30 Politie

Aan de orde is het VAO Politie (AO d.d. 17/02).

De voorzitter:

Ik heet de leden, de gasten op de tribune en de bewindspersoon met zijn ondersteuning van harte welkom bij dit VAO Politie. Er hebben zich zeven sprekers gemeld. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Kooiman van de SP.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Er zijn veel onderwerpen aan de orde gekomen. Ik beperk mij daarom tot het voorlezen van moties.

De voorzitter:

U hebt ook maar twee minuten spreektijd.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dat klopt. Mijn eerste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de politiemedewerkers lang hebben moeten strijden voor een betere cao en daardoor jaren op de nullijn hebben gezeten;

constaterende dat 22 politiefunctionarissen meer verdienen dan een minister;

van mening dat het een slecht voorbeeld is van de politietop om hun zakken te vullen terwijl hun mensen op straat met gevaar voor eigen leven en welzijn hun werk moeten doen;

verzoekt de regering, de komende vijf jaar de niet-topfunctionarissen die boven de WNT-norm verdienen, geen hoger salaris toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 612 (29628).

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik kom op mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de "politieverklikker" ook gebruikt kan worden om criminelen te waarschuwen dat de politie in aantocht is;

van mening dat we het criminelen niet makkelijker maar moeilijker moeten maken;

verzoekt de regering de "politieverklikker" blue target te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Tellegen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 613 (29628).

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik kom op mijn derde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de politieorganisatie al jaren overvraagd wordt en er een groot capaciteitsgebrek is;

constaterende dat met de huidige vluchtelingeninstroom en het toenemende jihadisme er nog meer gevraagd wordt van de politieorganisatie en de minister ook onderzoekt hoe politievrijwilligers met behoud van uitkering kunnen worden ingezet;

van mening dat werken zonder loon ongeoorloofd is in deze situatie;

verzoekt de regering, af te zien van de inzet van politievrijwilligers met behoud van uitkering en mensen gewoon loon naar werken te betalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 614 (29628).

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik kom op mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is te bezuinigen op het aantal politievoertuigen;

constaterende dat de regering voornemens is de helft van de politiebureaus te sluiten;

van mening dat dit ernstige consequenties heeft voor de mobiliteit en de bereikbaarheid van de politie;

verzoekt de regering, af te zien van de bezuinigingen op de politievoertuigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Swinkels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 615 (29628).

Mevrouw Kooiman (SP):

Het is niet mijn gewoonte om vier moties in te dienen. Er zijn heel veel onderwerpen besproken. Ik moest me beperken tot deze vier onderwerpen. Dat was een heel lastige keuze.

De voorzitter:

Het is u gelukt binnen de toegestane tijd.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een aantal burgers die kritiek hebben geuit op de komst van asielzoekerscentra door de politie zijn bezocht;

overwegende dat deze huisbezoeken als intimiderend kunnen worden ervaren;

overwegende dat burgers te allen tijde hun zorgen moeten kunnen uiten en de vrijheid van meningsuiting niet mag worden aangetast;

overwegende dat de politie haar tijd veel beter kan besteden aan kerntaken zoals criminaliteitsbestrijding;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat deze huisbezoeken door de politie niet meer zullen plaatsvinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 616 (29628).

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik lees mijn tweede motie voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de politie in Den Haag tijdens oud en nieuw nauw samenwerkt met de salafistische As-Soennah moskee;

overwegende dat een Kamermeerderheid heeft aangegeven dat de toenemende invloed van het salafistische gedachtegoed juist moet worden tegengegaan;

overwegende dat het daarom ongewenst is dat deze organisatie toezicht- en handhavingstaken krijgt;

verzoekt de regering, alles in het werk te stellen om deze samenwerking te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 617 (29628).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Criminelen zijn aan het verhuizen naar het platteland. Daar is namelijk in geen velden of wegen een agent te bekennen. Daar zijn geen bureaus meer en er zijn inmiddels ook bijna geen auto's meer. Wij vinden dit heel zorgelijk en wij willen dat deze minister de Kamer vandaag al uitlegt wat hij daaraan gaat doen. Hij heeft van de Kamer een motie meegekregen om ervoor te zorgen dat hij bij de Voorjaarsnota de politiesterkte op orde brengt, maar wij krijgen nu weer berichten, ook vanuit Brabant, dat criminelen groter en onaantastbaar zijn. Wij willen vandaag van deze minister weten wat hij hieraan gaat doen. Wij hebben hem na het AO op pad gestuurd naar Twente om in die regio te spreken over de sterkte en over wat de politie daar nog kan doen, maar vandaag moeten wij hem helaas opnieuw naar West-Brabant en Zeeland sturen, omdat het ook daar volledig uit de hand loopt. Wat gaat de minister hier dus aan doen? Hoe snel gaat hij ervoor zorgen dat de veiligheidsketen op orde is? Op dit moment weten de criminelen de gewone mensen, de mensen van de gemeenten, boeren en het midden- en kleinbedrijf onder druk te zetten, want men durft bijna geen tegenwicht meer te bieden, omdat de politie, zoals gezegd, op het platteland in geen velden of wegen te bekennen is. Wat gaat de minister doen? Ik heb daar geen motie voor nodig, want die is al door de Kamer aangenomen, maar wij zullen de minister op de hielen blijven zitten. Hij wordt wel op de hielen gezeten, maar de criminelen in Nederland worden helaas nog maar nauwelijks op de hielen gezeten.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Voorzitter. Namens de VVD wil ik drie punten aan de orde stellen. Allereerst het capaciteitsvraagstuk bij de politie, mede als gevolg van de vluchtelingenstroom. Ik wil graag van de minister de toezegging dat hij kijkt naar de mogelijkheden om waar mogelijk andere partners in de veiligheidsketen in te zetten om de druk op het werk van de politie te verlichten. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de inzet van vrijwilligers. Ik hoor dus graag van de minister wat hij op dat punt precies van plan is.

Collega Kooiman heeft over een verbod op het verkliksysteem Blue Target een motie ingediend die ik mede heb ingediend. Dit systeem ondermijnt het politiewerk en zou naar de mening van mijn fractie verboden moeten worden.

Over de huisbezoeken van de politie aan goedwillende maar bezorgde burgers verschillen de minister en ik van mening. Daarom dien ik daarover de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het begrijpelijk is dat de komst van een azc of (crisis)noodopvang onrust kan veroorzaken in een gemeente;

overwegende dat vreedzaam protest (langs democratische weg) een groot goed is in onze samenleving en dat dit recht niet onder druk mag komen te staan;

overwegende dat protest middels geweld of bedreigingen wel keihard aangepakt moet worden;

overwegende dat de politiecapaciteit op dit moment onder druk staat;

overwegende dat een huisbezoek door de politie na het uiten van zorgen of oproepen tot vreedzaam protest een verkeerd signaal kan afgeven;

verzoekt de regering, de politiecapaciteit zorgvuldig in te zetten en bij huisbezoeken te voorkomen dat het signaal afgegeven wordt dat er in onze samenleving geen ruimte is voor vreedzaam protest,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tellegen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 618 (29628).

De heer Recourt (PvdA):

Ik weet niet hoe ik deze motie moet interpreteren. Als ik het goed begrijp, zegt mevrouw Tellegen niet dat er geen huisbezoeken meer moeten worden afgelegd, maar pleit zij ervoor om op dat punt kritisch te zijn. Interpreteer ik de motie daarmee goed?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ja, u interpreteert de motie goed. Ik sta hier niet om de politie op te dragen wat zij wel of niet moet doen. Het gaat mij en mijn fractie er heel duidelijk om dat de politie pas in actie moet komen wanneer er duidelijk een probleem is op het punt van de openbare orde en veiligheid. Er zijn helaas heel veel voorbeelden van burgers die op social media hun zorgen hebben geuit en daarna een bezoekje hebben gekregen. Daar is mijn fractie geen voorstander van.

Mevrouw Swinkels (D66):

Voorzitter. Ik zal mij namens D66, ook gelet op de tijd, beperken tot het indienen van twee moties. De eerste motie gaat over de opvang van vluchtelingen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er met de huidige hoge instroom van vluchtelingen steeds meer behoefte is aan stabiele en veilige opvanglocaties;

constaterende dat de komst van vluchtelingen leidt tot toenemende capaciteitsdruk bij de politie;

overwegende dat de Dienst Justitiële Inrichtingen momenteel in een reorganisatie verkeert waarin locaties worden gesloten en de personele bezetting in de periode 2013-2018 met 3.370 fte moet inkrimpen, waarvan 38% nog dit jaar, en dat dit personeel van werk naar werk begeleid moet worden;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te bezien om nog meer leegstaande voormalige justitiële inrichtingen in te zetten als opvanglocaties voor vluchtelingen en te bezien hoe boventallig DJI-personeel kan worden ingezet ter ontlasting van de politie bij opvanglocaties voor vluchtelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Swinkels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 619 (29628).

Mevrouw Swinkels (D66):

De volgende motie is ingediend mede namens mevrouw Kooiman, die tijd tekortkwam.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal buitengewone opsporingsambtenaren (boa's) in een groot aantal gemeenten steeds verder uitbreidt en daarbij in toenemende mate wordt belast met taken in het kader van het handhaven van de openbare orde;

overwegende dat het geweldsmonopolie in het veiligheidsdomein uitsluitend is opgedragen aan politie en Defensie;

van mening dat politietaken in het kader van de handhaving van de openbare orde uitgevoerd moeten worden door de politie;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat gemeenten voldoende in staat zijn om voldoende politie in te zetten voor de handhaving van de openbare orde en zo te voorkomen dat gemeenten genoodzaakt zijn om boa's uit te rusten met geweldsmiddelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Swinkels en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 620 (29628).

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Vandaag kreeg ik antwoord op vragen van mijn fractie over het bericht "De veiligheid uit het oog verloren". In dat bericht staat onder meer dat surveillanten hun taken moeten uitvoeren zonder dat ze adequaat bewapend zijn. Naar aanleiding daarvan heb ik schriftelijke vragen gesteld en heb ik tegen de minister gezegd dat het of het een of het ander is: surveillanten worden of ingezet voor het werk waarvoor ze zijn aangesteld, namelijk toezicht en handhaving, of ze krijgen de juiste middelen en opleiding om het werk te kunnen doen waarvoor ze daadwerkelijk worden ingezet. In het algemeen overleg over de politie heb ik dat nogmaals onder de aandacht gebracht. Daarop heeft de minister geantwoord dat de politie ervoor zorgt dat er altijd bewapende eenheden in de omgeving aanwezig zijn als surveillanten worden ingezet op plaatsen met een verhoogd risico, zoals een station. In antwoord op de schriftelijke vragen wordt dit weer ontkend als je het goed leest. Daar staat namelijk dat surveillanten wel taken toebedeeld kunnen krijgen die zich richten op de zogenoemde tweede ring rond het incident. Te denken valt daarbij aan toezicht houden op het incident. Geen woord over inzet op plaatsen met een verhoogd risico, wat tijdens het algemeen overleg over de politie wel is gezegd. Kort en goed, wat is het nu? Worden ze ingezet voor taken waarvoor ze niet zijn opgeleid? Zo ja, dan wil mijn fractie de toezegging van de minister dat zij de juiste opleiding en middelen krijgen. Dat is niet een bewapende eenheid in de buurt, want ook die kan te laat komen, met alle gevolgen van dien. Zo mag de minister niet met onze surveillanten omgaan, want zij zijn vaak als eerste ter plaatse. Dat vloeit voort uit de toezichthoudende en handhavende taak.

Van de resterende seconden maak ik gebruik om de minister te vragen of hij de schriftelijke vragen die mijn fractie vandaag heeft ingediend over vier berichten, met als kern dat de politie het onderspit delft in de bestrijding van de zware georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland, te beantwoorden voor het eerstvolgende algemeen overleg over de politie op 13 april. Mijn fractie heeft helaas niet voldoende steun gekregen voor een debat, maar wil daar nog zeker verder over doorgaan.

De voorzitter:

De vraag is helder. Is de minister in de gelegenheid om gelijk te antwoorden? Nee, hij krijgt graag een moment van reflectie.

De vergadering wordt van 16.29 uur tot 16.35 uur geschorst.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer, niet alleen voor de gedachtewisseling bij dit verslag algemeen overleg, maar ook voor de gedachtewisseling in het algemeen overleg, waarin we zeer uitgebreid over de nationale politie hebben gesproken. Het ging daarbij om een heel breed scala aan onderwerpen, zoals ook blijkt uit de vandaag ingediende moties. Ik geef eerst antwoord op de vragen die de leden van de Kamer nog hebben gesteld. Daarna zal ik de moties behandelen. Twee moties zal ik aan het eind behandelen, namelijk de motie op stuk nr. 616 en de motie op stuk nr. 618, die allebei gaan over het huisbezoek.

Mevrouw Tellegen vroeg mij om nog eens expliciet toe te zeggen, zoals ik ook al in het algemeen overleg heb gedaan, om in de discussie over de capaciteit van de nationale politie die noodzakelijk is voor de huidige vluchtelingenproblematiek, alle mogelijkheden grondig te bekijken, ook vanuit het uitgangspunt dat je de capaciteit van de politie zo veel mogelijk moet vrijspelen voor de taken waarvoor de politie concreet nodig is. Ik onderschrijf dat uitgangspunt. In het algemeen overleg heb ik aan mevrouw Tellegen, maar expliciet ook aan mevrouw Swinkels, bevestigd dat dit precies ook de intentie van de regering is. We kijken dus naar de vrijwilligers — ik kom daar zo meteen op terug in reactie op de motie van mevrouw Kooiman — en we kijken naar het personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen. We kijken eveneens naar de mogelijkheden voor particuliere beveiligers. Ook wordt op basis van de huidige wet- en regelgeving bekeken of zaken die nu moeten worden gedaan door een opsporingsambtenaar als onderdeel van de politie, niet ook door anderen kunnen worden gedaan, al dan niet onder toezicht van de politie, zodat je daarmee capaciteit kunt vrijmaken. Dat is de intentie van de regering. Dat proces is al gaande. In het algemeen overleg heb ik toegezegd, en ik herhaal dat nu, dat ik de Kamer daarover uitgebreid zal informeren in de voortgangsrapportage in mei. Ik hoop dat ik hiermee aan de behoefte van mevrouw Tellegen heb kunnen voldoen.

Mevrouw Helder vroeg twee dingen. Ze had een simpele en een ingewikkelde vraag. De simpele vraag is makkelijk te beantwoorden: ja, ik zal ervoor zorgen dat ik de schriftelijke vragen die zij vandaag heeft gesteld over het aspect dat ook mevrouw Van Toorenburg onder de aandacht heeft gebracht, voor het algemeen overleg over de nationale politie op 13 april zal beantwoorden, zodat ze de vragen en antwoorden kan meenemen in dat algemeen overleg.

Laat ik dan ook meteen antwoord geven op de vraag van mevrouw Van Toorenburg. Zij maakt zich ernstig zorgen naar aanleiding van de oproep van burgemeester Noordanus van Tilburg. Hij vroeg met name of er voldoende recherchecapaciteit beschikbaar is voor de aanpak van de georganiseerde criminaliteit in Brabant. Ik heb daarover al veelvuldig met de Kamer van gedachten gewisseld. Er ligt echt een uitdaging wat betreft de recherchecapaciteit in de toekomst. Die hebben we opgenomen in de herijkingsnota, de Contourennota versterking opsporing. Ik kom in mei naar de Kamer met een verdere uitwerking van die nota. Die wordt in nauw overleg met de nationale politie en het Openbaar Ministerie opgesteld. De gedachte daarachter is dat we een aantal toekomstige uitdagingen zien op het gebied van cybercriminaliteit, georganiseerde criminaliteit en ondermijning. Op die gebieden is een verdere kwaliteitsverbetering van de recherche nodig. Dat is onderkend in de herijkingsnota. Ik heb daar ook uitgebreid over gesproken met de Kamer. In samenwerking met het Openbaar Ministerie en de politie komen we met een nadere invulling daarvan. Dat zal in mei gebeuren, zoals ik de Kamer eerder heb toegezegd. Dit aspect zal daar dan bij worden betrokken.

Het tweede punt waarvoor mevrouw Van Toorenburg aandacht vroeg, is de capaciteit, de hoeveelheid. Het debat daarover hebben we meermalen uitgebreid met de Kamer gevoerd. We hebben met elkaar afgesproken dat er een capaciteit is van 49.800 geüniformeerde politieagenten. Daar zit ik op dit moment ruim boven, zoals mevrouw Kooiman het altijd aangeeft. Daarnaast is er in Brabant een extra investering gedaan, ook door mijn voorganger, van 125 fte's, die zich heel actief bezighouden met dat ondermijningsconcept. Ik rapporteer de Kamer met grote regelmaat daarover. Op dat gebied worden er grote successen geoogst: er worden miljoenen euro's afgepakt, er zijn meer dan 300 arrestaties geweest en er werden in de afgelopen jaren 56 criminele samenwerkingsverbanden aangepakt. Het is echt een groot succes. Terecht kan er altijd worden gevraagd om meer, maar meer capaciteit kan ik niet bieden. We hebben namelijk al meer geïnvesteerd voor deze problematiek in Brabant dan voor deze problematiek in de rest van Nederland.

De voorzitter:

Dat geeft mevrouw Van Toorenburg aanleiding tot een vraag.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De minister zegt dat hij het herkent van de heer Noordanus en dat er inderdaad iets aan de hand is geweest maar dat er geld bij is gekomen en dat de politie op orde is. De afgelopen week krijgen wij echter via RTL4 noodkreten van hoofdofficieren dat het niet goed gaat, dat de ondermijning enorm is en dat de criminelen op dit moment de baas zijn. Ik vind het niet leuk om dat te moeten zeggen, ik vind het vreselijk. De minister kan dan niet zeggen dat er genoeg bij is gekomen en dat daar niets gebeurt. Ik wil van de minister weten of hij er bij de voorjaarsnota, ook wat Brabant betreft, voor gaat zorgen dat deze officieren van justitie deze noodkreten niet meer hoeven te laten klinken. Zo gaat het immers niet in Brabant.

Minister Van der Steur:

Ik ben onlangs in Brabant en Zeeland geweest en ik heb met de officieren van justitie daar over dit onderwerp gesproken. Het is daar heel anders aan de orde gesteld dan mevrouw Van Toorenburg nu weergeeft. Er is natuurlijk altijd behoefte, en terecht, bij het Openbaar Ministerie en de nationale politie om nog meer te kunnen doen dan men binnen de huidige capaciteit kan doen. Dat is een terechte behoefte, maar wij moeten ook vaststellen dat wij daarin beperkingen hebben. Ik heb gezegd dat ik de drie moties die zijn aangenomen inzake het Openbaar Ministerie, de nationale politie en de rechterlijke macht, zal uitvoeren en dat ik mijn uiterste best daarvoor zal doen. Ik ga daar niet op vooruit lopen. Dat zal bij de Voorjaarsnota gebeuren.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dan wil ik wel de toezegging van de minister dat hij opnieuw gaat spreken met deze mensen. Als hij hun noodkreet niet heeft gehoord en RTL4 wel, wil ik graag dat de minister opnieuw met deze hoofdofficier en met de politie in Brabant gaat bespreken hoe hij er daadwerkelijk voor gaat zorgen dat er meer bij komt, want men redt het niet.

Minister Van der Steur:

Ik zal dat anders doen. Mevrouw Van Toorenburg doet voorkomen alsof ik die tochten naar het zuiden nodig heb om in gesprek te zijn met het bevoegd gezag. Gelukkig is dat niet het geval. Ik heb zeer regelmatig overleg met de regioburgemeesters, de vertegenwoordigers van het bevoegd gezag. Dat zal aanstaande maandag zijn in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. Ik zal dit onderwerp dan opnemen met de verantwoordelijke regioburgemeester, de heer Noordanus. Hij zal zelf zijn zorgen met mij kunnen delen. Desgewenst zal ik in het algemeen overleg Politie dat in april is geagendeerd, daaraan aandacht besteden.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik hoor de minister zeggen dat het een groot succes is. De minister is altijd van de cijfers en mijn fractie ook. De minister roept altijd graag dat de criminaliteit is gedaald. Dan zeg ik altijd: nee, minister, de geregistreerde criminaliteit. Laat ik hem nu eens even volgen. Dan staat er dat er op alle fronten van de geregistreerde zware criminaliteit in het zuiden een stijging te zien is. Ik zie dan enige discrepantie met de mededeling van de minister zojuist dat de aanpak een groot succes is.

Minister Van der Steur:

De aanpak is een groot succes, om de eenvoudige reden dat er gigantische klappen worden uitgedeeld. Ik moet het even uit mijn hoofd doen. Ik probeer het te vinden. Het aantal hennepplantages bijvoorbeeld dat is ontmanteld … Ik kan het niet vinden.

De voorzitter:

Dan moet u het toch uit uw hoofd doen.

Minister Van der Steur:

Het gaat om vele hennepplantages, ik geloof meer dan 150.000 planten. Dat zijn allemaal succesvolle resultaten, maar dat wil niet zeggen dat wij er zijn. Dat heb ik nooit gezegd. Het is een weerbarstige materie en wij doen er, samen met het Openbaar Ministerie en de gemeenten, alles aan wat wij kunnen om hier het verschil te maken. Ik weet het al, het zat in het dossier van mevrouw Van Toorenburg voor het vragenuur. Er wordt echt heel hard aan gewerkt. Dat wil niet zeggen dat wij er zijn. Er valt nog heel veel werk te doen. Het is niet zo dat ik de Kamer beloof dat het binnen een jaar is opgelost. Dat is niet het geval. Dat is echt iets van een lange adem. De inzet is er, de mensen zijn er en wij werken er keihard aan.

De voorzitter:

Voldoende? Toch nog een vervolgvraag?

Mevrouw Helder (PVV):

Nou ja, hij heeft de cijfers niet. Die zitten in een ander mapje. Het is allemaal leuk en aardig, maar het is een serieus onderwerp. Ik sprak niet alleen over de plantjes, de hennepplantages op zolder en natuurlijk ook een paar grote plantages. Die wil ik de minister best toegeven. Ik sprak over het aantal moorden, over intimidaties zodat mensen hun werk niet meer durven te doen. Dat is iets meer dan een paar plantjes. Ik hoop dat de minister snel met de cijfers komt, want het is echt geen groot succes.

Minister Van der Steur:

Dat ben ik niet met mevrouw Helder eens. De aanpak is succesvol, maar we zijn er nog lang niet. Het is echt een ingewikkeld probleem. Het is lang, misschien wel te lang, blijven liggen. Wij weten wat wij weten en wij weten ook een heleboel niet. Eén ding is zeker: wij zijn echt op de goede weg om in Zuid-Nederland stevige klappen uit te delen. Het betekent ook dat we nog veel werk te doen hebben en dat we er nog lang niet zijn. Dat weet mevrouw Helder en dat weet ik ook. Over de cijfers heb ik de Kamer al geïnformeerd. Ik wilde die nog even herhalen, maar dat zal ik dan achterwege laten.

De voorzitter:

Fijn dat dat voorkomen is.

Minister Van der Steur:

Mevrouw Helder stelde ook een vraag over surveillanten. Voor de helderheid: surveillanten worden ingezet voor die taken waarvoor ze zijn opgeleid. Er wordt van hen niet gevraagd om iets anders te doen. Als zij ingezet worden op plaatsen waar een verhoogdrisicoprofiel geldt, zoals op het Centraal Station in Amsterdam, dan wordt ervoor gezorgd dat er altijd mensen in de buurt zijn met volle bewapening, zodat zij hun inzet op een veilige manier kunnen plegen. Het is niet de bedoeling dat zij als eerste handelend optreden, maar mevrouw Helder en ik snappen dat natuurlijk niet kan worden voorkomen dat dat bij toeval gebeurt. Dat is natuurlijk nooit zo. Dat kun je niet voorkomen, maar de hoofdregel is dat ervoor wordt gezorgd dat er adequate reactiemogelijkheden in de buurt zijn als zij worden ingezet op een plek met een verhoogd risico. Terecht zegt mevrouw Helder: dat moet ook zo en dat mag men ook van de nationale politie verwachten. Daar heeft mevrouw Helder helemaal gelijk in.

Ik kom bij de moties.

De voorzitter:

Gezien de tijd is het misschien goed om u zo veel mogelijk te beperken tot een kort en krachtig advies.

Minister Van der Steur:

Ja.

De voorzitter:

Er is nog even een interruptie van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Dit was bijna letterlijk wat ik zonet zelf achter het spreekgestoelte heb gezegd. Dit was helemaal geen nieuw antwoord van de minister. Het gebeurt dus blijkbaar wel, en niet alleen bij toeval. Wij krijgen echt berichten van surveillanten dat zij wel degelijk daarvoor worden ingezet. Dan is het het een of het ander. Zet ze dan niet hiervoor in, want je kunt niet zeggen: u hebt rugdekking van een gewapende eenheid.

Minister Van der Steur:

Het antwoord is zoals het is. Ze horen daarvoor niet te worden ingezet. De keuze daarvoor ligt bij de burgemeesters. Ik zal dit punt aan de orde stellen in het LOVP, het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. Daar breng ik het nog eens onder de aandacht.

De voorzitter:

Helder, bedankt. Nu de moties.

Minister Van der Steur:

In de motie-Kooiman/Bontes op stuk nr. 612 worden een aantal overwegingen weergegeven van meer politieke aard en van minder feitelijke aard. Die geven het oordeel weer van mevrouw Kooiman en de heer Bontes over wat er bij de politie aan de orde zou zijn. Ik herken dat beeld niet. Voor topfunctionarissen binnen de nationale politie geldt gewoon het wettelijke regime. Daarvoor gelden ook de in de cao gemaakte afspraken. Buiten de cao komen deze functionarissen niet voor een salarisverhoging in aanmerking. Dat betekent dat ik gewoon de wet moet volgen. Daarom moet ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 612 wordt ontraden. Mevrouw Kooiman heeft een vraag.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik vind het onbegrijpelijk dat een adviseur van de korpschef meer verdient dan deze minister of de minister-president. Agenten hebben zelf jarenlang op de nullijn gestaan. Hier staat nu de baas van de nationale politie voor ons. Kan deze baas van de nationale politie dan niet zeggen: laten we die functionarissen die boven de WNT zitten, ook gewoon op de nullijn zetten?

De voorzitter:

Zullen wij om de tijd in de gaten te houden, niet de discussie heropenen? U kunt puur een verhelderende vraag stellen, maar u moet niet opnieuw het debat beginnen. Dat is geweest.

Minister Van der Steur:

Indachtig uw opmerking merk ik op dat ik daarover ook een brief aan de Kamer heb gestuurd. Daarin heb ik uitgebreid toegelicht wat de wettelijke regelingen zijn en hoe dit tot stand gekomen is. Daar verwijs ik kortheidshalve naar.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 613.

Minister Van der Steur:

De motie op stuk nr. 613 van mevrouw Kooiman en mevrouw Tellegen gaat over het apparaat waarmee signalen van C2000 kunnen worden opgevangen. Ik heb daarover op 9 februari een brief geschreven. In die brief heb ik aangekondigd dat ik zou onderzoeken of eventuele juridische maatregelen ondersteunend kunnen zijn aan een doelmatige en ongehinderde uitvoering van de taken van de politie en andere hulpverleningsdiensten. Ik neem in dit onderzoek ook graag de vraag mee of het mogelijk is om bij misbruik het bezit van deze apparatuur strafbaar te stellen. Ik ben voornemens om de Kamer voor het algemeen overleg op 13 april een brief te sturen. Ik zou mevrouw Kooiman en mevrouw Tellegen dus in overweging willen geven om deze motie tot die tijd aan te houden. Als zij dat niet doen, moet ik haar ontraden, omdat ik de toezegging aan de Kamer heb gedaan om hierover een brief te sturen. Dan is het een beetje gek om nu met een motie te worden geconfronteerd die voorbijgaat aan die brief.

De voorzitter:

Mevrouw Kooiman, kunt u aangeven of de motie aangehouden wordt?

Mevrouw Kooiman (SP):

Het is niet zo gek dat we met deze motie komen, omdat de minister in het algemeen overleg helemaal niet zo duidelijk heeft gezegd dat hij staat voor een verbod, terwijl mijn collega Tellegen en ik wel aangeven dat we graag een verbod willen. Maar ik heb nu ook van de minister gehoord dat hij dit signaal serieus neemt en met een brief komt vóór het AO Politie. Ik houd deze motie dus aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kooiman stel ik voor, haar motie (29628, nr. 613) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van der Steur:

Het signaal wordt net zo serieus genomen als het in 2013 werd genomen, toen deze discussie ook in de Kamer gevoerd is. Het is goed om te bekijken of er veranderingen zijn in de opvattingen van de nationale politie en mijzelf sinds 2013. Dat gaan wij doen en daar zal ik de Kamer over informeren.

De motie van mevrouw Kooiman op stuk nr. 614 gaat over politievrijwilligers. Daar wordt in de Kamer heel verschillend over gedacht. Ik wil politievrijwilligers graag kunnen inzetten, ook in het kader van de vraag die mevrouw Tellegen heeft gesteld en de motie die mevrouw Swinkels heeft ingediend. Als de vrijwilliger wordt ingezet, krijgt hij de beloning die conform de rechtspositie voor de vrijwilliger geldt. Op dat punt hoeft mevrouw Kooiman zich geen zorgen te maken. Mijn intentie is evenwel om ervoor te zorgen dat, als die inzet gepleegd wordt door een politievrijwilliger met een uitkering, de inzet geen gevolgen heeft voor de uitkering. Daar ben ik naar op zoek. Daar zal ik de Kamer over informeren. Ik voer daar op dit moment gesprekken over. Ik moet de motie daarom ontraden.

Mevrouw Kooiman (SP):

Als de minister nog in overleg is, is hij dan bereid om de Kamer hierover te informeren? Dan zou ik de motie kunnen aanhouden.

Minister Van der Steur:

Met alle respect, maar ik heb de Kamer hierover in het algemeen overleg gewoon geïnformeerd. Ik heb gezegd dat we hiernaar kijken en dat dit een van de vraagpunten is. Ik heb toegezegd dat ik de Kamer daarover ga informeren. Dan moet ik dat nu niet weer moeten herhalen. Natuurlijk informeer ik de Kamer hierover. Ik heb dit in het algemeen overleg expliciet aan de orde gesteld, helemaal volgens die lijn. Ik informeer de Kamer hierover zoals ik heb toegezegd.

De voorzitter:

Geeft dat u aanleiding om de motie aan te houden, mevrouw Kooiman?

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik ben van deze minister niet gewend dat we altijd geïnformeerd worden. Het is dus niet zo heel raar dat we hierom vragen. In dit geval laat ik de motie gewoon in stemming komen.

Minister Van der Steur:

Dit verwijt kan ik niet goed plaatsen. Ik handhaaf het advies ontraden, om de simpele reden dat ik er een expliciete toezegging over heb gedaan en de motie niet in lijn is met wat we in het algemeen overleg hebben besproken.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 615 van mevrouw Kooiman waarin de regering wordt verzocht om af te zien van de bezuinigingen op de politievoertuigen. Ik heb in het algemeen overleg met de Kamer gewisseld dat het huisvestingsplan is vastgesteld in nauw overleg met de regioburgemeesters. Ik heb ook een voorbeeld gegeven van een regioburgemeester die meer en andere politiebureaus wilde sluiten dan volgens het plan kon, en zich daarover bij mij beklaagd heeft. Dat niemand een politiebureau wil sluiten is dus ook geen gegeven. We hebben in een aantal algemeen overleggen aangegeven en herhaald dat er geen sluiting zal plaatsvinden als andere vormen van dienstverlening niet op orde zijn. Het is een proces van tien jaar. Dat betekent dat het huisvestingsplan zorgvuldig is. Tegelijkertijd hebben we ook met elkaar gesproken over de politievoertuigen. De burgemeesters in Oost-Nederland hebben hierover hun zorgen geuit. In reactie op mevrouw Van Toorenburg heb ik gezegd dat de nationale politie daar heel serieus naar kijkt. Dat gebeurt binnen het kader van de afspraken die we hebben. Om die reden moet ik de motie ontraden.

Op de motie op stuk nr. 616 kom ik terug in samenhang met de motie op stuk nr. 618.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik wil nog even reageren op het vorige. De minister had na ons algemeen overleg al heel snel een overleg met de burgemeesters in de regio. Hij zou ons daarover zo snel mogelijk rapporteren. Ik ben benieuwd of dat nu al kan.

Minister Van der Steur:

Nee, want er lopen ook nog andere lijnen. Ik neem dat mee in de voortgangsrapportage.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 617 van de heer Bontes. Daarin wordt de regering verzocht om een samenwerking te beëindigen die de gemeente Den Haag onder verantwoordelijkheid van het lokaal gezag kennelijk heeft vormgegeven. Ik ga daar niet over. Als deze kwestie in een politiek gremium aan de orde moet komen, dan is dat in de gemeenteraad van Den Haag. Het is een keuze van het lokaal gezag. Ik heb dat in het algemeen overleg ook tegen de heer Bontes gezegd. Om die reden moet ik de motie ontraden als de heer Bontes haar in stemming zou brengen.

Ik kom bij de motie van mevrouw Swinkels op stuk nr. 619. Die gaat over twee terreinen. Ten eerste over de opvang van asielzoekers. Zoals mevrouw Swinkels weet, ben ik daar niet verantwoordelijk voor. Ten tweede gaat het over de inzet van de personele bezetting. Gegeven de verwevenheid van de twee onderwerpen in de motie is het voor mij heel lastig om een oordeel te geven over de suggesties van mevrouw Swinkels over het inzetten van gevangenissen als opvanglocaties. Daar zijn heel veel discussies over te voeren. Die gesprekken vinden plaats met het lokale gezag, binnen de VNG en met de burgemeesters. Het is niet zo dat de Kamer gaat over het aanwijzen van opvanglocaties. Alleen al om die reden moet ik de motie ontraden. Ik heb wel al tegen mevrouw Swinkels gezegd dat er expliciet wordt gekeken naar de vraag hoe wij de mensen van de Dienst Justitiële Inrichtingen kunnen inzetten om de politiecapaciteit te ontlasten. Dus in die zin is het toegezegd, maar voor het overige moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

Dat is helder. De motie op stuk nr. 619 is ontraden.

Minister Van der Steur:

Nu kom ik bij de motie van mevrouw Swinkels en mevrouw Kooiman op stuk nr. 620 over de taken van de buitengewoon opsporingsambtenaren, de boa's. In die motie wordt de regering verzocht, ervoor zorg te dragen dat gemeenten voldoende in staat zijn om voldoende politie in te zetten voor de handhaving van de openbare orde en zo te voorkomen dat gemeenten genoodzaakt zijn boa's uit te rusten met geweldsmiddelen. Dat zijn twee grootheden die na elkaar worden opgevoerd, maar die zijn niet noodzakelijkerwijs causaal met elkaar verbonden. Dat is een beetje mijn probleem met deze motie. Ten eerste gaan de gemeenten zelf over de vraag of zij al dan niet boa's willen inzetten. Daar gaat de regering niet over. Ten tweede kunnen gemeenten, als zij willen dat boa's beschikken over geweldsmiddelen of beschermingsmiddelen, daar een gesprek met mij over voeren. In heel veel gevallen heb ik die verzoeken ingewilligd. Er zijn gemeenten waar boa's voorzien worden van geweldsmiddelen. Dat is een keuze van de individuele gemeente, dus niet van mij. De afweging die gemeenten daarin maken, is niet de afweging die ik als minister maak. Ten derde is het mogelijk dat mevrouw Swinkels bedoelt te zeggen — zo kun je de motie ook lezen — dat de regering in alle politiecapaciteit waar gemeenten om vragen, moet bewilligen. Dat is een begrotingskwestie. Daar kan ik in dit VAO niet in voorzien. Ik vrees dat ik, gegeven deze samenloop van onderwerpen, deze motie moet ontraden, tenzij mevrouw Swinkels er een heel andere uitleg aan geeft.

Mevrouw Swinkels (D66):

Zou de minister zijn standpunt veranderen als ik de motie toelicht in die zin dat het erom gaat dat gemeenten zich genoodzaakt zien om boa's in te schakelen voor de handhaving van de openbare orde, terwijl zij dat eigenlijk zouden willen vragen aan de politie, die echter onvoldoende capaciteit heeft? Daarom worden boa's met peppersprays en knuppels uitgerust. Die samenhang is er. De gemeenten hebben een tekort aan politieagenten die ze kunnen inzetten.

Minister Van der Steur:

Maar de beslissing over de inzet van politieagenten ligt wel bij dezelfde gemeenten. Dit is dus een voortvloeisel van de keuze die het individuele lokale gezag zelf maakt. Het lokale gezag kan ervoor kiezen om agenten op een zodanige wijze in te zetten dat er geen boa's nodig zijn. Mijn ervaring met boa's als voormalig gemeenteraadslid is heel anders. Wij waren heel blij met onze boa's. Een geweldsmiddel of beschermingsmiddel wordt vooral ingezet bij agressie van mensen die reageren op zoiets als een bekeuring voor het niet op de straat zetten van afval. Ik geloof dat dit in mijn gemeente nooit gebeurd is, althans niet toen ik gemeenteraadslid was. Daar wordt een gewelds- of beschermingsmiddel voor gevraagd, maar niet voor wat mevrouw Swinkels zegt.

De voorzitter:

Kortom, de vraag verandert niets aan het oordeel. Wilt u nog een tweede toelichting geven?

Mevrouw Swinkels (D66):

Ik heb nog een laatste korte vraag. Begrijpt de minister dat het erom gaat dat gemeenten te weinig politiecapaciteit hebben voor de handhaving van de openbare orde?

Minister Van der Steur:

Dat is echt de vraag, want die keuze maakt het lokale gezag zelf. Het lokale gezag is daartoe bevoegd. Dat is een voortvloeisel van de nationale politie. Het lokale gezag maakt zelf keuzes over de inzet. Het kan er dus ook voor kiezen om iedereen in te zetten voor de openbare orde. Dat is steeds het gekke. Wij hebben een discussie over wijkagenten. Het is aan de burgemeester in het kader van het lokale gezag om te bepalen hoeveel wijkagenten hij waar inzet. Dat is een keuze die het lokale gezag zelf moet maken.

De voorzitter:

Kunt u nog ingaan op de moties op stuk nr. 616 en 618?

Minister Van der Steur:

Daarvoor moet ik echt even de beide indieners aankijken. We zijn het erover eens dat iemand die zich binnen de kaders van de wet op een normale manier, gebruikmakend van zijn vrijheid van meningsuiting, uitlaat over een bepaald onderwerp — of dat nu in positieve of negatieve zin is — zonder dat er enige aanleiding is om je daar zorgen over te maken, niet door de politie hoort te worden bezocht. Dat is volgens mij ook wat we in het algemeen overleg met elkaar hebben gedeeld. Als ik de moties van de heer Bontes en mevrouw Tellegen zo mag begrijpen en als dat het uitgangspunt van die moties is, dan zijn we het met elkaar eens. In dat geval zal ik deze moties aanstaande maandag, als ze in stemming worden gebracht, onder de aandacht van de burgemeesters brengen. Zij gaan hier namelijk over. Ik ga zelf niet over de vraag welke wijkagent wanneer en waar een bezoek aan huis brengt.

Ik wil echter niet afdoen aan de mogelijkheid voor de wijkagent om gewoon altijd op iemand die zich in zijn wijk bevindt af te stappen, als hij zich om hem moverende redenen zorgen maakt over het gedrag van die persoon. Hij mag daar eventueel aan huis ook vragen over stellen in de trant van: gaat het wel helemaal goed met u; u doet namelijk dit of dat en laten we daar eens over praten.

Als je op een normale manier gebruikmaakt van jouw vrijheid van meningsuiting, is het niet de bedoeling dat je daardoor politiebezoek krijgt. Zo beschouwd ben ik het eens met de indieners. Dit signaal ga ik ook doorgeven aan het lokaal gezag. Dat kan ik aanstaande maandag al doen. Ik ben ook bereid om dat te doen voordat die moties zijn aangenomen. Ik ben het er echter niet mee eens als de Kamer hiermee eigenlijk zegt dat er nooit een huisbezoek mag plaatsvinden. Ik vind dat we dan echt treden in de taakuitvoering van de wijkagent en dat de Kamer dan samen met de regering treedt in de afwegingen die het lokaal gezag moet maken over de wijze waarop de politie in de wijk of gemeente moet opereren.

De voorzitter:

Dat is helder. Ik denk dat het goed is dat de indieners van beide moties even de exegese van de minister toetsen. Het woord is aan mevrouw Tellegen.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik ben blij met deze woorden van de minister. Hij gaat namelijk wel degelijk een stap verder dan in het AO Politie. Toen zat hij een stuk steviger in deze materie en niet op een manier die de VVD-fractie graag had gezien. Ik ben hier blij mee, want hier gaat het precies om. Ik sta hier niet om met die motie de politie te zeggen wat zij wel of niet moet doen. Burgers die zich zorgen maken en dat uiten op een manier die geen enkel probleem vormt voor de openbare orde en veiligheid, moeten dat gewoon kunnen doen. Zo moet mijn motie worden gelezen. Het gaat om een principe en om een signaal. Het gaat me er met nadruk niet om, de politie te zeggen wat zij wel of niet moet doen, maar het gaat om het signaal dat de politie er is voor het handhaven van de openbare orde en veiligheid en niet om goedwillende maar bezorgde burgers de mond te snoeren.

De voorzitter:

Dat is helder. Ik geef de heer Bontes het woord voor zijn reactie.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Bij het algemeen overleg heb ik de voorbeelden genoemd van mensen uit Sliedrecht en Enschede die zich zorgen maakten over de komst van een azc, een asielzoekerscentrum. Zij hadden niets te maken met welk gevaar voor de openbare orde dan ook. Natuurlijk moet de politie langsgaan bij iemand die met zijn tweets een gevaar voor de openbare orde vormt. Is dat niet zo, dan moet zij niet langsgaan. Dat laatste is de boodschap van mijn motie.

De voorzitter:

Kunt u zich vinden in de exegese van de minister? Dat is namelijk bepalend voor de vraag of de motie wordt ontraden of niet.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ja. De politie gaat bij iemand langs als de openbare orde in het gedrang is, en doet dat niet als dat niet zo is.

De voorzitter:

Het is mij helder. Ik ben benieuwd of dit leidt tot het advies van de minister om de moties aan het oordeel van de Kamer te laten.

Minister Van der Steur:

Ja, ik adviseer inderdaad om het oordeel over deze moties aan de Kamer te laten. Ik kan dan de essentie van de moties onder de aandacht van het lokaal gezag brengen, waar deze afweging berust.

De voorzitter:

Dat is helder. De moties op de stukken nrs. 616 en 618 worden aan het oordeel van de Kamer gelaten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven