4 Vragenuur: Vragen Jasper van Dijk

Vragen van het lid Jasper van Dijk aan de minister van Veiligheid en Justitie, bij afwezigheid van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, over het bericht dat Amsterdam homoseksuele vluchtelingen apart opvangt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. De positie van homoseksuele asielzoekers in de noodopvang is in sommige gevallen uiterst zorgwekkend. Er zijn voorbeelden van lhbt-asielzoekers die worden bedreigd door hun eigen kamergenoten. Zij worden gepest, uitgelachen en uitgescholden. Hun veiligheid is in het geding, louter vanwege hun geaardheid. Dat is onacceptabel. Een oplossing is om de homoseksuele asielzoeker veiligheid te bieden door voor hem of haar een safe house te regelen. Bij een acute noodsituatie valt dat te verdedigen. Amsterdam doet dit ook al. Deelt de minister de mening dat die mogelijkheid er op dat moment moet zijn? De minister voor emancipatie wijst gemeenten bewust op deze mogelijkheid. Staat de minister van Veiligheid en Justitie daarmee op één lijn?

Een andere oplossing, de belangrijkste oplossing, is natuurlijk het aanpakken van de daders. Discriminatie, bedreiging en geweld zijn immers gewoon verboden. Deelt de minister de mening dat hij alles moet doen om de veiligheid van deze mensen te garanderen, dus dat hij klachten serieus moet oppakken, dat hij ervoor moet zorgen dat het personeel hiermee kan omgaan en dat hij een vertrouwenspersoon aanstelt?

Wordt de gelijke behandeling van alle mensen, dus ook van lhbt'ers, vanaf dag één in de opvang onder de aandacht gebracht?

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de heer Van Dijk voor het stellen van deze vragen, die ik hier graag beantwoord in afwezigheid van de staatssecretaris. Deze is, zoals de heer Van Dijk waarschijnlijk weet, op dit moment in Griekenland om daar de situatie in ogenschouw te nemen. De heer Van Dijk stelt vijf vragen en het antwoord op al die vragen is eigenlijk ja, maar dat is niet wat de heer Van Dijk wil, dus ik zal heel kort het kabinetsstandpunt in dezen toelichten.

Wat ons betreft gelden voor iedereen die als vluchteling in de Nederlandse opvang verblijft, de Nederlandse normen en waarden, waarbij onder meer geen onderscheid gerechtvaardigd is naar seksuele geaardheid of geslacht. In onze opvang — dat is vraag drie van de heer Van Dijk — gelden huisregels en hierover worden de vluchtelingen en asielzoekers actief geïnformeerd. Er vindt voorlichting plaats, ook over artikel 1 van onze Grondwet.

Vluchtelingen worden actief geïnformeerd — dat was vraag vijf — over de mogelijkheid om aangifte te doen of melding te maken van intimidatie, bedreigingen of andere handelingen die zien op dit probleem. Vluchtelingen die zelf intimideren, discrimineren of agressief gedrag vertonen, worden overgeplaatst en/of de politie komt in actie. Het COA treedt actief op in dit soort situaties.

Als zich in de noodopvang een acute noodsituatie voordoet waarin het COA niet in staat is om de veiligheid van een specifiek persoon te garanderen, kan een overplaatsing noodzakelijk zijn. De algemene lijn is echter dat niet de slachtoffers worden overgeplaatst, maar dat de daders worden overgeplaatst en aangepakt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het laatste is natuurlijk heel belangrijk. De daders moeten worden aangepakt. Toch lijkt er wat onduidelijkheid te zijn over het standpunt van het kabinet hierover, want we horen aan de ene kant de minister voor Integratie en de staatssecretaris van Justitie zeggen dat aparte opvang voor dit soort groepen onwenselijk is, terwijl aan de andere kant dat de minister voor Emancipatie bewust promotie maakt voor aparte opvang of in ieder geval bij de gemeenten onder de aandacht brengt dat aparte opvang mogelijk is. Wat is nu precies het standpunt van de regering?

Minister Van der Steur:

Er zit geen licht tussen beide standpunten. Er is ook maar één standpunt en dat is van de zijde van collega Bussemaker bevestigd. Zij gaf aan dat zij in haar brief aandacht vroeg voor een aantal actuele problemen die zich voordoen rond lhbt's. Een van die problemen is de situatie in de noodopvang. Zij gaf het voorbeeld van Amsterdam, waarbij de noodopvang onder de verantwoordelijkheid van de stad Amsterdam valt en niet onder die van het COA. Dat is een uitzonderingssituatie. Er is voor gekozen om in een specifieke situatie aparte opvang te bieden. Het is regeringsbeleid dat dit kan plaatsvinden, maar de hoofdlijn is toch dat we dat liever niet willen hebben, omdat we vinden dat de daders moeten worden overgeplaatst en aangepakt, en niet de mensen die gediscrimineerd worden. Minister Bussemaker heeft bevestigd dat het ook in haar beleving zo is dat het beleid in acute noodsituaties anders kan zijn.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Tot slot nog de vraag wat er in de opvang concreet gebeurt — de minister gaf daar al kort antwoord op — om de mensen te wijzen op de gelijke behandeling van man, vrouw, homo, lesbienne en alle mensen. Hoe wordt dit actief onder de aandacht gebracht? De onveiligheid van sommige mensen is nu groot en dat moeten we niet willen.

Minister Van der Steur:

Ik zei al precies wat er gebeurt. Er gelden huisregels. Mensen worden actief geïnformeerd. Er vindt voorlichting plaats over artikel 1 van de Grondwet en het COA zit er bovenop om ervoor te zorgen dat dit soort situaties zich niet voordoen en dat de daders die zich hier schuldig aan maken, worden aangepakt.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik ben heel blij dat deze minister zijn collega-minister Asscher heel hard terugfluit in zijn kritiek op het beleid van de gemeente Amsterdam en dat hij bij monde van het kabinet zegt dat hij het beleid van de gemeente Amsterdam om lhbt-asielzoekers beter te beschermen, volledig ondersteunt. Ik vind dat echt winst. Ik wil de minister wel vragen om er nog een schepje bovenop te doen. Zorg er dan ook voor dat er in de opvang, waar veel van deze kwetsbare mensen zich bevinden, ook vertrouwenspersonen zijn waar zij met hun zorgen terechtkunnen!

Minister Van der Steur:

Wat het laatste punt betreft: ik weet niet of er niet al vertrouwenspersonen zijn. Dat zou ik moeten nagaan. U zult begrijpen dat dit geen dagelijks onderwerp voor mij is. Ik zal dat nagaan en de staatssecretaris verzoeken om dat nog even aan de Kamer te laten weten. Als een gemeente, die zelf verantwoordelijk is voor noodopvang, de keuze maakt om daarvoor aparte opvang te bieden, vind ik dat prima.

Ik wil wel nogmaals herhalen dat voor het kabinet de hoofdlijn is dat niet de lhbt's overgeplaatst moeten worden voor de discriminatie die zij ondervinden, maar dat de daders moeten worden aangepakt. De daders moeten degenen zijn die worden overgeplaatst naar andere opvang.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Wat er in Amsterdam gebeurt, namelijk de lhbt'ers uit de noodopvang plaatsen, is echt de omgekeerde wereld. Zoals de minister ook zegt, zouden de daders moeten worden uitgeplaatst. Sterker nog, als ze echt mensen hebben bedreigd, dan zouden ze in vreemdelingendetentie moeten verdwijnen. Ik hoop dat dat de lijn van het kabinet is. Ik breng ook de positie van christelijke asielzoekers onder de aandacht, want die zitten in dezelfde benarde positie. Die worden soms om 4.00 uur 's nachts wakker gemaakt omdat ze mee moeten bidden met de moslims. Ze durven niet voor hun geloof uit te komen. Dus ik wil ook graag aandacht voor bedreigingen jegens christelijke asielzoekers.

Minister Van der Steur:

Zoals de heer Voordewind weet, geldt artikel 1 van de Grondwet ook ten aanzien van discriminatie op grond van religieus gedachtegoed. Daar geldt precies hetzelfde voor. Ik ben het geheel met de heer Voordewind eens.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik kan de minister helpen: die vertrouwenspersonen zijn er nog niet.

Minister Van der Steur:

O.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Maar mijn vraag gaat over de positie van die lhbt-asielzoekers. De minister heeft nu al meerdere keren gezegd: in principe willen wij dat daders uitgeplaatst worden en niet mensen die slachtoffer zijn van geweld. Ik ben het zeer met hem eens dat daar de nadruk op moet liggen. Nu hoor ik vaak dat lhbt-asielzoekers zelf vragen om tijdelijk in een safehouse de rust te hebben om zich veilig te voelen. Begrijp ik het goed dat het kabinet zegt: in die situaties moet dat inderdaad wel kunnen?

Minister Van der Steur:

In een acute noodsituatie is dat natuurlijk denkbaar, maar liever niet. Als je een slachtoffer apart zet, kies je er immers voor om het slachtoffer te laten ondervinden wat het betekent om slachtoffer te zijn. Wij vinden dat iedereen zich in Nederland gewoon aan de wet moet houden, ook de vluchtelingen die in Nederland aanwezig zijn. Zij horen zich gewoon te gedragen en te houden aan onze Nederlandse normen en waarden.

De heer Fritsma (PVV):

Wat er in asielzoekerscentra gebeurt, geeft precies aan wat voor kwaadaardige cultuur dit kabinet naar Nederland haalt. Wij zien agressie tegen christenen. Wij zien agressie tegen homoseksuelen. Wij zien agressie tegen vrouwen. Wij zien agressie tegen iedereen die geen moslim is. Dit is precies de islamisering van Nederland, die onmiddellijk moet stoppen. Daarom roep ik het kabinet ertoe op om a. geen asielzoekers meer toe te laten en b. in ieder geval degenen die zich schuldig maken aan agressie en bedreiging onmiddellijk uit Nederland te verwijderen. Die moet je dus niet overplaatsen en geen verblijfsvergunning geven. Onmiddellijk uitzetten!

Minister Van der Steur:

Ik heb al gezegd dat het van heel groot belang is dat er stevig wordt opgetreden tegen de mensen die zich hieraan schuldig maken. Dat doet het COA zelf. Dat kan de politie ook doen als er sprake is van aangifte of eventueel een melding. Dat is het uitgangspunt van het beleid. Over de eerdere punten van de heer Fritsma zijn meerdere moties van onder andere zijn hand in de Kamer ter stemming geweest. Die hebben het niet gehaald, dus zijn standpunt op dit punt kan niet rekenen op een meerderheid in de Tweede Kamer.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Onderscheid op basis van religie en geaardheid is niet mogelijk in Nederland. Ik ben blij dat de minister daarover een ferm standpunt inneemt tijdens dit mondelingevragenuurtje. Hij geeft wel aan dat daders worden overgeplaatst naar een andere opvanglocatie. Volgens mij is er maar één onderscheid mogelijk: mensen die zich wel aan de regels houden — de huisregels, onze wetten en regels — en mensen die zich daar niet aan houden. Hoe zit het met de capaciteit van de politie en het Openbaar Ministerie om mensen in dit soort gevallen te vervolgen? Is het logisch dat ze worden overgeplaatst naar een ander centrum? Of vindt de minister dat ze actiever opgespoord moeten worden en dat tegen hen passende maatregelen moeten worden genomen?

Minister Van der Steur:

Als de heer Kuzu goed geluisterd heeft naar wat ik net gezegd heb, dan heeft hij gehoord dat dat precies de essentie is van mijn betoog. Overplaatsing is absoluut een optie om daarmee het gevaar weg te nemen voor degene die gediscrimineerd wordt. Maar natuurlijk zullen het Openbaar Ministerie en politie optreden als daar aanleiding toe is, want discriminatie wordt in Nederland niet getolereerd. Maar uit de discussies die ik de afgelopen maanden vaker met de Kamer heb gehad over discriminatie, weten wij ook hoe lastig het vaak is om de bewijslast rond te krijgen. Dat weet de heer Kuzu ook, maar het uitgangspunt is dat mensen die zich hier schuldig aan maken, daarvoor moeten boeten. Daarvoor zijn het Openbaar Ministerie en de politie geëigend toegerust.

Mevrouw Karabulut (SP):

Kan de minister dan ook toezeggen dat dat praktijk wordt? Het is heel erg mooi dat niet degene die bedreigd wordt, of hij nu homoseksueel is of anderszins, uitgezet wordt maar de daders. Ik denk dat wij het daar met z'n allen over eens zijn. Ik heb hier een voorbeeld van iemand die voortdurend werd bedreigd door zijn kamergenoot. Die liep met een mes op zak rond, schold hem iedere keer uit en vertelde voortdurend tegen homo's te zijn. Maar vervolgens werd degene die bedreigd werd, uit de kamer gezet en moest hij de hele nacht op de gang slapen. Hier is dus niet de dader eruit gepikt. Kan de minister toezeggen dat ook in unieke situaties waar direct bescherming nodig is, niet het slachtoffer maar de dader wordt opgepakt, uitgezet en vervolgd? Kan de minister dit toezeggen?

Minister Van der Steur:

Ik ken niet het individuele geval waar mevrouw Karabulut naar verwijst. Ik weet ook niet of dat geval bewijsvoering levert voor wat een groter probleem zou zijn. Ik weet dat wij er alles aan doen om dit soort situaties te voorkomen. Dat is ook logisch, want het is de taak van het COA om de opvang zodanig te organiseren dat mensen er veilig kunnen zijn.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik ben blij met de brief van mevrouw Bussemaker. Ik heb nog een vraag. Wij hebben nu op verschillende plekken in Nederland opvang in gemeenten die daarmee voorheen minder ervaring hadden. Hoe vinden er nu afspraken plaats tussen de politie en het COA als het om dit soort meldingen gaat? Welk gevolg heeft dit voor de procedure van een asielzoeker die zich schuldig maakt aan dit soort discriminerende, kwetsende dan wel gewelddadige praktijken?

Minister Van der Steur:

Ten aanzien van dat laatste punt weet mevrouw Kuiken al dat staatssecretaris Dijkhoff daarvoor een beleidswijziging heeft aangekondigd. Ik heb op dit moment niet scherp hoe dat zou uitwerken voor dit soort specifieke situaties. Ik stel voor dat ik nog even een kort briefje aan de Kamer stuur om die twee aspecten die mevrouw Kuiken aan de orde stelt, nader aan de Kamer toe te lichten.

De heer Azmani (VVD):

Het is fijn om te constateren dat de minister er helder en duidelijk over is dat de regering de kant kiest van het slachtoffer en niet van de dader. De dader moet worden aangepakt. Ik merk in dit parlement, op basis van de interrupties, dat wij weinig op hebben met de dader. Als mensen net in dit land komen, hebben ze te accepteren waarvoor wij staan. Een ding waarvoor wij staan is de vrijheid om te zijn wie je mag zijn. Hiertoe hoort respect voor alle lhbt'ers in dit land. De aangifte moet werkelijk worden gemaakt. Wil je mensen met een enkeltje terugsturen, moet je ook bereid zijn om aangiften in behandeling te nemen en mensen strafrechtelijk te vervolgen. Is de minister bereid om met zijn collega Dijkhoff te bekijken hoe dat proces verder kan worden geïntensiveerd zodat aangiften daadwerkelijk worden omgezet in veroordelingen en wij mensen daadwerkelijk een enkeltje uit dit land kunnen geven?

Minister Van der Steur:

Ik ben altijd graag bereid om dat te doen. Ik weet dat die gesprekken gaande zijn tussen het COA en de politie. De politie zit er dicht bovenop, ook vanwege de taken die zij heeft binnen het kader van de vluchtelingenproblematiek. Ik zal dat gesprek graag voeren en bezien of alles zo is ingeregeld als wij vinden dat nodig is.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Het kan verkeren. Na Rutte, Asscher, Dijkhoff en Bussemaker spreekt vandaag minister Van der Steur over dit onderwerp. Ik hoor hem duidelijk zeggen dat wat de regering betreft de agressor wordt uitgeplaatst. Dat is mooi om vast te stellen, zeker voor de toekomst, bij de integratie van vluchtelingen, die straks in een wijk terechtkomen naast bijvoorbeeld twee mannen. Als dit een oprisping is geweest van de minister voor Emancipatie, kan het dan zijn dat, als dit weer gebeurt, er ook aandacht komt voor christenen, jezidi's en alleenstaande vrouwen, om maar eens enkele categorieën te noemen? Is de minister in staat om de aantallen van alle aangiften aan de Kamer kenbaar te maken?

De voorzitter:

Mevrouw Keijzer, u had maar recht op één vraag.

Minister Van der Steur:

Over de discriminatie, het laatste punt, hebben wij niet al te lang geleden nog een brief aan de Kamer gestuurd. Deze ging over discriminatie breed. Er is een systeem bij de politie ingericht waarmee het mogelijk is om die administratie bij te houden. Dit kan nu nog niet, dus dat antwoord kan ik nog niet geven. Mevrouw Keijzer suggereert dat er op de een of andere manier verschil van mening zou zijn tussen mevrouw Bussemaker en het kabinet, of de voorgangers die mevrouw Keijzer noemde. Volgens mij zeggen wij precies hetzelfde. Ik heb dit al toegelicht in antwoord op de vragen van de heer Van Dijk.

Tot slot, dat voeg ik er nog aan toe in antwoord op de vraag van mevrouw Karabulut, behoort iedere medewerker van het COA een rol als vertrouwenspersoon op zich te kunnen nemen. Dat hoort bij de professionaliteit van een COA-medewerker. Iedere bewoner kan altijd bij COA-medewerkers terecht met vragen en voor het bespreken van persoonlijke problematiek. Bewoners wordt voorgelegd dat ze voor elk signaal of voorval terecht kunnen bij de COA-medewerkers. De bewoners worden ook geïnformeerd over de mogelijkheid om aangifte te doen van eventuele strafbare feiten.

De voorzitter:

Mevrouw Keijzer krijgt bij uitzondering de gelegenheid om een tweede vraag te stellen.

Mevrouw Keijzer (CDA):

In de Kamer is eerder een motie aangenomen waarin staat dat vluchtelingen die zich schuldig maken aan een misdrijf geen aanspraak meer mogen maken op verblijf hier. Dan is echter wel nodig dat er aangifte wordt gedaan. Er wordt gewerkt aan een systeem om een en ander te registeren. Er is zojuist gevraagd om het gehele proces beter te stroomlijnen. Begrijp ik de minister goed dat hij op dit moment niet weet hoeveel keer de afgelopen maanden — deze discussie voeren wij al langer — er een begin is gemaakt met een strafrechtelijk proces of dat er aangifte is gedaan van discriminatie van welke aard dan ook in asielzoekerscentra, noodopvang of crisisopvang?

Minister Van der Steur:

Dat begrijpt mevrouw Keijzer goed. Ik heb mij tot op heden niet met dit onderwerp beziggehouden. De debatten met de Kamer zijn niet door mij gevoerd, maar door de staatssecretaris. Dat wil niet zeggen dat ik niet graag bereid ben om te bezien of die informatie beschikbaar is. Ik verwacht het niet, maar mocht het anders zijn dan neem ik dat mee in de brief die ik aan mevrouw Kuiken heb toegezegd.

De voorzitter:

Ik dank u voor uw antwoord en voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven