4 Begroting Algemene Zaken

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2014 (33750-III);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2014 (33750-I).

Voorzitter: Van Miltenburg

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister-president van harte voor de brief van gisteravond over het onderzoek naar de heer De Roy van Zuydewijn. Ik denk dat het voor de heer De Roy van Zuydewijn een opluchting is geweest. Ik denk dat de deksel in ieder geval voor een deel van de doofpot is. Duidelijk is geworden dat de heer De Roy van Zuydewijn gelijk had toen hij zei dat toenmalig prins Bernhard de aanstichter is geweest van het onderzoek. Duidelijk is ook gebleken uit de brief van de minister-president dat de geheime diensten betrokken zijn geraakt bij het onderzoek naar de heer De Roy van Zuydewijn en zijn familie.

Ook merk ik sterk in de brief dat de minister-president afstand neemt. Hij noemt een aantal keren dat de minister van Justitie niet op de hoogte was van en niet betrokken was bij het onderzoek. Klopt mijn inschatting dat deze minister-president op deze manier toch afstand neemt van de gang van zaken?

Ik heb nog wel een aantal heel indringende vragen, in de eerste plaats over de beveiligers, van de DKDB, van prins Bernhard, die een onderzoek zijn gestart op initiatief van prins Bernhard zonder medeweten van de regering. Dat was niet alleen een onderzoek in de trant van: kan ik ergens komen, kan ik iemand ontmoeten, is het veilig om dit of dat te doen, maar een verdergaand onderzoek, naar familie van de heer De Roy van Zuydewijn en bedrijven van de heer De Roy van Zuydewijn, waar dus ook de geheime diensten bij betrokken waren. Klopt mijn inschatting dat de geheime diensten voor dit soort onderzoeken kunnen worden ingeschakeld zonder dat de regering daarvan op de hoogte is en is dat wenselijk? Ik zou dat namelijk heel opmerkelijk vinden.

Ik vind het ook opmerkelijk dat bewakers, beveiligers, zo verregaande onderzoeken kunnen starten. Is dat nog steeds het geval en bij welke mensen is dat het geval? Welke mensen in Nederland kunnen hun beveiligers opdracht geven om dit soort verregaande onderzoeken te doen, waar zelfs uiteindelijk de geheime diensten bij betrokken zijn? En, zo vraag ik de minister-president, is het op dit moment zo dat als de geheime diensten gebruikmaken van hun bijzondere bevoegdheden, dat niet kan zonder toestemming van de regering? Of is het nog steeds zo dat bepaalde mensen in ons land de geheime diensten kunnen aansturen?

Ik denk dat de heer De Roy van Zuydewijn blij is geweest met de antwoorden van de regering, maar het heeft wel meer dan tien jaar geduurd. Kan de minister-president aangeven waarom wij zo lang hebben moeten wachten?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb een vraag naar de reikwijdte van het debat, want ik begrijp best dat de heer Van Raak hierover vragen heeft, maar bijvoorbeeld over de kwestie wat de ministers ervan wisten zijn in 2003 zelfs moties door zijn fractiegenoot Van Bommel ingediend. Dus gaan wij dat hele debat van 2003 nu overdoen?

De heer Van Raak (SP):

Voor een deel wel, ja, omdat wij nu meer informatie hebben dan toen. Destijds spraken wij over een doofpotaffaire, nu is de deksel een klein beetje van de doofpot gelicht. Wij hebben extra informatie gekregen, nieuwe informatie, die ik graag met de minister-president wil bespreken. Dat is denk ik ook een zorg die de heer Van der Staaij zou moeten hebben.

De heer Van der Staaij (SGP):

We hebben nieuwe informatie gekregen. Ik zei net dat de onderzoeken door de DKDB en de BVD waren verricht zonder medeweten van de minister. Dat stond in de tekst van de motie en is uitgebreid bediscussieerd. Het is echt allemaal oude koek. Het is wel tien jaar geleden, maar het is oude koek. Het nieuwe punt dat u noemt, is dat er gesprekken zijn geweest met prins Bernhard en dat het vanuit zo'n gesprek is geïnitieerd. Is dat het enige punt of zijn er nog andere nieuwe punten die in 2003 niet aan de orde zijn geweest?

De heer Van Raak (SP):

De heer Van der Staaij noemt dat een enig punt, maar ik noem het een springend punt. De toenmalige prins Bernhard was blijkbaar in staat om via zijn beveiligingsmensen een grootschalig onderzoek te starten naar de heer De Roy van Zuydewijn en zijn familie, waarbij op een bepaald moment zelfs de geheime dienst betrokken raakte, zonder medeweten van de regering. Dat heb ik uit de brieven van de minister-president begrepen. Ik vind dat een springend punt. Ik vind het ook een heel belangrijk punt: wie in Nederland stuurt de geheime diensten aan? Is dat altijd de regering? Worden er in Nederland geen bijzondere bevoegdheden door de geheime diensten gebruikt zonder dat de regering daarvan op de hoogte is en daar toestemming voor geeft, of zijn er in Nederland derden die dat ook kunnen doen? Dat zou ik zeer onwenselijk vinden en in strijd met de beginselen van de rechtstaat.

Waarom heeft het tien jaar moeten duren? Ik heb vaak opheldering gevraagd en vaak kribbige reacties van de minister-president gekregen, ook van deze minister-president. Gisterenavond kregen we informatie en de bevestiging dat het onderzoek was uitgegaan van prins Bernhard. Kan de minister-president aangeven waarom hij gisteravond rond zeven uur plotseling van conservatief tot liberaal is geworden? Kan hij aangeven wat de ommezwaai heeft bewerkstelligd? Heeft dat misschien iets te maken met de troonwisseling of niet? Kan de minister-president ons vertellen waarom er nu meer openheid is gekomen? Ik juich die overigens van harte toe, hartelijk dank daarvoor! Kan de minister-president aangeven wat voor soort onderzoeken er zijn geweest? Kan hij nader ingaan op de vraag wie allemaal zijn onderzocht, welke familieleden of misschien vrienden en zakenpartners van de heer De Roy van Zuydewijn? Kan de minister-president ook vertellen hoe lang die onderzoeken hebben geduurd? Wanneer zijn ze gestopt, of lopen ze nog steeds door? Hoe zit dat? Ik denk dat het voor ons als Tweede Kamer, voor de politiek, maar ook voor de minister-president en de heer De Roy van Zuydewijn, belangrijk is dat we de zaak kunnen afsluiten. Het heeft lang genoeg geduurd. Vindt de minister-president met mij dat excuses op zijn plek zouden zijn en is hij bereid die excuses te geven?

Een heel ander onderwerp gaat ook over excuses, maar dan excuses aan de nieuwe Koning. Dat heeft te maken met Prinsjesdag. Heeft de minister-president ook al excuses aangeboden aan koning Willem-Alexander? Wij kregen de plannen van de regering voor Prinsjesdag niet. De Tweede Kamer kreeg de stukken niet zoals gebruikelijk onder embargo, want de Tweede kamer, de oppositie, zou weleens kunnen gaan lekken. Wij hebben de stukken niet gekregen, maar alles is gelekt! Bijna alle plannen van de regering zijn gelekt vanuit de ministeries en vanuit de regering. Ik vind dat niet netjes. Ik vind het niet netjes dat deze minister-president de suggestie doet dat hij geen stukken naar de Tweede Kamer stuurt omdat ze dan worden gelekt, terwijl zonder dat wij de stukken hebben gekregen bijna alles is gelekt vanuit de ministeries. Ik kan me dat wel voorstellen, want in de ministeries zit een complete lekindustrie van voorlichters, communicatiemedewerkers en reputatiemanagers; een industrie van mensen wier beroep het is om te lekken. Hoe gaat de minister-president dit voorkomen? Hoe gaat de minister-president het lek naar boven krijgen? Hoe gaat hij voorkomen dat de volgende keer de Koning opnieuw oud nieuws zit voor te lezen? Het is ook niet netjes tegenover ons, de Tweede Kamer. Telkens worden vanuit de regering strategisch plannen gelekt en moeten wij als oppositie daarop een reactie geven, terwijl wij helemaal geen informatie hebben. Zo hoort dat niet in onze parlementaire verhoudingen. Ik heb nog wel een aardige suggestie voor de minister-president. Ik heb begrepen dat hij op zoek is naar geld. Kan hij hier toezeggen dat hij bij de bezuiniging op de rijksambtenaren absolute prioriteit wil geven aan voorlichters, communicatiemedewerkers en reputatiemanagers op de ministeries? Die mensen verdienen een hoop geld, of eigenlijk moet je zeggen: krijgen een hoop geld. Hoe minder van dat soort mensen, hoe beter het is voor de verhoudingen tussen de regering en het parlement. Wil de minister-president hier beloven dat bezuinigingen op deze lekindustrie absolute prioriteit krijgen?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Het jaar 2013 is een historisch jaar geworden. Aan het begin van dit jaar kondigde Koningin Beatrix, vlak voor haar 75ste verjaardag, haar aftreden aan. Op 30 april vond de abdicatie plaats in het Paleis op de Dam. Daarna vond de inhuldiging van de nieuwe vorst, Koning Willem-Alexander plaats in De Nieuwe Kerk. In de geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden werd voor de zevende keer een vorst ingehuldigd. Ik heb het bijzonder gevonden om getuige te zijn van dat moment.

Het was een prachtige dag, een dag om trots op te zijn. Op zo'n dag komt heel goed tot uiting dat het koningshuis in Nederland een verbindende rol vervult en dat eigenlijk iedereen op zo'n dag het feest meeviert. Ook komt op zo'n dag naar voren welke ambassadeursfunctie ons koningshuis voor Nederland vervult. De beelden van de abdicatie, de inhuldiging, de meefeestende Nederlanders, uitgedost in fel oranje en de boottocht die de kijkers langs Amsterdamse historische monumenten en nieuwe architectonische hoogstandjes voerden, maar ook langs liveoptredens van olympische sporthelden en toppers uit de muziekwereld, gingen de hele wereld over. Het was een prachtig beeld van Nederland. Daarmee heeft Nederland zich internationaal zeer positief en op een unieke wijze gepresenteerd. Andere landen moeten de Olympische Spelen organiseren of toch op zijn minst het wereldkampioenschap voetbal, om zichzelf zo te kunnen promoten.

De viering van 200 jaar Koninkrijk is op 30 november 2013, dus afgelopen zaterdag, gestart met de landing van de latere Koning Willem I op het strand van Scheveningen. Het jaar 2013 gaat de boeken in als een uniek jaar. Wie weet wat 2014 en 2015 nog gaan brengen in het kader van de viering. Het is goed dat tijdens deze viering wordt stilgestaan bij de verworvenheden van 200 jaar onafhankelijkheid, bij ons democratisch bestel en bij de wijze waarop de monarchie in dit bestel is ingebed.

Ook in het najaar van 2012 was er voor de VVD-fractie een bijzonder moment toen het kabinet-Rutte/Asscher aantrad. Voor het eerst in het bijna 200-jarige bestaan van het Koninkrijk werd een bewindsliedenploeg in het openbaar beëdigd door ons staatshoofd. Het is mooi dat mijn aangenomen motie uit 2010 nu is uitgevoerd door toenmalig formateur Rutte. Dank daarvoor! Mijn fractie gaat ervan uit dat de beëdiging van een bewindsliedenploeg voortaan altijd in het openbaar zal plaatsvinden.

De heer Pechtold (D66):

Twee keer!

Mevrouw Van der Burg (VVD):

En dan niet twee keer.

Voorzitter. Bij de voorbereiding van het gisteren aanvaarde wetsvoorstel inzake de benoeming van de regent, heeft de VVD-fractie gevraagd of een regent toestemming van de Staten-Generaal nodig heeft als hij of zij opnieuw in het huwelijk zou willen treden. Het antwoord luidde dat de regent geen toestemming nodig heeft, tenzij hij tevens als erfopvolger van de Koning is aan te merken. Ik wil hier bij de begrotingsbehandeling nog even op terugkomen. Waarom heeft de regent als hij geen erfopvolger van de Koning is, geen toestemming nodig voor het opnieuw aangaan van een huwelijk? De regent oefent immers gedurende het regentschap het koninklijk gezag uit. Voor de regent geldt de ministeriële verantwoordelijkheid zoals die ook voor de Koning geldt. Zou de minister-president nader kunnen toelichten waarom toestemming voor een eventueel huwelijk niet nodig is?

Vorig jaar is door de minister-president aangegeven dat het goed zou zijn om de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis in haar geheel over een paar jaar te evalueren ten einde na te gaan hoe het staat met onder meer de inzichtelijkheid van de begroting en de bijdrage van deze begroting aan de algemene taakstellingen die zijn doorgevoerd. Graag hoor ik van de minister-president wanneer deze evaluatie kan plaatsvinden.

Ten slotte wil ik nog even ingaan op de begroting Algemene Zaken. De minister-president staat voor eenheid van regeringsbeleid en heeft met zijn kabinet als belangrijke taak het op orde brengen van de overheidshuishouding en de realisatie van een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid. Bij zijn aantreden heeft de minister-president zijn bewindsliedenploeg met circa een kwart, van 27 naar 20, naar beneden bijgesteld en zijn er departementen opgeheven of samengevoegd. Ook de komende jaren wordt er doorgegaan met het snijden in de rijksdienst en de uitvoerende diensten, qua geld, personeel, huisvesting en externe inhuur. Er is eveneens gestuurd op samenwerking tussen de diverse departementen en uitvoeringsdiensten wat betreft inkoop, ICT, audits en inspecties. Ten slotte vinden er grote en noodzakelijke hervormingen en bezuinigingen plaats op het terrein van onder meer de zorg en de sociale zekerheid, waarbij taken gedecentraliseerd worden naar gemeenten, de rol van de overheid op een andere manier wordt ingevuld en de burger weer meer in zijn kracht wordt gezet en zelf zaken kan gaan regelen. De VVD constateert dat als burgers kritiek hebben op de grootte van de overheid zij het vaak hebben over de ambtenaren in dienst van departementen, uitvoerende diensten als de Belastingdienst, Rijkswaterstaat, de Dienst Justitiële Inrichtingen en hun huisvesting, en soms ook over de politici. Dit deel van de overheid gaat echter over slechts een kleine 10% van de totale jaarlijkse uitgaven. De VVD wil een krachtige en kleine overheid en vindt het ook heel belangrijk dat die effectief, efficiënt, goed dienstverlenend en krachtig is. Wij maken ons er vooral zorgen over dat de overheid sinds 2000 buitenproportioneel snel is gegroeid qua taken en uitgaven op het terrein van de sociale zekerheid, zeker de zorg. Deelt de minister-president de zorgen van mijn fractie? Kan hij aangeven hoe onder zijn bewind die krachtige, kleine en dienstverlenende overheid zich heeft ontwikkeld en nog gaat ontwikkelen en over welke overheid wij het dan precies hebben? Hoe verhouden de ontwikkeling en hervorming in met name de sociale zekerheid en de zorg zich tot het op orde brengen van de overheidshuishouding en het in zijn kracht zetten van de burger?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wil de VVD aan dit rijtje toevoegen het organiseren van een rijksschoonmaakdienst? Past dat nu bij een kleinere, leane overheid? Mevrouw Van der Burg noemt een aantal voorbeelden. Ik zie graag dat deze kwestie dan ook wordt meegenomen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Daar is uitgebreid over gedebatteerd bij de begroting Rijksdienst. De betreffende minister heeft toegezegd dat er nader op wordt teruggekomen, maar dit is inderdaad ook een aspect. Dat krijgt altijd heel veel aandacht, terwijl er geen aandacht wordt besteed aan andere aspecten. Vandaar dat ik het totale beleid aan de orde wil stellen en de minister-president vraag hoe dit zich verhoudt tot zijn taakstelling.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mevrouw Van der Burg loopt er een beetje bij weg. De concrete vraag is de volgende. Als wij hier de loftrompet laten schallen over een kleinere overheid hoort het CDA graag van de VVD hoe enthousiast men is over een rijksschoonmaakdienst. Ik was erbij in het debat. Volgens mij blijft die gewoon overeind. Er wordt alleen een beetje gekeken hoe die moet worden ingericht. De overheid gaat straks dus gewoon een eigen schoonmaakdienst organiseren. Wil mevrouw Van der Burg aan de minister-president vragen of dit echt de bedoeling is?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Dat debat is inderdaad gevoerd bij de begroting Rijksdienst. Ik heb begrepen dat er in een brief van de desbetreffende minister, minister Blok — nee, dat mag ik niet zeggen; ik moet zeggen: minister voor Wonen en Rijksdienst — teruggekomen wordt op de vraag in welke vorm er gevolg wordt gegeven aan afspraken gemaakt in het regeerakkoord.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik was aan het einde van mijn betoog gekomen. Ik dank u en ik zie uit naar de antwoorden van de minister-president.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Recourt, want de heer Bosma heeft aangegeven dat hij afziet van zijn gelegenheid tot het geven van een inbreng.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Ik begin met 200 jaar Koninkrijk, want dat is uiterst actueel. Dit weekend hebben we het toneelstuk gezien op het strand. Recent was er ook nog een staatsbezoek van de Koning aan de eilanden in de West, in de Caraïben, en eerder dit jaar zagen we de inhuldiging van de nieuwe Koning. Het is het jaar van het Koninklijk Huis. Van republiek naar monarchie, kun je zeggen. Nederland begon als republiek en is op enig moment, 200 jaar geleden, monarchie geworden. Dat is historisch gegroeid. Ik kan hele verhandelingen houden over de wenselijkheid daarvan. In mijn eigen partij staat die wenselijkheid ter discussie, maar desalniettemin heeft het geleid tot een rapport met de titel: De gekroonde republiek. Ik denk dat dit een heel goede weergave is van onze positie. Uitgangspunt is dat geboorte nooit en te nimmer mag leiden tot politieke macht, maar dat we wel een staatshoofd hebben dat de eenheid symboliseert en representeert.

Juist die eenheid hebben we goed kunnen zien op de reis naar de Antillen. Dat was een groot succes, heb ik mij laten vertellen door mensen uit die delen van het Koninkrijk. De nieuwe vorst is open en toegankelijk, en dat vind ik heel positief. Waardering daarvoor. Koning en Koningin werken verbindend, in Europees Nederland, in heel het Koninkrijk. Daarmee zijn zij een belangrijk symbool. Net zoals het Nederlands elftal een symbool is of het Nederlands honkbalteam voor dat deel van het Koninkrijk, gelden de Koning en de Koningin daar ook als symbool. Die symbolen hebben we nodig. Het Koninkrijk heeft verbinding nodig. Verbinding met het verleden, maar vooral verbinding op weg naar de toekomst. De Koning moet met zijn tijd mee, en dat geldt ook voor het Koninkrijk.

Eveneens in dit feestjaar zijn zeer recentelijk drie biografieën verschenen, over de Koningen Willem I, II en III. En daar staat nogal wat in, als ik tenminste de krant mag geloven. Zo zou onze Grondwet uit 1848 te danken zijn aan chantage. Ik vond dat een pikant detail. Ik ga de biografie erop naslaan of dat inderdaad klopt. Dat kon alleen maar zo opgeschreven worden omdat de schrijvers, de onderzoekers, vrijelijk toegang hadden tot het Koninklijk Huisarchief. Dat is relevant. Om de geschiedenis te kennen, vooral die van ons staatshoofd, moet je ook bij dat archief kunnen. Daar liggen heel relevante stukken. We hebben hier met enige regelmatig discussie over de vraag of dat archief openbaar moet zijn of niet. Het is een privéarchief en de wet staat dat niet toe. Dat debat wil ik dan ook niet nog een keer aan, maar ik wil ook nu weer aan de premier vragen om dit goede voorbeeld ruim te laten volgen. Ik wil nog even een stapje verdergaan. Je kunt je voorstellen dat er in dat Koninklijk Huisarchief stukken liggen — de stukken over de affaire Greet Hofmans zijn daar een voorbeeld van — die ook het staatsbelang raken en dus verdergaan dan het privébelang van de koninklijke familie. Kunnen we de rijksarchivaris niet de functie geven dat hij of zij bepaalt welke stukken dan toch publiek moeten zijn? Dan kan er niet langer worden gezegd dat het onder het privéarchief valt en daarom niet vrij toegankelijk is.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil de woordvoerder van de PvdA herinneren aan een motie van een partijgenoot van hem, mevrouw Kalsbeek. In 2005 heeft een grote Kamermeerderheid gezegd: de scheiding tussen het Koninklijk Huisarchief en wat van nationaal belang is, moet helderder. Wij betalen daarvoor, daarom staat het hier ook op de begroting. Nu ben ik de afgelopen jaren — ik zal dat dadelijk in mijn termijn met voorbeelden illustreren — bezig geweest om die helderheid te verschaffen, met nul op het rekest. Echt met nul. Mijn vraag aan de heer Recourt is of hij het met mij eens is dat de minister-president met een stappenplan zou moeten komen om dit nou eens voor eens en altijd te regelen, indachtig die aangenomen motie van acht jaar geleden. Dat zeg ik ook gezien de uitspraken die de nieuwe Koning hierover heeft gedaan en de ruimte die hij biedt, die ik zie als een belangrijk gebaar. Het stappenplan moet gaan over de scheiding tussen het Nationaal Archief en het Koninklijk Huisarchief, wat daar in hoort, wat de bewaartermijnen zijn en wat de termijn is waarop het openbaar gemaakt moet worden.

De heer Recourt (PvdA):

Ik kan mij inderdaad eerdere pleidooien van de heer Pechtold herinneren voor meer transparantie van het Koninklijk Huisarchief. Ik begrijp dat hij zo een voorstel gaat doen. Ik heb mijn eigen voorstel gedaan om de archivaris een sleutelfunctie en een selectiefunctie te geven. Ik ben heel benieuwd naar de reactie van de premier en naar hoe we samen met D66 verder kunnen kijken naar meer transparantie.

De heer Pechtold (D66):

Ik zie daarnaar uit. Ik zou tegen de heer Recourt en ook tegen mijzelf echter het volgende willen zeggen. Als hier een motie wordt aangenomen, de Kamer keer op keer vraagt hoe het daarmee zit en waarom dit niet geregeld is, is het natuurlijk raar dat wij vandaag, acht jaar later, weer zelf met ideeën moeten komen over hoe we dit kunnen invullen. Ik kom met een stappenplan en de heer Recourt komt met de archivaris. Ik vind eigenlijk dat de minister-president dadelijk gewoon helder moet aangegeven dat hij die motie gaat uitvoeren, dat we dat onderscheid helder gaan maken en dat hij de suggesties van Recourt en Pechtold meeneemt. Is de heer Recourt dat met mij eens?

De heer Recourt (PvdA):

In de begrotingsbehandeling van dit jaar zitten meer zaken die lang op zich laten wachten. In dit geval gaat het om acht jaar. Nogmaals: ik ga er echt van uit dat de premier hier serieus antwoord op geeft. Laten we maar kijken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb die motie uit 2005 bij de hand. We kunnen ons haar natuurlijk allemaal als de dag van gisteren herinneren. In de motie wordt gevraagd om stukken die mede betrekking hebben op de uitoefening van de functie van het staatshoofd over te brengen naar het Nationaal Archief. Ik heb eigenlijk begrepen dat daar royaal en zelfs meer dan strikt genomen gevraagd was uitvoering aan is gegeven. Waarom zou die motie niet uitgevoerd zijn?

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb geen helderheid over de vraag wat er wel en wat er niet naar het rijksarchief is gegaan. Sterker nog: ik heb informatie dat er nog stukken in het Koninklijk Huisarchief zijn waarvan je je kunt afvragen of die niet in de openbaarheid moeten komen. Ik weet niet of die informatie juist is. Ik zou graag een functionaris hebben die dat voor ons beoordeelt. Nogmaals: er is ook een privébelang. Die discussie hebben we in de afgelopen jaren telkens gevoerd. Daarom kan dat hele archief niet openbaar worden. Dat snap ik. Ik ben met de heer Pechtold op zoek naar manieren of technieken om dat privébelang en dat publieke belang inzichtelijk te maken en duidelijker te maken dan nu.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Recourt zegt dan eigenlijk: het is mij onduidelijk of hier op een goede manier uitvoering aan is gegeven. Mij valt op dat in de tekst zelf niet wordt gevraagd om een soort inventaris van stukken aan de Kamer te doen toekomen, maar louter om ervoor te zorgen dat dit geregeld wordt.

De heer Recourt (PvdA):

Ik wil uit de discussie blijven of de motie nu wel of niet is uitgevoerd. Ik heb een concrete vraag over dat archief. Ik heb uitgelegd dat ik meer duidelijkheid wil over wat privé en wat publiek is. Ik vraag de premier daarop te reageren.

Ik kom dan op een ander punt. Dat is een artikel van mevrouw Van Ditzhuyzen dat ik op 13 september in NRC Handelsblad las. Ik citeer daar een stukje uit. Zij wandelde enkele jaren geleden met haar zoontje door het Haagse Noordeinde en bewonderde daar het paleis. Zij schrijft: "Mijn zoon zei: Nu gaan we natuurlijk het paleis van binnen bekijken. Nee, dat kan niet, antwoordde ik. En hij: Dat kan niet? Hoezo niet?

Tja, waarom eigenlijk niet? Paleis Noordeinde, vanaf 1591 door de Oranjes gebruikt, is rijksbezit en ter beschikking gesteld aan de Koning. Zowel dit werkpaleis als 's Konings toekomstige woonpaleis Huis ten Bosch, ook rijksbezit, zijn bij uitstek nationale monumenten van macht en pracht. Vooral Huis ten Bosch is bezienswaardig vanwege de spectaculaire Oranjezaal. Het was Amalia van Solms die de centrale zaal vanaf 1647 door de beste schilders liet voorzien van 30 grote wandschilderijen. De organisatie van Open Monumentendag schrijft in haar brochure van 2013: De rijkdom, schoonheid en grootsheid, die macht kon voortbrengen omringt ons nog steeds. "Alleen, wij kunnen als gewoon burger dat niet zien. Ik hoor de premier zeggen: dan moet u minister worden. Wie weet, ik doe mijn best, maar die kans is heel gering. Bovendien is die kans voor alle Nederlanders heel gering, ook als zij heel erg hun best doen.

Mevrouw Van Ditzhuzyen vervolgt: Koning, alstublieft, zou u uw paleis willen openen? Ik vraag het aan u, premier. Het is tenslotte rijksbezit. Ik snap dat er eeuwigdurend vruchtgebruik is afgesproken. Desalniettemin is het bijvoorbeeld in Engeland heel goed mogelijk. Je kunt daar Buckingham Palace gewoon binnen. Ik snap dat de veiligheid aan de orde is, maar laten wij bekijken of de kunstschatten publiek toegankelijk kunnen worden gemaakt. Het is immers ook publiek bezit. Hetzelfde geldt — dat is waarschijnlijk nog veel makkelijker — voor de koninklijke wachtruimtes op stations, om maar eens een ander voorbeeld te geven.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik steun het pleidooi om paleizen open te stellen, van harte. Kroondomein Het Loo is op dit moment gesloten voor publiek, hoewel dat van het Nederlandse volk is, en wel van 15 september tot eind december. De koninklijke familie jaagt daar namelijk. Vindt u ook niet dat het kroondomein, dat van iedereen is, gewoon het hele jaar rond open moet zijn? Wij betalen er immers ook voor.

De heer Recourt (PvdA):

Ik vind dat er maximale openheid moet zijn. Dat geldt ook voor paleizen. Ik kan mij voorstellen dat het niet het hele jaar kan. Sterker nog, ik pleit, net als mevrouw Van Ditzhuyzen voor openstelling op Open Monumentendag; mogelijk meer dagen, maar in eerste instantie op Open Monumentendag. Hetzelfde geldt voor het kroondomein. Ik kan mij voorstellen dat er veiligheidsredenen zijn om niet door het bos te lopen als er kogels om je oren kunnen vliegen. Eigenlijk zegt u: laten wij de jacht stoppen. Dat lijkt mij een ander debat.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Goed, dan weet ik dat de Partij van de Arbeid voor het einde van de jacht is. Het lijkt mij dat wij in die zin zaken kunnen doen, dank u wel.

De heer Recourt (PvdA):

Ik ga verder met een onderwerp dat recentelijk in het nieuws was, vandaag nog, namelijk de wijze waarop de heer De Roy van Zuydewijn is behandeld. Tien jaar terug was er in deze Kamer een debat en er was een brief van de toenmalig premier. Dat debat wil ik niet overdoen, laat ik dat vooropstellen. Wat mij betreft kijken wij naar de vraag wat de verschillen zijn met de informatie die nu boven water is gekomen. Ik doel dan op de brief van de premier van gisterenavond. Dat verschil zit hem in de positie van prins Bernhard. Die positie was tien jaar geleden nog niet duidelijk. Het leek te zitten op … Ik ben heel hard op zoek naar de naam van de dienst. Ik krijg allerlei suggesties, maar ik sla die dienst gewoon over, want die is niet noodzakelijk voor mijn verhaal. De positie van prins Bernhard was toen in ieder geval niet zichtbaar. Nu is die wel zichtbaar. Wat mij betreft staat één norm voorop, namelijk dat burgers in Nederland niet bepalen waar politie en geheime diensten onderzoek naar doen, ook niet als die burgers van Koninklijke Huize zijn. Ik vraag de premier of er destijds — er zijn twee onderzoeken geweest, een door de BVD in 1999 en een door de Dienst Beveiliging in 2000 — een eigenstandige afweging gemaakt is of die onderzoeken al dan niet noodzakelijk waren. Hoe zit dat nu?

In het verslag van het debat van destijds en in de brief heb ik gelezen dat er afspraken zouden worden gemaakt, dat het nooit meer zou voorkomen dat het kabinet niet op de hoogte is van dergelijke onderzoeken en dat er altijd een afweging zou worden gemaakt ten aanzien van de noodzaak van een onderzoek. Zijn die afspraken gemaakt? Waar zijn ze vastgelegd? Hoe garanderen wij dat een burger nooit ofte nimmer zelf kan bepalen of diensten onderzoek doen?

De heer Pechtold (D66):

Ik ben blij dat de PvdA, in tegenstelling tot de VVD, in haar toch al ruime spreektijd hieraan wel aandacht besteedt. Het is natuurlijk onverkwikkelijk dat wij hier al tien jaar mee bezig zijn en dat er weer nieuws te melden is. Deelt de heer Recourt mijn verbazing dat premier Balkenende het verslag van de DKDB, dat vorige week onder onze aandacht is gebracht en waaruit de betrokkenheid van prins Bernhard blijkt, niet heeft meegenomen in zijn informatieverstrekking aan de Kamer, hoewel hij er wel over beschikte? Deelt hij die verbazing? Wat vindt hij daarvan?

Vindt hij verder ook dat wij zo snel mogelijk moeten weten wat er deze hele periode nu precies gebeurd is? Dit is immers de begrotingsbehandeling van Algemene Zaken. Vindt hij ook dat wij moeten weten onder wiens verantwoordelijkheid dit was en dat wij helder moeten krijgen of deze praktijken nog steeds gelden? Is hij ook met mij van mening dat de minister-president een poging moet wagen om dit vervolgens recht te zetten richting de heer De Roy van Zuydewijn?

De heer Recourt (PvdA):

Ja, de dienst waarnaar ik net op zoek was, betreft het Kabinet der Koningin. Ik vertaal het naar mijn eigen woorden. Die organisatie was er tijdens het debat rond 2003 tussen geschoven als initiator van het onderzoek. Het blijkt nu echter prins Bernhard te zijn. Dat is wat mij betreft het nieuws. Het is opmerkelijk dat dit toen niet naar boven kon komen, maar dat dit nu naar boven komt. De heer Van Raak heeft daarnaar al gevraagd. Ik vraag met de heer Van Raak of de premier er een toelichting op kan geven waarom dit nu zo is. Dat verdient tien jaar later zeker niet de schoonheidsprijs. Dat is het eerste deel van de beantwoording van de vraag van de heer Pechtold.

Het tweede deel betreft de vraag of er verder onderzoek moet komen. Zo begrijp ik kort samengevat zijn vraag. Wat mij betreft hoeft dat in eerste instantie nog niet, want de vragen liggen nu bij de premier voor. Nogmaals, mijn analyse is dat het debat in 2003 is gevoerd. Het nieuwe element is dat prins Bernhard in beeld is gekomen, terwijl dit al langer speelde. De heer Van Raak heeft tot twee keer toe vergeefs vragen gesteld. Nu, bij de derde keer, is daarop wel antwoord gekomen. Ik wacht de antwoorden van de premier af. Op het moment dat hij die bevredigend beantwoordt, zijn wij wat mij betreft in die zin klaar dat ook in 2003 al is vastgesteld dat het kabinet er niet van wist. In 2003 is ook al vastgesteld dat er twee onderzoeken zijn gedaan die geen nadere indicatie hadden voor verder onderzoek. Ik lees nu in de media over afluisteren, volgen en dergelijke. Dat alles ben ik niet tegengekomen. Ik heb er ook geen aanleiding voor om dat aan te nemen.

De heer Pechtold (D66):

Maar ik neem aan dat de heer Recourt zich er, als wij het vragen, vanuit zijn controlerende rol wel bij aansluit. Mijn vraag luidt toch een beetje als volgt en de heer Recourt beantwoordt die niet. In 2003 had het kabinet het met enig werk kunnen weten. Sterker nog, negen dagen voordat de Kamer werd geïnformeerd, was er een notitie bekend bij premier Balkenende. Bij mij gaat het verder dan verbazing. Ik wil dus toch een iets actievere houding van de regeringspartij PvdA hebben op dit dossier. Wij stellen vragen. Ik hoop dat wij dat namens een groter deel van de Kamer kunnen doen, omdat wij helder moeten hebben hoe het precies is gegaan. Dan kunnen wij het dossier vanuit onze controlerende taak afsluiten. Ik hoop ook dat de heer Recourt het met mij eens is dat dit aanleiding geeft om met de heer De Roy in gesprek te gaan. Zoals nu blijkt, en niet schijnt, is een individu op een manier in zijn privacy benaderd waarbij vraagtekens te zetten zijn. Dat moet toch een vervolg krijgen?

De heer Recourt (PvdA):

De brief waaraan de heer Pechtold refereert, is al in 2003 in de openbaarheid gekomen. Zo hebben wij in de brief van gisteravond van de premier weer kunnen lezen. Dat is op zichzelf geen nieuws. Die brief is in lijn met wat premier Balkenende destijds heeft geschreven in zijn brief aan de Kamer. Ook daarin staat niets nieuws. Er lopen een hoop brieven door elkaar, maar ik hoop dat ik toch duidelijk ben. In de brief die wij gisteravond hebben gekregen van de premier, lees ik dat prins Bernhard zelf werd beveiligd door zijn beveiliging en dat hij heeft gevraagd of bekeken kan worden hoe het zit met de heer De Roy van Zuydewijn, omdat dit zijn beveiliging raakte. Vervolgens is hij daarover geïnformeerd. Deze premier schrijft in zijn brief dat dit kan. Daarop zien mijn kritische vragen. Iedere Nederlander kan de politie vragen of zij onderzoek wil doen, maar het is toch echt de politie zelf die bepaalt of zij dit doet of niet. Daarop wil ik de premier dus bevragen. Daar zit de kern van het probleem, namelijk dat niet prins Bernhard of wie dan ook dit bepaalt, maar dat de overheid zelf dat doet. Als ik daarop goede antwoorden krijg, is de kernvraag wat mij betreft beantwoord.

De heer Van Raak (SP):

Ik zie de premier van harte knikken. Dat bevredigt mij toch niet helemaal. Hoe waardeert de heer Recourt het dat toenmalig prins Bernhard zijn beveiligers erop uit kan sturen en dat die vervolgens diepgaand onderzoek kunnen doen? Dat was een onderzoek waarbij zelfs de geheime diensten betrokken zijn. Hoe waardeert de heer Recourt dat? Vindt hij dit soort praktijken acceptabel?

De heer Recourt (PvdA):

Zoals de heer Van Raak het formuleert, is het niet acceptabel. Hij formuleert het alsof prins Bernhard de opdracht heeft gegeven, waarna die is uitgevoerd. Dat is niet acceptabel; dat heb ik al een keer of vijf, zes gezegd. Ik lees de brief van de premier alleen anders. Wat mij betreft komt er opheldering, een nadere uitleg van de premier hoe dat destijds is gegaan.

De heer Van Raak (SP):

We zijn het wel eens dat toenmalig prins Bernhard de aanstichter is. Hoe waardeert de heer Recourt het dan, ook als Kamerlid, dat de regering ruim tien jaar lang haar mond heeft gehouden terwijl zij wist dat het initiatief van toenmalig prins Bernhard is uitgegaan, dat zij alle Kamervragen niet heeft beantwoord en zelfs kribbig heeft geantwoord en dat zij de heer De Roy van Zuydewijn tien jaar lang in onzekerheid heeft gelaten?

De heer Recourt (PvdA):

Ik word telkens gevraagd om te herhalen wat ik eerder heb gezegd, namelijk dat dit zeker geen schoonheidsprijs verdient. Daarnaast heb ik de premier zelf ook net gevraagd om uit te leggen wat de redenen daarvoor zijn. Ik wacht de beantwoording van die vragen af.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Inmiddels was mijn iPad uitgevallen, maar ik heb hem weer aan het werk.

Uiteindelijk hebben we het vandaag over de begroting en dus over geld. Dat zouden we door alle andere actualiteiten weleens kunnen vergeten. We hebben het ieder jaar over de vergoedingen van het Koninklijk Huis. De premier heeft gezegd dat na vier of vijf jaar na 2010 de vergoedingen, de A- en de B-component, eens goed tegen het licht moeten worden gehouden. Dat is terecht, want we zien in de begroting van dit jaar dat die vergoedingen gestegen zijn vanwege de troonswisseling. De nieuwe koning en zijn vrouw krijgen een hogere vergoeding dan zij hadden voordat zij koning en koningin werden. Voormalig koningin Beatrix krijgt weliswaar een lagere vergoeding, maar die is wel hoger dan prinses Máxima had. Kortom, de uitgaven zijn gestegen. Daarachter zit een logica, maar ik zou die logica graag tegen het licht houden in de evaluatie. Ik vraag de premier of die evaluatie voor de begroting van volgend jaar kan zijn gedaan, zodat we er dan over kunnen spreken.

Ik heb nog een verzoek in dit kader. Ik vraag al een paar jaar om de belastingvrijdom kritisch te bezien. We hebben discussies gevoerd over de vraag of we er inzicht in kunnen krijgen welk deel privé is, waarover belasting wordt betaald, en welk deel onder de belastingvrijdom valt, waarover geen belasting wordt betaald, wat gerelateerd is aan de functie. Mijn fractie vindt dit een achterhaald onderscheid. 200 jaar geleden — we hebben het allemaal gevierd — was het nog te begrijpen dat privévermogen van de koning en vermogen van de Staat wat door elkaar liepen. In een monarchie waarin een aantal functies van de koning heel belangrijk zijn, maar waarvan we toch niet meer vinden dat hij vanuit privévermogen zijn functie moet verrichten, is dat inmiddels een achterhaald onderscheid. Ik zou heel graag zien dat de regering in de evaluatie nog eens nader ingaat op de vraag waarom we dat onderscheid maken en waarom we deze archaïsche regel, die wat mij betreft een relict is, bij de komende grondwetswijzigingen niet gewoon schrappen.

Het laatste punt komt ook uit de actualiteit: de commissie-Dessens. Afgelopen maandag heeft zij van alles gezegd over veiligheidsdiensten, over de bevoegdheden en over de CTIVD, de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. De CTIVD valt onder Algemene Zaken, dus onder de premier. Ik wil het debat daarover niet nu voeren, want dat zal op een later moment gebeuren, maar ik wil het wel hebben over de positie van de premier. Er worden aanbevelingen gedaan, bijvoorbeeld om de functie van coördinator inlichtingen- en veiligheidsdiensten — dat is nu de secretaris-generaal van Algemene Zaken — te verbreden naar een driemanschap. Dat raakt direct de premier. Ik vraag hem op welke wijze hij zich met dit debat bemoeit. We gaan dit debat waarschijnlijk voeren met de minister van Binnenlandse Zaken en die van Defensie, maar is ook de premier hierbij actief betrokken?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Deze ochtend staan twee begrotingen op de agenda, de begroting van het ministerie van Algemene Zaken en de begroting van het Koninklijk Huis. Ik begin met Algemene Zaken. "Save the best for last", zal ik maar zeggen.

Op de begroting van Algemene Zaken staat inderdaad de CTIVD. Wij hebben de afgelopen dagen weer veel gehoord over de AIVD, de MIVD en de eventuele aanschaf van materieel en computersystemen. Zo gaandeweg krijgt de Nederlandse burger het gevoel dat er misschien wel dingen zijn gebeurd die niet helemaal goed waren. Wij hebben met elkaar bedacht dat de CTIVD daar toezicht op houdt. Nu stelt de commissie Dessens dat de bevoegdheden van de AIVD misschien moeten worden uitgebreid, maar dan moet ook de toezichthouder worden versterkt. De CDA-fractie vraagt in navolging van de fractie van de Partij van de Arbeid aan de minister-president hoe hij dat ziet. Kan dit van het geld dat daarvoor is gereserveerd? Als wij besluiten dat er beter toezicht moet komen, hoe wordt dit dan betaald? Wat is daarvoor nodig?

Een ander punt dat eerder aan de orde is geweest, is het feit dat de minister-president zich als coördinator van het kabinet met name ook bezighoudt met decentralisaties. Dat is heel goed. Wij hebben begrepen dat een team onder leiding van de minister-president kijkt hoe het met de decentralisaties gaat. Wij hadden dat ook graag in de Kamer gedaan, maar de Kamer wilde daar niet aan. Het kabinet heeft er gelukkig wel voor gekozen.

Gisteren is een motie van het CDA en D66 aangenomen waarin de regering wordt gevraagd goed te kijken naar de verschillende wetten en hoe die zich tot elkaar verhouden. Wil de minister-president ook daar heel kritisch naar kijken? Wil hij erop toezien dat de wetten elkaar niet bijten en dat er in de verschillende wetten wordt ingegaan op de vraag wat zij betekenen voor andere wetten? Ik vraag dus om toezicht van de minister-president, want ik krijg af en toe buikpijn als ik zie hoe dit is belegd bij de minister die verantwoordelijk is voor decentralisaties. Ik heb daar geen goed gevoel over. Wil de minister-president daar zijn schouders onder zetten?

Het is de eerste keer dat wij plenair over de begroting van het Koninklijk Huis spreken sinds wij een Koning hebben. Daarom past het om hier onze dank uit te spreken aan prinses Beatrix voor de wijze waarop zij in de afgelopen periode haar rol heeft vervuld in Nederland, in goede en in kwade dagen. Zij leefde altijd met iedereen mee en heel Nederland leefde met haar mee toen haar het ergste verdriet trof dat een ouder kan overkomen. Wij hopen prinses Beatrix nog geregeld te zien, maar wij gunnen haar ook haar welverdiende rust.

Ik heb nog maar één wens met betrekking tot de begroting van het Koninklijk Huis. Overal in de gemeenten in Nederland worden op dit moment kinderlintjes uitgereikt. Wij hebben lintjes voor volwassenen die een geweldige bijdrage hebben geleverd, maar je ziet steeds vaker dat gemeenten ook kinderen op een bijzonder manier in het zonnetje zetten. Dit gebeurt in Laarbeek, Eindhoven, Nijmegen, Dongen, Utrecht, Sint Michielsgestel, Hendrik Ido Ambacht en onlangs nog in Horst aan de Maas. Wat zou het mooi zijn als ook ons koningspaar daarachter zou staan. Het moet niet geïnstitutionaliseerd worden, want het is iets moois van de gemeenten en laat het vooral daar. Maar zou het niet mooi zijn als af en toe bij de uitreiking van een kinderlintje aan een kind dat iets bijzonders heeft gedaan, ook de Koning of de Koningin verschijnt? Wat zou dat een kind vleugels geven en het kan een voorbeeld zijn voor andere kinderen. Als wij echt een participatiemaatschappij willen, moeten wij bij de kinderen beginnen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Tot zo'n 75 jaar geleden deed een van de ministers het premierschap erbij; meestal was dat de minister van Binnenlandse Zaken. Met de oprichting van het ministerie van Algemene Zaken in 1937 kwam hier een einde aan. Het was Hendrikus Colijn, de schipper naast God, die zich als eerste echte minister-president volledig kon richten op de algemene zaak. In de Groene Amsterdammer verscheen een spotprent. Daarop zien wij Colijn, onderuit gezakt in een strandstoel, zijn sloffen uit, een sigaar in de mond en de stropdas over de rugleuning geworpen. Op de achtergrond zien wij de ministerraad druk in overleg. De strekking is duidelijk: de tekenaar betwijfelde de noodzaak van een apart ministerie voor de minister-president. Vrijwel niemand beweert nu nog dat het ministerie van Algemene Zaken overbodig is. Wel wil ik vandaag reflecteren op de wijze waarop de premier zijn ambt invult.

In oktober hield de minister-president zijn Drees-lezing. Hij haalde daarin de filosoof Karl Popper aan. In zijn ideaalbeeld van de open samenleving krijgt ieder individu de ruimte om zich via de kritische methode te blijven ontwikkelen en verbeteren, zo parafraseerde de premier. Die ruimte bied ik hem vandaag ook. Wat is zijn conclusie als hij de kritische methode toepast op zijn rol als minister van Algemene Zaken? Wat kan beter? Laat ik het iets uitdagender formuleren. Wat wil de minister-president als zijn erfenis achterlaten? Wat gaat hij als thema oppakken? Wat wordt zijn Obamacare? Waarom spreken toekomstige premiers later met trots de Mark Rutte-lezing uit? Mag ik de premier één verbetersuggestie doen? Dat is de regie op Europa. Dit kabinet heeft immers geen staatssecretaris voor Europese zaken. De minister van Buitenlandse Zaken reist de hele wereld over en is daardoor heel veel weg. De minister van Financiën moet als voorzitter van de eurogroep een zekere afstand bewaren. Het Europese belang valt echter samen met het Nederlandse belang. De Europese zaak is een Nederlandse zaak en daarmee een algemene zaak. Ziet de minister-president binnen zijn kabinet ook een coördinerende rol voor Europa en, zo ja, op welke manier gaat hij die dan invullen?

Sinds de tijd van Colijn is er het nodige veranderd en dat vraagt om een overheid die meebeweegt. De minister van Buitenlandse Zaken verkent inmiddels al volop de digitale mogelijkheden. Hij moedigt zijn ambtenaren aan om sociale media te gebruiken. Dat is een ontwikkeling met potentieel. Zo gebruikte de Nederlandse ambassadeur in Kenia Twitter om informatie aan de burgers te geven over de aanslag op het winkelcentrum Westgate. Die moderne communicatie is helaas nog niet overal gemeengoed. Zo gelden bij Defensie nog altijd strikte richtlijnen voor de omgang met ambtenaren en derden. De minister-president vindt aanpassingen van de zogenaamde aanwijzing externe contacten ambtenaren, in de volksmond ook wel de oekaze-Kok genoemd, niet nodig. Hij schreef dat gisteren nog aan de Kamer. Maar wat gebeurt er nu als medewerkers van Defensie en Buitenlandse Zaken straks samen in Mali werken? Onder welk regime vallen zij dan: de digitale vrijheid van Buitenlandse Zaken of de strenge normen van Defensie? Is de minister-president met mij van mening dat die verwarring niet wenselijk is? Is hij met mij voor nieuwe, moderne richtlijnen voor de communicatie door en met ambtenaren, een soort oekaze-2.0, waarbij zowel online als offline een ontspannen relatie vooropstaat?

Een bijzondere taak van Algemene Zaken is de communicatie over het Koninklijk Huis. Klopt het dat de Rijksvoorlichtingsdienst tegenwoordig het woord voor de hele koninklijke familie voert in plaats van alleen voor het Koninklijk Huis, zoals eerder het geval was? Zo ja, waarom is dat? En hoever strekt het Koninklijk Huis dan? Is dat geen verwatering van de ministeriële verantwoordelijkheid?

We bespreken vandaag ook de begroting van de Koning. Voor de koninklijke familie was het een bijzonder jaar, met evenveel feestelijke als verdrietige momenten. Nederland kreeg een nieuwe Koning, maar betreurde ook het verlies van prins Friso. Inmiddels is de viering van 200 jaar Koninkrijk begonnen en kijken we zowel terug als vooruit. Wat het terugkijken betreft: het is een goede zaak dat er een onderzoek komt naar de roofkunst die mogelijk in het bezit is van de koninklijke familie. Eventuele misstanden kunnen dan worden rechtgezet. Helderheid over de geschiedenis is van groot belang. Om die reden vraagt D66 al jarenlang aandacht voor de toegang tot de koninklijke archieven. Keer op keer kreeg ik nul op het rekest. Ik heb hier een overzicht van mijn inzet van de afgelopen jaren. Ik bied dat de Kamervoorzitter en via haar ook graag de minister-president aan.

De voorzitter:

Wilt u dat dit als bijlage wordt toegevoegd aan de Handelingen?

De heer Pechtold (D66):

Zeker.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Pechtold (D66):

Het zijn onze vragen van de afgelopen jaren en de antwoorden van de premier: een en al onduidelijkheid. Dat is een onnodige, afhoudende opstelling. Veel is nog onhelder. Zo ontbreekt nog steeds een openbare inventarisatie van het archief. Wat is sinds de motie-Kalsbeek — ik kwam er zojuist bij interruptie al op — overgebracht naar het Nationaal Archief? Onduidelijk is ook wie waarom wel toegang heeft en wie waarom geen toegang heeft. Ik wil dat de premier deze Kamervragen serieus neemt en serieus beantwoordt. Daar is nu geen sprake van. Het is mijn democratische plicht om vragen te stellen en het is mijn grondwettelijk recht om een serieus antwoord te krijgen. Het is juist in het belang van hen die zich niet publiekelijk kunnen verdedigen, dat geen discussie ontstaat door onhelderheid over het verleden.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Pechthold zei net dat de motie-Kalsbeek onvoldoende wordt uitgevoerd. Wij hadden het er al even over. Ik zag dat er ook nog een motie-Kalsbeek/Dittrich is, waarin juist om een inventarisatie wordt gevraagd. Die motie is inderdaad niet uitgevoerd, maar die is ook niet aangenomen. Zijn er nadien nog moties geweest waarin de regering is gevraagd om aan de slag te gaan met een inventarisatie?

De heer Pechtold (D66):

Er is de motie-Kalsbeek. De SGP heeft daar toen tegengestemd; zij heeft ook geen actieve houding op dit dossier. Sinds 2005 is er een zoektocht van partijen die daar wel in geïnteresseerd zijn. Zij willen dit goed regelen, om, populair gezegd, de kerstkaarten en de verkeersdiploma's te scheiden van staatsrechtelijke zaken. We financieren immers met z'n allen het archief van het Koninklijk Huis. De toegang tot dit archief is beperkt. Ik geef een voorbeeld. De heer Fasseur kan wel onderzoek doen en publiceren over het huwelijk van prins Bernhard en prinses Juliana, maar mevrouw Witkamp krijgt voor haar biografie over dezelfde prinses Juliana geen toegang tot het archief. Dat is een tegenstrijdigheid. Ik wil dit georganiseerd hebben. Ik wil dat fatsoenlijk geregeld hebben. Ik haak hierbij ook aan op de uitlatingen van onze Koning, die bij de publicatie van drie biografieën heeft gezegd dat die ruimte naar zijn mening ook wenselijk is.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dit zijn verschillende punten. Volgens mij is de motie die door de Kamer is aangenomen, royaal uitgevoerd. De andere wens van de heer Pechtold, de PvdA-fractie en andere fracties naar meer transparantie en een totale inventarisatie, vind ik heel ver gaan. Daar waren wij inderdaad tegen en daar zullen we ook tegen blijven. Het laatste punt is de toegankelijkheid van de echt particuliere archieven. Is het niet inherent aan particuliere archieven dat je daar verschillend mee kunt omgaan? Je kunt iemand in wie je vertrouwen hebt, daar wel toegang toe verschaffen, maar een schandaaltjesjager buiten de deur houden. Is het gek dat dit zo werkt bij particuliere archieven?

De heer Pechtold (D66):

Nee. En als je dat je dat zelf financiert, is dat helemaal niet gek. Dan gaat het om, zoals zojuist populair gezegd, de kerstkaarten, de verkeersdiploma's en alle andere dingen. Die mag je zelf op zolder bewaren. Die mag je zelfs desnoods vernietigen. Daar mag je in familiaire kring mee doen wat je wilt. Alle zaken die staatsaangelegenheid zijn, dienen naar mijn mening te zijn ondergebracht in het Nationaal Archief en daar dienen ook wettelijke termijnen voor te gelden. Een historicus dient daar toegang toe te kunnen krijgen en andere historici dienen te kunnen controleren wat die historicus daar wel of niet over schrijft. Dit strekt er juist niet toe om schandaaltjes naar boven te halen, maar wel om schandaaltjes te voorkomen. Daarover zullen wij het misschien eens zijn. Het strekt ertoe om geruchtenstromen die aanhoudend zijn, juist historisch te kunnen verklaren. We hebben een historicus op de troon, we hebben een historicus in de Trêveszaal, en als kunsthistoricus houd ik die twee graag scherp op dit dossier.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Pechtold (D66):

Ik vraag de premier dus of hij wil reflecteren op het document dat ik hem zojuist heb overhandigd. Hoe ziet hij de kwaliteit van zijn antwoorden en hoe borgt hij een gelijk speelveld voor historici? Is de premier bereid om de Kamer een stappenplan te sturen waaruit blijkt hoe met de archieven moet worden omgegaan? Graag hoor ik een reactie op deze punten. Ik heb het document ook aan u gegeven, voorzitter, als bewaker van onze rechten. Ook van u wil ik op een later moment weleens vernemen hoe u aankijkt tegen de kwaliteit van deze antwoorden en de uitvoering van een acht jaar geleden aangenomen motie. Over de kwaliteit van antwoorden gesproken. In de kwestie-De Roy van Zuydewijn blonk Algemene Zaken ook niet uit in helderheid. Dat moet anders, zal deze premier hebben gedacht. Gisteravond was er ineens een stukje duidelijkheid. Ja, prins Bernhard gaf de opdracht tot een onderzoek naar De Roy van Zuydewijn. Goed dat de premier deze eerste stap heeft gezet, wat mij betreft op weg naar een fatsoenlijke afronding van deze kwestie. Het is een eerste stap, want de antwoorden van de premier roepen ook weer nieuwe vragen op. Waarom was de minister van Justitie niet op de hoogte? Kan ieder lid van de koninklijke familie onderzoek laten doen zonder dat het kabinet daarvan afweet? Kan eenieder die wordt beveiligd door de DKDB, aan deze dienst informatie vragen over derden? Onderzoeken naar potentiële verloofden door de AIVD zijn een standaardprocedure, zo schrijft de premier. Waarom werd dit onderzoek dan door een uitvoeringsdienst als de DKDB gedaan? En hoe ver ging dat onderzoek? Sluit de premier uit dat dit verder is gegaan dan alleen het opvragen van persoonsgegevens? Is er niet geschaduwd, getapt of anderszins gevolgd? Graag een reactie op al deze punten.

Ik kan zo wel doorgaan met allerlei specifieke vragen. Ik zal ze misschien vandaag later schriftelijk met collega's indienen. Maar eigenlijk wil ik de premier nu iets anders voorstellen. Is hij, nu hij de regie heeft gepakt en een tipje van de sluier heeft gelicht, bereid om de Kamer een compleet feitenrelaas te sturen? En zo nee, waarom niet? Is hij bereid de CTIVD, de commissie die toezicht houdt op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, onderzoek te laten doen naar de rechtmatigheid van het handelen van de diensten in deze kwestie? Zo nee, waarom niet? En tot slot: worden de heer De Roy van Zuydewijn en zijn raadsman uitgenodigd voor een gesprek om deze kwestie, los van de politieke vragen die nog openliggen, ook persoonlijk tot een goed einde te brengen?

Ik rond af. De begroting die vandaag voorligt is voor de premier dé kans om te laten zien dat wat ruim 75 jaar geleden door Colijn onnodig werd geacht, toch van belang is: de wijze waarop hij zijn eindverantwoordelijkheid als premier vormgeeft. Ik kijk daarom uit naar de beantwoording.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Het valt me op, ook weer bij de behandeling van deze begroting vandaag, dat er soms een soort historische zin opvlamt. Er wordt dan op heel veel dingen uit het nabije of wat verder gelegen verleden teruggeblikt. Het is, zeker bij een begroting die gaat over het koningshuis, begrijpelijk dat je weer eens stilstaat bij de verdrietige, maar ook bij de feestelijke momenten van de afgelopen tijd. Ook de herdenking van 1813 is langsgekomen. Tegelijkertijd laat dit misschien zien dat de begrotingen die we vandaag bespreken — om het zo te zeggen — ook wat beleidsarm zijn en dat er daarom behoefte is om stil te staan bij wat andere onderwerpen.

Toch wil ik, als dat mag, ook een duit in het zakje van historische onderwerpen doen. We hebben nu die herdenking van 1813. Ik zou het mooi vinden als daarbij ook oog en aandacht zou zijn voor dingen die in de periode na 1813 ingrijpend misgingen, ook met betrekking tot de grondrechten van burgers. Het lijkt namelijk wel of de grondwet van 1983 toen al gold. Laat ik heel dicht bij huis blijven. In mijn eigen dorp, Benthuizen, kwam in 1840 een predikant, dominee Ledeboer, in de gevangenis terecht, alleen omdat hij niet volgens de reglementen van die tijd wilde handelen. Het feit dat je daar het woord voerde buiten de gevestigde kerk, kon betekenen dat je in de gevangenis terechtkwam. Dat was in een tijd van verlichting en van verdraagzaamheid! Het is goed om ook een dergelijke reflectie te hebben op de achterliggende periode. En zo is dominee Ledeboer ook eens een keer in de Handelingen terechtgekomen, en Benthuizen ook.

Nu een terugblik op een debat van wat korter geleden, tien jaar, over de kwestie rond de heer De Roy van Zuydewijn. Ik vind het terecht om terug te komen op één nieuw punt; de andere punten zijn volgens mij namelijk al uitvoerig bediscussieerd. Hoe zit het met de mogelijkheden voor een beveiligd persoon om zelf onderzoeken te bevorderen en voor elkaar te krijgen naar een derde persoon? Ik begrijp dat er toen maar één opdrachtgever was en dat dit nu nog steeds zo is. Er is er maar één formeel verantwoordelijk, namelijk het hoofd van de DKDB. Dan blijft de vraag staan wat in zijn algemeenheid precies de reikwijdte is van een informatieverzoek voor een beveiligd persoon.

Kijkende vanuit het verleden naar het heden en de toekomst, kom ik op een paar kleine onderwerpen die de begroting als zodanig raken. Het viel mij op dat de Commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten op de begroting van Algemene Zaken prijkt. Een van de taken van deze commissie is gevraagd en ongevraagd de betrokken ministers te adviseren, onder wie de minister-president, de minister van Algemene Zaken. Om scherp te krijgen hoe die rollen liggen en hoe de minister-president die verantwoordelijkheid invult, vraag ik hem hoe hij de rol ziet van de minister-president om gevraagd of ongevraagd advies te krijgen en hoe hij daarin de rol van de veiligheidsdiensten ziet. Kan hij daar wat meer over zeggen?

Overheidscommunicatie- en informatie is ook een heel belangrijke taak die in deze begrotingsbehandeling besproken wordt. Er is veel in beweging. In de begroting staat dat het medialandschap snel verandert. Er is meer aanbod en een gevarieerder aanbod van media en gebruikers. Gebruikers gaan daar verschillend mee om. Veel verder dan de constatering dat er met deze ontwikkelingen rekening wordt gehouden, komt het niet. Kan de minister-president hier wat uitgebreider op ingaan?

De heer Van Raak (SP):

Het moet de heer Van der Staaij ook zijn opgevallen dat onze minister-president elk jaar bijna 60 miljoen euro krijgt voor de bevordering van de eenheid van het beleid. Is de heer Van der Staaij het met mij eens dat het zeer onduidelijk is waar dat geld aan besteed is?

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Van Raak stelt een interessante vraag en ik luister graag mee naar het antwoord hierop. Hoe wordt dit in de praktijk vormgegeven? Wat komt er allemaal kijken bij de eenheid van beleid? Ik weet niet of dat budget groeit, maar je zou verwachten dat het in deze politiek ingewikkelde tijden soms lastiger is om eenheid van beleid voor elkaar te krijgen dan vroeger. Wellicht kan er met hetzelfde geld nu nog meer gedaan worden.

Voorzitter, daar wil ik het bij laten.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. We leven in een welvarend land en we kunnen ons nog steeds veel veroorloven, maar we zitten natuurlijk wel in een diepe economische crisis. Er wordt op dit moment overal drastisch bezuinigd, behalve op het Koninklijk Huis. Er is sprake van een belastingvrij inkomen van €817.000 en daarnaast een toelage van vijf keer dat belastingvrije basissalaris, ruim 4 miljoen euro, voor hulp in de huishouding. Dat vormt, zacht gezegd, geen lichtend voorbeeld, evenmin als het verzamelen van informatie over de heer De Roy van Zuydewijn, waarover de minister-president ons summier heeft geïnformeerd. Ik sluit mij, omwille van de tijd, graag aan bij de vragen die hierover zijn gesteld.

Kan de minister-president verklaren waarom in tijden van bezuinigingen niet wordt bezuinigd op de totale kosten van het Koninklijk Huis? De leden van het Spaanse koningshuis, dat al het goedkoopste van Europa was, leverden vorig jaar 7% van het inkomen in, waarmee de Spanjaarden nu 8,2 miljoen euro kwijt zijn aan de salarissen van de koninklijke familie en hun personeel en hun onkostenvergoeding. Ik ben geen historicus maar jurist, maar ik weet wel dat wij de koning van Hispanje altijd hebben geëerd. Daarom dringt een vergelijking zich op. Kan de minister-president verklaren waarom een land als Spanje, dat drie keer zo veel inwoners heeft als ons land, toekan met een vorstenhuis dat vijf keer minder kost? Waar zit het verschil van een factor 15 precies in?

Dan kom ik op het Koninklijk Jachtdepartement, dat een camouflerende naamswijziging heeft ondergaan en tegenwoordig eufemistisch wordt geduid als het Koninklijk Departement Faunabeheer. Als we over het Koninklijk Huis spreken, kunnen we niet voorbijgaan aan het Kroondomein Het Loo. Dit gebied op de Veluwe van meer dan 10.000 hectare is van de Nederlandse bevolking. De belastingbetaler financiert dan ook het onderhoud. Vanwege het genot van de jacht — zo staat het in de wet — van de Koning is het gebied echter van 15 september tot 25 december gesloten voor het publiek. Dit schitterende natuurgebied kent dus ook een schimmige keerzijde: de jacht op edelherten, damherten, reeën, wilde zwijnen en moeflons. De Partij voor de Dieren wil ervoor pleiten dat het kroondomein het gehele jaar open is voor het publiek. Ik overweeg dan ook een motie op dit punt in te dienen.

Door een aangenomen motie van de Partij voor de Dieren is dit jaar eindelijk duidelijk hoe kostbaar het subsidiëren van het zo in de wet geduide genot van de jacht door de leden van het Koninklijk Huis is. De zes jagers, hun geweren, hun auto's, hun jachtroutes, hun hekken en zelfs hun jachtcursussen kosten de belastingbetaler jaarlijks €632.200. Ter vergelijking: voor het beheer en onderhoud van de natuur op het kroondomein ontvangt de drager van de Kroon in 2014 nog eens €570.000. Het gaat dus in totaal om ruim een miljoen euro. De jacht kost daarmee dus meer dan het onderhoud van de natuur op het kroondomein. Dat is onwenselijk.

Zoals de leden van het Koninklijk Huis niet deelnemen aan het snoeien of kappen van bomen, bij wijze van koninklijk corvee, zo is er ook geen rol voor de leden van het hof en hun jachtgasten in het faunabeleid. Dat zou niet alleen de kosten drastisch kunnen beperken, maar ook de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden trefzeker kunnen verbeteren. Sinds de misstap van Juan Carlos moet het toch iedere kroondrager duidelijk zijn dat jagen allesbehalve een royaal gebaar is. Ik zal een amendement indienen waarin die €632.200 voor de zes jagers, de geweren, de auto's en de andere faciliteiten voor de jacht worden herbestemd voor het onderhoud van het kroondomein.

Mijn fractie stelt voor om een jachtvrije pilot te starten op het kroondomein. Het gebied is daar uitermate geschikt voor. Er zijn geen snelwegen en er is geen landbouw. Eerder is door Natuurmonumenten in het Deelerwoud zeer succesvol een dergelijke pilot gestart. Ook de beheerders van het Deense kroondomein boeken mooie resultaten met deze vorm van natuurlijk beheer zonder het geweer. Er ontstaat een ecologisch evenwicht en de dieren zijn minder schuw en vertonen minder vluchtgedrag. Dat is goed voor de natuur en goed voor het toerisme in Apeldoorn en omgeving.

Het zal de aanwezigen natuurlijk niet verbazen dat ik voorts van mening ben dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Wij bespreken vandaag de begroting van Algemene Zaken en de eerste begrotingsstaat van de Koning. Dat is een memorabel moment.

Ik wil eerst ingaan op de begroting van Algemene Zaken. 50PLUS wil graag een toelichting van de minister-president op het eenmalig relatief grote bedrag voor het onderdeel Coördinatie van het algemeen communicatie- en regeringsbeleid met de RVD op de begroting van Algemene Zaken. In de jaren voor en na 2014 zijn de bedragen toch wel heel anders. Het begrote bedrag is in 2014 beduidend lager dan in de jaren daarvoor en daarna. In 2014 gaat het om 2,8 miljoen. Het was in 2012 3,7 miljoen en het wordt in 2015 5,3 miljoen. Ik hoor graag een toelichting op deze verschillen.

Als een van de taken van de Rijksvoorlichtingsdienst wordt genoemd: het duiden en gebruiken van signalen uit de samenleving. Is de RVD nu ook een soort inlichtingendienst geworden? Kan de minister-president dit toelichten?

In aansluiting op het enigszins cryptische antwoord op de schriftelijke vraag nodigt de fractie van 50PLUS de minister-president uit, in te gaan op de beoogde positie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in het licht van de totale herziening van het stelsel van de adviesraden. Ook vragen wij wat begrepen moet worden onder de benoemde werkprogrammaopdracht van de WRR om aandacht te gaan schenken aan "een verantwoord politiek middenveld". Op zichzelf klinkt dat voor 50PLUS natuurlijk heel mooi en verstandig, maar het geeft niet echt aan waarop nu zal worden gestuurd. Kan de minister-president daarop een toelichting geven?

50PLUS vraagt verder aandacht voor het embargovraagstuk rond Prinsjesdag. Wij zijn hier nu een jaar als 50PLUS-fractie aanwezig. Wij vinden dat je ofwel een consequent embargo hebt, of dat niet hanteert en het afschaft. Maar geen tussenvorm, met allemaal proefballonnetjes vooraf en achteruitjes via berekeningen van het CPB. Dat verstoort naar onze mening alleen maar een zorgvuldige parlementaire behandeling. Dan wordt er veel te veel op geruchten gereageerd. Dat vinden wij niet verstandig. Over elkaar heen tuimelende onelinerpolitici zijn leuk als entertainment, maar slecht voor de acceptatie van een betrouwbare overheid. Daarom vinden wij dat relevante beleidsinformatie eerst bij het parlement bekend moet zijn door tijdige toezending van de stukken en daarna pas bij de pers. Daarmee wordt een zorgvuldige meningsvorming juist bevorderd. Dan ontstaat er ook geen verwarring en onzekerheid voor de burger.

Wij vragen de minister-president verder nog eens grondig in te gaan op de kwestie rond de communicatie tussen parlement en departementen. In principe verloopt dit via de spil van de politiek assistent, een relatief nieuw fenomeen, althans in de afgelopen jaren, bezien in de totale historische context. In grote lijnen vinden wij dit een heldere systematiek en kunnen wij begrip opbrengen voor de gekozen werkwijze, waardoor het ambtelijk apparaat gescheiden blijft van de politiek. Maar in de praktijk is dit toch erg diffuus en loopt het anders, zo is onze ervaring uit het afgelopen jaar. Er wordt wisselend mee omgegaan. Kamerleden worden toch vanuit de departementen benaderd door ambtenaren, niet zijnde de politiek assistent. Ook andersom richting het parlement wordt deze werkwijze niet strikt gehanteerd, maar juist als wij vanuit de fracties zelf naar de departementen stappen, wordt daar weer terughoudend mee omgegaan. De 50PLUS-fractie vraagt zich dan ook af of het systeem nu niet al te rigide is richting de departementen. Waarom zou het bijvoorbeeld een probleem zijn als een Kamerlid of een fractiemedewerker puur beleidsinhoudelijke informatie wil inwinnen bij een ambtenaar, of concrete uitleg wil hebben over bijvoorbeeld de werking van een regeling? De technische briefings die wij organiseren, zijn daarvoor naar onze mening vaak veel te kort of erg oppervlakkig. Kan de minister-president in aanvulling op de reactie op de motie-Voortman een visie geven op het persoonlijk communicatieverkeer tussen departementen en Tweede Kamerfracties? En wat is in dat verband "een ontspannen contact", zoals in de brief staat? Graag een verduidelijking op dit punt.

Ook 50PLUS heeft met enige verbazing kennisgenomen van de brief van de minister-president over het onderzoek naar de heer De Roy van Zuydewijn. Eén centrale vraag blijft wat ons betreft liggen: is het juist dat iemand die beveiligd wordt, het recht heeft om personen in zijn omgeving te laten screenen door de DKDB, door de AIVD? Dat is naar mijn mening cruciaal voor onze toekomst en een vraag waar wij mee om moeten gaan.

De informatie uit de begrotingsstaat van de Koning vinden wij behoorlijk en heel inzichtelijk. Gelet op onze ervaringen en teruglezend is dat ook zeker een verbetering ten opzichte van het verleden. Net als de voormalige Koningin toont de Koning naar onze mening een zeer grote werkkracht en betrokkenheid. Als 50PLUS maken wij graag van de gelegenheid gebruik om onze waardering uit te spreken voor de wijze waarop de Koning en de Koningin hun taak op een heel eigentijdse en effectieve manier opvatten, generaties verbindend.

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik stel voor dat wij gaan schorsen voor de lunch en dat de minister-president daarna antwoord kan geven op de gestelde vragen.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.00 uur tot 12.45 uur geschorst.

Naar boven