3 Vragenuur: Vragen Von Martels

Vragen van het lid Von Martels aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht "Rijbewijs honderden ouderen ten onrechte ingenomen".

De voorzitter:

Dan gaan we nu naar de tweede vraag, van de heer Von Martels namens het CDA aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht dat het rijbewijs van honderden ouderen ten onrechte wordt ingenomen.

De heer Von Martels (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Van het luchtverkeer gaan we naar het wegverkeer. Mijn vragen zijn naar aanleiding van het volgende artikel. De NOS berichtte afgelopen zondag dat de politie en de Marechaussee de afgelopen drie jaar ten onrechte rijbewijzen hebben ingenomen van 229 automobilisten van 70 jaar en ouder. Na medisch onderzoek en eventueel een rijtest bleken deze 70-plussers echter volledig in orde te zijn. Vaak kregen ze pas na meer dan een halfjaar hun rijbewijs terug. Meer dan een halfjaar; dat is erg lang als je afhankelijk bent van je auto. Het CBS spreekt kritiek tegen dat de procedure van teruggave bureaucratisch is en onnodig lang duurt. Dat vind ik wel uitermate vreemd. Waarom moet het zo lang duren?

Het CBR mag vier maanden doen over de procedure rond de medische keuring. Ook dat is lang, maar wij horen dat er nog voor de zomer een algemene evaluatie komt. Daarin wordt de lengte van dit soort termijnen ook meegenomen. Is daar al zicht op?

Een ander probleem is dat de gedupeerden de overtuiging hebben dat beroep tegen een inbeslagname van het rijbewijs in feite zinloos is. Op papier is er de mogelijkheid van beroep, maar de CBR-medewerkers blijken dat soms af te raden. In het Nederlandse strafrecht is je positie als verdachte veel sterker dan in dit soort kwesties in het administratieve recht, waar het CBR kan blindvaren op de verklaring van de politieman of politievrouw; graag een reactie van de minister.

De cijfers weerspreken dat ouderen meer ongelukken veroorzaken dan jongeren. Is de minister ervan overtuigd dat er geen sprake is van leeftijdsdiscriminatie? Kan de procedure om te komen tot een correctie van het besluit van een politieman of -vrouw worden versneld? Wanneer kunnen we de evaluatie precies verwachten? Kan de minister aangeven wat daarin nog meer wordt meegenomen naast de lengte van de termijnen? Wordt bijvoorbeeld de rijbewijsverstrekking aan mensen met autisme ook geëvalueerd? Is de minister ten slotte bereid om in samenspraak met het CBR de termijnen aan te passen?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter. Laat ik het volgende vooropstellen. De hoofdvraag was eigenlijk of hier sprake is van leeftijdsdiscriminatie. Ik kan daar volmondig op zeggen dat dit absoluut niet het geval is. Ook bij de politie is heel goed bekend dat de grootste brokkenmakers niet bij de ouderen zitten. Daar zit het hem dus echt niet in. De politie komt hier alleen in actie wanneer er echt duidelijke aanwijzingen zijn dat iemand gewoon niet meer geschikt is om op deze manier als bestuurder deel te nemen aan het verkeer. Dat betreft overigens ook jongeren. Het kan bij wijze van spreken ook iemand zijn die — ik noem maar iets — epilepsie heeft of iets dergelijks. Er kunnen dus allerlei redenen zijn waarom de politie denkt: naar deze persoon moet een onderzoek worden ingesteld.

Dan de lengte van de procedure aan de kant van de politie. Binnen een halfjaar moet het worden doorgestuurd naar het CBR. Daar kan ik verder niet zo veel in treden; daarover zult u collega Grapperhaus moeten bevragen. U geeft al aan dat er sprake is van de zogenaamde vijfjaarlijkse evaluatie die wij bij het CBR doen. Daar wordt de standaardtest van doelmatigheid, doeltreffendheid, governance en interne organisatie op losgelaten. Maar daar zitten natuurijk ook de kritische prestatie-indicatoren in. Dat betekent dus dat er ook gekeken wordt of het CBR aan de wettelijke termijnen van reacties voldoet. Nou, dat geldt natuurlijk breed voor alle rijbewijsvarianten en alle onderzoeken die daar lopen. Dat wordt dus allemaal meegenomen in die evaluatie. Ik krijg hier net het bericht door dat die evaluatie voor de zomer nog naar de Tweede Kamer zal komen, met een beleidsreactie van ons ministerie erbij. Dat krijgt u dus nog voor het zomerreces.

U moet zich overigens wel realiseren dat het CBR werkt met zo'n periode van vier weken voor reactie. Het moet natuurlijk wel allemaal verwerkt worden. Als er aanvullende onderzoeken nodig zijn, heeft het CBR dat natuurlijk niet in de hand. Bij deze gevallen betreft dat vaak medische onderzoeken, bijvoorbeeld bij een oogarts als het gaat om iemand die misschien toch een staaroperatie zou moeten ondergaan. In dergelijke gevallen heeft het CBR het natuurlijk ook niet in de hand hoe snel iemand het maken van een afspraak bij een of meer specialisten voor elkaar kan krijgen. De prestaties die het CBR zelf moet leveren, houden wij dus scherp in de gaten, maar de totale lengte is opgebouwd uit een stukje politie, een stukje CBR en een stukje mogelijke onderzoeken, bijvoorbeeld bij medisch specialisten.

De heer Von Martels (CDA):

Ik ben het met u eens dat ik voor de vragen richting de politie misschien bij uw collega minister Grapperhaus moet zijn. Maar uit uw beantwoording komt nog niet voldoende duidelijk naar voren dat u zich ervoor wilt inzetten dat die termijnen van het CBR verkort kunnen gaan worden. Dat is juist mijn inzet. Het is toch een aantal keren te vaak gebleken dat die termijnen worden overschreden, of in ieder geval dat de gedupeerden er dusdanig veel last van hebben dat je gaat vragen: kan dat niet korter? Daar is dus mijn inzet op gericht en ik hoop dat u daar de volle medewerking aan wilt verlenen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Op dit moment wordt in 88% van de gevallen die termijn van vier weken ook gehaald. Ik ben het met u eens dat dat 100% moet zijn. U vraagt: wat kun je er nou aan doen om je daar nog extra voor in te zetten? Als u dat vraagt, zal ik graag ook dat gesprek met het CBR aangaan. Maar nogmaals, binnen het totaal van het hele traject zijn afspraken met medisch specialisten enzovoort er ook soms de oorzaak van dat iets toch langer kan duren. Ik ben het overigens helemaal met u eens dat het geval van de meneer in de uitzending natuurlijk buitengewoon schrijnend was. Je bent gewoon nog helemaal hartstikke goed en fit en het duurt dan zeven maanden voordat je je rijbewijs weer terug hebt. Dat is een situatie waarin je helemaal met de man in kwestie mee kunt voelen; die situatie is buitengewoon frustrerend. Ik zal het hier graag nog eens met collega Grapperhaus over hebben. Waar we, in gesprek met de politie, dit soort dingen kunnen bespoedigen, zullen we het zeker niet nalaten.

De heer Von Martels (CDA):

Ik had nog één vraag in de eerste termijn gesteld waar de minister waarschijnlijk niet aan toegekomen is. Er komt dus voor de zomer een evaluatie. Wordt daarin behalve de lengte van de termijnen ook bijvoorbeeld de rijbewijsverstrekking aan mensen met autisme meegenomen? Wordt dat ook geëvalueerd? Wordt er een compleet beeld geschetst?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik weet eerlijk gezegd niet uit mijn hoofd op specifiek daarop wordt ingegaan. Ik zie mensen achter in de zaal schudden, dus ik neem aan dat autisme daarin niet een specifieke bijzonderheid is die apart geregistreerd wordt.

De heer Von Martels (CDA):

Nou, dat is voor mij waarschijnlijk een reden om hier later op terug te komen. Voor dit moment is het wat mij betreft voldoende, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank u wel, voorzitter. Bij 50PLUS stromen de reacties binnen. Men vraagt: zijn ouderen nou vogelvrij verklaard? Hoe beoordeelt de minister het gigantische verschil in inzicht tussen de bevindingen van Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid en het CBR? Deze stichting stelt namelijk dat slechts in 1% van de gevallen 75-plussers ongeschikt verklaard worden na een keuring. En het CBR stelt dat 12% geschikt is, dus dat 88% ongeschikt is om te rijden. Hoe verklaart de minister dit verschil?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

U moet goed bedenken dat het hier gaat om de specifieke groepen waarvan is aangekaart dat er vraagtekens zijn. Je hebt natuurlijk de grote groep die sowieso periodiek een keuring moet ondergaan als het rijbewijs verlengd moet worden. Slechts 1% van die groep wordt ongeschikt verklaard, maar dat is natuurlijk iets heel anders dan de categorie die door de politie al van de weg is geplukt omdat ze bijvoorbeeld aan het spookrijden waren of iets dergelijks. Voor de rest hebt u helemaal gelijk: als je kijkt naar de ongevallen, dan is het een heel ander beeld. Dat heb ik daarstraks in de inleiding ook gezegd. Als je de categorieën ouderen en jongeren vergelijkt, zijn de jongeren juist de grote risicogroep en doen de ouderen het over het algemeen heel erg netjes. Maar het gaat dus om de specifieke groep waarbij de politie aanwijzingen heeft dat er echt iets mis is. Bijvoorbeeld bij een spookrijder is dat redelijk zichtbaar. Bij die groep blijkt dat het in 88% van de gevallen daadwerkelijk beter is dat de desbetreffende persoon geen rijbewijs meer heeft.

De voorzitter:

Tweede aanvullende vraag, mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

We hebben er al een keer eerder over gesproken dat ook kinderen ouders kunnen aangeven als zij maar een vaag vermoeden hebben en dat het best lastig te bewijzen is. Welke objectieve criteria heeft de politie om iemands rijbewijs ter plekke in te nemen? Kunt u dat verklaren?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan moet ik toch echt verwijzen naar collega Grapperhaus. Voor een antwoord op de vraag welke instructies de politie precies krijgt en wanneer onder welke omstandigheden tot aanhouding en tot invordering van het rijbewijs wordt overgegaan, moet u echt bij hem zijn.

De heer Sienot (D66):

De politie is natuurlijk geen arts. Het is mooi als de politie de veiligheid bewaakt en de arts de rijbekwaamheid controleert op basis van een medische indicatie. Oudere mensen moeten elke vijf jaar een medische indicatie ophalen in het kader van hun rijbekwaamheid. Zou die periode wellicht korter kunnen, zodat de betrouwbaarheid van die indicatie ook weer toeneemt en dit soort situaties hopelijk minder wordt?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Er zitten altijd twee kanten aan de zaak. We willen ouderen, die steeds langer hartstikke fit en vitaal zijn, natuurlijk niet hun mobiliteit ontzeggen. Daarom is de grens ook opgeschoven van 70 naar 75. Ik zie dus niet direct een aanleiding om dat nou in één keer heel veel sneller te gaan doen. Aan de andere kant is het heel goed dat iemand, als hij echt niet meer geschikt is om aan het verkeer deel te nemen, door de politie wordt aangehouden of dat het CBR dan door familie, vrienden, bekenden of buren getipt wordt, zoals mevrouw Van Brenk net ook aangaf. Het liefste ga je dan in gesprek met de persoon zelf of met de familie, want je moet toch met elkaar de veiligheid op de weg waarborgen.

De heer Van Helvert (CDA):

Mijn vraag gaat over de examinering van mensen met een stoornis, zoals bijvoorbeeld autisme. Anderhalf jaar geleden heeft het CBR in verband met een kwaliteitsslag besloten om het aantal locaties voor examinering voor mensen met een stoornis, zoals autisme, te verminderen. We hebben daar toen vragen over gesteld. Inmiddels heeft het CBR besloten het aantal examineerlocaties uit te breiden, behalve voor mensen met een stoornis, zoals autisme, terwijl juist die groep er het meeste belang bij zou hebben om in de eigen omgeving het examen af te kunnen leggen. Is de minister bereid om in haar contacten met het CBR dit punt mee te nemen, met het doel om deze kwaliteitsverbetering niet alleen voor het CBR en voor alle mensen in het algemeen, maar ook voor mensen met een stoornis te laten gelden en die locaties ook weer uit te breiden?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het goede nieuws is dat er inderdaad weer een uitbreiding is van examenlocaties. Dat gebeurt overigens ook omdat er een hausse is aan aanvragen van examens. Er is dus een groei in de mobiliteitsbehoefte. Dit specifieke punt heb ik ook niet op het netvlies, maar ik zeg u graag toe dat ik bij het CBR zal navragen hoe het zit.

De voorzitter:

En dan zal u de Kamer schriftelijk informeren?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan zal ik de Kamer daar uiteraard over informeren, voorzitter.

De voorzitter:

Dat bespaart u een vraag, mijnheer Van Helvert.

Dank u wel, minister. Van de ouderen gaan we naar de jongeren.

Naar boven