10 Familierechtelijke onderwerpen

Aan de orde is het VAO Familierechtelijke onderwerpen (AO d.d. 27/01). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie hartelijk welkom. Fijn dat u weer bij ons bent. Er zijn vijf deelnemers van de zijde van de Kamer en de spreektijd is twee minuten. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. Zo'n twee weken geleden hebben wij het debat over familierecht gehad, over vechtscheidingen. In diezelfde week kwam mij het bericht over een vonnis onder ogen waarin de Nederlandse rechter in Rotterdam zegt: u kunt eventueel naar een shariarechtbank. Ik was daar zeer verontwaardigd over. Ik kan natuurlijk niet treden in de scheiding tussen kerk en staat. Dat zal ik ook niet doen, maar ik ben er wel boos over geweest en ik ben er nog steeds boos en verontwaardigd over. Dat gezegd hebbende, heb ik één motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het burgerlijk huwelijk de gelijke positie van mannen en vrouwen waarborgt; 

overwegende dat bij en door het sluiten van sommige religieuze huwelijken de gelijke positie van mannen en vrouwen niet gewaarborgd is; 

overwegende dat het ontbinden van deze religieuze huwelijken slechts exclusief op initiatief van de man kan of de toestemming van de man is vereist en dat daardoor een onwenselijke stap terug wordt gedaan in de gelijke positie van mannen en vrouwen; 

overwegende dat een huwelijk volgens Nederlands burgerlijk recht niet altijd door de familie geaccepteerd wordt en dat de huwelijksdwang die daaruit volgt, leidt tot onvrijheid van en soms ook geweld tegen vrouwen; 

overwegende dat wij alles op alles moeten zetten om deze vrouwen te helpen en hun rechten te waarborgen; 

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar het treffen van maatregelen, dan wel eventueel naar het aanpassen van wet- en/of regelgeving om te voorkomen dat een vrouw gevangen blijft in een religieus huwelijk en de Kamer hierover uiterlijk in het najaar van 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Yücel, Karabulut en Van Wijngaarden. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 9 (33836). 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik sluit af. De verontwaardiging en boosheid zit erin dat wij het shariarecht niet erkennen. Het is onwettelijk en onwenselijk, omdat in dat recht de gelijke positie van man en vrouw niet wordt gewaarborgd. Vrouwen worden in dat systeem onderdrukt. Wij moeten er dus alles aan doen om deze vrouwen wel te helpen. 

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Wij zijn voorstander van mediation, maar soms zijn er financiële drempels die mediation in de weg staan. Wij willen graag een onderzoek daarnaar, zodat dat kan worden betrokken bij de wetten waarmee de minister nog zal komen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat mediation bij echtscheiding kan bijdragen aan een constructieve afsluiting van een huwelijk; 

overwegende dat er momenteel een financiële drempel kan bestaan voor mensen met een inkomen of vermogen dat net boven de toevoegingsgrens voor mediation ligt; 

overwegende dat dit er in de praktijk toe kan leiden dat mensen toch kiezen voor een procedure op tegenspraak bij de rechtbank omdat bij het mislukken van een mediation daar alsnog toe zal worden overgegaan en mensen de extra kosten voor mediation dan liever niet maken; 

verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre eventuele financiële drempels voor mediation in de praktijk zorgen voor meer procedures op tegenspraak en hierover de Kamer te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 10 (33836). 

De heer Van Nispen (SP):

De tweede motie gaat over huwelijkse gevangenschap. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de regering in reactie op de motie-Kooiman over de rechtspositie van vrouwen in huwelijkse gevangenschap aan de Kamer schreef (32840, nr. 14) dat het Nederlandse recht voldoende mogelijkheden biedt om de rechtmatigheid van de weigering van een echtgenoot mee te werken aan de ontbinding van een (al dan niet religieus) huwelijk in het land van herkomst ter toetsing aan de rechter voor te leggen; 

constaterende dat de daaropvolgende conclusie van de regering dat aldus de rechtspositie van vrouwen in huwelijkse gevangenschap daarmee voldoende gewaarborgd is ernstig betwijfeld kan worden, gelet op het feit dat het tot op de dag van vandaag voorkomt dat mannen weigeren mee te werken aan ontbinding van het huwelijk met huwelijkse gevangenschap tot gevolg; 

van mening dat het niet meewerken aan ontbinding van het huwelijk per definitie als onrechtmatig zou moeten worden aangemerkt; 

verzoekt de regering, met voorstellen te komen om de rechtspositie van vrouwen in huwelijkse gevangenschap daadwerkelijk te versterken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 11 (33836). 

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voorzitter. De morele vraag tijdens het AO was hoe een website als Second Love zich verhoudt tot de huwelijkse trouw. Dat is echter niet de enige morele vraag die daar aan de orde is geweest. Nu de Reclame Code Commissie geen reden heeft gezien voor een verbod van Second Love, proberen sommige partijen — zij zijn hier niet aanwezig — dit verbod alsnog via de omweg van de politieke censuur te bereiken. Daarmee zouden wij ook zelf een morele grens overgaan. Wat de VVD betreft is het absoluut niet aan de overheid om te bepalen wat mensen in hun privéleven doen en welke website zij al dan niet bezoeken. Mensen zijn principieel, juridisch en van nature vrij om hun leven, inclusief hun liefdes- en seksleven, in te richten zoals zij dat willen, zo lang dat binnen de grenzen van de wet blijft. 

Ook zijn Nederlanders prima in staat om zelf af te wegen wat zij doen na het zien van een reclame. Niemand wil terug naar de tijd van 1977, toen er nog een Centrale Commissie voor de Filmkeuring bestond, bestaande uit mensen afkomstig uit de religieuze zuilen. Niemand zit te wachten op een bemoeizuchtige commissie die gaat bepalen wat moreel wel en niet goed is voor mensen. De essentie van de vrije samenleving is nu juist dat mensen zelf mogen bepalen hoe zij hun leven leiden. Dat sommige mensen die vrijheid aangrijpen om keuzes te maken die niet de jouwe zouden zijn, hoort daarbij. Dat is de prijs van vrijheid. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. Wij hebben een heel mooi en goed algemeen overleg gehad over vechtscheidingen. Ik vind dat de minister daarvoor een compliment verdient. Er gebeurt ontzettend veel. Er staat nog wel veel in de wacht, maar ik heb echt het idee dat het onderwerp "vechtscheiding" hoog op de agenda en de prioriteitenlijst van de minister staat. 

Wij hebben nog geen antwoord gekregen op onze vragen over de onderzoeken. Vandaar de volgende motie, die ik samen met de heer Van Nispen indien. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat steeds meer kinderen te maken hebben met ouders die de partnerrelatie verbreken; 

constaterende dat een onduidelijk aantal kinderen na de scheiding van de ouders het contact met de uitwonende ouder verliest; 

overwegende dat een kind en de ouder op basis van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens recht op omgang met elkaar hebben; 

van mening dat nog onvoldoende bekend is over het contactverlies tussen kind en uitwonende ouder ten gevolge van ouderlijk conflict tijdens een scheiding; 

verzoekt de regering, te onderzoeken hoeveel kinderen het contact met de uitwonende ouder verliezen ten gevolge van een scheiding, wat de oorzaken hiervan zijn, wat effectieve interventies zijn en wat de sociaal-emotionele gevolgen zijn voor het kind, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 12 (33836). 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Het CDA heeft grote zorgen over het toenemend aantal echtscheidingen in Nederland die uiteindelijk uitdraaien op een vechtscheiding. Dat geldt voor één op de vijf scheidingen. Inmiddels zijn hier duizenden kinderen de dupe van. Het gaat soms zo ver dat zelfs de Raad voor de Kinderbescherming moet ingrijpen en ook Bureau Jeugdzorg heeft er de handen vol aan. Vechtscheiding is kindermishandeling; het is al vaker gezegd, ook door de Kinderombudsman. Het is dan ook van het allergrootste belang dat hier iets aan gedaan wordt. Tijdens het algemeen overleg heeft de CDA-fractie de minister van V en J daarop aangesproken en hem gevraagd om het uitvoeringsplan ter hand te nemen, waarin verschillende maatregelen zijn opgenomen om hier iets aan te doen. Ik hecht eraan daarover vandaag de volgende motie in te dienen, ook om aan te geven hoe serieus deze kwestie voor het CDA is. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het kabinet in maart 2014 met een uitvoeringsplan Verbeteren situatie kinderen in een vechtscheiding is gekomen; 

overwegende dat veel van de hierin voorgestelde maatregelen en pilots om vechtscheidingen te voorkomen en de positie van kinderen te verbeteren, nog niet (volledig) zijn opgestart en uitgevoerd; 

verzoekt de regering om voor het zomerreces van 2016 een voortgangsrapportage te sturen met betrekking tot het uitvoeringsplan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 13 (33836). 

De voorzitter:

Ik schors een enkel ogenblik, zodat de minister de moties kan ontvangen. Daarna gaan we verder. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor gemaakte opmerkingen. Ik wil met name mevrouw Bergkamp danken voor de complimenten die zij in mijn richting heeft geuit. Dat waardeer ik zeer. 

We hebben in het algemeen overleg zeer indringend en ook zeer uitgebreid met elkaar van gedachten gewisseld over alle aspecten die samenhangen met het regeringsbeleid op het gebied van vechtscheidingen, maar ook over de positie van vrouwen, mannen en kinderen in het kader van het huwelijk zelf, de eventuele ontbinding daarvan en de situatie daarna. Het is goed om hier vast te stellen dat de zorgen die bij de Kamer leven ook bij de regering leven en dat de oplossingsrichting die enige jaren geleden gekozen is, met steeds weer aanpassingen aan de actualiteit, door een meerderheid van de hier aanwezige Kamerleden en daarmee van de aanwezige partijen wordt ondersteund. 

Desalniettemin is er een aantal moties ingediend, waar ik kort op zal reageren. De motie op stuk nr. 9 van mevrouw Yücel, mevrouw Karabulut en de heer Van Wijngaarden zie ik allereerst niet als een motie die heel erg samenhangt met de gerechtelijke uitspraak waarover wij in het algemeen overleg hebben gesproken; dat is iets anders dan wat mevrouw Yücel heeft gezegd. In die zaak staat de mogelijkheid van hoger beroep nog open. Het past mij als minister niet om op welke wijze dan ook over die zaak ook maar iets te zeggen. Ik zie deze motie volstrekt losstaand van die zaak. Als mevrouw Yücel dat anders ziet, vraag ik haar om dat even te bevestigen. In dat geval zal ik namelijk de motie moeten ontraden, omdat zij dan als reactie moet worden gezien op een gerechtelijke uitspraak. Ik vind dat het mij als minister niet past om daarop te reageren. Als mevrouw Yücel zegt dat deze motie volledig losstaat van die uitspraak, ben ik graag bereid om er inhoudelijk naar te kijken. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik begrijp heel goed dat de minister deze motie los ziet van de opmerkingen die ik heb gemaakt. Daar neem ik kennis van. Ik ga daar ook mee akkoord. 

Minister Van der Steur:

Dank. De motie verzoekt de regering om onderzoek te doen naar het treffen van maatregelen in situaties zoals die in de motie zijn geschetst en de Kamer daar in het najaar van 2016 over te informeren. Ik ben bereid om dat te doen. Om die reden laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer. 

De voorzitter:

Een korte vraag, mevrouw Yücel. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ja, ik heb een korte vraag. Hoe ziet het onderzoek er ongeveer uit? Kan de minister daar iets over zeggen? 

Minister Van der Steur:

De Universiteit Maastricht doet momenteel een onderzoek naar de aard en de omvang van huwelijkse gevangenschap en naar de instrumenten die kunnen worden ingezet om huwelijkse gevangenschap te voorkomen en aan te pakken. Het resultaat van dit onderzoek wacht ik af. De tussenrapportage wordt in het komend najaar verwacht. Daarin neem ik de resultaten van dit onderzoek mee. Dan kan ik meteen zien of er een reactie moet komen en er maatregelen nodig zijn. 

Dan kom ik bij de motie van de heer Van Nispen op stuk nr. 10, waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken in hoeverre er financiële drempels zijn voor mediation in de praktijk. We hebben daar uitgebreid met elkaar over van gedachten gewisseld tijdens het algemeen overleg. Ik heb aangegeven dat er in Nederland een stelsel van rechtsbijstand is dat het mogelijk maakt om ook rechtsbijstand te krijgen bij mediation. In dat algemeen overleg heb ik tegen de heer Van Nispen gezegd dat wij dit onderwerp uitgebreid kunnen behandelen in het kader van het wetsvoorstel inzake mediation, dat ik op zeer korte termijn naar de Kamer zal sturen. Om die reden verzoek ik de heer Van Nispen om deze motie aan te houden tot na de behandeling van het wetsvoorstel. Als hij dat niet wil doen, zal ik de motie ontraden. 

De heer Van Nispen (SP):

Dat laatste is natuurlijk teleurstellend. Ik wil de motie juist wel betrekken bij de behandeling van het wetsvoorstel. Ik heb het uitdrukkelijk niet over de mensen met lagere inkomens, die in aanmerking komen voor een toevoeging. In de overweging staat juist dat het gaat om de groep die daar net boven zit. Daarvoor zijn er financiële drempels. Ik zou het op prijs stellen als de minister zegt: ik doe een kort onderzoek, zodat ik dit onderwerp serieus bij de wetsvoorstellen over mediation kan betrekken. 

Minister Van der Steur:

Ik ga daar geen onderzoek voor doen, om de eenvoudige reden dat we met elkaar nog uitgebreider gaan spreken over een wetsvoorstel waar dit een onderdeel van is. Ik vind dat dit thuishoort bij de behandeling van dat wetsvoorstel. We zullen aandacht besteden aan dit punt in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel. Dat kan ik de heer Van Nispen wel toezeggen. Ik verzoek de heer Van Nispen nogmaals om de motie aan te houden, maar als hij vindt dat zij in stemming moet worden gebracht, moet ik haar ontraden. 

De voorzitter:

Ik stel vast dat de heer Van Nispen de motie niet aanhoudt. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik heb toch nog even een vraag over de vorige motie op stuk nr. 9. Volgens mij had de gerechtelijke uitspraak waar de minister terecht van zegt dat hij er niets over kan zeggen, betrekking op een vrouw die niet getrouwd was conform Burgerlijk Wetboek en voor de burgerlijke stand, maar die alleen getrouwd was voor een shariarechtbank. Ze vroeg om ontbinding van dat huwelijk. Dat kan natuurlijk niet, want dat is kerkelijk recht. Klopt het wat ik nu zeg? Als er straks blijkbaar nagedacht gaat worden over maatregelen, is de minister het dan wel met de CDA-fractie eens dat het uitgangspunt van de scheiding van kerk en staat hoog in het vaandel moet blijven staan? 

Minister Van der Steur:

Op de eerste vraag kan ik geen antwoord geven. Dat zou betekenen dat ik een interpretatie zou moeten geven van die uitspraak; dat is niet aan mij. Op de tweede vraag kan ik bevestigd antwoorden: uiteraard staat de scheiding van kerk en staat ook bij deze regering hoog in het vaandel. 

In de motie op stuk nr. 11 wordt de regering verzocht om met voorstellen te komen om de rechtspositie van vrouwen in huwelijkse gevangenschap daadwerkelijk te versterken. Ik heb naar aanleiding van de motie van mevrouw Yücel aangegeven dat er op dit moment onderzoek wordt gedaan door de Universiteit Maastricht. Op basis daarvan zal worden bezien in hoeverre er maatregelen nodig zijn. Deze motie zal ik dus in die zin niet kunnen uitvoeren, omdat ik wacht op het onderzoek om eventueel te bezien of het noodzakelijk is om tot voorstellen te komen. Deze motie gaat ervan uit dat er voorstellen moeten komen. Om die reden zou ik de heer Van Nispen willen voorstellen om deze motie aan te houden tot de brief in het najaar verschenen is. Zo niet, dan zal ik haar ontraden. 

In de motie op stuk nr. 12 van de leden Bergkamp en Van Nispen wordt de regering verzocht om te onderzoeken hoeveel kinderen het contact met de uitwonende ouder verliezen. Ik heb dat onderwerp uitgebreid met mevrouw Bergkamp behandeld tijdens het algemeen overleg. Ik heb toen aangegeven dat ik verwacht de Kamer binnen twee weken een brief te zenden over alle lopende onderzoeken over scheidingen. Ik heb begrepen dat daar ook onderzoek naar de positie van kinderen en het contact met de ouders bij zit. Ik zou mevrouw Bergkamp dus willen voorstellen om te wachten tot ik de brief aan de Kamer heb gezonden. Zij kan dan vervolgens beoordelen of er aan deze vraag wordt voldaan. Als dat niet zo is, kan zij deze motie alsnog in stemming brengen. Ik verzoek haar dus de motie aan te houden. Als zij dat niet doet, zal ik de motie moeten ontraden, omdat er een procedure is die voorziet in de behoefte van mevrouw Bergkamp. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

De minister geeft aan dat er binnen twee weken een brief komt. Daar gaan we dan dus ook van uit. De minister kan mij wel helpen door, kijkend naar de motie, ervoor te zorgen dat de brief duidelijk genoeg is om eruit op te kunnen maken of daar wel of niet aan wordt voldaan. Als dat zo is, houd ik de motie aan. 

Minister Van der Steur:

De insteek is uiteraard dat de brief duidelijk genoeg is. Mocht mevrouw Bergkamp het niet duidelijk genoeg vinden, dan heeft zij altijd de mogelijkheid om de motie alsnog in stemming te brengen. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Bergkamp stel ik voor, haar motie (33836, nr. 12) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Van der Steur:

In de motie van mevrouw Keijzer op stuk nr. 13 wordt de regering verzocht om voor het zomerreces een voortgangsrapportage over het uitvoeringsplan uit 2014 te sturen. Ik zou deze motie zo willen interpreteren, zeg ik tegen mevrouw Keijzer, dat ik voor het zomerreces een voortgangsbericht stuur. Dat is iets anders dan een rapportage. In dat voortgangsbericht zal ik even aangeven waar we staan en wat er nog gaat komen. Ik zal dan voor het einde van 2016 een echte voortgangsrapportage met een balans aan de Kamer sturen. Als mevrouw Keijzer zich daarin kan vinden, laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik heb het gevoel dat het weer een halfjaar opschuift. Aanvankelijk was de bedoeling namelijk begin 2016, in het AO was het voor de zomer van 2016 en nu is het eind 2016. Ik denk dus dat het goed is dat ik even de Handelingen van de desbetreffende commissievergadering afwacht en daarin even nakijk of mijn herinnering klopt, want anders wordt het hier nu welles-nietes. Dat lijkt me zonde van de tijd. Daarom houd ik nu de motie aan, maar als het klopt wat ik zeg, meld ik mij even bij de minister voordat ik de motie in stemming breng. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Keijzer stel ik voor, haar motie (33836, nr. 13) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Van der Steur:

Ik verwijs naar de interpretatie die ik aan de motie heb gegeven. Ik kom voor de zomer met een voortgangsbericht en ik kom voor het einde van het jaar met een uitgebreide voortgangsrapportage. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dat is helder. Tot zover dit VAO. Ik dank de minister. Dit was zijn laatste debatje vandaag in zijn rol als minister. Dinsdag na het reces stemmen wij over de overgebleven moties. Ik schors enkele ogenblikken voor een klein changement. 

De vergadering wordt van 19.53 uur tot 19.58 uur geschorst. 

Naar boven