23 Politietrainingsmissie Afghanistan

Aan de orde is het VAO Politietrainingsmissie Afghanistan (AO d.d. 15/05). 

De voorzitter:

Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom. Ik geef de heer Sjoerdsma van D66 als eerste en enige spreker het woord. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Het is een waarlijk genoegen en een grote eer om als eerste en als enige spreker te mogen spreken tijdens dit VAO over Afghanistan. We hebben in het debat vrij uitgebreid stilgestaan bij de lessen die we konden trekken met betrekking tot de politietrainingsmissie in Kunduz. Het grootste gedeelte van het debat ging over de vraag hoe de besluitvorming is gelopen onder artikel 100. Er is echter ook een substantieel gedeelte gewijd aan de Nederlandse inspanningen in Afghanistan juist na afloop van die missie. Ik wil het daar vandaag ook nog kort over hebben. Ik constateer namelijk dat, waar andere landen hun hulp in Afghanistan juist op peil houden, Nederland zijn inspanningen afbouwt, en dat waar de inspectiedienst zegt dat het onwaarschijnlijk belangrijk is om op lokaal niveau aanwezig te zijn, wij ons nu juist terugtrekken. Ik heb daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Nederland de hulp aan Afghanistan komend jaar afbouwt, terwijl andere bondgenoten hun hulp op peil houden; 

overwegende dat de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie concludeert dat een langdurige presentie en inzet in fragiele landen als Afghanistan onontbeerlijk is voor het bereiken van resultaat; 

overwegende dat lokale interventies bijdragen aan het verbeteren van vrouwenrechten en de toegang tot het recht; 

overwegende dat andere landen het Nederlandse rechtsstaatprogramma in Kunduz niet zullen overnemen; 

verzoekt de regering, het Kunduz-rechtsstaatprogramma niet af te bouwen, maar na 2014 onverminderd voort te zetten, gelijk aan de looptijd van het Meerjarig Strategisch Plan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Voordewind, Van Ojik en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 491 (27925). 

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik wil graag nog een vraag aan de heer Sjoerdsma stellen, als u mij dit toestaat. Het is een heel sympathieke motie. Ook door de PvdA-fractie is dit genoemd in diverse overleggen, ook met betrekking tot de beëindiging in Uruzgan. Mijn fractie heeft er dus sympathie voor. In het debat zijn iedere keer woorden gewisseld over de vraag waar we de middelen hiervoor vandaan halen. Dit was zowel twee jaar geleden het geval toen we de ISAF-missie afrondden als bij deze missie in Kunduz. Ik wil de heer Sjoerdsma graag vragen in welke mate hij dit heeft meegenomen, omdat de minister dit ook met nadruk heeft gemeld. Nogmaals, de heer Sjoerdsma heeft de sympathie van de PvdA-fractie. Ik heb dan ook geen spreektijd aangevraagd omdat ik dit van harte zou willen steunen, maar dan is het wel belangrijk om te weten … 

De voorzitter:

Dit is ook bijna twee minuten. 

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik hoop natuurlijk van harte dat we de sympathie van de Partij van de Arbeid kunnen omzetten in daadwerkelijke steun. Daarom geef ik een korte reactie op de vraag van mevrouw Eijsink waar het geld vandaan komt. In deze motie bepleit ik niet dat er meer geld naar Afghanistan gaat, hoewel ik dat ook graag zou willen. Ik zeg wel dat er op dit moment in de plannen voor de Nederlandse inspanningen binnen Afghanistan, disproportioneel veel geld gaat naar grote multi-donor trust funds zoals het LOTFA. Die grote fondsen, waarin landen geld storten voor nationale projecten op het gebied van politie, zijn onwaarschijnlijk belangrijk, maar ik constateer tegelijkertijd dat de IOB zegt: wees ook op de grond aanwezig, want niemand anders doet het en niemand anders is bezig op het gebied van de informele rechtspraak. Dus daar kan wat mij betreft het geld vandaan komen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Volgens mij kan de minister direct antwoorden. 

Minister Ploumen:

Voorzitter. Ik dank de heer Sjoerdsma voor de motie en voor zijn toelichting erop. Het is in dit heel korte VAO'tje al eerder gezegd en ook ik heb sympathie voor de strekking van de motie. Ik zou de heer Sjoerdsma toch willen vragen om haar aan te houden. Daar heb ik een paar redenen voor, die ik hier graag te berde wil brengen. 

De belangrijkste reden om de motie aan te houden, is dat er momenteel geen budgettaire ruimte is voor voortzetting. De multi-donor trust funds waaraan de heer Sjoerdsma refereert, zijn er inderdaad, maar daar hebben wij internationale afspraken over gemaakt, waarop we nu niet meteen willen terugkomen. Ik ben wel bereid om te bekijken of er in de toekomst budgettaire ruimte gemaakt kan worden. Ik heb nog even wat tijd nodig om te bekijken of dat ook kán. 

Mijn tweede overweging is de volgende. Met het rechtsstaatprogramma hebben wij geïnvesteerd in de justitiële keten. We hebben met name ingezet op de toegang voor vrouwen tot de justitiële keten, niet alleen als degenen die recht zouden moeten krijgen, maar ook als rechters of officieren van justitie. In die zin blijft het dus ook passen in de inzet die wij plegen in Afghanistan omtrent vrouwenrechten en opbouw van de rechtsstaat. In Kunduz is het wel belangrijk, net als in andere delen van het land, dat wij kunnen samenwerken met lokale partners die het programma met ons kunnen uitvoeren en die ook toezicht kunnen houden op de uitvoering van programma's. We hebben daar dus een paar partijen nodig. In Kunduz is het Duitse GIZ actief. Wij weten niet zeker of deze organisatie op langere termijn actief wil blijven. Ik wil dat met haar heel graag wisselen, om te kijken of het feit dat wij eventueel kunnen doorgaan, ertoe zou kunnen leiden dat zij blijft. Ik heb dus nog wat tijd nodig om zowel budgettair als uitvoeringstechnisch te kijken onder welke omstandigheden ik dit zou kunnen doen. Ik wil immers graag op een goede manier verantwoording kunnen blijven afleggen aan de Kamer over dit programma, en daar zijn lokale partners voor nodig. Als de heer Sjoerdsma bereid zou zijn om zijn motie aan te houden, zou mij dat een lief ding waard zijn. 

De heer Sjoerdsma (D66):

De minister maakt duidelijk dat zij sympathiek staat tegenover deze motie en dat er nog uitzoekwerk te doen valt. Ik kan niet voor mijn mede-indieners spreken, maar ik vermoed dat zij er geen bezwaar tegen hebben om de motie aan te houden. Als zij er wel bezwaar tegen hebben, verandert het alsnog, maar vooralsnog houd ik de motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Sjoerdsma stel ik voor, zijn motie (27925, nr. 491) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Er wordt niet gestemd, want de motie is aangehouden. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven