32 Reclassering

Aan de orde is het VAO Reclassering (AO d.d. 17/02). 

De voorzitter:

Ik heet alle belangstellenden van harte welkom, al is de publieke tribune inmiddels wat minder goed bezet. Ook de leden, de bewindspersoon en de ondersteuning heet ik hartelijk welkom. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Het is heel erg belangrijk dat criminelen niet meer het foute pad kiezen. Een van de belangrijkste factoren waardoor criminelen soms weer de fout in gaan, is helaas het hebben van schuld. Daar is wel wat tegen te doen. Daarover hebben wij in het algemeen overleg uitvoerig gesproken. Wij hebben de staatssecretaris toen iets gevraagd waarop hij geen helder antwoord had. In ieder geval denk ik dat hij nog een steuntje in de rug nodig heeft; laat ik het zo zeggen. Daarom heb ik samen met mijn collega Volp van de Partij van de Arbeid een heel mooie motie opgesteld. Die ga ik nu voorlezen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit het onderzoek "Gevangen in Schuld" is gebleken dat reclasseringscliënten gemiddeld €33.000 schuld hebben en weinig tot geen mogelijkheden om in een schuldhulpverleningstraject te komen; 

overwegende dat dergelijke knelpunten in de aanpak van schuldenproblematiek bij reclasseringscliënten een negatief effect kunnen hebben op het resocialisatietraject; 

verzoekt de regering, de samenwerking te zoeken met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de drie reclasseringsorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om de knelpunten in de uitvoering van de schuldhulpverlening op te lossen, en de Kamer hier nader over te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Volp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 107 (29270). 

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Toorenburg. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Mijn fractie gaat geen motie indienen, maar het is altijd prettig om twee minuten spreektijd te kunnen wijden aan een belangrijk onderwerp als de reclassering. Wij hebben een goed AO gehad met de staatssecretaris. Hij heeft een aantal toezeggingen gedaan, waarvan er één heel belangrijk is voor ons. Het betreft de toezegging dat heel kritisch wordt bekeken of een mogelijk voor vervroegde invrijheidsstelling in aanmerking komende gedetineerde wel serieus meedoet aan zijn uiteindelijke resocialisatie en of hij zich naar verwachting zal houden aan het toezicht. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij met alle partners kritisch blijft kijken naar dit punt. Als het erop lijkt dat iemand daaraan niet wil meewerken, kunnen er redenen zijn om iemand niet in vrijheid te stellen. Het is heel belangrijk voor ons dat de staatssecretaris daaraan is tegemoetgekomen. Dit alles staat in relatie tot de gang van zaken rond Volkert van der G., die op verschillende manieren heeft laten zien dat hij eigenlijk helemaal geen zin had om mee te werken, terwijl wij machteloos leken te zijn om zijn vervroegde invrijheidsstelling tegen te houden. 

Daarnaast hebben wij in het AO gesproken over de administratieve lasten bij de reclassering. Net zoals wij willen dat in de zorg de handjes aan het bed gaan van degenen die aandacht verdienen, willen wij dat men bij de reclassering niet uitsluitend typend achter een computer zit of op allerlei ingewikkelde manieren volgt wat er gebeurt. Tegelijkertijd zijn wij het eens met de opmerking van de staatssecretaris dat hij effectieve interventies uitgevoerd wil zien en dat hij niet wil dat iedereen maar zijn eigen feestje viert. Wij zullen ook op dat punt de staatssecretaris volgen. 

Wij horen wel wat de staatssecretaris gaat doen met de motie van de SP. Ik ben heel benieuwd. Ik vind het interessant, ook kijkend naar Sociale Zaken. 

Laat de staatssecretaris kritisch blijven op de reclassering, maar laat hij de reclassering wel de ruimte geven om daadwerkelijk met de gasten aan de slag te zijn. Dat is de enige manier om de maatschappij veiliger te maken. 

De voorzitter:

Dank u; u bent keurig binnen de tijd gebleven. 

Mevrouw Helder heeft afgezien van haar twee minuten spreektijd, waarvoor ik haar dank. Het woord is aan mevrouw Volp. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Voorzitter. Mijn collega Ahmed Marcouch heeft het AO bijgewoond. Mede namens hem dien ik een tweetal moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in navolging van eerdere toezeggingen, gedaan tijdens het algemeen overleg van 9 april 2014, en de motie-Marcouch is onderzocht hoe binnen de huidige vog-systematiek meer ruimte voor maatwerk ten aanzien van resocialisatie te bewerkstelligen is, zonder daarbij buiten de bestaande begrotingskaders te treden; 

overwegende dat daardoor de mogelijkheid is ontstaan om gedetineerden een aantekening van goed verdrag te verlenen; 

overwegende dat deze mogelijkheid door de Dienst Justitiële Inrichtingen is vormgegeven als een beschrijving getoond gedrag (bgg), een verklaring waarin de directeur van een p.i. een opsomming geeft van arbeids- en leerervaringen die de gedetineerde op basis van zijn prestaties en inzet heeft mogen verrichten in detentie; 

overwegende dat de mogelijkheid om een beschrijving getoond gedrag aan te vragen bij (ex-)gedetineerden en reclassering onvoldoende bekend is; 

overwegende dat een beschrijving getoond gedrag van belang kan zijn voor de resocialiseringskansen na detentie, zoals het vinden van een baan en het aanvragen van een verklaring omtrent het gedrag na detentie; 

verzoekt de regering, zorg te dragen voor grotere bekendheid van de beschrijving getoond gedrag bij zowel (ex-)gedetineerden als de reclassering, en (ex-)gedetineerden en de reclassering te informeren over de voordelen en het belang van de beschrijving getoond gedrag, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Volp en Marcouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 108 (29270). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat voor de (ex-)gedetineerde om op het rechte pad te blijven diens omgeving van groot belang is voor de resocialisatie; 

overwegende dat mensen uit de omgeving van de (ex-)gedetineerde de reclassering kunnen helpen en aanvullen; 

overwegende dat een belangrijk principe van de Eigen Kracht-conferentie het maken van een plan voor de toekomst is, waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de persoon om wie het gaat centraal staat, een principe dat aansluit bij de benadering die binnen het gevangeniswezen wordt gehanteerd; 

overwegende dat de Eigen Kracht-conferenties bijdragen aan de resocialisatie van (ex-)gedetineerden en daarmee terugval en recidive kunnen tegengaan; 

verzoekt de regering, zorg te dragen voor het bevorderen van de inzet van Eigen Kracht-conferenties, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Volp en Marcouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 109 (29270). 

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb een korte vraag. Ik hoor mevrouw Volp de motie voordragen. Daarin gaat het om Eigen Kracht-conferenties, waarbij de omgeving van de voormalig gedetineerde in positie wordt gebracht. Waarom hebben we er de overheid voor nodig om dat te stimuleren? Mag je niet verwachten dat de omgeving van de betrokken ex-gedetineerde dat uit zichzelf gaat doen? 

Mevrouw Volp (PvdA):

Ik begrijp de vraag van de heer Van Oosten. We zien echter dat juist de reclassering kan bijdragen aan het organiseren hiervan. Volgens mij is het daarbij ook van belang dat de meerwaarde van de Eigen Kracht-conferenties onder de aandacht wordt gebracht, bij ex-gedetineerden en bij gedetineerden die hun straf nog niet hebben uitgezeten en te maken krijgen met de reclassering. We hebben eerder al gehoord dat inderdaad in het overleg ook is gesproken over effectieve interventie. Dit is zo'n effectieve interventie. Daarom is het volgens mij van belang dat we deze kennis zo veel mogelijk borgen, ook om recidive te voorkomen. Daarbij kan de staatssecretaris wat ons betreft een belangrijke rol spelen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de termijn van de Kamer. De staatssecretaris kan direct reageren op de vragen en de moties die zijn ingediend. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Over het onderwerp van de eerste motie, op stuk nr. 107 van mevrouw Kooiman, hebben we het natuurlijk tijdens het AO ook gehad. Ik blijf eraan hechten te onderstrepen dat de gemeenten de verantwoordelijkheid hiervoor hebben. Daar wil ik niet in treden en die verantwoordelijkheid wil ik niet overnemen. Formeel gezien zou volgens mij bovendien eerder het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid V en J erbij moeten betrekken, dan andersom. We gaan hiermee gezamenlijk aan de slag, maar de Kamer weet ook dat er op dit moment een evaluatieonderzoek wordt gedaan. Ik wil dergelijke activiteiten dus wel laten afhangen van de wijsheid die uit dat onderzoek naar voren komt. De staatssecretaris van Sociale Zaken zal nog voor het zomerreces de kabinetsappreciatie van dat evaluatieonderzoek naar de Kamer sturen. Naar aanleiding daarvan kunnen we, op grond van de meest recente informatie, weten hoe we zo'n gesprek het beste aan kunnen gaan. Ik ben er niet tegen dat zo'n gesprek wordt gevoerd, maar als ik nu zo'n gesprek zou organiseren, dan zou het eerste wat daarbij zou worden gevraagd zijn: goh, bent u ook zo benieuwd naar wat er uit dat evaluatieonderzoek komt dat bijna is afgerond? Ik zou de motie op dit moment dus nog even laten wachten tot na de evaluatie. Als dat niet gebeurt, moet ik de motie nu ontraden. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik zit hier wel mee in mijn maag. Ik en mijn collega Volp willen namelijk heel graag dat alle partijen nu al om de tafel gaan zitten om te bespreken wat zij kunnen doen voor de resocialisatie van ex-gedetineerden. Ik wil dus eigenlijk iets meer. Ik wil in ieder geval dat de staatssecretaris een stap zet in die richting. Ik wil best mijn motie aanhouden om te bekijken hoe het met het zetten van die stap gaat, maar ik wil niet dat de staatssecretaris nu zegt dat hij niets gaat doen omdat we de uitkomst van een onderzoek maar moeten afwachten. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Nee, ik wil de uitkomsten van dat onderzoek gebruiken om het beter te kunnen doen. Ik ga er dus wel iets mee doen. Ik kan dat ook alvast meenemen in de appreciatie van dat onderzoek, die aan de Kamer zal worden gestuurd. Het is dus niet zo dat de Kamer een kabinetsappreciatie van dat evaluatieonderzoek krijgt toegestuurd en daarna nog aan mij moet gaan vragen wat ik daarmee ga doen. Dat kunnen we in één keer doen. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik heb deze motie ingediend naar aanleiding van een onderzoek. Nu zou ik dus weer moeten gaan wachten op een ander onderzoek. Zo stapelen we onderzoek op onderzoek op onderzoek. Ik ben daar eigenlijk wel een beetje klaar mee. Ik wil echt dat de staatssecretaris hierover om de tafel gaat zitten met de partijen. Dit is geen heel moeilijk uit te voeren motie. Ik vraag de staatssecretaris enkel om alle partijen bij elkaar te zetten. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik maak me er niet graag flauw van af door dan zo'n meeting te beleggen, een afschrift van de agenda naar de Kamer te sturen en daarna te zeggen dat ik het erover heb gehad. Het onderzoek waar mevrouw Kooiman op wijst, gaat over schuld als een factor die eventueel een rol speelt bij het volgend crimineel handelen. Het onderzoek waar ik nu op wijs, gaat over een evaluatie van het stelsel van de schuldhulpverlening. Dat is natuurlijk wel een andere zaak dan die waarin de indieners van deze motie mogelijk een oplossing zien. Ik vind het moment waarop de resultaten van dat onderzoek bekend worden, het geëigende moment om dat gesprek te voeren. Ik weet namelijk al hoe zo'n gesprek zal gaan als ik daarin andere bestuurders op hun verantwoordelijkheid wijs en als ik al voordat de resultaten van het onderzoek bekend zijn, zeg dat ze daarbij tekortschieten. Dat geldt zeker als het onderzoek bijna is afgerond. Als blijkt dat men inderdaad tekortschiet, zeg ik dat liever met de resultaten van het onderzoek in de hand. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Als ik een poging mag wagen, het rapport gaat specifiek over een zeer kwetsbare doelgroep. Wij horen van de (verslavings)reclassering dat die mensen nauwelijks toegang vinden tot schuldhulpsanering door de gemeente. Het enige wat collega Kooiman en ik graag willen, is dat u benadrukt dat het van belang is dat deze groep niet buiten die regelingen valt. Het is voor gemeenten misschien een heel ingewikkelde groep maar wel een heel belangrijke, omdat je juist door te investeren in deze groep een hoop ellende kunt voorkomen, die uiteindelijk weer op uw bordje komt, want dan komen ze weer terug in detentie. 

De voorzitter:

Laten wij het debat via de voorzitter laten lopen. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Sorry. Als de staatssecretaris kan toezeggen nogmaals in die meeting het belang van goede hulp voor deze heel lastige doelgroep aan te geven — want dat is het voor gemeenten — dan zouden wij de motie kunnen aanhouden. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Daar zitten veel veronderstellingen in. Ik zal niet het hele AO overdoen door op alles te reageren. Ik vind het heel belangrijk dat gemeenten de verantwoordelijkheid nemen die ze nu eenmaal hebben — dat wil ik hier en op honderd plekken zeggen — maar aangezien het rapport er toch al aankomt, denk ik dat het slim is om het dan te doen. Dan kun je tegen de gemeenten zeggen: wij hebben hier de evaluatie; er schieten dingen tekort. Dan kun je dat punt inbrengen als daar een luisterend oor voor is, in plaats van dat ik alleen maar een vermanende vinger ophef op basis van de veronderstelling dat de gemeenten daarin tekortschieten. Ik zeg niet dat die niet klopt, maar ik kan haar niet meteen staven. 

Mevrouw Volp (PvdA):

Deze signalen een vooronderstelling noemen is wat kort door de bocht, want uit het rapport is ook naar voren gekomen dat deze groep lastig te vangen is in gemeentelijke regelingen. Wat is erop tegen om nu naast de evaluatie het gesprek aan te gaan met de VNG over deze doelgroep? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Los van de principiëlere kanten van verantwoordelijkheidsverdelingen en het feit dat ik verantwoordelijkheden die ik niet heb, niet naar mijzelf wil trekken, vind ik dat er heel binnenkort een effectiever moment is om dit gesprek te voeren met de evaluatie in de hand. Dat lijkt mij nuttiger. Ik neem aan dat de Kamer meer wil dan dat ik alleen een gesprekje voer. Ik neem aan dat zij ook wil dat wij resultaten bereiken. 

De voorzitter:

Helder. Motie op stuk nr. 107 wordt ontraden. Dan komt motie op stuk nr. 108. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De motie-Volp/Marcouch op stuk nr. 108 vraagt de beschrijving getoond bedrag breder bekend te maken. Die kan ik zien als ondersteuning van beleid. Het oordeel daarover laat ik aan de Kamer. 

De voorzitter:

Motie op stuk nr. 108 is oordeel Kamer. Dan komt motie op stuk nr. 109. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De motie-Volp/Marcouch op stuk nr. 109 gaat echt over iets anders, maar mijn antwoord lijkt een beetje op het eerste. Mevrouw Volp zegt dat een Eigen Kracht-conferentie een effectieve interventie is. Ik hoop dat met haar. Om dat ook echt te kunnen onderstrepen is het WODC op dit moment bezig met een onderzoek naar het effect van de Eigen Kracht-conferentie. Dat rapport verwacht ik dit voorjaar. Ik heb in het AO al toegezegd dat ik met de Eigen Kracht-conferentie in gesprek ga, omdat wij daar tot nu toe veel van verwachtten maar het aantal keren dat wij die hebben kunnen inzetten eerlijk gezegd heel erg overzichtelijk is. Het is een laag aantal. Ik wil met hen in gesprek gaan en de WODC-bevindingen daarin meenemen, omdat die ook heel snel komen, voordat ik toezeg dat ik het breder uit ga meten. Ik vind deze motie dus net iets te vroeg. Op dit moment zou ik haar moeten ontraden omdat ik het rapport in de hand wil hebben om de effectiviteit te kunnen zien. 

De voorzitter:

Het advies is aanhouden. Leidt dit tot aanhouding van deze motie? 

Mevrouw Volp (PvdA):

Wij kunnen de bevindingen van het WODC afwachten. Tot die tijd houd ik haar aan, maar daarna moeten wij bekijken wat de bevindingen zijn. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Volp stel ik voor, haar motie (29270, nr. 109) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank. Daarmee is de staatssecretaris aan het eind van zijn termijn. De stemming over de moties is volgende week dinsdag. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven