11 Windmolens

Aan de orde is het debat over de vertraging rond de bouw van windmolens en over het windmolenbesluit Veenkoloniën. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Voor de rechtszaak over het klimaat stonden 900 burgers bij de rechter om te worden beschermd tegen de gevaren van klimaatverandering zoals overstromingen, extreem weer, verlies van landbouwgrond en meer sterfte van ouderen en jonge kinderen door hitte. Het kabinet heeft inmiddels gezegd dat het dit vonnis gaat uitvoeren. De huidige plannen voor wind op land zijn daarbij keihard nodig. Deze keer vindt de minister mij dus aan zijn zijde. Twee derde van de opgave van wind op land is gebouwd, in aanbouw of in procedure. Voor een derde is helaas nog niets geregeld. Ook in de provincie Friesland zijn er nog problemen. 

Ik wil eigenlijk proberen om drie onderwerpen snel te behandelen. Ten eerste: GroenLinks stelt voor dat de provincies geen bovenwettelijke eisen mogen stellen bij het realiseren van windparken in hun provincie. Het tweede punt gaat over iets wat we al eerder hebben gevraagd. De minister moet toch op zoek gaan naar reservelocaties, want bij geen enkele planning wordt 100% gehaald, terwijl we naar ik meen 0,02 reservelocaties hebben voor wind op land. Het derde punt is dat het bij de SDE+-regeling ook om tijdigheid gaat. Als we het vonnis van de rechter willen uitvoeren en in 2020 die molens willen hebben staan, dan kunnen we niet pas in 2019 het geld toekennen. Het duurt immers ministens twee jaar, en vaak veel langer, voordat de molens er staan. Dit zijn dus de drie hoofdpunten van wat ik hier probeer te betogen. 

De aanleiding van het debat was dat provincies de windmolens niet zien zitten. De minister heeft bindende afspraken gemaakt met de provincies. Ik hoor graag wat hij ervan vindt dat veel bestuurders zeggen dat zij deze afspraken niet zien zitten. Van de leden van Gedeputeerde Staten denkt 17% dat we dit echt gaan realiseren. Wat kunnen we er met z'n allen aan doen om ervoor te zorgen dat we het toch gaan halen, én voor het klimaat, én om te voldoen aan de belangrijke uitspraak van de rechter? 

Ik kom op de bovenwettelijke normen. Ik neem hiervoor de provincie Noord-Holland even als voorbeeld, maar dit speelt ook in andere provincies. In Noord-Holland heeft de provincie zelf bedacht dat windmolens 600 meter van bebouwing af moeten staan en dat ze per zes in een rechte lijn moeten staan. De plaatsing van windmolens mag dus niet bijvoorbeeld de kromming van een beek volgen, en in bijvoorbeeld een havengebied mogen er geen twee keer drie molens naast elkaar staan. Er moeten dus zes molens in een rechte lijn staan. Ook heeft de provincie Noord-Holland de eis gesteld dat als er een nieuwe molen wordt gebouwd, er twee oude moeten worden weggehaald. De mensen die oude molens hebben in Noord-Holland, hebben zich verenigd in één organisatie. Zij hebben nu stevige prijseisen gesteld. Daaraan kan een aantal nieuwe initiatieven absoluut niet voldoen. Wat vindt de minister hiervan? Het lijkt toch wel een beetje op een kartel. Is hij het met mij eens dat provinciale bovenwettelijke eisen een snelle realisatie in de weg staan? Dat is zeker van belang nu de urgentie zo groot is. 

We horen heel vaak zeggen dat windmolens geluidsoverlast geven. Ik heb in de zomer ook wat bezoekjes mogen afleggen en huiswerk mogen doen. Ik heb ontdekt dat politiekorpsen dure sets voor geluidsmeting hebben staan. Die staan eigenlijk te verstoffen en ze komen zelden uit hun omhulsel. Met die sets kan worden gemeten of er sprake is van overschrijding van geluidsnormen. Ik ben het eens met de bewoners. Als zij volgens de wet te veel geluidsbelasting ervaren, moet die molen weg. Dat vind ik van allerlei dingen, van snelwegen maar ook van windmolens. Kan de minister zijn collega's vragen of daarop wat meer gehandhaafd kan worden? Wordt de wet overtreden met windmolens op bepaalde locaties? 

Ik kom op de reservelocaties. We hebben het op vele manieren geprobeerd. Is de minister in elk geval bereid om een lijst te laten maken van plekken waar er draagvlak is, lokaal, en waar er plannen zijn om windmolens neer te zetten, maar waar de provincie het niet in haar plannen opneemt? Ik ken er zelf een stuk of vijf, zes en de minister vast nog veel meer. Als we het niet gaan halen, kan daar in ieder geval reserve zitten. 

De voorzitter:

U bent door uw tijd heen, mevrouw Van Tongeren. Maar de heer Bosman heeft een vraag, misschien kan dat u redden. 

De heer Bosman (VVD):

Ik ben altijd bereid om mevrouw Van Tongeren te redden. Zij spreekt over reservelocaties, maar volgens mij wil GroenLinks veel meer windmolens. Praat GroenLinks nu over reservelocaties of over locaties die in de toekomst gewoon gebruikt gaan worden, niet zozeer als reservelocatie maar gewoon als locatie die gevuld zal worden met allerlei windmolens, gelet op de ambitie van GroenLinks? 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik denk dat dat de ambitie van ons allemaal is. Als Kamer staan we volgens mij als één man en één vrouw achter de ambitie om in 2050 een CO2-neutrale economie te hebben. Dan zullen er nog veel meer en ook andere maatregelen genomen moeten worden, maar ik ben geen rupsje-nooit-genoeg. Ik wil graag eerst de minister aanmoedigen en met ideeën ondersteunen om in elk geval de huidige plannen te halen en daar is al heel veel voor nodig. De heer Bosman weet ook dat nooit 100% van alle plannen doorgaat, dus dan is het veel beter om 110% te plannen, want dan halen we in elk geval deze set afspraken. 

De heer Bosman (VVD):

Het ging mij om de principevraag. Een tipje van de sluier werd al opgelicht. Wat GroenLinks betreft moeten er veel meer windmolens komen, het liefst op allerlei plekken, op locaties die nu worden gezien als reservelocaties en op nog veel meer plekken. Dat is de zorg die ik wil uitspreken. Mevrouw Van Tongeren zegt dat de Kamer daar als één man achter staat. Dat geldt niet voor de VVD. Wij hopen op innovatie. Wij hopen dat er andere manieren zijn, zodat wij niet overal die windmolens hoeven neer te zetten. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben verrast om te horen dat de VVD-fractie niet langer steunt dat wij in 2050 een CO2-neutrale samenleving moeten hebben. Als je dat wilt, zul je in de periode tussen 2020 en 2050 nog veel meer maatregelen moeten nemen. GroenLinks denkt dan aan geothermie, veel meer efficiëntie en meer wind op zee. Vanmiddag zaten wij samen in een debatje. Ik ben een groot fan van de nokturbine. Dat is ook een mogelijkheid om windenergie in te zetten. Overal waar wij in Nederland daken hebben en zonne-energie niet kan, kan een nokturbine wel. Ik hecht niet aan een specifieke vorm van schone energie, maar dat we er meer van nodig zullen hebben, daarover zijn de heer Bosman en ik het volgens mij eens. 

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. 

De voorzitter:

We doen interrupties in tweeën. 

De heer Bosman (VVD):

Ja, voorzitter, maar er is een uitspraak gedaan die niet waar is, namelijk dat de VVD niet zou staan voor duurzame energie in 2050. Wij hebben alleen gezegd dat wij niet het hele land vol hoeven te zetten met windmolens. Dat is de essentie. Ik ben blij dat GroenLinks ook die boodschap heeft. 

De voorzitter:

Het staat allemaal in de Handelingen. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Voor de SP geldt het volgende. Energieakkoord? Ja. Energietransitie? Ja. Van fossiel naar duurzaam is nodig? Ja. Besparen? Ook ja. Maar in het energieakkoord zijn er veel wegen die naar Rome leiden en het weggetje wind op land is nu niet bepaald de nieuwste snelweg, zelfs niet de Via Appia. Het is een kronkelige, hobbelige en lastige weg. Daarom zitten wij hier nu ook weer. 

Naar onze mening — ik wil graag van de minister horen of hij dat ook zo ziet — is er sprake van een groot democratisch tekort als ik me nu eventjes beperk tot Drenthe en Groningen in het bijzonder. Veel partijen hier in deze zaal hebben een ander standpunt dan hun eigen collega's in de provincie en de gemeente. Af en toe maakt de hele procedure in het noorden wat wind op land betreft de indruk van een terugkeer naar een feodaal tijdperk waarin vanuit deze zaal en vanuit het ministerie van Economische Zaken wordt bepaald wat goed is voor mensen die toch een heel grote verandering van landschap te wachten staat. Wat vindt de minister daarvan? Hoe kijkt hij aan tegen de uitspraken van de commissaris des Konings in Drenthe, indachtig het feit dat hij toch misschien geacht wordt het provinciestandpunt te vertegenwoordigen? Wat vindt hij van het feit dat Wakker Emmen de grootste partij is in de gemeente Emmen? Niets ten nadele van de collega's van Wakker Emmen, maar het feit dat een partij zo groot wordt in een gemeente puur omdat er geen afstemming is geweest met de bevolking over windenergie, baart toch zorgen. 

Ik heb een paar vragen aan de minister over de rijkscoördinatieregeling. Klopt het dat de rijkscoördinatieregeling er is om dingen tegen de zin van mensen door te drukken, zoals een ambtenaar van de minister in Meeden voor het reces heeft gezegd? Bewijst het gebrek aan draagvlak dat de rijkscoördinatieregeling nodig is? De voorgangers van de minister hebben schriftelijk bevestigd dat draagvlak nodig is alvorens de rijkscoördinatieregeling kan worden ingezet. 

Weet de minister zeker dat hij het bevoegd gezag is voor de drie parken in de Drentse Veenkoloniën? Bij elkaar opgeteld komen ze boven de 100 megawatt, maar is het wel terecht om ze bij elkaar op te tellen? 

De aanvragen van Raedthuys en De Drentse Monden zijn op 8 juli 2010 gehonoreerd. Dat was een dag na de vaststelling van de provinciale omgevingsvisie in Drenthe. De aanvragen moeten zijn ingediend ruim voordat de provincie de zoekgebieden had vastgesteld. Oostermoer is er later aan toegevoegd. Dit alles heeft ruim voor de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de structuurvisie Wind op land plaatsgevonden. Het ministerie van EZ heeft de aanvragen voor de rijkscoördinatieregeling dus toegekend zonder dat het Rijk daar een ruimtelijk kader voor had. Is dat zo volgens de minister? En zo ja, vindt hij dat dan een juiste werkwijze? 

In de brief aan Raedthuys van 8 juli 2010 van minister Van der Hoeven staat bovendien onder punt 3: "Tevens bent u in eerste instantie verantwoordelijk voor het verkrijgen van draagvlak voor het project in de regio." Is daar in de ogen van de minister aan voldaan? 

Ziet de minister nog ruimte voor alternatieven? Kan er nog gekeken worden naar de alternatieven die Drenthe heeft bedacht, zoals het Solar Park Veenkoloniën, dat hetzelfde aantal megawatts kan realiseren als de voorgenomen windparken? Denk aan de combinatie met woningisolatie. We lazen laatst over een leuk voorbeeld in Odoorn. Een boer heeft daar zijn erf omgetoverd in een smart grid. Denk aan Blue Energy in Groningen. Het zal voor mensen in socialewerkplaatsen en voor mensen die in toenemende mate in Ter Apel komen te wonen, veel meer kansen bieden op werkgelegenheid dan hetgeen nu voorligt. 

De commissie voor de m.e.r. zegt in haar rapportage naar aanleiding van de structuurvisie Wind op land dat zij niet naar alternatieven heeft kunnen kijken. Mijn vraag aan de minister is: kan er alsnog in Drenthe naar alternatieven gekeken worden? 

Ten slotte stel ik nog één vraag, want de tijd is alweer verstreken. Zijn er manieren om de lusten en de lasten beter te verdelen? Ik denk dan bijvoorbeeld aan een waarborgfonds of een omgevingsvergoeding op het gebied van financiën. Mijn advies aan de minister is: blaas dit af en doe het opnieuw. Mensen hebben daar eeuwenlang energie geoogst via turf. Laat ze nu ook zelf weer energie planten op een manier die recht doet aan de historie van het gebied en die de sociale cohesie versterkt en niet vernietigt. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ook ik ben in Drenthe op werkbezoek geweest. Dat heb ik overigens in de vorige regeerperiode ook al gedaan. Ik heb gezien dat er toen al ongelofelijk langdurig en veel overleg was. Ik begrijp dat wel. Dat er voor en achter huizen windmolens komen te staan, lijkt mij geen gewenste oplossing. Ik begrijp echter niet zo goed waar de SP staat. Wij willen vooruit. Wij willen de doelstellingen uit het energieakkoord halen en realiseren wat in het vonnis in de Urgendazaak staat. Wil de SP dat ook? Zo ja, hoe kan het dan dat ik toch met enige regelmaat verzoeken van die partij zie die leiden tot vertraging, waarin wordt gevraagd om nog een keer te kijken en opnieuw te beginnen? Zou het dan wel lukken om de hele bevolking van Drenthe hierachter te krijgen? Hoe ziet de heer Smaling dat? 

De heer Smaling (SP):

Mijn voorkeur gaat uit naar het afspreken van een taakstelling met Drenthe, zoals gebeurd is. Dat kun je vertalen in megawatt, maar ik zeg: maak van de invulling een energiemix waarbij je de bevolking betrekt. Dan kun je aan een paar honderd megawatt komen, maar dat hoeft wat ons betreft niet alleen uit molens met een tiphoogte van 180 of 200 meter te komen. Mevrouw Van Tongeren heeft waarschijnlijk ook de foto's gezien die vanuit het hoge flatgebouw in Stadskanaal zijn gemaakt. Het is echt surrealistisch hoe dat gebied eruit komt te zien. Je kunt ook denken aan zonnewijzers. Er zijn voorbeelden in Duitsland, waar met 2 m2 zonnepanelen hetzelfde vermogen kan worden opgewekt. Bovendien is de omgeving die beïnvloed wordt door molens natuurlijk vele malen groter dan zo'n zonnepark an sich. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

In dit hele plan moeten er nog 1.100 molens in Nederland komen. Voor elke grote molen zou je twaalf voetbalvelden vol aan zonnepanelen moeten neerleggen. Ik weet nu al dat du moment dat je twintig keer twaalf grote voetbalvelden aan zonnepanelen in Drenthe gaat voorstellen, er ook draagvlakproblemen zijn onder de bevolking. Als je ervoor kiest om klimaatverandering serieus te nemen omdat je geen overstromingen, geen verlies van landbouwgrond en geen sterfte bij ouderen aan hittestress wilt, dan moet er iets gebeuren. Wat stelt de SP dan voor? Die voetbalvelden gaan net zoveel weerstand opwekken. Dat weet u ook. 

(Onrust op de publieke tribune.) 

De heer Smaling (SP):

Het voetbalverleden van mevrouw Van Tongeren ken ik niet, maar op zich is een voetbalveld natuurlijk te overzien. Ik raad haar aan om Solar Park Veenkoloniën nog eens door te kijken en te zien hoe het werkelijke areaal — het gaat om twee vierkante kilometer aan zonnepanelen — zich verhoudt tot de enorme reikwijdte van de molens inclusief de gebieden waarin je geen bebouwing moet hebben vanwege de overlast die je van die molens hebt. Het gaat mij om een energiemix. Ik wil 17 miljoen mensen enthousiast krijgen voor een energietransitie. Op deze manier gaat dat niet goed in het noorden van het land. Dat is mijn zorg en ook die van de SP. Wij zijn niet tegen windmolens, maar wel voor het liefst 100% enthousiasme om de energietransitie zo snel mogelijk te realiseren. 

De voorzitter:

Een mededeling aan de publieke tribune: er mag niet worden deelgenomen aan het debat, ook al kunnen de emoties oplopen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik hoorde de SP-fractie een aantal belangrijke dingen zeggen. De woordvoerder gebruikte woorden als "draagvlak" en "energiemix". Daarmee ben ik het echt helemaal eens. Tegelijk hebben we natuurlijk een afspraak staan met alle provincies. Op het moment dat we tegen één provincie zeggen dat zij de vrijheid heeft om het in te vullen met de energiemix die zij wil, dan weet ik zeker dat er een heel aantal andere provincies bij de Tweede Kamer en de minister zullen aankloppen omdat zij het ook anders willen. Volgens mij is dat een luxe die wij ons niet kunnen veroorloven. We halen dan de doelstelling niet. Stel je voor dat de provincie Utrecht zegt: we hebben heel veel daken, we gaan onze daken vol leggen met panelen; laat die paar windmolens maar zitten. Utrecht heeft immers niet zo veel windmolens. Of stel je voor dat Noord-Holland dat zou doen, om een andere provincie te noemen die een veel grotere opgave heeft. Die luxe hebben we niet. We hebben zonnepanelen nodig, maar ook windenergie. Dat is toch waar de SP ook voor staat? We willen toch de afspraken nu niet op de helling zetten? 

De heer Smaling (SP):

Die afspraken staan wat mijn fractie betreft ook, maar zoals ik net al tegen mevrouw Van Tongeren zei, zoek ik naar een mix waarbij we het grootste deel van de bevolking meekrijgen in wat er moet gebeuren. Het is inderdaad niet niks wat er moet gebeuren. Mevrouw Dik-Faber weet net zo goed als ik dat de zoekgebieden niet maximaal zijn geweest. Sommige gebieden zijn geen onderdeel geweest van de MER. Misschien hebben we daardoor gebieden laten lopen waar op zich minder overlast voor omwonenden zou kunnen zijn. Dat zou wat mij betreft nog een mogelijkheid zijn. Dat heb ik de minister ook gevraagd. Het is nu beperkt tot Drenthe, maar je zou dat kunnen uitbreiden tot het hele land. Ik constateer dat wind op land, met name de parken met molens die 180 meter à 200 meter hoogte gaan, een enorme belasting is. Je ziet hoe het er bij Urk uit gaat zien als je de Ketelbrug overgaat. Het is een enorme belasting. Hierbij is gewoon sprake van een groot democratisch tekort. De mensen zijn er niet in gekend. Er wordt beweerd dat er draagvlak is, maar dat is niet het geval. Daarom stel ik deze vragen aan de minister. Ik maak mij namelijk zorgen over het noorden van het land op dit gebied. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat draagvlak baart mij ook zorgen. Daarom hebben we in de Omgevingswet een amendement opgenomen waarmee is geregeld dat een participatieplan altijd onderdeel moet zijn van het proces. Dat amendement was van ChristenUnie en CDA samen. Laat dat gezegd zijn. Als we nu kiezen voor een alternatief zoals de SP-fractie hier voorlegt, betekent dit dat alle afspraken die er zijn met andere provincies rondom wind op land op de helling staan. Andere provincies hebben daarmee munitie in de hand, hoewel dat niet helemaal een gelukkig woord is. Ze hebben daarmee een ervaring uit Drenthe in de hand waarna ze kunnen zeggen: ja, dat kon in Drenthe ook; nu zijn wij aan de beurt. Dat is toch wat de SP-fractie niet wil? Er is een alternatief voorgedragen door de provincie Drenthe. Dat gaat wel uit van de afspraken over wind op land, maar dat is gewoon een goed alternatief. Waarom dat niet? 

De voorzitter:

Ik vind dit een heel lange interruptie. We zien een lange avond tegemoet, dus ik vraag iedereen om kort te interrumperen. Een interruptie is geen betoog, maar een concrete vraag. Daar ga ik vanaf nu iedereen strikt aan houden. 

De heer Smaling (SP):

Mijn indruk is dat het in deze regio toch nog even een tandje erger is dan elders. Dat komt misschien ook door de vele lintdorpen. Het lijkt een leeg gebied, maar dat is het natuurlijk niet. Verder hoop ik alleen maar dat het amendement van mevrouw Dik op tijd door de Eerste Kamer zal zijn, zodat het daarna ook gebruikt kan worden in de procesgang. Hopelijk zal dat leiden tot ongeveer dezelfde resultaten als die ik hier heb bepleit. 

De voorzitter:

We hebben twee afspraken; niet alleen twee interrupties, maar ook vragen en geen betogen. De heer De Vries van de PvdA gaat hier het goede voorbeeld geven. 

De heer Smaling (SP):

Hij is altijd heel kort en puntig. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik zal het proberen, voorzitter. We hebben de structuurvisie Wind op land vastgesteld. De SP-fractie heeft die gesteund. 6.000 megawatt wind op land in 2020, dat is de afspraak. De heer Smaling heeft A gezegd. Ik hoor niet dat hij geen B en C wil zeggen. Alle bezwaren die hij noemt, zal ik straks in mijn betoog ook noemen, maar ik trek wel andere conclusies. Ik vraag of hij de volgende stap niet wil zetten; of hij terugkomt op de afspraak over 6.000 megawatt wind op land in 2020 of zich daaraan houdt. 

De heer Smaling (SP):

Ik geef eerlijk toe dat er misschien sprake is van enig voortschrijdend inzicht, omdat we nu zien wat het betekent voor die regio's. Als je de animaties ziet van hoe die enorme molens eruitzien tussen al die lintdorpen, ga je toch kijken hoe je die energiedoelstelling kunt halen met een samenspel van besparing, woningisolatie, zonne-energie en eventueel ook windmolens. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Dat is dus precies wat ik vermoedde. Dat betekent dat de heer Smaling afstapt van de afspraak dat we naar 6.000 megawatt wind op land in 2020 moeten en dat hij andere bronnen, die ook nodig zijn om in 2050 klimaatneutraal te kunnen zijn, nu al wil gaan inzetten. Dat betekent dat hij zich niet aan de afspraak houdt en makkelijke woorden spreekt in de richting van bewoners, die terecht ongerust en verontwaardigd zijn, zoals hij straks ook van mij zal horen. Hij houdt zich niet aan zijn afspraak, dat is mijn constatering. 

De heer Smaling (SP):

We hebben ingestemd met die 6.000 megawatt, dat klopt. Als je ziet waar en hoe het gerealiseerd moet worden, dan is er in deze regio sprake van dat een deel van die 6.000 heel erg knelt en schuurt. Daarom praat ik op deze manier over de knelpunten die we in Noord-Nederland aantreffen. Mijn wens is dat wij die megawatts wel realiseren, maar op een andere manier en met de bewoners, zodat 17 miljoen mensen de energietransitie op een vrolijke manier kunnen aangaan. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. D66 vindt duurzame energie van groot belang, voor meer banen en innovatie, minder afhankelijkheid van Poetin en Saudi-Arabië, maar natuurlijk vooral voor een veel beter klimaat. Nederland loopt hierin zwaar achter. Terwijl de Scandinavische landen al 25% tot 50% duurzame energie opwekken, bungelt ons land echt onder aan het lijstje, met nog geen 5%. Er gingen weer mooie infographics over Twitter, waar Nederland echt op plaats 27 van de 28 lidstaten staat. Dat is niet iets om trots op te zijn. 

De klimaatzaak van Urgenda laat bovendien zien dat de CO2-uitstoot nog veel sneller naar beneden moet dan wij al voorzien hadden. Het energieakkoord komt uit op 17%, maar de doelen ervan waren 20%. De klimaatuitspraak laat zien dat de ambitie eigenlijk nog hoger zou moeten liggen. En dus moeten we energie besparen en inzetten op zon en zee, maar moet wind op land ook een bijdrage leveren. Ik vond dat Carla Dik-Faber van de ChristenUnie het net heel treffend verwoordde. We kunnen ons niet de luxe veroorloven om over een van de technologieën te zeggen dat we die wat minder doen. 

Mijn partij maakt zich wel zorgen over het proces en de vooruitgang van windenergie in Nederland, waaronder de Drentse Veenkoloniën. Dat gaat nu niet goed. Bewoners hebben het gevoel dat dit hun door de strot wordt gedrukt, een dictaat uit Den Haag dat hun tegen wil en dank wordt opgelegd. En dat terwijl we dit voor iedereen doen, voor de kleinkinderen van iedereen in Nederland. De uitspraken van een hoge functionaris van het ministerie hebben dit beeld alleen maar versterkt. Deze zou namelijk de indruk hebben gewekt dat de rijkscoördinatieregeling, waarmee de plaatsing van windmolens wordt geregeld, er is gekomen om dingen tegen de zin van mensen door te drukken. Dit is natuurlijk echt een heel zorgwekkende suggestie. Kan de minister garanderen dat de rijkscoördinatieregeling hier niet voor is gebruikt, daar in de toekomst nooit voor zal worden gebruikt en dat inspraak en medezeggenschap bij projecten onder de rijkscoördinatieregeling altijd volwaardig aan bod zullen komen? 

Mijn partij vindt dat de inspraak van omwonenden bij grote nationale projecten beter georganiseerd moet worden. In een eerder debat heb ik daarom al eens voorgesteld om een externe gebiedscoördinator aan te stellen, die participatie, draagvlak, nadeelcompensatie maar ook creatieve ideeën op elkaar kan afstemmen. De minister heeft destijds positief gereageerd op ons voorstel om deze externe gebiedscoördinator aan te stellen, die dan ook het volste vertrouwen moet hebben van met name de bewoners in het gebied. De minister heeft later in een overleg aangegeven dat hij het logisch vond om in ieder geval voor de Veenkoloniën in Drenthe zo'n externe gebiedscoördinator aan te stellen. Ik vraag de minister daarom hier, in dit debat, wat op dat punt de voortgang is. Heeft Drenthe die externe gebiedscoördinator gekregen, en zo nee, wanneer komt hij er? Als we destijds al de urgentie en noodzaak ervan zagen, neem ik aan dat we inmiddels iemand op het oog hebben die het vertrouwen heeft van, vooral, de lokale bevolking. Op welke manier heeft de minister daarvoor gezorgd? 

Het kernwoord hierbij is natuurlijk "vertrouwen". Als we graag willen dat iemand helpt om ervoor te zorgen dat alle belangen evenwichtig worden meegenomen in een besluit, is het vertrouwen van de mensen daar in de regio in de persoon die dat moet doen, essentieel. Een gebiedscoördinator kan natuurlijk pas echt voor een zorgvuldig proces zorgen als hij ook enige tijd de ruimte en instrumenten krijgt om met de bewoners in gesprek te gaan en voorstellen voor verbetering te doen. Ik vraag de minister om in ieder geval daarvoor enige ruimte te bieden. Wij staan achter de doelstellingen van het energieakkoord en achter de doelstellingen van wind op land. Ook Drenthe moet een bijdrage leveren. Maar zoals de minister net zei dat de evaluatie van het energieakkoord loopt van 1 januari tot 31 december 2016, zo kan ik me ook voorstellen dat er in de doelstellingen voor 2020, waarbij het specifiek om Drenthe gaat en om het vinden van een oplossing waarin de belangen van de bewoners zo veel mogelijk zijn meegenomen, kan worden gekeken of er enige ruimte is. Met die oproep aan de minister sluit ik graag af. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Wereldleiders roepen op om in actie te komen tegen klimaatverandering. Dat was niet alleen de president van de Verenigde Staten. Ook de paus liet van zich horen in zijn encycliek Laudato sì. Paus Franciscus roept ons op om te werken aan duurzame sociale gerechtigheid. Ik citeer uit de encycliek: "Het terugdringen van broeikasgassen vereist eerlijkheid, moed en verantwoordelijkheidsbesef, vooral bij die landen die het machtigst zijn en die de grootste vervuilers zijn". 

Vorige week werd bekend dat energiecentrales dit jaar een recordhoeveelheid kolen hebben verstookt. Deze week is er veel te doen over de klimaatzaak van Urgenda en het hoge beroep door de Staat. Is dit de aanloop die Nederland wil maken in de richting van de VN Klimaatconferentie in Parijs, later dit jaar? Ik hoop het niet. 

De ChristenUnie is hoopvol over de toekomst, omdat we veel mogelijkheden hebben om vervuilende uitstoot tegen te gaan, bijvoorbeeld door kolencentrales zwaarder te belasten, door energiebesparing veel meer te stimuleren, maar ook door schone alternatieven veel sneller te realiseren. De komende jaren moet het aantal energiecoöperaties fors groeien, met zonnepanelen op de daken van woningen, publieke gebouwen en bedrijven. Er moet ook veel meer windenergie gerealiseerd worden. Dat vereist, om in de woorden van de pauselijke encycliek te blijven, eerlijkheid, moed en verantwoordelijkheidsbesef. 

Een grote meerderheid van de provinciebestuurders is niet positief gestemd over het halen van de doelstelling van windenergie op land in 2020. Daarom hoor ik graag van de minister hoe hard de plannen eigenlijk zijn. Gaan we de doelstelling uit het energieakkoord nog wel halen? Ik sluit me aan bij de vraag van GroenLinks over reservelocaties. Wordt het toch niet tijd om die in beeld te brengen? 

Onvoldoende draagvlak wordt door bestuurders vaak genoemd als blokkade voor windmolens op land. De ChristenUnie vindt het essentieel om goed naar omwonenden te luisteren. We moeten hen tijdig erbij betrekken en hun ook de kans geven om te participeren. Voor het zomerreces is een amendement van mij en mevrouw Mulder van het CDA aangenomen op de Omgevingswet die een participatieplan verplicht stelt. De Omgevingswet moet nog door de Eerste Kamer, maar ik vraag de staatssecretaris hoe het kabinet nu al uitvoering aan het amendement geeft. Er wordt immers gevraagd om de bestaande of nieuwe gedragscode wettelijk te borgen. Ik krijg hierop graag een reactie. 

In Drenthe is veel weerstand en ik snap dat. Het gaat vooral om mensen die windmolens in hun voor- én hun achtertuin krijgen, de zogenaamde dubbele-lijnopstelling. De provincie Drenthe wil meewerken aan 150 megawatt wind op land, maar er moet wel draagvlak zijn. De minister kent ongetwijfeld de brief van de provincie Drenthe waarin zij aangeeft, te kiezen voor een alternatieve variant. Ik wil hierop graag een reactie. Ik heb begrepen dat de minister in het gebied op werkbezoek is geweest. Wat waren zijn bevindingen? Hij heeft ongetwijfeld gesproken met bewoners. Hoe kijkt hij naar de situatie in het gebied en de plannen? 

De ChristenUnie hecht aan windenergie. We kunnen niet anders dan de afspraken die we met elkaar gemaakt hebben, uitvoeren. Onze fractie vindt draagvlak echter ook belangrijk. Ik vind draagvlak belangrijker dan een top-downbenadering van de overheid. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. De transitie naar een duurzame energievoorziening en een onafhankelijke energiemix is van groot belang voor Nederland. Dit komt niet alleen ten goede aan het beperken van de CO2-uitstoot. Als we het slim aanpakken, komt het ook ten goede aan werkgelegenheid en innovatie. 

Een belangrijke randvoorwaarde voor het CDA is altijd geweest dat er draagvlak moet zijn onder de bevolking. Die transitie moeten we namelijk met elkaar vormgeven. De SP zei er al wat over, evenals andere partijen in meer of mindere mate. Dat doe je dus samen met je inwoners. Daarom is het belangrijk dat de inwoners van Drenthe en van andere plekken in Nederland niet alleen de lasten hebben van de windmolens naast hun dorpen en huizen, maar ook de lusten. In de ogen van mijn fractie is dit nog onvoldoende het geval. Om de energietransitie te laten slagen blijft draagvlak echt van belang, niet alleen nu maar ook over tien of twintig jaar. Namens het CDA heb ik al eerder een motie ingediend over een eerlijke verdeling van lusten en lasten, maar deze heeft helaas in deze Kamer geen meerderheid behaald. Compensatie voor omwonenden dient in verhouding te staan tot de opbrengst van de eigenaar, zo vindt het CDA. Volgens de gedragscode voor windenergie, die initiatiefnemers niet eens verplicht hoeven volgen, staat de manier van compensatie of participatie volledig vrij. Dit geeft onvoldoende rechtsbasis voor omwonenden. Om die reden verzoek ik de minister om samen met minister Schultz van I en M op basis van artikel 5.45, lid 5 een Algemene Maatregel van Bestuur voor te bereiden die meer rechtszekerheid geeft over meebeslissen of participatiecompensatie voor omwonenden en gemeenschappen. Is de minister hiertoe bereid? Ik vraag dit naar aanleiding van het amendement dat ik eerder dit jaar samen met de ChristenUnie heb ingediend. 

In de ogen van de CDA-fractie moeten bewoners alternatieve voorstellen kunnen doen. Als de inwoners fors willen investeren in zonnepanelen, is dat ook een manier om invulling te geven aan de doelen van duurzame energie. De minister van Economische Zaken zei in een van de vorige debatten dat zonnepanelen ten koste gaan van landbouwgrond. Landbouwgrond moet echt wel gebruikt worden als landbouwgrond. Er zijn echter nog zo veel daken die geschikt zijn voor zonnepanelen. De doelstelling van het energieakkoord willen we in deze Kamer echt allemaal halen. Dat moet dan echter wel gebeuren met een plan dat meer recht doet aan onze inwoners. Een dubbelelijnopstelling helpt daar echt niet bij in Drenthe, zoals andere collega's al zeiden. 

Welke van de alternatieven die inwoners hebben aangedragen, zijn er volgens de minister nog mogelijk? Dat is eigenlijk dezelfde ruimte die D66 zoekt. Ik hoop dat ook GroenLinks bereid is om die ruimte op te zoeken. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb net nog even het verkiezingsprogramma van het CDA opgezocht. Daarin staat dat er 14% schone energie moet zijn in 2020. Staat het CDA daar nog steeds achter? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het CDA heeft gezegd dat het de doelstelling heel graag wil halen, maar er is ook wel iets te zeggen over draagvlak. Daarvoor is een eerlijke verdeling van lusten en lasten nodig. Ik vind het heel jammer dat GroenLinks geen enkele motie van het CDA op dit punt heeft gesteund. Daarmee zou dat draagvlak namelijk wel gerealiseerd kunnen worden. Ja, ik vind het echt een gemiste kans van GroenLinks. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het is mij niet helemaal duidelijk wat nu het eerlijke verhaal is over die 14%. Het is echt hom of kuit: of je zet alles op alles om die doelstelling te halen — uit alle doorrekeningen blijkt dat dit nodig is — of je zegt, zoals de SP-fractie dat eerlijk doet, dat je het minder belangrijk vindt dat de doelstelling voor schone energie gerealiseerd wordt en dat je vertraging acceptabel vindt. Aan een enkele dubbelelijnopstelling kun je best iets doen, maar ik stelde een principiële vraag: staat het CDA achter die 14%? Zo ja, dan heeft het het plan voor 6.000 megawatt wind op land — dat zijn 1.100 molens in heel Nederland — keihard nodig. Deelt de CDA-fractie deze stelling, of zegt zij dat 600 of 700 molens ook wel genoeg zijn? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het CDA staat nog steeds achter de doelstelling, maar de vraag is wel hoe je die gaat bereiken. Je kunt heel wat zonnepanelen neerleggen op daken. Zo kun je ook delen van de doelstelling bereiken. Het gaat ons erom dat we de doelstelling halen. Mevrouw Van Tongeren kiest alleen voor het middel. Ik vind dat jammer. Wij willen het graag met draagvlak doen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Die 14% gaan we niet halen met de 6.000 megawatt wind op land; daarvoor hebben we nog heel veel andere dingen nodig. Het is een totaalpakket, waarin de 6.000 megawatt wind op land zijn aandeel heeft. De SP-fractie heeft vanavond eigenlijk gezegd dat zij dit loslaat. Ik hoorde de CDA-fractie zeggen dat zij er een voorwaarde aan verbindt, namelijk participatie. Heb ik dat goed gehoord? Is participatie een voorwaarde voor het realiseren van de 6.000 megawatt, of laat ook de CDA-fractie de realisering van de 6.000 megawatt vanavond los? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat participatie een voorwaarde is voor het CDA, heeft mijn fractie heel helder gemaakt bij de behandeling van de Omgevingswet. Toen hebben wij samen met de fractie van de ChristenUnie die randvoorwaarde gesteld. Wij hopen dat het kabinet bereid is om daar snel invulling aan te geven. Daar helpt ook de gebiedsbemiddelaar bij, die wij van harte hebben ondersteund. Wij willen echter zien dat er nu eens werk van wordt gemaakt, want dat zien wij te weinig. Als GroenLinks en andere partijen het allemaal best vinden en zeggen "ga maar over al die inwoners heen", dan vinden zij ons niet aan hun zijde. Ik vind dat echt een gemiste kans, want de energietransitie is nodig voor de lange termijn. Daarbij moeten we niet over de mensen heen gaan. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De energietransitie is inderdaad hard nodig voor de lange termijn. Helaas horen daar ook windmolens bij die je kunt zien. Overigens heeft mijn fractie het amendement van het CDA over de participatie van harte gesteund. Mensen meekrijgen is belangrijk, maar helderheid is ook belangrijk. Die krijg ik graag en daarom stel ik toch nog één keer de vraag: houdt de CDA-fractie vast aan 6.000 megawatt wind op land, of laat zij dat vanavond net als de SP los? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wij hopen nog steeds dat die 6.000 megawatt wind op land op een goede manier kan worden gerealiseerd. Mocht dat niet mogelijk blijken — de minister zal er dan echt wel mee terugkomen naar de Kamer — dan zullen we het opnieuw moeten bespreken en zullen we moeten nagaan hoe we de doelstelling op een alternatieve manier kunnen halen. 

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Van Tongeren bij de interruptiemicrofoon staan, maar we hadden twee interrupties per woordvoerder afgesproken. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dit is een persoonlijk feit. Er werd gezegd dat GroenLinks overal overheen walst, het allemaal best vindt en overal van alles neerzet. De eerste motie over zowel burgerparticipatie als financiële participatie is mede namens GroenLinks ingediend. Dit is dus een totaal onterechte weergave van de positie van GroenLinks. Wij vinden wel dat je, als je iets met provincies afspreekt, daarachter moet staan. Het CDA probeert van twee walletjes te eten en zegt: we houden vast aan de doelstelling, maar we gaan mensen niet echt aan de afspraak houden. 

De voorzitter:

Dit is geen persoonlijk feit, maar het staat allemaal in de Handelingen. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik maak hier wel bezwaar tegen, want de wijze waarop GroenLinks dit verwoordt doet echt tekort aan het standpunt van het CDA. Dat weet mevrouw Van Tongeren van GroenLinks zelf ook wel. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik constateer hetzelfde als wat ik ten aanzien van de SP moest constateren: het is van twee walletjes eten. Het is een afspraak maken dat je 6.000 megawatt wind op land gaat neerzetten. Daarover maak je een harde afspraak. Maar op het moment dat je die afspraak aan het uitvoeren bent en er weerstand komt, ga je terug en ga je oplossingen zoeken die je straks nog heel hard nodig hebt om uiteindelijk het totale volume aan energiezuinige opwekking te halen. Mevrouw Mulder zegt dus vanavond gewoon dat zij afstapt van die 6.000 megawatt? Ik geloof dat mevrouw Van Veldhoven dat goed gezien heeft. Ik vind het echt heel teleurstellend dat ook het CDA zich niet aan zijn afspraken houdt. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik laat die conclusie echt voor de rekening van de heer De Vries. Die trek ik hier vanavond in ieder geval niet. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Voorzitter. Met uitzondering van de PVV hebben alle partijen in 2013 ingestemd met de structuurvisie Wind op land. Dat de minister voortvarend te werk gaat bij de uitvoering van het regeer- en het energieakkoord steunen wij. Eigenlijk verwachten wij dat hij steun krijgt voor het halen van de taakstelling van alle partijen die voor de structuurvisie hebben gestemd, en dat ze niet alleen A, maar ook B en C durven te zeggen. We hebben moeten constateren dat dat helaas niet bij alle partijen het geval is. Kan de minister aangeven hoe zeker hij is dat we de afgesproken taakstelling daadwerkelijk op tijd gaan halen? In het rapport-Bosch & Van Rijn stond al dat van de gekozen locaties om uiteenlopende redenen een flink percentage zal afvallen. Er zit in de pijplijn maar net iets meer dan de taakstelling vereist. Er is nauwelijks wisselgeld. Is dat niet een veel te groot risico? Is het niet nodig om nu al aan de provincies te vragen om reservelocaties aan te wijzen en in procedure te nemen? 

Vanavond leggen wij het accent op de wijze van uitvoering van de taakstelling. Daar hebben wij kritiek op. Onze kritiek richt zich vooral op twee punten. Bewoners van de in de structuurvisie aangewezen zoekgebieden zijn niet vanaf het begin betrokken bij het proces en de lusten en lasten worden niet eerlijk verdeeld. Wij gaan ervan uit dat de nieuwe Directie Energie en Omgeving gaat werken zoals in de nieuwe Omgevingswet is bedoeld. Dat wil zeggen: alle belanghebbenden, waaronder met name ook bewoners, vanaf de start van planvorming erbij betrekken en invloed geven. Kan de minister dat bevestigen? 

Het Groningse plangebied windpark N33 kent een lange geschiedenis. Wij hebben ervoor gepleit om de zogenaamde zesde variant te onderzoeken, omdat dan aanmerkelijk minder objecten binnen de hindercirkels vallen. Het verzet in Meeden tegen deze variant is echter groot. De Partij van de Arbeid heeft respect voor de enorme inzet van de bewoners, maar niet voor dreiging door sommigen met verzet, verstoring en zelfs geweld. Er is onnodig olie op het vuur gegooid door een uitspraak van een ambtenaar. Wij nemen aan dat de minister hier afstand van neemt. De provincie Groningen komt 8 september met voorstellen voor slimmere optimaliseringsvarianten waarbij het aantal mensen in hinderzones nog aanmerkelijk kan worden teruggebracht. De Partij van de Arbeid wil graag de toezegging van de minister dat hij maximaal ruimte zal geven aan die voorstellen. 

De Partij van de Arbeid vindt dat in de plannen voor de veenkoloniën de zwaarste problemen zitten. De valse start van de aanpak is hier ook het zwaarst voelbaar. Er zijn veel te grote verwachtingen gewekt bij de initiatiefnemers en er is pas in een veel te laat stadium aandacht gekomen voor de belangen van de bewoners. Wij kunnen niet uitleggen dat mensen aan beide zijden van hun bebouwingslint windmolens krijgen. Dat geldt met name voor de lijn bij Drouwenermond. Wij vragen de minister of hij dat wel kan en wil uitleggen. Wat vindt hij van de mogelijk negatieve invloed op het zogenaamde LOFAR-gebied waar een uiterst innovatieve ontwikkeling in gang is gezet en mogelijk door de windmolens wordt verstoord? 

Bewoners zien alternatieven in de plaatsing van zonneweiden. Zij hebben daar creatieve ideeën over en inmiddels ook heel wat kennis vergaard. Kan de minister uitleggen waarom zonnepanelen nu geen reëel alternatief kunnen vormen? Is de minister bereid om ook nog eens goed met de bewoners te spreken? Wij vragen de minister om de lopende procedure van zienswijze te gebruiken om samen met de provincie Drenthe naar alternatieven voor de lijn Drouwenermond te zoeken. Nogmaals, zowel in de buik als in de rug een molen vinden wij niet uit te leggen en schade aan het LOFAR-initiatief vinden wij zeer ongewenst. Wil de minister toezeggen dat hij er alles aan zal doen om aan deze bezwaren tegemoet te komen? 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Nu breekt mijn klomp. Natuurlijk, die dubbelelijnopstelling vind ik ook niet uit te leggen. Laten wij alles op alles zetten om dat te voorkomen. De fractie van de Partij van de Arbeid tornt nu aan de opgave voor windenergie, door te zeggen dat die kan worden vervangen door zonnepanelen op weilanden. Dat is althans de vraag die de PvdA-fractie aan de minister heeft voorgelegd. Dat is toch morrelen aan de afspraken die wij met elkaar hebben gemaakt? 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik vraag het, omdat bewoners het niet snappen. Ik vind het goed dat bewoners uit de mond van de minister vanavond horen waarom de plannen voor zonneweiden, waar zij heel veel tijd in hebben geïnvesteerd en heel veel kennis over hebben vergaard, geen alternatief zouden kunnen zijn. Ik vind dat de bewoners daar recht op hebben. Zij hebben daar heel veel tijd in geïnvesteerd. Ik vind dat de dialoog in dit soort processen gevoerd moet worden. Ik wil zelf vasthouden aan het volume wind op land. Dat heb ik een- en andermaal duidelijk gemaakt. Ik vind wel dat mensen recht hebben op een eerlijk antwoord. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Waar staat de fractie van de Partij van de Arbeid nu precies? Houden wij vast aan de doelstelling wind op land en gaan wij met elkaar de afgesproken doelstelling in 2020 realiseren? Of gaan wij via een weggetje, een vraagje aan de minister, hoe begrijpelijk ook, morrelen aan die doelstelling? Ik wil een heel duidelijk ja of nee. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Het antwoord is dat wij vasthouden aan die 6.000 megawatt wind op land. 

De heer Smaling (SP):

Ik heb een beetje dezelfde gebroken klomp als mevrouw Dik. Ik kan de dingen niet combineren. Enerzijds verwijt de Partij van de Arbeid bij monde van de heer De Vries de SP dat wij de 6.000 megawatt hebben losgelaten. Hij begint zijn verhaal met te zeggen dat zijn fractie vasthoudt aan de 6.000 megawatt. Daarna kopieert hij min of meer mijn verhaal, tot mijn grote vreugde, noemt hij de optie van zonneweiden en vindt hij draagvlak essentieel. Waar moet het dan toe leiden in de optiek van de heer De Vries? Wil hij nu toch af van de plannen in de drie parken zoals ze er liggen? Of moet je de mensen een beetje paaien en dan alsnog uitvoeren wat er nu voorligt? 

De heer Albert de Vries (PvdA):

De Partij van de Arbeid vindt dat wij moeten vasthouden aan die 6.000 megawatt op land. Wij moeten ook vasthouden aan de Veenkoloniën als locatie waar wind op land kan worden gerealiseerd. Wij zetten grote vraagtekens bij de dubbelelijnopstelling. Dat zijn zes molens, dus wij kunnen ons niet voorstellen dat je binnen dat gebied niet tot een alternatieve opstelling kunt komen, waardoor je kunt voorkomen dat mensen in de buik en in de rug een windmolen krijgen. De bewoners hebben veel energie gestoken in alternatieven. Wij vinden het niet het alternatief, maar de bewoners vinden dat. Wij vinden dat de minister nog eens klip-en-klaar moet uitleggen waarom ook hij vindt dat het geen alternatief is. Dat hebben de bewoners tot nu toe te horen gekregen van het ministerie. 

De heer Smaling (SP):

Als de heer De Vries naar de foto kijkt die genomen is in dat flatgebouw in Stadskanaal, als hij al die opstellingen ziet, van Gasselternijveen tot bijna Nieuw-Weerdinge — al die lintdorpen — en wat er ons te wachten staat in Meeden, ziet hij dan echt een alternatief dat wezenlijk anders is dan wat er nu voorligt? Of is het een wat kosmetische verandering van de plannen die er liggen? 

De heer Albert de Vries (PvdA):

De Partij van de Arbeid neemt alleen stelling tegen de dubbelelijnopstelling. Vooral voor de lijn die bij Drouwenermond ligt, vinden wij dat er een alternatief moet worden gevonden. Wij hopen dat de minister in de procedure die loopt samen met de provincie Drenthe daarvoor een oplossing vindt. Dat vinden wij echt nodig, want daar gaat het echt mis. Wat het overige betreft: wij leven in een heel vol land. In dat volle land moet er altijd infrastructuur komen. Er moeten rijkswegen worden aangelegd. Er worden vliegvelden aangelegd. Er worden dijken verhoogd. Dat is allemaal nodig in een vol land. Dat raakt altijd mensen. Natuurlijk moeten we veel compassie hebben voor die mensen. Wij moeten ze inspraak geven, maar wij kunnen ze niet beloven dat zij geen hinder ondervinden bij dit soort grote opgaven. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik verwonder mij echt over dit relaas van de fractie van de Partij van de Arbeid. Vraagt de heer De Vries nu eigenlijk aan de minister: "Ik krijg het zelf niet uitgelegd daar, maar wil jij het voor me doen? Want ik ben het toch wel 100% met je eens, minister." 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik krijg het zelf best uitgelegd, maar in een debat als dit, waarvoor veel belangstelling zal zijn bij de mensen thuis in de Veenkoloniën en in Meeden, waar men zich ook heel erg op zonneweiden oriënteert, is het goed dat zij van de minister horen wat nu de bezwaren zijn. Ik ben bereid om dat zelf ook te uit te leggen, maar ik vind het goed dat de minister dat doet. Daarom heb ik deze vraag gesteld. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Creëert de heer De Vries van de PvdA-fractie niet ongelofelijke mist voor de inwoners van Drouwenermond en de Veenkoloniën door zich zo op te stellen in dit debat? Hij laat eigenlijk gewoon de hete kolen door de minister uit het vuur halen. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Nee, ik stel mij glashelder op. Ik heb duidelijk gezegd dat wij vasthouden aan windenergie in de Veenkoloniën, dat wij het onaanvaardbaar vinden dat er situaties zijn waarin mensen in de buik en in de rug een molen krijgen en dat we hopen dat de minister daar in het lopende proces oplossingen voor vindt, al dan niet samen met de provincie Drenthe. 

De heer Bosman (VVD):

Misschien is het goed als de heer De Vries hier wat duidelijkheid geeft. Zijn politiek leider Diederik Samsom en zijn collega-woordvoerder Jan Vos zijn veel ambitieuzer met wind. Diederik Samsom zegt: wij worden wereldkampioen windenergie. Dat red je natuurlijk niet door allerlei dingen niet te doen. Dan moet je veel meer molens neerzetten, op heel veel plekken. Ik hoor de heer De Vries toch een kleine terugtrekkende beweging maken. Gaat de Partij van de Arbeid nog voor het wereldkampioenschap, of mag het ook minder? 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik denk dat wij samen met GroenLinks wereldkampioen windenergie willen blijven, maar niet tegen elke prijs. Als je eenmaal een taakstelling hebt, dan moet je zorgvuldig zijn. In de Omgevingswet hebben wij allerlei afspraken vastgelegd, waardoor initiatiefnemers vooraf met bewoners overeenstemming moeten krijgen. Dat is hier absoluut niet gebeurd. Hier gaat iets mis. Hier krijgen mensen iets door de strot geduwd wat gewoon niet past. Dat vinden wij, maar aan die 6.000 megawatt tornen wij niet. De minister is buitengewoon intensief bezig met dit dossier. Wij hebben daar veel vertrouwen in en wij hebben er ook veel waardering voor hoe hij zich daarvoor inzet. Wij vragen alleen aan hem om een oplossing te vinden voor die zes molens, want daar gaat het om. Voor de rest houden wij echt vast aan de taakstelling en ik weet niet of je een beker krijgt voor de titel kampioen windenergie, maar wij willen dat wel graag blijven. 

De heer Bosman (VVD):

Wereldkampioen word je niet met een taakstelling. Dat word je alleen als je veel meer inzet. Dat was volgens mij ook het verhaal van zowel de heer Samsom als de heer Vos, maar dan komen de molens die je ergens weghaalt, weer ergens anders terecht. De heer De Vries praat over alternatieve locaties, maar het gaat niet alleen om een paar molens. Het gaat niet om alternatieve locaties voor de Partij van de Arbeid, maar om extra locaties. Niet één locatie, maar vijf of zes keer meer locaties. Dat zijn allemaal plekken waar windmolens komen. Als je wereldkampioen windenergie wordt, zoals de Partij van de Arbeid dat wil, dan moet je dat ook zo zeggen. Dan moet je zeggen: dat betekent dat er in heel Nederland op zes keer zoveel plekken windmolens gaan komen. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

We hebben nu een taakstelling van 6.000 tot 2020. Bij de vaststelling van de structuurvisie, waarbij ook de VVD vertegenwoordigd was, is heel duidelijk in het vooruitzicht gesteld dat er nog een tranche zou kunnen volgen. Er zijn zelfs afspraken gemaakt om toen al zoekgebieden aan te wijzen. Bijvoorbeeld de Afsluitdijk is toen genoemd als mogelijk toekomstige vervolglocatie. Daar heeft de VVD toen mee ingestemd. Volgens mij heeft de VVD zelfs ingestemd met de motie over de Afsluitduik als volgende stap. De heer Bosman is dus een klein beetje minder kampioen dan wij, maar de VVD volgt wel. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren, u bent echt door uw interrupties heen. Ik heb dat de vorige keer ook al gezegd en het geldt nog steeds, dus volgende ronde, nieuwe kansen. De heer De Vries vervolgt zijn betoog. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Voorzitter. Ik heb nog een klein stukje tekst. 

Het draagvlak is ook aangetast door een volstrekt scheve verdeling van lusten en lasten en dat begint met het idee dat wij onze energieopwekking met forse subsidies aan de markt moesten overlaten. Dat had de overheid ook zelf kunnen doen. We hadden kunnen bevorderen dat bewoners en de gewone man zelf hadden kunnen participeren. Wat de Partij van de Arbeid echt steekt, is de enorme grondprijs die een boer vangt voor een windmolen op zijn land. Al met twee of drie van die windmolens kan de tractor van die boer definitief in de schuur blijven. Dat vinden wij heel erg scheef en we willen dat de minister daar iets aan doet. Is hij daartoe bereid? Wil de minister er ook alles aan doen om in de lopende trajecten de verdeling van lusten en lasten meer in evenwicht te brengen? Wat ons betreft gaat dat verder dan wat in de gedragscode is neergelegd, een gedragscode die zonder de bewonersorganisatie NLVOW is vastgesteld. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Fijn om te horen dat de PvdA alsnog vindt dat de verdeling tussen lusten en lasten eerlijker moet. Die verdeling kun je regelen in de SDE+. Ik heb hier eerder een motie over ingediend, maar die is destijds niet gesteund door de PvdA. Als ik die motie vanavond opnieuw indien, krijgt zij dan wel steun van de PvdA-fractie? 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Wij willen best overwegen om de gedragscode aan te scherpen waardoor de lasten en lusten beter worden verdeeld. Wij vonden het echt een gemis dat de NLVOW die niet heeft ondertekend. Wij vinden het de moeite waard dat er nog een poging wordt gewaagd om ook de bewonersvertegenwoordiging daarbij aan te laten haken. Is het CDA bereid om iets aan de idiote grondprijzen voor boeren te doen? Ik heb mij laten vertellen dat de subsidie per molen drie keer €16.000 is. Dat is een halve ton. Als je drie molens op je erf hebt staan, krijg je €150.000 per jaar. Dan kan de tractor echt de schuur in. Als wij dat geld kunnen besteden aan allerlei voorzieningen voor mensen of aan verlaging van de tarieven, dan vindt men de PvdA onmiddellijk aan zijn zijde. 

De voorzitter:

Wedervragen hoeven niet te worden beantwoord. Ik geef toch graag het woord aan mevrouw Mulder. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voor de vervolgvraag natuurlijk. We hebben de minister zeer bewust gevraagd om de verdeling binnen de SDE+ anders in te richten. De minister wilde dat niet, zelfs GroenLinks wilde dat niet. Als de PvdA-fractie vanavond aangeeft dat zij dat wel wil, moeten wij misschien samen kijken of wij alsnog die motie kunnen indienen en proberen daar een meerderheid in deze zaal voor te krijgen. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

We moeten nog even het antwoord van de minister afwachten. Misschien vindt hij ook de bedragen die aan de boeren worden betaald een beetje scheef. Daar ben ik benieuwd naar. 

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. De plenaire agenda is vol. Gelukkig kunnen wij, energiewoordvoerders, dit goed oplossen. Wij hebben enkele debatten samengevoegd. Vanavond spreken wij over twee onderwerpen, samengevoegd tot één debat. Daar wil ik graag de collega's Smaling en Van Tongeren voor bedanken. 

Het is deze week exact twee jaar geleden dat ruim 40 organisaties, waaronder de overheid, werkgevers, vakbewegingen, natuur- en milieuorganisaties, andere maatschappelijke organisaties en financiële instellingen zich verbonden aan het energieakkoord voor duurzame groei. De VVD is daar geen warm voorstander van. Dat moge onderhand bekend zijn. Maar een ruime meerderheid van de Kamer heeft de verantwoordelijkheid om het energiebeleid vorm te geven aan deze organisaties uit handen gegeven. 

Het energiebeleid heeft zich jarenlang als het Nederlandse weer gedragen: wisselvallig en haast onvoorspelbaar. Nu liggen er met het energieakkoord heldere afspraken waar een breed veld zijn handtekening onder heeft gezet. Dit moet voor rust zorgen. Debatten als deze helpen daar niet bij, zeker niet als je het mij vraagt. Zij dragen niet bij aan een stabiel investeringsklimaat; een investeringsklimaat dat ons op zijn beurt weer moet helpen om doelen uit het energieakkoord te halen. 

Veel partijen in deze Kamer hebben voor een duurzaam beleid gekozen, de meeste zelfs duurzamer dan het energieakkoord. Daar zijn windmolens voor nodig. Maar zodra er een beetje tegenwind komt uit de regio vraagt dezelfde Kamer die zo graag duurzaamheid wil hierover direct een debat aan. De provincies hebben zich gecommitteerd aan hun doelstellingen voor windenergie. De landelijke overheid heeft de provincies de verantwoordelijkheid en de vrijheid gegeven om naar geschikte gebieden te zoeken. Het is de schone taak van de provincies om daar draagvlak voor te creëren. Daarbij gaat men niet over één nacht ijs. Daar wordt in de provincies hard aan gewerkt. 

Alleen willen wij blijven stoken en koken. Het licht in deze Kamer moet blijven branden. De iPhoontjes die snel leeg zijn door alle telefoontjes en tweets van de collega's worden as we speak in de bankjes opgeladen. Als politicus acht ik het mijn taak ervoor te zorgen dat iedere Nederlander kan rekenen op energie die wordt geleverd via een stabiel netwerk en die betaalbaar is. Voor de VVD geldt dat de meerderheid van de Kamer een afspraak is aangegaan en die dienen wij nu na te komen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Bosman had zijn betoog niet beter kunnen afsluiten als inleiding op mijn vraag. Afspraak is afspraak. Hij geeft hoog op van de afspraken in het energieakkoord. Keer op keer, bij elk rapport dat uitkomt, zien wij dat de maatregelen die eronder liggen niet voldoende zijn. Nu gaat het energieakkoord volgend jaar geëvalueerd worden. Geldt daarbij ook voor de VVD "afspraak is afspraak": de afspraken uit het energieakkoord staan, die gaan we in zijn geheel halen en we gaan alle extra maatregelen nemen die daarvoor nodig zijn? 

De heer Bosman (VVD):

Afspraken zijn belangrijk. Doelstellingen zijn belangrijk en daar moeten we ook naartoe werken. We weten allemaal dat we in de omgeving waarin we zitten soms heel goed moeten nadenken over wat nu precies de essentie is van wat we willen bereiken. We zien nu dat we met het energieakkoord, hoe gek het ook mag klinken, meer CO2 hebben uitgestoten in het begin van het jaar. Dat is best bijzonder en dat is eigenlijk niet de bedoeling. We hebben doelstellingen en daar gaan we samen mee verder. Die vinden we allemaal belangrijk. Je moet echter wel heel goed kijken naar wat de doelstellingen uiteindelijk brengen. Dat betekent ook dat we met die evaluatie heel goed moeten kijken wat de uitkomsten zijn. Het klimaat laat zich echter niet regelen in een jaar, ook niet vijf jaar en ook niet in tien jaar. Dat zijn dingen waar je zorgvuldig over moet nadenken. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het begon heel helder, maar toen hoorde ik toch een hele hoop maren. De heer Bosman zegt nu: we hebben afspraken, maar die kun je op verschillende manieren invullen. Daarmee geeft hij eigenlijk de heer Smaling gelijk, die zegt: het mag windenergie zijn, maar ook zonne-energie. We hebben een aantal heel heldere afspraken gemaakt en het klimaat laat zich niet in een jaar regelen, maar verslechtert wel van jaar tot jaar. De doelen uit het energieakkoord hebben betrekking op energiebesparing, het aandeel duurzame energie en vermindering van de CO2-uitstoot. Staat de VVD voor het halen van die doelstellingen, ook na 2016, en gaan we maatregelen zien die ervoor zorgen dat we die gaan halen, met de steun van de VVD? Die maatregelen zijn er namelijk nog niet. 

De heer Bosman (VVD):

Allereerst wacht ik natuurlijk de evaluatie af. Dat vind ik essentieel. Dan is het ook weer van belang om te zien welke regelingen en maatregelen we nodig hebben om daartoe te komen. Natuurlijk moeten we die doelstellingen halen. 

De voorzitter:

Ik dank u hartelijk, mijnheer Bosman. Ik zie echter dat de heer Smaling nog een vraag voor u heeft. 

De heer Smaling (SP):

Ik had nog een interruptie over. Ik vind het interessant om iets van de heer Bosman te horen. Hij wil zich aan de afspraken houden. Dat siert hem natuurlijk. Zit in zijn benadering wel de flexibiliteit om als voortschrijdend inzicht laat zien dat je bijvoorbeeld meer winst uit zonne-energie kunt halen en dat windenergie toch op redelijk onoverkomelijke problemen stuit, zoals we nu in Drenthe zien, die inwisselbaarheid toe te laten? 

De heer Bosman (VVD):

Nee, we hebben het energieakkoord. Nogmaals, we hebben het uit handen gegeven. Een groot aantal partijen heeft daar een handtekening onder gezet. Het is essentieel dat je dat kaartenhuis, dat het gewoon is, wel in stand laat. Anders heeft het geen zin om dat soort afspraken te maken of te laten maken. Dan moet je je afvragen wat de afspraak waard is. Ik ben het er wel mee eens dat we goed moeten nadenken over de vraag hoe we tot innovatie kunnen komen en hoe we ervoor kunnen zorgen dat nieuwe en slimmere ontwerpen ook gebruikt kunnen worden. Dat ben ik wel met de heer Smaling eens. 

De heer Smaling (SP):

Een kaartenhuis heeft als eigenschap dat het meestal instort. Ik bedoel te zeggen dat het energieakkoord uit een heleboel verschillende zaken bestaat. De heer Bosman is het ongetwijfeld met mij eens dat we door de jaren heen voortdurend getrakteerd zullen worden op voortschrijdend inzicht, zowel in positieve als in negatieve zin. Is hij dan niet met mij van mening dat we eigenlijk heel regelmatig dat energieakkoord moeten actualiseren, zeker in het denken, en dat dat ook kan leiden tot het niet doen van zaken die blijkbaar toch wel heel veel bezwaren opleveren en het naar voren halen van zaken die ineens toch veel meer versnelling kunnen brengen dan we ons misschien nu realiseren? 

De heer Bosman (VVD):

We zijn nu twee jaar bezig, gewoon twee jaar. Dat is helemaal niets als je praat over klimaatdoelstellingen. Twee jaar is niets. Ik wil voorkomen dat we nu allerlei nieuwigheden en andere afspraken gaan introduceren, waardoor er weer onzekerheid ontstaat. Het mooie van dit akkoord was dat mensen konden zeggen: ik ga investeren, ik ga hier geld in steken want dit gaat gewoon gebeuren. Op het moment dat we er allerlei dingen uit gaan trekken, zeggen investeerders ook: ja, maar wacht even, dit wordt wel heel onzeker en dit ga ik niet doen. Daarmee ondergraaf je dus de doelstelling. Door onzekerheid te introduceren, maak je het alleen maar slechter. Die zekerheid helpt mee, omdat mensen durven te investeren doordat die zekerheid er is. Nogmaals, we zijn net twee jaar bezig. Als we ieder jaar, iedere twee jaar, iedere drie jaar of ieder halfjaar allerlei dingen gaan veranderen, zegt iedereen: ik wacht wel af en ik zie wel wanneer er een besluit is. Dat is dan ieder halfjaar anders en daar pas ik voor. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik heb van de minister begrepen dat hij bereid is om direct te antwoorden. Ik sta in deze termijn opnieuw twee interrupties toe. Iedereen begint dus weer met een schone lei. 

Minister Kamp:

Voorzitter. We spreken vanavond over windenergie op land en we spreken over de plannen die we hebben gemaakt voor het plaatsen van windmolens op land om daarmee een bijdrage te leveren aan de opbouw van een nieuwe capaciteit voor de productie van elektriciteit. We hebben nu een productiecapaciteit die is gebaseerd op conventionele energiedragers. Die willen we vervangen door een nieuwe productiecapaciteit waarmee we in staat zijn om op een duurzame wijze elektrische energie te produceren. We hebben onszelf daarbij een heel ambitieuze doelstelling opgelegd. Die doelstelling staat in het regeerakkoord. Het is een vervolg op doelstellingen die in vrijwel alle verkiezingsprogramma's van de politieke partijen stonden. De doelstelling in het regeerakkoord is daarvan een heel redelijke en gemiddelde afspiegeling. Deze doelstelling staat ook in het energieakkoord. Zij geldt ook bij onze buurlanden. Daar is men ook druk bezig met de realisering van windmolens op land en op zee. De doelstelling is inmiddels ook door de regering van China en door president Obama van de Verenigde Staten in beeld gebracht. Over deze doelstelling zal ook in Parijs worden gesproken en een rechter heeft er onlangs ook nog een uitspraak over gedaan. Iedereen is ervan overtuigd dat de overgang van fossiele energie naar duurzame energie noodzakelijk is. 

Je moet die overgang dan vervolgens gaan organiseren en verwezenlijken. Het begint ermee dat iedereen zegt: het moet gebeuren. Vervolgens ga je daarover met elkaar concrete afspraken maken. Dat is gebeurd in het regeerakkoord en in het energieakkoord. Daarna zullen die afspraken ook moeten worden uitgevoerd. Dat moet je dan doen volgens de wetten en de regels die je daarvoor hebt vastgesteld. Daarom hebben wij gezegd dat wij eerst de provincies zullen laten aanwijzen waar die windmolens op land zouden kunnen komen. De provincies hebben daarvoor locaties voorgedragen. Dat hebben we vastgelegd in een visie. Daarin leggen we windenergie op land op nationaal niveau vast. Die visie hebben we in de Kamer behandeld. Vervolgens is die visie vastgesteld. Dan ga ik dat vervolgens in de praktijk brengen op basis van wat eerst de provincies hebben aangereikt en wat vervolgens de Tweede Kamer heeft vastgesteld. Dat betekent dat we dan mensen die met initiatieven komen om binnen de door ons vastgestelde ruimte windmolenparken te realiseren, de gelegenheid geven om vergunningen aan te vragen. Als die aanvragen er zijn, moeten die vervolgens volgens de geldende wetten en regels worden afgehandeld. Daar zij we mee bezig en daarover praten we ook vanavond. 

Er wordt gesproken over draagvlak. Ik vind draagvlak bijzonder belangrijk. Ik vind ook het realiseren van de doelstellingen bijzonder belangrijk. Het is natuurlijk zo dat er een spanning is tussen die twee zaken. Dat hoeven we niet uit de weg te gaan. Ik word iedere dag geconfronteerd met deze spanning tussen doelstelling en draagvlak. Het is de kunst om ervoor te zorgen dat je de doelstellingen haalt en dat je daarvoor een zo groot mogelijk draagvlak hebt. 

Dat draagvlak is natuurlijk gemakkelijker te realiseren bij mensen die er minder bij betrokken zijn. Dat geldt al bij windmolens op zee. Voor mensen die bij zee wonen, geldt dat je spreekt over windmolens die op achttien kilometer afstand of verder komen te staan. Anders is het natuurlijk voor mensen die in Drenthe, Groningen, Friesland of een andere provincie wonen en bij wie windmolens worden gerealiseerd op een afstand die niet meer wordt gemeten in kilometers, maar in honderden meters. Natuurlijk is er voor de mensen die er op zo'n manier bij zijn betrokken, sprake van een heel andere situatie. Sommigen kunnen daarover gemakkelijk praten, omdat ze er minder bij betrokken zijn. Anderen zijn er heel intensief bij betrokken. Die komen dan ook tot het maken van andere afwegingen. 

Bij zulke mensen is het heel moeilijk om draagvlak te vinden. Toch moeten we dat proberen. We moeten dat in de eerste plaats doen door duidelijk te maken dat die doelstelling erg belangrijk zijn. Zij zijn in ieders belang. 

In de tweede plaats moeten we duidelijk maken dat de locaties waar die windmolens komen, door de provincies zelf zijn aangewezen en aangereikt aan het Rijk. Vervolgens heeft het Rijk een en ander verwerkt in een nationale visie die door de volksvertegenwoordiging is vastgesteld. Op grond daarvan, volgens democratisch vastgestelde wetten en regels, kunnen initiatiefnemers met aanvragen komen. Die worden vervolgens op een nette manier beoordeeld. 

Bij het beoordelen van die aanvragen komen we niet in één klap tot een besluit. Op een gegeven moment nemen we een besluit. Dat wordt ter inzage gelegd en dan kunnen de mensen met zienswijzen komen. Vervolgens wordt aan de hand van die zienswijzen bekeken of het besluit overeind kan blijven of veranderd moet worden. Dan wordt het definitieve inpassingsplan, zoals we dat noemen, vastgesteld. De mensen die met een zienswijze zijn gekomen en van mening zijn dat het inpassingsplan hun niet voldoende tegemoetkomt, hebben dan nog de mogelijkheid om naar de Raad van State te gaan. De Raad van State zal zich daar dan ook nog over buigen. Dat is de manier waarop wij in ons democratische land aan draagvlak werken. 

We hebben gelijktijdig gezegd dat diegenen die met initiatieven komen om windmolens te realiseren, volgens een gedragscode ervoor moeten zorgen dat de mensen in de directe omgeving van die windmolens daar ook profijt van hebben. Daarover zijn afspraken gemaakt tussen de organisaties van de initiatiefnemers en de natuur- en de milieuorganisaties. Dat wordt nu ook toegepast, door ons als Rijk als we de rijkscoördinatieregeling voor de grote projecten uitvoeren, en ook door de provincies, voor de kleinere projecten waarvoor ze een goed resultaat willen bereiken. Op die manier, met zorgvuldige procedures, belangrijke doelstellingen en het toepassen van een gedragscode, werken wij aan draagvlak, en niet het minste ook. De zienswijzen worden zorgvuldig beoordeeld en ook de Raad van State werkt zorgvuldig bij het beoordelen van beroepen die mensen eventueel na hun zienswijze bij de Raad van State indienen. 

De heer De Vries geeft aan dat hij een onderdeel van het plan voor Drenthe niet acceptabel vindt. Het is een onderdeel van het plan dat nu in procedure is. Daar komen zienswijzen op. Die zullen onder andere gaan op het aspect dat de heer De Vries in het bijzonder benoemd heeft. Vervolgens zal ik die zienswijzen moeten beoordelen en mijn conclusie moeten trekken. Mijnheer De Vries, u voelt zich er zeer bij betrokken, ongetwijfeld vanwege het feit dat u daar vaak in de regio bent wezen kijken. Anderen zijn er ook geweest. Ik ben er natuurlijk ook geweest, net als mijn medewerkers. We weten waar het over gaat en we zullen die zienswijzen ook grondig beoordelen en vervolgens proberen daaruit een verantwoorde conclusie te trekken. Ik ga daar niet op vooruitlopen, ik wacht eerst de zienswijzen af en daarna zal ik tot een afweging komen. Die kan, zoals gezegd, opnieuw gemaakt worden door de Raad van State. 

Dit in algemene zin. Ik wil ook nog iets in algemene zeggen over lopende projecten met betrekking tot wind op land. De afspraak is gemaakt dat er in het jaar 2020 6.000 megawatt wind op land gerealiseerd moet zijn. Een van de woordvoerders, ik geloof mevrouw Van Tongeren, zei: in een derde van de gevallen is er nog helemaal niks gebeurd. Dat is een misverstand. Ik zal er zo nog nader op ingaan. Die 6.000 megawatt op land in 2020 is een gezamenlijke opgave. Dat is niet alleen een opgave voor mij, voor het Rijk, maar ook voor de provincies en de gemeenten, voor al die partijen die meedoen aan het energieakkoord. Allemaal hebben ze gezegd dat het belangrijk is dat die 6.000 megawatt in 2020 gerealiseerd moet zijn. Wij met elkaar hebben de verantwoording om dat voor elkaar te krijgen. Ik denk dat iedereen langzamerhand steeds meer beseft hoe belangrijk die transitie naar duurzame energie is, hoe belangrijk het is om de emissie van broeikasgassen te reduceren, hoe belangrijk het is om ervoor te zorgen dat je de klimaatsituatie in de wereld beheersbaar maakt. De woorden "beheersbaar houden" zou ik op dit moment niet in de mond willen nemen. 

Ik kom op de 6.000 megawatt. Wij hebben afgesproken dat we de rijkscoördinatieregeling van toepassing laten zijn op projecten die groter zijn dan 100 megawatt. Bij die projecten neem ik het voortouw. Bij kleinere projecten nemen de provincies het voortouw. Ik zal straks meer in het bijzonder op de projecten in Groningen en Drenthe ingaan. De woordvoerders hebben dat ook gedaan. Meer in algemene zin kan ik zeggen dat het nu wel moet gebeuren. Dat geldt voor een deel van die projecten, met name die waarbij de provincies aan zet zijn. Dit jaar moet de procedure daarvoor echt beginnen. Als die procedure niet tijdig begint, komen de provincies naar mijn mening hun afspraak niet na. Dat is een zorgelijke situatie, waarop ik dan zal moeten reageren. Een mogelijkheid om dat te doen, is door ook op die projecten de rijkscoördinatieregeling toe te passen. Het moet gebeuren. De doelstellingen zijn belangrijk. Die 6.000 megawatt moet worden gerealiseerd. Ik zal alle mogelijkheden benutten om die doelstellingen op een verantwoorde manier te realiseren. 

Het is misschien goed om de stand van zaken te geven van de projecten in Drenthe en Groningen, in het bijzonder de projecten waarin het Rijk het voortouw neemt vanwege de toepassing van de rijkscoördinatieregeling. De projecten in Drenthe zijn zo ver dat in de maand november de MER, de ontwerpvergunningen en het ontwerpinpassingsplan ter inzage kunnen worden gelegd. Daar wordt op dit moment volop aan gewerkt. Er is al veel voorwerk gedaan. We zijn met de afronding bezig. Ik hoop het voor elkaar te krijgen dat het geheel in november ter inzage gaat. Het ligt dan zes weken ter inzage. Ik schat in dat dan de zienswijzen komen. Vervolgens wil ik daarover in het tweede kwartaal van 2016 een besluit nemen, nadat ik heel zorgvuldig met die zienswijzen aan de slag ben gegaan. Het besluit neem ik in het tweede kwartaal van 2016. Ik zeg nu "ik", maar ik spreek daarbij ook over de minister van Infrastructuur en Milieu. Wij hebben allebei een verantwoordelijkheid in die procedure. Als het besluit genomen is, kan de Raad van State zich buigen over bezwaren van mensen die een zienswijze hebben ingediend en die daar niet tevreden mee zijn. Dat is de stand van zaken van het project in Drenthe. Als ik het op deze manier voor elkaar krijg, moet het mogelijk zijn om die windmolens daar volgens afspraak in 2020 te laten draaien. 

In Groningen lopen we nog iets achter. Daar is nog geen voorkeursalternatief bekend. In Drenthe wordt gewerkt met het voorkeursalternatief dat inmiddels is vastgesteld. In Groningen moet dat nog gebeuren. Ik heb het provinciebestuur gevraagd om daarmee te komen. Ik hoop dat dit snel gebeurt. Ik ben van plan om nog dit jaar de MER en het ontwerpinpassingsplan ter inzage te leggen. Dat zal in de maand december zijn. Naar verwachting zullen daar zienswijzen op komen. Vervolgens zal ik in het tweede kwartaal van 2016 een besluit nemen over het definitieve inpassingsplan. Als er dan nog iets wordt voorgelegd aan de Raad van State, dan kan die zich daarover buigen en tot een uitspraak komen. Dat is de stand van zaken van de procedures in Groningen en Drenthe. 

De heer Smaling (SP):

De ambtenaar die in Meeden is geweest, zei dat het draagvlakonderzoek een rituele dans is. Is het verzamelen van de zienswijzen en het daarop reageren ook een rituele dans? 

Minister Kamp:

Mijn medewerkers zijn daar geweest. Zij hebben met vertegenwoordigers van de actiegroepen gesproken. Dat is noodzakelijk. Wij doen dat voortdurend. Wij zijn op alle manieren bezig om bij te dragen aan draagvlak. Daar horen ook gesprekken bij met de grootste tegenstanders. Ik vind het niet goed dat zo'n gesprek wordt opgenomen zonder dat de ander daarvan in kennis is gesteld. Nog erger vind ik het dat wordt gezegd dat zo'n rijkscoördinatieregeling bedoeld is om er iets door te drukken. Die regeling is helemaal niet bedoeld om er iets door te drukken. Die regeling is ervoor bedoeld om bij projecten waarvan wij met elkaar hebben gezegd dat die van zodanig belang zijn dat we de procedures die daarvoor gelden moeten bundelen en stroomlijnen, op die manier op een verantwoorde wijze tot besluitvorming te komen. "Een verantwoorde wijze" houdt in dat de mogelijkheden voor inspraak volop overeind blijven en dat die serieus genomen worden. Op grond van die mogelijkheden tot inspraak worden er veranderingen in plannen aangebracht. Dat is een mogelijkheid. Er is geen sprake van door de strot duwen. Uitlatingen die in die zin zijn gedaan, zijn compleet fout. Daarvan neem ik afstand. 

De heer Smaling (SP):

Zouden we daarmee ook kunnen uitkomen op de situatie dat er na de beoordeling van de zienswijze een geheel alternatief energieplan komt voor die twee regio's, dat bestaat uit een mix van wind, zon, woningisolatie en andere zaken waarmee hetzelfde resultaat wordt gerealiseerd? Is dat een mogelijkheid of sluit de minister dat uit omdat die drie windparken met zoveel megawatt per paal zo in zijn systeem zitten? 

Minister Kamp:

Ik ben niet een beetje vrijblijvend aan het rommelen met die projecten. Ik heb al gezegd hoe het gegaan is. Eerst waren er de verkiezingsprogramma's en daarna een regeerakkoord. Vervolgens wijzen provincies aan waar de windmolens waarover we het nu hebben zouden moeten komen. Dat wordt weer verwerkt in een plan dat door de Tweede Kamer wordt vastgesteld. Initiatiefnemers komen binnen dat plan met hun initiatieven en vervolgens worden daarop de procedures toegepast. Op die manier kom je tot ordentelijke besluitvorming. Mijn bedoeling is om die windmolens daar te realiseren. Dat is nodig omdat de doelstellingen van het grootste belang zijn. We gaan niet voor de flauwekul een zienswijzeprocedure in en het gaat niet voor de flauwekul naar de Raad van State. Er wordt naar geluisterd, er wordt over nagedacht en er moet een standpunt over worden ingenomen. Ik kan niet bij voorbaat iets over de uitkomst zeggen, maar ik ben niet van plan om verwachtingen te wekken bij de mensen in het gebied. Dit zijn serieuze plannen die goed zijn voorbereid, die ik voluit verdedig en die ik tot een goed eind wil brengen. Ik wil echter ook recht doen aan de procedure en de zienswijze van de mensen en die bestuderen om tot verantwoorde conclusies te komen met betrekking tot de zienswijze. Ik begrijp ook dat het werk dat ik doe daarna mogelijk door de Raad van State opnieuw gedaan wordt, maar ik ga nu niet de suggestie wekken dat er dit of dat uitkomt. Nee, ik wil het op een geordende manier doen zoals ik die net heb proberen te beschrijven. 

Daarmee heb ik de algemene opmerkingen gemaakt over de doelstellingen voor wind op land in het land als geheel. Ik ben ook op de procedure in Drenthe en Groningen ingegaan. Ik ga nu meer specifiek in op de punten die door de woordvoerders naar voren zijn gebracht. 

Mevrouw Van Tongeren was de woordvoerder die zei dat voor een derde deel van de doelstellingen nog niets geregeld is. Dat is gelukkig een misverstand, kan ik tegen haar zeggen. Van de 6.000 megawatt is 47% al gerealiseerd. Die staat al te draaien. Het gaat om de extra 53% die nog gerealiseerd moet worden. Daarvan is twee derde deel helemaal ordentelijk in procedure. Dat zal ook tot de gewenste afronding kunnen komen. Voor een derde deel is er nog sprake van de voorfase. Dat gaat om in totaal 1.000 megawatt van de 6.000 megawatt. Met name de provincies zitten in de voorfase. Als dat er eenmaal toe leidt dat dit jaar de plannen formeel in procedure worden gebracht, kan het allemaal nog net voor het jaar 2020 zodanig zijn afgerond, uitgewerkt en gerealiseerd dat die windmolens in dat jaar draaien. Dat zal wel dit jaar moeten gebeuren. We zullen daarover in gesprek blijven met de provincies. We zullen uiteindelijk bij een tussentijdse evaluatie tussen nu en eind van dit jaar bekijken hoe het ervoor staat en of er reden is om iets anders te doen. De maatregelen die nodig zijn om uiteindelijk die 6.000 megawatt te halen, zal ik nemen. 

Mevrouw Van Tongeren vroeg of ik ook niet bang ben dat het allemaal veel te traag gaat. Zij zegt dat een groot deel van de provinciale bestuurders die afspraken niet ziet zitten en zij vraagt of de afspraken die met hen gemaakt zijn, wel solide zijn. Die mensen zitten daar ook op basis van verkiezingsprogramma's. Of het nu GroenLinks, de SP, D66, de PvdA, het CDA of de VVD is, zij hebben allemaal het belang onderkend van de overgang naar duurzame energie. Dat ben ik nu aan het concretiseren en uitvoeren. 

Als je op grote afstand nog abstracte doelstellingen en plannen maakt, heb je daar veel draagvlak voor. Naarmate je meer in een trechter terechtkomt en het op een bepaalde plek, heel concreet, moet gaan realiseren, roep je in dat gebied ook weerstand op. Daar zal ook goed mee omgegaan moeten worden, om ervoor te zorgen dat die belangrijke abstracte doelstellingen die je gemaakt hebt, ook in de werkelijkheid worden gerealiseerd. Het is belangrijk dat we de motivatie en kracht die we in het begin hadden, ook op het eind hebben, en dat we volgens de regels die we vastgesteld hebben, wat zorgvuldige regels zijn, tot een zorgvuldig besluit komen. Dat geldt niet alleen voor mij, maar ook voor de bestuurders van provincies en gemeenten. Wij dragen allemaal die verantwoordelijkheid. Ik zal anderen daar ook op aanspreken. Ik denk ook dat ik het recht heb om dat te doen. 

Mevrouw Van Tongeren sprak ook over bovenwettelijke eisen die provincies zouden willen stellen. Zij vroeg of dat de realisatie in de weg staat. Een provinciebestuur heeft een even belangrijke taak als de landelijke of gemeentelijke overheid. Die provincies hebben een verantwoordelijkheid wat betreft energie, maar ook voor het landelijk gebied en voor het landschap. Als zij met de energie bezig zijn, kunnen zij de aspecten landschap en landelijk gebied niet vergeten. Het is hun verantwoordelijkheid om die verschillende aandachtsvelden waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, goed met elkaar in verband te brengen en om de juiste beslissingen te nemen over de concrete projecten die er zijn. Ik denk dat de provincies dat op een juiste manier doen. Ik steun hen daar ook in, maar ik wil dat dit jaar ook voor die laatste 1.000 megawatt de procedures door de provincies gestart worden, om dit tijdig te realiseren. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Een helder antwoord van de minister. Het blijkt dat het maar een derde van het nog niet gerealiseerde deel is. Ik had het wat zorgvuldiger moeten formuleren, daar heeft de minister gelijk in. Ik noem als voorbeeld die drie eisen in Noord-Holland: dat de afstand tussen bebouwing en de windmolens 600 meter moet zijn, wat nergens in de wet staat, dat er zes windmolens in een rechte lijn geplaatst moeten worden, en dat iemand die een nieuwe windmolen wil neerzetten, twee oude moet kopen en slopen. Er is min of meer sprake van kartelvorming in Noord-Holland. Alle eigenaren van oude molens hebben zich verenigd en vragen daar de topprijs voor. Dat betekent dat een project met lokaal draagvlak zoals NDSM, waarover ik al eerder heb gesproken, niet kan doorgaan. Wat vindt de minister daarvan? Vindt hij het terecht dat Noord-Holland al deze aanvullende eisen stelt? De burgers hebben in Amsterdam-Noord getekend zodat er draagvlak is, maar uitgerekend zo'n project kan dan niet doorgaan. 

Minister Kamp:

Ik ken de warme belangstelling van mevrouw Van Tongeren voor het NDSM-project, zoals zij dat noemt. Ik denk dat die belangstelling ook begrijpelijk is. Ik zie het zo dat de provinciale bestuurders het net zo moeilijk hebben als wij. Zij moeten er ook voor zorgen dat zij in dit soort kwesties, waarbij de belangen van mensen soms heel direct worden geraakt, tot een goede, zorgvuldige besluitvorming komen. De provincie Noord-Holland stelt vast dat zij rekening moet houden met het landelijk gebied en met het landschap en dat zij energieambities moet realiseren. Zij combineert dat en kiest daar een weg voor waarvan zij denkt dat zij tot een goed draagvlak en inhoudelijk tot het beste resultaat kan komen en dat zij dat tijdig kan doen. Ik gun hun zeer dat zij die afwegingen en keuzes maken, maar voor mij is het uiteindelijk ook van het grootste belang dat men tijdig tot iets komt. Ik zal hen met name op dat laatste afrekenen. Ik vind het prima dat ze er allerlei dingen bij betrekken en ik begrijp dat ook. Ik denk dat dat de kwaliteit van het resultaat ten goede kan komen, maar het is ook nodig dat dit tot een tijdige start van de procedure leidt. Maar we zullen zien waar dit toe leidt. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Zou de minister bereid zijn om bijvoorbeeld eens bij de ACM te laten informeren of dit niet in de richting van een kartelafspraak gaat? Er is immers een eis gesteld aan ondernemers die in andere provincies niet geldt en zij kunnen alleen maar aan die eis voldoen door windmolens te kopen bij deze enige vereniging van oude windmolens. Dat gaat ook niet om zuinige bedragen. We hoorden net wat rekenvoorbeelden, maar wat daar wordt gevraagd voor lokale projecten die nieuwe windmolens willen neerzetten, is nog veel hoger. Is de minister dus bereid om daar eens naar te kijken? In mijn bescheiden optiek kan de regering er niet echt voor zijn dat in één provincie zo veel zwaardere eisen aan ondernemers worden gesteld dan in alle andere provincies. 

Minister Kamp:

Ik denk dat de ACM zelf heel goed in staat is om haar verantwoordelijkheid voor mededinging waar te maken. Maar nu is er het feit dat mevrouw Van Tongeren in een vergadering van de Tweede Kamer daar aandacht voor heeft gevraagd. Ik zal daarom bekijken, eventueel na overleg met het Noord-Hollandse bestuur, of het gepast is om dit in mijn contact met de ACM als aandachtspunt naar voren te brengen. Ik zal dit dus op die manier bekijken. 

Mevrouw Van Tongeren sprak ook over geluidshinder. Zij vindt dat geluidshindereisen altijd moeten worden gecontroleerd en gehandhaafd. Zij heeft vastgesteld dat ergens bij een gemeente apparatuur stond te verstoffen. Ik ben ervan overtuigd dat mevrouw Van Tongeren dat onder de aandacht heeft gebracht van het GroenLinks-raadslid in die gemeente en dat zij deze heeft geadviseerd om daar wat mee te gaan doen. Het controleren van de geluidshinder is een taak die we bij het gemeentebestuur hebben neergelegd. Het gemeentebestuur moet dat dan ook doen. Of het daarbij nu om brommers gaat of om windmolens, dit moet worden gecontroleerd. En die eisen zijn er niet voor niets. Ik zal dit naar aanleiding van deze opmerkingen van mevrouw Van Tongeren onder de aandacht brengen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Die regels hebben we immers. 

Mevrouw Van Tongeren heeft ook gevraagd of ik een lijst wil maken van plaatsen waar een breed draagvlak is voor windmolens, maar waar de bouw nog niet van de grond komt. We hebben het met elkaar als volgt afgesproken. Er moeten door overheden een aantal keren afwegingen worden gemaakt, met name door de provinciale overheid en door de landelijke overheid. De provinciale overheid overziet het grondgebied. Dat is ook te overzien voor een provincie. Deze ziet wat er allemaal voor mogelijkheden zijn en wat er allemaal speelt, ze weet wat ze allemaal zelf voor plannen heeft op ruimtelijk gebied en kiest daarom voor bepaalde locaties. Ik vind dat de taak van de provincies. Ik wil daar niet doorheen gaan door hen met lijsten van andere plekken te laten komen. Ik denk dat zij de verantwoordelijkheid hebben om alle plekken in beeld te brengen, daaruit een keuze te maken en deze aan te dragen. Dat hebben ze ook gedaan. Ik denk dat het geen zin heeft om de lijst op te stellen waarom mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik besef dat dit mijn laatste vraag is in dit debat. Wij hebben vaker met de minister van gedachten gewisseld over de vraag of we geen reservelocaties moeten hebben. Het lukt in geen enkel project om in te zetten op het slagen van 100% van wat wordt voorgesteld; de minister is dat vast met mij eens. Je kunt dan zeggen dat de provincies zelf ergens in hun achterzak reservelocaties moeten houden. Maar omdat er ook door deze regering zo'n belang aan wordt gehecht, zeker met de uitspraak van de rechter in de achterzak, is het misschien wel heel verstandig bestuur om te bekijken wat er moet worden gedaan als er hier of daar toch een project niet tijdig wordt gerealiseerd. Laat ik mijn vraag anders formuleren: in 2019 zijn we te laat; als blijkt dat het toch niet wordt gehaald, wat is dan het plan B? Dus als het op deze wijze niet kan met reservelocaties, hoe wil de regering dat dan wel doen? 

Minister Kamp:

Ik heb lang met de provincies gewerkt aan een invulling van die 6.000 megawatt. Die 6.000 megawatt is de vertaling vanuit het regeerakkoord en is ook verwerkt in het energieakkoord. In het jaar 2020 moet 6.000 megawatt wind op land gerealiseerd zijn. Dat is de afspraak. De provincies hebben dat voor hun rekening genomen. Zij hebben gezegd dat zij dit zullen invullen. Meer dan 100 megawatt kunnen wij dan via de rijkscoördinatieregeling doen. Minder dan 100 megawatt zullen ze zelf doen. Volgens mij ligt dit er nu. Het is mijn taak om dit voor elkaar te krijgen. U hebt hier en bij andere gelegenheden gehoord wat dit allemaal heeft losgemaakt in diverse provincies. Ik ben erop gefocust dat ik die 6.000 megawatt voor elkaar krijg. Daar lopen afspraken over. Daarvoor zijn ambities geformuleerd. Ik ben het met de heer Bosman eens dat we vooruitlopen op een volgende ronde met windmolens als we nu gaan spreken over reservelocaties. Ik wil echter niet vooruitlopen op een volgende ronde met windmolens. Ik ben nu bezig met een opgave die ik als een grote opgave ervaar en die ik tot een goed einde wil brengen. Ik wil een en ander niet compliceren door via reservelocaties eigenlijk alweer aan een volgende ronde te werken. 

Ik heb de inbreng van de heer Smaling natuurlijk ook goed beluisterd. Hij ziet een groot democratisch tekort. Hij ziet dat vertegenwoordigers van partijen in Den Haag andere opvattingen hebben dan vertegenwoordigers van partijen in provincies en gemeenten. Ik zou dit niet direct een democratisch tekort willen noemen. Overheden hebben hun eigen verantwoordelijkheid. Bestuurders en volksvertegenwoordigers in die overheden hebben ook hun eigen verantwoordelijkheid. Zij maken vanuit hun eigen achtergrond afwegingen. Die afwegingen zijn op provinciaal niveau anders dan op landelijk niveau. Er spelen andere aspecten een rol. De procedure die we georganiseerd hebben, is volgens mij zeer democratisch. We hebben verkiezingsprogramma's, een regeerakkoord, provincies die wat aandragen en de Tweede Kamer die het in een plan vastlegt. Vervolgens pas ik de wettelijke procedures toe om het tot een goed eind te brengen. Ik denk dat dit zeer democratisch is. 

Wat vind ik ervan dat Wakker Emmen de grootste partij is? Daar vind ik helemaal niks van. Er zijn 350 of meer gemeenten in dit land. Bij verkiezingen maken de burgers zelf uit op grond waarvan ze op wie stemmen. Dat is hun recht. Het is niet aan mij om daar opvattingen over te hebben. 

Ik ben al ingegaan op enkele vragen van de heer Smaling, bijvoorbeeld die over de rijkscoördinatieregeling en de uitspraak die in Groningen is gedaan in een overleg tussen een ambtenaar en een actiegroep. Dat hoef ik dus niet te herhalen. 

De heer Smaling vroeg ook naar Borger-Odoorn. De gemeente heeft gezegd dat ik niet bevoegd ben om een beslissing te nemen over het Drentse windmolenplan, want dat zou niet aan mij zijn. De gemeente Borger-Odoorn heeft de opvatting dat de rijkscoördinatieregeling ten onrechte wordt toegepast, omdat er geen sprake zou zijn van één productie-installatie van meer dan 100 megawatt. Ik ben het er niet mee eens. Ik ben van mening dat er sprake is van één productie-installatie, bestaande uit meerdere productie-eenheden. Dat is bij windmolens natuurlijk het geval. Als ik een park laat realiseren op de Noordzee, is er sprake van één windmolenpark met meerdere windmolens. In Drenthe is dat ook het geval. Een windmolenpark bestaat uit meerdere windmolens, maar dat is één installatie. Er is ook duidelijk sprake van een geografische, organisatorische en technische samenhang, dus wat mij betreft is het zoals ik het net heb toegelicht. Dat houdt dus in dat ik bevoegd ben om die rijkscoördinatieregeling toe te passen. Dat doe ik dus ook. 

De heer Smaling heeft gesproken over draagvlak. Daar ben ik uitgebreid op ingegaan. Hij vroeg of er ruimte is voor alternatieven. Als we een alternatief proberen door te voeren voor het windpark in Drenthe, moeten we een ander plan opnieuw in procedure brengen. Kijk alleen eens naar wat je technisch nodig hebt om de wettelijke procedures te doorlopen tussen de allereerste handeling die je in zo'n procedure verricht en het definitieve besluit dat genomen wordt. Daar heb je een periode van twee jaar voor nodig. Voordat je de eerste actie kunt starten, moet er echter een heleboel voorwerk worden gedaan. Dat duurt zo'n één à twee jaar; laat ik uitgaan van ten minste een jaar. Dat betekent dat je drie jaar nodig hebt om een alternatief te kunnen inzetten. Bovendien moeten wij ons realiseren dat ook voor het alternatief niet iedereen staat te klappen. Ook over dat alternatief zijn er weer allerlei opvattingen, die zich weer zullen verharden. Dat alternatief komt dan ook bij de Kamer en dan krijgen we vergelijkbare discussies. Als wij loslaten waar wij mee begonnen zijn en met iets nieuws beginnen, betekent dat drie jaar vertraging. Daarmee zouden we heel bewust de doelstelling van 6.000 megawatt loslaten, evenals de doelstelling van 14% schone energie in 2020. Ik ben daar niet toe bereid. 

De heer Smaling (SP):

In de structuurvisie Wind op land worden draagvlak en participatie als voorwaarden gesteld. In deze regio is bijna geen draagvlak en praktisch geen participatie. Wat gaat de minister daaraan doen? 

Minister Kamp:

We spreken nu over Drenthe. Over het draagvlak heb ik al gezegd dat het begin hiervan wordt gevormd door de opvattingen van de politieke partijen, die uiteindelijk hun mensen vertegenwoordigen in de Tweede Kamer. Daarnaast is er onderhandeld over het regeerakkoord en krijgt het kabinet in het parlement steun voor zijn programma. Ook de provincie en het Rijk nemen verantwoordelijkheid. Als minister pas ik de regels toe die hiervoor democratisch zijn vastgesteld. Dat moeten wij doen om draagvlak te verwerven. Het is begrijpelijk dat de mensen die er het meest direct bij betrokken zijn, zeggen: dat is allemaal prachtig, maar ik krijg nu op zoveel honderd meter van huis een windmolen; dat wil ik niet, daar ben ik tegen. Wij moeten ons realiseren dat het mogelijk is dat we uiteindelijk de instemming van die mensen niet krijgen en dat zij een zienswijze indienen, die we dan goed moeten bestuderen om te bezien welke conclusies wij daaruit moeten trekken. Als de mensen het dan nog niet met mijn conclusie eens zijn, kunnen zij naar de Raad van State gaan. Dat is het proces waar wij nu doorheen moeten. Daar is geen alternatief voor; we moeten ook niet doen alsof dat er wel is. 

Over de participatie kan ik het volgende zeggen. De code die is afgesproken, wordt toegepast in Drenthe. Er is, samen met de provincie Drenthe, een gebiedscoördinator aangesteld — dit zeg ik alvast in antwoord op een vraag van mevrouw Van Veldhoven — die inmiddels met de werkzaamheden is begonnen. Deze coördinator zal, gegeven de procedure die loopt en de code die is afgesproken, moeten nagaan hoe zo goed mogelijk de medewerking en het begrip van en het draagvlak bij de meest betrokken mensen verkregen kan worden. Dat is een moeilijke taak, maar dat moet wel gebeuren. Daar zullen wij dus ook ons best voor doen. Daar zal de gebiedscoördinator zijn best voor doen en daar zal ik hem in ondersteunen. Dit is wat daar moet gebeuren. We kunnen aan het eind van een procedure natuurlijk zeggen dat die windmolens daar maar moeten worden vervangen door zonnepanelen, maar om de reden die ik zojuist heb gegeven, is dat niet realistisch. Misschien is het goed dat ik straks, bij de beantwoording van de vragen van de heer De Vries, nader inga op het alternatief van de zonnepanelen, nog los van de vertraging van drie jaar, die ik net heb genoemd. 

De heer Smaling (SP):

Ik maak mij toch zorgen. In de structuurvisie Wind op land staat dat draagvlak en participatie voorwaarden zijn, maar die twee elementen zijn niet aanwezig. Ik hoor nu ook dat er een gebiedscoördinator voor de Drentse Veenkoloniën was beoogd, maar die wil die taak helemaal niet uitvoeren vanwege de wijze waarop het proces is verlopen. Vanaf 2010 zijn er al brieven verstuurd waarin toezeggingen zijn gedaan aan de initiatiefnemers terwijl er nog helemaal geen provinciale omgevingsvisie was. Dan vraag ik mij af wat dit voor proces is geweest. Dan kan ik me dus helemaal voorstellen dat die mensen in de regio denken: wat is dit; hier wil ik geen onderdeel van uitmaken. Daarom maak ik me zo'n zorgen over deze regio. Het is helemaal verkeerd aangevlogen. Daarom is mijn vraag aan de minister om het opnieuw anders aan te vliegen. Maar wat ik nu hoor is een herhaling van wat zijn plannen al waren. Ik zie geen centimeter flexibiliteit om de problemen die heel duidelijk in de regio spelen, op de juiste manier het hoofd te bieden. 

Minister Kamp:

Het is absoluut niet op een verkeerde manier aangevlogen. Het is zowel inhoudelijk als formeel op de juiste manier aangevlogen. Het is nu mijn taak om ervoor te zorgen dat ik ook het moeilijke laatste deel van die aanvliegroute naar behoren afrond. Daar ben ik mee bezig. Er is geen sprake van dat het niet goed is aangevlogen. 

De heer Smaling heeft nog gesproken over de gebiedscoördinator. Die is dus aangesteld door de provincie Drenthe en mij. Die gebiedscoördinator is inmiddels met de werkzaamheden begonnen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Nu we het toch al even hebben over die gebiedscoördinator, wil ik daar een vraag over stellen. Ik ben blij dat de minister zegt dat deze inmiddels is aangesteld en dat hij met zijn werk is begonnen. Kan de minister nog aangegeven hoe ervoor gezorgd is dat het iemand is die ook het volste vertrouwen geniet van de mensen in de regio? Dat was een van de aanleidingen om hierover na te gaan denken. Het vertrouwen van de mensen in de regio in zo'n persoon is natuurlijk ontzettend belangrijk. Het is goed dat de minister en de provincie betrokken zijn geweest bij de aanstelling. Hoe zijn de bewoners daarbij betrokken? 

Minister Kamp:

Op een gegeven moment moet je zelf je verantwoordelijkheid nemen. Dat moet op een aantal momenten in zo'n procedure gebeuren. Dan moet ik op grond van alle kennis die ik inmiddels van het gebied heb samen met het provinciale bestuur, dat nog veel meer specifieke en gedetailleerdere kennis heeft, bekijken welke persoon daar nu het best voor geschikt is. Die persoon zal vervolgens contact met de bewoners hebben. Hij zal in dat contact een werkbare situatie met die bewoners moeten realiseren. Hij moet bijdragen aan het verwerven van draagvlak en ervoor zorgen dat datgene wat in de code is afgesproken, ook werkelijkheid wordt. Dat kan ik zeggen over de keuze voor de betrokken persoon. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik neem aan dat de minister het met mij eens is dat het heel belangrijk is om te blijven monitoren dat die persoon dat vertrouwen geniet, omdat dat de basis zal zijn voor succesvolle werkzaamheden van die gebiedscoördinator. Kan de minister aangeven wanneer deze gebiedscoördinator aan de slag is gegaan? Ik heb contact gehad met onze mensen in de provincie. Gebleken is dat zelfs voor de gedeputeerde nog niet alles even helder is. Ik vraag de minister dus graag om wat opheldering. 

Minister Kamp:

Ik heb de datum en het tijdstip niet precies in mijn hoofd. Er is natuurlijk ook wel een grens aan details die men mij kan vragen. Ik heb tot twee keer toe gezegd wat ik daarover kan zeggen. Hij is inmiddels met de werkzaamheden begonnen. Maar of hij nu vorige week maandag daarmee is begonnen of de week daarvoor, dat weet ik niet precies. Daar kan ik dus niet in detail op ingaan. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik stel mijn vraag op het gevaar af dat ik er misschien iets te vroeg mee ben, maar die sluit erg aan bij wat de minister tot nu toe heeft gezegd over de zorgvuldigheid van de procedure. Hij schetst die procedure. Ik kan het allemaal volgen. Wat hij zegt, lijkt me ook allemaal heel valide. Maar per saldo komt het erop neer dat de bewoner pas heel laat in het proces daadwerkelijk aan de beurt komt. Er wordt eerst hier een besluit genomen. Er wordt geïnventariseerd. De provincie inventariseert. Dan zijn er allerlei besluiten genomen. Dat noemen we top-down. En dan komt die burger aan de bak. We hebben een Omgevingswet vastgesteld. Daarin staat dat vanaf het eerste begin bewoners en belanghebbenden betrokken moeten worden en invloed kunnen uitoefenen. Ik snap dat dat een wending is ten opzichte van het proces zoals dat voorheen was. Maar gaan nieuwe processen nu wel volgens de procedure van de Omgevingswet lopen? Als we nieuwe grote energieprojecten starten in Nederland, gaan we dan wel de bewoners vanaf het eerste begin erbij betrekken? 

De voorzitter:

Ik wil kortere vragen van de Kamer, want het wordt laat. En als het kan, wil ik ook korte antwoorden van de minister. 

Minister Kamp:

De bewoners worden er natuurlijk bij betrokken op het moment dat het in de procedure is voorgeschreven. Dat is de formele wijze waarop je ze erbij betrekt. In november of december, als voor Drenthe respectievelijk Groningen de zaak ter inzage wordt gelegd, kan men met zienswijzen komen. Maar dat is natuurlijk niet het eerste moment waarop men de mogelijkheid heeft gehad om te zeggen wat men ervan denkt. U bent er geweest, zeg ik via u mijnheer de voorzitter, tegen de heer De Vries. Alle andere woordvoerders zijn er geweest. Ik ben er natuurlijk geweest. Mijn medewerkers zijn er geweest. Lokale mensen hebben met hen gesproken. Provinciale mensen hebben met hen gesproken. Er is al heel veel overleg geweest. Zo is het ook georganiseerd in onze democratie. De indringende wijze waarop u allen dit naar voren hebt gebracht, is ook bewijs dat de contacten met de bewoners zeer intensief zijn geweest. Er is door u heel goed naar hen geluisterd. Ik kan u verzekeren dat ik zelf ook heel goed naar hen heb geluisterd. Ik geloof dat wij zowel formeel als materieel recht doen aan de taak die wij hebben om de mensen er zo veel mogelijk bij te betrekken. 

De heer de Vries zei dat je ook de Omgevingswet moet toepassen. De heer De Vries weet dat die wet zeer recentelijk is vastgesteld. Ik was al met dit hele proces begonnen. Ik heb het gedaan zoals ik het heb gedaan. Natuurlijk zullen de nieuwe wettelijke regels die door de wetgever zijn vastgesteld, worden toegepast vanaf het moment dat die wet van kracht is. Ik probeer daarop al vooruit te lopen waar ik de mogelijkheid daartoe heb. 

De heer Smaling riep mij op om dit af te blazen, maar daartoe ben ik niet bereid. 

Mevrouw Van Veldhoven heeft mij bevraagd over de gebiedscoördinator. Daar ben ik op ingegaan. Ik ben ook ingegaan op de kwestie van het geluid. Mijn medewerkers hebben mij inmiddels laten weten dat de gebiedscoördinator in juni begonnen is met zijn voorbereidende werkzaamheden. Na die voorbereidende werkzaamheden zullen nu ook de gesprekken met de bewoners gevoerd moeten worden. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik dank de minister hartelijk, want dat is ongeveer de tijdsindicatie waarnaar ik op zoek was. Kan de minister iets meer zeggen over de taken en bevoegdheden die hij in de omschrijving aan de gebiedscoördinator heeft meegegeven? 

Minister Kamp:

Jazeker. Het is zijn verantwoordelijkheid om op basis van de procedure die in gang is gezet, op basis van de geldende gedragscode, maar zeker ook op basis van alles wat hij in de gesprekken met de mensen waarneemt, te proberen om zodanige dingen op gang te brengen dat datgene wat met de gedragscode is beoogd, tot de goede resultaten in het gebied leidt. Hij zal moeten doen wat daarvoor nodig is. 

Mevrouw Van Veldhoven begon met te zeggen dat het niets is met de duurzame energie in Nederland. Zij zei: kijk eens naar de Scandinavische landen. Mevrouw Van Veldhoven weet ook wel dat ze in de Scandinavische landen, waar veel regen en sneeuw valt en waar grote hoogteverschillen zijn, in staat zijn om de hoogteverschillen te benutten om elektrische energie op te wekken. Wij hebben die grote hoogteverschillen niet. Wij hebben ook maar een kwart van de wind in Ierland. Wij hebben veel minder zon dan ze in Zuid-Europa hebben. Het is trouwen niet zo dat wij nog geen 5% duurzame energie hebben. Inmiddels hebben wij bijna 6%. Volgend jaar, in 2016, zullen wij meer dan 6% hebben. Met alles wat daarvoor nodig is, hebben wij met elkaar een pad ingeslagen en het perspectief binnen bereik gebracht om in het jaar 2020 op 14% te komen en in het jaar 2023 op 16%. Voor het jaar 2050 hebben wij de doelstelling van een CO2-neutrale samenleving. Die hebben wij met elkaar vastgesteld en ik ben van plan om dat pad tot het einddoel te bewandelen. Ik hoop dat ik 2050 nog mag meemaken. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven, ten slotte. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Zoals ik heel erg goed weet dat Nederland minder bergen heeft dan Noorwegen, weet de minister heel erg goed dat Nederland daarom ook een lagere doelstelling heeft onder de Europese afspraken dan landen als Zweden en Finland, dus dat alles relatief naar zwaarte aan de landen is opgelegd. Ik hoop dat de minister bereid is om dat pad naar 2050 waar hij het net over had, snel voor de Kamer uit te werken in concrete tussendoelen. Daar hebben wij het in het vorige debat over gehad. 

Minister Kamp:

Concrete tussendoelen hebben we nu al voor 2020 en voor 2023. Voor 2030 zijn we ook in Europa al bezig en daar zullen wij ook een rol in spelen. Ik schat in dat er nog meer tussendoelen zullen komen. Ik vind tussendoelen nuttig om uiteindelijk het zeer ambitieuze einddoel te bereiken dat je hebt. Ik denk dat je die tussendoelen nodig hebt om de stappen, die voortdurend gezet moeten worden, voor elkaar te krijgen. Je hebt die druk van tussendoelen nodig, ook als bestuurder. 

Ik ben al ingegaan op een aantal opmerkingen van mevrouw Van Veldhoven over de RCR en de relatie met de inwoners van het gebied. 

Mevrouw Van Veldhoven vroeg hoe het zit met het bieden van ruimte voor de verbetervoorstellen in de Drentse plannen. Daar ben ik ook al op ingegaan. Ik hoop dat ik hiermee de inbreng van mevrouw Van Veldhoven heb gehad. 

Dan ga ik naar mevrouw Dik-Faber toe. Zij heeft aangegeven hoe zij er in grote lijnen tegen aankijkt. Ik kan opnieuw vaststellen dat dit in grote lijnen in overeenstemming is met hoe het kabinet ertegen aankijkt, zoals wij nu bezig zijn. Het is voor ons belangrijk dat wij de steun van mevrouw Dik-Faber en de ChristenUnie hebben, omdat een breed draagvlak ook voor ons van belang is. 

Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd hoe hard de provinciale plannen zijn. Ik ben daar en op de Omgevingswet al uitgebreid ingegaan. 

Zij heeft mij gevraagd naar mijn bevindingen tijdens het werkbezoek dat ik aan Drenthe heb gebracht. Ik ben natuurlijk vaak in Drenthe, maar ik ben specifiek in het gebied geweest om met de bewoners en met de bestuurders te praten. Op mij maakte het net zoveel indruk als in inschat dat het ook op mevrouw Dik-Faber heeft gemaakt. Wij hebben een ambitieuze doelstelling voor duurzame energie. Wij willen de bestaande infrastructuur langzamerhand buiten gebruik stellen en beginnen daar al mee. De gascentrales staan voor een groot deel op non-actief. We hebben de ambitie om de oudste vijf kolencentrales buiten gebruik gesteld te krijgen. Dat betekent dat wij daar fors mee aan de gang zijn. 

Tegelijkertijd zijn we bezig om alternatieve capaciteit op te bouwen, en die alternatieve capaciteit raakt bewoners. Als je als bewoner vanaf de kust naar zee kijkt en je ziet op 18 km of verder die molens staan, dan raakt je dat. Het raakt de bewoners ook als de molens veel dichterbij komen en op land worden geplaatst. De impact die dat heeft op het gebied en de betrokken bewoners, die voelt u, die voel ik, die voelen de bewoners en het is ook goed dat wij die voelen, omdat we alleen op die manier tot verantwoorde besluitvorming kunnen komen. 

Mevrouw Dik-Faber vroeg ook naar de reservelocaties. Daar ben ik op ingegaan. 

Dan had zij ook nog een specifiek amendement op de Omgevingswet. Daar ben ik ook al op ingegaan. Het amendement dat zij noemt, regelt dat het bevoegd gezag bij aanvang van de procedure kennis heeft van de wijze waarop de omgeving erbij wordt betrokken en dat nadere regels worden gesteld voor de wijze waarop. Mijn collega van Infrastructuur en Milieu is nu bezig om die nadere regels voor te bereiden. Die regeling moet er komen. Ik zal haar vragen binnen welke termijn zij die regeling wil hebben gerealiseerd. Zodra die regeling in beeld komt, zal ik proberen om in de geest van die regeling te handelen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat is inderdaad het amendement waar ik op doelde. Bij mijn weten is er in de provincie Drenthe wel een participatieplan afgesproken, maar veel later dan mij bij het amendement voor ogen stond. Dat kunnen wij nu niet meer terugdraaien. Het amendement bepaalt dat er in de verkenningsfase een participatieplan moet komen. In Drenthe is dat later gebeurd. Wij kunnen dat nu niet meer terugdraaien. Ik denk dat het goed is als de minister erkent dat het proces niet goed is gegaan. 

Minister Kamp:

Nee, dat erken ik niet. De regels die er waren hebben wij zowel formeel als materieel verantwoord inhoud gegeven. Een amendement is onderdeel van de wet. Het is gewoon wettekst. Die wettekst is niet van toepassing op een situatie van drie jaar terug. Toen waren er andere wetten en regels. Ook toen waren wij zeer gemotiveerd om ervoor te zorgen dat de mensen erbij betrokken werden zodra gebieden concreet werden. Dat hebben wij formeel en materieel zo veel mogelijk gedaan. Het amendement heeft dat verder aangescherpt voor toekomstige situaties. Wij zullen het amendement als onderdeel van de wet opnieuw formeel en materieel recht doen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Formeel en materieel is dit een zeer correct antwoord van de minister. De minister is zelf in het gebied geweest. Daar word je geconfronteerd met bewoners die te maken krijgen met de plannen voor energietransitie. Er komen soms molens voor en achter de woning. Ik ben echt op zoek naar een reactie van de minister. Kan hij niet voor een deel erkennen ten opzichte van de bewoners dat het proces niet goed is gegaan en dat het heel vervelend is waar zij nu mee geconfronteerd worden? 

Minister Kamp:

Ik zal niet erkennen dat het proces niet goed is geweest. Ik heb dit al een paar keer gezegd. Ik heb het proces al een keer of drie beschreven. Ik denk dat het proces formeel en materieel juist is geweest. Hoe goed dat proces ook is geweest, toch kan ik mij heel goed voorstelen dat de mensen in het desbetreffende gebied daar een heel andere opvatting over hebben. Zij maken een heel andere afweging en geven daar ook uiting aan. Ik begrijp dat heel goed. Daar is tot dusverre op allerlei manier indringend op gereageerd. Dit wordt straks geformaliseerd als zij met hun zienswijzen komen en daarna zal een besluit moeten worden genomen. Uiteindelijk is er dan nog de check van de Raad van State. Wij moeten onszelf niet negatiever beoordelen dan reëel is. De hele procedure vanaf het begin met de verkiezingsprogramma's en alles wat ik daarna heb gezegd, ook over het juist toepassen van de wet en de regels, is op een correcte manier doorlopen. In alle fases hebben wij ons best gedaan om direct en indirect de betrokkenen er optimaal bij te betrekken. 

Ik ben al ingegaan op de opmerkingen van mevrouw Mulder over het draagvlak. 

Dat geldt ook voor het amendement van mevrouw Dik-Faber, waar mevrouw Mulder ook over heeft gesproken evenals de mogelijkheden voor alternatieven. Zij vroeg naar een AMvB voor meer rechtszekerheid voor het participeren van bewoners. Dat betreft de regelgeving waar mijn collega van I en M mee bezig is. Ik heb daar zojuist over gesproken. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dank voor de toezegging aan het adres van de ChristenUnie en het CDA dat de minister gaat overleggen met zijn collega Schultz van I en M om te bevorderen dat de zaken snel worden uitgewerkt. Wij zien dat zo snel mogelijk tegemoet. 

Een ander punt is de ruimte die de regio wordt gegeven om te kijken waar nog echt knelpunten zitten. Één daarvan is de dubbelelijnopstelling. De minister is er zelf geweest, dus heeft daar een beeld bij. Welke alternatieven ziet hij daar nog voor? Zijn er alternatieven mogelijk om dat te compenseren, eventueel door middel van zonnepanelen op daken? 

Minister Kamp:

We zullen die 6.000 megawatt moeten realiseren, is mijn opvatting. Daar hoort ook een aantal megawatt bij dat in Drenthe moet worden gerealiseerd. Een deel moet in Emmen en Coevorden worden gerealiseerd en een ander deel hier. Ik ben bezig met een plan voor het realiseren van dat aantal megawatt in dat gebied. Daar heb ik een inpassingsplan voor gemaakt. Dat concept-inpassingsplan wordt verder uitgewerkt, het komt in november naar buiten en dan kunnen de mensen daarop reageren. Ik ga nu geen afstand nemen van al het voorwerk dat al gedaan is om tot dat inpassingsplan te komen. Alle overleggen die er moesten zijn, zijn er geweest. Er is heel intensief met alle betrokkenen over gesproken, net name met de initiatiefnemers. Er is ook met het provinciale bestuur en alle andere betrokkenen over gesproken. Er is een voorkeursalternatief in beeld gekomen, dat vervolgens in een concept-inpassingsplan wordt omgezet. Dat moet nu de inspraak inkomen. Als daar de zienswijzen over komen, zal ik me daar opnieuw over buigen. Ik ben op dit moment het inpassingsplan aan het afronden, in overeenstemming met het voorkeursalternatief. Dat houdt dus onder andere ook die dubbele lijn in. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat is een helder, maar voor ons een wat teleurstellend antwoord. We hopen dat de gebiedscoördinator en ook de zienswijzen de minister later in het jaar toch nog op andere gedachten zullen gaan brengen. 

Een ander punt dat nog open stond, betrof min of meer een gezamenlijke vraag van de heer De Vries en mij: kan er een andere verdeling komen van de lusten en de lasten? Ik heb daar eerder een motie over ingediend, die het destijds niet heeft gehaald. Wie weet denkt de minister nog wel na over de vraag hoe hij daar eventueel nog handen en voeten aan kan geven, omdat het door heel veel mensen als oneerlijk wordt ervaren. 

Minister Kamp:

Mevrouw Mulder is erover begonnen en de heer De Vries is erover begonnen. Ik hoop dat mevrouw Mulder het goed vindt dat ik daar zo in mijn reactie op de heer De Vries nader op inga. Dat is dan meteen een reactie op de vraag van mevrouw Mulder. 

De heer De Vries heeft een aantal punten naar voren gebracht. Hij vroeg of de taakstelling daadwerkelijk gehaald kan worden, ook in relatie tot wat de provincies doen. Daar ben ik op ingegaan. Op het betrekken van de bewoners in overeenstemming met de Omgevingswet ben ik ingegaan. Op de uitspraken die gedaan zijn in een overleg tussen een van mijn medewerkers en de actievoerders in Groningen ben ik ingegaan. De opvatting van de heer De Vries over de dubbele lijn bij Drouwenermond is duidelijk. Ik heb daar al het nodige over gezegd. Ik zal dat opnieuw onder ogen moeten zien als ik mij over die zienswijzen ga buigen. 

De heer De Vries heeft gevraagd om eens aan te geven waarom het niet kan met die zonnepanelen. De algemene opmerking die ik al eerder gemaakt heb, is dat onze doelstelling voor duurzame energie zodanig ambitieus is dat we alle mogelijkheden om duurzame energie te produceren optimaal moeten benutten. Dat betekent dat we zeer ons best doen om zonne-energie meer benut te krijgen. We zien dat er heel veel gebeurt, zoals de saldering en de regeling met een verlaagd tarief. Ook de SDE+-mogelijkheden die er zijn voor zonnepanelen worden optimaal benut en daar zit een flinke groei in. Wat ook helpt, is dat de prijs van die zonnepanelen daalt. Ondanks het feit dat we niet zo veel zon hebben in ons land over het hele jaar gezien, zit daar een grote vooruitgang in. Ik heb die mogelijkheden van zonne-energie nodig. Daarnaast heb ik de mogelijkheden van biomassa nodig en heb ik de mogelijkheden van wind op land en van wind op zee nodig. Al die ambities op al die onderdelen probeer ik te realiseren. We zullen tussentijds moeten kijken hoe ver ik daarmee kom. Als ik er niet ver genoeg mee kom, zal er weer wat extra moeten gebeuren. Ik zal die 6.000 megawatt en ook het aantal megawatt dat ik met het Drentse bestuur heb afgesproken, moeten realiseren. Een alternatief in de vorm van zonnepanelen is dus niet mogelijk, omdat ik al die megawatt van wind op land nodig heb. 

Op het tweede argument ben ik al ingegaan. Ik heb gezegd dat als je het ene stopt en het andere begint, dat tot ten minste drie jaar vertraging leidt. Dat zou dus onmiddellijk en rechtstreeks een besluit zijn om de doelstelling van 14% voor 2020 los te laten. 

Het derde argument is het volgende. Als je daar een zonne-energiepark met een vergelijkbare capaciteit wilt realiseren, kom je er niet door zonnepanelen op daken te leggen. Dan zou je echt een groot gebied helemaal vol moeten leggen met zonnepanelen. Bij de capaciteit waar het in Drenthe om gaat, zou dat alleen al een bedrag van 21,7 miljoen per jaar extra kosten. De levensduur van zo'n project is vijftien jaar. Dat betekent dat zo'n project 325 miljoen meer zou kosten. 

De bezwaren zijn dus drieledig. In de eerste plaats hebben we alle mogelijkheden nodig. In de tweede plaats kunnen we ons die drie jaar vertraging niet permitteren. In de derde plaats is het naar mijn overtuiging niet verantwoord om alleen al voor dit alternatief 325 miljoen extra uit te trekken, gelet op de hoge kosten die toch al aan de burgers en de bedrijven zullen moeten worden doorberekend. 

Ik kom op de LOFAR-zone. Ik heb ook al eerder goed kennisgenomen van wat de heer De Vries daarover heeft gezegd. Het belang van LOFAR voor de wetenschap is duidelijk. Daarom heb ik samen met de provincie en de directie van ASTRON diverse gesprekken gevoerd om te bekijken hoe we uiteindelijk dat voorkeursalternatief het beste kunnen vaststellen. Ik ben in het kader van de procedure die we nu volgen, nog steeds in gesprek met de provincie Drenthe, de initiatiefnemers en ASTRON. Dit moet uiteindelijk tot een uitkomst leiden waarbij de effecten op LOFAR tot een acceptabel niveau worden beperkt. 

De heer De Vries heeft ook gesproken over de lusten en de lasten. Hij concentreerde zich daarbij met name op de grondprijs. Volgens mij is het ook goed om daarover te spreken. Voor de participatie van de mensen in de omgeving is er die code die is overeengekomen tussen initiatiefnemers en natuur- en milieuorganisaties. Die code moet worden toegepast. De grondprijzen vormen echter een apart punt. Daarover is mevrouw Van Tongeren ook al in een vroeg stadium begonnen. Ik heb haar daarover toen nog een keer een verkeerd antwoord gegeven. Dat heb ik later gecorrigeerd en zij heeft mij het gelukkig niet al te zeer kwalijk genomen. Zoals mevrouw Van Tongeren toen al zei, worden er hoge prijzen voor de grond betaald. Volgens mij zijn die prijzen een factor vijf hoger dan wat je als redelijk zou kunnen beoordelen. Ik heb nu de SDE+-regeling aangepast. De grondvergoeding die in de SDE+-regeling wordt betaald, heb ik in 2014 teruggebracht. Ik heb die vergoeding ook in 2015 teruggebracht en ik zal haar in 2016 verder terugbrengen om uiteindelijk op enig moment uit te komen bij een acceptabele grondvergoeding. Als er niet te veel wordt vergoed, wordt er ook niet te veel betaald en zullen we het op die manier kunnen corrigeren. 

De heer De Vries heeft eerder ook al eens een andere optie genoemd om hiermee resultaat te bereiken, namelijk het inzetten van de gedoogplicht. Dat betekent dat grondeigenaren de verplichting krijgen opgelegd om zo'n windmolen toe te staan en daarvoor ook volledig schadeloos worden gesteld. Ik vind dat een serieuze optie. Op dit moment bekijk ik hoe dat verder zou kunnen worden uitgewerkt. Hieraan zitten nog verschillende dingen vast. Ik vind dit echter een reële optie. Ik zal dus ook proberen om die zo snel mogelijk uit te werken en ik zal mijn bevindingen op dat punt met de Kamer delen. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik stel steeds heel veel vragen aan de minister, maar nu moet ik hem echt een compliment geven. Dit vind ik echt een doorbraak. Hiermee behandelen we zaken van nationaal belang op een gelijke manier. De mogelijkheid om die gedoogplicht in te zetten, zou echt een enorme vooruitgang zijn voor de eerlijke verdeling van lusten en lasten. 

Minister Kamp:

De heer De Vries is verder ingegaan op de situatie in Groningen. Ik heb dat ook gedaan. De heer De Vries gaf aan dat de zesde variant door zijn fractie naar voren is gebracht. Dat is waar. Het heeft ook tot anderhalf jaar vertraging geleid. Die anderhalf jaar vertraging brengen me nu in de situatie dat ik het net nog kan halen in 2020, maar als ik nu iets doe wat ook weer tot vertraging leidt, haal ik het in 2020 niet meer. Alle ruimte die er was, is door die zesde variant in procedure te brengen inmiddels gebruikt. We zullen nu heel snel ook voor Groningen tot een uitkomst moeten komen. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Dat ben ik met de minister eens, maar er zijn inmiddels schetsen gemaakt door Pondera. Dat bureau heeft alle varianten nog eens heel goed bekeken. Men heeft ook naar buurgemeenten gekeken, naar Oldambt en Veendam, binnen het bestaande zoekgebied waarvoor alle procedures gevolgd zijn. Binnen die mogelijkheden zijn er nog optimaliseringen mogelijk, zelfs zodanig dat er maar zeven mensen binnen de hindercirkel vallen. Dat zou echt een behoorlijke sprong vooruit zijn. Ik vraag de minister om daar welwillend naar te luisteren. 

Minister Kamp:

Ik heb alle mogelijkheden die er zijn binnen de geldende regels in Groningen, regels voor het aangewezen gebied, de MER, benut om die zesde variant erbij te kunnen betrekken. Ik heb geen ruimte om nog verder te gaan. Wat er nu ligt aan varianten, is het. Ik heb het provinciale bestuur gevraagd om met een voorkeursalternatief te komen. Ik hoop die snel te krijgen en zal dan gaan werken aan een concept-inpassingplan. De ruimte die er was, is zowel qua tijd als qua inhoud optimaal gebruikt. Ik zie geen mogelijkheden om nog verder te gaan dan de zes varianten die er op dit moment liggen. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Voorzitter. 

De voorzitter:

U bent door uw interrupties heen, maar u hebt nog een tweede termijn. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Excuus, voorzitter, maar ik ben niet duidelijk genoeg geweest. De provincie Groningen bekijkt binnen die zesde variant, eventueel in combinatie met de vijfde variant, of er een optimalisering mogelijk is. Groningen zal voorstellen doen die niet tot vertraging leiden. Daar vraag ik aandacht voor. 

Minister Kamp:

De heer De Vries is, zoals vaker, goed geïnformeerd. Ik weet niet waar de provincie Groningen precies mee komt. Ik weet wel dat ik gevraagd heb om met voorkeursvarianten te komen. Ik hoop die ook volgende week te krijgen. We zullen zien waar ze mee komen. Ik zal daar graag op reageren, maar ik moet reageren op datgene waar de provincie mee komt en ik kan niet reageren op datgene dat de heer De Vries nu aankondigt, met alle respect die ik voor hem heb. 

Ik ben al op een belangrijk punt van de heer Bosman ingegaan. Hij gaf aan wat er nodig is om duurzaamheid voor elkaar te krijgen, dat hij daarover afspraken heeft gemaakt met zijn fractie en dat hij daaraan vasthoudt. Hij wil op dit moment niet verder gaan dan die afspraken. Hij heeft opgemerkt dat ik mijn handen vol heb aan het nakomen van die afspraken en dat ik mijn uiterste best doe om dat voor elkaar te krijgen. Ik loop op dit moment niet vooruit op vervolgstappen. Eerst moet dit voor elkaar komen en dan zien we weer verder. 

De heer Bosman heeft ook terecht de link gelegd tussen de duurzaamheid die er moet komen voor onze energievoorziening, het waarborgen van de leveringszekerheid en de betaalbaarheid. Ik denk dat dat zo is. Op die punten uit zijn betoog sluit ik me graag aan. 

De voorzitter:

Hartelijk dank aan de minister. Terwijl in de Arena in Amsterdam Oranje een dramatische avond beleeft, gaan we in deze arena met volle kracht verder met de tweede termijn, te beginnen bij mevrouw Van Tongeren. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter, ik dien de volgende moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat windmolens, net als motorvoertuigen, fabrieken en evenementen moeten voldoen aan de wettelijke geluidsnormen; 

constaterende dat de politie de beschikking heeft over genormeerde geluidmeetinstrumenten; 

verzoekt de regering, actief te handhaven op de geluidsnormen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 52 (33612). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat 1.000 megawatt van de afgesproken capaciteit van Wind op land nog in het voortraject verkeert; 

constaterende dat bovenwettelijke aanvullende eisen van provincies windprojecten bemoeilijken; 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat provincies geen bovenwettelijke aanvullende eisen stellen voor windmolenprojecten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 53 (33612). 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik dank de minister voor de toezegging om te bekijken of het mogelijk is om daar met de ACM overleg over te plegen. 

Mijn laatste motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de doorlooptijd tussen de SDE+-beschikking en de realisatie bij technieken zoals wind op land in de praktijk enkele jaren bedraagt; 

overwegende dat de planning in de SDE+ van de jaarlijks te beschikken ruimte niet automatisch in lijn is met het tijdig realiseren van de verschillende technieken in 2020; 

constaterende dat de Algemene Rekenkamer concludeert dat de planning in de SDE+ door vrijval en doorlooptijden niet in lijn is met het halen van 14% duurzame energie in 2020; 

verzoekt de regering, ECN te laten onderzoeken hoe SDE+-geld over de jaren tot 2020 verdeeld moet worden om in 2020 tot 14% duurzame energie en de 6.000 megawatt wind op land te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 54 (33612). 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Ik dien een motie in over de geschiedenis van het gebruik van de rijkscoördinatieregeling. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het creëren van draagvlak gebaat is bij transparantie en duidelijke spelregels; 

overwegende dat de aanvragen voor de Rijkscoördinatieregeling (RCR) voor het windpark van Raedthuys en De Drentse Monden zijn ingediend nog ruim voordat de provincie de zoekgebieden had gehonoreerd; 

overwegende dat de RCR van toepassing is verklaard voordat het Rijk daarvoor een ruimtelijk kader had gemaakt via de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de structuurvisie Wind op land; 

overwegende dat de drie windparken in de Drentse Veenkoloniën ieder te klein zijn om onder de RCR te vallen; 

verzoekt de regering, door onafhankelijk onderzoek de vraag te laten beantwoorden of het Rijk in Drenthe op de juiste wijze gebruikmaakt en heeft gemaakt van de RCR, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 55 (33612). 

De heer Smaling (SP):

Ik hoop van harte dat de lusten en de lasten op een betere manier verdeeld zullen worden dan nu dreigt te gebeuren. We hebben een goed debat gevoerd. De SP heeft het verwijt gekregen dat zij zich niet houdt aan de afspraak over de 6.000 megawatt. Ik zeg nogmaals dat dit niet waar is. Er moet nu ijzer met handen worden gebroken. Daardoor wordt een deel van de bevolking naar mijn mening ondemocratisch behandeld. Ik kan me als volksvertegenwoordiger niet vinden in een oplossing waarbij je een deel van de bevolking in dit land blootstelt aan zaken die veel verder gaan dan wat acceptabel is voor mensen als het gaat om hun leefomgeving. Ik hoop dus dat de minister na de processen die er nog aankomen, toch nog tot een besluit komt waar meer mensen blij mee zijn dan nu in die regio het geval. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Een tijdje geleden deed ik de suggestie om te gaan werken met een externe gebiedscoördinator. De minister zei toen: ik vind dat een interessant idee; ik ga daar eens over nadenken. Ik ben heel blij dat de minister heeft gezegd dat hij er een gaat aanstellen en dat dit is gebeurd in Drenthe. Daarom leek mij dit een mooi moment om als Kamer samen met de minister aan te geven hoe wij zo'n gebiedscoördinator zien. Dat komt in grote mate overeen met de manier waarop de minister een en ander implementeert in Drenthe, maar het leek mij goed om dat meer generiek samen vast te leggen. Het kan immers ook in andere gebieden nuttig zijn. Het hoeft niet per se standaard te zijn in elk gebied, maar dan weten we in ieder geval wat we daarvan verwachten. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat een externe gebiedscoördinator voor windgebieden onder de rijkscoördinatieregeling kan bijdragen aan een goede weging van belangen van bewoners, initiatiefnemers en overheden, en het op creatieve wijze benutten van de denkkracht van alle partijen; 

overwegende dat de externe gebiedscoördinator het vertrouwen van alle partijen, maar in het bijzonder van de bewoners moet genieten; 

overwegende dat een gebiedscoördinator in ieder geval ook aandacht zou moeten besteden aan compensatie en participatie van bewoners; 

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat de gebiedscoördinatoren, waar die worden aangesteld, de tijd, de ruimte en de instrumenten krijgen om hun taken goed uit te kunnen voeren en de Kamer te informeren over de resultaten hiervan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Agnes Mulder en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 56 (33612). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Wellicht willen nog meer collega's de motie ondertekenen. Het lijkt mij mooi als we aan de provincie en alle partijen in Nederland die te maken hebben met windgebieden dit brede signaal uit de Kamer kunnen afgeven. 

Waar ik het heb over de tijd krijgen, geldt ook voor D66 dat wij achter de doelstelling staan van 6.000 megawatt in 2020. In die context moet het allemaal wel passen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden op de vragen en de mededeling dat hij intussen samen met de minister van I en M aan de slag is gegaan om het amendement van ChristenUnie en CDA op de Omgevingswet uit te werken. Er komt nog een regeling waarmee een participatieplan verplicht wordt gesteld. Dat is heel goed. Helaas komt dat amendement voor het gebied waarover we vanavond veel gesproken hebben, Drenthe, te laat. De ChristenUnie vindt dat het proces allesbehalve de schoonheidsprijs verdient, maar laat het amendement in ieder geval zijn werk doen voor komende projecten. 

Ik ben blij om te horen dat de gebiedscoördinator intussen aan de slag is gegaan. Ik hoop dat die nog wat goed kan doen in het gebied. De minister heeft geschetst hoe het proces verder zal lopen. Dit najaar wordt de MER gestart. Ook daarin zijn uiteraard verschillende varianten aan de orde. Dat is inherent aan de MER-procedure. Wil de minister die procedure met een open blik ingaan en tot een zorgvuldige afweging komen van de zienswijzen die zullen worden ingediend? Ik ga ervan uit dat hij dat doet omdat uiteindelijk de Raad van State zich daarover een mening zal vormen. 

Voor de verandering heb ik vanavond geen moties. Ik kijk met belangstelling naar de moties van collega's. Mijn verlangen voor deze avond is dat er uiteindelijk een besluit wordt genomen waardoor bewoners minder pijn hebben dan nu het geval is. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de toezegging waarover de woordvoerder van de ChristenUnie net sprak wat betreft het gezamenlijke amendement van ChristenUnie en CDA. Wij willen graag dat de nieuwe gebiedscoördinator alvast in de geest van het amendement aan de slag gaat. Misschien kan de minister daar nog op ingaan. 

De antwoorden van de minister vanavond waren helder, maar voor heel veel mensen ook teleurstellend. Dat geldt ook voor mij. 

We zijn heel benieuwd hoe de gedoogplicht, een toezegging aan de heer De Vries, uitpakt voor de lusten en de lasten van de inwoners van alle gebieden die te maken krijgen met windenergie. We hopen dat die een goede uitwerking gaat krijgen. Deze is in ieder geval beter dan wat er nu is. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden en spreek nogmaals mijn waardering uit voor zijn gedecideerde vasthoudendheid in het uitvoeren van deze taakstelling. Ik dank hem nogmaals voor het idee dat hij wil studeren op de gedoogplicht. Dat is echt een winstpunt voor deze avond. 

De minister zegt dat hij de zienswijze serieus zal bekijken en dat hij dat niet voor de flauwekul doet. Ik zie in het hele proces echter heel weinig wisselgeld en ruimte om te schuiven. Daar maak ik mij zorgen over. In Drenthe is dat voorkeursalternatief vastgesteld. Bij mijn weten is dat toch een beetje eenzijdig. Volgens mij is de provincie daar niet meer akkoord. De provincie vindt die dubbele opstelling niet de goede oplossing. Ik hoop dat de minister zich over die zienswijze buigt en dat hij zijn best zal doen om iets voor elkaar te krijgen wat betreft dat grote punt dat daar speelt, namelijk dat mensen in de buik en de rug zo'n grote turbine krijgen. Om hem daarin te stimuleren dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterend dat er in het plangebied Drentse Monden bij Drouwenermond is voorzien in opstellingslijnen van windmolens aan voor- en achterkant van het bebouwingslint; 

van mening dat dit een grote impact zal hebben op de leefbaarheid in het betreffende gebied; 

verzoekt de regering, in de lopende zienswijzeprocedure, zo nodig samen met de provincie Drenthe, serieus te kijken naar de bezwaren van bewoners die mogelijk geconfronteerd worden met een windmolen aan de voor- en achterkant van hun woning, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Albert de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 57 (33612). 

Ik stel voor dat wij even wachten tot de minister alle moties heeft. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Kamp:

Mijnheer de voorzitter. De motie-Van Tongeren op stuk nr. 52 vraagt de regering om actief te handhaven op de geluidsnormen. Dat kan niet. Daar zijn wij niet het bevoegde gezag voor. De gemeente is het bevoegde gezag voor de handhaving van de geluidsnormen. Er is geen rol voor de rijksoverheid. Ik denk dat het heel goed is dat die normen gehandhaafd worden. Gemeentebesturen moeten dat doen. Daar hebben zij ook een parlement. Dat heet de gemeenteraad. Die zal daarop moeten toezien met betrekking tot de bromfietsen, de auto's en de windmolens. Ik ontraad de motie op stuk nr. 52 dus. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De minister heeft ongetwijfeld gelijk. Ik zal even uitzoeken hoe het dan komt dat ik informatie heb gekregen dat de politie de genormeerde geluidsinstrumenten heeft, dus dat zij daarvoor metingen zou moeten verrichten. Wellicht heb ik het bij het verkeerde einde. Ik ben allang blij dat de minister zegt dat dit inderdaad gehandhaafd moet worden op alle punten. Als er ergens een molen staat waardoor de wet wordt overtreden, mag die molen daar niet blijven staan. 

Minister Kamp:

Het zou kunnen dat we allebei gelijk hebben. Dat zou betekenen dat de gemeente het bevoegde gezag is en dat de politie met de uitvoering daarvan belast kan worden. 

Dan kom ik op de tweede motie van mevrouw Van Tongeren, op stuk nr. 53. Deze gaat over de 1.000 MW waarover zij en ik eerder hebben gesproken. Zij vraagt de regering om ervoor te zorgen dat de provincies geen bovenwettelijke, aanvullende eisen stellen voor windmolenprojecten. Ik hoop dat de Kamer uit mijn beantwoording in eerste termijn mee heeft gekregen dat wij de provincies ook niet tekort mogen doen in hun rechten. Zij hebben verschillende verantwoordelijkheden. Zij proberen die op een verantwoorde manier te combineren, schat ik in. Als dat er maar toe leidt dat zij dit jaar ook de procedures voor die 1.000 MW allemaal in gang zetten, dan vind ik het goed. Ik zal hen er niet van willen weerhouden om hun beleid met betrekking tot bijvoorbeeld het agrarische gebied of het landschap in combinatie te brengen met wat er speelt op het punt van wind op land. Ik ontraad daarom deze tweede motie van mevrouw Van Tongeren. 

In haar derde motie, op stuk nr. 54, vraagt mevrouw Van Tongeren mij om een ECN-onderzoek te laten verrichten. Ik heb de Kamer geïnformeerd over de windparken op land en op zee die ik tot 2020 respectievelijk 2023 wil realiseren, met daarbij de doelstellingen van 14% en 16%. Door middel van de opslag voor duurzame energie reserveer ik ook voldoende middelen om die uitrol mogelijk te maken. Schotten in de SDE+ zijn niet nodig en gelet op de systematiek van de SDE+ ook onwenselijk, want deze is er juist op gericht om concurrentie tussen verschillende vormen van duurzame energie en verschillende projecten te krijgen. Bovendien kan het instellen van schotten ertoe leiden dat er in een jaarbudget niet wordt beschikt, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende windprojecten zijn. Je zou dat geld dan niet meer voor iets anders kunnen gebruiken. Daarmee wordt de uitrol van hernieuwbare energie onnodig vertraagd. Hetgeen die motie vraagt, dient het goede doel, dat wij beiden nastreven, dus niet. Vandaar dat ik de derde motie van mevrouw Van Tongeren ontraad. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Als de minister net als ik in 2020 6.000 MW wil hebben staan en het minstens twee jaar duurt voordat zo'n park er na een beschikking daadwerkelijk staat, dan moet de laatste beschikking voor die batch van wind op land in 2017 worden afgegeven. Je kunt dan terugrekenen hoeveel er in de jaren daarvoor positief moeten worden beschikt, maar het ECN kan dat veel beter dan ik. Ik heb er zorgen over of we dat wel halen. Het zou mij een enorme geruststelling geven als iemand dat wat beter narekent dan ik heb geprobeerd op de achterkant van een bierviltje. 

Minister Kamp:

Ik heb al gezegd dat als dit jaar de procedures worden gestart voor die laatste 1.000 MW, het mogelijk is om die molens tijdig voor het jaar 2020 te realiseren. Ik heb ook aangegeven dat het geld daarvoor beschikbaar is. Dat is wat we moeten weten voor de procedure. Het kan dus en het geld is beschikbaar. Om die reden moet ik de derde motie van mevrouw Van Tongeren ontraden. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 55 van de heer Smaling. Hij verzoekt de regering om door onafhankelijk onderzoek op basis van de feiten zoals hij deze ziet, de vraag te beantwoorden of het Rijk op de juiste wijze gebruikmaakt en gebruik heeft gemaakt van de rijkscoördinatieregeling. Hij doelt daarbij op het windpark in Drenthe. Ik moet deze motie ontraden. Ik heb al aangegeven dat ik er op grond van de bestudering van die casus en het advies daarover van overtuigd ben dat de rijkscoördinatieregeling van toepassing is. Als het besluit is genomen, zal de Raad van State hierover nog een definitieve uitspraak doen. Dat is de instantie die dit moet beoordelen. Het is mijn taak om hiervoor een goede analyse te maken. Ik heb deze gemaakt. Dit is terecht onder de rijkscoördinatieregeling gebracht. Deze motie van de heer Smaling, waarin hij om een onafhankelijk onderzoek vraagt, ontraad ik daarom. 

De heer Smaling (SP):

Ik heb hier een brief van 8 juli 2010, waarin minister Van der Hoeven aan Raedthuys Windenergie schrijft dat zij bereid is om de rijkscoördinatieregeling in te zetten voor de realisatie van een grootschalig windpark in Borger-Odoorn. Dat was één dag nadat de provinciale Omgevingsvisie Drenthe was vastgesteld. De aanvraag daarvoor moet er dus al hebben gelegen. Dat is toch vreemd? Het is dan toch niet zo gek als ik de minister vraag om dit hele proces eens heel goed af te stoffen en mogelijk via een brief aan te geven hoe het vanaf het begin is gegaan en na te gaan of het een transparant en logisch proces is geweest? Dat is wat ik met deze motie vraag. 

Minister Kamp:

Wat met de motie wordt gevraagd, is een onafhankelijk onderzoek. Die motie heb ik afgeraden. Als de heer Smaling mij vraagt om voor de Kamer nog eens op een rijtje te zetten hoe het hierbij precies is gelopen, doe ik dat gewoon zelf. Daar ben ik dan zeker toe bereid. 

De heer Smaling (SP):

Daar ben ik blij om. Dat onafhankelijke onderzoek hoeft geen jaar te duren. Je kunt er iemand op zetten die even bekijkt hoe het is gegaan. Het gaat ook om de volgtijdelijkheid van zaken. Volgens mij is het goed voor iedereen als het heel transparant is. Het is misschien net iets praktischer als iemand er door een onafhankelijke bril naar kijkt, in plaats van dat er alleen een brief komt. Daar zou ik echter ook al wel blij mee zijn. 

Minister Kamp:

Ik kijk er wat anders tegen aan dan de heer Smaling. Ik heb vaker gemerkt dat dit ook geldt voor andere fracties in de Kamer. Ik ben niet zo van voortdurend onafhankelijke onderzoeken. Wij hebben de verantwoordelijkheid om op te komen voor het algemeen belang. Wij moeten per definitie onafhankelijk zijn. Wij doen ons best om alle besluiten die wij nemen in het algemeen belang te laten zijn. Als er iets over een procedure verduidelijkt moet worden, heb ik daar de mensen voor. Dat is objectief. Die informatie wil ik ook graag met de Kamer delen. 

De heer Smaling (SP):

Dan houd ik de motie aan, mits de minister inderdaad die brief wil leveren. In punt 3 van de brief van 8 juli 2010 staat specifiek dat de initiatiefnemer verantwoordelijk is voor het organiseren van draagvlak voor het project. Ik zie graag of de initiatiefnemer dit ook gedaan heeft. Kan dat ook? 

Minister Kamp:

Dat is weer een ander punt. Ik heb gezegd dat ik van mening ben dat ik bevoegd ben om die rijkscoördinatieregeling voor het Drentse project toe te passen. Ik ben al ingegaan op de punten die de gemeente Borger-Odoorn naar voren heeft gebracht. Dat zal ik in mijn brief nogmaals doen. De heer Smaling heeft een datum genoemd. Daar zal ik op ingaan. Ik heb echter al een heleboel over draagvlak gezegd. Dat wil ik nu niet opnieuw doen. Dat punt betrek ik er niet bij. Ik zal de formele kant van de procedure voor de Kamer verduidelijken in een vorm van een brief. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Smaling stel ik voor, zijn motie (33612, nr. 55) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Kamp:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 56, van mevrouw Van Veldhoven. Zij zegt dat de regering ervoor moet zorgen dat de gebiedscoördinatoren de tijd, de ruimte en de instrumenten krijgen om hun taken goed uit te kunnen voeren en vraagt de regering de Kamer te informeren over de resultaten daarvan. Ik heb al gezegd dat de gebiedscoördinator in Drenthe is gestart met zijn voorbereidende werkzaamheden. Hij moet nu een verkenning doen onder de bevolking. Hij moet bij andere belanghebbenden verkennen wat de situatie is en wat de mogelijkheden zijn. Vervolgens kan hij eraan werken om te bereiken wat ik in mijn eerste termijn aan de Kamer heb toegelicht. Op basis van zijn verkenning, het overleg en zijn bevindingen zal bekeken worden welke instrumenten nodig zijn. Ik zal de Kamer informeren over die instrumenten en de toepassing ervan in dit geval. Ik denk dat ik het oordeel aan de Kamer kan laten over hetgeen mevrouw Van Veldhoven in de motie heeft vastgelegd. Ik ben namelijk van mening dat dit niet in strijd is met wat zij en ik beogen en met datgene wat ik net heb toegelicht in reactie op wat zij op papier heeft gezet. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik dank de minister hartelijk voor zijn constructieve reactie op de motie. Ik meld bij dezen dat mevrouw Dik-Faber graag vermeld wil worden als ondertekenaar van de motie. 

Minister Kamp:

Ik zou vannacht niet hebben kunnen slapen als ik weg had moeten gaan zonder een motie van mevrouw Dik-Faber. Gelukkig is het op de valreep toch nog gelukt. Ik dank mevrouw Van Veldhoven daarvoor. 

Mevrouw Dik-Faber zei dat er een zorgvuldige afweging gemaakt moet worden bij de zienswijze. Mevrouw Mulder en de heer De Vries zeiden dit ook. De heer De Vries heeft dit ook nog verwoord in een motie die hij heeft ingediend. Ik denk dat het mijn verantwoordelijkheid is om ervoor te zorgen dat de procedure van de rijkscoördinatieregeling zorgvuldig wordt doorlopen. Dat betekent dat mensen zienswijzen indienen. Dat is geen formaliteit, maar dat zijn de argumenten, overwegingen en verwoording van de belangen van de mensen. Zij leggen die aan mij voor. Het is mijn taak om die goed op me te laten inwerken, mijn eigen plan daarnaast te leggen en na te gaan welke conclusies er dan verantwoord getrokken moeten worden. Ik zal dat sowieso doen. De heer De Vries heeft mij nog eens duidelijk gemaakt waar hij in het bijzonder een probleem ziet. Hij heeft dat verwoord in een motie. Ik denk dat die niet strijdig is met wat ik net heb gezegd. Ik laat het oordeel over de motie-De Vries op stuk nr. 57 dan ook over aan de Kamer. 

Daarmee hoop ik afdoende te hebben gereageerd op de inbreng van de Kamer in tweede termijn. Ik dank de woordvoerders voor hun inbreng en ik dank u, voorzitter, voor de gelegenheid die u mij geboden hebt om daarop te reageren. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de moties. Ik dank de minister en alle andere aanwezigen hartelijk. Ik wens u allen een veilige reis naar huis. 

Naar boven