3 Evaluatie inzet Nederlandse militairen 2014

Aan de orde is het VAO Evaluatie inzet Nederlandse militairen 2014 (AO d.d. 04/11). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom. Fijn dat ook de minister van Defensie hier aanwezig is. Ik heet haar ook van harte welkom. Ik geef het woord aan de eerste spreker, de heer Teeven. 

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Vorige week hebben wij een prima algemeen overleg gehad met beide bewindslieden over de evaluatie van de missies. Dat is een jaarlijks overleg. Daaruit kwam naar voren dat het wellicht toch wenselijk zou zijn om bij die evaluatie niet alleen de inzet van militair personeel te beoordelen maar ook van civiel en diplomatiek personeel, voor zover daarvan sprake is bij een missie. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de inzet van militairen ieder jaar wordt geëvalueerd door het ministerie van Defensie; 

overwegende dat voor een totaalbeeld van de inzet ook niet-militair personeel moet worden geëvalueerd; 

verzoekt de regering, voortaan tegelijk met de evaluatie van de inzet van militairen, ook de inzet van civiel en diplomatiek personeel te evalueren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 302 (29521). 

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Volgens het kabinet kan er worden bezuinigd op militaire missies door deze te clusteren en beter te kijken naar de toegevoegde waarde voor Nederland. Die woorden blijken echter gebakken lucht, want concrete stappen om in de missies te snijden worden niet gezet. De EU-trainingsmissie Somalië is een exemplarisch voorbeeld van de wijze waarop linkse maakbaarheidsidealen vervagen in de keiharde Afrikaanse realiteit. Die missie leidt nog geen 1.000 militairen per jaar op. Velen van hen verdwijnen van de radar en hun loyaliteit wordt in twijfel getrokken. De duurzaamheid van het resultaat blijft zorgelijk, zo erkent ook het kabinet zelf. De uitstroom van reeds getrainde militairen is een punt van zorg. Waar zij blijven is onbekend. Leiden wij eigenlijk mensen op voor Al-Shabaab of voor lokale krijgsheren? De minister kan die mogelijkheid gewoon niet ontkennen. 

De minister gaf in 2014 zelf al aan dat de getrainde militairen vooral loyaal zijn aan hun eigen clan en nauwelijks aan de centrale regering. Van de opgeleide militairen die misschien niet uitstromen, is ook niet bekend waar ze terechtkomen, want Somalië heeft nog steeds geen personeelsregistratiesysteem ingesteld. 

De Somalische veiligheidssector is ook in allerlei andere opzichten niet zichtbaar verbeterd. Nederlandse militairen verblijven al jarenlang nog steeds op het vliegveld van Mogadishu omdat het daarbuiten gewoon te gevaarlijk is. Na jaren van pogingen om de rechtsstaat op te bouwen in dat land, stelt nog niet de meest simpele wetgeving piraterij strafbaar, met dank aan het lakse, incompetente en corrupte Somalische bestuur. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de EU-trainingsmissie Somalië, namelijk de opbouw van een effectieve veiligheidssector in Somalië, na jaren van inspanningen niet tot significante en duurzame resultaten leidt; 

verzoekt de regering, de Nederlandse deelname aan EUTM Somalië per direct te beëindigen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 303 (29521). 

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. Overal ter wereld zetten Nederlandse mannen en vrouwen zich in voor vrede en veiligheid: militairen, diplomaten en ontwikkelingswerkers. D66 waardeert hun inzet. Vorige week in het debat heeft mijn fractie, net als een aantal andere fracties in dit huis, wederom aan het kabinet gevraagd om de hoeveelheid veelal kleine missies te bezien. In totaal gaat het om twintig missies in veertien gebieden. Aangezien minister Koenders niets wil doen aan deze versnippering, dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er sprake is van een versnippering in het beleid ten aanzien van deelname aan missies; 

constaterende dat de regering bijna een jaar geleden heeft toegezegd, bij de uitwerking van de motie-Van der Staaij serieus in te gaan op het punt van de kleine missies, dat wil zeggen een afwegingskader op te nemen waarop de Kamer haar keuzes met betrekking tot missies kan baseren; 

tevens constaterende dat de regering onlangs schriftelijk heeft bevestigd dat er wordt nagedacht over mogelijke verbeteringen van de huidige praktijk van kleine bijdragen aan missies en de kosten die daaraan verbonden zijn, en de Kamer daarover te informeren zodra de gedachtenvorming is afgerond; 

verzoekt de regering, alsnog deze toezeggingen gestand te doen, een afwegingskader voor deelname aan kleine missies uit te werken inclusief het kostenaspect, de mogelijke verbeteringen te identificeren, en de Kamer daarover voor het voorjaar van 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi en Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 304 (29521). 

De voorzitter:

We wachten heel even totdat de laatste motie is gekopieerd en rondgedeeld. 

Minister Koenders:

Mevrouw de voorzitter. Zoals de heer Teeven zei, hebben we twee weken geleden inderdaad een goed algemeen overleg gehad. Daarin hebben we gesproken over de bijna 3.000 Nederlandse militairen die zijn uitgezonden met diverse complexe missies en diverse taken in de wereld. Daarvan hebben we er verschillende besproken, zoals het trainen en opleiden van Palestijnse veiligheidsfunctionarissen, antipiraterij en luchtacties boven Irak. Er zijn allerlei verschillende missies. Naar aanleiding daarvan zijn drie moties ingediend. Daar wil ik graag iets over zeggen. 

Ik begin met de motie op stuk nr. 302 van de heer Teeven. De heer Teeven heeft, ook in het algemeen overleg, aandacht gevraagd voor de evaluatie van civiele inzet in missies. Het toetsingskader bepaalt dat jaarlijks een tussentijdse evaluatie wordt opgesteld van de lopende operaties waaraan Nederlandse militaire eenheden deelnemen, maar de praktijk is zo gegroeid dat ook kleinere militaire bijdragen die daar strikt genomen niet onder vallen, worden behandeld in de tussentijdse evaluatie. Ik begrijp uit de motie dat de heer Teeven nu vraagt om tevens de uitzending van diplomaten en civiele experts in militaire missies mee te nemen in die evaluatie. Een goed voorbeeld daarvan is MINUSMA, waarin diplomaten de rol van civiel adviseur bij ASIFU vervullen in Bamako en in Gao en waaraan civiele experts een bijdrage leveren, bijvoorbeeld op het gebied van de SSR. Ze zijn dan in hetzelfde kader uitgezonden als de militairen. Ik kan dan ook goed meegaan in de gedachte dat het vanuit de geïntegreerde benadering van belang is om de uitzending van civiele experts — uiteraard serieus — mee te nemen in die tussentijdse evaluatie. In die zin kan ik de motie goed begrijpen en steun ik die dus ook namens de regering. 

De motie op stuk nr. 303 heeft betrekking op een van de kleinere missies waarbij Nederland actief is, de militaire trainingsmissie in Somalië. Dat is een weliswaar kleine maar belangrijke missie waar wij aan meedoen in het licht van een geïntegreerde benadering. Ik kan niet met de evaluatie van de heer De Roon van deze missie meegaan. De missie is absoluut niet gebaseerd op maakbaarheidsidealen in een Afrikaanse context. Het is een training van militairen die het mogelijk maakt dat niet altijd anderen daar hoeven te zijn, maar dat juist de Somaliërs zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun veiligheid. De missie heeft een samenhang met de missies Atalanta en EUCAP Nestor. Ik ga dus niet mee met de evaluatie van de heer De Roon. Wij wachten de review af die in december komt samen met de evaluatie van Atalanta en EUCAP Nestor. In die zin lijkt de motie ook voorbarig. De heer De Roon zou kunnen overwegen om de motie later in te dienen, maar dat is uiteraard aan hem. Als hij de motie nu echter doorzet, zal de regering haar moeten ontraden. 

De heer De Roon (PVV):

Erkent de minister dat de resultaten van deze missie, met name de inzet van Nederlandse militairen, niet zichtbaar, tastbaar, effectief en duurzaam zijn? Dat is de strekking van de motie. Ik houd de minister voor dat de VN zelfs een rapport heeft uitgebracht over het feit dat soldaten de benen nemen en zich aansluiten bij Al-Shabaab. Dat rapport van de VN is niet openbaar. Is de minister bereid zich ervoor in te spannen dat dit rapport wel openbaar wordt opdat wij het kunnen meenemen in onze afwegingen over deze motie? 

Minister Koenders:

Ik blijf bij mijn antwoord in eerste instantie. Er komt een evaluatie van onze kant en daarbij zullen wij alle rapporten die zinnig zijn, meenemen. Op die manier werken wij. Ik kan niet apart rapporten van de Verenigde Naties openbaar maken. Ik heb bij de Verenigde Naties gewerkt. Waar dat kan, wordt alles openbaar gemaakt, maar soms zijn er redenen om dat niet te doen. Die kunnen te maken hebben met de veiligheid van de mensen over wie wij het hebben. Wij zullen al die elementen meenemen in de evaluatie aan het einde van het jaar. Ik denk dat wij dan ook een beter beeld hebben. Ik meen dat de heer De Roon er te negatief en pessimistisch in zit. Ik ben het met hem eens dat het een zeer complex land is. Ik wijs erop dat Al-Shabaab, mede door de combinatie van verschillende acties van de VN en de Europese Unie, aan kracht heeft ingeboet in Somalië. In die zin is de situatie verbeterd. Ik vind het belangrijk dat wij daar niet eeuwig blijven. Op basis van evaluaties, VN-rapporten en andere inspanningen die eraan bijdragen dat die missie verbetert, moeten wij ernaar streven dat wij daar niet hoeven te blijven. Ik blijf bij mijn opvatting dat deze motie niet alleen voorbarig is, maar in een aantal overwegingen ook onjuist. Ik ontraad de motie. 

De heer De Roon (PVV):

De theorie van de minister is misschien deugdelijk, maar een en ander werkt niet. Ik vraag de minister niet om het rapport van de VN over het falen van de resultaten en met name het uitblijven van de resultaten van deze missie openbaar te maken. Ik vraag hem of hij zich ervoor wil inspannen dat het openbaar wordt gemaakt. 

Minister Koenders:

Het antwoord is dat dit wordt meegenomen in de evaluatie. Die wordt aan de Kamer gestuurd. Zij krijgt dan ook de belangrijkste reflecties op hetgeen in dit rapport aan de orde is gesteld. 

Het onderwerp van de motie op stuk nr. 304 is eerder aan de orde gesteld in het debat. Misschien is het goed om daar nog iets over te zeggen. In het algemeen overleg heb ik gezegd dat kleine missies heel belangrijk kunnen zijn, net zo belangrijk als grotere missies. Er is gesproken over de mogelijkheid om dit meer te clusteren en te zoeken naar meer regionale benaderingen. We hebben echter wel degelijk een afwegingskader, en dat is de internationale veiligheidsstrategie. Dat is in het algemeen overleg ook heel duidelijk aan de orde gekomen. In het debat is inderdaad verwezen naar de vraag die eerder is gesteld, namelijk of wij daar een apart afwegingskader voor moeten hebben. De regering heeft daar negatief op geantwoord, omdat zij vindt dat Nederland op verschillende punten belang heeft bij het leveren van een nichebijdrage. Ik noemde al een aantal missies, bijvoorbeeld de training van veiligheidsmensen in de Palestijnse gebieden of de missie die zojuist werd genoemd. Deze bijdrage laat zich van tevoren niet zo makkelijk plannen in een ander afwegingskader dan het kader dat wij al hebben, namelijk de internationale veiligheidsstrategie. In het debat hebben wij naar voren gebracht dat Nederland daarin flexibel moet kunnen zijn. Dat kan iets zeggen over de informatiepositie die wij willen opbouwen of over de lokale kennis die wij willen opdoen. Soms is er een kleine nichebijdrage die net invloed kan geven aan een missie die nog maar aan het begin staat. Denk bijvoorbeeld aan de planning in Tunis. Dat kan juist voor Nederland een specifieke rol opleveren die niet van tevoren te plannen is, maar waarbij wij wel het afwegingskader hanteren van de internationale veiligheidsstrategie. In die zin lijkt het mij dus niet verstandig om een apart afwegingskader te hanteren voor kleine missies. Uiteraard wordt altijd ook naar het kosten- en beheeraspect gekeken. De minister van Defensie heeft er ook over gesproken. Gelet op de manier waarop wij hier nu mee omgaan en als ik zie hoe positief de evaluatie van de kleine missies is, lijkt het mij op zichzelf niet van belang om een nieuw, apart afwegingskader te hebben. Ik wil deze motie dan ook ontraden. 

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA):

Zoals door de minister en collega's is gezegd, hebben wij hierover onlangs een heel goed algemeen overleg gevoerd. Tijdens dit AO hebben wij op initiatief van collega Teeven ook gesproken over een meer integrale benadering van de missies. Daarover is zojuist een motie ingediend. Ik kan mij nog herinneren dat de minister in het AO in een reactie hierop zei dat hij het niet zag zitten om daarvoor een nieuw evaluatie-instrumentarium te ontwikkelen. De PvdA steunt de lijn om de geïntegreerde missies zo integraal mogelijk te bezien en te evalueren. In hoeverre is het toetsingsinstrumentarium dat nu wordt gebruikt voor de militaire taak van de missies, geschikt of toereikend voor het toetsen van de civiele en diplomatieke taak? 

Minister Koenders:

Dank voor deze vraag. Hiermee wordt in feite gerefereerd aan de vragen die de heer Teeven, mevrouw Günal en anderen tijdens het algemeen overleg hebben gesteld. Het verstandigste is om dat te doen. Het gaat dan in feite om de geïntegreerde benadering. De civiele componenten worden dan in één pakket geëvalueerd, waarin zowel militaire als civiele componenten zitten. Ik denk dat wij voldoende zijn toegerust om dat op een adequate manier te doen. 

De heer Teeven (VVD):

Zonder nu meteen in volstrekte verwarring te geraken door het antwoord van de minister: ik begrijp dat de minister daaronder ook de civiele diplomatieke evaluaties laat vallen. Het geldt dus ook voor de activiteiten van de diplomaten die in de missie zijn verweven. 

Minister Koenders:

Ja, dat zijn nog steeds civiele activiteiten, dus die horen erbij. Absoluut. Daar heeft de heer Teeven gelijk in. 

De heer Teeven (VVD):

Dat stond apart in de motie. 

Minister Koenders:

Absoluut. Geen misverstand daarover. 

De heer Teeven (VVD):

Hartstikke goed. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van dit VAO. Over de ingediende moties zullen wij volgende week dinsdag stemmen. 

De vergadering wordt van 10.33 uur tot 10.38 uur geschorst. 

Naar boven