32 Opvang, terugkeer en vreemdelingenbewaring

Aan de orde is het VAO Opvang, terugkeer en vreemdelingenbewaring (AO d.d. 28/03).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Opvang, terugkeer en vreemdelingenbewaring. Er hebben zich acht sprekers gemeld om eventueel moties in te dienen. De eerste spreker is meneer Jasper van Dijk. Meneer Jasper van Dijk spreekt namens de fractie van de Socialistische Partij.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank u wel. Ik ga snel van start. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voor de zomer met een reactie komt op de aangenomen motie om te onderzoeken of de beoordeling van de geloofwaardigheid van bekeerlingen en lhbt-asielzoekers kan worden verbeterd;

constaterende dat er momenteel veel twijfelgevallen zijn die op basis van de huidige geloofwaardigheidstoets geen recht hebben op asiel maar met een verbeterde toets mogelijk wel;

verzoekt de regering een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen, totdat de voorstellen ter verbetering van de huidige geloofwaardigheidstoets zijn geïmplementeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2376 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de detentiecentra voor migranten in Libië inhumaan zijn en gesloten moeten worden;

overwegende dat eerder is aangedrongen op verbetering en sluiting van de detentiecentra, maar dat dit tot op heden onvoldoende resultaat heeft gehad;

verzoekt de regering Nederlands geld aan Libië via alle kanalen conditioneel te maken aan het sluiten van deze detentiecentra,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2377 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onder de EU-Turkijedeal de EU tweemaal 3 miljard euro zal bijdragen aan de opvang van vluchtelingen in Turkije;

verzoekt de regering om in Europees verband aan te dringen op een brede evaluatie van de EU-Turkijedeal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2378 (19637).

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Tongeren. Mevrouw Van Tongeren spreekt namens de fractie van GroenLinks. Mevrouw Van Tongeren vervangt meneer Van Ojik.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het ambtsbericht van oktober 2017 over de veiligheid van Zuid- en Centraal-Somalië blijkt dat de aantallen incidenten en doden in deze regio sinds 2016 zijn toegenomen, en dat Al-Shabaab in Mogadishu in 2017 bijna dagelijks aanslagen pleegde waardoor zij meer burgerslachtoffers maakten;

overwegende dat Zuid- en Centraal-Somalië gebieden zijn waar terugkerende vreemdelingen momenteel een reëel risico lopen op ernstige schade als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict, zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn;

verzoekt de regering om geen vreemdelingen naar Zuid- en Centraal-Somalië uit te zetten tot het moment dat de veiligheidssituatie aanzienlijk is verbeterd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2379 (19637).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Tongeren. Mevrouw Van Toorenburg van het CDA ziet af van het voeren van het woord. Meneer Fritsma van de PVV, ga uw gang.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Het kabinet overweegt om meer arbeidsmigranten van buiten de EU naar Nederland te halen. Dat zou moeten gebeuren in ruil voor het meewerken door landen van herkomst aan uitzettingen van illegalen. Dit is natuurlijk een heel slecht idee, want we hebben in ons land immers een onbenut arbeidspotentieel van 1,2 miljoen mensen. Dan moet je natuurlijk niet praten over het importeren van arbeidskrachten. Het probleem van illegaliteit moet op een andere manier worden opgelost, bijvoorbeeld door het niet langer vrij in onze samenleving laten rondlopen van illegalen. Daarmee geeft het kabinet illegaliteit in feite een vrijbrief.

Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om geen arbeidskrachten van buiten de EU naar Nederland te halen als beloning voor landen die niet meewerken aan het terugnemen van illegalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2380 (19637).

Dank u wel. Dan meneer Groothuizen van D66. Nee. Meneer Azmani van de VVD. Nee. Meneer Voordewind wil ook niet het woord, heb ik begrepen. Maar meneer Bisschop van de SGP wel.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil het woord niet om een motie in te dienen, ook al hadden we die wel in voorbereiding, maar om de waardering te onderstrepen die wij hebben voor de toezegging van de staatssecretaris om de positie van bekeerlingen in opvangcentra nader onder de loep te nemen en voor de zomer bij de Kamer terug te komen op de vraag hoe de problematiek er precies uitziet en wat daar eventueel aan gedaan kan worden. Die toezegging heeft ons ervan weerhouden om een motie in te dienen. Het leek mij leuk om u dat te vertellen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Een VAO kan inderdaad ook gebruikt worden voor het bedanken voor toezeggingen.

Er zijn vijf moties ingediend. Ik kijk even naar de staatssecretaris hoeveel tijd hij nodig heeft. Vijf minuten? Ik hoor dat hij twee minuten nodig heeft. Over twee minuten gaan wij verder met het VAO.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Harbers:

Voorzitter, dank u wel. De heer Bisschop refereerde aan de toezegging die ik heb gedaan. Die staat. Het is fijn dat het niet meer tot een motie heeft geleid.

Dan loop ik even de ingediende moties langs. De motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 2376 gaat over een besluit- en vertrekmoratorium. Ik heb al eerder met de Kamer gedeeld dat ik naar aanleiding van de motie die bij de begrotingsbehandeling is ingediend, laat onderzoeken of en hoe die toets verbeterd kan worden, maar dat betekent niet dat ik helemaal de andere kant op denk en op dit moment van oordeel ben dat het onderzoek per definitie onzorgvuldig is. Daarnaast is er natuurlijk altijd nog de rechterlijke toets voor mensen die menen dat ze op onterechte gronden zijn afgewezen. Ondanks het feit dat ik voor de zomer de motie verder zal uitwerken, zie ik geen reden om nu besluiten op te schorten. Om die reden ontraad ik de motie.

De voorzitter:

De motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 2376 wordt ontraden.

Staatssecretaris Harbers:

Dan de motie op stuk nr. 2377 van de heer Van Dijk over Libië. Sluiting of omvorming van detentiecentra staat niet op zichzelf, maar moet gezien worden in relatie tot een veel groter aantal verbeteringen in Libië. Daar is ook geld voor nodig. Eerst de centra sluiten en pas dan het geld, miskent die relatie. Ik heb al een aantal keren met de Kamer gedeeld dat juist het feit dat we daar nog wel zijn, betekent dat je stapje voor stapje in gesprek kunt met de regering van Libië. Naar westerse maatstaven gaat dat mondjesmaat, maar ieder stapje dat we in Libië ten goede kunnen zetten, is er een. Dat heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat sinds de EU-Afrikatop de terugkeer van mensen die in de detentiecentra verblijven op gang is gekomen. Dat alles draagt wat mij betreft ook bij aan het grotere doel om uiteindelijk te kijken of je die centra gesloten kunt krijgen of omgevormd tot humaneopvangcentra. Om alles conditioneel te maken aan het sluiten, is denk ik contraproductief aan de te bereiken doelstellingen in Libië. Om die reden ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Dat leidt tot een vraag van meneer Van Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het is een korte vraag. Als het standpunt van het kabinet is dat die detentiecentra moeten sluiten, hoe gaat het kabinet dat dan regelen als het niet gebeurt op de manier die in mijn motie staat?

Staatssecretaris Harbers:

Door in gesprek te blijven met de Libische regering, zoals mijn collega de afgelopen week ook heeft gedaan, en door voortdurend de vraag te blijven stellen of internationale organisaties toegang kunnen krijgen. Na november is dat voor het eerst gelukt. Ook afgelopen week heeft de Libische minister van Binnenlandse Zaken aangegeven daarin verdere stappen te zetten. Ondertussen wordt met de landen van herkomst bekeken of zij bereid zijn om de mensen die door UNHCR bezocht zijn, terug te nemen. Het gaat dan bijvoorbeeld om landen in sub-Sahara Afrika. Het is een brede inzet die wij bij Libië doen, maar alles is erop gericht om voortdurend in gesprek te blijven en stap voor stap te komen tot die verbetering. De Kamer heeft er vorige week een brief over gevraagd. We zullen dat in de breedte nog een keer uiteenzetten.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 2377 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 2378.

Staatssecretaris Harbers:

De motie op stuk nr. 2378 gaat over de EU-Turkijedeal. Deze motie is nagenoeg hetzelfde als de motie die twee weken geleden is ingediend. De minister-president heeft toen al aangegeven dat er voortdurend rapporten van de Europese Commissie verschijnen waarin wordt ingegaan op het functioneren van de EU-Turkijeverklaring. Recent in maart is dat nog gebeurd. Dat leert ons ook dat de problemen die moeten worden opgelost, vooral in Griekenland liggen en niet in Turkije. Daarnaast geldt wat ons betreft de verklaring. We zien geen reden om nu een extra brede evaluatie te doen. Om die reden ontraad ik de motie.

Dan de motie op stuk nr. 2379 van mevrouw Van Tongeren en de heer Van Ojik. Wij hebben daar in het algemeen overleg uitgebreid over gedebatteerd. Er is recentelijk een ambtsbericht verschenen. Dat heeft ertoe geleid dat de situatie is aangescherpt. Dat wil zeggen dat voor een aantal groepen eerder wordt aangenomen dat ze hier asiel nodig hebben, maar dat we niet willen overgaan tot een algehele uitzondering conform artikel 15c. We hebben daarover in het algemeen overleg heel veel argumenten gewisseld. Kortheidshalve zou ik daarnaar willen verwijzen. Ik ontraad de motie.

Tot slot de motie van de heer Fritsma op stuk nr. 2380. Die is wel heel absoluut. In het debat en in de nadien verstuurde migratiebrief heb ik al aangegeven dat we kijken of en hoe dit een rol kan spelen. Het is natuurlijk niet zo dat je dan een-op-een gaat ruilen. Vanzelfsprekend is leidend: hoe komen onze eigen werkzoekenden eerst aan werk? Wat is de behoefte op onze arbeidsmarkt? Maar ik wil de mogelijkheid openhouden om in het brede palet van afspraken die je met een derde land kunt maken, ook een aantal werk- of studievergunningen in Nederland te bieden. Dat gebeurt niet in de verhouding een-op-een, maar soms kun je met kleine aantallen veel bereiken om de relatie met een land dat tot nu toe zijn onderdanen niet terugneemt, te verbeteren. Die mogelijkheid wil ik niet categorisch afgrendelen. Dat doet deze motie wel en om die reden ontraad ik de motie.

De heer Fritsma (PVV):

Het probleem is dat die arbeidsmigratie maar steeds niet geconcretiseerd wordt. Ik heb geen idee waar het kabinet aan denkt als het het heeft over het naar Nederland laten komen van arbeidsmigranten van buiten de EU om dus dat terugkeerbeleid te bevorderen. Dan komt er een brief waarin duidelijk staat dat bijvoorbeeld gedacht wordt aan circulaire arbeidsmigratie. Dat wordt omschreven als "gereguleerde tijdelijke arbeid". Ik vraag me dan af: aan welke tijdelijke arbeid denkt het kabinet dat Nederland behoefte heeft?

Staatssecretaris Harbers:

In diezelfde brief staat een aantal regels verderop dat we dan ook eerst in kaart brengen waar de arbeidsmarktbehoefte van Nederland ligt. Ik kan me dus veel van de vragen van de heer Fritsma voorstellen; dat heb ik ook in het algemeen overleg al gezegd. Maar we staan aan het begin van de verkenning in het kabinet over de vragen of en hoe we dit gaan doen. Voordat we dat gaan doen, wil ik een antwoord op dezelfde vragen die de heer Fritsma heeft. Alleen hebben we die antwoorden vandaag nog niet, omdat we aan het begin van die verkenning staan. Dus in dat opzicht, zou ik haast willen zeggen, is deze motie ook ontijdig; we moeten dat debat voeren op het moment dat het kabinet daar een meer uitgewerkte verkenning van heeft waar eventueel voorstellen uit volgen die ik aan de Kamer voorleg. Dan voer ik graag dat debat met de Kamer en met de heer Fritsma. Maar op dit moment is het te absoluut, omdat wij zelf, als kabinet, aan het begin staan van die zoektocht.

De voorzitter:

Verzoekt u dan om de motie aan te houden, of ontraadt u haar?

Staatssecretaris Harbers:

Dat is aan de heer Fritsma. Op dit moment ontraad ik haar, want ik vind de motie voor dit moment veel te absoluut. Ik wil graag de ruimte om te kijken of dit ergens zou kunnen gaan werken met derde landen. Als dat nader uitgewerkt is, kom ik vanzelfsprekend terug bij de Kamer.

De voorzitter:

Afrondend, mijnheer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter, ik snap dat er nog een onderzoek plaats moet vinden, maar het kabinet schrijft het allemaal zelf op. Ik reageer dus gewoon op wat het kabinet opschrijft. Het schrijft dat we moeten denken aan circulaire arbeidsmigratie, met andere woorden: "gereguleerde tijdelijke arbeid". Dan vraag ik me af: welke tijdelijke arbeid heeft Nederland volgens het kabinet nodig met een onbenut arbeidspotentieel van 1,2 miljoen mensen in Nederland? Ik snap dit gewoon niet. Het is dus meer een feitelijke vraag, voorzitter, waar ik enige duidelijkheid over wil.

Staatssecretaris Harbers:

We hebben het er ook al in het algemeen overleg over gehad. Er zijn veel sectoren in Nederland waar een tekort is aan arbeidskrachten. Je kunt je goed voorstellen dat je Nederlandse werkzoekenden in die sectoren nog een plek kunt bieden, hetzij door aanvullende opleiding, hetzij door mensen anderszins daarvoor geschikt te maken. Maar mogelijk ga je er in de komende jaren ook achter komen dat dat in sommige sectoren geen soelaas biedt. Dan moet je goed kijken of er mensen zijn in derde landen die daar geschikte kwalificaties voor hebben. En het moet ook tijdelijk zijn, dus je moet ook waarborgen dat dat niet iets van definitieve migratie heeft. Maar nogmaals, ook daarvoor breng ik samen met de collega van Sociale Zaken die arbeidsmarktbehoefte voor de komende jaren in kaart, nog voordat we gaan kijken of dit soelaas biedt. En ik geef nogmaals de verzekering: dat wordt echt niet een een-op-een ruilen. Maar we kijken of in de breedte van de maatregelen ook een aantal van deze werkvergunningen een rol kunnen spelen om een land weer tot medewerking te bewegen.

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, ik vrees dat de staatssecretaris en u het niet eens worden.

De heer Fritsma (PVV):

Het wordt dus niet concreter.

Staatssecretaris Harbers:

Maar ik ben zeer bereid om dat debat op een later moment, als dit uitgewerkt is, nog een keer te voeren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Goed. Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van dit VAO. Er zijn vijf moties ingediend. Daarover zal gestemd worden op dinsdag 10 april.

Ik schors de vergadering even om straks verder te gaan met het VSO Informele Milieuraad.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven