17 Bekostiging onderwijs aan vluchtelingenkinderen en asielzoekers

Aan de orde is het VAO Bekostiging onderwijs aan vluchtelingenkinderen en asielzoekers (AO d.d. 2/12). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. Alle sprekers hebben twee minuten spreektijd. Daarin moeten ze ook hun moties indienen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik wil slechts één motie indienen en een enkele opmerking maken. Ik zal beginnen met het indienen van de motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat er adequate bekostiging dient te zijn voor de opvang en scholing van vluchtelingenkinderen; 

constaterende dat er in het primair onderwijs voor één jaar aanvullende bekostiging is en in het voortgezet onderwijs twee jaar; 

overwegende dat onderwijsachterstanden niet na één jaar zijn ingelopen; 

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk, uiterlijk voor de Voorjaarsnota, een voorstel naar de Kamer te sturen dat basisscholen ook in het tweede jaar aanvullende bekostiging krijgen voor de scholing van vluchtelingenkinderen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 4 (34334). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Straks zal mevrouw Ypma mede namens mij ook nog twee voor ons buitengewoon belangrijke moties indienen over bekostiging van vluchtelingenkinderen. 

Tot slot wil ik de staatssecretaris er met nadruk op wijzen dat mijn fractie van mening is dat hij wat vaart zou moeten maken met het uitvoeren van de motie van de leden Voordewind en Voortman van 16 november jl. Daarin wordt de regering gevraagd om verhuisbewegingen van gezinnen van vluchtelingen met kinderen zo veel mogelijk te beperken. Wij snappen dat dit niet tot nul kan worden beperkt, gezien de huidige situatie. Een inspanning om zo min mogelijk met deze gezinnen te slepen, zou volgens ons echter wel zeer op zijn plaats zijn. 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik begin met te zeggen dat mijn fractie blij is met de toezegging van de staatssecretaris om voor scholen waarvoor het onmogelijk is om het onderwijs aan vluchtelingenkinderen voor te financieren, die voorfinanciering te regelen via het ministerie. Ik wil de staatssecretaris bij deze gelegenheid ook nog vragen om die mogelijkheid voor voorfinanciering waar dat nodig is — het laatste zeg ik er uitdrukkelijk bij — mee te nemen in de informatievoorziening naar scholen. 

Ik wil één motie indienen. Zij gaat over de noodopvanglocaties die korter dan zes maanden open zijn. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat gemeenten met scholen waarin basisonderwijs voor asielzoekers wordt verzorgd, bepaalde huisvestingsvoorzieningen kunnen aanvragen via de zogenaamde Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers (OHBA-regeling); 

overwegende dat deze OHBA-regeling op dit moment alleen openstaat voor opvanglocaties die langer dan zes maanden opvang aanbieden; 

overwegende dat er verschillende noodopvanglocaties zijn die korter dan zes maanden open zijn; 

overwegende dat het wenselijk en belangrijk is dat ook op deze locaties onderwijs wordt geboden aan kinderen; 

verzoekt de regering, de OHBA-regeling ook open te stellen voor opvanglocaties die korter dan zes maanden open zijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 5 (34334). 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Voor vluchtelingenkinderen die op jonge leeftijd al heel veel hebben meegemaakt, is het van essentieel belang dat zij zo snel mogelijk naar school toe kunnen. Daar moet er extra aandacht zijn voor taal en traumaverwerking. De staatssecretaris heeft daarover zeer verstandige dingen gezegd tijdens het AO. Daarvoor bedank ik hem hartelijk. 

Ik wil nog twee moties indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat alle vluchtelingenkinderen in Nederland recht hebben op goed onderwijs, en scholen die de kinderen een warm welkom geven een compliment verdienen; 

overwegende dat scholen bij het onderwijs aan vluchtelingenkinderen moeten kunnen rekenen op toereikende bekostiging; 

constaterende dat in het primair onderwijs voor asielzoekers- en nieuwkomerskinderen een aanvullende bekostiging van circa €4.300 per jaar bovenop de reguliere bekostiging van circa €4.700 per jaar komt, waardoor er in het primair onderwijs maximaal circa €9.000 beschikbaar is; 

constaterende dat in het voortgezet onderwijs voor asielzoekers- en nieuwkomerskinderen een aanvullende bekostiging van circa €4.100 per jaar bovenop de reguliere bekostiging van circa €6.900 per jaar komt, waardoor er in het voortgezet onderwijs maximaal circa €11.000 beschikbaar is; 

overwegende dat er niettemin op dit moment binnen het onderwijsveld te veel onduidelijkheid bestaat over de bekostiging van het onderwijs aan vluchtelingenkinderen; 

verzoekt de regering, duidelijk te communiceren over de maatwerkfinanciering waarbij de bekostiging voor het onderwijs zowel in opvangcentra als in reguliere scholen voor een geheel jaar, of naar rato hiervan een gedeelte: 

  • -€9.000 bedraagt in het primair onderwijs; 

  • -€11.000 bedraagt in het voortgezet onderwijs, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ypma, Grashoff, Van Meenen en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 6 (34334). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat scholen voor basisonderwijs bij de huidige wisselende vluchtelingenaantallen komen te staan voor financiële problemen waarin de bekostigingssystematiek niet altijd voorziet; 

overwegende dat er naast de bestaande regelingen maatwerk nodig is; 

verzoekt de regering, te onderzoeken: 

wat de voor- en nadelen zijn van een verhoging van het aantal peilmomenten in het basisonderwijs van drie naar vier, net als in het voortgezet onderwijs; 

wat de consequenties zijn van het verstrekken van de financiering vanaf één kind in het basisonderwijs; 

verzoekt de regering tevens, de Kamer ruim voorafgaand aan de besluitvorming over de Voorjaarsnota hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ypma, Grashoff, Van Meenen en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 7 (34334). 

Ik kijk of de staatssecretaris direct kan antwoorden. Dat is het geval. Het woord is aan de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik wil de commissie bedanken voor de goede discussie die wij hebben gehad over de opvang van vluchtelingenkinderen en het verzorgen van goed onderwijs. Ik deel wat mevrouw Ypma in haar motie heeft verwoord, namelijk dat iedereen die hier zijn schouders onder zet om dit op een zo goed mogelijke manier te doen, of het nu gaat om gemeenten, schoolbesturen of mensen van mijn ministerie, van V en J of van het COA, een groot compliment verdient. Het heeft immers nogal wat voeten in de aarde als je plotseling nieuw onderwijs uit de grond moet stampen voor deze aantallen vluchtelingen waar wij op dit moment mee te maken krijgen. Ik zie dat dit gelukkig steeds beter lukt. 

Er zijn twee vragen gesteld. De heer Grashoff vroeg hoe het zit met de uitvoering van de motie-Voordewind/Voortman over het beperken van verhuisbewegingen. Ik ben hierover in gesprek met mijn collega van V en J. Naast onderwijs zijn er ook andere redenen waarom het goed is om verhuisbewegingen wat te beperken. De doorbraak die wij twee weken terug bij het bestuursakkoord hebben gerealiseerd samen met gemeenten en provincies — dat is juist gericht op het realiseren van meer permanente opvang voor vluchtelingen in gemeenten — zal hier enorm bij helpen. Het staat bij ons helder op het netvlies. 

De heer Van Meenen bedankt voor de toezegging over voorfinanciering. Ik denk niet dat het bij heel veel schoolbesturen zal spelen, maar waar dat wel het geval is, ben ik absoluut bereid om in te springen en enige vorm van maatwerk te bieden. Ik zal ervoor zorgen dat dit ook in onze communicatie aan scholen steeds helder is. 

Er zijn vier moties ingediend. Ik begin bij de motie-Grashoff op stuk nr. 4. Daarin wordt eigenlijk gevraagd: verruim de regeling van eerste opvang in het primair onderwijs van één naar twee jaar. Ik wil deze motie ontraden, en wel hierom. Het is niet nieuw dat asielzoekerskinderen naar Nederland komen en dat wij te maken hebben met vluchtelingenkinderen. Deze regeling bestond daarvoor ook al en werkte goed. In die zin is zij adequaat. De uitdaging waar wij nu voor staan, is dat wij met veel grotere aantallen te maken hebben. Wij proberen de regeling wat preciezer te maken door haar af en toe aan te passen door middel van meer peilmomenten. Daarover is door mevrouw Ypma een motie ingediend, die mede is ondertekend door de heer Grashoff. Daar kan ik wel een heel eind in mee gaan, maar dit is eigenlijk het verruimen, het ophogen van de regeling en in mijn ogen is daar geen noodzaak toe. In het debat heb ik al aangegeven waarom er een verschil is tussen het po en het vo. Bovendien is dit een motie die bij uitvoering grote financiële consequenties zal hebben. Ik zie daar geen dekking bij. Nogmaals, ik vind de motie niet nodig en ik vind haar ook niet gedekt, vandaar dat ik haar ontraad. 

In zijn motie op stuk nr. 5 vraagt de heer Van Meenen om oprekking of openstelling van de OHBA-regeling, de onderwijshuisvesting met name op noodopvanglocaties. Die regeling is overigens niet van mijn ministerie, maar van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Er is bewust voor gekozen om die regeling op zes maanden te begrenzen. Als het om een kortere tijd gaat, bijvoorbeeld om twee maanden, is het namelijk niet verantwoord om een heel nieuw gebouw neer te zetten. In zo'n geval is het beter om naar alternatieven te kijken, bijvoorbeeld om kinderen naar scholen in de buurt te vervoeren. Ik zou deze motie dan ook willen ontraden. 

De voorzitter:

Mijnheer van Meenen, echt één vraag over de motie. 

De heer Van Meenen (D66):

Ook als een opvang twee, drie, vier of vijf maanden gebruikt moet worden, zijn er kosten aan verbonden. In deze motie wordt er helemaal niet voor gepleit om daar even een nieuw gebouw voor neer te zetten. De gemeenten die ermee te maken krijgen, hebben gewoon die kosten. Overigens is de vraag gesteld aan de regering, aan deze staatssecretaris maar ook aan die van Veiligheid en Justitie, aan allemaal eigenlijk. 

Staatssecretaris Dekker:

U weet dat het kabinet met één mond spreekt. Het antwoord dat de heer Van Meenen van collega Dijkhof zou hebben gekregen, zou precies hetzelfde zijn als het antwoord dat ik hem nu geef. Er is ook een reden om die termijn op zes maanden te zetten. Dat laat onverlet dat we ook kijken naar maatwerk voor de locaties waar de opvang vier of vijf maanden duurt. Dan is het echter geen automatisch recht dat scholen ook in aanmerking komen voor een huisvestingsbudget. In die gevallen zijn er soms alternatieven die op dat moment beter uitpakken, bijvoorbeeld vervoer naar omliggende scholen. Ik ben altijd bereid om met een redelijk oog te kijken naar de noden bij gemeenten en scholen. Sterker nog, dat hebben we ook afgesproken in het bestuursakkoord van twee weken terug. Maar om daarmee automatisch de termijn voor de huisvestingsregeling te verkorten, vind ik onverstandig. Dat is de reden waarom ik de motie ontraad. 

Over de moties op stukken nrs. 3 en 4 kan ik heel kort zijn. Het lijkt mij verstandig wat erin wordt gevraagd. Misschien moet ik dat niet zeggen, want uiteindelijk beoordeelt de Kamer of het verstandig is, maar ik zou dat oordeel echter ook heel graag daar laten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

We zijn hiermee gekomen aan het einde van dit VAO. Over de ingediende moties zullen wij de volgende week stemmen. 

Het VAO Leraren en lerarenopleidingen dat wij nu zouden houden, zou ook samen met de minister van Onderwijs zijn, maar zij zit in de Eerste Kamer en die gaat altijd voor. Ik kijk de leden even aan: kunnen wij dit VAO houden met alleen de staatssecretaris? Hij zou er sowieso bij aanwezig zijn. Ik zie dat daarmee wordt ingestemd. 

Staatssecretaris Dekker:

Dan moeten we misschien even schorsen, maar dat komt wel goed. 

De voorzitter:

Dat is goed. 

Naar boven