3 Vragenuur: Vragen Westerveld

Vragen van het lid Westerveld aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "Geen geld meer om leerlingen te helpen met werk zoeken".

De voorzitter:

Dan is nu aan de orde de vraag van mevrouw Westerveld namens GroenLinks aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die ik van harte welkom heet, over het bericht "Geen geld meer om leerlingen te helpen met werk zoeken".

Het woord is aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ruim 66.000 leerlingen gaan naar het voortgezet speciaal onderwijs of naar een praktijkschool. Dit zijn leerlingen die het vaak wat moeilijker vinden om te leren. Veel van deze leerlingen krijgen ook geen diploma, want dat kent het praktijkonderwijs niet. Kortom, dit is een groep die extra aandacht verdient. Juist voor deze leerlingen moeten we klaarstaan om ze goed onderwijs aan te bieden in kleine klassen en ze op weg te helpen naar de arbeidsmarkt. Deze leerlingen worden bijvoorbeeld geen advocaat, maar vakkenvuller in een supermarkt. Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en praktijkscholen doen geweldig werk. Ik ben onlangs zelf op bezoek geweest bij een praktijkschool en heb daar ook gezien hoe leraren hun leerlingen op alle mogelijke manieren helpen.

Via een subsidieregeling van de Europese Unie wordt 363 miljoen euro uitgekeerd voor zeven jaar. Deze pot wordt beheerd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en is bedoeld om leerlingen naar werk te helpen. Scholen voor praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, en gemeenten ook, kunnen subsidie aanvragen. Dat geld wordt gebruikt om leerlingen bijvoorbeeld in contact te brengen met werkgevers, of om opleidingscertificaten te halen, want dat zit niet in de reguliere bekostiging. Die regeling loopt van 2014 tot 2020, maar nu blijkt het geld al op te zijn. Dat betekent dat een hele grote groep leerlingen de dupe wordt. Dat betekent ook dat er mensen ontslagen worden; mensen die juist de leerlingen helpen met het vinden van werk en met het in contact brengen met werkgevers, zodat ze een toekomstperspectief hebben na school. Bovendien rekenen scholen op dit bedrag. Die hebben nu een gat op de begroting.

Voorzitter. Ik zou de staatssecretaris graag willen vragen of ze het met me eens is dat we juist deze groep leerlingen moeten begeleiden naar werk. Ik zou de staatssecretaris ook willen vragen hoe dit kan. Hoe kan het nou dat er zó'n grote rekenfout is gemaakt? En waarom is het bedrag niet evenredig verdeeld, maar na een paar jaar al op? Hoe gaat het ministerie dit oplossen? En ik zou de staatssecretaris willen vragen of zij op korte termijn met de scholen in gesprek wil gaan om een oplossing te vinden.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan mevrouw Westerveld voor haar vraag en zeker ook voor de complimenten die zij heeft gegeven aan het praktijkonderwijs. Ik herken de bevlogenheid waarmee zij leerlingen voor wie het niet altijd even makkelijk is aan het werk wil helpen. Ik denk dat we met elkaar de ambitie delen dat we de schouders eronder willen zetten om het mogelijk te maken om te participeren, ook voor kwetsbare mensen, en dan in het bijzonder kwetsbare jongeren.

Dat doen we op verschillende manieren: via reguliere gelden, maar ook via additionele gelden. Eén zo'n additionele financieringsbron is het ESF, het Europees Sociaal Fonds. Terecht geeft mevrouw Westerveld aan dat er zo'n 363 miljoen beschikbaar is voor zeven jaar. Dat is meer dan de helft van het budget van het ESF. In de afgelopen decennia, bijna 60 jaar lang, is het zo geweest dat er geld overbleef. Er werd in meerdere tijdvakken gewerkt en het geld dat overbleef, werd dan in een derde tranche gestopt. Het is eigenlijk voor het eerst — je zou kunnen zeggen: de regeling is bijzonder succesvol — dat het geld in twee vakken al op is. We zagen dat aankomen, dus we hebben wat dat betreft ook een winstwaarschuwing afgegeven. We zagen gebeuren dat een derde tranche niet mogelijk zou zijn. Dat is natuurlijk buitengewoon jammer, want we zien inderdaad dat hier heel waardevol werk wordt gedaan.

Maar zeker ook omdat het om een additionele geldstroom gaat en er ook reguliere mogelijkheden zijn om dit te doen, heb ik toch de hoop dat we dit goede werk voort kunnen zetten. Ik ga daar zeker ook over in gesprek met de sector, met de scholen. Dat lukt helaas niet meer voor het zomerreces. We hebben uiteraard wel al contacten gehad vanuit het ministerie, maar ik zal dat ook persoonlijk doen, na het zomerreces, zodat we met elkaar aan deze ambitie vorm kunnen blijven geven.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank, voorzitter en dank aan de staatssecretaris voor de reactie. De staatssecretaris zegt dat het heel succesvol is, maar daar maak ik dus uit op dat dit geld ook nodig is. Bovendien hoor ik van de scholen dat er een inschattingsfout is gemaakt. Een rekenfout dus, waar het ministerie voor verantwoordelijk is. Wat we nu zien, is dat kwetsbare leerlingen en scholen de dupe worden van de fout die is gemaakt. Ik zou de staatssecretaris nogmaals willen vragen wat zij gaat doen om dit op te lossen. Ik wil haar ook vragen of er mensen moeten worden ontslagen op deze praktijkscholen. Zo ja, weet ze om hoeveel mensen het gaat?

Voorzitter. Vanaf 2021 komt er weer een nieuwe programmaperiode aan en kan er dus weer opnieuw subsidie worden gevraagd. Ik vraag de staatssecretaris wat dit dan betekent. Betekent het dat scholen en gemeenten de programma's waarin nu veel tijd en aandacht is gaan zitten, een paar jaar moeten stoppen om ze dan straks weer opnieuw op te starten? Wat betekent dat voor de expertise? Gaat die nu helemaal verloren?

Voorzitter. Ik heb natuurlijk ook gesproken met de mensen van de gedupeerde scholen zelf. Zij geven aan dat er vorige week een gesprek zou zijn met de staatssecretaris, maar dat dit gesprek twee dagen van tevoren is afgezegd. Ik wil de staatssecretaris nogmaals vragen of ze bereid is om voordat de zomer begint — die begint al snel, dat weet ik — met deze scholen in gesprek te gaan om te kijken naar een oplossing.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. Misschien is het goed om aan te geven dat het geld beschikbaar is voor zeven jaar. Dat is inderdaad een flinke hoeveelheid geld: de 363 miljoen waarover mevrouw Westerveld het had. Het geld heeft een plafond. Dit budget is het, dus er was niet meer geld bij gekomen. We hebben de scholen de mogelijkheid gegeven om het geld over een langere tijd uit te smeren. We hebben de horizon wat dat betreft dus wel verlengd. Ook hebben we met elkaar nog reguliere middelen om onze schouders onder deze ambitie te zetten. In de afspraken die we met gemeenten hebben gemaakt, hebben we het ondersteunen van kwetsbare jongeren om ze te laten participeren en te laten werken als topprioriteit benoemd. Daarmee is er een gezamenlijke inspanning vanuit SZW en vanuit de gemeenten mogelijk, ook met de middelen die gemeenten daarvoor hebben.

Inderdaad heb ik helaas het persoonlijke gesprek dat ik zou hebben, moeten afzeggen wegens andere drukke werkzaamheden, want het is een drukke laatste Kamerweek. Ik ga mijn best doen om dat voor de zomer te doen, maar er is in ieder geval direct na het zomerreces een persoonlijk gesprek gepland om te kijken wat we wel met elkaar kunnen doen.

Als het gaat om de periode na 2021, liggen er op dit moment ook gesprekken voor in Europa. Er wordt ook onderhandeld over de hoogte van het bedrag en over de aanwending van het bedrag. Vervolgens kunnen we ook in Nederland gaan kijken hoe we die aanwending gaan doen. Ik kan mij goed voorstellen dat we de inclusieve arbeidsmarkt, waar ook deze ESF-gelden een bijdrage aan willen zijn, een belangrijke prioriteit zullen blijven vinden, maar ik denk ook dat we daarvoor het geëigende proces zullen moeten blijven doorlopen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Weer dank aan de staatssecretaris voor de reactie. Ik hoop ook dat het nog lukt om voor de zomer een gesprek te hebben, zodat het na de zomer hopelijk duidelijk is voor deze scholen, maar vooral ook voor de leerlingen.

Ik heb nog wel een vraag over de gemeenten. De staatssecretaris zegt nu de scholen te vragen om met de gemeenten erover in gesprek te gaan. Dat horen we hier in de Tweede Kamer vaker, dat er landelijk een probleem is en er wordt gezegd: nou, ga maar naar de gemeenten. Ik vraag de staatssecretaris of dit nou betekent dat al die afzonderlijke scholen bij al die afzonderlijke gemeenten moeten vragen of ze wat extra geld kunnen krijgen. Verwacht ze dat dit succesvol kan zijn?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik hecht inderdaad aan duidelijkheid. Daarom heb ik het gesprek van vorige week wel door laten gaan met een hele deskundige afvaardiging van het ministerie. Ik ga mijn best doen, zoals ik heb gezegd. In ieder geval heb ik niet geprobeerd om het weg te schuiven, maar heb ik geprobeerd aan te geven dat er naast deze additionele geldstroom natuurlijk ook reguliere infrastructuur ligt. Daarvoor zijn de gemeenten een belangrijk aanspreekpunt. We zien dat gemeenten ook in arbeidsmarktregio's veelal samenwerken. Daar ligt de komende tijd ook nog een inspanning om vanuit SZW met de gemeenten samen te werken. Ik hoop ook dat we met elkaar in ieder geval de infrastructuur kunnen behouden en ook in de toekomstige tranche weer een mooie inzet kunnen verwachten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Iedereen gunt deze leerlingen kansen op een mooie baan. Tegelijkertijd zitten heel veel werkgevers te springen om mensen. Dan kan het toch niet zo zijn dat een tekort op Europese geldpotjes ertoe leidt dat minder jongeren uiteindelijk een baan krijgen? Mijn vraag aan de staatssecretaris is dus of zij, hoe het ook precies met de financiering zit, kan toezeggen dat dit gedoe niet zal leiden tot een vermindering van de arbeidsmogelijkheden van deze leerlingen.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, ik ben eigenlijk heel erg blij met de vraag van de heer Van der Staaij, want die geeft mij nog even de mogelijkheid om te benadrukken dat er zo'n 100.000 deelnemers betrokken zijn bij de gelden waar we het zojuist over hadden en daardoor een stage of een baan hebben gekregen. Deze week zagen we ook dat de banenafspraak door de markt en de publieke sector gezamenlijk meer dan gehaald is. De signalen van werkgevers zijn ook: we hebben echt iedereen nodig en we zijn bereid te investeren in mensen. In de beantwoording van deze vraag heb ik het over de additionele geldstroom gehad. Dat laat onverlet dat we met andere additionele projecten dan wel met alle reguliere middelen die we hebben, keihard door blijven werken om deze doelstellingen te halen, want ik ben het met de heer Van der Staaij eens: zeker in deze tijd moet het toch mogelijk zijn om iedereen een plek te geven op deze arbeidsmarkt? Daar gaan we voor.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik denk dat Kamerbreed wordt onderschreven dat we al deze jongeren willen helpen, dus dat die gelden ook van groot belang zijn. Is de staatssecretaris dan ook bereid om te kijken of het mogelijk is zelf geld bij te leggen om de periode tot 2021 — of wellicht lukt het eerder in Europa — te overbruggen?

Staatssecretaris Van Ark:

Het geld is beschikbaar gesteld voor de periode van zeven jaar, terwijl we het nu in kortere tijd hebben uitgegeven. Maar er zat sowieso een plafond aan dit budget. Het is dus helaas geen mogelijkheid voor deze geldstroom. We hebben wel met gemeenten afgesproken dat we de komende periode een topprioriteit gaan maken van het aan het werk helpen van mensen die een kwetsbare positie hebben op de arbeidsmarkt. Alle colleges zijn zo langzamerhand gevormd, dus we kunnen daar ook mee aan de slag.

De heer Kwint (SP):

Het is wel enigszins cynisch: in Brussel wordt er soms met gemak met miljarden gesmeten, en nu is het geld juist voor deze groep in één keer op. Vindt de staatssecretaris niet dat deze taak, het naar werk begeleiden van een kwetsbare groep vanuit het praktijkonderwijs en vanuit het speciaal onderwijs, in principe vooral onze taak zou moeten zijn? Zij zegt: er komen additionele plannen. Maar ze gaf geen antwoord op de relevante vraag van de heer Gijs van Dijk: gaat het Rijk daar dan ook voor betalen?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik heb in heel korte bewoordingen geprobeerd om de infrastructuur te schetsen waarmee we werken. Die loopt voor een heel groot deel via gemeenten. Gemeenten hebben daar ook middelen voor beschikbaar. Die middelen mogen ze ook onderling verschuiven. Als ze een praktijkschool of een school voor speciaal onderwijs hebben of veel leerlingen van die scholen hebben, dan kunnen ze daar ook extra op inzetten en dan kunnen ze maatwerk bieden. Daarnaast hadden we een additionele geldstroom. We hebben het ESF-geld voor Nederland bestemd voor een inclusieve arbeidsmarkt. Ik denk ook dat het goed is dat we met elkaar blijven kijken of we dat in de toekomst weer gaan doen. Maar die onderhandelingen worden in Brussel gedaan. Het is niet aan het Rijk om allerlei specifieke financieringsstromen te maken, maar het is wel aan ons om samen met gemeenten te kijken waar we de prioriteiten handen en voeten kunnen geven.

De voorzitter:

Dank u wel.

Ik zie dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat aanwezig is voor de volgende vraag. Welkom.

Naar boven