6 Arbeidsmarktkansen en selectie/toegankelijkheid hoger onderwijs

Aan de orde is het VAO Arbeidsmarktkansen ho en selectie/toegankelijkheid van het hoger onderwijs (AO d.d. 23/03). 

De voorzitter:

Ik merk wederom op dat er een maximale spreektijd geldt van twee minuten, inclusief het indienen van eventuele moties. 

De heer Duisenberg (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de toezegging over de analyse voor de studie-informatie. Daar zijn wij heel blij mee. Dat verzoek hadden we gedaan met verschillende Kamerleden. Ik heb daar onder anderen met de heer Mohandis van de PvdA op gehamerd. Ik ben blij dat de minister dit vol vuur oppakt. 

Ik dien de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat onder meer de helft van de hbo-studenten niet tevreden is over de aansluiting op de arbeidsmarkt en wanneer het onderwijs niet goed aansluit, studenten lang op zoek moeten naar een baan, uiteindelijk een baan nemen op een lager niveau of zelfs helemaal geen baan vinden; 

overwegende dat bij nieuwe opleidingen wel getoetst wordt of zij in potentie aansluiten op de arbeidsmarkt en maatschappij door middel van de macrodoelmatigheidstoets, maar bij bestaande opleidingen niet; 

constaterende dat in het hogeronderwijsstelsel een prikkel ontbreekt voor opleidingen om aandacht te hebben voor de aansluiting op de arbeidsmarkt en maatschappij; 

van mening dat opleidingen in het hoger onderwijs een goede aansluiting op de arbeidsmarkt en maatschappij moeten nastreven om een goed toekomstperspectief te kunnen bieden voor studenten en wanneer dit onvoldoende is, opleidingen zich moeten inspannen om dit te verbeteren, bijvoorbeeld door het onderwijsprogramma aan te passen; 

verzoekt de regering om, in lijn met het voorstel van het Interstedelijk Studenten Overleg, een periodieke toetsing van de aansluiting op de arbeidsmarkt en maatschappij voor te stellen voor het bestaande aanbod in het hoger onderwijs met als ultimum remedium dat de minister van Onderwijs kan ingrijpen bij opleiding(en) waar dit nodig is, en de Kamer uiterlijk deze zomer in de verkenning over macrodoelmatigheid te informeren over de manier waarop dit vorm kan krijgen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duisenberg en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 531 (31288). 

De heer Mohandis (PvdA):

Ik wil de heer Duisenberg vragen of ik zojuist goed heb gehoord — ik heb de motie namelijk niet eerder gezien — dat er duidelijk een onderscheid gemaakt wordt tussen hbo en wo en dat het erom gaat dat er niet alleen gekeken wordt naar de arbeidsmarktmeetlat, maar ook naar de maatschappelijke meetlat en de meerwaarde van opleidingen. Graag krijg ik een reactie. 

De voorzitter:

Mag ik de heer Van Meenen vragen om mee te luisteren naar de discussie over de mede door hem ingediende motie? 

De heer Duisenberg (VVD):

De heer Mohandis heeft dat goed gehoord. Dit is in lijn met het voorstel van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO). Wij nemen dat voorstel eigenlijk over en vragen de minister om dat op te pakken. Dat betreft inderdaad ook het onderscheid tussen arbeidsmarkt en maatschappij. In de methodiek zit in feite al een onderscheid tussen wetenschappelijk onderwijs en hbo. De aanpak van de minister zal daar natuurlijk rekening mee moeten gaan houden. 

De heer Mohandis (PvdA):

Ik heb geen vraag meer. Ik ben blij met de zeer genuanceerde opvatting van collega Duisenberg over dit vraagstuk. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Meenen namens de fractie van D66. Hij krijgt ook weer twee minuten spreektijd, inclusief het indienen van eventuele moties. 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik heb in het algemeen overleg uitgebreid stilgestaan bij de in mijn ogen zeer schimmige en duistere selectie aan de poort die momenteel plaatsvindt door middel van de decentrale selectie. Ik heb gepleit voor een tijdelijke herinvoering van loting om het allemaal transparanter en eerlijker te maken. Ik zie nu af van een motie, omdat de Kamer en de minister nog niet zo ver zijn. Maar er komen verkiezingen en wij zullen het allemaal gaan zien. 

Ik heb een motie die gaat over de toegankelijkheid tot de masteropleidingen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er bij steeds meer masteropleidingen selectie plaatsvindt, waardoor er een wedloop ontstaat tussen opleidingen om niet als laatste te selecteren en het gevaar bestaat dat bij vrijwel alle masteropleidingen geselecteerd zal worden; 

overwegende dat het beter is om de kwaliteit van de bachelor te verbeteren dan te selecteren aan de poort van masteropleidingen; 

overwegende dat elke student toegang zou moeten kunnen krijgen tot een master die inhoudelijk aansluit op de bachelor; 

verzoekt de regering, met voorstellen te komen om de selectie bij masteropleidingen niet langer toe te staan, behalve onder hoge uitzondering en met expliciete toestemming van de medezeggenschapsraad en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 532 (31288). 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat zij voor de zomer terugkomt op de matchingprocedures, waarover ik eerder een motie heb ingediend. Ik zie daarnaar uit. 

Ik dien één motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de instroom in de opleidingen pedagogische academie voor het basisonderwijs (pabo-opleidingen) mede als gevolg van strengere toelatingseisen landelijk gezien met 32% is afgenomen en dat met name in de grote steden een lerarentekort nakende is; 

overwegende dat strengere toelatingseisen een positief effect kunnen hebben op het aanzien van de pabo-opleidingen, de status van het beroep van leraar en de kwaliteit van het onderwijs aan onze kinderen; 

overwegende dat geen enkel profiel op het havo volledig aansluit op het curriculum van de pabo-opleiding, terwijl een passend vakkenpakket de kans op een succesvolle instroom in en afronding van de pabo — ook voor mannelijke en allochtone scholieren — kan doen toenemen; 

overwegende dat de Christelijke Hogeschool Ede in samenwerking met vo-scholen op kleine schaal gaat experimenteren met teachnasia waarin havoscholieren met een uitgebreid vakkenpakket worden voorbereid op de pabo; 

verzoekt de regering, 

  • -binnen de G4 een intensieve samenwerking te stimuleren tussen pabo's, voortgezet onderwijs en wethouders onderwijs gericht op een betere doorstroom van het vo naar de pabo; 

  • -in overleg met lerarenopleidingen en het toeleverende vo-veld de aansluiting van het havo naar de pabo duurzaam te optimaliseren; 

  • -de Kamer over de voortgang zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in het najaar van 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 533 (31288). 

De voorzitter:

Is het te overwegen om de eerste keer dat u het woord "pabo" gebruikt daarvan te maken: pedagogische academie voor het basisonderwijs? 

De heer Rog (CDA):

Dat is absoluut een goede suggestie, voorzitter. 

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter. Ik kijk terug op een goed debat over meerdere onderwerpen tijdens het algemeen overleg. Ik dank de minister voor de toezeggingen die zij heeft gedaan tijdens dit algemeen overleg. Dit geldt met name het pleidooi van de heer Duisenberg om de studiekeuze-informatie tegen het licht te houden en daarnaar onderzoek in te stellen opdat men ervan op aan kan dat de informatie betrouwbaar en onafhankelijk is en dat studenten weten waaraan zij beginnen. 

Ik heb er toen een punt van gemaakt om de informatie over de stagemogelijkheden te verplichten. De minister neemt dit mee in het onderzoek. Daar kijk ik naar uit. 

Daarnaast heb ik een punt gemaakt van de matchingsgesprekken waarbij alles online verloopt zonder persoonlijk contact. Ik wacht de toezegging in lijn met de motie van de heer Rog af. 

De minister heeft toegezegd dat de Kamer eind 2016 de monitoring over de toegankelijkheid en selectie ontvangt. Wil de minister daarin het bericht meenemen dat wij hebben ontvangen dat Avans Hogeschool aan de poort breed gaat toetsen op Engels? Het is een redelijk vaag verhaal, want de vraag die dan opkomt, is wat dit betekent als het gewenste niveau Engels niet wordt gehaald. Mag je dan niet beginnen met de opleiding of moet je ermee stoppen? Ik krijg hierop graag een reactie, want dit is voor mij een punt van zorg. Ik zou graag zien dat de trend naar dit type selectie wordt meegenomen in die monitoring. 

Door de toezeggingen van de minister tijdens het algemeen overleg heb ik geen reden om moties in te dienen. 

De voorzitter:

Dat zou ook niet meer gekund hebben. 

De heer Mohandis (PvdA):

Ik kan heel snel voorlezen als het moet. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. De toegankelijkheid van het hoger onderwijs staat onder druk als gevolg van zowel allerlei schimmige selectiecriteria die opleidingen steeds meer mogen invoeren van de regering, als de financiële omstandigheden waardoor de toegankelijkheid wordt bedreigd. 

Ik heb de twee moties die ik wil indienen, gecheckt, o nee, gecontroleerd op Engels en afkortingen. Volgens mij kunnen ze de strenge toets van deze voorzitter doorstaan. Wij zullen het zien. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat steeds meer opleidingen gebruikmaken van selectie aan de poort; 

van mening dat daardoor steeds meer verschillen ontstaan tussen opleidingen inzake hun toelatingsbeleid; 

overwegende dat er prima alternatieven bestaan voor selectie aan de poort, zoals goede voorlichting en studiebegeleiding; 

constaterende dat de inspectie adviseert om landelijke afspraken te maken om de "poorten open te houden"; 

verzoekt de regering, landelijke afspraken te maken over het toelatingsbeleid van opleidingen in het hoger onderwijs, waarbij wordt ingezet op alternatieven voor selectie aan de poort, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 534 (31288). 

Een motie die uitblinkt in helderheid! 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat instellingen niet zelden torenhoge collegegelden vragen voor het volgen een tweede studie; 

verzoekt de regering, te realiseren dat het wettelijk collegegeld de standaard is, dus ook voor een tweede studie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 535 (31288). 

De heer Mohandis (PvdA):

In de eerste motie spreekt collega Van Dijk van alternatieve manieren van selectie. Daaruit concludeer ik dat ook de heer Van Dijk het belangrijk vindt dat er bij sommige opleidingen een bepaalde manier van selectie plaatsvindt. Begrijp ik dat goed? Of zegt hij: schaf het af, geen enkele vorm van eisen stellen aan de poort, bijvoorbeeld bij de pabo, is gewenst? Ik zoek iets meer scherpte in wat hij bedoelt met zijn eerste motie. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nee, het gaat erom, zoals de heer Van Meenen in zijn termijn uitstekend heeft verwoord, dat opleidingen met elkaar gaan concurreren met allerlei schimmige selectie-aan-de-poortcriteria. Daar moeten we vanaf. Dit staat dus los van kunstopleidingen, pabo's et cetera. Het gaat om breed toegankelijke opleidingen waar ineens allerlei selectie wordt toegepast. Daar moeten we vanaf en ik heb volgens mij een heel mooie motie om in te zetten op alternatieven voor selectie aan de poort, met name goede voorlichting, matching en andere sociaaldemocratische idealen. Ik reken absoluut op de steun van de PvdA. 

De voorzitter:

We gaan hier niet het debat overdoen, ook al wordt de heer Mohandis krachtig uitgedaagd. Het debat heeft al plaatsgevonden, het gaat nu om toelichting op de moties. Of u het daarover eens wordt, zien we bij de stemmingen wel. 

De heer Mohandis (PvdA):

Als SP-moties uitblinken in helderheid en in wat ze wel willen, zouden we een eind tot elkaar kunnen komen. Ik heb nog een vraag over de tweede motie, die gaat over het betaalbaar maken van de tweede studie. Er zijn door mij en collega Rog meerdere voorstellen gedaan over transparantie en maximering. Het kost gewoon geld om dit goed te regelen. Daarover is de heer Van Dijk het met me eens. Hoe heeft de SP die 150 miljoen à 200 miljoen gereserveerd om dit te regelen? De heer Van Dijk kan dit als een motie bij het kabinet over de schutting kieperen, maar hij kan ook zelf met een goed voorstel komen met de juiste dekking, want dan komen we een eind. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik ben het helemaal eens met de heer Mohandis. Dat moet natuurlijk goed geregeld worden. De heer Mohandis weet ook dat wij daar uitstekende voorstellen voor hebben. Lees ons verkiezingsprogramma op SP.nl. Maar met deze motie gaat het erom dat studenten nu worden bestraft voor hun ambitie, in plaats van beloond. De heer Mohandis kent de torenhoge collegegelden, niet zelden meer dan €10.000 … 

De voorzitter:

Dat is een herhaling van zetten, mijnheer Van Dijk, een herhaling van zetten. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

… voor zo'n tweede studie. Dat moeten we niet hebben. 

De voorzitter:

Een herhaling van zetten, mijnheer Van Dijk. Dat gaan we niet doen. 

De heer Mohandis (PvdA):

Als de heer Van Dijk een vraag krijgt, neigt hij altijd terug te grijpen op het overtuigen van waarom iets goed of slecht is. Dat weten we. Waar het mij om gaat is dat de heer Van Dijk dan de verantwoordelijkheid moet nemen om dit in een alternatieve begroting te dekken. Dat heeft hij niet gedaan. Er is nergens 150 miljoen à 200 miljoen gereserveerd om de tweede studie voor het instellingstarief te dekken. Dat is mijn constatering. Hij heeft dan ook de verantwoordelijkheid om boter bij de vis te leveren. Dit type motie kunnen we allemaal indienen. 

De voorzitter:

Een laatste reactie van de heer Van Dijk. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wat een afschuwelijk technocratisch verhaal van de heer Mohandis. Ik ken hem zo veel beter. Gaan wij voor toegankelijkheid? Bieden wij de studenten een toegankelijk hoger onderwijs, ja of nee? Die financiële dekking is er, maar het gaat hier om een statement in deze motie. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Zo werd het toch nog ineens levendig in deze zaal. We zijn aan het einde van de termijn van de Kamer gekomen. Ik schors de vergadering even opdat de minister haar reactie kan voorbereiden. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik verzoek de leden aandachtig naar de inbreng van de minister te luisteren. 

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Ik begin met de motie op stuk nr. 531 van de leden Duisenberg en Van Meenen, waarin de regering wordt verzocht om in lijn met het voorstel van het Interstedelijk Studenten Overleg de aansluiting op arbeidsmarkt en maatschappij voor opleidingen te verbeteren. In het licht van de nieuwe afspraken van de Kamer kan ik deze motie overnemen. Met zijn allen hebben wij geconstateerd dat informatie over kansen op een baan en een relatie tot de arbeidsmarkt van groot belang is. Gelukkig wordt in de motie ook de relatie tot de maatschappij genoemd. Studenten moeten daar helder en duidelijk over worden voorgelicht. Wij moeten het bespreekbaar maken als opleidingen die transparantie niet geven of zich onvoldoende rekenschap geven van de mogelijkheden na het volmaken van de opleiding. 

In het algemeen overleg heb ik net als in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek aangegeven dat ik in de zomer kom met een brief over het toekomstige macrodoelmatigheidsbeleid. Daarbij betrek ik ook beleid gericht op het bestaande aanbod. Ik vind het wel van belang om te zoeken naar een balans tussen beleid gericht op het toetsen van macrodoelmatigheid van het bestaande aanbod aan de ene kant en beleid waarin de verantwoordelijkheid voor en het eigenaarschap van instellingen zo veel mogelijk worden benadrukt. Zij moeten het uiteindelijk zelf doen, zeker in een snel veranderende arbeidsmarkt. 

Wat ik ook heel belangrijk vind, is het zo veel mogelijk waarborgen van de keuzevrijheid van studenten. Ik wil niet onnodig nieuwe selectie aan de poort toepassen. 

Het zijn allemaal overwegingen waardoor het ingewikkeld is om hiervoor een simpele oplossing te kiezen. Ik ben blij dat de motie veel genuanceerder is dan eerdere geluiden die ik heb gehoord. Ik kan mij goed vinden in de opmerking van het Interstedelijk Studenten Overleg. Zoals de motie nu luidt, kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Gezien de nieuwe afspraken die de Kamer heeft gemaakt, kan ik de motie ook overnemen. Dat betekent dat ik deze thematiek betrek bij de brief van de komende zomer. De mogelijkheid die ik al heb om in te grijpen, zal ik nog eens benoemen, maar dan wel in het kader van al deze overwegingen. Geen nieuwe bureaucratie, geen onnodige administratieve lasten, zo veel mogelijk keuzevrijheid van studenten borgen, geen sluipende selectie aan de poort en tegelijkertijd een goede aansluiting op arbeidsmarkt en maatschappij. Dat is een ingewikkelde opdracht, maar ik betrek deze motie daar graag bij. 

De voorzitter:

Ik zal even iets toelichten. Er zitten een paar nieuwe leden in de zaal ten opzichte van de eerdere overleggen van hedenmorgen. Naar aanleiding van het overgenomen initiatief van onze collega Van der Staaij is artikel 66 van het Reglement van Orde in die zin aangepast dat leden van het kabinet moties kunnen overnemen. De minister heeft uitgesproken dat te willen doen. Zij zei daarna overigens: u kunt ook nog een andere variant kiezen. Zij zei echter dat ze de motie overnam. Dat betekent dat de motie op stuk nr. 531 wordt overgenomen en geen deel meer uitmaakt van de beraadslaging. Ik neem aan dat geen van de leden daartegen bezwaar maakt. De heer Rog doet dat wel; gaat uw gang, mijnheer Rog. 

De heer Rog (CDA):

Ik wilde er graag eerst nog even over beraadslagen. Volgens mij waren we op dat punt beland. Als de minister mijn vraag zo beantwoordt dat ik daar genoeg comfort bij heb, zal ik mij er niet tegen verzetten. Ik wil dan eerst wel graag in de gelegenheid zijn om daarover nog een vraag te stellen. 

De voorzitter:

Oké. We moeten allemaal nog even wennen, want het is nieuw. Dat is prima, maar op zich is het zo dat als de minister een motie overneemt, er niet meer over wordt beraadslaagd. We moeten dan voortaan even wat langer wachten, want u wilt een toelichting erop et cetera. 

De heer Rog (CDA):

Ik vind dat de minister zich zorgvuldig uitlaat. Daar ben ik blij mee. Ik ben ook voor een macrodoelmatigheidstoets, ook bij bestaande opleidingen. In het dictum van deze motie staat echter dat er straks ook een ultimum remedium komt, namelijk dat de minister de bevoegdheid heeft om in te grijpen. Als we deze motie overnemen of aannemen, in welke gevallen gaat de minister dat dan doen? Ik wil daarbij wat meer gevoel hebben alvorens deze motie straks wordt uitgevoerd. 

Minister Bussemaker:

Dat is een ingewikkelde vraag, die verband houdt met precies al die elementen die ik net heb genoemd. Overigens heb ik al een mogelijkheid om in te grijpen. Je wilt echter terughoudend daarin zijn, omdat je wilt stimuleren dat opleidingen bijvoorbeeld eerst afspraken met elkaar maken. Dat kan via een sectorplan. Het kan ook los van een sectorplan. Het kan op tal van manieren. Gelukkig staat ook in de motie dat het een ultimum remedium is. Ik wil vermijden dat ik van bovenaf al te snel tegen opleidingen ga zeggen dat ze dit of dat moeten doen. Ik heb misschien ook niet altijd zicht op de wijze waarop de arbeidsmarkt zich ontwikkelt. Het is allang niet meer alleen een regionale of nationale arbeidsmarkt. Soms is het een mondiale arbeidsmarkt. Misschien zijn er wel ontwikkelingen die een jaar later anders blijken uit te pakken dan ik had bedacht. Dan moet ik daarover weer individueel oordelen. Ik dicht mezelf best wat kennis toe op het terrein van hoger onderwijs, maar toch weer niet zo veel dat ik voor al die individuele opleidingen op elk moment kan besluiten of een opleiding adequaat aansluit bij de mondiale ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de samenleving. 

De heer Rog (CDA):

Dan nog even heel precies: wordt de gereedschapskist van de minister voor het ingrijpen op basis van onvoldoende arbeidsmarktperspectief van opleidingen door deze motie uitgebreid of niet? 

Minister Bussemaker:

Niet per definitie, want dat hangt af van de overwegingen. Ik heb al gezegd dat ik vind dat we eerst moeten inzetten op voorlichting, de studiekeuzecheck en dat soort zaken. Vervolgens kom je bij het onderling afspraken maken tussen instellingen. Als dat allemaal niet gebeurt, is er uiteindelijk een keer een moment waarop ik kan ingrijpen. Dat moeten we echter heel zorgvuldig doen. Mijn voorstel was en is om dat via een brief te doen. De Kamer krijgt die brief, die over macrodoelmatigheid in het onderwijs gaat, in de zomer. Daarbij betrek ik dan ook deze overwegingen op de manier waarop ik dat net heb aangegeven. Dat is wel redelijk open. Ik zie de motie dan ook niet zozeer als een aansporing om vooral zo'n lijstje te maken en heel vaak in te grijpen als wel als een stimulans om instellingen onderling meer afspraken te laten maken. Ook dat kan namelijk een oplossing zijn. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik moet ook nog even gerustgesteld worden, want ik sta argwanend tegenover deze motie. Deze motie komt voort uit een plannetje van mijnheer Duisenberg, die zei dat al die opleidingen leiden tot … 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Jasper van Dijk (SP):

… de kaartenbak van het UWV en dat het daarom allemaal veel arbeidsmarktgerichter moet worden. Die insteek staat mij niet aan. Als de minister zou zeggen "Mijnheer Van Dijk, maakt u zich geen zorgen, want ik kom voor de zomer met voorstellen en pas dan gaan we echt bekijken wat er precies gaat gebeuren", kan ik daarmee akkoord gaan. De motie hoeft dan wat mij betreft ook niet in stemming te komen. 

Minister Bussemaker:

Zo heb ik mijn reactie wel bedoeld. Ik kom in de zomer met een brief. Eerlijk gezegd staat gelukkig ook in de motie dat het niet alleen om de arbeidsmarkt gaat. Ons onderwijs, ook het hoger onderwijs, leidt niet alleen op voor de vacature van vandaag, maar ook tot bewuste, verantwoordelijke burgers die om kunnen gaan met veranderingen in de samenleving, een veranderende arbeidsmarkt en een dynamiek met misschien wel tien banen in hun levensloop. Dat hoort er allemaal bij en in die zin vind ik de motie, zoals die nu is geformuleerd, evenwichtig. Ik kan ermee uit de voeten en ik zou dan ook zeggen: laten we het debat voortzetten wanneer u in de zomer mijn brief hebt ontvangen waarin ik een en ander zal uitwerken. Dat is overigens ook al besproken in het debat over de strategische agenda. 

Tegen de indieners zeg ik wel dat ook ik snap dat er een nieuwe actualiteit is ontstaan doordat er in de media aandacht is geweest voor een aantal problemen. Ik herken die problemen en ik neem daarvoor ook graag mijn verantwoordelijkheid. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voor alle duidelijkheid: geen onomkeerbare stappen tot de verkenning die in de zomer naar de Kamer komt. Als daarna het echte debat volgt, kan ik akkoord gaan met het intrekken dan wel het overnemen van deze motie, zodat hij niet meer in stemming komt. 

Minister Bussemaker:

Het is ook voor mij wennen dat je onderscheid maakt tussen de mogelijkheid dat je het oordeel aan de Kamer laat, ondanks het feit dat er veel politieke discussie is, en de mogelijkheid dat je een motie overneemt. De motie is dus overgenomen. 

De voorzitter:

Als bewaker van de spelregels moet ik er toch op wijzen dat in de motie staat dat dat ultimum remedium in het voorstel voorkomt. Als dat reden is voor leden om alsnog stemming te willen, moeten ze dat aangeven. Nogmaals, ik moet bewaken wat hier inhoudelijk gebeurt. 

Minister Bussemaker:

Ik zeg er dan wel bij dat dit op zichzelf niet nieuw is, want ik heb die mogelijkheid al. 

De voorzitter:

Dan wordt de motie op stuk nr. 531 overgenomen. De motie maakt daardoor geen deel meer uit van de beraadslagingen. Er zijn hiertegen geen bezwaren van de leden. 

Minister Bussemaker:

In hun motie op stuk nr. 532 verzoeken de leden Van Meenen en Van Dijk de regering met voorstellen te komen om de selectie bij masteropleidingen niet langer toe te staan, behalve onder hoge uitzondering en met expliciete toestemming van de medezeggenschapsraad en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ik ontraad deze motie. Laat ik vooropstellen dat ik de toegankelijkheid van zeer groot belang acht en dat die naar mijn idee samen kan gaan met de differentiatie van masteropleidingen. Daarom hebben we ook maatregelen getroffen in de Wet kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs, een wet die overigens zeer breed is gesteund door de Kamer. Het is ook van belang dat studenten meer diverse keuzes kunnen maken en de bachelor/master niet in één bepaalde vorm moeten doen omdat de master eigenlijk alleen maar het verlengde van de oorspronkelijke bachelor is. Daar kan selectie bij horen. Ik heb ook al aangegeven dat soms wordt geëist dat er niets op tegen is dat er wordt geëist dat je goed Engels spreekt als je een master Engelse moderne literatuur wilt doen. Ik heb ook aangegeven dat ik graag eventuele signalen ontvang. Ik zeg dat nogmaals in het bijzonder tegen de heer Van Meenen. Ik heb verder al diverse initiatieven genomen om de toegankelijkheid te borgen, bijvoorbeeld de monitor rond selectie. Dat is de reden waarom ik van mening ben dat de motie niet veel toevoegt en dat ik haar moet ontraden. 

Op stuk nr. 533 heeft de heer Rog een motie ingediend over de opleidingseisen voor de pabo bij de havo. Hij verzoekt het kabinet, met de G4, de lerarenopleidingen en het voortgezet onderwijs te overleggen over de aansluiting van de havo op de pabo. Mag ik nu dan wel "pabo" zeggen, voorzitter? Het is al één keer uitgelegd en volgens mij is deze afkorting zo langzamerhand vrij ingeburgerd. 

De voorzitter:

Het is al uitgesproken. 

Minister Bussemaker:

Ik weet niet of ik van u dan nog wel het woord "teachnasia" mag gebruiken. Ik vind het op zich een interessant initiatief. Ik snap ook de zorgen van de heer Rog. Ik stel vast dat er al heel veel gebeurt om de aansluiting met de pabo te verbeteren. Anderzijds kan het ook geen kwaad om daarover met de G-4 nog eens bijzondere afspraken te maken. Ik heb vorige week ook met de G-4 gesproken over de samenhang tussen lerarenopleidingen en over de behoefte aan docenten in de grote steden. Ik stel dus voor dat ik dit punt zal meenemen in de gesprekken die ik voer met de G-4-wethouders. Ik vind ook het teachnasium een interessant initiatief van de Christelijke Hogeschool Ede. Ik ga dat dus zeker volgen. Ik weet echter niet of dit per se de oplossing voor alle pabo's is, want dit betekent wel weer een enorme taakverzwaring voor studenten. Ik stel overigens ook vast dat wij hoge eisen stellen aan aankomende pabo-studenten, maar dat dit wel op het havo 3-niveau is. Op havo 3-niveau hebben alle leerlingen alle vakken gehad die je voor de pabo moet hebben. Het gaat dus eigenlijk om opfrissen. De zorg zit toch ook wel bij de overgang van mbo naar de pabo. Alles bij elkaar kan ik deze motie overnemen, als er verder geen discussie in de Kamer over is. 

De voorzitter:

De motie-Rog op stuk nr. 533 is overgenomen en maakt geen deel meer uit van de beraadslaging. Ik stel geen bezwaar vast bij de leden. 

Minister Bussemaker:

De heer Mohandis heeft gevraagd naar het signaal over Avans. Ik neem dat graag mee bij de monitorselectie. Ik neem het ook mee bij de verkenning die ik de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen heb gevraagd te maken over de verengelsing van het hoger onderwijs in Nederland. Mag dat woord wel, voorzitter, verengelsing? 

Minister Bussemaker:

Wij zien namelijk dat veel instellingen steeds meer opleidingen in het Engels geven. Daar is op zich geen bezwaar tegen, maar het is wel van belang dat wij ook het Nederlands goed borgen in het hoger onderwijs, dat studenten dat niveau aankunnen en vooral ook dat docenten goed Engels geven. Anders zijn wij verder van huis. Avans heeft aangegeven dat deze hogeschool de Engelse taal als eindterm wil vragen. Daar valt in het kader van profilering van instellingen iets voor te zeggen. Men gaat aan het begin kijken of de studenten daar ook mee uit de voeten kunnen. Men doet Engels op B2-niveau aan het eind van de opleiding. Men wil dus eigenlijk aan het begin weten wat studenten daarvoor aan extra begeleiding nodig hebben. Daar is op zich niets mis mee, maar ik zal me er nog iets beter in verdiepen en dit meenemen om er zeker van te zijn dat dit niet gaat werken als een nieuw selectiecriterium, als selectie aan de poort. Zo begrijp ik de heer Mohandis. 

De voorzitter:

Wij gaan door met de moties. Mijnheer Mohandis, u hebt een opmerking gemaakt en de minister heeft daarop geantwoord. In een VAO is dat het. Het gaat niet over moties. 

De heer Mohandis (PvdA):

Ik heb een vraag gesteld. 

De voorzitter:

Nou ja, goed. Ga uw gang, mits u het kort houdt. We lopen al uit, vandaar. 

De heer Mohandis (PvdA):

Ik dien geen moties in. Ik dacht: ik stel nog één vraag omdat dit heel actueel is. Als ik de minister goed heb begrepen, is zij het met mij eens dat het niet zo mag zijn dat studenten die het Engels niet genoeg beheersen omdat het voortgezet onderwijs niet voldoende was, om die reden worden geweigerd. Dat hoor ik van de minister. Op allerlei andere manieren is dit prima, maar het kan niet als selectiecriterium dienen. Dat mag wettelijk ook niet volgens mij. 

De voorzitter:

Ja hoor. U mag er best grappen over maken, maar ik wil gewoon dat het parlement zich helder uitspreekt en dat iedereen ons kan volgen. Gaat u verder. 

Minister Bussemaker:

Nee, het mag niet als selectiecriterium dienen, maar men mag wel bekijken wat studenten nodig hebben om aan het eind van hun opleiding dat B2-niveau te kunnen halen. Zo begrijp ik het en zo ga ik het ook navragen bij Avans. 

De heer Duisenberg (VVD):

Voorzitter ... 

De voorzitter:

Dit was precies wat ik wilde vermijden. Nu krijgen wij een heel debat hierover. Ik stel voor dat u dat bij een andere gelegenheid voert. De minister gaat verder met de motie op stuk nr. 534. 

Minister Bussemaker:

In de motie op stuk nr. 534 van de leden Van Dijk en Van Meenen wordt verzocht om landelijke afspraken te maken over het toelatingsbeleid van opleidingen, waarbij wordt ingezet op alternatieven voor selectie aan de poort. Deze motie is overbodig. We hebben die afspraken al. We hebben bij alle hogeronderwijsinstellingen studiekeuzechecks. We werken aan betere voorlichting. We hebben proefstuderen. Overigens staat ook in het regeerakkoord dat er geen verdere selectie aan de poort plaatsvindt, boven op de selectie die we al kennen, zoals bij university colleges en bij kunstvakopleidingen. We zijn bezig met een monitorselectie, waarbij we kijken of hiermee ook echt de toegankelijkheid geborgd is. Ik acht deze motie dus overbodig en ontraad die. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Was het maar waar! Was de motie maar overbodig! We hebben een heel debat gevoerd over selectie aan de poort. De eerste motie-Van Meenen/Van Dijk gaat ook over selectie bij masteropleidingen. Die werd ook ontraden! Wij signaleren een toenemende selectie in het hoger onderwijs. De inspectie signaleert die ook en zegt dat er afspraken gemaakt moeten worden om het een halt toe te roepen. In mijn motie geef ik een richting aan. Ik stel voor om naar alternatieven te kijken voor selectie aan de poort. 

Minister Bussemaker:

Mijn antwoord daarop is: dat doen we allang. De motie is dus overbodig. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

"Dat doen we allang"? Ik heb in het debat allerlei voorbeelden gegeven, zoals van Utrecht waar een wildgroei van selectie aan de poort is. 

De voorzitter:

We gaan het debat niet opnieuw voeren. Wat is uw vraag aan de minister? 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik wijs de minister erop dat het onjuist is om te zeggen dat de motie overbodig is. De motie is hartstikke nodig! 

Minister Bussemaker:

Het spijt me zeer, maar met het dictum kan ik niks. Er staat dat we landelijke afspraken moeten maken. Ik heb al landelijke afspraken. Ik heb landelijke afspraken met de Kamer, ik heb landelijke afspraken in het regeerakkoord en ik heb landelijke afspraken over de uitvoering van een strategische agenda. Die gaan niet over selectie aan de poort, maar over het verbeteren van het hoger onderwijs. 

De heer Van Meenen (D66):

De minister verwijst naar afspraken die ertoe zouden moeten leiden dat de selectie niet toeneemt, maar ze neemt wel toe. Gedurende de regeerperiode van de minister is het aantal opleidingen met een numerus fixus geëxplodeerd. Ik begrijp echt niet hoe de minister deze twee dingen met elkaar kan verenigen. 

Minister Bussemaker:

Een numerus fixus is echt wat anders. We moeten niet alles door elkaar halen. We moeten ook een beetje consequent blijven. Ik ben niet voor flip-flopbeleid en de heer Van Meenen volgens mij ook niet. We hebben twee jaar geleden samen "Kwaliteit in verscheidenheid" vastgesteld, waarin we allemaal afspraken hebben gemaakt hierover. Laten we die afspraken eerst eens uitvoeren en laten we een vinger aan de pols houden. Dat doe ik, omdat ik hecht aan een brede toegankelijkheid van het gehele onderwijs, ook van het hoger onderwijs, en daar speelt selectie inderdaad een rol in. We moeten ervoor zorgen dat de middelen die we hebben, niet misbruikt worden. Daar ben ik zeer op aan te spreken, maar niet door het voorstellen van al te gemakkelijke oplossingen, waarin alleen wordt gesproken over landelijke afspraken, alsof we dan alle problemen hebben opgelost. 

De voorzitter:

Deze discussie wordt op een ander moment vervolgd. We gaan verder met de motie op stuk nr. 535. 

Minister Bussemaker:

Ook die motie is van de leden Van Meenen en Van Dijk. De regering wordt verzocht te realiseren dat het wettelijk collegegeld standaard is, dus ook voor een tweede studie. Ik vond dat de heer Mohandis daar adequaat op reageerde. Ik zeg het maar eerlijk: ik vind het een vrij goedkope motie. Er wordt namelijk geen geld bij geleverd. Er zijn de afgelopen tijd inderdaad verschillende voorstellen door de PvdA en het CDA gedaan die al hebben geleid tot veel meer transparantie en inzichtelijkheid. Ze leidden dus ook tot meer zelfcontrole van de instellingen om hier niet al te gemakkelijk mee om te gaan. Er zit dus een maximering aan. Dit kost geld en ik hoorde de heer Van Dijk weer naar zijn verkiezingsprogramma verwijzen. Volgens mij stond daarin echter vooral een bezuiniging op onderwijs genoemd. 

De voorzitter:

Dit heet uitlokking. De heer Van Dijk mag heel kort reageren. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter, u zou mede met mij moeten zeggen dat de minister geen prietpraat mag verkopen! In de tegenbegroting van de SP 2016, op SP.nl, staan forse investeringen in het onderwijs genoemd. De minister probeert de bal te kaatsen, maar intussen laat zij enorme collegegelden toe voor een tweede studie in het hoger onderwijs, drempels ... 

De voorzitter:

Het is duidelijk. Ergens in dit debat zei een van de leden — ik geloof dat het de heer Van Meenen was — dat er verkiezingen aankomen. Dat is duidelijk te merken. 

Minister Bussemaker:

Ik had het over een verkiezingsprogramma. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij zullen aanstaande dinsdag over de moties stemmen. Ik dank de minister voor de drie debatten die zij hier bijgewoond heeft. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven