Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 30, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 30, item 9 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2014 (33750-XVII).
De voorzitter:
Wij zijn inmiddels toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik zou graag het woord geven aan de heer Jasper van Dijk van de SP, maar hij is er niet. Mijnheer Van Ojik, kan ik u helpen?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat hoop ik, voorzitter. U hebt mij in ieder geval geholpen met een korte regeling, waarvoor dank. Ik heb een punt van orde. Aan het eind van de eerste termijn van de minister stelden wij vast dat er voor de beantwoording van een aantal fundamentele vragen onvoldoende tijd was geweest. Ook de minister zelf erkende dat. Ik zou u willen vragen om daarom in de tweede termijn coulant om te gaan met de nog resterende spreektijden van mijzelf en mijn collega's. Ik zou u ook willen vragen om ons daarna ruimschoots de gelegenheid te geven, in interrupties met de minister meer helderheid te krijgen over die hoofdlijnen.
De voorzitter:
De spreektijden zijn afgesproken en vastgelegd. Daar kan ik geen wijziging in aanbrengen. Als u over uw spreektijd heen gaat, gaat dat ten koste van de overige spreektijd van in dit geval uw fractie. Met interrupties zal ik zeker coulant zijn, voor zover dat kan. Dit debat staat wel gepland tot 15.30 uur, en dan komen er nog twee begrotingen. Ik krijg de grootst mogelijke ruzie met mevrouw Van Miltenburg als ik daar overheen ga. We kunnen nu snel beginnen met de tweede termijn.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Een nadeel van het zijn van eerste spreker is dat je dan niet in staat bent alle moties rustig op elkaar af te stemmen. Maar goed, het is een haastklus, wat niet uw schuld is. Het geeft een onbevredigend gevoel dat je zo'n groot onderwerp zo haastig moet bespreken. Maar goed, ik ben blij met de toezegging van de minister over de valutatransactietaks en Noorwegen. Ik hoop dat de minister kan bevestigen dat we daarover een brief krijgen. De brief over de arbitrage rond het verdrag tussen EU en VS is ook heel mooi.
Ik krijg nog graag een reactie op de volgende punten, te beginnen met de motie over landroof van de heer Smaling en mij. Verder noem ik het amendement over 50 miljoen voor het onderwijs. Dat moet nu in tweede termijn; graag een reactie. Ik ben bezig met een nieuw amendement over het Europees Ontwikkelings Fonds en de overheveling van gelden daaruit naar andere zaken. Op het punt van de belastingontwijking heb ik op vier punten een reactie gevraagd. Daartoe dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ontwikkelingslanden nadelen ondervinden van belastingontwijking via Nederland;
van mening dat bedrijven profiteren van de minimale vestigingseisen in Nederland (substance-eisen), zonder dat dit grote voordelen oplevert voor de Nederlandse economie;
verzoekt de regering, een voorstel te doen voor de versterking van de substance-eisen en actief steun te geven aan internationale voorstellen en initiatieven om de belasting daar te heffen waar (multinationale) ondernemingen hun winsten maken (unitary taxation),
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 22 (33750-XVII).
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording in eerste termijn. De VVD is net als de minister een groot voorstander van de hulp- en handelagenda. Het is ook goed dat organisaties als de Wereldbank, evenals andere donorlanden, die keus voor hulp en handel maken. Als je die keuze maakt, dan moet je, als je iets meer doet, iets anders minder gaan doen. We moeten toe naar gelijkwaardiger relaties. Dat betekent ook een evenwichtigheid in rechten en plichten. De minister heeft aangegeven dat zij in het kader van de EPA's als honest broker wil optreden. Ze wil luisteren naar de bezwaren, maar ze wil ook toewerken naar een oplossing, het liefst per 1 oktober volgend jaar, die voor de diverse partijen aanvaardbaar is. Ik hoop dan ook dat de Commissaris voor handel van de Afrikaanse Unie deze minister wel de kans geeft, aan het woord te komen. Dat is de commissie namelijk niet gelukt bij haar bezoek aan de Afrikaanse Unie.
De minister had het ook over een koploperspositie van Nederland. Als land hebben we dat wellicht, maar ik constateer ook dat we niet zozeer koploper zijn in Afrika. We zien dat bedrijven en maatschappelijke organisaties vaak al voorlopen op wat we aan het doen zijn. Ik moet zeggen: de VVD heeft vaak kritiek op het maatschappelijk middenveld, maar op dit vlak wordt door sommigen binnen maatschappelijke organisaties al heel goed samengewerkt met het bedrijfsleven.
De minister noemde een paar grote bedrijven die goede zaken doen in Afrika. Zij had het daarbij over een reclamespot. Maar er zijn ook kleine bedrijven die zich heel verdienstelijk maken op het gebied van ontwikkeling. Ik noem Rijk Zwaan, een zaadveredelingsbedrijf dat in Tanzania een soortgelijk zaadveredelingsbedrijf is begonnen als in Nederland, waar 49 Tanzanianen werken en één Belg. De kennis wordt overgedragen en men legt zich toe op groente die juist daar goed verbouwd kan worden. Een ander voorbeeld is eFresh, een bedrijf dat digitale programma's commercieel aanbiedt voor logistieke informatie en informatie over marktprijzen. In Ethiopië hebben wij rozenkwekers ontmoet die heel veel doen aan kennisoverdracht, de positie van vrouwen en de regio waarin zij opereren.
Het is goed dat de minister kijkt naar de business opportunity's binnen de speerpunten. Dat doet zij via de ambassades. Ik hoop dat zij in tweede termijn nog ingaat op mijn openstaande vragen over het Meerjarig Strategisch Plan, waarvan de herziening inmiddels bij haar op het ministerie ligt.
Ik kom op het bedrijfsleveninstrumentarium. Het is goed dat de minister naar aanleiding van het WRR-rapport kijkt naar de verdiencapaciteit van Nederland en naar de invulling van het bedrijfsleveninstrumentarium. Echter, de begroting hiervoor voor 2014 wordt nu ingevuld. Wat wij nu besluiten, staat vast. Daarom heb ik een amendement ingediend. Ik hoor graag haar reactie op dit amendement. Zij gaf namelijk aan een groot voorstander te zijn van een evenwichtige combinatie van hulp en handel. Ik zie dat graag gereflecteerd in het budget voor het bedrijfsleveninstrumentarium, want de balans slaat nu te veel door naar flankerend beleid.
Rwanda is vorig jaar behoorlijk geschrokken van de effecten op het budget voor dat land. Verschillende donorlanden hadden de gelden voor Rwanda ingetrokken dan wel opgeschort. Nu het beter gaat, gaat de geldkraan weer open. Ik vraag de minister heel kritisch te monitoren of de verbetering die Rwanda heeft aangebracht en nu laat zien, duurzaam blijkt te zijn. En wanneer wil zij dat gaan evalueren?
Dank aan de minister voor de toezegging om bij noodhulp boven de 5 miljoen ineens de Kamer te informeren. Deze informatie had de VVD gevraagd. Gezien de beantwoording van de minister zal ik een motie daarover niet indienen, en niet zoals ik eerder zei "intrekken".
Ik heb één motie over. Die gaat mij zeer aan het hart. Die gaat over de politievrouwen in Afghanistan. Krachtige politievrouwen uit Nederland hebben daar heel goed werk gedaan door lokale politievrouwen te helpen met mentoring- en trainingprogramma's. Er zijn Afghaanse vrouwen die thuis vaak niet eens vertellen dat ze al jaren politievrouw zijn, omdat het hun mannen niet interesseert wat ze doen als ze maar aan het werk gaan en geld mee naar huis brengen. Het is dus heel erg nodig dat die vrouwen een klankbord hebben. Ik ben ook blij met de steun daarvoor die de minister eerder aankondigde, maar ik hoor toch graag formeel haar antwoord op mijn motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vrouwen een belangrijke rol spelen bij vredesprocessen en rechtsstaatontwikkeling;
overwegende dat Nederlandse politievrouwen een geweldige bijdrage leveren aan het trainen van politievrouwen in Kabul;
constaterende dat er een groot tekort aan politievrouwen is in Afghanistan, mede in aanloop naar de verkiezingen van 5 april 2014;
overwegende dat het gros van de Afghaanse vrouwen tijdens de verkiezingen niet zijn stem kan uitbrengen, wanneer niet duizenden extra vrouwen worden opgeleid om bij stembussen te fouilleren;
overwegende dat continuering van de huidige inzet van Nederlandse politievrouwen, zoals hij nu als onderdeel van EUPOL wordt uitgevoerd, voor de langere termijn niet zeker is;
overwegende dat een versterkte inzet op werving en selectie van politievrouwen en trainingen in leiding geven, gespreksvaardigheden, fouilleren en overige vaardigheden door het grote tekort aan vrouwelijke agenten zeer wenselijk is;
verzoekt de regering:
-de waardevolle trainingen aan politievrouwen te continueren en te intensiveren;
-steun te verlenen aan wervingstrajecten en hiervoor binnen het bilaterale budget voor Afghanistan geld te reserveren;
-soortgelijke trajecten op te starten binnen het budget voor rechtsstaatontwikkeling in andere fragiele staten, zoals Mali en Zuid-Soedan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Caluwé en Baay-Timmerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 23 (33750-XVII).
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Ik heb nog een heel korte opmerking over deze motie. Het gaat nadrukkelijk niet om de basistraining van politievrouwen. Het gaat om politievrouwen die er al zijn en die extra mentoringprogramma's en trainingsprogramma's aangeboden krijgen.
De heer Van Klaveren (PVV):
Voorzitter. De minister gaf in eerste termijn aan dat zij zelf socialisme en democratie is. Wat mij betreft is dat zeer zorgelijk, maar het verklaart het staatsfonds, het geloof in marktfalen en het kwistig strooien met andermans geld.
Ik wil ook even terug naar gisteren. Gisteren hebben wij eens temeer mogen horen dat eenieder die niets ziet in staatsontwikkelingshulp, mensen in de kou laat staan, voor armoede zou zijn en dus eigenlijk een onmens is. Links Nederland, van de ChristenUnie tot GroenLinks, etaleert zijn zogenaamde morele superioriteit weer eens. Over de anti-Israëlpropaganda en de relaties die er soms zijn met terreurorganisaties en zogenaamde hulpclubs, zweeg men echter. Ook de minister doet dat. Sterker nog, het leek er net even op alsof zij er trots op is. De linkse keuze voor het afkopen van schuldgevoel en het doneren van miljarden aan corrupte regimes, terwijl men in Nederland verzorgingstehuizen sluit, is niet goed en al helemaal niet beter. Het is triest en het is ongehoord. Ook de waarheid dat juist de voorstanders van ontwikkelingshulp de mensen zijn die ervoor kiezen om armoede in stand te houden en de afhankelijkheid te vergroten, werd behalve door de PVV niet genoemd. Al eerder wees ik op de deskundigen Moyo, Easterly en Djankov, die net als de PVV zeggen dat vrijhandel de sleutel tot ontwikkeling is. De PVV roept dan ook al jaren: trade, not aid. Stop de gekkigheid van staatsontwikkelingshulp. Vorder ons in dit kader door de EU verspilde geld terug en beëindig de gesubsidieerde anti-Israëllobby. De PVV heeft daarom drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de EU bij het verstrekken van ontwikkelingshulp, zelfs volgens de Europese Rekenkamer, bijna nooit meetbare doelen stelt en er zelden sprake is van interne of externe controle;
constaterende dat er bakken met Nederlands belastinggeld voor Europese ontwikkelingshulp in bodemloze putten als Egypte, Congo en Wit-Rusland zijn verdwenen;
voorts constaterende dat de EU vanaf 1997, het jaar waarin de HGIS-nota een budgettaire constructie binnen de rijksbegroting is geworden, in ieder geval 5 miljard euro van de Nederlandse belastingbetaler heeft ontvangen voor ontwikkelingshulp;
overwegende dat het verstrekken van ontwikkelingshulp, helemaal in EU-verband, geen taak is van de Nederlandse Staat;
verzoekt de regering, de totale Nederlandse bijdrage aan Europese ontwikkelingshulp vanaf 1997 terug te vorderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24 (33750-XVII).
De heer Van Klaveren (PVV):
Ik kom op mijn tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog vele miljarden in ontwikkelingshulp worden gestoken;
overwegende dat dit geld beter voor lastenverlichting in eigen land kan worden ingezet;
verzoekt de regering, behoudens noodhulp, zo spoedig mogelijk te stoppen met alle door de belastingbetaler gefinancierde ontwikkelingshulp,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 25 (33750-XVII).
De heer Van Klaveren (PVV):
Ik heb nog een laatste motie met betrekking tot de anti-Israëlpropaganda door hulpclubs.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de door de Nederlandse overheid gesubsidieerde hulpclubs als Oxfam Novib, Cordaid en ICCO anti-Israëlische propaganda steunen;
constaterende dat onder andere de genoemde hulpclubs geld steken in organisaties die oproepen tot onrust, geweld en revoluties tegen een bevriende staat;
overwegende dat het van belang is te weten hoeveel Nederlands belastinggeld er al misbruikt is voor anti-Israëlpropaganda;
verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar de anti-Israëlische propaganda door gesubsidieerde hulpclubs, zoals onder andere Oxfam Novib, ICCO en Cordaid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26 (33750-XVII).
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. De fractie van de Partij van de Arbeid is zeer gelukkig met de uitgebreide beantwoording van de minister en de inzet die zij heeft getoond. Er is een aantal punten waarop mijn fractie nog wil terugkomen in de vorm van een motie. Dat betreft de transparantie met betrekking tot de kolen die wij in Nederland gebruiken en die Nederlandse gezinnen gebruiken om hun huizen te verwarmen. Die komen soms uit mijnen met mensonterende omstandigheden. Het kabinet en voorgaande kabinetten zijn reeds lang in gesprek met die kolenboeren om ervoor te zorgen dat daar helderheid over komt en dat die kolen niet uit foute mijnen komen. Voor zover ik nu kan constateren, is er in de Kamer nu een meerderheid om de volgende motie te kunnen ondersteunen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat individuele energiebedrijven in Nederland geen inzicht geven in de herkomst van door hen gebruikte steenkolen;
overwegende dat door dit gebrek aan transparantie ook de Nederlandse overheid niet kan vaststellen of individuele bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van de naleving van mensenrechten en maatschappelijk verantwoord ondernemen;
van mening dat de Nederlandse consument zelf moet kunnen kiezen voor energie uit verantwoorde en conflictvrije steenkolen;
verzoekt de regering, de energiebedrijven in Nederland te verplichten om afzonderlijk inzicht te geven in de herkomst per mijn van door hen gebruikte steenkolen;
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jan Vos, Agnes Mulder, Van Ojik, Jasper van Dijk, Thieme en Voordewind.
Zij krijgt nr. 27 (33750-XVII).
De heer Jan Vos (PvdA):
De tweede motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Amerikaanse inlichtingendiensten in verschillende Europese landen, waaronder Nederland, en bij verschillende instellingen spionageactiviteiten uitvoerden en dat hierdoor de privacy van burgers is geschonden;
overwegende dat er onderhandelingen tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie (EU) over een handelsakkoord worden gevoerd en een volgende onderhandelingsronde in december in Washington D.C. zal plaatsvinden;
van mening dat relaties met bondgenoten gebaseerd moeten zijn op wederzijds vertrouwen en dat dit wordt ondermijnd door spionageactiviteiten;
verzoekt de regering om in de onderhandelingen zeker te stellen dat de privacy van individuen en de vertrouwelijkheid van persoonlijke informatie als gevolg van het handelsakkoord niet worden aangetast en dat overheden het recht behouden om nationale maatregelen te nemen om de privacy en persoonsgegevens van hun burgers te beschermen;
verzoekt de regering tevens, de Kamer regelmatig te informeren over de voortgang van de onderhandelingen en de resultaten van haar inzet aangaande de borging van privacy in het handelsakkoord,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jan Vos, Van Ojik en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 28 (33750-XVII).
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mag ik om opheldering vragen? De motie klinkt sympathiek, maar wat beoogt de heer Vos? Beoogt hij dat de minister tegen hem zegt: ik garandeer dat de privacy niet wordt aangetast, laat mij dooronderhandelen? De onderhandelingen zijn een tijdje opgeschort vanwege die spionageschandalen. Dat kan ook een intentie zijn. Het kan zijn dat de heer Vos zegt: misschien moeten we die nog wat langer opschorten. Ik krijg hierop graag een toelichting
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik heb reeds in mijn eerste termijn aangegeven dat het wat mijn fractie betreft niet denkbeeldig is dat we de onderhandelingen opschorten of zelfs het hele akkoord opschorten als blijkt dat er dusdanige informatie over de spionageactiviteiten boven tafel komt dat we met deze mensen geen zaken meer willen doen. Ik heb echter ook gezegd dat de Verenigde Staten en de Europese Unie in vergelijking tot veel andere landen in de wereld heel veel gemeen hebben, zoals een pluriforme rechtsstaat en een democratie. Het is belangrijk dat we die twee continenten aan elkaar verbinden en dat we gezamenlijke afspraken maken, zodat we kunnen optrekken tegen landen die het minder goed met mensenrechten, het milieu en bijvoorbeeld de rechten van vakbonden voorhebben.
De resterende één minuut en twintig seconden van mijn spreektijd doneer ik graag aan de fractie van GroenLinks. De heer Van Ojik zal mede namens mijn fractie een motie indienen.
De heer Van Laar (PvdA):
Voorzitter. Ook ik wil graag de minister bedanken voor de beantwoording in eerste termijn. Ik heb daarom niet drie moties maar slechts één. Deze motie gaat over vrouwen en meisjes. Dat zal de minister niet verbazen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat breed erkend wordt dat vrouwen de motor achter ontwikkeling zijn;
overwegende dat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking een bijdrage wil leveren aan armoedebestrijding en ontwikkeling;
van mening dat expliciete aandacht voor vrouwen en meisjes hierbij van belang is;
verzoekt de regering om in alle beleidsdocumenten over ontwikkelingssamenwerking op te nemen of en hoe meisjes en vrouwen baat hebben bij dat beleid en welke strategieën daarbij gevolgd worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Laar, De Caluwé, Agnes Mulder, Voordewind, Van Ojik en Thieme.
Zij krijgt nr. 29 (33750-XVII).
De heer Van Laar (PvdA):
Wij dienen deze motie in omdat de minister in eerste termijn zei dat vrouwenrechten een prioriteit zijn van het kabinet en dat zij in beleidsstukken iets nadrukkelijker aandacht zou besteden aan de rol van vrouwen. Die toezegging is weliswaar welkom, maar wat ons betreft niet voldoende. Daarom dienen wij deze motie in.
Dan zijn er nog een aantal dingen die we te vieren hebben. Over mineralen zei de minister dat zij het maximale gaat doen om te zorgen voor gepaste zorgvuldigheid, dus due diligence en transparantie op Europees niveau. Daar houden wij de minister ook aan, dus de lat ligt hoog voor het resultaat waarmee de minister terugkomt.
Over het onderwijs heeft de minister toegezegd dat zij inzicht zal geven in de ontwikkeling van de onderwijsbudgetten van de partnerlanden. Zij zal ons daar in een rapportage of zo nodig in een brief over informeren. Ook daar danken wij de minister voor.
Over het budget voor maatschappelijke organisaties heeft de minister gezegd dat dit ongeveer een kwart is van het totale budget voor ontwikkelingshulp in de afgelopen jaren. De Partij van de Arbeid gaat ervan uit dat dit zo zal blijven en dat het maatschappelijk middenveld dus niet harder getroffen wordt door de bezuinigingen dan andere kanalen.
De minister heeft ook een heldere toezegging gedaan over de strijd tegen tuberculose en de rol die KNCV Tuberculosefonds daarin speelt. Dank daarvoor. Wij zijn benieuwd naar de resultaten van de gesprekken die aankomende maandag al zullen worden gevoerd.
Datzelfde geldt voor de toezegging over het inclusief maken van ontwikkelingssamenwerking, zodat ook mensen met een beperking kunnen profiteren van alle projecten die we hebben en van de resultaten die de minister daarmee gaat boeken.
Tot slot zeg ik iets over de coherentie van beleid. We benadrukken nogmaals dat we de lijn van de minister daarin steunen. Als aan coherentie van beleid echt vorm en inhoud worden gegeven, zoals dit kabinet nu al doet en steeds verder ontwikkelt, kan die een grotere bijdrage leveren aan de armoedebestrijding dan ontwikkelingssamenwerking op zich. Ook met deze begroting zijn weer stappen gezet op het gebied van mineralen en grondstoffen, waarover wij en andere partijen vragen hebben gesteld. Daar danken wij de minister voor.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De heer Van Laar concludeert dat het bedrag voor het maatschappelijk middenveld gelijk blijft, namelijk een kwart van het totaal. Hoe komt hij tot die conclusie? Ik zie namelijk alleen bezuinigingen, tenzij hij het DGGF helemaal meetelt inclusief het flankerend beleid.
De heer Van Laar (PvdA):
De minister heeft aangegeven dat het budget in de afgelopen jaren gelijk is gebleven. Wij gaan ervan uit dat dit zo blijft en dat de minister daar wegen voor zoekt. De minister heeft gezegd dat zij niet meer op kanalen stuurt. Dat willen wij ook niet. Wij willen niet vastleggen wat naar wie moet. Dat houdt echter wel in dat er vanuit de speerpunten een open competitie zal moeten zijn op basis van effectiviteit, over de vraag waaraan het geld wordt besteed.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat is een beetje in tegenstelling met elkaar. Als je niet op kanalen wilt sturen maar wel het budget voor privatesectorontwikkeling enorm verhoogt en het budget voor het maatschappelijk middenveld verlaagt, stuur je toch op kanalen. Ik vraag me dus af hoe de Partij van de Arbeid dit met elkaar probeert te rijmen.
De heer Van Laar (PvdA):
De heer Voordewind blijft een tegenstelling zien tussen privatesectorontwikkeling en het maatschappelijk middenveld. Ik zie die niet. Het maatschappelijk middenveld is erg actief in de privatesectorontwikkeling. Neem TradeMark East Africa, een organisatie in Tanzania die wij bezocht hebben met de Kamercommissie. Die organisatie is erg actief om de grenzen te "verdunnen", dus om ervoor te zorgen dat het handelsverkeer daar beter kan doorstromen. Dat is wel degelijk een heel belangrijke ngo in die regio, die door Nederland wordt gesteund. Dat soort werk wordt gedaan binnen de privatesectorontwikkeling door het maatschappelijk middenveld.
De heer Sjoerdsma (D66):
De voorganger van de heer Van Laar, maar ook de heer Van Laar zelf, heeft in een eerder stadium gezegd te kunnen leven met de kleinere MFS, dus de MFS II, maar dat wel gegarandeerd moet zijn dat het aandeel van de maatschappelijke organisaties binnen de begroting gelijk blijft. Neemt de heer Van Laar daar nu afstand van?
De heer Van Laar (PvdA):
Nee, want dat was precies mijn betoog. Het aandeel is een kwart en het blijft een kwart.
De heer Sjoerdsma (D66):
Nu worden de feiten door elkaar gehaald. Het aandeel van de maatschappelijke organisaties binnen de speerpunten is een kwart, maar de heer Van Laar had het over het geheel van de begroting, net als zijn voorganger, mevrouw Maij.
De heer Van Laar (PvdA):
Binnen het geheel van de begroting. Dat heeft de minister ook benadrukt in haar eerste termijn.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ook ik heb daar een vraag over. Ik begrijp niet hoe je dat zeker kunt stellen. We kennen de bezuinigingen op het medefinancieringsprogramma. Dat moet via tenders worden goedgemaakt. De essentie van een tender is nu juist dat de beste wint. Gaan we ngo's de garantie geven dat zij in ieder geval een deel van die tenders zullen winnen zodat ze uiteindelijk weer op hetzelfde aandeel in de begroting uitkomen? Ik begrijp niet hoe die twee dingen samengaan. Graag zou ik ook de minister daar straks over horen.
De heer Van Laar (PvdA):
Die garantie is er niet, maar wij hebben wel veel vertrouwen in het maatschappelijk middenveld en in de toegevoegde waarde daarvan, en in het feit dat zij die tenders zullen en kunnen winnen. Bij het VAO van vanmorgen leek de minister aan te geven dat zij voor VN-organisaties kiest tenzij zij redenen heeft om het anders te doen. Daar moeten we haar misschien nog naar vragen, want dat is niet de uitgangspositie. De uitgangspositie is dat we kijken wie het beste gesitueerd is. Of dat een organisatie is uit het maatschappelijk middenveld of een internationale organisatie moet daarbij niet uitmaken.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dan kan de conclusie alleen maar zijn dat de heer Van Laar een garantie afgeeft, die hij zelf niet kan waarmaken. De ngo's moeten het immers zelf verdienen. De garantie die de heer Van Laar afgeeft, moeten de ngo's straks zelf binnenhalen, want hij kan die garantie niet waarmaken.
De heer Van Laar (PvdA):
De minister heeft aangegeven dat het budget de afgelopen jaren gelijk is gebleven. Ik heb aangegeven, net zoals we al eerder hebben gedaan, dat het voor mijn partij belangrijk is dat dit zo blijft en dat we daarop zullen toezien. Als blijkt dat de minister al het geld aan VN-organisaties geeft zonder dat maatschappelijke organisaties de mogelijkheid hebben om mee te dingen, dan vindt de minister ons op haar pad. Zij heeft echter ook gezegd dat ze zal kijken naar effectiviteit en die kanalen tegen elkaar blijft afwegen. Dat is winst.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik had mij gisteren voorbereid op een stevig debat met de PvdA over het ontwikkelingsbeleid, maar toen hield de heer Van Laar zijn maidenspeech en dan interrumpeer je elkaar niet; zo zijn de regels. Daarom wil ik nu een algemene politieke vraag stellen aan de heer Van Laar over het beleid dat de minister voert. Er wordt 1 miljard bezuinigd. Zijn partij heeft gezegd: dat is pijnlijk, maar het zij zo. Ik wil hem herinneren aan de buitenlandresolutie van de PvdA. Daarin staat dat de financiële crisis in geen geval op de ontwikkelingslanden mag worden afgewenteld. Is dat nou waargemaakt of niet?
De heer Van Laar (PvdA):
In het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt, ook over de financiering van ontwikkelingshulp. In ons verkiezingsprogramma staat dat wij terug willen naar 0,8% van het bnp voor ontwikkelingssamenwerking zodra Nederland zijn begroting weer op orde heeft. Dat standpunt is volgens mij ingenomen na de buitenlandresolutie. Dat is ook het standpunt waar ik aan vasthoud en invulling aan ga geven.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Akkoord. Daar komen we nog op terug. Dan heb ik nog een vraag over het ontwikkelingsfonds. Dat is met veel tamtam gepresenteerd door het kabinet. De 750 miljoen euro is inmiddels wat uitgesmeerd. Er is bovendien een amendement van de heer Voordewind cum suis — de heer Van Laar staat er zelf ook onder — om komend jaar 50 miljoen euro uit dat fonds te halen. Is dat werkelijk de wens van de coalitie? Of is dat alleen maar een concessie om verzekerd te zijn van steun in de Eerste Kamer voor diverse begrotingswetten?
De heer Van Laar (PvdA):
De PvdA draagt zowel het ondernemersfonds, het DGGF, als de ontwikkelingshulp een warm hart toe. Die verschuiving vinden wij niet erg, zeker omdat het voornamelijk naar kinderrechten gaat. Het is echter duidelijk iets wat de oppositie heeft binnengehaald in het kader van deze begroting.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik begin met de schuldkwijtschelding. Er wordt nu 150 miljoen euro ontwikkelingsgeld gereserveerd op de begroting van OS voor een schurkenstaat. De president wordt gezocht voor genocide. Hij voert dagelijks bombardementen uit op zijn eigen bevolking. Hij investeert het geld in het leger, de politie en in bommenwerpers, onlangs nog in Wit-Rusland gekocht. Daarvoor reserveren wij geld op deze begroting. Wij vinden dit onbegrijpelijk en onbestaanbaar, en zullen daarover een amendement indienen.
Nu het bedrijfsleveninstrumentarium. Wij hebben van de minister de toezegging gekregen dat wij in het voorjaar daarop terug zullen komen. Ik wil daarbij graag betrekken de toekomst die wij aan de ORIO gaan geven. Ik heb daarover samen met mevrouw De Caluwé van de VVD de volgende motie voorbereid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het huidige bedrijfsleveninstrumentarium van de regering in het kader van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bestaat uit een relatief grote hoeveelheid regelingen, garanties en fondsen;
overwegende dat hierdoor de relatie tussen de instrumenten en de beoogde doelen minder transparant wordt;
overwegende dat de hoeveelheid aan instrumenten tevens kan leiden tot een toename van de beheerskosten, terwijl het departement van Buitenlandse Zaken bezuinigt op de apparaatsuitgaven;
verzoekt de regering, vóór 1 april 2014 met een visie te komen op het grensoverschrijdende bedrijfsleveninstrumentarium, waarbij geborgd wordt dat het totaal aan financiële middelen jaarlijks ten minste gelijk blijft in deze kabinetsperiode, en daarbij tevens een duidelijk overzicht te geven van de verschillende instrumenten en de daarvoor beschikbare budgetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en De Caluwé. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 30 (33750-XVII).
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij hebben een aantal toezeggingen gekregen van de minister, onder andere over de koppeling tussen ontwikkelingsgelden en het terugnemen van asielzoekers. Wij zien de brief met informatie daarover graag tegemoet. Wij hebben vanmorgen in het VAO ook een toezegging gekregen met betrekking tot de Rekenkamerdiscussie over de 45% van het totale OS-budget. En er was nog een heel aantal andere toezeggingen, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
De voorzitter:
Nee, het lichtje is inderdaad onverbiddelijk.
Ik vermeld nog even dat wij uw amendement inzake Sudan nog niet hebben gezien, maar u kunt het indienen tot het moment van de stemmingen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Helaas ging dit debat te weinig over de hoofdlijnen, en te veel van de hak op de tak. Als het al concreet werd, bijvoorbeeld over de studenten uit ontwikkelingslanden, werd er verwezen naar rapporten. In het desbetreffende rapport staat helaas niks over studenten uit ontwikkelingslanden. Om het debat daarom maar in stijl af te ronden, kom ik met een zestal moties over de vragen waarop ik nog geen antwoord heb gekregen. Ik hoop zodoende alsnog de mening van de minister te horen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de visie "Wat de wereld verdient" en de ambities van de regering om hulp en handel te combineren in 2014 hun beslag dienen te krijgen;
verzoekt de regering, de Kamer per brief te informeren over de afrekenbare doelen op het terrein van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking in 2014,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 31 (33750-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de herintroductie van gebonden hulp onwenselijk is vanwege de gebleken negatieve effecten;
verzoekt de regering, op geen enkele wijze gebonden hulp toe te passen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 32 (33750-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit het rapport "Commitment to Development Index" van het Center for Global Development blijkt dat Nederlands beleid op intellectueel eigendom beperkend werkt voor de innovatiestroom naar ontwikkelingslanden;
verzoekt de regering om te onderzoeken hoe het Nederlands beleid op intellectueel eigendom minder beperkend kan zijn voor de innovatiestroom naar ontwikkelingslanden en de Kamer daarover in een brief te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 33 (33750-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ontwikkelingsrelevantie slechts uitgangspunt en geen voorwaarde is voor uitgaven vanuit BIV en DGGF;
verzoekt de regering om de Kamer te informeren wanneer bestedingen uit het Dutch Good Growth Fund en het Budget Internationale Veiligheid niet ontwikkelingsrelevant waren en waarom dan toch is gekozen voor dergelijke financiering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 34 (33750-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland zich heeft gecommitteerd aan de VN-resolutie "Ending female genital mutilation";
van mening dat Nederland zich als voorvechter van vrouwenrechten en SRGR ook proactief dient in te zetten om vrouwenbesnijdenis wereldwijd te bestrijden;
verzoekt de regering, de bestrijding van vrouwenbesnijdenis nadrukkelijker als politieke prioriteit te benoemen en uit te dragen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 35 (33750-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit de Commitment to Development Index van het Center for Global Development blijkt dat Nederland onvoldoende kansen biedt aan studenten uit ontwikkelingslanden om in Nederland een studie te volgen;
verzoekt de regering, te onderzoeken hoe meer studenten uit ontwikkelingslanden de kans kan worden geboden om een studie in Nederland te volgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 36 (33750-XVII).
Zes moties in 2 minuten en 52 seconden; dat doet u goed, mijnheer Sjoerdsma! Er is nog een vraag van de heer Van Laar.
De heer Van Laar (PvdA):
Twee vragen zelfs, voorzitter. De heer Sjoerdsma heeft een motie ingediend over gebonden hulp. Wat verstaat hij onder "gebonden hulp" en waar ziet hij die in deze begroting? Mijn andere vraag gaat over vrouwenbesnijdenis. De minister heeft in eerste termijn uitgebreid daarop gereageerd, ook op de verschillende financieringsstromen die voor dit onderwerp beschikbaar zijn en op de inzet van de regering. Wat heeft de heer Sjoerdsma nog meer te wensen?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik had de heer Van Laar op het laatste punt eigenlijk wel als bondgenoot aan mijn zijde verwacht. De inzet tegen vrouwenbesnijdenis gaat natuurlijk niet alleen over het geven van geld aan organisaties. Een aantal van die organisaties zijn hier overigens vertegenwoordigd op de publieke tribune. Zij doen goed werk. Het gaat natuurlijk ook over politieke inzet. Ik constateer bijvoorbeeld dat er afgelopen september een grote conferentie in Italië was over dit onderwerp, waar Nederland helaas afwezig was. Daarom vraag ik expliciet om politieke prioriteit. De minister heeft een aantal prioriteiten, zoals de kindhuwelijken. Daarin steun ik haar van harte. Ik zou heel graag zien dat zij ook dit onderwerp adopteert als een prioriteit. Het tweede punt van de heer Van Laar betreft de gebonden hulp. Ik heb gisteren goed geluisterd naar de inbreng van zijn coalitiecollega Ingrid de Caluwé. Ik maak me daar grote zorgen over. De heer Van Laar lijkt zich er geen zorgen over te maken. Zij wil gebonden hulp; zij komt daar openlijk voor uit. Ik wil zekerstellen dat de regering daarmee niet akkoord gaat.
De heer Van Laar (PvdA):
Ik deel de aversie tegen gebonden hulp; wat dat betreft is er geen misverstand. Inzake de vrouwenbesnijdenis ging het mij erom dat er volgens mij geen verschil van mening is tussen de minister, de heer Sjoerdsma en mijzelf over de prioriteit die dit onderwerp verdient. Door zijn motie lijkt hij dat wel te scheppen. Daarover ging mijn vraag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van onze vragen. Ik constateer dat de minister in een lastige spagaat zit. De ambities zijn groot, maar tegelijkertijd moet zij 1 miljard euro aan bezuinigingen doorvoeren. Het mag duidelijk zijn dat de ChristenUnie deze bezuiniging van 1 miljard resoluut van de hand wijst. Daarom zijn we blij dat we met een amendement in ieder geval 50 miljoen hebben kunnen terugsluizen naar de allerarmsten en meest kwetsbaren in de wereld, namelijk kinderen. Daarin hebben de vijf partijen die het amendement hebben ondertekend, elkaar gevonden.
Als het gaat om het aanzetten van bedrijven om hun verantwoordelijkheid te nemen met betrekking tot arbeidsrechten, vinden de minister en de ChristenUnie elkaar. Om haar nog een steun in de rug te geven, dien ik een motie in. Daarin heb ik geen landen expliciet genoemd; misschien kan de minister dat zelf invullen of inschatten. De motie gaat over het brede convenant met betrekking tot schone kleren.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een aantal Nederlandse kledingbedrijven het Safety Accord voor Bangladesh ter verbetering van de veiligheid van werknemers heeft ondertekend, maar dat een aantal dat nog niet heeft gedaan;
overwegende dat de kledingbranche een plan van aanpak op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft, maar dat in het plan een concreet tijdpad, betrokkenheid en verantwoordelijkheid van alle bedrijven en afrekenbare doelen ontbreken;
verzoekt de regering om samen met de Nederlandse kledingbranche tot een breed convenant te komen voor risicolanden, met de intentie van ondertekening begin 2014, inclusief een concreet stappenplan met afrekenbare doelen voor onder andere de naleving van de ILO-arbeidsnormen, leefbaar loon, inkooppraktijken, actieve deelname van de leden van de brancheorganisaties, ketentransparantie en een jaarlijkse voortgangsrapportage,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van Ojik, Jan Vos, Agnes Mulder, Jasper van Dijk, Van der Staaij en Thieme.
Zij krijgt nr. 37 (33750-XVII).
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn laatste motie gaat over water, een onderwerp dat ons na aan het hart gaat. We besteden er eigenlijk elk jaar wel aandacht aan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat investeringen in water, sanitatie en hygiëne nodig blijven omdat wereldwijd nog steeds ruim 760 miljoen mensen geen toegang hebben tot water en 2,6 miljard mensen geen toegang hebben tot sanitaire voorzieningen;
constaterende dat Nederland zijn doelstellingen ten aanzien van toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiëne in de afgelopen jaren al heeft bijgesteld van 50 miljoen mensen naar 25 miljoen mensen in 2015;
verzoekt de regering om voor de komende jaren gelijkwaardigheid van de drie domeinen in het speerpunt water na te streven, waarbij drinkwater, sanitatie en hygiëne dezelfde (beleidsmatige en budgettaire) erkenning krijgen als de andere twee domeinen in het speerpunt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 38 (33750-XVII).
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb al gezegd dat ik het amendement van de heer Voordewind over de 50 miljoen waardeer. Dat geldt ook voor geld voor het Global Fund et cetera. Tegelijk zegt de heer Voordewind dat de bezuinigingen in het algemeen op ontwikkelingshulp hem niet bevallen. Mag ik daaruit opmaken dat dat consequenties heeft voor uw oordeel over de begroting?
De voorzitter:
Graag via de voorzitter.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Of heeft de heer Voordewind zijn woord moeten geven dat hij voor de begroting stemt nu hij dit amendement binnenhaalt?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat is een goede vraag. Mijn fractie heeft ook geworsteld met de vraag wat te doen met de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking. Wij hebben uiteindelijk geconcludeerd dat wij als wij tegen de gehele begroting voor Ontwikkelingssamenwerking zouden stemmen, eigenlijk tegen het Zuiden, tegen de allerarmsten, zouden zeggen dat wij hun helemaal geen geld gunnen. Wij zouden dan ook eigenlijk tegen ons eigen amendement moeten stemmen, want daarmee wordt de begroting geamendeerd. Het zou betekenen dat wij tegen 4 miljard hulp zouden stemmen. Dat ging ons te ver. Dat zou een verkeerd signaal zijn. Ik zeg hier echter nogmaals dat wij die bezuiniging absoluut en resoluut afwijzen en dat wij samen met u ervoor blijven strijden om terug te gaan naar die 0,7% en het liefst zelfs naar de 0,8% die in ons verkiezingsprogramma staat. Dat is onze inzet en dat blijft het ook.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ben het met u eens dat je altijd een afweging moet maken. Stem je alles af of niet …
De voorzitter:
Graag via de voorzitter.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Tegelijkertijd vraag ik mij af of de heer Voordewind het zichzelf niet een beetje gemakkelijk maakt door hier voor de bühne te zeggen dat de SP tegen de bezuinigingen is, terwijl wij allemaal weten dat er in de achterkamertjes gewoon een deal is gesloten: Voordewind mocht iets binnenhalen maar moest dan wel voor de begroting stemmen. Dat was de eis van Dijsselbloem.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Wij hebben als ChristenUnie-fractie een eigen afweging gemaakt over de begroting. Ik hoop dat de SP die afweging ook zal volgen. Als de SP tegen de begroting zou stemmen, dan zou de SP wel degelijk zeggen dat zij geen geld — dan komt zij een beetje in lijn met de PVV — naar het Zuiden, naar de allerarmsten in de wereld zou willen doorsluizen. Dat signaal wilden wij niet afgeven maar onze strijd blijft onverminderd doorgaan.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Het is uiteraard hun goed recht dat de heer Voordewind en zijn partij zich met het Herfstakkoord uiteindelijk hebben verplicht om voor de begroting stemmen. Het is echter een heel rare interpretatie van het tegen de begroting stemmen door nu te doen alsof dat betekent dat alles wat in die begroting staat, per definitie fout is. Heel veel partijen in dit huis stemmen weleens tegen een begroting. Je kunt heel goed tegen een begroting stemmen omdat je vindt dat per saldo de afwegingen in die begroting jou niet bevallen. Als je dus principieel heel erg tegen die 1 miljard bezuiniging bent, dan zou dat wel degelijk tot de afweging kunnen leiden om tegen de begroting te stemmen. Als dat door het herfstakkoord onmogelijk is geworden, zeg dat dan gewoon.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Er zijn voor zover ik weet geen afspraken gemaakt over het tegen of voor deze begroting stemmen. Ik verzeker u dat wij in de fractie onze eigen afweging hebben gemaakt over wat wij moeten doen met deze begroting en over de vraag of wij voor of tegen gaan stemmen. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat het een verkeerd signaal zou zijn om, ondanks de bezuiniging van 1 miljard, tegen deze begroting te stemmen omdat wij dan ook zouden zeggen dat wij nog liever helemaal geen hulp aan ontwikkelingslanden zouden geven dan die bezuiniging te accepteren. Dat signaal ging ons te ver.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Het is toch gewoon een feit dat de begroting voor 2014 van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een bijdrage levert aan de bezuiniging van 6 miljard waar de fractie van de ChristenUnie haar handtekening voor heeft gegeven? Door het naar achteren schuiven van uitgaven wordt er ook in deze begroting een bijdrage geleverd aan het pakket van 6 miljard. Aan dat pakket is de ChristenUnie gebonden. Dat geeft niet; iedereen mag zijn eigen afweging maken. Maar zeg dat dan gewoon.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Wij waren bij de besprekingen nergens aan gebonden. Het is juist jammer dat GroenLinks weggelopen is. Daar heeft de partij een eigen afweging in gemaakt en dat is zeer te respecteren, maar het had ons in de onderhandelingen rondom het Herfstakkoord mogelijk wel geholpen als wij gezamenlijk waren opgetrokken om veel meer van die bezuinigingen van tafel te krijgen. Wat dat aangaat is het jammer dat u vroegtijdig bent weggelopen, maar daar hebt u uw eigen redenen voor.
De voorzitter:
Graag via de voorzitter spreken.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dit zeg ik via de voorzitter.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dit is precies het punt. Een van de belangrijke redenen waarom GroenLinks is weggelopen, is dat wij geen verantwoordelijkheid wilden nemen voor dat bezuinigingspakket van 6 miljard. Dat heb ik altijd binnenskamers en buitenskamers gezegd. De ChristenUnie heeft die verantwoordelijkheid wel genomen. Nogmaals, dat geeft niet, maar zeg dat dan gewoon. Met het nemen van die verantwoordelijkheid heeft de ChristenUnie ook steun gegeven aan de bezuiniging in deze begroting. Dat is niet anders.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Wij moeten een knip aanbrengen in de begrotingsonderhandelingen. Wij hadden daarin mogelijk samen kunnen optrekken om die bezuinigingen ongedaan te maken. Dat is helaas niet gelukt. Daarna hebben wij zelfstandig een afweging gemaakt of wij voor of tegen deze begroting zouden stemmen. Die afweging is uitgevallen zoals ik haar net heb beschreven. Als de heer Van Ojik daarin een andere afweging maakt, dan heb ik daar alle respect voor. Voor ons gold het signaal: dan toch die 4 miljard naar ontwikkelingssamenwerking. Wij blijven strijden om dat miljard tegen te gaan.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Toen wij vlak voor de zomer de nota Wat de wereld verdient besproken hadden, dienden zeven oppositiepartijen een motie in waarin zij de minister vroegen duidelijk te maken hoe de gekozen inzet van middelen zich verhoudt tot de doelstellingen van het kabinetsbeleid. Die motie is toen helaas verworpen en ik kan nu niet anders dan constateren — ik deed dat toen overigens ook al — dat dit heel erg jammer is. Helaas is in dit debat namelijk ook niet duidelijk geworden hoe op hoofdlijnen de keuzes van de minister voor Handel en Ontwikkelingssamenwerking bijdragen tot de op zichzelf heel goede doelen die het kabinet zich voor internationale samenwerking heeft gesteld. Ik hoop dat de minister in tweede termijn alsnog op een aantal van die hoofdlijnen zal terugkomen. Om haar daarbij te helpen, heb ik een aantal moties voorbereid. Ik ga die nu voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er wereldwijd 1 miljard mensen in extreme armoede leven;
overwegende dat internationaal is afgesproken dat donoren 0,7% van het bruto nationaal inkomen afdragen voor armoedebestrijding;
constaterende dat Nederland deze afspraak in 2014 niet nakomt;
constaterende dat er landen zijn die deze afspraak wettelijk vastleggen;
roept de regering op, de omvang van de Nederlandse inspanning voor armoedebestrijding zo spoedig mogelijk terug te brengen op het internationaal overeengekomen niveau;
verzoekt de regering, de mogelijkheid te onderzoeken dit streven wettelijk te verankeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 39 (33750-XVII).
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mijn tweede motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de coherentierapportages uitgevoerd in Bangladesh en Ghana een duidelijke beeld geven van de knelpunten in het coherentiebeleid;
overwegende dat het voor effectief beleid wenselijk is om te weten of het beleid in alle partnerlanden coherent is;
verzoekt de regering, coherentierapportages uit te voeren voor alle OS-partnerlanden;
verzoekt de regering, de coherentieproblemen die in de pilotrapportage zijn gesignaleerd, aan te pakken en de Kamer over deze aanpak te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 40 (33750-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ACP-landen als ze niet meewerken aan een Economisch Partnerschapsakkoord (EPA) hun handelsvoordelen kunnen verliezen;
constaterende dat de minister in de EPA-onderhandelingen graag de rol van honest broker op zich neemt;
verzoekt de regering, oog te hebben voor de grote verschillen in ontwikkelingsniveau van ACP-landen;
verzoekt de regering tevens, ook in Europa de rol van honest broker op zich te nemen en erop aan te dringen dat de EU zich flexibel opstelt tegenover ACP-landen en niet ten koste van alles vast te houden aan de huidige deadline,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 41 (33750-XVII).
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dan mijn laatste motie, mijnheer de voorzitter. Daarvoor heb ik 1 minuut en 20 seconden gekregen van mijn collega Vos. Ik bedank hem daarvoor.
De voorzitter:
Het was iets minder, maar u zit inderdaad in de blessuretijd van GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik zit in de blessuretijd van de PvdA!
De voorzitter:
Veel plezier ermee.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Investor State Dispute Settlement (ISDS), ofwel arbitrage op grond van een investeringsverdrag, onderdeel kan worden van het handelsakkoord tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie;
van mening dat opname van het ISDS in het handelsakkoord een aantal ongewenste gevolgen heeft, waaronder het bieden van de mogelijkheid aan internationaal opererende bedrijven om de nationale rechtsgang te omzeilen;
verzoekt de regering, op korte termijn een onderzoek in te stellen naar de potentiële sociale en milieurisico's en de gevolgen van het ISDS voor Nederland en naar de financiële risico's voor de Nederlandse overheid, en de Kamer over de resultaten van dit onderzoek te informeren;
verzoekt de regering tevens, zich in Europees verband in te zetten om ongewenste gevolgen van het akkoord aan te pakken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Jan Vos en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 42 (33750-XVII).
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter, een korte vraag voor de heer Van Oijik. Gaat de GroenLinks-fractie voor de begroting Ontwikkelingssamenwerking stemmen?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Die vraag kan ik nu nog niet beantwoorden. Wij zullen de afloop van dit debat afwachten. In eerste termijn heb ik duidelijk gemaakt hoe ik denk over het feit dat wij volgend jaar onder de norm van 0,7% van het bnp geraken. Ik heb duidelijk gemaakt hoe zwaar mijn fractie daaraan tilt. In overleg met mijn fractie zal ik uiteindelijk tot een eindoordeel over deze begroting komen. Ik deel niet de interpretatie die de heer Voordewind heeft gegeven aan het stemmen tegen een begroting. Je maakt een weging tussen alle onderdelen uit de begroting. Dat is altijd een optelsom van positieve en negatieve dingen. Wij zullen die weging met onze fractie maken. Wanneer de stemming plaatsvindt, zal de heer Voordewind zien hoe die in ons geval uitpakt.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Met alle respect, maar dat vind ik heel veel vaagheid. De collega van de heer Van Ojik, mevrouw Voortman, heeft ons net verweten dat wij instemmen met 1 miljard bezuinigen. Na de verwijten van de heer Van Ojik hoor ik nu dat mogelijk ook de GroenLinks-fractie zal instemmen met de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking. Het verwijt van de heer Van Ojik aan ons adres dat wij voor die 1 miljard zouden gaan stemmen, valt dan een beetje in het niet.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik geloof dat hier toch echt sprake is van twee totaal verschillende situaties. Ik heb met de heer Voordewind een debat gehad over de vraag in hoeverre hij, als vertegenwoordiger van een partij die aan het Herfstakkoord heeft deelgenomen, gebonden is om voor deze begroting te stemmen. Ik dacht dat hij daaraan gebonden was. De fractie van GroenLinks is vrij om voor of tegen deze begroting te stemmen. Wij hebben grote bezwaren tegen deze begroting en zoals altijd zullen wij onze afweging in onze fractievergadering maken. Mocht dan blijken dat wij uiteindelijk toch instemmen met de bezuiniging van 1 miljard, dan heeft de heer Voordewind recht van spreken en kan hij mij daarop aanvallen als hij dat wil, maar ik vraag hem om het nog even af te wachten.
De heer Van Laar (PvdA):
Zoals altijd dient de heer Van Ojik sympathieke moties in. Een van de moties roept de regering op om zo snel mogelijk terug te gaan naar 0,7%. Dat is ook voor de PvdA een sympathiek doel, maar wat verstaat de heer Van Ojik onder zo snel mogelijk? Puur financieel gezien kan de regering morgen 1 miljard verschuiven en dan zijn wij terug bij 0,7%, maar er is meer dan alleen die factor. Wat is zo snel mogelijk?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Heel goed dat de heer Van Laar mij dat vraagt. Dit is precies de kwestie die ik de minister gisteren in eerste termijn heb voorgelegd. Ik heb zelfs een aantal voorbeelden genoemd. Ik heb gevraagd of dit bijvoorbeeld het geval is als het begrotingstekort onder de 3% daalt of de economische groei boven een bepaald niveau komt. Het kan van alles zijn, maar ik heb daar nog geen antwoord op gehad. Ik weet dus niet wat het kabinet daarmee eventueel aan zou willen. Ik weet dat de PvdA graag terug wil naar de internationale norm of zelfs een stapje daarboven. Ik reken dus volledig op de steun van de PvdA-fractie voor mijn motie. Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord van de minister in tweede termijn. Ik hoor graag wanneer het volgens haar kan. Doet het kabinet dit bijvoorbeeld als het begrotingstekort volgend jaar daalt? Van mij mag het morgen.
De heer Van Laar (PvdA):
"Zo snel mogelijk" betekent wat ons betreft ook zodra het politiek mogelijk is. Dan hebben wij een andere situatie, want ook in het kabinet is er geen meerderheid voor. Ook wij zijn aan het regeerakkoord gebonden, waardoor wij hier tijdens deze kabinetsperiode niet mee in kunnen stemmen. Als "zo snel mogelijk" betekent "zo snel mogelijk daarna", dan kan ik daarmee instemmen, maar anders zijn wij gebonden. Dat weet de heer Van Ojik ook.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Er is bijna geen paragraaf uit het regeerakkoord meer die nog overeind staat. Dat weet iedereen in deze Kamer. Uitgerekend deze afspraak uit het regeerakkoord, namelijk dat wij 1 miljard op ontwikkelingssamenwerking gaan bezuinigen, is voor de PvdA kennelijk heilig. Nu breekt mijn klomp!
De heer Sjoerdsma (D66):
De PvdA breekt een heleboel klompen in dit debat.
De heer Van Ojik sprak interessante woorden over de norm van 0,7%. Ik deel de mening dat wij daarnaar terug moeten. De heer Van Ojik heeft dit goedgemaakt in zijn tegenbegroting. Ik wacht dus eigenlijk nog op een amendement.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik zal eens kijken of ik de heer Sjoerdsma op dit punt nog tevreden kan stellen. Dat kan altijd tot een paar uur voor de stemmingen over de begroting.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dan moet u het wel steunen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik begrijp dat de SP het verzoek aan GroenLinks steunt. Het is volgens mij heel ongebruikelijk dat fracties aan een andere fractie verzoeken om een amendement in te dienen, maar ik zal dat verzoek serieus in overweging nemen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Ik heb heel wat klompen horen breken, maar uiteindelijk was dit toch een vrij rustig debat. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Ik heb nog kort een paar puntjes en een motie.
Ik heb gesproken over geld voor maatschappelijke organisaties. Wij willen dat er in de toekomst een evenredig deel naar die maatschappelijke organisaties blijft gaan. Eigenlijk willen wij dat er nog meer geld bij die maatschappelijke organisaties komt doordat zij zelf minder subsidieafhankelijk worden. Met andere woorden: kan die bijdrage van 25% uit eigen middelen niet verder omhoog? Dan kunnen wij met hetzelfde geld nog meer doen. Ik hoor daarop graag nog een reactie van de minister. Wij kunnen ons goed voorstellen dat er meer in de richting van de 50% wordt gegaan in de toekomst.
Op het punt van de coherentie heb ik een vraag gesteld over het visserijbeleid. De minister is daarop ingegaan. Ik pleit ervoor om, gelet op de ondoorzichtigheid van de effecten van het gemeenschappelijk visserijbeleid en bilaterale akkoorden, nog eens breed onderzoek te laten verrichten naar de wijze waarop dat uitpakt voor de ontwikkelingslanden.
Ik zei gisteren al dat ik het punt van de OAS-missie bij twee begrotingsbehandelingen heb aangekaart omdat ik niet wist welke minister op dat punt de eerstverantwoordelijke is. Minister Timmermans heeft gisteren gezegd dat Nederland die OAS-missie, die waarnemingsmissie in Colombia, ook het komend jaar zal steunen. Hij heeft toen echter niet aangegeven om welk bedrag het daarbij gaat, of het nog steeds om die 2 miljoen gaat. Misschien kan deze minister daarop antwoord geven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het kader van het SRGR-beleid diverse belangrijke resultaatgebieden worden benoemd, zoals de verbeterde toegang tot aidsremmers en andere levensreddende middelen;
voorts constaterende dat ook wijdverbreide en bedreigende infectieziekten (zoals het rubellavirus, het HPV-virus en het rotavirus) tot hoge kinder- en moedersterfte leiden en/of tot complicaties tijdens de zwangerschap en/of afwijkingen bij kinderen;
overwegende dat het belang, de status en de uitdagingen op het gebied van genoemde zeer wijdverbreide en bedreigende infectieziekten eveneens een serieuze plaats rechtvaardigen in het SRGR-beleid;
verzoekt de regering om binnen het SRGR-beleid tevens de verbetering van de toegang tot levensreddende middelen tegen voorkombare infectieziekten (zoals het rubella-, HPV- en rotavirus) te verankeren en de Kamer over de uitwerking hiervan nader te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Voordewind en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 43 (33750-XVIII).
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden en toezeggingen. Het debat over de lopende onderhandelingen over de vrijhandelsakkoorden zullen wij binnenkort met elkaar voortzetten. Ik ben blij met de toezegging dat de minister de effecten van deze akkoorden op voedselveiligheid, milieu, dierenwelzijn, sociale omstandigheden en privacy zal onderzoeken en ons in een brief daarover zal informeren.
Bedrijven als Heineken gebruiken bij de teelt van hun ingrediënten in ontwikkelingslanden gif — ik noem neonicotinoïden — waarvan wij in Europa juist af willen omwille van volksgezondheid en bijensterfte. Dit sluit natuurlijk niet aan bij de wens van de Tweede Kamer, bij aangenomen motie van onze kant, om duurzame landbouw te stimuleren. Ik ben blij dat de minister heeft toegezegd om met de bedrijven om tafel te gaan zitten om te vragen om deze middelen niet meer te gebruiken. Dat is een belangrijke stap. Wij moeten de door ons gemaakte fouten niet exporteren naar ontwikkelingslanden. Er zal echter nog veel meer moeten gebeuren om handelsketens te verduurzamen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Planbureau voor de Leefomgeving concludeert dat als Nederland via handelsketens verder wil bijdragen aan duurzame ontwikkeling elders, de overheid verduurzaming niet alleen meer kan overlaten aan de voorhoede in een markt maar zelf dwingender zal moeten optreden;
verzoekt de regering, de aanbevelingen van het PBL over het verder verduurzamen van internationale handelsketens over te nemen, en daarbij het verplichtstellen van minimumeisen, verplichte en transparante rapportages over grondstofgebruik en het Europees uitdragen van beleid voor duurzaam inkopen uit te werken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Van Ojik en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 44 (33750-XVII).
Mevrouw Thieme (PvdD):
In mijn eerste termijn heb ik kritiek geuit op de handelsmissies van de minister gericht op export van met name dierlijke producten. Ik heb daarop nog geen reactie gehad. Ik heb namelijk gezegd dat in het kader van de voedselzekerheid en het klimaat de Verenigde Naties de wereld waarschuwen voor het doorgaan met de huidige vleesconsumptie. Volgens de Verenigde Naties moet het Westen zijn dierlijk-eiwitconsumptie zelfs halveren. De VN dringen er ook op aan dat wij die consumptie in ieder geval niet stimuleren in opkomende economieën zoals China. Maar wat doen wij? Wij sturen onze minister-president en de koninklijke familie uit voor handelsmissies naar China, Vietnam, Indonesië en Rusland om daar promotie te maken voor megastallen, Nederlands varkensvlees en Nederlandse melk. Ruim baan dus voor big business as usual. Wij laten op dit moment een zuivelpromotiecentrum in China bouwen. Wij hebben de premier van China wijsgemaakt dat alle Chinese schoolkinderen elke dag een halve liter melk zouden moeten drinken, terwijl 90% van die kinderen lactose-intolerant is. Dit schoolmelkprogramma veroorzaakt de uitstoot van maar liefst 200 miljoen kilo CO2-equivalenten. Ik heb de minister gevraagd hoe zij het niet respecteren van de lactose-intolerantie en de bevordering van de uitstoot van broeikasgassen kan verantwoorden en wie dat promotiecentrum betaalt.
De Kamer heeft zich in 2010 al uitgesproken voor mijn motie waarmee een klemmend beroep wordt gedaan op de regering om de ecologische voetafdruk van Nederland in het buitenland te verkleinen. Alleen als wij zelf minder ruimte innemen, minder landbouwgrond nodig hebben, minder water importeren via gewassen, minder schaarse grondstoffen gebruiken waarvan de winning leidt tot conflicten; alleen als wij zelf onze verantwoordelijkheid nemen, kunnen wij mensen en bedrijven in de ontwikkelingslanden kansen bieden op duurzame ontwikkeling. Ik vraag de minister dringend, eindelijk deze aangenomen motie uit te voeren. Ik hoor graag van haar hoe zij dat gaat doen.
De voorzitter:
Mevrouw Thieme was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Op verzoek van de minister schors ik de vergadering tot 14.55 uur, zodat zij even kan nadenken over het becommentariëren van de moties en de amendementen.
De vergadering wordt van 14.40 uur tot 15.01 uur geschorst.
Minister Ploumen:
Voorzitter. Dank aan de Kamerleden voor de vragen, moties en amendementen in tweede termijn. Ik wilde beginnen met het beantwoorden van de zeven vragen, die zijn gesteld. Die loop ik allemaal even langs.
Ik kom op de update van de motie-Smaling/Jasper van Dijk (26234, nr. 146) over landroof. Daarin wordt verzocht binnen het speerpunt Voedselzekerheid uitbreiding van het landbouwareaal af te wegen tegen efficiëntere productie op bestaand landbouwareaal, reductie van voedselverspilling, versterking van lokale en regionale productie-consumptieketens en het terugdringen van zowel ondervoeding als obesitas. Met de vier pijlers van het beleid van voedselzekerheid, namelijk het verhogen van de duurzame productie van voedselgewassen, het vergroten van de toegang tot goed voedsel, het efficiënter maken van markten en het verbeteren van het ondernemingsklimaat, meen ik tegemoet te komen aan het verzoek dat in die motie besloten ligt. Daarom zie ik die graag als ondersteuning van beleid.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Er is een misverstand. De motie die de minister nu bespreekt, is al aangenomen. Het gaat om de motie-Smaling/Jasper van Dijk op stuk nr. 145. Daarin gaat het erom te spreken met banken en pensioenfondsen over niet-vrijblijvende afspraken om landroof tegen te gaan.
Minister Ploumen:
Excuses aan de heer Van Dijk. Daar kan ik kort maar hoopgevend over zijn. Ik heb een week of drie geleden een overleg gehad met vertegenwoordigers van de grote banken en pensioenfondsen. Daarin hebben wij gesproken over landroof, maar eigenlijk meer in het algemeen over het beleid rondom transparantie en duurzaamheid en de dilemma's daarbij. Ik heb de pensioenfondsen en banken gevraagd om heel nadrukkelijk te kijken of zij met voorstellen kunnen komen om hun beleid op dit gebied verder aan te scherpen of transparant te maken. Daarin hebben zij bewilligd. Daar wacht ik nu op. Dus die dialoog is gaande. Ik informeer de heer Van Dijk daar graag nader over. De eerste stap is gezet. Ik weet ook dat hij niet om afronding vraagt, maar wij hebben een goed gesprek daarover gehad.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voor alle helderheid, de minister vroeg toen of de SP-fractie de motie wilde aanhouden. Dat hebben wij gedaan op haar verzoek. Nu zegt zij met een nader bericht te komen. Wanneer krijgen wij dat? Dan weten wij of wij de motie in stemming moeten brengen.
Minister Ploumen:
Ik kom niet voor 5 december met dat bericht, want ik wil de dialoog graag even de kans geven. Anders is het bericht: wij hebben een gesprek gevoerd en wij hebben een volgende afspraak gepland. Dat lijkt mij te mager. Ik kan mij voorstellen dat wij ergens volgend voorjaar daarin voortgang gemaakt moeten hebben. Dan hoeft nog niet alles op orde te zijn, maar dan moet ik de Kamer toch kunnen berichten.
De VVD vroeg hoe in de Meerjarig Strategische Plannen (MJSP) wordt ingegaan op het lokale ondernemingsklimaat en hoe zich dat verhoudt tot de topsectoren. In de MJSP's van de overgangslanden zoals Kenia, zeg ik tegen mevrouw De Caluwé, komen die elementen zeker terug. In die landen wordt nadrukkelijk ingezet op handel waarbij ook gekeken wordt naar de economische sectoren buiten de speerpunten waarin Nederland een meerwaarde heeft. Dan kom je al gauw uit bij de topsectoren. In Uganda en Mozambique gaat het bijvoorbeeld om energie en in Ethiopië om logistiek, agrofood, life sciences en health. Zoals eerder aangegeven, zal ik de Kamer hierover informeren.
Er zijn vragen gesteld over de begrotingssteun aan Rwanda. Hoe gaan we die de komende periode monitoren? Dat doen we natuurlijk langs de geijkte wegen. We hebben daar een ambassade die in voortdurende dialoog is met maatschappelijke organisaties en de overheid. Ikzelf houd, mede op basis van hun berichten, de situatie aldaar goed in de gaten. Voor de Grote Meren geldt zoals bekend een regioprogramma. De Kamer kan er verzekerd van zijn dat, als er aanleiding is om de steun te heroverwegen, bijvoorbeeld in het kader van de EU, ik dat zeker zal doen. Ik zal in de brief aan de Kamer over de RBZ/OS hieraan aandacht besteden.
De heer Van Ojik stelde een vraag die niet lijkt op de andere vragen. Hoe dragen de keuzes van de minister bij, vroeg hij, aan de beleidsdoelstellingen. Daarmee gaf hij aan dat hij die beleidsdoelstellingen wel steunt, maar dat hij niet altijd inziet hoe de keuzes daarmee samenvallen. Ik verheug mij zeer op een debat met de heer Van Ojik, maar ik voel de ogen van de Voorzitter in mijn rug prikken. Ik zeg de heer Van Ojik daarover heel graag een brief toe.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Daar ben ik heel erg blij mee, want dat was precies wat de motie, die ik in juni naar aanleiding van de nota mede namens zes andere partijen mocht indienen, beoogde: een samenhangend verhaal waarin de relatie tussen middelen en doelstellingen uiteen wordt gezet. Die motie is toen verworpen. Ik ben heel blij met deze toezegging.
Minister Ploumen:
Ik ben altijd weer blij als ik de heer Van Ojik blij kan maken. Ik zie uit naar het debat.
Mevrouw Mulder stelde een vraag over terugkeer, overnameclausules en conditionaliteit. Nederland heeft dergelijke overeenkomsten afgesloten in Benelux- dan wel EU-verband. Het gaat dan over Sri Lanka, Kaapverdië, Georgië, Oekraïne en Macedonië. Daarnaast is er bilateraal overleg met een aantal OS-partnerlanden, zoals Ghana, over terugkeer. Nogmaals: over de vraag of dat werkt, ben ik in gesprek met de heer Teeven. Wij komen daarover terug bij de Kamer.
De Partij van de Arbeid stelde een vraag over de implementatie van het EITI. Van de Westerse landen is alleen Noorwegen direct na de oprichting in 2006 zelf het EITI gaan implementeren. Andere EU-landen hebben ook gewacht op de EU-richtlijn om te voorkomen dat we van elkaar afwijkende richtlijnen gaan creëren. Nederland is nu, na het aannemen van die EU-richtlijn, opnieuw aan het bekijken hoe we het EITI in samenhang gaan implementeren, want we willen niets dubbel doen.
De heer Van der Staaij vroeg, wat het bedrag voor de OHS-missie in Colombia is. Dat staat niet op mijn begroting, maar ter informatie: zeven ton voor 2014. Dat is overbruggingsfinanciering. We verwachten dat na 2014 andere donoren zullen instappen. Het verzoek aan Nederland ging ook alleen maar over overbruggingsfinanciering.
Mevrouw Thieme vroeg wat er is gedaan met de motie uit 2011 over duurzaamheid kleine boeren. Ik heb daarvan net al een aantal voorbeelden gegeven. Ik hoop dat zij zich daarmee tevreden kan stellen. In de reguliere updates van het speerpuntenbeleid zie ik dat weer terugkomen.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik heb daar inderdaad in eerste termijn naar gevraagd. Ook heb ik er tijdens het debat in een interruptie over gesproken. In tweede termijn vroeg ik hoe de minister de motie over het verkleinen van onze ecologische voetafdruk uitvoert. Dat is een vraag die ik ook al eerder had gesteld. Nederland heeft door zijn consumptie- en productiepatroon vier keer zijn eigen landoppervlak nodig in het buitenland voor het telen van de producten en het gebruik van water.
Minister Ploumen:
Excuus aan u, voorzitter, en aan mevrouw Thieme voor de verwarring. Dat lijkt mij een vraag die het duurzaamheidsbeleid van het kabinet betreft. Voor een deel is dat neergelegd in de brief over maatschappelijk verantwoord ondernemen die collega Kamp en ik naar de Kamer hebben gestuurd. Het lijkt mij in het bestek van deze begrotingsbehandeling eerlijk gezegd nogal omvangrijk om daar nu op in te gaan, omdat ik meen dat de uitgangspunten daarvan terug zijn te zien in beleidsnotities, niet alleen van mij maar ook van andere leden van het kabinet.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik lees de beleidsnotities altijd zeer nauwgezet, zo kan ik de minister verklappen. Daarin is met geen woord gesproken over de uitvoering van deze motie. Ik vraag de minister heel graag om eventueel samen met minister Kamp nog eens te kijken naar de uitvoering van de motie om de ecologische voetafdruk te verkleinen.
Minister Ploumen:
Dat zeg ik mevrouw Thieme graag toe.
Ik meen over te kunnen gaan naar de 23 moties. Die zal ik kort toelichten en vervolgens zal ik daarop reageren.
De voorzitter:
En wij hebben ook nog zes amendementen.
Minister Ploumen:
Zeker, wij hebben ook nog zes amendementen.
De voorzitter:
23 plus 6 is 29. Daar hebt u 18 minuten de tijd voor.
Minister Ploumen:
Daarvoor ga ik mijn best doen.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik hoorde de minister aan het begin van haar tweede termijn zeggen dat zij het ook nog over het recht op voedsel, de voedselzekerheid, zou hebben. Dat was ook naar aanleiding van mijn opmerking dat de minister nog niet had gereageerd op mijn kritiek op de handelsmissie naar China waarbij een zuivelpromotiecentrum wordt gestart, terwijl 90% van de Chinezen lactose-intolerant is en dus ziek wordt van melk en wij te maken hebben met het onderdeel van ons voedselpakket dat het milieu ongeveer het meest belast.
Minister Ploumen:
Mag ik voorstellen dat ik die vraag schriftelijk beantwoord, want ik weet dat wij ook beschikken over ander onderzoek. Het is een veelomvattend onderwerp. Als mevrouw Thieme daar genoegen mee zou willen nemen, zou ik dat graag doen.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Via de Griffie zal ik de minister nog aanvullende vragen toezenden. Ik wil in ieder geval wel een concreet antwoord op de door mij gestelde vraag wie dat zuivelpromotiecentrum betaalt.
Minister Ploumen:
Het lijkt mij dat wij op vragen sowieso zo concreet mogelijke antwoorden moeten geven.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik neem aan dat de minister daar nu geen antwoord op kan geven.
Minister Ploumen:
Nee, anders zou ik dat nu doen.
De voorzitter:
Oké, wij gaan nu naar de 23 moties en de 6 amendementen.
Minister Ploumen:
Goed. De motie op stuk nr. 22 gaat over belastingen en de versterking van de substance-eisen. Dat ligt vooral op het werkterrein van de minister en de staatssecretaris van Financiën. Over de brief van 30 augustus die hij en ik samen hebben geschreven over ontwikkelingslanden en belastingen wordt nog een AO gehouden. Daarbij is de Kamercommissie voor Financiën leidend. Dat wordt mogelijk nog voor de kerst gehouden. Ik stel dus voor om die motie aan te houden tot dat AO.
De motie op stuk nr. 23 van de VVD over politievrouwen in Afghanistan zie ik graag als ondersteuning van het beleid.
De voorzitter:
Vraagt u de indiener van de motie op stuk nr. 22 om de motie aan te houden?
Minister Ploumen:
Neemt u mij niet kwalijk, ja.
De voorzitter:
Dat is een verzoek aan de heer Van Dijk om zijn motie aan te houden. Als hij dat niet doet, wil ik toch een oordeel van u.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De minister gaat zo snel! Vooruit, ik houd de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Jasper van Dijk stel ik voor, zijn motie (33750-XVII, nr. 22) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Ploumen:
Ik dank de heer Van Dijk.
Ik was bij de motie op stuk nr. 24. Het terugvorderen van de Nederlandse bijdrage aan Europese ontwikkelingshulp wil ik ontraden.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Begrijp ik van de minister dat zij mijn motie op stuk nr. 23 overneemt?
Minister Ploumen:
Ja, als de motie ondersteuning van het beleid is, dan is dat zo.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Dan hoef ik de motie niet eens meer in stemming te brengen. Ik dank de minister heel hartelijk voor de toezegging.
De voorzitter:
Aangezien de motie-De Caluwé/Baay-Timmerman (33750-XVII, nr. 23) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Ploumen:
En gelukkig is ze niet ingetrokken omdat we het niet belangrijk zouden vinden.
Ik kom op de motie op stuk nr. 25, waarin wordt verzocht om zo spoedig mogelijk te stoppen met ontwikkelingshulp. Ik ontraad deze motie.
De motie op stuk nr. 26 over onderzoek naar anti-Israëlische propaganda door Nederlandse hulporganisaties ontraad ik. Er is geen reden om aan te nemen dat geld verkeerd terechtkomt. Ik heb er net al een verdere toelichting op gegeven.
De heer Van Klaveren (PVV):
Er is absoluut wel reden om aan te nemen dat geld verkeerd terechtkomt. Ik gaf net een aantal voorbeelden. Eén daarvan betreft Cordaid. We weten dat Cordaid in het verleden organisaties als Ittijah heeft gesteund. De directeur daarvan is zelfs een veroordeelde Hezbollahterrorist. Die club is zeer anti-Israëlisch. Wij zorgen ervoor dat deze club geld krijgt. Het lijkt mij dat ook deze minister van mening is dat dit niet wenselijk is.
Minister Ploumen:
Ik heb net gezegd dat de Nederlandse regering een even-handed, een gebalanceerde benadering heeft. We werken samen met maatschappelijke organisaties. Daarin zoeken we die balans ook. We financieren Cordaid voor een deel. Als Cordaid voor een ander deel andere organisaties wil financieren, dan is dat aan Cordaid. Ik heb gezegd: dit kabinet hanteert een even-handed, gebalanceerde approach. Daar blijft het kabinet ook bij. Ik denk dat die benadering belangrijk is. Daar selecteren we ook de maatschappelijke organisaties op die het kabinet financiert.
De heer Van Klaveren (PVV):
Mag ik in het kader van de door de minister genoemde even-handed, gebalanceerde benadering weten hoeveel organisaties dit kabinet steunt die anti-Palestijnse propaganda subsidiëren?
Minister Ploumen:
Zoals ik al zei: bij een gebalanceerde approach doe je recht aan beide perspectieven. Het woord "anti" past niet bij het recht doen aan beide perspectieven.
Ik ga door met de motie op stuk nr. 27, waarin de regering wordt gevraagd om de energiebedrijven in Nederland te verplichten om inzicht te geven in de herkomst van de steenkolen. Ik vraag de indiener, de heer Vos, om die motie aan te houden. Zoals gezegd ben ik in gesprek met die energiebedrijven. Op 19 december is er een gesprek met de CEO's daarvan. Het is mij uit de eerste termijn, uit de woorden van de heer Vos, duidelijk geworden dat er een Kamermeerderheid is voor een motie als deze. Ik zal die boodschap nadrukkelijk overbrengen in het gesprek op 19 december. Ik kom er graag later op terug.
De voorzitter:
Dit was een vraag aan de heer Vos.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik ben bereid om de motie aan te houden, met dien verstande dat ik dan graag een verslag krijg van het gesprek dat de minister met de CEO's zal voeren. Ik wil dat de minister de boodschap overbrengt en dat duidelijk is dat ik namens de indieners de motie in stemming zal brengen als er niet tot afspraken wordt gekomen. Een gesprek is één ding, maar er moeten afspraken komen.
Minister Ploumen:
Dat lijkt me de gebruikelijke gang van zaken.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Jan Vos stel ik voor, zijn motie (33750-XVII, nr. 27) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Ploumen:
Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 28, ook van de heer Vos. Deze gaat over TTIP en privacy. De regering wordt verzocht om zich volop in te zetten om te verzekeren dat de privacy van individuen en de vertrouwelijkheid van persoonlijke informatie als gevolg van TTIP niet worden aangetast. Ik zie dat als ondersteuning van beleid. Daarvoor geldt overigens ook dat ik in de voor- en de nabeschouwing van de RBZ Handel steeds ook aan de hand van de geannoteerde agenda verslag zal doen van de wijze waarop dit onderwerp aan de orde is gekomen of door mij aan de orde is gesteld.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb nog één vraag. De minister zegt dat ze het als ondersteuning van beleid ziet. Ik kijk even naar het eerste dictum. Daarin staat: "om in de onderhandelingen zeker te stellen dat de privacy van individuen en de vertrouwelijkheid van persoonlijke informatie als gevolg van het handelsakkoord niet worden aangetast". Hoe kan de minister dat zeker stellen als er de ene na de andere dag onthullingen komen?
Minister Ploumen:
Ik lees de motie zo dat ze gaat over privacy en bescherming van persoonlijke informatie in het kader van de TTIP-onderhandelingen. Ik begrijp het verzoek zo dat ik ervoor moet zorgen dat bij het afsluiten van het vrijhandelsverdrag de bescherming van de privacy van Nederlandse burgers op peil blijft en niet verslechtert. Daar zijn allerlei technische methoden voor. Je kunt het een doen waardoor het per ongeluk toch verslechtert en het ander niet laten. Ik zal er dus nauwgezet op toezien dat de wijze waarop dat verdrag vorm krijgt, niets afdoet aan de bescherming van de privacy van burgers zoals die nu in Nederland bestaat.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 29 waarin de regering wordt verzocht om in alle beleidsdocumenten over ontwikkelingssamenwerking op te nemen of en hoe meisjes en vrouwen baat hebben bij dat beleid en welke strategieën daarbij gevolgd worden. In eerste termijn heb ik al iets over dat onderwerp gezegd. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid zolang er geen onoverkomelijke praktische bezwaren blijken te zijn. De heer Van Laar zal dat zeker begrijpen.
De motie op stuk nr. 30 van mevrouw Mulder en mevrouw De Caluwé zie ik als ondersteuning van beleid. Zoals gezegd, kom ik graag met een visie. De enige opmerking die ik hierbij heb, is dat ik niet zeker weet of 1 april een haalbare datum is. Dat ligt niet aan mij, maar aan het feit dat we de IOB-evaluatie over Private Sector Development willen afwachten. Ik weet eenvoudigweg niet wanneer die komt.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij vinden het ook belangrijk om die evaluatie mee te nemen. Als het daardoor iets opschuift in de tijd is dat niet erg. We willen echter wel graag het voorjaar aanhouden, zodat het niet te ver wegzakt. Het zou ook mooi zijn als het postennetwerk gelijktijdig behandeld zou kunnen worden.
Minister Ploumen:
Dat laatste wil ik graag afstemmen met mijn collega van Buitenlandse Zaken, want dat valt in zijn portefeuille. Ik moet even goed bekijken hoe we dat kunnen doen.
Over het verzoek om afrekenbare doelen in 2014 uit de motie op stuk nr. 31 van de heer Sjoerdsma zou ik graag wat langer met hem van gedachten wisselen. Gezien de tijd stel ik echter voor daar nu niet uitvoerig antwoord op te geven, maar hem daar een aparte brief over toe te zeggen. Daarmee is die motie ondersteuning van beleid.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 32 van de heer Sjoerdsma. Die moet ik ontraden. Ik ben bezig met een vernieuwings- en moderniseringsagenda rondom ODA. Daar komen we de komende maanden over te spreken. Het combineren van hulp en handel vraagt om nieuwe oplossingen die passen in een nieuwe tijd, waarbij overigens armoedevermindering en het uitroeien van extreme armoede natuurlijk een ambitie blijven.
In reactie op de motie op stuk nr. 33 van de heer Sjoerdsma over de innovatiestroom naar ontwikkelingslanden zeg ik hem dat onderzoek graag toe. Daarmee wordt deze motie ondersteuning van beleid.
In de motie op stuk nr. 34 verzoekt D66 mij de Kamer te informeren indien uitgaven uit het Dutch Good Growth Fund en het Budget Internationale Veiligheid niet ontwikkelingsrelevant zouden zijn. Het uitgangspunt van beide fondsen is echter dat ze OS-relevant zijn, niet per se ODA'ble, maar wel ontwikkelingsrelevant. Over de bestedingen en de voortgang zal ik de Kamer uiteraard regelmatig informeren. Aangezien het uitgangspunt is dat de uitgaven OS-relevant zijn, zie ik de motie als overbodig. Ik wil het oordeel erover ook best overlaten aan de Kamer, maar ik zie niet dat de motie mij aanspoort tot iets wat ik niet al doe.
De voorzitter:
Oordeel Kamer dus.
Minister Ploumen:
Ja.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 35. De heer Sjoerdsma van D66 verzoekt mij daarin om politieke ondersteuning te geven aan de bestrijding van vrouwenbesnijdenis. Mijn antwoord daarop is: ja. Aparte programma's zijn volgens mij niet nodig. Hij zei dat zelf ook al en ik zie hem knikken. Waar mogelijk, zet ik mij hier politiek graag voor in. Ik zie deze motie dus als ondersteuning van het beleid.
De laatste motie van de heer Sjoerdsma op stuk nr. 36 gaat over studenten uit ontwikkelingslanden. Ik meen dat het huidige beleid doet wat de heer Sjoerdsma in deze motie vraagt. De internationaliseringsagenda van minister Bussemaker lijkt mij breed inzetbaar. Ik heb niet bezuinigd op het NICHE-programma voor beurzen. Volgens mij is deze motie een ondersteuning van het beleid. Ik kan me voorstellen dat ik deze motie onder de aandacht breng van minister Bussemaker.
De voorzitter:
U laat het oordeel aan de Kamer?
Minister Ploumen:
Ja.
De motie op stuk nr. 37 van de heer Voordewind c.s. zie ik graag als ondersteuning van het beleid. Ik stel mij voor dat we het hierbij hebben over landen als Bangladesh, Myanmar, Cambodja en India.
De motie op stuk nr. 38 van de heer Voordewind van de ChristenUnie verzoekt de regering om gelijkwaardigheid na te streven van de drie domeinen in het speerpunt water. Tussen drinkwater en sanitatie is er nu een zekere disbalans. Onze inzet is om er meer evenwicht in aan te brengen. Ik zie deze motie dus als ondersteuning van het beleid.
In de motie op stuk nr. 39 van de heer Van Ojik van GroenLinks wordt gesteld dat we terug moeten naar 0,7% van het bnp. Zij gaat verder over een onderzoek naar het vastleggen van deze norm in de wet. Dat is natuurlijk een sympathieke motie. De heer Van Ojik weet dat de korting op het OS-budget niet alleen de Partij van de Arbeid, maar ook mij aan het hart gaat. De afspraken die wij hebben gemaakt, gelden voor deze regeerperiode. In dit regeerakkoord is die afspraak gemaakt en ik houd mij daaraan. Nogmaals, ik ben nu bezig met het traject rond de modernisering van ODA. We komen er nog een keer over te spreken, en dan niet alleen over de hoogte van een eventuele norm maar ook over de invulling en de toepasbaarheid ervan. Ik geloof niet dat een wettelijke verankering toegevoegde waarde heeft, en daarin verschil ik van mening met de heer Van Ojik. We hadden het net over België. België heeft kennelijk zo'n wet, maar dat maakt geen enkel verschil, want het heeft — en dat zeg ik niet om het te kapittelen — die 0,7% nog nooit gehaald. Waarom zouden we daar dan tijd en middelen aan verspillen? Laten we die tijd en middelen dan besteden aan een goed debat over de modernisering van ODA. Hoewel ik deze motie sympathiek vind, wil ik haar daarom ontraden.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik heb niet de illusie dat ik het preadvies van de minister onmiddellijk kan veranderen met mijn interruptie, maar ik wil toch iets duidelijk maken. De minister heeft groot gelijk dat België die 0,7% nog nooit heeft gehaald, maar het is wel op weg daarnaartoe. Dat geldt ook voor een aantal andere landen. Al die landen komen in feite van de andere kant. Minister Zalm heeft weleens gezegd dat we allemaal met hetzelfde bezig zijn: wij gaan van boven steeds verder naar beneden en zij komen van onderen en gaan steeds verder omhoog, en zo streven we allemaal naar die 0,7%. Nederland zit daar inmiddels ver onder. Een wettelijke verankering betekent dat er geen misverstand kan bestaan over de uiteindelijke ambities, over het einddoel. Vandaar dat ik die beide dingen in de motie heb gekoppeld. Dus ook al haal je het niet op dit moment, dan kan het nog een groot voordeel zijn om het in de wet verankerd te hebben, zoals Noorwegen bijvoorbeeld heeft gedaan, dat het wel haalt.
Minister Ploumen:
Ik weet niet helemaal zeker of onze kritische Eerste Kamer het eens kan zijn met die analyse van de heer Van Ojik van wat een wet wel en niet vermag. Los daarvan houd ik sowieso vast aan het preadvies. Ik wil nogmaals wijzen op het debat dat we zullen voeren over de modernisering van de ODA.
De motie op stuk nr. 40 gaat over de coherentierapportages. Wederom is de motie natuurlijk zeer sympathiek. Coherentierapportages over alle OS-partnerlanden wil ik ontraden, en wel om een praktische reden, niet omdat ik het er niet meer eens zou zijn. De EU-delegaties gaan dat namelijk al doen. Het zou dus niet goed zijn als je met de coherentierapportages niet coherent bent in het proces. Ik stem graag in met het informeren van de Kamer over de aanpak en wat ik doe met de bevindingen uit de pilots. Dat zie ik als ondersteuning van beleid. Een deel van de motie ontraad ik dus en een ander deel zie ik als ondersteuning van beleid. Misschien wordt zij daarmee overbodig of misschien wil de heer Van Ojik er iets aan doen.
De voorzitter:
Het is handig als u met één advies per motie komt, minister.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik zal de motie aanpassen aan de hand van het onderscheid dat de minister maakt in het preadvies. Een deel ervan zal wellicht negatief gepreadviseerd blijven, maar het andere deel zal dan "oordeel Kamer" zijn.
De voorzitter:
Er komt een nieuwe motie op stuk nr. 40 van de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Om precies te zijn: de motie wordt opgeknipt in twee verschillende moties, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter:
40a en 40b; dat wordt wat!
Minister Ploumen:
Daar ga ik dan separaat iets van vinden.
Voorzitter. Ik kom bij de motie van de heer Van Ojik op stuk nr. 41 over de EPA's. Als je honest broker bent, ben je honest broker naar twee kanten. In die zin heeft de heer Van Ojik een punt. Ik zie de motie dus als ondersteuning van beleid. Als honest broker timmer je van tevoren geen posities vast. Dat doe je in de rol van minister of onderhandelaar eventueel wel, maar in de rol van honest broker niet. Ik ben dus zeer gelukkig dat ik een motie van de heer Van Ojik zomaar als ondersteuning van beleid kan zien.
De voorzitter:
"Oordeel Kamer" dus.
Minister Ploumen:
Ik kom bij de motie op stuk nr. 42 over een onderzoek naar ISDS. Ik onderschrijf de wens om nader te kijken naar de door de heren Van Ojik, Vos en Van Dijk genoemde punten. Ik zal het onderzoek laten uitvoeren en de Kamer daarover rapporteren. Deze motie is ondersteuning van beleid.
De motie op stuk nr. 43 zie ik als ondersteuning van beleid, maar wel met een interpretatie, zo zeg ik tot de heer Van der Staaij, namelijk rapportage via de reguliere resultatenrapportage aan de Kamer. Wij investeren namelijk al in de GAVI Alliance en daarmee ook in de bestrijding van de ziekten die in de motie worden genoemd. Als ik de heer Van der Staaij zo mag begrijpen dat hij hierover graag iets terugziet in de reguliere rapportage, zie ik de motie als ondersteuning van beleid …
De voorzitter:
… en dus "oordeel Kamer".
Minister Ploumen:
Dan de motie op stuk nr. 44 van de Partij voor de Dieren, waarin het kabinet wordt opgeroepen om de aanbevelingen van het Planbureau voor de Leefomgeving onverkort over te nemen. Ik ontraad deze motie. We delen het doel. Een aantal van de aanbevelingen hebben we al meegenomen in het beleid, maar het middel van verplichting vind ik niet altijd effectief. Ik zou de aanbevelingen van het Planbureau voor de Leefomgeving dus niet zomaar willen overnemen.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Dan kom ik de minister graag tegemoet. Ik noem een aantal van de aanbevelingen in het dictum, waaronder het verplichtstellen van minimumeisen, een verplichte en transparante rapportage over grondstofgebruik en het Europees uitdragen van het beleid voor duurzaam inkopen. Ik kan mij voorstellen dat de minister een van deze aanbevelingen wel kan uitvoeren.
Minister Ploumen:
Ja. Ik ben hier van goede wil, want we begrijpen elkaar heel goed in de wens. Het kabinet heeft ook een beleid voor duurzaam inkopen. Om nu zomaar streepjes te zetten vind ik, zonder het rapport bij me te hebben, net een beetje te gewaagd. Daarnaast is het een onderwerp dat ook andere collega's betreft. Ik zoek even naar een vorm waarin ik mevrouw Thieme tegemoet kan komen. Ik wil even overleggen met collega's om te kijken op welke manier wij de motie zouden kunnen opvatten, en dan even bij haar terugkomen. Als dat werkbaar is, heel graag.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Als wij dat voor de stemmingen kunnen horen, dan kunnen wij ook beoordelen of wij de motie willen aanhouden of intrekken.
De heer Van der Staaij (SGP):
Omdat knikken niet in de Handelingen terechtkomen, wil ik nog even met woorden melden dat ik het eens ben met de interpretatie van de minister van motie op stuk nr. 43 om de Kamer niet door middel van een aparte rapportage te informeren maar in de algehele SRGR-rapportage het punt van de andere infectieziekten, hoe daarmee wordt omgegaan en welke aandacht eraan besteed wordt, mee te nemen.
De voorzitter:
Uw knikje is genoteerd.
De heer Van Laar (PvdA):
Ook wat de motie van de PvdA betreft gaan wij graag mee in de woorden van de minister over vrouwen en meisjes. Ik heb nog wel een vraag over de motie op stuk nr. 62 over gebonden hulp. Aan de ene kant leek de minister deze te omarmen en aan de andere kant te ontraden. Gebonden hulp staat in de Declaratie van Parijs van 1995 die hebben wij onderschreven. Volgens mij blijft de minister daar ook bij. Als die definitie gehanteerd wordt, dan neem ik aan dat het ondersteuning van beleid is.
Minister Ploumen:
Ik zou graag bij mijn oordeel van ontraden willen blijven om de redenen die ik net uitvoerig heb toegelicht.
De voorzitter:
Dan gaan wij naar de zes amendementen.
Minister Ploumen:
Nee, voorzitter, ik heb nog één motie die ingediend is. Nee, toch niet, ik ga naar de amendementen.
Het amendement op stuk nr. 16 is eerder ingediend en gaat over het opheffen van het Budget Internationale Veiligheid en het overhevelen van dat geld naar Defensie. De minister van Defensie heeft dit amendement al ontraden en de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ontraadt dat amendement ook.
Het amendement op stuk nr. 17 van de heer Voordewind en anderen over 50 miljoen naar noodhulp en welzijn kinderen zal ik overnemen.
De voorzitter:
U laat het oordeel aan de Kamer, neem ik aan?
Minister Ploumen:
Dan het amendement op stuk nr. 18 van de heer …
De voorzitter:
Als u een amendement overneemt, dan komt het niet meer in stemming.
Minister Ploumen:
Dan laat ik het over aan het oordeel van de Kamer. Het lijkt mij een mooi amendement om over te stemmen.
De voorzitter:
Het oordeel over het amendement op stuk nr. 17 is aan de Kamer.
Minister Ploumen:
Het amendement op stuk nr. 18 zou ik willen ontraden. Dat amendement vraagt om 1 miljoen extra vrij te maken voor verzoeningsprojecten binnen het landenbudget voor Palestijnse gebieden. Nederland doet al veel aan trilaterale samenwerking in verschillende sectoren. De ambassade doet dat bijvoorbeeld. Ook het Peres Center for Peace wordt ondersteund en momenteel wordt door de post ook onderzocht of voorstellen van de organisatie Seeds of Hope ondersteund kunnen worden. Het is dus niet nodig om daarvoor extra middelen in het gedelegeerde budget vrij te maken. Daarom ontraad ik het amendement.
Dan kom ik bij amendement op stuk nr. 19 van de heer Van Dijk.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik hoor dat de minister zegt dat er al een voorstel bij de ambassade in Tel Aviv ligt voor het Peres Center for Peace en dat financiering van Seeds of Hope nu wordt onderzocht. Dat was eigenlijk de intentie van het amendement. Als de minister toezegt dat zij daarvoor naar financiering zal zoeken, dan zal ik het amendement intrekken.
Minister Ploumen:
Heel precies is het zo dat de financiering van het Peres Center nu gaat lopen en dat naar Seeds of Hope nog even goed wordt gekeken.
De voorzitter:
Ik stel vast dat amendement op stuk nr. 18 bij deze is ingetrokken?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat klopt.
De voorzitter:
Het amendement-Voordewind (stuk nr. 18) is ingetrokken.
Minister Ploumen:
Dan kom ik bij amendement op stuk nr. 19 van de heer Van Dijk over Global Partnership for Education. Dat amendement beoogt 50 miljoen over te hevelen van DGGF naar het Global Partnership for Education. Het kabinet heeft zoals u weet besloten — ik heb dat net ook gezegd — om de bijdrage aan basisonderwijs af te bouwen. Die lijn zet ik voort. Voor het Global Partnership for Education is overigens in 2014 nog een bijdrage van 30 miljoen euro voorzien. In het totale fonds heeft Nederland 20% bijgedragen. Daarmee heeft Nederland zijn aandeel geleverd. Ik heb toegezegd dat ik bij collega's binnen en buiten Europa zal vragen wat zij nog kunnen financieren. Een nieuwe vermindering van het budget voor het DGGF bovenop het amendement waarover net "oordeel Kamer" is gezegd, leidt tot verder uitstel, terwijl wij er heel graag mee willen beginnen. Daarom ontraad ik dit amendement.
De heer Jasper van Dijk (SP):
En om dat laatste punt ging het mij nou net. Er zijn twee amendementen die allebei 50 miljoen uit het fonds halen. Het amendement op stuk nr. 17 laat de minister over aan het oordeel van de Kamer en het amendement op stuk nr. 19 ontraadt zij. Waarin zit het verschil?
Minister Ploumen:
Het verschil zit erin dat het amendement op stuk nr. 17, waarover ik het oordeel aan de Kamer wil laten, zich richt op intensivering van speerpunten binnen het beleid. In het amendement van de heer Van Dijk gaat het over een speerpunt dat ik aan het afbouwen ben. Het lijkt mij niet goed om zo'n speerpunt weer te intensiveren.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Als dat waar is, dan wijzig ik mijn amendement en zorg ik voor exact dezelfde invulling als Voordewind. Ik meen het serieus. En vervolgens zal de minister dat ook ontraden. Als de minister de waarheid zou spreken, zou zij zeggen: dit is gewoon een deal. Het amendement op stuk nr. 17 wordt aan het oordeel van de Kamer overgelaten, omdat de minister anders geen meerderheid in de Eerste Kamer krijgt. Zij kwam met een fonds. Dat was het plan van het kabinet. Het fonds wordt nu onderuitgehaald. Dat steun ik, maar dit is de waarheid. Misschien moet de minister dat gewoon toegeven.
Minister Ploumen:
Waarheid en niets dan de waarheid. Ik meen dat wij hierover uitvoerig hebben gesproken in eerdere termijnen. Ik heb met welwillendheid naar het amendement van de heer Van Dijk gekeken. Dat moet je als bewindspersoon doen. Ik ben niet voor verschuivingen in de begroting, maar als hij een amendement indient, dan kijk ik daarnaar. Ik geef als additionele reden dat het intensiveren van speerpunten die ik wil afbouwen, mij niet aanspreekt. Het ligt in de rede om daarvan te zeggen: dat zou ik niet doen. Dat lijkt mij een helder antwoord in lijn met de waarheid en de richting van het beleid. Die wil ik beide rechtdoen. Beide zijn vervat in het amendement van de heer Van Dijk.
De voorzitter:
Dan nu het amendement op stuk nr. 20.
Minister Ploumen:
Het amendement op stuk nr. 20 beoogt een verschuiving in het artikel Duurzame Handel en Investeringen van 50 miljoen van multilaterale organisaties en anderen naar het nationale en internationale bedrijfsleven. Ook tegenover dit amendement sta ik welwillend, maar het is toch mijn advies om dit amendement niet aan te nemen. Ik wil namelijk niet sturen op kanalen. Ik heb vandaag al een paar keer toegelicht waarom ik die mening ben toegedaan, onder meer toen wij spraken over maatschappelijke organisaties, multilaterale instellingen en bedrijven. Omdat ik niet op kanalen wil sturen, lijkt mij de verschuiving van 50 miljoen uit het amendement niet passen bij de inzet van mijn beleid.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
In dat hele budgetartikel wordt gestuurd op kanalen. Er wordt immers een verdeling in gemaakt. Ik vraag de minister nu een andere verdeling te maken, zodat het wat meer met elkaar in evenwicht is.
Minister Ploumen:
Ik probeer mij nu voor de geest te halen wat er precies in dat artikel staat. Volgens mij resulteert dat artikel in een verdeling, maar dat is nog net iets anders dan sturen op die verdeling, niet alleen in 2014 maar ook daarna. Ik stuur ook hier niet op kanalen, maar op efficiency. In het voorjaar spreken we, mede op verzoek van mevrouw Mulder en op instigatie van de heer Sjoerdsma, over het internationale verdienvermogen van Nederland. Als we dan toch naar het hele instrumentarium kijken, kunnen we natuurlijk ook nog eens nagaan of het wel zo effectief is als wij zouden willen. Maar nogmaals: vooraf sturen vind ik niet verstandig.
De voorzitter:
Dan nu het allerlaatste amendement, het amendement op stuk nr. 21.
Minister Ploumen:
De heer Van Dijk regelt in dit amendement dat er 26 miljoen wordt ingezet voor de bestrijding van kinderprostitutie en kinderarbeid. De dekking heeft hij gevonden in het Europees Ontwikkelingsfonds. Ik ga hier zo dadelijk nog uitgebreider op in en ik zeg dit dus niet om ervan af te komen, maar dit fonds staat wel op de begroting van Buitenlandse Zaken. De heer Van Dijk heeft terecht opgemerkt dat de Kamer formeel nog moet instemmen met het EOF. Het kabinet heeft dat overigens al wel gedaan. Het kabinet heeft zich met andere woorden al wel gecommitteerd aan de hoogte van het EOF en de beleidslijnen die daarin zijn uitgezet. In lijn daarmee moet ik het amendement ontraden. Ik hoef dit natuurlijk niet te zeggen, want de heer Van Dijk weet dat ook, maar de doelstellingen van het amendement zijn mij uiteraard sympathiek. Ze zijn dan ook een onderdeel van mijn beleid.
Voorzitter, ik meen hiermee alle amendementen, moties en vragen van een reactie te hebben voorzien.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dat hebt u toch nog snel gedaan, minister. Hartelijk dank daarvoor.
Aanstaande dinsdag stemmen we over de moties. Op 5 december stemmen we vervolgens over de begroting en de amendementen.
Ik bedank de deelnemers aan het debat voor hun bijdrage en de minister voor haar aanwezigheid en alles wat zij vandaag te berde heeft gebracht. Ik schors voor enkele minuten. Daarna gaan we praten over Koninkrijksrelaties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Voorzitter: Schouw
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20132014-30-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.