4 Hoger onderwijs

Aan de orde is het VAO Voortgang Strategische Agenda, Prestatieafspraken hoger onderwijs en Monitoring studievoorschot en Wetenschapsbeleid (AO d.d. 25/01). 

De voorzitter:

Ik ben blij dat beide bewindslieden inmiddels zijn binnengekomen, want dan kunnen we nu beginnen met het VAO Voortgang Strategische Agenda, Prestatieafspraken hoger onderwijs en Monitoring studievoorschot en Wetenschapsbeleid. 

Ik heet de minister en de staatssecretaris van harte welkom, maar uiteraard ook de leden. Ik geef als eerste het woord aan de heer Verhoeven. Hij spreekt namens de fractie van D66. 

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik sta hier, omdat mijn collega en onze vaste onderwijswoordvoerder in een algemeen overleg over integratie zit. Hij heeft mij gevraagd om namens hem twee moties in te dienen. 

De eerste luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat bij een derde van alle wo-masteropleidingen selectie plaatsvindt, met als uitschieter de Universiteit Utrecht met 93% van de masteropleidingen, en dat selectie steeds meer toeneemt; 

overwegende dat een te grote mate van selectie risico's met zich meebrengt met betrekking tot de diversiteit van de studentenpopulatie, de keuzevrijheid van studenten en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs; 

verzoekt de regering om de toegankelijkheid van het hoger onderwijs op sectoraal en instellingsniveau te waarborgen, door samen met studentenbonden en koepelorganisaties afspraken te maken over kaders waarbinnen instellingen selecterende maatregelen binnen de masterfase mogen invoeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven, Van Meenen en Asante. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 111 (34550-VIII). 

De heer Verhoeven (D66):

Behalve deze motie over selectie in de masterfase heb ik ook nog een motie over de financiële ondersteuning van studenten. Daarover is volgens mij ook gesproken in het algemeen overleg. Die motie heeft de volgende tekst. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat studenten aanspraak kunnen maken op financiële ondersteuning vanuit het profileringsfonds als zij vertraging oplopen tijdens hun studie als gevolg van een functiebeperking of een andere vorm van overmacht zoals ziekte, zwangerschap of bijzondere familieomstandigheden; 

overwegende dat ook studenten die vertraging oplopen als gevolg van een bestuursjaar of andere maatschappelijke of bestuurlijke activiteiten, een beroep kunnen doen op het profileringsfonds; 

overwegende dat voorzieningen voor studenten met een functiebeperking geen profileringsinstrument zouden moeten zijn, maar een basisvoorziening; 

verzoekt de regering, de financiële ondersteuning voor studenten die studievertraging oplopen als gevolg van een functiebeperking of door overmacht, te scheiden van het profileringsfonds, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 112 (35550-VIII). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Een tweetal moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Reviewcommissie aangeeft dat er grote vooruitgang is geboekt wat betreft verbetering van onderwijskwaliteit, maar dat niet alle hogescholen, ondanks hoge inspanningen, de doelstellingen uit de prestatieafspraken over rendement hebben kunnen realiseren; 

overwegende dat de Reviewcommissie aangeeft dat het niet halen van rendementsafspraken bij hogeronderwijsinstellingen mede het gevolg is van omringende factoren en dat het niet halen van rendementsambities niet betekent dat een hogeschool slecht is; 

van mening dat de verbetering van onderwijskwaliteit vooropstaat en niet het rendement; 

verzoekt de regering, de korting in 2017 op zes hogescholen, voor in totaal 7 miljoen, te schrappen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 113 (35550-VIII). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de doorstroom van hbo naar universitaire masters in tien jaar tijd is gedaald met 30%; 

overwegende dat er barrières zijn die studenten weerhouden om door te stromen naar een universitaire master, zoals selectie aan de poort en verhoogd collegegeld bij schakeltrajecten; 

overwegende dat per september 2017 het gevraagde collegegeld voor schakeltrajecten wordt verlaagd naar maximaal eenmaal het wettelijk collegegeld, maar dat selectie aan de poort mogelijk blijft; 

overwegende dat universiteiten met veel doorstroming vanuit het hbo door de huidige bekostigingssystematiek worden benadeeld, en daardoor worden beperkt in hun mogelijkheden om doorstromers onderwijs aan te bieden; 

verzoekt de regering, geen selectie aan de poort toe te staan bij schakeltrajecten; 

verzoekt de regering tevens, voorstellen te doen voor aanpassing van de bekostigingssystematiek waarmee voldoende middelen beschikbaar komen voor doorstromers, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 114 (34550-VIII). 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat voor de invoering van het studievoorschot studenten met een functiebeperking een jaar extra prestatiebeurs van €3.433,80 ontvingen, maar dat deze financiële ondersteuning is vervangen door een lagere kwijtschelding van €1.200; 

constaterende dat uit de Monitor Beleidsmaatregelen 2015-2016 van het ministerie van OCW blijkt dat studenten met een functiebeperking minder vaak instromen en een hogere kans op uitval hebben, dat hun kans op studievertraging groter is en dat zij meer moeite hebben om een stage of baan te vinden, waardoor het risicovoller is om te starten met een studie; 

van mening dat studenten met een functiebeperking recht hebben op gelijke kansen en redelijke aanpassingen tot inclusief onderwijs; 

verzoekt de regering, het bedrag van de kwijtschelding voor studenten met een functiebeperking te verhogen naar €3.433,80, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 115 (34550-VIII). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het aantal studenten dat hulp zoekt voor psychische problemen stijgt en dat zij onder meer te kampen hebben met depressie, faalangst of angststoornissen; 

van mening dat erkenning van en openheid over psychische problemen bij studenten belangrijk is, evenals laagdrempelige en professionele ondersteuning binnen hogescholen en universiteiten; 

verzoekt de regering, in overleg te treden met instellingen in het hoger onderwijs, studentenpsychologen en studentenorganisaties over psychische problematiek bij studenten en gezamenlijk tot een actieplan te komen, zodat op iedere instelling goede en laagdrempelige psychische hulpverlening aanwezig is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Asante. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 116 (34550-VIII). 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Het leenstelsel heeft ernstige effecten gehad op de instroom in het hoger onderwijs en zeker op studenten met een functiebeperking. De fracties van de SP, de ChristenUnie en het CDA hebben in wisselende samenstelling met regelmaat gevraagd om maatregelen om deze studenten bij te staan. De fractie van D66 wilde dat steeds niet, net als de andere leenstelselpartijen, maar zij leek in het debat een beweging te maken. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit onderzoek van de LSVb blijkt dat financiële vergoedingen voor studenten die een beroep doen op overmacht, zoals studenten met een functiebeperking, ziekte, zwangerschap, handicap, chronische ziekte en bijzondere familieomstandigheden, per onderwijsinstelling nog steeds fors verschillen; 

overwegende dat het onredelijk is dat de financiële ondersteuning van studenten in dergelijke omstandigheden afhankelijk is van de profilering van de onderwijsinstelling; 

verzoekt de regering, in overleg met studentenorganisaties, de koepelverenigingen en medezeggenschapsorganen: 

  • -richtlijnen op te stellen voor de hoogte van de financiële ondersteuning uit het profileringsfonds voor de groep studenten die een beroep doet op overmacht; 

  • -te komen tot een apart fonds per onderwijsinstelling voor deze groep studenten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Jasper van Dijk en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 117 (34550-VIII). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat valorisatie van wetenschap en onderzoek van grote maatschappelijke waarde is; 

overwegende dat het ook voor het mkb van groot belang is om beter toegang te krijgen tot de resultaten van wetenschappelijk onderzoek; 

verzoekt de regering, te komen met een plan van aanpak om de resultaten van wetenschappelijk onderzoek beter toegankelijk te maken voor het mkb, en de Kamer daar uiterlijk in het najaar van 2017 over te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 118 (34550-VIII). 

Mevrouw Straus (VVD):

Voorzitter. De woordvoerder op dit onderwerp, mijn collega Duisenberg, is elders in dit gebouw bezig met een algemeen overleg. Hij heeft mij gevraagd om hem te vervangen. Ik heb twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de huidige verdeling van onderzoeksmiddelen in de eerste geldstroom grotendeels gebaseerd is op historische gegevens en studentenaantallen; 

overwegende dat het gewenst is om meer focus aan te brengen in de onderzoeksmiddelen gericht op de thema's uit de Nationale Wetenschapsagenda; 

overwegende dat de regering naar aanleiding van de motie-Rog/Duisenberg (34550-VIII, nr. 24) de algehele bekostigingssystematiek van universiteiten en hogescholen op dit moment evalueert en hierover in maart 2017 zal rapporteren; 

verzoekt de regering, te onderzoeken welke alternatieve verdeelsleutels voor de eerste geldstroom denkbaar zijn, die meer recht doen aan prioriteiten uit de Nationale Wetenschapsagenda en de drie taken van de universiteiten: onderzoek, onderwijs en valorisatie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Straus en Duisenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 119 (34550-VIII). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in het buitenland discussies worden gevoerd over homogeniteit, zelfcensuur en gebrek aan diversiteit in de wetenschap; 

overwegende dat er altijd plek moet zijn voor het vrije woord in de wetenschap, gedreven door nieuwsgierigheid en waarheidsvinding; 

van mening dat de vrije wetenschap nooit gehinderd mag worden door verschillen in morele of politieke meningen; 

verzoekt de regering om een nadere beschouwing en advies te vragen aan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) of zelfcensuur en beperking van diversiteit van perspectieven in de wetenschap in Nederland een rol spelen, en met aanbevelingen te komen hoe te allen tijde het vrije woord binnen de wetenschappelijke waarheidsvinding de ruimte zou moeten krijgen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Straus en Duisenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 120 (34550-VIII). 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Deze motie is een beetje provocerend, want hieronder liggen heel veel vooronderstellingen, bijvoorbeeld dat universiteiten te links zouden zijn. Hoe zit het eigenlijk met het principe van Thorbecke, die grote liberaal? Hij zei: de politiek dient zich verre te houden van de kunsten en de wetenschappen. Wat beoogt u met deze motie, mevrouw Straus? Wat zijn de vooronderstellingen die hieraan ten grondslag liggen? 

Mevrouw Straus (VVD):

Een invloedrijke Amerikaanse sociaal psycholoog, Jonathan Haidt, heeft onderzoek gedaan naar de manier waarop diversiteit op universiteiten en binnen de wetenschap in Amerika een plek heeft gekregen. Hij heeft geconstateerd dat het soms te eenzijdig is, terwijl wij juist graag heel veel diversiteit zouden willen zien, zodat de wetenschap zo neutraal en objectief mogelijk haar werk kan doen. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik vind dit van de zotte. De consequentie van deze motie, van de VVD nota bene, kan niet anders zijn dan dat de VVD beoogt om vanuit de Staat, vanuit de overheid, diversiteit te gaan opleggen aan universiteiten en wetenschappelijk personeel. De vooronderstelling is dat wetenschappers allemaal te links zijn en dat de VVD voortaan wil gaan over het benoemingsbeleid van universiteiten. Hoed u voor deze bizarre motie! 

De voorzitter:

... vraagt u via de voorzitter aan mevrouw Straus. 

Mevrouw Straus (VVD):

Ik denk dat de heer Van Dijk nu heel erg chargeert. De bedoeling van onze motie is dat de KNAW gaat onderzoeken in hoeverre de diversiteit aan perspectieven in Nederland voldoende geborgd is. Het is echt niet onze bedoeling om te zeggen dat het een wel mag en het ander niet. Het gaat er juist om dat er ruimte is voor al die verschillende perspectieven in de wetenschap en dat ze op een goede manier een plek krijgen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het is natuurlijk heel mooi om een heel neutraal onderzoek te vragen aan de KNAW naar iets wat ook heel mooi klinkt, maar een onderzoeksvraag zal toch op iets gebaseerd moeten zijn. Er zal toch enige echte aanleiding moeten zijn. Dat zal toch iets anders zijn dan één onderzoeker die blijkbaar een opvatting heeft gehad over de Verenigde Staten van Amerika. Is dat voldoende aanleiding om hier een probleem te zoeken? Of zoekt de VVD spijkers op laag water? 

Mevrouw Straus (VVD):

Wij willen heel graag weten of dit probleem zich ook in Nederland voordoet. Nu weten wij dat in ieder geval niet. Een toonaangevende wetenschapper in Amerika heeft gezegd: bij ons is dat zo. Ik denk dat we dat serieus moeten nemen. De wetenschap moet boven alle twijfel verheven zijn. Als er een signaal is dat dat in een ander land niet het geval is, moeten wij zo wijs zijn om te bekijken of wij dat in Nederland wel goed geborgd hebben. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Er zijn hier dagelijks duizenden tot een oneindig aantal dingen die we niet weten en waarnaar we allemaal onderzoek kunnen laten doen. Op zich is dat niet voldoende reden om een onderzoek te vragen. Er zal echt iets moeten zijn, iets serieus. Als de VVD dat niet kan aangeven, dan zal deze heel aantrekkelijk ogende motie misschien niet de zegen van mijn fractie krijgen. Ik geef mevrouw Straus een laatste mogelijkheid om een echt argument te geven. 

Mevrouw Straus (VVD):

De wetenschap moet boven alle twijfel verheven zijn. Als er signalen uit de wetenschap zijn, weliswaar in een ander land, maar niet zomaar een land en ook nog eens van een toonaangevende wetenschapper, dat de neutraliteit van de wetenschap in gevaar zou zijn, dan moeten we die serieus nemen. Als een wetenschappelijk instituut een uitspraak doet, dan willen wij toch ervan kunnen uitgaan dat die zo objectief mogelijk is gedaan? 

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Ik vind het interessant dat u het aan de KNAW vraagt. Is de VVD bekend met het interview met José van Dijck, de voorzitter van de KNAW, een paar weken geleden in de krant, waarin zij over precies deze vraag zei dat zij de stelling dat de wetenschap niet neutraal is eigenlijk een belediging vindt, omdat het allemaal volgens de wetenschappelijke methodes gaat. Zou de VVD dan ook tevreden zijn met het inzenden van dat interview in reactie op de motie? 

Mevrouw Straus (VVD):

Het is in ieder geval een interessante van de voorzitter van de KNAW, maar wat ons betreft kijken we naar de methodiek die bijvoorbeeld de heer Haidt heeft gebruikt. Kan de voorzitter van de KNAW zich ook achter die methodiek scharen of is dat helemaal niet het geval? Dat kan ik uit dat interview niet opmaken. 

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Wij zijn toch wel een beetje benieuwd wat u uit dat onderzoek zou willen hebben anders dan wat de KNAW eigenlijk al heeft geantwoord op dergelijke vragen? 

Mevrouw Straus (VVD):

Wij willen graag weten en wetenschappelijk onderbouwd hebben dat wij in Nederland zo waardevrij mogelijk wetenschap bedrijven. 

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Voorzitter. En zo kwam de dagelijkse politiek in dit VAO hoger onderwijs en wetenschap. Ik sta hier mede namens mijn collega Asante en heb een motie van haar. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat schakeltrajecten bedoeld zijn om bachelorstudenten op bepaalde vakken bij te spijkeren voor de start van een masteropleiding; 

overwegende dat iedere student die een bachelordiploma heeft, moet kunnen doorstromen naar een (verwante) masteropleiding; 

constaterende dat selectie bij steeds meer schakeltrajecten voorkomt en universiteiten premasters niet actief aan studenten bieden; 

constaterende dat bij tien universiteiten studenten zich niet kunnen inschrijven en hierdoor de 1,5 keer wettelijk collegegeldkosten niet kunnen lenen in de vorm van collegegeldkrediet; 

verzoekt de regering: 

  • -in gesprek te gaan met universiteiten met als doel dat zij de schakeltrajecten actief gaan aanbieden; 

  • -te onderzoeken of studenten gebruik kunnen maken van het collegegeldkrediet; 

  • -in te zetten op het vergroten van de hoeveelheid indaaltrajecten zodat studenten al tijdens hun bachelor kunnen starten met het schakeltraject; 

  • -een eind te maken aan het stellen van aanvullende eisen die worden gesteld aan studenten die aan een schakeltraject willen beginnen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mei Li Vos en Asante. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 121 (34550-VIII). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat NWO voortaan bij de beoordeling van subsidieaanvragen meeweegt wat een academicus heeft gepresteerd op het gebied van valorisatie; 

overwegende dat er bij de toekenning van NWO-subsidies voldoende ruimte moet zijn om aanvragen voor fundamenteel onderzoek te honoreren; 

overwegende dat het voorspellen van opbrengsten van fundamenteel onderzoek net zo lastig is als het voorspellen van de rente, het weer of verkiezingsuitslagen; 

overwegende dat valorisatie meer is dan waardecreatie van economische benutting van kennis zoals start-ups, octrooien, patenten en het vermarkten van producten; 

overwegende dat in de Nationale Wetenschapsagenda wetenschappers, maatschappelijke actoren en ondernemers zeer goed in staat bleken onderzoeksvragen te formuleren die aansloten op vragen die in de maatschappij leven; 

verzoekt de regering om vast te houden aan de brede opvatting van valorisatie; 

verzoekt de regering tevens om te monitoren hoe valorisatie wordt uitgelegd bij het toekennen van NWO-subsidies, en de Kamer daarover jaarlijks te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mei Li Vos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 122 (34550-VIII). 

Daarmee kom ik bij de laatste spreker van dit verslag van een algemeen overleg: de heer Van Dijk namens de fractie van de SP. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb twee moties, eentje over onafhankelijk onderzoek en eentje over schakelstudenten, die nu belemmerd worden. Eigenlijk is dat een puur administratieve motie met het verzoek om ze als gewone studenten te behandelen, zodat ze soepel kunnen doorstromen in het kader van de gelijke kansen en de verheffing. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat bepaalde studenten verplicht worden om voorafgaand aan een wo-master een schakeltraject te volgen; 

constaterende dat wanneer een schakelstudent niet wordt ingeschreven als reguliere student maar als contractstudent, deze student geen recht heeft op studiefinanciering; 

constaterende dat aparte schakelprogramma's niet worden aangemerkt als voltijd bachelor- of masteropleidingen, terwijl uit onderzoek blijkt dat het merendeel van de schakeltrajecten 60 EC in één studiejaar of 30 EC in een half studiejaar omvat; 

overwegende dat deze regeling studenten belemmert om door te stromen binnen het hoger onderwijs; 

verzoekt de regering, alle studenten die willen doorstromen binnen het hoger onderwijs en een voltijd schakeltraject dienen te doorlopen, van financieringsmogelijkheden te voorzien, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 123 (34550-VIII). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering 10 miljoen euro reserveert voor promotieonderzoek binnen bedrijven (industrial doctorates); 

overwegende dat door de industrial doctorates de onafhankelijkheid van wetenschappelijk onderzoek verder onder druk komt te staan; 

van mening dat gevolg moet worden gegeven aan de brede roep om meer investeringen in fundamenteel onderzoek; 

verzoekt de regering, het publieke deel van de investeringen voor industrial doctorates aan te wenden voor onafhankelijk onderzoek middels de eerste geldstroom, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 124 (34550-VIII). 

Beide bewindslieden wachten heel even tot alle moties zijn rondgedeeld en dan kunnen wij meteen door. 

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Ik loop de moties af. Allereerst kom ik op de motie-Verhoeven c.s. op stuk nr. 111 over selecterende maatregelen binnen de masterfase en maatregelen om daar iets tegen te doen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik heb in het debat al gezegd dat ik in gesprek ben met de studentenbonden en de VSNU over de mate van selectiviteit in de masterfase en de beweegredenen daartoe. Dat gesprek is nog niet afgerond, maar ik kan wel zeggen dat het mijn bedoeling is om tot een resultaat te komen, waarbij én de toegankelijkheid van de masterfase voor alle studenten is geborgd, én profilering van het masteraanbod mogelijk blijft. Dat is best nog een lastige opdracht, want dat vraagt ook afstemming met de universiteiten. Ik heb de Kamer in december al gezegd dat het definitieve onderzoeksrapport van de inspectie in het voorjaar komt. Ik neem deze motie, mocht zij aangenomen worden, daarom mee. Ik zie haar eigenlijk als een bevestiging en als een aanscherping van het beleid waar ik al mee bezig ben. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb een korte vraag over het beleid rond moties. Ik heb zo het idee dat deze motie volstrekt overbodig is. Gaat de minister iets anders doen als deze motie niet wordt aangenomen? 

Minister Bussemaker:

Ik heb al gezegd wat ik aan het doen ben, namelijk een gesprek voeren met de studentenbonden en de koepelorganisaties om afspraken te maken over de kaders waarbinnen de instellingen selecterende maatregelen binnen de masterfase mogen invoeren. Ik blijf dat gesprek voeren. Als deze motie wordt aangenomen, beschouw ik dat als een extra stimulans voor de partijen aan tafel om de oplossing ook in deze richting te zoeken. Ik beschouw haar vooral ook als een onderschrijving van de door mij gekozen inzet. Dat zal mijn inzet dus wellicht niet veranderen, maar ze maakt misschien wel de kans op succes iets groter, omdat de bonden en de universiteiten daarmee voelen dat de Kamer mijn inzet steunt. 

In de motie-Verhoeven/Van Meenen op stuk nr. 112 staat: verzoekt de regering, de financiële ondersteuning voor studenten die studievertraging oplopen als gevolg van een functiebeperking, of door overmacht, te scheiden van het profileringsfonds. Deze motie vind ik wel echt overbodig. Ik ontraad haar dan ook om die reden. Laat ik allereerst vaststellen — dat zeg ik ook over de motie van de heer Rog, want daar geldt hetzelfde voor — dat de instelling verplicht is om voor bijzondere omstandigheden als chronische ziekte of handicap, een financiële ondersteuning uit het profileringsfonds te geven. Dat is ze niet voor andere onderdelen, zoals voor sporters of voor internationalisering. Maar voor studenten met een beperking of een functiehandicap is de instelling dat wel. Al die andere thema's zijn facultatief. Dus wat D66 hier voor ogen staat, is eigenlijk al geregeld. 

Ik heb in een eerdere brief in oktober, in reactie op een motie-Mohandis, al aangegeven dat we kaders stellen en dat binnen die kaders een vergoeding tot maximaal €862,50 per maand mogelijk is en dat dat op basis van transparantie moet gebeuren. Ik heb toen ook een brief aan alle instellingen geschreven met de bandbreedtes van tussen €200 en €300. Er komt verder een studentenmonitor waar ook dit thema, studenten met een beperking, een belangrijk onderdeel van zal zijn. Dus bovenop datgene wat we al doen en wat de Kamer nog krijgt, zie ik geen meerwaarde in deze motie. Ik ontraad haar dan ook. 

De motie-Grashoff op stuk nr. 113 gaat over de prestatieafspraken en het schrappen van de korting op zes hogescholen. Deze motie ontraad ik. Ik stel voorop dat ik besef dat de hogescholen voor een heel moeilijke opdracht hebben gestaan. We noemen dat het zogenaamde trilemma. Ik heb ze de afgelopen jaren altijd gesteund in het feit dat zij zeiden: we willen kwaliteit boven kwantiteit stellen, we willen onze opleidingen verbeteren en als dat minder studiesucces of, zo u wilt, rendement oplevert, dan is dat maar zo. Daar heeft de Reviewcommissie ook rekening mee gehouden bij haar beoordeling. Zij heeft echter vastgesteld dat, alles afwegende en met nadrukkelijk oog voor het verhaal achter de cijfers, en de vergelijking met andere hogescholen die het ook moeilijk hebben, deze zes hogescholen deze prestatieafspraak onvoldoende zijn nagekomen. Wat ik toen heb gedaan, is zeer bewust die korting halveren. Ik wil namelijk dat die zes hogescholen doorgaan op de weg die ze zijn ingeslagen, juist om alle studenten kansen te bieden en om de kwaliteit van het onderwijs te blijven verbeteren. Daarmee doe ik recht aan de prestatieafspraken en aan de moeilijke situatie van deze hogescholen. Ik ontraad dus deze motie. 

In de motie op stuk nr. 114 vraagt de heer Grashoff om aanpassing van de bekostigingssystematiek, waarmee voldoende middelen beschikbaar komen voor doorstromers. Het lijkt mij het meest logische om de Kamer te vragen deze motie aan te houden. Ik heb al aangegeven dat ik in maart met een brief met mogelijke aanpassingen in de bekostigingssystematiek kom. Ook acht ik het wenselijk dat het voor elke student mogelijk is om schakeltrajecten te volgen. Tegelijkertijd is het niet heel raar dat een instelling, een universiteit of een hbo, kijkt of een student het ook aankan. Iemand alleen toelaten zonder enige kans op slagen en zonder goede begeleiding vind ik namelijk niet opportuun. Denk aan professor Tinto die zei: "access without support is no opportunity". Ik denk niet dat we studenten daarmee een dienst bewijzen. Andersom is het ook verkeerd als schakelen alleen maar gebruikt wordt als een extra selectiemechanisme. Maar nogmaals: ik heb dat onderzoek toegezegd; ik heb ook gezegd dat het snel komt. Ik vraag de heer Grashoff dus om de motie aan te houden. En mocht hij daar niet toe bereid zijn, dan moet ik de motie helaas ontraden. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik zou het fantastisch vinden als de minister dit zou meenemen in de brief die zij voor maart heeft toegezegd. Deze motie geeft een heel duidelijke richting aan, dus dan is zij toch bij uitstek tijdig. Deze motie geeft duidelijk aan in welke richting wij in elk geval ook voorstellen zouden willen zien. Ik begrijp het verzoek om de motie aan te houden dus niet. Kan de minister daar nog even op ingaan? 

Minister Bussemaker:

Ik heb aangegeven dat eerst het onderzoek komt en dat u dan een reactie van mij krijgt. Wacht dus eerst dat onderzoek af. De motie van mevrouw Mei Li Vos en mevrouw Asante ziet overigens ook op die overgang en die schakeltrajecten. Op de keper beschouwd vind ik de eisen en voorstellen in hun motie meer in lijn met mijn beleid dan uw motie, want die vraagt om helemaal geen selectie aan de poort toe te staan bij schakeltrajecten. Dat vind ik heel ver gaan, omdat we willen bekijken of studenten succesvol kunnen zijn. Wellicht is het een optie om de verschillende moties in elkaar te schuiven. Daarvoor moeten ze wel wat genuanceerd worden. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat is precies de reden waarom ik het vraag. Wij verschillen op dit punt gewoon van mening. Het is daarom geen juist verzoek om de motie aan te houden; de minister is het gewoon oneens met wat hier staat. Dat is haar goed recht, maar dat betekent voor mij niet dat ik de motie ga aanhouden. Dat lijkt mij de slechtste variant. 

Minister Bussemaker:

Ik ben het vooralsnog met u eens. Ik wil ook graag dat onderzoek afwachten, want u doet een vrij vergaande uitspraak. Ik ontraad deze motie dus. 

De motie op stuk nr. 115 van de leden Bruins en Van Meenen, waarin de regering verzocht wordt om het bedrag van kwijtschelding voor studenten met een functiebeperking te verhogen, acht ik overbodig en ontraad ik dus. Ik heb de Kamer al een inventarisatie van knelpunten gestuurd, specifiek voor studenten met een functiebeperking. Daaruit bleek dat er niet één knelpunt is en dus helaas ook niet één oplossing. Zou dat wel zo zijn geweest, dan was het voor de Kamer en mij gemakkelijker geweest om maatregelen te nemen. Ik heb daarom diverse vervolgstappen gezet. ResearchNed is bezig met de volgende monitor, die dit voorjaar verschijnt. Dan zal ook blijken of de instroom van studenten met een functiebeperking zich heeft hersteld. Dat kunnen we nu nog niet zeggen, maar ik heb ResearchNed ook gevraagd om een verdiepend onderzoek uit te voeren naar de motieven van deze groep om al dan niet te gaan studeren. Mocht de volgende monitor daar aanleiding voor geven, dan kan ik gericht maatregelen treffen. 

De indieners noemen ook specifiek de kwijtschelding. Uit de eerdere inventarisatie van de knelpunten bleek dat de kwijtscheldingsregeling mogelijk onvoldoende helpt om de drempel te verlagen, omdat dit pas na het behalen van een diploma is. Maar verhoging van een kwijtschelding kost structureel 20 miljoen euro per jaar. Als uit het onderzoek blijkt dat de huidige kwijtschelding niet het knelpunt vormt voor deze groep, helpt verhoging van de kwijtscheldingsregelingen dus niet. Dan zou ik die middelen, als ik al zou weten waar ik die vandaan zou moeten halen, misschien op een betere manier kunnen inzetten, ook specifiek gericht op de studenten met een functiebeperking. Wellicht kan de motie worden aangehouden totdat de monitor er is; dat aanhouden zou dan wat langer moeten duren. Dan hebben we misschien ook meer zicht op de kwijtscheldingsregeling. Anders ontraad ik deze motie. 

Ik ga nu in op de motie op stuk nr. 116 van de leden Bruins en Asante over studentenpsychologen. Ik ben het met de heer Bruins eens dat het van groot belang is dat studenten een goede begeleiding hebben bij psychische problemen en dat zij naast de eerstelijnszorg ook terechtkunnen bij studentenpsychologen die specifiek kennis hebben van de leefwereld van studenten. Ik heb ook al toegezegd dat ik dit ga bespreken met de hogescholen en de universiteiten en dat ik ga bekijken welke informatie over studenten met psychische problemen beschikbaar komt. Dat gaan we bekijken in de Studentenmonitor en de NSE om het beeld verder aan te scherpen. Het ISO heeft inderdaad een onderzoek laten doen, maar dat ging vooral over de psychologen zelf. Ik wil ook weten hoe studenten hier zelf over denken en hoe tevreden studenten zijn. Ik ben graag bereid om naar kwaliteit en vindbaarheid te kijken, maar ook naar eventuele tekorten. Al met al doen wij dus al een aantal dingen, maar in de motie wordt ook gevraagd om een concreet actieplan. Omdat dat concrete actieplan en maatregelen in de motie staan, laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer, maar wel met de kanttekeningen die ik zojuist heb gemaakt. Ik wacht die informatie dus af, maar dan ben ik bereid om te bekijken of een plan van aanpak nodig is. Dat is dus wel in afwachting van de Studentenmonitor. Dan moeten we ook bekijken hoe veelomvattend en ambitieus dit uiteindelijk zou moeten zijn. 

Ook de motie op stuk nr. 117 van de heer Rog, de heer Van Dijk en de heer Bruins gaat over studenten met een functiebeperking maar ook over studenten met ziekte, zwangerschap et cetera en het profileringsfonds. Daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde als voor de andere moties: ook deze motie acht ik overbodig. Ik zeg nog maar eens dat instellingen verplicht zijn om studenten met een beperking en dergelijke tegemoet te komen. Dat gaat niet via een uitkering, want daar is het profileringsfonds niet voor bedoeld. Het gaat wel om het mogelijk maken van het verzorgen van onderwijs en van het doen van onderzoek. Ik wijs ook de indieners van deze motie op de eerdere motie van het lid Mohandis, op de gesprekken die ik naar aanleiding daarvan heb gevoerd met de instellingen en op de door mij gestelde kaders. Naar mijn idee hebben wij dus al richtlijnen en is er ook het zojuist al genoemde lopende onderzoek naar de specifieke positie van studenten met een beperking. Ik zie dus geen meerwaarde in deze motie. 

De voorzitter:

De heer Rog heeft een vraag. Ik wijs erop dat we enigszins krap in de tijd zitten. We moeten hier echt uiterlijk 11.00 uur mee eindigen. 

De heer Rog (CDA):

Ik vind het prima dat de minister het niet met mij eens is, maar op dit moment is datgene waarvan de regering in de motie wordt verzocht om het te organiseren, er niet. Het kan zijn dat de minister dat niet wil, maar dan is de motie niet overbodig. Dan is zij het gewoon oneens met de motie. Zeg dat dan gewoon en ontraad de motie. Dan komt de motie gewoon in stemming en dan zullen we zien wat de Partij van de Arbeid en D66 doen. 

Minister Bussemaker:

Het eerste verzoek is om richtlijnen op te stellen. Dat hebben we gedaan, want we hebben die kaders gemaakt. Bij de groep studenten die een beroep doen op overmacht, moet sprake zijn van een tegemoetkoming. Een apart fonds per onderwijsinstelling acht ik niet wenselijk en is ook niet nodig, want daar is het profileringsfonds al voor, met een verdeling tussen verplicht en facultatief. Verplicht is dus verplicht. Je kunt zeggen dat dat een kleine verzameling is binnen de grotere verzameling van het profileringsfonds. Ik blijf dus bij mijn oordeel dat de motie overbodig is. 

In de motie op stuk nr. 119 van de leden Straus en Duisenberg wordt verzocht om alternatieve verdeelsleutels voor de eerste geldstroom te onderzoeken. Die motie wil ik ontraden. De motie kan misschien worden aangehouden, want ik heb al toegezegd dat er een onderzoek zal lopen naar eventueel noodzakelijke aanpassingen in het bekostigingssysteem naar aanleiding van de kwestie van de technische universiteiten maar ook naar aanleiding van de klachten van bijvoorbeeld de Vrije Universiteit over de doorstroom van eerstegeneratiestudenten uit het hbo. Daarbovenop zie ik geen noodzaak om nu verder aanpassingen te plegen. Ik wijs er ook op dat het ibo-onderzoek daar geen aanleiding toe gaf. Ook mijn voorganger heeft hierover veelvuldig met de Kamer gedebatteerd. Ook toen is geconstateerd dat er geen noodzaak is om dit te doen. Ik ontraad dus de motie. 

In de motie van de leden Straus en Duisenberg op stuk nr. 120 wordt de regering verzocht een nadere beschouwing en advies te vragen aan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) of zelfcensuur en beperking van diversiteit van perspectieven in de wetenschap in Nederland een rol spelen en met aanbevelingen te komen hoe te allen tijde het vrije woord binnen de wetenschappelijke waarheidsvinding de ruimte krijgt. Als ik de motie naar de letter lees, zou ik kunnen zeggen dat het een vrij vanzelfsprekende motie is, maar hij wordt wel in een bepaalde context geformuleerd. In het debat verwees de heer Duisenberg heel expliciet naar het gebrek aan diversiteit. Hij vroeg of er een glazen plafond is binnen de wetenschappelijke wereld voor bepaalde politieke opvattingen. Die suggestie werp ik verre van me. 

We hebben in Nederland wetenschap van hoge kwaliteit. We hebben een zelfkritische gemeenschap en we hebben ruimte voor diversiteit. Natuurlijk is het vrije woord binnen de wetenschappelijke waarheidsvinding heel erg belangrijk. Ik wil vooropstellen dat de overheid zich nooit moet bemoeien met politieke of andere voorkeuren van onderzoekers of van wie dan ook. De academische vrijheid is een groot goed en moet gekoesterd worden. Ik zeg dat heel nadrukkelijk, juist op dit moment, juist in deze tijd, nu we zien wat er in de wereld gebeurt. Eén ding: laat ons de vrijheid van wetenschap koesteren. Laten we constateren dat we wetenschappers hebben van zeer verschillende maatschappelijke en politieke betrokkenheid. Het is aan wetenschappers om een scherp onderscheid te maken tussen wanneer je wetenschap bedrijft en wanneer je politieke uitspraken doet. Dat mag je trouwens van iedereen vragen. 

Ik ben er eerlijk gezegd wel trots op dat we in Nederland allerlei onderzoekers hebben, met aan de ene kant een onderzoek aan de UvA naar IS-bruiden van Aysha Navest en aan de andere kant Afshin Ellian. We hebben Paul Cliteur. We hebben Machteld Zee, die promotieonderzoek doet naar heilige identiteiten. We hebben onderzoeken naar intelligent design van Cees Dekker. En inderdaad, we hebben ook Paul Frissen, over wie de PVV indertijd Kamervragen heeft gesteld. Dat is de kritische gemeenschap en ik ben daar trots op! We hebben goede organisaties om hier waar nodig op te reflecteren. We hebben het LOWI. Dat heeft in 2014 een symposium georganiseerd, waar ik bij was. De gedragscode wetenschapsbeoefening wordt herzien. Eind mei zijn we gastvrouw of -heer van de World Conference on Research Integrity in Amsterdam. Als ik dan nog minister ben, zal ik daar spreken. Mocht ik dat niet meer zijn, dan hoop ik dat mijn opvolger daar acte de présence geeft. 

Dit is de boodschap die ik af wil geven. Het is heel goed als er debat is. Als de KNAW zich geroepen voelt om hier een debat over te organiseren, is dat van harte welkom. Ik zou dat helemaal niet verkeerd vinden. Ik wil echter geen debat op verzoek van mevrouw Straus en de heer Duisenberg en ook niet op verzoek van mijzelf, omdat het uit de wetenschap zelf moet komen. 

De voorzitter:

Mevrouw Straus heeft een vraag. Ik verzoek haar het kort te houden, want de woordvoerders voor het volgende debat staan al klaar. 

Mevrouw Straus (VVD):

Zeker, maar de minister gaat heel uitgebreid in op het feit dat het belangrijk is dat de wetenschap zo neutraal en objectief mogelijk is. Daar zijn wij het ook van harte mee eens. 

De voorzitter:

En uw vraag is? 

Mevrouw Straus (VVD):

De vraag is: is dat wel zo in Nederland? Dat willen wij onderzocht hebben. Naar aanleiding van deze oproep van de heer Duisenberg en naar aanleiding van het onderzoek in Amerika zijn er bij ons wel allerlei reacties binnengekomen van mensen die toch voelen dat zij een soort zelfcensuur moeten opleggen. 

De voorzitter:

Ik ga toch even iets zeggen. Het debat wordt nu opnieuw geopend. Ik geef eerlijk toe dat ook de minister in haar beantwoording ruimte voor vragen gaf, maar daar hebben we eenvoudigweg de tijd niet voor. Als dit onderwerp u na aan het hart ligt, stel ik voor dat u dit op een ander moment nogmaals met elkaar bespreekt. U hebt een motie ingediend. U hebt een reactie van de minister daarop gekregen. Ik wil voorstellen dat we voortgaan met de verdere beoordeling van die motie. Laat ik hier een wijze uitspraak van Multatuli, die mij recentelijk ter ore kwam, aan toevoegen: "Niemand weet het. En zij die beweren het te weten, zijn het onderling niet eens." Dat moeten we hier koesteren en beoefenen, maar wellicht niet nu in 30 seconden. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mag ik nog een verhelderende vraag stellen over de motie, zeker omdat het prachtige citaat van Multatuli mij dwingt om helderheid hierover te krijgen? In de motie wordt gevraagd om een onderzoek. Ik vraag de minister of zij het ook een griezelige motie vindt, waarin definitief afscheid wordt genomen van het Thorbeckeprincipe. Graag een bevestiging. 

De voorzitter:

Nee, nee, nee. Nu ga ik deze discussie echt beëindigen. Er is een oordeel gegeven over deze motie. Wij gaan verder. 

Minister Bussemaker:

Ik vond dat u het mooi afsloot, voorzitter, met het citaat van Multatuli. 

De motie op stuk nr. 121 van de leden Mei Li Vos en Asante gaat over de schakeltrajecten. Deze motie beschouw ik als een ondersteuning en ook als een aanscherping van beleid. Anders dan de motie van de heer Rog zie ik hier dan wel meer aanknopingspunten om te bekijken wat wij daar verder mee kunnen. Maar ook hierbij zeg ik dat er een onderzoeksrapport van ResearchNed komt en dat dit iets betekent voor het beleid. Het zou dus logisch zijn om deze motie aan te houden totdat dat rapport er is. Mocht deze motie desalniettemin in stemming komen, dan ligt deze motie in ieder geval dichter bij mijn opvattingen dan de motie van het lid Grashoff. Wij kunnen namelijk bekijken of in deze motie ook aanknopingspunten zitten voor het verdere vormgeven van de schakeltrajecten. Mijn voorkeur gaat ernaar uit dat deze motie wordt aangehouden, maar anders laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik ben toch enigszins verbaasd. Ik citeer nog even mijn motie op stuk nr. 114: "verzoekt de regering, geen selectie aan de poort toe te staan bij schakeltrajecten". Ik citeer ook het dictum van de motie op stuk nr. 121 van mevrouw Mei Li Vos en mevrouw Asante: "een eind te maken aan het stellen van aanvullende eisen die worden gesteld aan studenten die aan een schakeltraject willen beginnen." Ik kan daar geen licht tussen zien. Voor mij staat daar gewoon precies hetzelfde. 

Minister Bussemaker:

De motie van de heer Grashoff gaat alleen over het feit dat er geen selectie aan de poort moet zijn in heel algemene zin. De motie op stuk nr. 121 bevat vier punten waarin het ook gaat over het collegegeldkrediet, over de indaaltrajecten waar ik zelf de voorkeur aan geef en misschien nog wel over het stellen van eisen, maar niet over het stellen van aanvullende eisen. Die motie vind ik in die zin veel preciezer. Daarom heb ik ook gezegd dat er misschien een mogelijkheid is om de moties van GroenLinks en de PvdA samen te voegen. Dan kan ik er positiever over zijn. Maar ik heb ook gezegd dat het mijn voorkeur heeft dat deze motie wordt aangehouden, gezien het onderzoek dat de Kamer binnenkort nog krijgt. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

In alle redelijkheid: ik begrijp het oprecht niet meer. Wat interpreteert de minister dan als aanvullende eisen? Want ik kan het echt niet meer begrijpen. 

De voorzitter:

Nee, dit is een herhaling van uw eerste vraag en daar hebt u net een antwoord op gekregen. Ik geef de minister het woord voor het vervolgoordeel over de moties. 

Minister Bussemaker:

Dit was het. De rest is voor de staatssecretaris. 

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris. Volgens mijn telling begint hij met de motie op stuk nr. 118. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik ben blij dat u dat zegt, want die motie heb ik boven op de stapel liggen. 

In zijn motie op stuk nr. 118 vraagt de heer Rog om een plan van aanpak. Volgens mij willen de heer Rog en ik hetzelfde bereiken. Wij willen ervoor zorgen dat de wetenschappelijke kennis van universiteiten ook terechtkomt bij het midden- en kleinbedrijf. Volgende maand kom ik met een plan dat ingaat op open science. Dat maakt wetenschappelijke kennis voor iedereen toegankelijker, dus ook voor het mkb. Mag ik de motie zo interpreteren dat ik daar bovenop ook nog eens om tafel ga zitten met MKB-Nederland om te bekijken of men zich daar voldoende in kan vinden en om te bezien wat er wellicht nog meer mogelijk is? Dan zal ik daarop terugkomen bij de volgende voortgangsrapportage over de wetenschapsvisie en wordt het geen apart plan van aanpak. Ik heb namelijk echt de indruk dat we anders te veel dubbel gaan doen. Op die manier bereiken wij waarschijnlijk wel wat de heer Rog en ik allebei beogen. 

De voorzitter:

Dus, nu even precies. De motie is dan ...? 

Staatssecretaris Dekker:

Als ik de motie zo mag interpreteren, zou ik de motie kunnen overnemen. 

De heer Rog (CDA):

Dat kan de staatssecretaris op die manier doen. 

De voorzitter:

Is er bezwaar tegen dat deze motie wordt overgenomen? Dat is niet het geval. 

De motie-Rog (34550-VIII, nr. 118) is overgenomen. 

Staatssecretaris Dekker:

Datzelfde zou ik voor de motie op stuk nr. 122 van mevrouw Mei Li Vos kunnen doen. Zij vraagt daarin om vast te houden aan de brede opvatting van valorisatie. Dat is precies wat wij beogen in de brief. Ze vraagt vervolgens om te rapporteren over hoe dit uitpakt bij NWO. Ik kan dit bijvoorbeeld doen door NWO te vragen om er jaarlijks in het jaarverslag op in te gaan. Ik vind het ook goed als we het zelf doen. Als we dit als onderdeel laten terugkomen in de voortgangsrapportage over de wetenschapsvisie, hoeft het geen aparte brief te worden, maar dan wordt mevrouw Vos wel bediend. Als het zo kan worden uitgelegd, kan ik ook deze motie overnemen. 

De voorzitter:

Is er bezwaar tegen het overnemen van deze motie? Dat is niet het geval. 

De motie-Mei Li Vos (34550-VIII, nr. 122) is overgenomen. 

Staatssecretaris Dekker:

De motie-Van Dijk op stuk nr. 124, waarin hij verzoekt om niet te investeren in industrial doctorates, ontraad ik. Ik wijs de Kamer er graag op dat in 2015 een motie van de hand van de heren Duisenberg, Mohandis, Klaver en Van Meenen (31288, nr. 420) vrij breed is aangenomen. Hierin werd het kabinet juist opgeroepen om werk te maken van de industrial doctorates. Dat hebben we gedaan. Ik denk ook dat het goed is, gezien de opgave om niet alleen te investeren in ongebonden onderzoek, maar om ook te bekijken hoe de samenwerking tussen universiteiten en het bedrijfsleven hechter kan worden. Als je dat doet, als je werkt met maatschappelijke organisaties en bedrijven, moet de integriteit van het onderzoek altijd bewaakt worden. Dat dit kan, zien we op heel veel verschillende plekken in Nederland. Met een kleine bijdrage vanuit de overheid, het bedrijfsleven en de universiteiten zelf wordt er met geld geld gemaakt. Hiermee leveren we een bijdrage aan het slechten van de kloof die soms bestaat tussen wetenschappers en mensen in het bedrijfsleven. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nog even het woord aan de minister voor één zin. Ik neem aan dat die gaat over de motie op stuk nr. 123? 

Minister Bussemaker:

Ja, die was ik vergeten; mijn excuses aan de heer Van Dijk. Die motie gaat ook over de schakeltrajecten en ligt eigenlijk heel dicht bij de motie van de heer Rog op stuk nr. 117 en de motie van mevrouw Mei Li Vos op stuk nr. 121. De heer Van Dijk vraagt naar financieringsmogelijkheden. Mevrouw Mei Li Vos heeft het meer specifiek over het collegegeldkrediet. Ik vraag alle drie de leden om hun moties aan te houden in afwachting van het onderzoek. Mochten zij er behoefte aan hebben om mij toch voorafgaand daaraan iets mee te geven, dan is er wellicht een mogelijkheid om deze drie moties, die op onderdelen dicht bij elkaar liggen, te integreren. De ene motie is op het ene onderdeel wat algemener geformuleerd dan de andere motie. Nogmaals, het heeft mijn voorkeur om het te doen na de uitkomsten van het onderzoek. 

De voorzitter:

De minister heeft het verzoek gedaan om de moties aan te houden. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister en de staatssecretaris en iedereen die heeft meegeluisterd, meegekeken en meegewerkt. De stemming over de ingediende moties vindt volgende week dinsdag plaats. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven