4 Passend onderwijs

Aan de orde is het VAO Passend onderwijs (AO d.d. 10/02). 

De voorzitter:

De staatssecretaris is in huis, evenals de sprekers. Ik heet de staatssecretaris van harte welkom. De spreektijd is twee minuten per fractie, inclusief het indienen van eventuele moties. 

Het woord is aan de heer Van Meenen, namens de fractie van D66. 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. We hebben een goed debat gehad. Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat het onderzoek, en daarmee ook het invoeren van het recht op onderwijs, naar voren wordt gehaald. Ik heb twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de staatssecretaris overweegt, de subsidie van het doveninternaat in Haren af te bouwen, zodra er een alternatief is voor de leerlingen; 

overwegende dat leerlingen van dit doveninternaat veel baat hebben bij een omgeving waarin ze vrijuit kunnen communiceren met leraar en medeleerlingen; 

overwegende dat het voorgestelde alternatief dat de staatssecretaris zoekt, zal leiden tot een minder passende onderwijsplek voor deze leerlingen; 

spreekt uit dat het doveninternaat in Haren open moet blijven; 

verzoekt de regering, zolang kinderen en hun ouders kiezen voor het doveninstituut, dit te financieren, zowel voor het arbeidsgerichte als voor het diplomagerichte traject en inclusief het bijbehorende internaat, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Ypma, Siderius en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 185 (31497). 

De heer Van Meenen (D66):

De tweede motie is eigenlijk van mevrouw Siderius, maar zij heeft vandaag veel tijd nodig, dus ik mag de motie mede namens haar indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering voornemens is om het speciaal onderwijs te ontvlechten; 

constaterende dat deze ontvlechting voor tyltylscholen (voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking) betekent dat scholen qua leerlingenaantal onder de opheffingsnorm komen en de deuren moeten sluiten; 

constaterende dat deze ontvlechting van tyltylscholen een grote sta-in-de-weg kan zijn voor de ontwikkelkracht van deze scholen; 

verzoekt de regering, scholen voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking die geen diplomagericht onderwijs aanbieden uit te zonderen van de ontvlechting van het speciaal onderwijs, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 186 (31497). 

Mevrouw Siderius (SP):

Voorzitter. Ik lees de moties snel voor. Daarna hoop ik nog iets te kunnen zeggen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat leerlingen geen onderwijs volgen, omdat intramurale ggz-plekken voor jongeren in combinatie met onderwijs worden afgebouwd en de ambulante plekken nog niet voldoende zijn opgebouwd; 

constaterende dat de zogenaamde tijdelijke tussenvoorzieningen (o.a. Rebound) jongeren opvangen die wachten op plaatsing op de ggz-dagbehandeling, waardoor er door de geringe doorstroom geen mogelijkheden meer zijn voor de oorspronkelijke doelgroep van de tijdelijke tussenvoorzieningen; 

constaterende dat samenwerkingsverbanden de verantwoordelijkheid hebben om onderwijs in combinatie met de juiste zorg te bieden aan alle leerlingen in het verzorgingsgebied; 

verzoekt de regering, onafhankelijk onderzoek te doen naar: 

  • -de exacte grootte van de mismatch tussen onderwijs en behandelplekken voor jeugd-ggz in de samenwerkingsverbanden en de specifieke effecten hiervan op het aantal leerlingen dat geen onderwijs dan wel dagbehandeling volgt; 

  • -de belemmerende financiële en organisatorische factoren (o.a. inkoop van de jeugdhulp en de vereveningssystematiek in het onderwijs); 

  • -afhankelijk van de resultaten van het onderzoek voor het schooljaar 2016/2017 met aanvullende maatregelen te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Siderius en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 187 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat ernstig meervoudig beperkte leerlingen op het voortgezet speciaal onderwijs (cluster 3) het recht hebben om onderwijs tot 20-jarige leeftijd te volgen; 

constaterende dat ouders deze leerlingen op 18-jarige leeftijd vanwege financiële redenen van school halen, omdat er na het 18de jaar geen recht meer op een inkomensvoorziening bestaat en deze leerlingen zouden moeten werken of studiefinanciering zouden moeten aanvragen om in het inkomen te voorzien; 

constaterende dat ernstig meervoudig beperkte leerlingen niet in staat zijn om zelfstandig in een inkomen te voorzien; 

verzoekt de regering, in de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten (Wajong) een voorziening te treffen waarbij ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen, die op een cluster 3-onderwijsinstelling ingeschreven staan, aanspraak op een Wajong-uitkering kunnen maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 188 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regeling bijzondere bekostiging voor ernstig meervoudig beperkte leerlingen via de Dienst Uitvoering Onderwijs overtekend is, waardoor het budget per leerling gehalveerd dreigt te worden; 

constaterende dat de problematiek van onvoldoende onderwijsbekostiging voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking die meer zorg nodig hebben dan door de school geboden kan worden, in stand blijft; 

verzoekt de regering, het benodigde budget van €4.000 per ernstig meervoudig beperkte leerling via de regeling bijzondere bekostiging voor emb-leerlingen te garanderen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Siderius en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 189 (31497). 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden en toezeggingen tijdens het algemeen overleg. Ik dien de volgende moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de invoering van passend onderwijs heeft geleid tot het afschaffen van de "dubbele rugzak", onder meer voor kinderen met het syndroom van Down en kinderen met een chronische ziekte; 

verzoekt de regering, te zorgen voor onafhankelijke toetsing bij een toelaatbaarheidsverklaring van kinderen die vroeger een "dubbele rugzak" ontvingen; 

verzoekt de regering tevens, in de volgende voortgangsrapportage op te nemen hoeveel kinderen door gebrek aan ondersteuningsmiddelen naar het speciaal onderwijs worden verwezen en welke knelpunten hierbij optreden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 190 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de ECPO in haar rapport schrijft dat op het terrein van de verevening van de kosten van speciale onderwijszorg experimenten waarbij verevening in de praktijk is getoetst, ontbreken; 

constaterende dat volgens het literatuuronderzoek het vereveningsmodel valt of staat met de aanname van evenredige spreiding van zorgbehoefte; 

verzoekt de regering, nog dit jaar een onafhankelijk, grondig empirisch onderzoek te laten verrichten naar de effecten van verevening en krimp, inclusief de historische context en de regionale leerlingkenmerken, en daarbij rekening te houden met de integrale budgetten voor onderwijs, zorg en extra ondersteuningsmiddelen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 191 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de komende jaren vanwege de leeftijdsopbouw een grote uitstroom van personeel zal plaatsvinden in het speciaal onderwijs; 

overwegende dat de instroom van personeel in het speciaal onderwijs achterblijft, terwijl de complexiteit van de problematiek toeneemt; 

verzoekt de regering om te onderzoeken waar en wanneer knelpunten in de personeelsbezetting zullen ontstaan in het speciaal onderwijs en daarbij te onderzoeken of speciale actie nodig of gewenst is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 192 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er een gebrek aan kennis en informatie is bij leerkrachten en ouders over de verschillende regels en financieringsstromen voor onderwijsondersteuning en zorg; 

overwegende dat voor veel ouders van kinderen in het speciaal onderwijs onduidelijkheid bestaat over hun rechten bij de inzet van hun persoonsgebonden budget of zorg in natura op school; 

verzoekt de regering, duidelijkheid te bieden aan ouders en onderwijspersoneel over de bekostiging uit zorgbudget en onderwijsbudget en de taakafbakening van verschillende wetten; 

verzoekt de regering voorts, bij schoolbesturen en samenwerkingsverbanden aan te dringen op het standaard aanwezig zijn van een onderwijszorgconsulent bij de gesprekken tussen school en ouders over de inzet van een pgb, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 193 (31497). 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Helaas gaat er nog veel mis in het passend onderwijs in relatie tot de zorgplicht, de thuiszitters en de bureaucratie. Er is echter ook goed nieuws, want de staatssecretaris heeft besloten dat de dyslectische leerlingen alsnog hun broodnodige hulpmiddelen — de spellingschecker — kunnen blijven gebruiken. Bovendien zal dankzij een motie van D66, de PvdA, de SP en het CDA het doveninternaat in Haren openblijven. 

Ik dien samen met de heer Bisschop nog een motie in over de doorzettingsmacht; hij dient die straks in. Zelf dien ik een motie in over de bovenmatige reserves bij een aantal samenwerkingsverbanden enerzijds en de negatieve verevening bij een aantal samenwerkingsverbanden anderzijds, bijvoorbeeld in Eindhoven waar een bovengemiddeld aantal autistische leerlingen is die de juiste ondersteuning nodig hebben. Deze motie probeert die zekerheid te bieden. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat drie samenwerkingsverbanden als gevolg van de verevening van het ondersteuningsbudget in de komende vijf jaar te maken krijgen met een dalend budget om passend onderwijs te blijven bieden; 

overwegende dat er ook samenwerkingsverbanden zijn die ruime reserves aanhouden van het budget bedoeld voor passend onderwijs; 

verzoekt het regering, in overleg met de sector te komen tot maatwerkoplossingen voor samenwerkingsverbanden die kampen met een krimpend budget, mede te financieren uit bovenmatige reserves van andere samenwerkingsverbanden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 194 (31497). 

Mevrouw Straus (VVD):

Voorzitter. Ik dien zelf één motie in. Ik heb ook een aantal moties meeondertekend. Die worden straks ingediend door mevrouw Ypma. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in de Wet passend onderwijs een zorgplicht voor schoolbesturen is geïntroduceerd die inhoudt dat scholen ervoor moeten zorgen dat iedere scholier die op hun school zit of die zich bij hun school aanmeldt een passende onderwijsplek binnen het samenwerkingsverband krijgt; 

overwegende dat de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij de volgende voortgangsrapportage ingaat op de sanctiemogelijkheden en de meldingen bij de inspectie over het niet naleven van de zorgplicht; 

constaterende dat schoolbesturen die hun zorgplicht niet nakomen zich niet aan de wet houden en er in dat geval een (financiële) sanctie moet volgen; 

verzoekt de regering, voor de volgende voortgangsrapportage aan te geven welke sanctiemogelijkheden er zijn, een overzicht te geven waar deze voorbereid worden en deze voorts actief toe te passen wanneer schoolbesturen hun zorgplicht niet nakomen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Straus en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 195 (31497). 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Ik zeg het volgende in gebarentaal. 

(Gebarentaal) 

De voorzitter:

Dat is voor de stenografische dienst niet te doen. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Ik zal het even vertalen: het doveninstituut moet openblijven. 

Ik dien drie moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er op dit moment duizenden kinderen "thuiszitten", waarvan 5.000 kinderen met een ontheffing van de leerplicht, die daardoor niet meer in beeld zijn van het onderwijs; 

constaterende dat er dus veel situaties zijn waarin schoolbesturen hun zorgplicht en het passend aanbod voor iedere leerling niet waarmaken of door de ontheffing uit de weg gaan; 

verzoekt de regering om de samenwerkingsverbanden te vragen, alle kinderen met een ontheffing van de leerplicht binnen drie maanden een gesprek aan te bieden, waarin samen gekeken wordt naar wat het kind nodig heeft om weer onderwijs te krijgen en ouders te wijzen op de wettelijke zorgplicht van schoolbesturen; 

verzoekt de regering tevens, voorstellen te ontwikkelen waardoor leerplichtambtenaren bij een aanvraag voor een ontheffing van de leerplicht bezien of schoolbesturen niet te makkelijk onder hun zorgplicht uit komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ypma en Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 196 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er op dit moment te veel kinderen "thuiszitten" en lang niet altijd in beeld zijn van het onderwijs; 

constaterende dat er situaties zijn waarin schoolbesturen hun zorgplicht en een passend aanbod voor iedere (aangemelde) leerling niet waarmaken; 

van mening dat het belang van het kind centraal moet staan en binnen het samenwerkingsverband de doorzettingsmacht belegd moet zijn bij een van de betrokken partijen; 

verzoekt de regering, alle samenwerkingsverbanden een brief te sturen met succesvolle voorbeelden van het beleggen van de doorzettingsmacht en hen dringend te verzoeken om voor het schooljaar 2016-2017 doorzettingsmacht te organiseren, en de Kamer bij de volgende voortgangsrapportage passend onderwijs te informeren hoe de doorzettingsmacht per samenwerkingsverband is geregeld, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ypma en Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 197 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat álle kinderen de kans moeten krijgen hun talenten te ontdekken en zich volledig te ontwikkelen; 

overwegende dat dyslectische kinderen of jongeren recht hebben op aanpassingen en het gebruik van hulpmiddelen om aan het onderwijs te kunnen deelnemen; 

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat: 

  • -dyslectische leerlingen en studenten alleen aanspraak kunnen maken op een aangepaste wijze van toetsen of examineren in het onderwijs als de deskundigenverklaring voldoet aan nader te stellen eisen en is afgegeven door een psycholoog of orthopedagoog die daarvoor is gecertificeerd en het toezicht op de naleving hiervan te verscherpen; 

  • -dyslectische leerlingen of studenten het hulpmiddel spellingscontrole, in ieder geval in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek naar de wijze waarop spelling het beste geëxamineerd kan worden, in het huidige en volgende schooljaren kunnen gebruiken zonder aftrek van punten of het verlagen van hun cijfer, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ypma en Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 198 (31497). 

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik beperk mij tot het indienen van een tweetal moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de toelating van jongeren tot de voor hen meest passende school zo min mogelijk vertraagd dient te worden door het ontbreken van overeenstemming binnen een samenwerkingsverband; 

constaterende dat naast de verantwoordelijkheid van samenwerkingsverbanden om te voorzien in een dekkend onderwijsaanbod de bevoegdheid ontbreekt om dat aanbod daadwerkelijk aan elke leerling te kunnen bieden en dat de zorgplicht voor scholen niet van toepassing is bij het ontbreken van plaatsruimte; 

verzoekt de regering, te voorzien in een wettelijke verplichting inzake doorzettingsmacht binnen het samenwerkingsverband, met inachtneming van zowel de vrijheid van richting als de verantwoordelijkheid van gemeenten voor voldoende onderwijs en adequate jeugdhulp, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 199 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de wettelijke verantwoordelijkheid voor de registratie van ongeoorloofd verzuim en vrijstelling van de leerplicht berust bij gemeenten; 

constaterende dat samenwerkingsverbanden passend onderwijs te maken krijgen met extra lastendruk omdat de huidige registratie kennelijk ontoereikend is om thuiszitters in beeld te krijgen; 

verzoekt de regering, met voortvarendheid te werken aan een adequate registratie van thuiszitters in het kader van het toezicht op de leerplicht en in overleg met het onderwijsveld te komen tot een beperking van de lastendruk als gevolg van de tijdelijke registratie, waarbij in elk geval de frequentie van de gegevensverstrekking wordt betrokken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 200 (31497). 

De heer Van Meenen (D66):

Ik wil nog even iets vragen over de eerste motie van de heer Bisschop, die gaat over de doorzettingsmacht. Daar hebben we tijdens het algemeen overleg ook vrij uitgebreid bij stilgestaan. Als ik het goed heb begrepen, wordt in deze motie verzocht om doorzettingsmacht, maar dan wel onder een aantal condities, bijvoorbeeld de vrijheid van richting. Ik vraag de heer Bisschop ook in de plenaire zaal nog maar een keer wat er dominant is als deze motie wordt aangenomen. Is dan de vrijheid van onderwijs dominant, en dus ook het al dan niet accepteren van een leerling door een bestuur? Of is dan de doorzettingsmacht dominant? 

De heer Bisschop (SGP):

Hierover hebben we het tijdens het algemeen overleg ook een beetje gehad. Volgens mij moet je dit niet zo tegenover elkaar stellen. 

De voorzitter:

Maar dat doet de heer Van Meenen in zijn vraag wel. 

De heer Bisschop (SGP):

Ja, maar ik probeer dat beeld een beetje te corrigeren. Het gaat niet alleen om zorg die verleend wordt aan een bepaalde leerling. Het gaat ook om het pedagogisch klimaat waarin zo'n leerling terechtkomt. Deze motie beoogt naar een situatie toe te werken waarbij er binnen een samenwerkingsverband — in het overleg heb ik gemeenten genoemd, maar veel samenwerkingsverbanden hebben het al geregeld — een orgaan is dat gewoon op basis van de kennis over de aanwezigheid, de aard, de identiteit en het zorgaanbod van scholen naar de optimale oplossing zoekt. Ik ben ervan overtuigd dat dit niet de tegenstelling is waar het over zal gaan. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Meenen, geen nieuwe discussie, want die hebben we in het algemeen overleg al gevoerd. Bovendien lopen we uit de tijd. Alleen een feitelijke vraag over de motie graag. 

De heer Van Meenen (D66):

Doorzettingsmacht is een ultimum remedium. Dan is alles al gebeurd. Is het de bedoeling van deze motie dat als alles overwogen is, inclusief alle bezwaren die er kunnen zijn en die de heer Bisschop hier naar voren bracht, er uiteindelijk een doorzettingsmacht is die over al die overwegingen heen gaat en zegt: dit kind gaat op deze school? Kan dat een uitwerking van deze motie zijn? 

De heer Bisschop (SGP):

Met inachtneming van ieders positie en verantwoordelijkheden kan dat. Het is echter niet of-of. De afweging is altijd om het kind op de optimale plek te krijgen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik ga snel door de moties heen. Wat betreft de motie op stuk nr. 185 laat ik het oordeel aan de Kamer. 

De motie op stuk nr. 186, waarin wordt gevraagd om de tyltylscholen uit te zonderen, ontraad ik. Op dit moment zijn we in overleg over de specifieke invulling van de in- en ontvlechting. Dat doen we vanuit de inhoud. Voor de speciale scholen die graag verdergaand willen samenwerken met het reguliere onderwijs, kijken we wat een goede match is. Ik vind het echt te vroeg om nu al allerlei onderwijssoorten uit te zonderen van de ontvlechting. 

De motie op stuk nr. 187 ontraad ik ook. In principe is bij de residentiële zorgvoorzieningen, waaronder ook de ggz, onderwijs beschikbaar. Ik ben wel bereid om de knelpunten die mevrouw Siderius constateert, met mijn collega van VWS op te nemen. 

Dan de motie op stuk nr. 188. 

De voorzitter:

Mevrouw Siderius wil nog een interruptie plegen over de motie op stuk nr. 187. 

Mevrouw Siderius (SP):

Opnemen is wel wat makkelijk. Ik heb in het debat het voorbeeld van het samenwerkingsverband Groningen Ommelanden genoemd. In de hele regio Groningen heb je maar één plek waar je een dagbehandeling ggz en onderwijs gecombineerd kunt volgen. Daardoor lopen de reboundvoorzieningen vol met jongeren, en dat kan niet de bedoeling zijn. Dan krijgen wij immers een opstopping in het zorg- en onderwijssysteem. Volgens mij moeten wij wat dieper onderzoek doen om de ernst en de omvang van het probleem in kaart te brengen en na te gaan waar de bottleneck zit en welke maatregelen wij moeten nemen om een en ander op te lossen. In gesprek gaan is net een tandje te weinig wat de SP betreft. 

De voorzitter:

En wat wilt u dan concreet? 

Mevrouw Siderius (SP):

Dat de staatssecretaris toezegt dat hij deze motie gaat uitvoeren. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik ga mijn oordeel over deze motie niet veranderen. Om mevrouw Siderius tegemoet te komen kan ik wel in de specifieke problematiek van Groningen duiken en daarop terugkomen in de volgende voortgangsrapportage. Ik kan ook in kaart brengen of dit in een enkel geval speelt of ook breder. Het zit sterk op het snijvlak van twee departementen. Ik voel mij nu ook niet vrij om op het terrein van mijn collega allerlei onderzoeken aan te kondigen. 

Ik kom op de motie op stuk nr. 188. Misschien mag ik het volgende vragen. Deze motie gaat helemaal over de Wajong. Dat zit in de portefeuille van mijn collega Klijnsma. Ik zal de motie ontraden als u deze handhaaft. U kunt ook overwegen om haar aan te houden. Dan vraag ik mijn collega van Sociale Zaken of zij u hierover een brief wil schrijven. 

Mevrouw Siderius (SP):

Dat zou fantastisch zijn. Het zou fijn zijn als de brief niet pas bij de volgende voortgangsrapportage aan ons wordt gestuurd maar veel eerder, misschien binnen een maand. Het zou eveneens fijn zijn als u de brief ook ondertekent, want het betreft niet alleen Sociale Zaken. Het zit ook op het vlak van Onderwijs. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik kan toezeggen dat die in de tussentijd de Kamer bereikt. 

Mevrouw Siderius (SP):

Dan houd ik de motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Siderius stel ik voor, haar motie (31497, nr. 188) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De voorzitter:

De brief arriveert voor 17 maart. Er werd gezegd "een maand" en vandaag is het de 17de. 

Staatssecretaris Dekker:

Wij gaan ons best doen. 

De motie op stuk nr. 189 ontraad ik. Vorig jaar hebben wij uitgebreid onderzoek gedaan. Daaruit bleek dat voor de invoering van passend onderwijs gemiddeld €2.000 per emb-leerling is uitgetrokken. Dat bedrag verhogen lijkt mij niet in de rede liggen. 

Ik kom op de motie op stuk nr. 190 van de heer Bruins. Ook die moet ik ontraden. Het is juist de verantwoordelijkheid van de samenwerkingsverbanden om een goede afweging te maken ten aanzien van de vraag welke leerlingen onder welke regeling vallen. Dit raakt eigenlijk de essentie van de wetgeving van passend onderwijs. Het gaat uit van een soort indicatiebureaucratie en volgens mij moeten wij daar niet naar terug. 

Ik kom op de motie op stuk nr. 191 over de verevening. Daar zitten twee kanten aan. Het lijkt mij niet goed om weer terug te gaan naar de vraag of de principes van verevening wel allemaal kloppen. In de evaluatie volgen wij wat de consequenties zijn van verevening. Dat lijkt mij wat anders. Volgens mij is dat echter niet wat deze motie beoogt en daarom ontraad ik haar. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Essentieel in deze motie is mijn vraag om in de evaluatie ook middelen voor de zorg en achterstandsmiddelen te betrekken. Tot nu toe kregen wij alleen maar overzichten van de middelen van OCW. Daarmee krijgen wij geen volledig overzicht. Is de staatssecretaris bereid om een overzicht te geven en onderzoek te doen met inbegrip van álle middelen die hier relevant zijn? 

Staatssecretaris Dekker:

Er zitten twee kanten aan. Het onderzoek wat de ECPO heeft gedaan, heeft ten grondslag gelegen aan de beslissing om over te gaan tot verevening. Dat wil ik niet helemaal over doen, want dan laten wij veel te veel onduidelijkheid bestaan. Ik ben bereid om naar de toekomst toe na te gaan hoe de verevening uitpakt in de verschillende regio's. Dat is onderdeel van de evaluatie die loopt. Als u vraagt om daarbij ook de andere problemen te betrekken die spelen — andere geldstromen maar ook de vragen rond krimp, want ook rondom dat thema zie je soms uitdagingen — antwoord ik u dat ik daartoe wel bereid ben, maar dat in de motie iets anders wordt gevraagd. Daarom ontraad ik haar. Ik was gebleven bij de motie op stuk nr. 192. 

De voorzitter:

Dat klopt. 

Staatssecretaris Dekker:

Als ik de motie zo mag interpreteren dat de heer Bruins ons daarin vraagt om te kijken naar knelpunten op stelselniveau, dan ben ik daartoe bereid. Binnen samenwerkingsverbanden en binnen specifieke organisaties zijn er natuurlijk altijd knelpunten rond goed werkgeverschap maar die kunnen we niet in kaart brengen. Als ik de motie zo mag interpreteren dat het gaat om de grote stromen op stelselniveau, dan ben ik daartoe bereid en dan laat ik het oordeel daarover aan de Kamer. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Inderdaad, ik bedoel echt dat op nationaal niveau bekeken moet worden wat de mogelijke tekorten en knelpunten zijn. 

Staatssecretaris Dekker:

De motie-Bruins op stuk nr. 193 ontraad ik, want het gaat om maatwerk en er moet echt per kind bekeken worden hoe dat uitpakt. Samen met de zorg ontwikkelen we wel een handreiking, die ook beschikbaar is op de website passend onderwijs. 

De motie op stuk nr. 194 van de heer Rog gaat eigenlijk over hetzelfde vraagstuk, namelijk de verevening. Ook die motie ontraad ik. Als je dit zou doen, dan treden er heel veel perverse effecten op. Samenwerkingsverbanden die niets hebben gedaan worden beloond, terwijl samenwerkingsverbanden die aan de slag zijn gegaan en misschien een klein buffertje hebben opgebouwd met een reserve voor de toekomst, worden gestraft. Dat lijkt mij allemaal niet wenselijk. 

De heer Rog (CDA):

Ik denk dat de staatssecretaris mijn motie niet heeft begrepen. Met mijn motie wil ik er namelijk voor zorgen dat er een prikkel is om geld dat nu op de bank staat en niet naar zorg voor kinderen gaat, aan kinderen uit te geven. Zoals we tijdens het AO hebben aangetoond zijn er samenwerkingsverbanden die 9% van hun vermogen op de bank hebben staan. Dat is onwenselijk. Is de staatssecretaris het met mij eens dat deze motie juist een oplossing biedt voor die perverse reserves? 

Staatssecretaris Dekker:

Ik vind net als de heer Rog dat geld voor onderwijs moet worden ingezet voor onderwijs. Door allerlei ontwikkelingen kunnen samenwerkingsverbanden in de nabije toekomst soms te maken krijgen met kosten. Verantwoord bestuur houdt in dat je daar dan ook een beetje voor spaart; je bouwt wat reserve op zodat je die kosten later kunt opvangen. Tegelijkertijd is het zo dat samenwerkingsverbanden die het in de toekomst met minder geld moeten doen, niet moeten afwachten of er misschien nog wel iemand redding biedt; zij moeten maatregelen nemen om hun kostenniveau naar beneden te brengen. De motie van de heer Rog behelst dat je los van de verevening toch weer een beetje gaat schuiven tussen de goeden en de kwaden, om het zo maar even te schetsen. Dat zou ik echt onwenselijk vinden. Dat is precies het tegenovergestelde van hetgeen we willen bereiken. 

De voorzitter:

U wordt het hierover niet eens, dus ik verzoek u om het kort te houden. 

De heer Rog (CDA):

Ik wil toch kort aangeven dat de staatssecretaris wel in acht moet nemen dat er drie samenwerkingsverbanden zijn die fors minder geld ter beschikking hebben en die dus niet de juiste zorg kunnen bieden aan kinderen. Volgens mij hebben we dat bedrag van een half miljard euro daarvoor bedacht. Maar goed, het is uiteindelijk aan de Kamer om daar een keuze in te maken, maar ik begrijp dus niet dat de staatssecretaris kan accepteren dat geld op de bankrekening staat in plaats van dat het in het klaslokaal terechtkomt. Ik begrijp het gewoon niet. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik kan het beeld van de heer Rog niet helemaal plaatsen. Dit jaar wordt verevening nog voor de volle honderd procent gecompenseerd. Er is nog geen samenwerkingsverband dat ook maar iets heeft gevoeld van die verevening. Volgend jaar gaan we een eerste kleine stap zetten. Van samenwerkingsverbanden die in het verleden veel te makkelijk zijn geweest en die kinderen maar naar het dure speciaal onderwijs hebben gestuurd wordt ook gevraagd om daar beter over na te denken. Ik vind het echt een onverstandig idee om dat nu op voorhand terug te draaien. Ik blijf dus bij mijn oordeel. 

De voorzitter:

Dan komen we op de motie op stuk nr. 195. 

Staatssecretaris Dekker:

Het oordeel over de motie-Straus/Ypma op stuk nr. 195 kan ik aan de Kamer laten. 

De voorzitter:

Dan komen we op de motie op stuk nr. 196. 

Staatssecretaris Dekker:

In de motie op stuk nr. 196 zitten een paar dingen. Ik kijk daarvoor even naar mevrouw Ypma en mevrouw Straus. Ten eerste wordt aan samenwerkingsverbanden gevraagd om ouders uit te nodigen, maar het zijn niet de samenwerkingsverbanden die dit kunnen doen; het zijn de gemeenten die dit kunnen doen. De leerplichtambtenaren geven ontheffing onder artikel 5a. Zij hebben ook de gegevens van de ouders. De motie zou daarop moeten worden aangepast, voordat ik haar überhaupt zou kunnen overnemen. 

Ten tweede is er sprake van een gevoeligheid omdat onder artikel 5a ook kinderen vallen die zo zwaar gehandicapt zijn dat ze nooit naar school toe kunnen. Ik wil gemeenten de ruimte geven om daar verstandig mee om te gaan. Mevrouw Ypma stelt dat al die ouders coûte que coûte een brief moeten krijgen. Als ik de motie zo mag interpreteren dat we samen met Ingrado en de VNG de gemeenten benaderen om dit punt nadrukkelijk mee te geven en dat zij op basis van een goede professionele afweging ook bekijken welke ouders verkeerd zitten in 5a — dat is de categorie die ons stoort — dan kan ik ermee uit de voeten. 

De voorzitter:

Wat betekent dat? 

Staatssecretaris Dekker:

We zouden het op twee manieren kunnen doen: óf mevrouw Ypma past haar motie aan, waarna ik het oordeel erover aan de Kamer kan laten, óf ik zeg het toe, wat wellicht voldoende is voor haar. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Ik pas de motie graag aan. We vragen de gemeenten alle kinderen met een ontheffing binnen drie maanden een gesprek aan te bieden. Uiteraard willen we dat gemeenten daar verstandig mee omgaan. Dat kan de staatssecretaris interpreteren zoals hij zojuist deed. 

Staatssecretaris Dekker:

Dan kan ik uit de voeten met deze motie en laat ik het oordeel erover aan de Kamer. 

De voorzitter:

Ik wil dan alleen nog weten of mevrouw Straus het daarmee eens is. We doen het hier wel even zoals het moet, toch? 

Mevrouw Straus (VVD):

Mevrouw Ypma heeft het in principe prima verwoord. Wij passen de motie aan. Voor mij is het ook de bedoeling dat de prioriteit ligt bij de ouders die willen dat hun kind opnieuw naar school gaat. 

De voorzitter:

Duidelijk. 

Staatssecretaris Dekker:

Wij verstaan elkaar goed. 

Voorzitter. Het oordeel over de motie-Ypma/Straus op stuk nr. 197 en over de motie-Ypma/Straus op stuk nr. 198 laat ik aan de Kamer. 

De motie-Bisschop/Rog op stuk nr. 199, die nog een stap verder gaat wat betreft doorzettingsmacht, ontraad ik echt. Het goede is juist dat samenwerkingsverbanden en gemeenten zelf kunnen bekijken hoe zij daar vorm aan geven. Als we dat in de wet opnemen, halen we de flexibiliteit er juist uit. Bovendien ben ik bang dat er in de tussentijd niks gaat gebeuren en dat heel veel samenwerkingsverbanden op hun handen gaan zitten en zeggen: we kijken eerst wel even wat de wetgever wil en tot die tijd doen we niets. Dat zou ik onwenselijk vinden. 

De heer Bisschop (SGP):

Ik wil even een misverstand uit de weg ruimen. Het eerste punt dat de staatssecretaris maakt, is dat het een verstarring is van de systematiek. Dat is geenszins de bedoeling. Een wettelijke regeling kan ook inhouden dat een samenwerkingsverband in overleg met gemeenten enzovoorts de vorm kiest die naar zijn oordeel het efficiëntst is. De wettelijke regeling betekent geen verslechtering van de huidige mogelijkheden. Integendeel, die biedt juist het wettelijke kader voor de huidige ontwikkelingen, zoals die spontaan al gaande zijn. 

Staatssecretaris Dekker:

Wanneer je een wetgevingstraject ingaat, ontstaat onmiddellijk discussie over de vraag wat de definitie van het begrip "doorzettingsmacht" is en of de wetgever dat kan definiëren. Daar komt een enorme koehandel achter weg. Heel veel gemeenten en samenwerkingsverbanden begrijpen best wat er van hen wordt verwacht. We roepen hen ook extra daartoe op. Ik denk dat dit vrijwillige proces, met iets meer dwang en drang vanuit onze kant dat het snel moet gebeuren, effectiever is en dat we er in the end sneller mee bereiken wat we willen dan wanneer we een formeel wetgevingstraject ingaan. 

Ook de motie-Bisschop op stuk nr. 200 ontraad ik. Het punt is nu juist dat wij het van belang achten dat wanneer we het aantal thuiszitters naar beneden willen brengen, de samenwerkingsverbanden zicht hebben op het aantal thuiszitters in hun samenwerkingsverband. Dit is wellicht een paardenmiddel, maar tegelijkertijd doet het twee dingen. In de eerste plaats brengt het de problematiek beter in kaart. Je kunt een probleem pas oplossen als je weet waar het probleem zit. In de tweede plaats is het voor de samenwerkingsverbanden die dit al goed voor elkaar hebben, niet zo ingewikkeld om deze gegevens aan te leveren. Ook in die zin gaat het dus om wat impliciete drang of dwang jegens de samenwerkingsverbanden die de cijfers nog niet op orde hebben om die nu wel heel snel op orde te brengen. Dat is allemaal bedoeld om de aantallen thuiszitters zo snel mogelijk naar beneden te brengen. Daarom denk ik dat dit een gerechtvaardigde administratieve vraag is en zou ik niet datgene willen doen wat de heer Bisschop in zijn motie voorstelt. Daarom ontraad ik zijn motie. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit VAO. Ik stel voor, over de moties te stemmen bij de eerstvolgende mogelijkheid na het reces. 

Daartoe wordt besloten. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven