3 Vragenuur: Vragen Omtzigt

Vragen van het lid Omtzigt aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij afwezigheid van de minister van Veiligheid en Justitie, over de aangenomen motie-Omtzigt (33750-V, nr. 30). 

De voorzitter:

De vraag van de heer Omtzigt gaat over vragen die eerder schriftelijk zijn gesteld aan de minister maar niet zijn beantwoord binnen de daartoe gestelde termijn. Daarom kan de heer Omtzigt vandaag een mondelinge vraag stellen aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De minister is immers nog steeds afwezig en kan dus ook deze vraag niet beantwoorden. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Dank dat u mij in de gelegenheid stelt om deze vragen mondeling te stellen. Eind vorig jaar hadden wij een discussie in de Tweede Kamer over het volgende. Als een Nederlander veroordeeld wordt, bijvoorbeeld in Thailand of op de Filipijnen, voor een zedendelict, wisselen we op dit moment dan gegevens uit met Thailand, de Filipijnen of een van de 180 andere landen op deze wereld? Dat is van belang. Als je in Nederland gaat werken in de kinderopvang, ga je namelijk naar de staatssecretaris van Justitie om een verklaring omtrent het gedrag aan te vragen. Die wordt als het goed is geweigerd als je een zedendelict hebt begaan, als dat een zedendelict in Nederland was tenminste. 

Dit is geen hypothetisch geval. We hebben de Amsterdamse zedenzaak gehad waarbij de hoofddader uit een EU-land kwam en in een ander EU-land een zedendelict begaan had. Hij zou hier geen vog gekregen hebben en dus niet in de kinderopvang hebben kunnen gaan werken als we daarvan geweten hadden. Weten van veroordelingen in het buitenland kan dus problemen voorkomen, of in ieder geval de omvang ervan verkleinen. Vandaar dat het voor de CDA-fractie van uitermate groot belang is dat die gegevens uitgewisseld worden. 

Er is Kamerbreed, met 150 stemmen voor, een motie aangenomen waarin de regering werd gevraagd in ieder geval in kaart te brengen met welke landen buiten de EU gegevens uitgewisseld worden. Dat overzicht heeft de Kamer nooit bereikt, ondanks rappels en ondanks schriftelijke vragen. Dit leidt mij tot de volgende vragen. 

Met welke landen wisselen wij die data uit? Van welke landen weten wij het altijd als daar een Nederlander wordt veroordeeld? 

Als het een land binnen de Europese Unie betreft waar wel sprake is van uitwisseling met het bronland, wanneer wisselen wij dan uit dat iemand in een ander EU-land is veroordeeld? Wordt bijvoorbeeld duidelijk dat een Nederlander in Denemarken is veroordeeld als hij hier een verklaring omtrent het gedrag vraagt? Wordt bijvoorbeeld duidelijk dat een Litouwer in Duitsland is veroordeeld als hij in Nederland een verklaring omtrent het gedrag vraagt? 

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de heer Omtzigt voor de vragen. Het is vervelend dat het kabinet niet in staat was om binnen de geldende termijn van drie weken — de vragen zijn ingediend op 12 mei — te antwoorden. Er is geen uitstelbriefje verzonden; de vragen hadden dus binnen drie weken beantwoord moeten zijn. Tot zover de procedure. 

Inderdaad heeft de Kamer op 27 november 2013 een motie van de heer Omtzigt aangenomen. Die motie heeft hij ingediend naar aanleiding van een gesprek over deze materie met de minister van Buitenlandse Zaken. De minister van Buitenlandse Zaken heeft op 3 december 2013 wel een brief gestuurd waarin hij een en ander nog eens uiteenzet. 

Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de situatie binnen de Europese Unie en de situatie buiten de Europese Unie. De heer Omtzigt haalt een voorbeeld aan van een Litouwse zedendelinquent die was veroordeeld in Duitsland. Die informatie was niet bekend toen hij in Nederland in de kinderopvang ging werken. Dat probleem is inmiddels getackeld door het vorige kabinet en dit kabinet heeft het kunnen afronden. Via het geautomatiseerde systeem ECRIS is het nu mogelijk om antecedenten met een aantal landen uit te wisselen. Binnen de EU is het dus mogelijk om informatie uit te wisselen en het voorbeeld van de heer Omtzigt zou nu, anno 2014, leiden tot een weigering op de aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag. Met een aantal landen lukt het nog niet, maar verreweg de meeste Europese landen zijn aangesloten op het ECRIS-systeem. 

De situatie buiten de Europese Unie is anders. De heer Omtzigt noemt niet voor niets landen als Thailand en de Filipijnen. Dat is aanmerkelijk ingewikkelder. De afgelopen twaalf maanden zijn ons overigens wel elf zaken bekend waarin informatie is uitgewisseld tussen de Filipijnen respectievelijk Thailand enerzijds en Nederland anderzijds. Het is dus wel mogelijk, maar hier ligt nog geen verdrag aan ten grondslag. 

Ik zeg toe dat de Kamer voor het zomerreces de gevraagde informatie zal ontvangen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dank voor die laatste toezegging. Het is fijn als wij de informatie een half jaar na dato ontvangen. Ik snap dat dit zorgvuldigheid vereist. Ik hoop dat het kabinet en zeker de staatssecretaris — ik ken hem en ik weet dat hij hiervan werk wil maken — willen zoeken naar manieren om gegevens uit te wisselen waar dat nu nog niet gebeurt. Op die manier beschermen wij onze kinderen. 

Wil de staatssecretaris in het toegezegde overzicht ook aangeven welke landen op dit moment nog niet volledig uitwisselen via de database van de Europese Unie? Kan hij dan aangeven op welke wijze dat wel gebeurt? 

Overigens ligt er nog een voorstel bij de Raad van Europa om andere landen zoals Turkije, Rusland en Oekraïne — hoewel dit land op dit moment waarschijnlijk wel andere prioriteiten heeft — daarop aan te sluiten. In welk stadium bevindt dit proces zich nu? Dan kan ook de derdelandenproblematiek worden opgelost. 

Staatssecretaris Teeven:

Het proces voor de landen die zijn aangesloten bij de Raad van Europa, is een volgend stapje. Het ECRIS-systeem is gekoppeld aan de 28 landen van de Europese Unie. Het is geen enkel probleem om aan te geven welke landen zijn aangesloten op ECRIS en dus met Nederland geautomatiseerd informatie kunnen uitwisselen, en welke landen nog niet. Mogelijk kunnen wij ook aangeven wanneer die landen voornemens zijn die aansluiting op ECRIS te realiseren. 

Het kabinet zal zich voortdurend inspannen om informatie uit te wisselen met landen buiten de Europese Unie. Het afgelopen jaar is dit in elf zaken gebeurd, ook met Thailand en de Filipijnen, zonder dat er sprake is van een verdragsbasis. Via de liaisonambtenaren van de Nationale Politie op de ambassade is al veel mogelijk. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dank voor het heldere antwoord. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel geeft aan dat er nog 38 zijn, maar ik hoop dat ook de gegevens van de overige 27 spoedig uitgewisseld worden; misschien ook van cases die we nog niet in de gaten hebben. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Er is een motie aangenomen van collega Voordewind en mij over de mogelijkheid van het intrekken van paspoorten van veroordeelde pedoseksuelen. Daarover zou worden bericht en de wettelijke mogelijkheden zouden worden bekeken. Als het kabinet ons in deze context gaat berichten, kan dan de uitvoering van deze motie ter hand worden genomen? Kan ons worden bericht hoe die motie wordt uitgevoerd? 

Staatssecretaris Teeven:

Ik kan mij de motie goed herinneren; het ging onder meer over een wijziging van de Paspoortwet. Ik heb niet paraat wanneer de uitvoering zal plaatsvinden. Dat staat in het schema, maar we zullen het zo spoedig mogelijk doen. 

De voorzitter:

Betekent dat dat u de Kamer laat weten wanneer en op welke wijze de motie wordt uitgevoerd? 

Staatssecretaris Teeven:

Volgens mij heb ik dat al laten weten, maar ik zal even bekijken wat er in die brief staat. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dank voor uw komst naar de Kamer en het vervangen van uw collega. 

Naar boven