er nog meer invloed om je eigen gedachten in beleid om te zetten.

De heer Alkaya vroeg ook nog naar de onderuitputting. Zoals eerder aan de heer Nijboer toegezegd, zal ik nog een keer aangeven waar de onderuitputting zit en in hoeverre die al dan niet structureel is. Hoewel ik niet direct herken wat de heer Alkaya zegt, wil ik zijn vraag daar best nog in meenemen.

Voorzitter. De heer ...

De voorzitter:

De heer Alkaya heeft een vraag.

De heer Alkaya (SP):

De reden waarom de minister mijn amendement over sociaal advocaten afkeurt is dat hij ook dacht dat ik het over 2018 had. Dat zou iedereen denken. Als je het over onderuitputting hebt, dan denkt iedereen: dat is al gerealiseerd, dat zal wel vorig jaar zijn. Maar in de begroting van Justitie en Veiligheid staat structureel een onderuitputting, een soort post onvoorzien, die voor alles en nog wat wordt ingezet. Als ik hier als Kamerlid een voorstel wil doen hoe dat ingezet zou kunnen worden, krijg ik als antwoord dat dat voor andere zaken wordt gebruikt. Wil de minister van Financiën — dat hoort bij zijn taak in het kabinet — even met de minister van Justitie daarnaar kijken: is dit nou de manier waarop wij met begrotingen om moeten gaan? Als een onderuitputting wordt verwacht, begroot dan minder groot.

Minister Hoekstra:

Ja, maar dan zijn we toch weer een beetje terug bij het debatje van net dat hier wel degelijk sprake is van knelpunten die nog moeten worden opgelost. Ik dacht het juist charmant geregeld te hebben richting de heer Alkaya. Ik herken het beeld niet dat hij schetst, maar ik heb zijn vraag toch zo begrepen: wat gebeurt er nou typisch met onderuitputting? Laat ik dat in ieder geval meenemen bij het beantwoorden van de vraag die de heer Nijboer een paar maanden geleden aan mij heeft gesteld en die breder over onderuitputting ging.

Voorzitter. De heer Sneller vroeg nog naar de WRR en de zorg. Het is een hele lange periode, maar die wordt pas aan het einde van 2020 verwacht. Ik heb mijzelf ook weleens afgevraagd of dat nou precies de snelheid van het licht was die wij ons zouden hebben toegewenst. Dan moeten we ervan uitgaan dat het in ieder geval zeer degelijk gebeurt. Overigens is dat natuurlijk ook echt aan de WRR.

De heer Sneller (D66):

Als ik even snel reken, dan hebben alle partijen hun verkiezingsprogramma's geschreven terwijl dat juist het moment zou zijn om hun resultaten te gebruiken. Ik denk dat ik even met henzelf contact zal zoeken.

Minister Hoekstra:

Uitstekend.

Voorzitter. Volgens mij waren dat de opmerkingen die nog gemaakt zijn. Dan kom ik bij de moties.

Ik begin bij de motie van de heer Snels over een van de centrale onderwerpen van vandaag, namelijk de cao-lonen. Wat ik de heer Snels wel zou willen toezeggen — daarom ga ik het een beetje afpellen — is dat ik wil kijken in hoeverre wij kunnen nagaan welke afspraken er de dan afgelopen periode — dat zullen de maanden van de zomer zijn — gemaakt zijn, want zo begrijp ik zijn vraag. Dat veronderstelt overigens dat er de komende periode, juist in de zomerperiode, nog veel cao's worden afgesloten. Ik weet eerlijk gezegd niet zeker of dat het geval is. We zouden ook best nog eens verder terug kunnen kijken naar wat er de afgelopen maanden gebeurd is. Maar ja, dan zit daar niet een mogelijk effect in van de uitspraken gedaan op het festival. Ik wil het dus op die manier best toezeggen, maar de motie zoals zij nu op papier staat met ook de kwalificaties in de considerans vind ik wat ingewikkeld. Als ik hiermee toch de heer Snels kan contenteren, wil ik die inspanning best op mij nemen. Daarbij weet ik dan dus niet zeker wat daar precies uitkomt, omdat ik gewoon niet precies weet dat er nog aan cao's wordt afgesloten.

De heer Snels (GroenLinks):

Ik vind het toch ook belangrijk om de Kamer een uitspraak te laten doen over de overwegingen in de motie. Volgens mij, als ik zo de Kamer ken, is zelfs de VVD het daar wel mee eens, maar laten we wel even kijken naar de interpretatie van het dictum. Die vraagt om een appreciatie. Ik kan me voorstellen dat dat onder andere inhoudt wat er de komende maanden gebeurt. Ik denk dat het dan wel belangrijk is om te kijken naar wat het CPB eigenlijk verwacht — we krijgen ook gewoon de cijfers, eerst in de augustusraming en daarna bij de MEV — en dat daar dan een soort analyse van plaatsvindt van waar we nu eigenlijk staan met die loonstijging en hoe die zich verhoudt — de minister kan er dan zelf wellicht een verdere invulling aan geven — tot de winsten, de winstontwikkeling en loonstijgingen in het verleden. We moeten toch een beeld krijgen op enig moment — dat zal voor het debat zijn bij de Algemene Politieke Beschouwingen, neem ik aan — over hoe hoog die loonstijgingen nou eigenlijk zijn.

Minister Hoekstra:

Daarom probeer ik het nou juist te ontrafelen. Waar het natuurlijk ingewikkeld wordt — dat is precies het debat dat we hier met elkaar gehad hebben — is dat er staat "van mening dat de minister-president gelijk heeft". De minister-president heeft zichzelf nader verklaard hier in het vragenuurtje. Er staat ook in dat het moet gaan om aanzienlijke loonsverhogingen. Daar zal een politieke weging aan ten grondslag liggen. Ik wil het ook best zo doen dat we deze kwalificaties allemaal meenemen en dus ook deze nuanceringen van mij op die teksten, maar ik vind het wel belangrijk dat we helder hebben wat wel en niet op dit moment regeringsbeleid is en dat we duidelijk hebben wat er wel en niet gaat kunnen. Waar ik op zichzelf geen bezwaar tegen heb, is dat het kabinet in kaart brengt wat de ontwikkeling is geweest aan de diverse cao-tafels, maar daar zeg ik nogmaals bij: voor zover we dat kunnen. Bij de appreciatie — dat is mijn tweede kwalificering — zijn allerlei kanttekeningen te maken, juist omdat het gaat over werkgevers en werknemers. Het derde is dat ik — dat is zonder dat ik er maar half zoveel vanaf weet als collega Koolmees — me in gemoede afvraag hoe veel cao's er typisch in de zomermaanden worden afgesloten.

De voorzitter:

Ik heb alleen nog geen oordeel op deze motie gehoord, anders dan dat ik een tegenaanbod heb gehoord van de minister. Ik ben dus even op zoek naar wat de minister van deze motie vindt.

Minister Hoekstra:

Ik probeer het te ontrafelen, omdat ik wil aangeven richting de heer Snels dat ik met een aantal elementen wel uit de voeten kan. Dan zijn er volgens mij twee opties: of hij past de motie aan, maar dan is het wel belangrijk dat we er nog even naar kunnen kijken, of hij neemt mijn royale toezeggingen aan en hij trekt de motie in. Dat lijkt mij de twee voor de hand liggende oplossingen.

De voorzitter:

De indiener, meneer Snels.

De heer Snels (GroenLinks):

Mijn tegenbod was dat ik akkoord ga met de interpretatie van hoe de motie uitgevoerd zou kunnen worden. Daar is in het kabinet alle ruimte voor. De minister gaf zelf aan dat in de augustusbesluitvorming het kabinet zelf weer moet gaan kijken naar loonontwikkeling en lastenontwikkeling. Daar past een appreciatie bij. Mijn tegenbod is ...

De voorzitter:

Ja ...

De heer Snels (GroenLinks):

Dus mijn tegenbod is dat u het kunt interpreteren zoals u wil ...

De voorzitter:

Meneer Snels, mag ik u even onderbreken? We gaan hier niet onderhandelen over een dictum. De minister zegt: ik kan uw motie alleen oordeel Kamer geven als u haar langs mijn lijnen wijzigt. Dat heeft de minister aangegeven. Anders krijgt de motie gewoon het oordeel: ontraden. Dat ligt er nu voor.

Minister Hoekstra:

Volgens mij is het gat niet zo groot. Misschien wil de heer Snels nog even naar de tekst kijken.

De voorzitter:

Maar dat gaan we niet hier doen. De minister heeft duidelijk aangegeven waar het hem om gaat, welke elementen uit de motie bruikbaar zijn en welke niet. Dan is het aan de indiener om te bedenken of hij daartoe bereid is of niet. Ik wil een beetje af van dat eindeloos onderhandelen over moties, want ze worden niet voor niets langs deze lijn ingediend.

De heer Snels (GroenLinks):

Zeker, de voorzitter heeft helemaal gelijk, er ...

De voorzitter:

Precies.

De heer Snels (GroenLinks):

... zit enige spanning tussen wat de indiener vraagt en wat het kabinet kan leveren. Daarom is dit gesprek wel goed.

De voorzitter:

Ja, dat begrijp ik. Maar ik ga even streng zijn, want we hebben vanavond een debat over het Klimaatakkoord en dat moet om 19.30 uur beginnen. Ik wil dus heel graag door, als dat mag.

De heer Snels (GroenLinks):

Ik zal nadenken over de vraag of ik de motie wijzig. Volgens mij zitten we niet ver van elkaar, maar ik weet nog niet goed hoe ik de motie zou moeten wijzigen. Ik zal het even in overweging nemen en in overleg treden met andere Kamerleden. Dan stemmen we er morgen over.

De voorzitter:

Ja. Dan gaan we de motie nu formeel het oordeel ontraden geven. Mocht het zo zijn dat de heer Snels zich bedenkt en er een gewijzigde motie komt, dan komt daar mogelijk een nieuwe reactie op van het kabinet. En dat alles voor morgenmiddag/-avond wanneer we erover stemmen.

Minister Hoekstra:

Ik herhaal dat ik in dat deel van onderzoek echt wel heil zie en dat ik denk dat het echt niet zo is dat ik twee benen en een arm van de motie aftrek voordat ik oordeel Kamer kan geven. Het is maar net wat de heer Snels wil, maar het zou volgens mij de moeite van het bestuderen waard zijn.

Voorzitter. Dan ...

De voorzitter:

De tweede motie.

Minister Hoekstra:

Ik ben al bij de tweede motie. Dat is de motie op stuk nr. 4. De heer Slootweg drijft me nog weer wat verder ten aanzien van gebruiksvriendelijker maken. Laat ik nogmaals zeggen dat ik graag tegemoet wil komen aan de wens om makkelijk aangifte te kunnen doen. Ik kan deze motie ook oordeel Kamer geven, maar ... Ik wil absoluut niet ter discussie stellen dat het hier gaat om iets belangrijks. Ik heb alleen willen aangeven dat de opgaven die bij de Belastingdienst op tafel liggen buitengewoon groot zijn. Hiermee leg ik dan weer wat op tafel. Kijken en beoordelen kan, maar ik wil echt aandacht vragen voor het volle bord van de Belastingdienst en geen valse verwachtingen wekken.

De heer Slootweg (CDA):

Daarom heb ik het verzoek ook geformuleerd zoals ik het heb geformuleerd. Wat kan, laat dat kunnen.

De voorzitter:

Dan begrijpt u elkaar, denk ik.

Minister Hoekstra:

Daarom heb ik ook oordeel Kamer gegeven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 5.

Minister Hoekstra:

De motie op stuk nr. 5 moet ik ontraden. Het verhogen van de cap vraagt om dekking aan de lastenkant.

De motie op nr. 6 is, zoals de heer Alkaya zelf al zei, eigenlijk de aangescherpte of opgepompte versie van de motie van de heer Snels, maar gaat nog wel wat verder. Dit is geen voorgenomen kabinetsbeleid, dus deze motie moet ik in deze vorm ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 5 en de motie op stuk nr. 6 worden ontraden.

Minister Hoekstra:

De motie op stuk nr. 7 van de heer Nijboer over hogere rentes op studieleningen moet ik ontraden, omdat die motie wat voorbarig is. Zoals gemeld betrekt het kabinet het intrekken bij de augustusbesluitvorming. Ik wil ruimte vragen om daarop te wachten, juist omdat we dit soort dingen altijd in breder verband proberen af te wegen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 7 wordt ontraden.

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Dan de motie van de heer Bruins op stuk nr. 8. Ik dacht eerlijk gezegd dat we het een heel eind eens waren. Dat zal ik dan nog verder tot uitdrukking brengen door deze motie oordeel Kamer te geven, want het lijkt mij op zichzelf best een nuttige additionele invalshoek. Wat betreft de vraag wat die flexibilisering nou doet ten aanzien van de automatische stabilisatoren van de economie: ik ga kijken of het het meest logisch is om dat alsnog mee te geven aan de heer Borstlap, wiens werk en leven ik ook niet nog verder wil problematiseren, of dat het op een andere manier moet. Maar ik begrijp dat die analyse nuttig is. Ik laat deze motie dus oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 8 krijgt oordeel Kamer.

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Dan ben ik volgens mij bij het einde van mijn opmerkingen. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn beantwoording bij dit debat over de Voorjaarsnota.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende amendementen en moties zal morgen worden gestemd. Ik schors de vergadering tot 19.30 uur. Dan gaan wij door met het debat over het Klimaatakkoord.

De vergadering wordt van 18.48 uur tot 19.37 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven