7 Inclusieve ontwikkeling Nederlandse ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde is het VAO Inclusieve ontwikkeling in Nederlandse ontwikkelingssamenwerking (AO d.d. 09/03). 

De voorzitter:

Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom, temeer daar zij enige stemproblemen heeft. Maar dat merken wij pas als zij aan het woord komt. 

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. De Partij van de Arbeid hecht grote waarde aan inclusieve ontwikkelingssamenwerking, wat betekent dat we niemand achterlaten en ook moeilijk bereikbare doelgroepen bereiken. Gek genoeg hebben wij het daarbij op mondiale schaal ook nog steeds over vrouwen. Hoewel vrouwen de helft van de wereldbevolking vormen, gelden zij toch nog steeds als gemarginaliseerde groep. Het is goed dat wij daaraan een einde proberen te maken, onder andere door een nieuwe subsidieregeling, maar het resultaat van die regeling is dat zuidelijke vrouwenorganisaties hun directe financiering zijn kwijtgeraakt. De minister stelde voor om dit te repareren door 5 miljoen van andere organisaties te labelen voor vrouwenorganisaties, maar wij stellen iets anders voor. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat gendergelijkheid een prioriteit van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid is, en het blijvend inzetten op de versterking van zuidelijke vrouwenorganisaties aansluit bij de in het najaar aangenomen Werelddoelen; 

constaterende dat zuidelijke vrouwenorganisaties in landen waar vrouwenrechten met voeten worden getreden, over unieke netwerken beschikken van waaruit zij een essentiële bijdrage leveren aan de strijd voor gelijke rechten van man en vrouw; 

verzoekt de regering, het Accountability Fund (AF) vanaf 2017 te verhogen met 10 miljoen euro per jaar en dit bedrag gedurende de looptijd van het AF beschikbaar te stellen aan zuidelijke vrouwenorganisaties, en daartoe de vrijwillige afdrachten aan minder goed functionerende multilaterale organisaties met eenzelfde bedrag te verminderen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Laar en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 207 (33625). 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wat is exact het probleem dat deze motie gaat oplossen? Normaal gesproken gaan wij zaken voor het volgende jaar pas bij de begroting aanpassen. Dit bevreemdt ons dus een beetje. Daarom krijg ik graag een nadere toelichting waarom dit probleem op dit moment zo moet worden opgelost. 

De heer Van Laar (PvdA):

Er was een subsidieronde die ertoe leidde dat zuidelijke vrouwenorganisaties directe financiering van het ministerie kregen. Toen zijn de voorwaarden veranderd en nu blijkt ineens dat dat geld niet meer naar 45 zuidelijke vrouwenorganisaties gaat, maar naar 9 grote ngo's. Die gaan er ongetwijfeld ook een goed programma mee draaien, maar zoals de minister ook heeft gezegd is dat wel erg zonde, omdat daarmee de directe financiering van zuidelijke organisaties verdwijnt. De minister stelt voor om 5 miljoen uit het Accountability Fund te halen, een bedrag dat voor andere organisaties bestemd was, en dat naar vrouwenorganisaties te sluizen. Wij zeggen: zet er nou gewoon 10 miljoen bovenop en haal dat niet bij andere ngo's weg maar bij slecht functionerende VN-instellingen. Dan ontstaat niet de situatie waarin de ene organisatie de ruif van de andere leegeet. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Op dit moment gaat dat andere geld naar multilaterale instellingen. Als het echt zo slecht is geweest, waarom hebben we dan vorig jaar bij de begroting niet besloten om het überhaupt niet naar de multilaterale instellingen te laten gaan? Collega Voordewind en ik hadden daarover destijds ook een motie ingediend. Ik vind deze gang van zaken bijzonder en ik wil graag weten wat er dan op dit moment niet goed gaat bij de multilaterale organisaties. Waar wordt het geld niet aan besteed? Ik wil dat ook graag weten van de minister. 

De heer Van Laar (PvdA):

Er gaat bijna een miljard euro per jaar naar VN-instellingen. Vorig jaar hebben we daarin een afweging gemaakt bij de begroting. Dat zullen we dit jaar weer doen. Wij kondigen nu alvast aan dat we in ieder geval 10 miljoen euro van de slechtst functionerende VN-instellingen willen weghalen en willen verplaatsen naar de zuidelijke vrouwenorganisaties. De minister kiest ervoor om dat bij andere ngo's weg te halen, bij het maatschappelijk middenveld zelf. Die keuzen willen wij zelf niet maken. Daarom geven wij nu al aan dat we die keuze vanaf volgend jaar anders willen maken. Als we dat niet doen, dan stemmen we in met de keuze van de minister om dat bij andere maatschappelijkmiddenveldorganisaties weg te halen. Dat is niet mijn keus. 

Ik dien nog twee moties in, omdat een toezegging niet nagekomen is. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de minister eerder toezegde om bij elk nieuw project een genderanalyse uit te voeren en een genderstrategie te ontwikkelen; 

verzoekt de regering om consequent en voorafgaand aan project- en beleidsontwikkeling genderanalyses uit te voeren en effectieve genderstrategieën te ontwikkelen, en de Kamer in elk rijksjaarverslag te informeren over de resultaten van deze aanpak, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Laar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 208 (33625). 

Mijnheer Van Laar, u bent door uw tijd heen. Ik heb voorafgaand aan dit debat niet voor niets gezegd: twee minuten spreektijd, inclusief het voorlezen van moties. U hebt eerst een heel verhaal gehouden. 

De heer Van Laar (PvdA):

Ik praat mijn laatste vijftien seconden vol. Die heb ik nodig voor die motie. 

De voorzitter:

Dient u die motie maar in, maar laten we allemaal een beetje op de tijd letten. We waren ook al later begonnen. 

De heer Van Laar (PvdA):

Ja. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de jaarlijkse coherentierapportage die de minister toezegde in haar reactie op de Coherentiemonitor 2015 vooralsnog achterwege is gebleven; 

constaterende dat zowel de Europese "roadmap" voor de Werelddoelen alsook het Nederlandse implementatieplan voor de Werelddoelen vertraging op hebben gelopen ten opzichte van de eerder gedeelde planning; 

verzoekt de regering, coherent beleid voor ontwikkeling met meer kracht te bevorderen door zich maximaal in te spannen voor een snelle afronding van de Europese "roadmap" voor de Werelddoelen en door de Kamer de jaarlijkse coherentierapportage en het Nederlandse implementatieplan voor de Werelddoelen voor de zomer toe te sturen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Laar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 209 (33625). 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben met de minister een goed debat gehad over inclusieve ontwikkelingssamenwerking. Dit debat ging over de belangrijkste groepen wat de ChristenUnie betreft, namelijk de meest gemarginaliseerden en kwetsbaren in de wereld, die we zouden moeten ondersteunen. De ChristenUnie heeft met name aandacht gevraagd voor de positie van gehandicapten maar ook voor de positie van aidswezen; die kunnen ondersteund worden via het social protection systeem. De Kamer heeft dat ook jarenlang gedaan. In het afgelopen najaar zijn een motie en amendement ingediend om dat door te zetten, in ieder geval voor 2 miljoen; niet alleen voor 2016, maar langdurig en structureel, zo stond in de motie. Ik krijg signalen dat dat niet het geval is in de uitvoering. Ik vraag de minister of zij kan bevestigen dat die motie en dat amendement daadwerkelijk worden uitgevoerd en de social protection dus gefinancierd blijft door het ministerie, minimaal op het niveau van 2 miljoen en structureel en langdurig. Ik hoor daarvan graag een bevestiging van de minister. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor het heel constructieve debat dat wij hebben gevoerd over de inclusieve ontwikkeling. Ik dank haar met name voor het overnemen van het verzoek van D66 om in het bijzonder aandacht te besteden aan bankrekeningen voor vrouwen in ontwikkelingslanden omdat die vaak zo'n spil zijn. Ik heb gehoord dat daarmee actief aan de slag wordt gegaan. Alvast veel dank daarvoor en ik kijk uit naar de brief die de minister daarover heeft toegezegd. 

In het kader van inclusieve ontwikkeling is er een bepaalde problematiek die in deze periode natuurlijk ernstig is, namelijk die van de vluchtelingenkampen. We moeten ervoor zorgen dat ook daar niemand achterblijft. We hebben als Kamerleden een petitie aangeboden gekregen van een heel aantal hulporganisaties die gezamenlijk een heel dringend pleidooi hebben gehouden voor het voorkomen van een "lost generation", een generatie die opgroeit zonder scholing. Het zal voor hen een handicap zijn voor de rest van hun leven en ook voor de ontwikkeling van de landen waarnaar zij hopelijk op een gegeven moment kunnen teruggaan. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat een vluchtelingenkamp volgens UNHCR gemiddeld zeventien jaar bestaat; 

overwegende dat een verloren generatie dreigt te ontstaan als in vluchtelingenkampen opgroeiende kinderen geen toegang tot onderwijs hebben; 

overwegende dat UNICEF alleen al voor het onderwijs in officiële vluchtelingenkampen in Syrië en de omliggende regio rond de 500 miljoen euro nodig heeft dit jaar en dit geld nog grotendeels ongedekt is; 

verzoekt de regering, in multilateraal verband zich in te zetten om voldoende middelen voor onderwijs in vluchtelingenkampen en gastgemeenschappen voor elkaar te krijgen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Van Laar, Smaling, Agnes Mulder en Voordewind. 

Zij krijgt nr. 210 (33625). 

Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van de termijn van de Kamer. Ik geef even gelegenheid om de moties aan de minister te doen toekomen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Ploumen:

Voorzitter. Mijn stem is helaas niet zoals die zou moeten zijn. Dat noopt mij om het nog korter dan gebruikelijk te houden. 

De voorzitter:

Maar het carnaval is toch al geweest? 

Minister Ploumen:

Ja, maar dat ijlt doorgaans lang na! 

Ik kom op de motie op stuk nr. 207 van de heer Van Laar en mevrouw Van Veldhoven. Ik heb inderdaad extra geld uit het accountabilityfonds toegezegd voor zuidelijke vrouwenorganisaties. Overigens zullen via het FLOW-programma naar verwachting 100 zuidelijke organisaties in 34 landen worden ondersteund. Wij hebben in het najaar een brief gestuurd over hoe wij willen omgaan met de financiering van multilaterale organisaties op basis van kwaliteitscriteria. Op basis daarvan hebben wij keuzes gemaakt. Ik zie nu geen reden om die keuzes te veranderen. Nogmaals, er worden ook zuidelijke organisaties bereikt. Ik ontraad de motie. 

De voorzitter:

Mevrouw Mulder, wat kan uw vraag aan de minister zijn over een motie van een ander, als zij zo duidelijk in haar oordeel is? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Toch is die vraag er. De PvdA-fractie is er duidelijk over geweest dat er een probleem is met FLOW. Ik vraag mij af of de minister deze problemen herkent. Wat zou zij eventueel nog meer en beter kunnen doen? Ik maak mij daar zorgen over en twijfel of ik de motie wel of niet zal steunen. Ik vind het antwoord van de minister wel heel erg kort en krachtig en kan er eigenlijk niet zo veel mee. 

Minister Ploumen:

Wij hebben hierover uitvoerig kunnen spreken tijdens het AO. Ik heb gemeld dat de opzet van het nieuwe FLOW-programma mede gebaseerd is op de aanbevelingen van de IOB-studie. Zoals bekend evalueren we bij Ontwikkelingssamenwerking vaak. We willen graag leren en de aanbevelingen opvolgen. Dat heeft geleid tot een wat andere opzet dan de vorige FLOW-programma's. We hebben geselecteerd op kwaliteit, waar deze organisaties uit zijn gerold. Zij werken ook weer samen met lokale vrouwenorganisaties. Ik zie wel dat er een verschuiving is als het gaat om organisaties die onder het programma vallen, maar het gaat mij te ver om te zeggen dat zuidelijke organisaties niet bereikt worden. Op basis van het debat dat we al hebben gehad, heb ik gezegd dat ik wel zie dat er voor sommige kleinere organisaties in het zuiden extra personele en wellicht ook financiële inzet nodig is. Ik heb die middelen beschikbaar gesteld door het Accountability Fund voor een deel beschikbaar te laten zijn voor vrouwenorganisaties. Daarmee meen ik dat we dit probleem voor een groot deel hebben kunnen oplossen. 

De voorzitter:

Dit is een herhaling van het AO dat al gevoerd is. Dat gaan we echt niet doen. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dit is een nieuw punt, omdat we een motie hebben gekregen waarin een verschuiving van fondsen wordt voorgesteld. Ik wil de minister daarom een korte vraag willen stellen. Klopt de bewering dat een deel van het Accountability Fund, bedoeld voor ngo's, wordt verschoven naar de organisaties in het zuiden? Dan zou de heer Van Laar namelijk gelijk hebben dat het ten koste gaat van de ngo's, terwijl hij dat graag wil financieren via de multilaterale vrijstelling. 

Minister Ploumen:

Ik heb in het AO toegezegd dat binnen het Accountability Fund een deel, te weten 5 miljoen, specifiek en alleen maar beschikbaar zal zijn voor vrouwenorganisaties in het zuiden. Er is dus wat mij betreft geen sprake van een verschuiving van het multilaterale kanaal naar het Accountability Fund. 

De heer Van Laar (PvdA):

Voor de duidelijkheid: die 5 miljoen zou anders naar andere zuidelijke organisaties gaan. Dat bedrag wordt daar weggehaald en gelabeld naar specifieke vrouwenorganisaties. Wij stellen voor om dat vanuit VN-organisaties te doen. Dat is het verschil tussen de twee voorstellen. 

De voorzitter:

Het advies van de minister is duidelijk. Aan de hand daarvan zullen de fracties hun standpunt bepalen. 

Minister Ploumen:

In de motie op stuk nr. 208 vraagt het lid Van Laar de regering, consequent en voorafgaand aan project- en beleidsontwikkeling genderanalyses uit te voeren en effectieve genderstrategieën te ontwikkelen en de Kamer in elk Rijksjaarverslag te informeren over de resultaten van deze aanpak. Ik voelde me zeer aangemoedigd door wat in het AO is gezegd om de capaciteit hiervoor aan te scherpen, inclusief de dwingendheid waarmee dat wordt voorgeschreven. Ik beschouw deze motie daarom als een aanmoediging, dus als ondersteuning van beleid, waarmee ik het oordeel aan de Kamer laat. 

De voorzitter:

Ik weet niet of u al het woord hebt gevoerd in deze Kamer sinds we op initiatief van onze collega Van der Staaij een wijziging hebben doorgevoerd van artikel 66 van het Reglement van Orde. Ik zeg dit louter technisch, want ik wil u niet in een bepaalde hoek krijgen. U kunt moties overnemen, waarna ze geen deel meer uitmaken van de beraadslaging. Dan wordt er ook niet over gestemd. Dat kan alleen als geen van de leden daartegen bezwaar maakt. Ik reik u die mogelijkheid aan. Wat u ermee doet, is aan u. 

Minister Ploumen:

Zeer bedankt voor die mogelijkheid. Toen ik net minister was, wilde ik voortdurend van alles overnemen, omdat ik dat nog kende uit de tijd van mijn partijvoorzitterschap. Dat was toen niet mogelijk. Nu dat wel kan, doe ik dat heel graag. De motie op stuk nr. 208 van het lid Van Laar is een schoolvoorbeeld: graag overnemen. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 208 wordt overgenomen, conform artikel 66 van het Reglement van Orde en maakt geen deel meer uit van de beraadslaging. Ik neem aan dat geen van de leden daartegen bezwaar maakt. Dat is het geval. 

Minister Ploumen:

Ook de motie op stuk nr. 209 wil ik overnemen. Voor de zomer komen we met een implementatieplan en binnen enkele maanden komen we met een rapportage over coherentie. Ik zal dit zoals in de motie verwoord uitvoeren. Wij komen voor de zomer met een implementatieplan. Ook voor de zomer, of in het najaar, maar in ieder geval binnen enkele maanden komen we met een rapportage over coherentie. Ik neem deze motie graag over en zal haar uitvoeren op de wijze waarop het verzoek is verwoord. 

De voorzitter:

De motie-Van Laar op stuk nr. 209 wordt overgenomen en maakt geen onderdeel meer uit van de beraadslaging. Ik zie dat geen van de leden daartegen bezwaar maakt. Er wordt dan ook niet meer over beraadslaagd. Wat komt u dan doen, mevrouw Van Veldhoven? 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voordat de minister overgaat naar de motie op stuk nr. 210, wil ik vermelden dat ook de heer Voordewind deze motie heeft ondertekend. 

De voorzitter:

Ik begreep het al niet. 

Minister Ploumen:

De problematiek die is geschetst in de motie-Van Veldhoven c.s. op stuk nr. 210 is verdrietig genoeg ook de realiteit, zoals die zeventien jaar. Bijvoorbeeld in Noord-Kenia zijn er generaties mensen die in een kamp zitten. De problematiek is actueler geworden door de Syrische vluchtelingen. Nederland zet zeer in op het investeren in onderwijs. Het kabinet doet dit niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten. Ik zal zeer graag de oproep in de motie uitvoeren om mij binnen de VN te blijven inzetten om voldoende middelen voor onderwijs vrij te maken. Ik beschouw de motie als ondersteuning van het beleid en neem haar dan ook heel graag over. 

De voorzitter:

Voordat ik zeg dat de motie geen onderdeel meer uitmaakt van de beraadslaging, geef ik het woord aan mevrouw Van Veldhoven. We moeten allemaal nog even wennen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik zou het een eer vinden als de minister deze motie wil overnemen. Ik wil haar wel vragen of zij bij een volgende gelegenheid kan rapporteren hoe het staat met het vinden van budgetten voor dit ontzettend belangrijke onderwerp. Dan kunnen we goed in de gaten houden wat de voortgang is en bekijken of we nog wat extra kunnen of moeten doen. 

De voorzitter:

Wanneer wilt u die rapportage hebben? 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het lijkt mij goed om die op een natuurlijk moment te ontvangen. 

De voorzitter:

Bij de begroting? 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Iets eerder zou wel prettig zijn. Ik kijk even naar de minister om te horen wat zij daar een geschikt moment voor vindt, zodat wij een vinger aan de pols kunnen houden. 

Minister Ploumen:

Ik stel voor dat ik dat doe als ik verslag doe van de voorjaarsvergadering van de Wereldbank. Ik zal daar namelijk ook een sessie bijwonen over onderwijs. Dat is denk ik een goed moment. Mochten er zich daarnaast nog ontwikkelingen voordoen, dan zal ik daar op een ander moment in een andere brief op ingaan. 

De voorzitter:

Het is mijn hinderlijke gewoonte om dingen altijd vast te pinnen. 1 mei? 

Minister Ploumen:

Mag het ook half mei zijn? 

De voorzitter:

Die conferentie is half april. Laten we er dan 15 mei van maken. 

Minister Ploumen:

Graag. 

De voorzitter:

Dat is dan bij dezen afgesproken. 

De motie-Van Veldhoven c.s. op stuk nr. 210 wordt overgenomen en maakt geen onderdeel meer uit van de beraadslaging. Ik zie dat geen van de leden daartegen bezwaar maakt. 

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de beantwoording van de zijde van de minister. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik had de minister nog een duidelijke vraag gesteld. 

Minister Ploumen:

De heer Voordewind krijgt ook een duidelijk antwoord: ja, de motie en het amendement worden uitgevoerd. 

De voorzitter:

Dat had ik over het hoofd gezien. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister en ik wens haar nog veel vergaderingen in gebarentaal toe vandaag en herstel van haar stem. 

We zullen aanstaande dinsdag stemmen over de ingediende moties. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven